Periodieke CO2 rapportage H1 2012

Periodieke rapportage 1e halfjaar 2012
Interne CO2-rapportage in het kader van de CO2-Prestatieladder
Inhoudsopgave
Inleiding .................................................................................................................................................................. 3
1.
2.
3.
4.
Basisgegevens ................................................................................................................................................ 4
1.1
Beschrijving van de organisatie ............................................................................................................................. 4
1.2
Verantwoordelijkheden ......................................................................................................................................... 4
1.3
Referentiejaar ......................................................................................................................................................... 4
1.4
Rapportageperiode ................................................................................................................................................ 4
1.5
Verificatie ................................................................................................................................................................ 4
Afbakening ..................................................................................................................................................... 4
2.1
Organisatorische grenzen ...................................................................................................................................... 4
2.2
Operationele grenzen ............................................................................................................................................ 4
2.3
Projecten met gunningsvoordeel ...........................................................................................................................5
Berekeningsmethodiek ................................................................................................................................. 5
3.1
Actuele berekeningsmethodiek & conversiefactoren ...........................................................................................5
3.2
Berekening / allocatie van emissies binnen projecten met gunningvoordeel ......................................................5
3.3
Wijzigingen berekeningsmethodiek .......................................................................................................................5
3.4
Herberekening referentiejaar & historische gegevens ..........................................................................................5
3.5
Uitsluitingen ............................................................................................................................................................5
3.6
Opname van CO2 .................................................................................................................................................... 6
3.7
Biomassa ................................................................................................................................................................. 6
Directe en indirect emissies ........................................................................................................................... 7
4.1
Emissies in referentiejaar 2010 ................................................................................................................................ 7
4.2
Herberekening emissies in 2011 .............................................................................................................................. 7
4.3
Emissies in H1 2012 ................................................................................................................................................... 7
4.4
Trends ..................................................................................................................................................................... 8
4.5
Voortgang reductiedoelstellingen......................................................................................................................... 8
4.6
Onzekerheden ........................................................................................................................................................ 8
4.7
Medewerker bijdrage ............................................................................................................................................. 8
Pagina 2 van 8
Inleiding
Duurzaam ondernemen is voor Van Halteren Infra BV belangrijk en is onderdeel van de business naar en
voor haar klanten. Er ontstaat in de markt steeds meer vraag naar duurzame oplossingen en
toepassingen. Van Halteren Infra BV beweegt mee met deze waardevolle ontwikkeling. Van Halteren
Infra BV zet haar kennis en expertise in voor een leefbare en duurzame samenleving.
Een belangrijk onderdeel is het beperken van de van CO 2-emissie. Daarbij wordt kritisch gekeken naar de
eigen organisatie en gebouwen, met als belangrijkste doel: hoe kan het energieverbruik omlaag en
kunnen duurzame energiebronnen worden ingezet. Van Halteren Infra BV wil ook op het gebied van
zakelijk verkeer en op het gebruik van het materieel op de werken een duurzame slag slaan en de CO 2emissie verlagen.
In deze Periodieke Rapportage wordt gerapporteerd over de CO2-footprint van de afgelopen periode,
de voortgang op de reductiedoelstelling van Van Halteren Infra BV en de trends in CO2-uitstoot over de
afgelopen jaren.
Het opstellen van de Periodieke rapportage is onderdeel van de stuurcyclus binnen het
Energiemanagementsysteem dat in het kader van de CO2-Prestatieladder is ingevoerd. Deze stuurcyclus
staat beschreven in het Energiemanagement Programma en maakt onderdeel uit van de kwaliteitscyclus
in het kader van ISO 9001.
Deze Periodieke rapportage beschrijft alle zaken zoals beschreven in § 7.3 uit de ISO 14064-1. Een
koppelingstabel vindt u hieronder.
§ 7.3 ISO 14064-1
a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
k
l
m
n
o
p
q
Periodieke rapportage
§ 1.1
§ 1.2
§ 1.4
§ 2.1
§ 4.2
§ 3.7
§ 3.6
§ 3.5
§ 4.2
§ 1.3 + § 4.1
§ 3.4 + § 4.1
§ 3.1
§ 3.3
§ 3.1
§ 4.5
Inleiding
§ 1.5
Tabel 1: Koppelingstabel Periodieke Rapportage en § 7.3 uit de ISO 14064-1
Pagina 3 van 8
1 Basisgegevens
1.1 Beschrijving van de organisatie
Wij houden ons bezig met ontwerpen en uitvoeren van hoogwaardige en (technisch) innovatieve
damwand- en andere grondkerende oplossingen. Deze oplossingen worden gevraagd door zowel
overheid als de private sector (grond-, weg-, water- en utiliteitsbouw). We vinden de samenwerking met
onze opdrachtgevers van groot belang en hechten waarde aan onze verantwoordelijkheid voor mens,
aarde en prestatie bij al onze activiteiten.
