Voorstel voor inrichting van een privaat kwaliteitssysteem voor

Voorstel voor inrichting van een
privaat kwaliteitssysteem voor
validering op de arbeidsmarkt
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
1
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ........................................................................................................ 2
1 Aanleiding en inleiding .......................................................................................... 3
2 Samenvatting ...................................................................................................... 4
3 Het voorstel ....................................................................................................... 6
3.1
Er is een markt voor EVC en validering .............................................................. 6
3.2
Aspecten van het kwaliteitssysteem.................................................................. 8
3.3
Conclusies in relatie tot vragen Convenantpartners EVC ........................................ 11
BIJLAGE 1 Enige inzichten in de waarde van EVC voor werkgevers en werknemers ............... 13
BIJLAGE 2 Deelnemers versnellingskamer 1 september 2014 ........................................... 18
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
2
1 Aanleiding en inleiding
Eind 2013 is door Convenantpartners EVC besloten tot inrichting van een nieuw kwaliteitssysteem
voor validering langs twee routes: validering binnen onderwijs en validering op de arbeidsmarkt.
De verantwoordelijkheden voor de eerste zijn duidelijk belegd; de inrichting van validering op de
arbeidsmarkt is onderwerp van verkenning en gesprekken met belanghebbenden geweest in 2014.
De opdracht van Convenantpartners EVC aan het Kenniscentrum EVC in afstemming met NRTO en
de sociale partners in de Stichting van de Arbeid, was om in het najaar 2014 in het overleg van
Convenantpartners met een concreet voorstel te komen voor inrichting van validering op de
arbeidsmarkt. Dat betekent dat de volgende zaken duidelijk moeten zijn:

Willen EVC-aanbieders een gezamenlijk keurmerk voeren?

Hoe is de kwaliteit geborgd?

Wie is eigenaar en draagt de verantwoordelijkheid?

Wat wordt de rol van de sociale partners?

Hoe is de financiering geregeld?

Is een rol van de overheid noodzakelijk?

Wie is verantwoordelijk voor communicatie en voorlichting?

Vraagkant: welke kansen ziet u?
Voor de ontwikkeling van dit voorstel zijn de volgende stappen gezet: het Kenniscentrum EVC heeft
een notitie opgesteld voor de Werkgroep Onderwijs van de Stichting van de Arbeid over de
opbrengsten en waarden van EVC (zie bijlage 1). NRTO heeft verkennende gesprekken gevoerd
met branches en werkgevers. Het Kenniscentrum EVC heeft in afstemming met NRTO een
representatieve groep EVC-aanbieders uitgenodigd om via een versnellingskamer (Group Decision
Room, een digitaal instrument om meningen van alle deelnemers individueel te peilen en keuzen te
prioriteren). Die bijeenkomst heeft plaatsgevonden op 1 september 2014 met 13 erkende
aanbieders met als toehoorders de NRTO en een vertegenwoordiger van de sociale partners (zie
bijlage 2 met deelnemerslijst). Het voorstel bouwt ook voort op uitkomsten van eerdere
verkenningen onder erkende aanbieders en onder huidige houders van branchekwalificaties.
In dit document leggen Kenniscentrum EVC en NRTO de resultaten van de verkenningen voor aan
de Convenantpartners EVC ten behoeve van besluitvorming over bouwstenen voor de inrichting
van een privaat kwaliteitssysteem voor validering op de arbeidsmarkt. Op 6 oktober 2014 wordt dit
voorstel besproken door de Convenantpartners; zij besluiten dan of de richting van het voorstel,
het draagvlak onder relevante partijen en de bereidheid tot (mede)financiering voldoende basis en
vertrouwen bieden om tot nadere concretisering over te gaan.
Over de inhoud van dit voorstel:

In hoofdstuk 2 is een samenvatting opgenomen van bevindingen met bouwstenen voor het

In hoofdstuk 3 zijn deze bevindingen uitgebreider beschreven en worden bovengenoemde

Bijlage 1: notitie opbrengsten en waarden van EVC.