1.2 Verantwoordelijkheden
Eindverantwoordelijke
Verantwoordelijke stuurcyclus
Contactpersoon emissie-inventaris
Directie/Algemeen directeur
KAM-MVO manager
1.3 Referentiejaar
Het referentiejaar is 2010.
1.4 Rapportageperiode
Deze Periodieke rapportage beschrijft de CO2-emissies in de eerste helft van 2012.
1.5 Verificatie
De emissie-inventaris is niet geverifieerd.
2 Afbakening
2.1 Organisatorische grenzen
Het energiemanagementsysteem heeft betrekking op de bedrijfsactiviteiten van Van Halteren Infra B.V..
De organisatorische grenzen staan beschreven in Hoofdstuk 3 van het Energiemanagement Programma.
2.2 Operationele grenzen
Bij het bepalen van de operationele grenzen wordt
onderscheid gemaakt tussen Scope 1, 2 & 3 categorieën. Deze
indeling is oorspronkelijk afkomstig uit het GHG-protocol ‘A
Corporate Accounting and Reporting Standard’. De SKAO
rekent ‘business air travel’ en ‘personal cars for business travel’
tot Scope 2. Omdat deze Periodieke rapportage onderdeel is
de invoering van de CO2-prestatieladder worden de Scope 1 & 2
categorieën volgens de SKAO aangehouden.
Als onderdeel van het energiemanagement-systeem wordt een
overzicht actueel gehouden dat de energiegebruikers binnen
de organisatie beschrijft en een overzicht geeft van de
emissiebronnen. Als er binnen de organisatie door veranderde
organisatiegrenzen of de aankoop van nieuwe kapitale
Pagina 4 van 8
goederen sprake is van nieuwe emissiestromen dan worden dit overzicht en de emissie-inventaris
aangepast.
De actuele emissiestromen binnen de operationele grenzen zijn:


Scope 1:
– Brandstofverbruik van eigen materieel
– Brandstofverbruik van eigen wagenpark (lease of eigendom)
– Gasverbruik
– Lasgassen
Scope 2:
– Elektriciteitsverbruik
– Zakelijke vluchten
2.3 Projecten met gunningsvoordeel
In deze periode zijn geen projecten met gunningsvoordeel actief.
3 Berekeningsmethodiek
Het opstellen van de Periodieke rapportage is onderdeel van het Energiemanagementsysteem dat in het
kader van de CO2-prestatieladder is ingevoerd. Om deze reden is het meest recente Handboek CO 2prestatieladder zoals uitgegeven door de Stichting Klimaatneutraal Aanbesteden & Ondernemen
(SKAO) leidend binnen de berekeningsmethodiek.
3.1 Actuele berekeningsmethodiek & conversiefactoren
Het meest recente Handboek CO2-prestatieladder zoals uitgegeven door de SKAO vormt de basis voor
de berekeningen binnen elke Periodieke Rapportage. De conversiefactoren zoals daar genoemd worden
aangehouden. Voor een lijst met gebruikte conversiefactoren binnen deze Periodieke rapportage zie het
Handboek 2.1. Hierop gelden de volgende aanvullingen:

Voor acetyleen is geen conversiefactor opgenomen in het handboek. Daarom is op aanraden van de
auditor een conversiefactor gehanteerd van 3,38 kg CO2/kg acetyleen.
3.2 Berekening / allocatie van emissies binnen projecten met gunningvoordeel
Er waren tijdens H1 van 2012 geen projecten met gunningvoordeel actief.
3.3 Wijzigingen berekeningsmethodiek
Het verschijnen van Handboek versie 2.1 heeft geen invloed op de berekeningsmethodiek. Er zijn geen
wijzigingen in de gehanteerde conversiefactoren.
3.4 Herberekening referentiejaar & historische gegevens
Er heeft geen herberekening van het referentiejaar 2010 plaatsgevonden.
De CO2-uitstoot in 2011 als gevolg van elektriciteitsverbruik is eerder met een verkeerde, te hoge
conversiefactor berekend. De conversiefactor is inmiddels gecorrigeerd. De invloed van deze correctie
op de hoogte van de CO2-emissies in 2011 staat beschreven in hoofdstuk 4.
3.5 Uitsluitingen
Emissies voortkomend uit airconditioning worden niet meegenomen binnen de CO2-rapportage.
Pagina 5 van 8
3.6 Opname van CO2
Er heeft in de afgelopen periode geen opname van CO2 plaatsgevonden binnen de bedrijfsactiviteiten.
3.7 Biomassa
Er is in de afgelopen periode geen gebruik gemaakt van biomassaverbranding.
Pagina 6 van 8
4 Directe en indirect emissies
4.1 Emissies in referentiejaar 2010
De CO2-footprint bedroeg in 2010 2272 ton CO2.
4.2 Herberekening emissies in 2011
Zoals vermeld in Hoofdstuk 3.4 is er voor 2011 met een foutieve (te hoge) conversiefactor gerekend voor
het elektriciteitsverbruik. Dit betekent dat tot nu toe de CO2-uitstoot voor 2011 te hoog is ingeschat. Na
correctie van de conversiefactor bedraagt de CO 2-uitstoot als gevolg van elektriciteit 5 ton (0,2%) in 2011
(was 164 ton/7%). Vanaf nu zal met deze nieuwe conversiefactor gerekend worden.
4.3 Emissies in H1 2012
In het eerste halfjaar 2012 bedroeg de CO2-footprint 1131 ton CO2.
Net als in voorgaande jaren wordt de grootste uitstoot veroorzaakt door het materieel en de lease- en
bedrijfsauto’s (93%). Het kantoor (elektriciteit en verwarming) zorgt voor slechts een klein deel van de
uitstoot (4,1%). Verreweg de grootste uitstoot zit in Scope 1 (98,6%), Scope 2 (1,4%) is in verhouding zeer
klein.
Pagina 7 van 8
4.4 Trends
In vergelijking met het basisjaar ligt de verhouding tussen de emissiebronnen in H1 2012 iets anders. Het
aandeel van eigen materieel aan de totale footprint is toegenomen. Het aandeel van de andere
emissiebronnen is afgenomen (business car travel, elektriciteit, vliegreizen) of gelijk gebleven (lassen,
verwarming). In absolute zin ligt de uitstoot van H1 2012 nét onder het niveau van 2010, en net boven het
niveau van 2011.
De ontwikkeling van de uitstoot van het materieel over de periode 2010-H1 2012 laat ook een stijgende
lijn zien. Dit is mogelijk te verklaren door een grotere projectportefeuille. De andere grote emissiebron,
business car travel, zet de dalende lijn uit 2011 voort. Verwarming is toegenomen ten opzichte van 2011.
De overige emissiebronnen vertonen een daling (vluchten) of blijven nagenoeg gelijk (elektriciteit,
lasgassen).
4.5 Voortgang reductiedoelstellingen
De reductiedoelstelling van Van Halteren Infra BV is 15% CO 2-reductie (per m2 gezette damwand) in 2015
ten opzichte van 2010.
Een projectie op basis van de uitstoot tijdens het eerste halfjaar van 2012 voorspelt dat de uitstoot in
absolute zin in 2012 ongeveer 1% onder het niveau van 2010 uit zal komen. In de volgende periodieke
rapportage zullen we uitgebreider rapporteren over de voortgang over heel 2012, inclusief de relatieve
uitstoot op basis van m2 damwand.
4.6 Onzekerheden


Het gas- en elektraverbruik is bepaald aan de hand van facturen en verbruiksgegevens van de
leverancier. In de toekomst zullen de meterstanden opgenomen worden om de verbruiken zo
nauwkeurig mogelijk vast te kunnen stellen.
Het smeerolieverbruik voor H1 2012 is ingeschat op basis van het totaalverbruik van 2012. Er zijn
geen halfjaarverbruiken beschikbaar. Aangezien smeerolie minder dan 0,5% van de totale footprint
vertegenwoordigd, heeft deze onzekerheid nauwelijks invloed.
4.7 Medewerker bijdrage
Binnen Van Halteren Infra BV is een CO2 Werkgroep actief. In deze werkgroep worden ideeën om CO2 te
reduceren besproken en wordt onderzoek gedaan naar CO2-reductie. Ook tijdens toolboxmeetings
wordt aandacht besteed aan CO2- en energiereductie. Via de nieuwsbrief ‘Mini Kraantje’ vragen we het
personeel ook zelf tips in te sturen.
Pagina 8 van 8