Bijlage 2: deelnemerslijst van versnellingskamer op 1 september 2014 (organisaties en
kwaliteitssysteem.
vragen beantwoord.
personen).
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
3
2 Samenvatting
Er is een markt voor EVC en validering
1.
Aanbieders zijn eensluidend van mening dat er een markt is voor EVC en validering, nu en
de toekomst. Men verwacht vooral vraag in de sectoren zorg/welzijn en techniek en
daarbinnen met name op het niveau van mbo-standaarden.
NB: Ook enkele branches (metaalunie, installatietechniek en eerder gehandicaptenzorg) hebben in
verkennende gesprekken met de NRTO aangegeven dat er vraag zal blijven. Daarnaast leert een
analyse van sectorplannen, dat EVC in een derde van deze goedgekeurde plannen als
loopbaaninstrument wordt ingezet (voor zover gekwantificeerd gaat het om bijna 4.000 kandidaten
voor EVC).
2.
Aanbieders zijn eensluidend over de wenselijkheid om de vraagkant (O&O fondsen, sociale
partners, branches, vakbonden) te betrekken bij het kwaliteitssysteem.
Het Kenniscentrum EVC heeft een notitie opgesteld over opbrengsten en waarden van EVC voor
branches, bedrijven en werknemers (zelfbeeld en zelfvertrouwen, ontwikkeling, loopbaanmobiliteit,
duurzame participatie, van werk naar werk). Ondanks het wegvallen van de WVA voor EVC en van
andere stimuleringsregelingen verwachten EVC-aanbieders eind 2014 minimaal 17.000 EVC-procedures
uit te voeren. De notitie heeft als input gediend voor een gesprek met de Commissie Onderwijs van de
FNV over validering op de arbeidsmarkt en de rol van sociale partners en SZW. De bouwstenen komen
op hoofdlijnen overeen met onderstaande notitie. Zie bijlage 1.
De waarde van EVC komt ook terug in een onderzoek van ROA Werken en leren in Nederland (2014).
Het rapport constateert een groeiende kloof tussen scholingsdeelname van middelbaar en van
hoogopgeleiden. ‘Het aanbieden van cursussen in een meer informele setting en erkenning van
verworven competenties kan scholingsdeelname van laagopgeleiden stimuleren’. Omdat EVC met name
gericht is op het niveau van mbo-standaarden kan daarmee mogelijk de groeiende kloof een beetje
worden verminderd.
Bouwstenen voor het kwaliteitssysteem
3. Aanbieders zijn eensluidend dat de huidige Kwaliteitscode EVC - behoudens kleinere
aanpassingen - behouden moet blijven.
4. Aanbieders kiezen nadrukkelijk voor koppeling van het kwaliteitssysteem aan de EVCprocedures die leiden tot een ervaringscertificaat. Dus niet voor koppeling aan verbreding
van valideringsdiensten. Dat zou mogelijk een volgende stap kunnen zijn.
5. Aanbieders zijn eensluidend van oordeel dat een EVC-register van erkende aanbieders
behouden moet blijven, zo mogelijk ook een register voor erkende branchestandaarden.
NB: Gesprekken van NRTO met branches en werkgevers wijzen niet in de richting van een koppeling
aan branchestandaarden. Branches willen zelf verantwoordelijkheid dragen voor vaststelling
standaarden. De NRTO hoort dit geluid ook van werkgevers en sectoren. Wel stellen branches prijs op
handreikingen voor het formuleren van standaarden om tot meer eenduidigheid en meetbaarheid te
komen. Het is te adviseren om in de Kwaliteitscode op te nemen dat EVC-aanbieders aangeven welke
meetstandaarden zij hanteren en door wie deze zijn vastgesteld.
6. Aanbieders zijn eensluidend dat er extern, onafhankelijk toezicht moet zijn op de kwaliteit.
De meeste aanbieders zien daarin een rol voor de huidige beoordelende organisaties (maar
maximaal 3-5 beoordelende organisaties).
7. Aanbieders zijn eensluidend dat het toezicht gericht moet zijn op organisatieniveau
(werkprocessen, deskundigheid, output) en niet meer op procedures of domeinen.
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
4
8. Aanbieders hebben eerste ideeën over bijstelling van het WAT (richten op organisatieniveau,
zie hierboven) en het HOE van het extern toezicht (looptijd erkenning, tussentijdse
steekproeven, verbetertermijn).
NB: Nieuwe afspraken vervangen de huidige Beleidsregel!
9. Aanbieders zijn vrijwel unaniem van mening dat een privaat kwaliteitssysteem het beste
georganiseerd kan worden in stichtingsvorm.
10. Meerdere aanbieders vinden dat in elk geval sociale partners zitting moeten nemen in het
bestuur van de stichting; enkele denken meer aan inhoudelijk deskundigen en
onafhankelijke partijen.
11. Een voorkeur van aanbieders gaat uit naar aanhaking van deze stichting aan een bestaande
onafhankelijke en deskundige organisatie.
12. De meeste aanbieders vinden dat er ook een vorm van metatoezicht moet zijn ten behoeve
van onderlinge afstemming en eenduidigheid. De opvattingen over wie daar
verantwoordelijkheid voor moeten nemen lopen nog uiteen.
13. Aanbieders zien mogelijkheden voor financiering van het nieuwe kwaliteitssysteem volgens
het principe de gebruiker betaalt. Aanbieders dragen contributie af aan de stichting;
aanbieders betalen individueel voor de audits (extern toezicht). Deze kosten worden
verdisconteerd in de tarieven voor EVC/validering.
14. Aanbieders vinden dat de overheid een rol moet houden. Daarbij wordt met name gedacht
aan SZW of aan de overheid in het algemeen (vanuit verantwoordelijkheid voor
kenniseconomie, leven lang leren en verbinding met ontwikkelingen in Europa). Mogelijke
rollen van de overheid: metatoezicht, startsubsidie (structureel moet het systeem zichzelf
bedruipen), agenderend en stimulerend.
15. Aanbieders hebben vrijwel unaniem toegezegd dat ze actief willen meewerken aan de
verdere uitwerking en concretisering van het kwaliteitssysteem!
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
5
3 Het voorstel
3.1
Er is een markt voor EVC en validering
3.1.1
De vraag van branches en werkgevers vormt het bestaansrecht van EVC
Een selectie van 13 EVC-aanbieders, tevens de grotere en gevestigde dienstverleners, heeft zich op
1 september 2014 eensluidend uitgesproken dat er nog steeds een markt is voor diensten op het
gebied van EVC en validering. De vraag van branches en werkgevers vormt het bestaansrecht
voor erkende aanbieders en is dé reden dat erkende aanbieders mee willen denken over de
inrichting van een nieuw kwaliteitssysteem. De hoge opkomst is dan ook een goed teken van
betrokkenheid bij de ontwikkeling van een privaat kwaliteitssysteem voor validering op de
arbeidsmarkt. Die betrokkenheid blijkt ook uit het gegeven dat aanbieders vrijwel unaniem
verklaard hebben zich verder te willen inzetten voor de uitwerking en concretisering van het
kwaliteitssysteem!
Erkende aanbieders onderschrijven het belang van behoud van een kwaliteitssysteem voor
validering, omdat dat werkgevers vertrouwen geeft in de kwaliteit van de dienstverlening en
bijdraagt aan het gevonden worden op de markt. Behoud van een kwaliteitssysteem vindt men ook
van belang, omdat de jarenlange investering in kwaliteitsverhoging nu zijn vruchten afwerpt. De
investeringen van de overheid in verhoging van de kwaliteit van EVC hebben daar in belangrijke
mate aan bijgedragen. De kwaliteitscode EVC vervult een sleutelrol. Het is kapitaalverlies om dat
nu los te laten. Men ziet ook andere voordelen van behoud van een collectief kwaliteitssysteem:
behoud van een landelijk en onderscheidend product, kennisdeling, communicatie naar
belanghebbenden, gezamenlijke belangenbehartiging en zo mogelijk een verbinding met erkende
branchestandaarden. Ook enkele branches (metaalunie, installatietechniek en eerder
gehandicaptenzorg) hebben in verkennende gesprekken met de NRTO aangegeven dat er vraag
naar EVC/validering zal blijven.
In welke markten verwachten EVC-aanbieders vraag naar EVC en validering voor de nabije
toekomst?
In volgorde van frequentie (meest genoemd) gaat het om de volgende sectoren:

Zorg/welzijn (wo jeugdzorg, sport & bewegen) 7x

Techniek (bouw, infra, elektrotechniek) 7x

(Lokale) Overheid 2x

Handel/logistiek 2x

Financieel- zakelijke dienstverlening 1x

Onderwijs 1x

Zelfstandigen 1x
Bij huidige EVC-aanbieders tekent zich al een zekere marktsegmentering af. Sommige zijn specifiek
gericht op een sector (bv zorg, techniek of lokale overheid). Sommige redeneren breed: onze
corebusiness is valideren van werkervaring; de werkgever bepaalt de standaard of een combinatie
van standaarden. In de verwachtingen over de toekomstige vraag zien we vooral een
weerspiegeling van de huidige marktfocus van de individuele aanbieders. Slechts een enkeling kiest
voor vernieuwing van markten en dienstverlening.
Op welk kwalificatieniveau verwacht men marktvragen?
De reacties zijn in lijn met de gegevens uit de DUO-rapportages over erkende procedures voor
crebo-, croho- of branchestandaarden. De meeste marktvragen worden verwacht op crebo- ofwel
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
6
mbo-niveau (4x wordt mbo algemeen genoemd, 6x specifiek niveau 2, 7x specifiek niveau 3, 8x
niveau 4), hbo (croho-standaarden) wordt 5x genoemd, associate degree 1x. Eénmaal is
genoemd: in principe elk NLQF-niveau. Branchestandaarden slechts 3x. Dit lage aantal voor
branchestandaarden zegt echter niets over de kwantitatieve benutting. In het licht van de
onderscheiden routes voor validering binnen onderwijs en op de arbeidsmarkt, zijn er twee
mogelijke verklaringen voor de hoge verwachte vraag met betrekking validering/ EVC voor crebostandaarden:

Werkgevers en werknemers willen vooral weten waar ze staan ten opzichte van een crebostandaard, er is niet per se een opleidings- en/of diplomadoel.

Er zijn goede ketenafspraken met opleiders gericht op verzilvering en maatwerk na de EVCprocedure. Dit laatste lijkt minder waarschijnlijk, omdat er in de sessie weer verschillende
problemen genoemd zijn met betrekking tot verzilvering (examencommissies die op grond
van één en hetzelfde ervaringscertificaat verschillende besluiten nemen;
examencommissies die ervaringscertificaten niet in behandeling willen nemen; benutting
croho-standaarden is problematisch; suggesties om toch passages over verzilvering op te
nemen in de kwaliteitscode).
De grote focus op crebo- ofwel mbo-standaarden is positief in het licht van de groeiende kloof
tussen scholingsdeelname van middelbaar en hoogopgeleiden (Werken en leren in Nederland, ROA
2014). Dat rapport stelt ook dat het aanbieden van cursussen in een meer informele setting en
erkenning van verworven competenties scholingsdeelname van laagopgeleiden kan stimuleren
(omdat deze meer aansluiten bij persoonlijkheidskenmerken van laagopgeleiden). Ook in de
praktijk zien we, dat deelname aan EVC soms meteen kan leiden tot diplomering, vaker leidt het
tot verder informeel en formeel leren. EVC kan dus een kleine brug vormen in het dichten van de
kloof.
NB: Mogelijk kan ook de in de Miljoenennota aangekondigde regeling voor brug WW, waarbij EVC en EVP als
belangrijke instrumenten worden genoemd om in kaart te brengen wat iemand al kan en om opleidingstrajecten
te kunnen verkorten, tot een extra impuls leiden.
3.1.2
De vraagkant moet betrokken worden bij het kwaliteitssysteem
De aanbieders zijn ook eensluidend over de wenselijkheid om de vraagkant (branches, bedrijven,
werkgevers en vakbonden) te betrekken bij het kwaliteitssysteem en dat deze daarbij een
belangrijke rol hebben. Het is uiteindelijk de vraagkant die EVC afneemt en daarom vertrouwen
moet hebben in de waarde hiervan. Over de wijze waarop die betrokkenheid georganiseerd zou
moeten worden lopen de meningen echter uiteen.

De meeste overeenstemming is er over betrokkenheid van sociale partners bij de opzet van
het systeem om de markt- en vraaggerichtheid van EVC te borgen.

Die betrokkenheid ziet men bij voorkeur via opleidings- en ontwikkelfondsen.

Die betrokkenheid moet vooral gericht zijn op vaststelling van sector- en
branchestandaarden voor validering. Niet crebo- en croho-standaarden; daar zijn andere
partijen voor verantwoordelijk. Bij benutting standaarden goed kijken naar de normering:
ga je uit van een beginnend beroepsoefenaar of een vakvolwassen beroepskracht.

De criteria voor kwaliteit moeten duidelijk zijn (in welke mate moet voldaan worden aan de
aangepaste kwaliteitscode, zie ook volgende paragraaf).
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
7
3.2
Aspecten van het kwaliteitssysteem
3.2.1
Kwaliteitscode EVC
Aanbieders zijn eensluidend in hun voorkeur dat de huidige Kwaliteitscode EVC gehandhaafd moet
blijven, behoudens enkele kleine aanpassingen (zie hieronder). Aanbieders zijn eensluidend dat er
een vorm van extern toezicht moet blijven (‘Aanbieders en beoordelende organisaties kennen nu
de klappen van de zweep’). Er zijn eerste suggesties gedaan over wie beoordelende organisatie kan
zijn en hoeveel beoordelende organisaties wenselijk zijn.
NB: De voorkeur van aanbieders gaat uit naar erkenning op organisatieniveau en niet meer per procedure.
Aanbieders kiezen nadrukkelijk niet voor een verbreding van de Kwaliteitscode naar verschillende
valideringsdiensten (zoals ontwikkeling van een ervaringsprofiel, EVP, of validering zonder
assessment niet uitmondend in een ervaringscertificaat). Overwegingen: bescherming van de
kwaliteit van een uniek en herkenbaar product. Verbreding naar andere validerings- en
loopbaandiensten leidt tot productvervaging; verbreding kan mogelijk op termijn een volgende
stap zijn. Dat is in lijn met opvattingen van de sociale partners in de Stichting van de Arbeid. Het
gaat niet om marktbescherming; nieuwe aanbieders kunnen aansluiten bij het nieuwe
kwaliteitssysteem.
Een indicatie van wenselijke aanpassingen:

Code 1: Doel. Aanvullen: starten met een intake om het loopbaandoel te bepalen en vast
te stellen wat een passend instrument is om dat loopbaandoel te realiseren (EVC-procedure
of andere valideringsdiensten of verwijzing naar een opleiding). Competenties nader
uitwerken; omvatten ook kennis en vaardigheden.

Code 2: Rechten. Algemene tekst aanvullen: EVC-procedure beantwoordt aan behoefte van
het individu en/of werkgever. Ook 2.5 aanvullen: bevindingen worden gerapporteerd aan
kandidaat en werkgever (‘80% werkgevers wil inzage in het ervaringscertificaat’;
werkgevers zijn vaak opdrachtgever en contractant). Afspraken tussen aanbieder en
kandidaat (en/of werkgever) kunnen eenvoudiger worden vastgelegd (bijvoorbeeld via
digitale handtekening).

Code 3: Onderzoek en gebruik van erkende standaarden. Stichting van de Arbeid stelt nu
de branchestandaarden vast. Mogelijk kan vaststelling van standaarden volgens aanbieders
in de toekomst via O&O fondsen verlopen (zie 3.2).
Overige opmerkingen over benutting standaarden:
o
Aanbieders geven aan dat benutting van huidige croho-standaarden voor
EVC/validering door het ontbreken van eenduidige leeruitkomsten een probleem
is!
o
De suggestie is gedaan om ook ECVET-eenheden op te nemen als een standaard
voor validering.
o
Uit de gesprekken van de NRTO met branches is naar voren gekomen om
standaarden te koppelen aan NLQF.
o
Bij de vaststelling van branchestandaarden moet bedacht worden dat er niet voor
alle beroepsgroepen sprake is van georganiseerde sociale partners!
o
Aanvullen: er kan ook gebruik gemaakt worden van een combinatie van
standaarden (is afhankelijk van de vraag) en van andere standaarden (bedrijfs- of
functieprofielen).
NB: Eerder hebben branches aangegeven dat ze heel goed zelf branchestandaarden kunnen
ontwikkelen en vaststellen, maar dat handreikingen voor ontwikkeling van meetbare standaarden
daarin wel behulpzaam kunnen zijn (zie ook punt 5 in de samenvatting). Het is dus zeer de vraag of
erkende standaarden deel zullen uitmaken van het kwaliteitssysteem. Omwille van transparantie over
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
8
uitkomsten van EVC is het aan te bevelen om in de Kwaliteitscode op te nemen, dat aanbieders bij elk
ervaringscertificaat melden van welke standaard is gebruik gemaakt en wanneer deze door wie is
vastgesteld.

Code 4: Assessoren en begeleiders. Aanvullen: ook intakers. De rol van begeleiders en
intakers kan soms samenvallen, de intaker moet echter wel onafhankelijk advies kunnen
geven.

Code 5: Kwaliteitszorg. Ad 5.3: nu vervullen beoordelende organisaties een rol in het
toezicht op de kwaliteit van aanbieders. Extern toezicht vindt men ook voor het nieuwe
kwaliteitssysteem van belang (wie en hoeveel nader te bepalen). Ook de wijze van toezicht
nader uitwerken (bijvoorbeeld een niet aangekondigde kwaliteitscheck opnemen).
3.2.2
Register
Aanbieders zijn eensluidend van oordeel dat een register van erkende aanbieders behouden moet
blijven. Dat register moet publiek beschikbaar zijn. Overwegingen: voor de vindbaarheid en
klantgerichtheid voor werkgevers en voor potentiële kandidaten; vanwege de transparantie over
mogelijkheden; voor borging van de kwaliteit. Het voeren van een register moet deel uitmaken van
het kwaliteitssysteem. In het register kunnen aanbieders contactgegevens melden, aangeven op
welk niveau (mbo, hbo, branche evt. in termen van NLQF), in welk domein zij procedures
aanbieden (bijvoorbeeld zorg en welzijn, techniek, handel of heel breed) en wat het
dekkingsgebied is (regionaal of landelijk). In het register zijn links naar de aanbieders opgenomen.
Optioneel: een ervaringsprofiel per aanbieder (duur van bestaan, volume van ervaring,
klantwaardering).
In het register hoeven echter niet meer de erkende procedures op crebo- of croho-niveau
opgenomen te worden, omdat de voorkeur uitgaat naar erkenning op organisatieniveau
(werkprocessen, deskundigheid, kwaliteitszorg). Crebo- en croho-standaarden zijn bovendien al via
publieke kanalen toegankelijk. Enkele aanbieders zouden wel de erkende branchestandaarden
willen opnemen. Maar dat is niet de voorkeur van branches zelf. De erkenning van
branchestandaarden is een andere verantwoordelijkheid, namelijk die van sociale partners en
wordt niet centraal geregeld. Branchestandaarden dienen bovendien meerdere doelen dan
validering/EVC.
3.2.3
Extern toezicht
Aanbieders zijn eensluidend in de opvatting dat er extern toezicht moet zijn op de kwaliteit.
De opvattingen lopen uiteen over wie dat toezicht moet uitvoeren en hoe dat toezicht eruit moet
zien. Nadere concretisering is nodig als vervolgstap; daarin kunnen eerste bevindingen - zoals
hieronder genoemd - meegenomen worden:

De meeste EVC-aanbieders zien wel een rol voor de huidige beoordelende organisaties.
Dezelfde als nu maar dan maximaal 3-5 beoordelende organisaties met een goed track
record; 3x gaat de voorkeur uit naar één van de huidige beoordelende organisaties of
Kenniscentrum EVC.

Aanbieders zijn eensluidend dat toezicht moet plaatsvinden op organisatieniveau (proces
en product, niet meer op procedure- of domeinniveau). Over de termijn van beoordeling
lopen de meningen uiteen van 1 tot 3 jaar. Aanbieders vinden dat vaker tussendoor
controles (steekproeven) moeten plaatsvinden. En er moet een verbetertermijn gelden
voor tekortkomingen.

De taak van het extern toezicht is het al dan niet erkennen van een EVC-aanbieder of
adviseren over verbeterpunten. Deze erkenning moet op schrift gesteld worden voor
opname in het register. Beoordelende organisaties moeten beschikken over een klachtenen bezwaarprocedure (als EVC-aanbieder het niet eens is met de uitspraak).
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
9

De meeste aanbieders vinden dat er een vorm van ‘metatoezicht’ moet zijn, bijvoorbeeld
door een wisselend gremium van EVC-aanbieders of een rol voor sociale partners (3x) of
rol overheid (3x, maar meer op afstand) of rol belangenbehartigingsorganisaties (MBORaad, HO Raad, NRTO, NLQF/KC EVC). Overwegingen: onderlinge afstemming en
eenduidigheid van beoordelende organisaties; betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van
beoordelingen; blijvende toetsing op naleving Kwaliteitscode; eenduidige registratie van
erkende EVC-aanbieders. Blijvende betrokkenheid sociale partners wordt belangrijk
gevonden voor het draagvlak. Een rol van sociale partners is ook volgens NRTO van
belang. Juist ook omwille van de onafhankelijkheid.

Het beeld van EVC-aanbieders over dit metatoezicht is echter nog niet uitgekristalliseerd.
Uit de discussies binnen de Werkgroep Onderwijs van de Stichting van de Arbeid komt het
signaal dat sociale partners meer zien in een rol als Raad van Advies of Raad van Bestuur.
Werkgevers- en werknemersorganisaties zijn het echter nog niet eens over welke variant
de voorkeur heeft.
3.2.4

Rechtsvorm privaat kwaliteitssysteem
Aanbieders spreken zich vrijwel unaniem uit voor het organiseren van een privaat
kwaliteitssysteem in de vorm van een stichting. In het bestuur van deze stichting zouden
zitting moeten nemen:

Volgens meerdere EVC-aanbieders: sociale partners (al dan niet in combinatie met EVCaanbieders, beoordelende organisaties, onderwijsvertegenwoordigers en branches)

Enkele EVC-aanbieders denken meer aan onafhankelijke partijen zoals vertegenwoordigers
van NCP NLQF, Stichting van de Arbeid en belangenbehartigers van de onderwijsraden
(MBO, HO en NRTO).

Een voorkeur van EVC-aanbieders (6x) gaat uit naar aanhaking van deze stichting bij een
bestaande onafhankelijke en deskundige organisatie (genoemd zijn Stichting van de
Arbeid, NRTO, NLQF/ Kenniscentrum EVC). ‘Geen nieuwe wielen uitvinden.’
NB: In aanhaking kan mogelijk ook een oplossing gevonden worden voor de organisatie- en
beheerstaken van de stichting.

Enkele EVC-aanbieders (3x) vinden dat beoordelende organisaties verantwoordelijk
gemaakt kunnen worden.
NB: Dat past echter niet in het belang van onafhankelijkheid.

Twee EVC-aanbieders zijn voorstander van een aparte stichting met een link
(vertegenwoordiging) vanuit sociale partners/onderwijs/overheid.
3.2.5
Rol overheid
Aanbieders vinden dat de overheid een rol moet behouden. Deze mag wel meer op afstand zijn dan
in de afgelopen jaren.
NB: Hoe deze rol eruit moet zien is nog niet duidelijk. Te denken valt aan een rol in het metatoezicht of minder institutioneel - aan een vorm van bilateraal overleg tussen de op te richten stichting en de overheid of
in aanhaking bij de hernieuwde samenwerking SZW-OCW op het gebied van onderwijs-arbeidsmarkt:

Het meest wordt daarbij gedacht aan een rol voor SZW (8x). Overwegingen: raakvlakken
met beleidstaken zoals arbeidsmarkttoeleiding, arbeidsmarktparticipatie en employability.

Ook in het algemeen wordt belang gehecht aan een blijvende betrokkenheid van de
overheid (5x, geen departement genoemd). Overwegingen: raakvlakken met
kenniseconomie, leven lang leren en verbindingen met ontwikkelingen in Europa op het
gebied van mobiliteit en validering.

Enkele EVC-aanbieders vinden een rol wenselijk van EZ (3x). Overwegingen: raakvlakken
met stimulering arbeidsmarkt en aansluiten bij behoefte van bedrijven. Of een combinatie
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
10
van SZW en OCW (1x). Overwegingen: verbinding van beide routes voor validering, leven
lang leren.
NB: Een enkele overweging om EZ en SZW te betrekken voor een opstartsubsidie laten we hier buiten
beschouwing, omdat deze slechts 1x genoemd is in de sessie met EVC-aanbieders en omdat een deel van de
opstarttaken al belegd is bij het Kenniscentrum EVC (en dus al door de overheid gefinancierd wordt). Ook laten
we buiten beschouwing dat een rol van OCW 3x is genoemd vanwege het belang van verzilvering. Enerzijds
omdat er al een keuze is gemaakt dat mensen die een diploma als loopbaandoel hebben zich het beste meteen
kunnen aanmelden bij een onderwijsinstelling voor validering binnen de poort. Anderzijds zijn er ook
opvattingen dat OCW teveel het onderwijsbelang dient en niet per se het arbeidsmarktbelang.
3.2.6
Financiering
EVC-aanbieders hebben de volgende opvatting over de financiering van een privaat
kwaliteitssysteem voor validering op de arbeidsmarkt: de gebruiker betaalt, dat wil zeggen:

Aanbieders dragen jaarlijks een contributie af aan de stichting voor onderhoud en beheer
van het kwaliteitssysteem en van het register, voor kennisdeling, communicatie en
belangenbehartiging en tot slot inning van contributies.
NB: Nadere uitwerking is nog nodig of deze contributie gebaseerd moet zijn op bijvoorbeeld de
omvang van de dienstverlening op het gebied van EVC of een vast bedrag per aanbieder.

Aanbieders betalen individueel beoordelende organisaties voor de audits.

Aanbieders verdisconteren deze kosten in de prijs van EVC/validering.

Afnemers (werkgevers en werknemers) betalen uitvoeringskosten. Soms worden deze
kosten gedragen door sociale partners (cao’s) of individuele werkgevers.
3.3
Conclusies in relatie tot vragen Convenantpartners EVC
Vraag 1: Willen EVC-aanbieders een gezamenlijk keurmerk voeren?
Antwoord: eensluidend ja.
Vraag2: Hoe is de kwaliteit geborgd?
Antwoord: door behoud van de kwaliteitscode EVC met enige kleinere aanpassingen, door extern
en onafhankelijk toezicht, door metatoezicht en een lichtere rol voor de overheid.
Vraag 3: Wie is eigenaar en draagt de verantwoordelijkheid?
Antwoord: een stichting (bij voorkeur aangehaakt bij een bestaande onafhankelijke en deskundige
organisatie). In de stichting participeren volgens meerdere aanbieders: sociale partners (al dan
niet in combinatie met EVC-aanbieders, beoordelende organisaties, onderwijsvertegenwoordigers
en branches). Enkele aanbieders denken meer aan onafhankelijke partijen zoals
vertegenwoordigers van NCP NLQF, Stichting van de Arbeid en belangenbehartigers van de
onderwijsraden (MBO, HO en NRTO).
De aanbieders aanwezig op 1 september 2014 hebben zich nagenoeg unaniem uitgesproken dat ze
willen bijdragen aan de verdere uitwerking en concretisering van het kwaliteitssysteem.
Vraag 4: Wat wordt de rol van de sociale partners?
Aanbieders en branches vinden het belangrijk dat sociale partners zowel een rol hebben in de
stichting (gericht op de uitvoering van het kwaliteitssysteem en aansluiting op de vraagkant, ook
bij de inrichting van het nieuwe kwaliteitssysteem) als in een vorm van metatoezicht. Recente
discussies uit de Werkgroep Onderwijs van de Stichting van de Arbeid gaan meer in de richting van
een rol in een Raad van Advies of Raad van Bestuur. Er is nog geen overeenstemming over welke
variant de voorkeur heeft. Belangrijkste rol van sociale partners in een vorm van metatoezicht of
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
11
een raad: naleving Kwaliteitscode EVC, stimuleren en agenderen van de waarde van EVC/validering
voor branches, werkgevers en werknemers.
Vraag 5: Hoe is de financiering geregeld?
Antwoord: EVC-aanbieders dragen zelf zorg voor de financiering door contributie-afdracht aan de
stichting. EVC-aanbieders betalen individueel voor audits (extern toezicht). Deze kosten worden
doorberekend in de tarieven voor uitvoering van EVC-procedures. Incidenteel is gevraagd om een
opstartsubsidie. De overheid (OCW) draagt in 2015 echter nog bij aan de kosten van het
Kenniscentrum EVC. Een belangrijke taak zal dan zijn ondersteuning van EVC-aanbieders en
andere relevante partijen ten behoeve van de opstart van het nieuwe systeem, zodat deze in
januari 2016 operationeel kan zijn. Een andere activiteit is het ontwikkelen van handreikingen voor
meetbare branchestandaarden. In eerdere verkenningen van het Kenniscentrum EVC en in de
gesprekken van NRTO hebben branches aangegeven dat ze zelf de verantwoordelijkheid dragen
voor ontwikkeling en vaststelling van branchestandaarden. Deze handreikingen kunnen daarin
behulpzaam zijn.
Vraag 6: Is een rol van de overheid noodzakelijk?
Antwoord: Een rol van de overheid, met name SZW, wordt vooral gezien als wenselijk. Dit
vanwege verbindingen met beleidsagenda’s zoals participatie, employability en leven lang leren.
Deze betrokkenheid mag meer op afstand zijn. Nader te bespreken met SZW.
Vraag 7: Wie is verantwoordelijk voor communicatie en voorlichting?
Antwoord: de stichting draagt via een website zorg voor communicatie over de EVC-dienstverlening
van EVC-aanbieders en beheert het EVC-register van erkende aanbieders en zo mogelijk erkende
branchestandaarden. Op deze site zijn de links opgenomen naar de afzonderlijke aanbieders en
andere relevante partijen. Dit staat los van de individuele verantwoordelijkheid van EVC-aanbieders
voor communicatie en voorlichting over de eigen dienstverlening. Deze communicatie en
voorlichting staat ook los van de algemene communicatie over validering binnen onderwijs en op
de arbeidsmarkt, de verbindingen tussen beide routes en de ontwikkeling van andere instrumenten
voor validering (ECVET, NLQF).
Vraag 8 Vraagkant: welke kansen ziet u?
Antwoord: EVC-aanbieders zijn eensluidend in hun oordeel dat er een markt is voor EVC en dat er
nu en in de toekomst vraag naar EVC zal zijn vanuit de markt. De markt vormt hét bestaansrecht
voor de ontwikkeling van een kwaliteitssysteem. Zie verder bijlage 1.
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
12
BIJLAGE 1 Enige inzichten in de waarde van EVC voor
werkgevers en werknemers
Kenniscentrum EVC 2014, ten behoeve van sociale partners en de NRTO voor de verkenning van
validering op de arbeidsmarkt.
Inleiding
EVC kan als één van de valideringsinstrumenten een belangrijke rol spelen in de versterking van
employability en loopbaanmogelijkheden van werkenden en werkzoekenden op de arbeidsmarkt. In
verschillende sectoren zijn goede voorbeelden van EVC te vinden. Veelal spreken mensen die zich
met EVC bezighouden over positieve effecten, zoals het verkrijgen van een beter zelfbeeld en meer
zelfvertrouwen van de EVC-kandidaat, beter inzicht in competenties voor werkgevers et cetera.
Harde landelijke cijfers omtrent rendement en toegevoegde waarde van EVC zijn er echter
nauwelijks (alleen één wetenschappelijk onderzoek van ProfitWise, Beloften, feiten en ongekende
mogelijkheden, 2011). Het huidig kwaliteitssysteem is alleen gericht op registratie van erkende
aanbieders en van erkende standaarden. Aanbieders zijn niet verplicht aantallen en resultaten van
deelnemers te registreren of te meten wat effecten zijn. Het is echter ook lastig om te meten wat
de impact van EVC is. Hoe meer factoren mee spelen bij het tot stand komen van mogelijke
effecten van EVC (loopbaanprogressie, vakbekwaamheid, inzetbaarheid), hoe moeilijker het is de
precieze invloed van EVC aan te wijzen en daarmee de toegevoegde waarde aan te tonen
(ProfitWise, 2011).
Deze notitie beschrijft de meest actuele cijfers, onderzoeken en goede voorbeelden van EVC en
geeft in alle beperktheid weer wat dit leert over de waarde van EVC. Mogelijk biedt dit een eerste
stap of input voor vervolgonderzoek naar het rendement van EVC. Op dit moment bevindt EVC zich
in een overgang naar validering van leerervaringen in twee routes: binnen het onderwijs als
diploma het doel is; op de arbeidsmarkt voor meerdere loopbaandoelen. We spreken in deze notitie
over EVC als sprake is van een volledige procedure met als resultaat het Ervaringscertificaat.
Stand van zaken (kwantitatief)
Onderzoek naar aantallen EVC 2012 en 2013 (Kenniscentrum EVC, 2014) laat een grillig verloop
zien sinds 2011 (zie bijlage 1). Een daling in 2012, een sterke stijging in 2013 en een verwachte
consolidatie van aantallen uit 2010/2011 in 2014. Dit wordt met name veroorzaakt door een sterke
toename van EVC-kandidaten voor branchestandaarden zoals de hef- en reachtruckchauffeur.
Echter slechts 3% van de erkende standaarden is een branchestandaard, 97% van de erkende
standaarden is gerelateerd aan crebo- (89%) en croho-standaarden (zie de rapportage van DUO in
bijlage 2). Per juni 2014 zijn er 70 erkende EVC-aanbieders die erkend zijn voor in totaal 1.598
standaarden.
Ondanks het wegvallen van de WVA voor EVC eind 2013 en andere stimuleringsregelingen
verwachten aanbieders echter toch dat ze eind 2014 minimaal 17.000 EVC-procedures realiseren
(respons van 60% van de erkende aanbieders). Dit is in lijn met het onderzoek van Ecorys, EVC
gemeten (2011), waarin respondenten is gevraagd naar de toekomst van EVC. In het rapport
wordt gesteld dat het aantal uitgevoerde EVC-procedures op een gegeven moment stabiel zal
blijven rond het aantal gemeten EVC-procedures in 2011 (17.700).
In bepaalde sectoren is EVC sterk ingebed. In bijna 30% van de cao’s (n=896) zijn afspraken
gemaakt over de inzet van EVC. Onder de werking van deze cao’s vallen 2.665.089 mensen
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
13
(Notitie vakbonden, 2014). Dit zegt echter niets over de daadwerkelijke benutting, maar zegt wel
iets over het potentieel. De meeste EVC-procedures worden in een beperkt aantal domeinen en
branches uitgevoerd. EVC wordt in domeinen zoals de zorg, techniek, transport & logistiek vooral
gebruikt als instrument om vakbekwaamheid aan te tonen en/of om aan aanbestedings- of
wettelijke eisen te voldoen. De rapportage van DUO (zie bijlage 2) over het aantal erkende
standaarden voor EVC-procedures toont ook aan dat in de zorg en techniek een groot aanbod van
EVC-procedures is te vinden. Dit is te relateren aan ontwikkelingen in de arbeidsmarkt en
veranderende wetgeving (denk aan gestelde eisen in de zorg- en logistieke sector).
Waarde voor deelnemers
De deelnemer staat centraal in een EVC-procedure; EVC beantwoordt aan de behoeften van het
individu die inzicht wil krijgen in zijn competenties (Kwaliteitscode EVC, Kenniscentrum EVC).
Verschillende onderzoeken (Ecorys, ProfitWise), publicaties en goede voorbeelden (verzameld door
Kenniscentrum EVC) laten positieve effecten zien op zelfbeeld, zelfvertrouwen en sturing van de
eigen loopbaan. In de goede voorbeelden lezen we dat vaak in zogenaamde ‘testimonials’ van
kandidaten; quotes waarin mensen aangeven wat de waarde van EVC voor hen was.
Een medewerker bij Rockwool, internationaal productiebedrijf van isolatiemateriaal geeft aan:
“Ongelooflijk wat EVC voor mij heeft opgeleverd. Ik had nooit gedacht dat ik zoveel competenties
in mijn werk, mijn vrijwilligerswerk en mijn hobby’s inzette”. HR-managers van Rockwool
benoemen dat medewerkers zich meer gewaardeerd voelen. Een pedagogisch medewerker in de
Kinderopvang zegt dat het EVC-traject haar zelfverzekerder heeft gemaakt: “Doordat je moet
opschrijven wat je doet en kunt, weet ik nu heel goed waar ik sta en wat mijn visie is. Daardoor
kan ik beter mijn mening geven”.
In veel EVC-projecten die in de sectoren/branches starten en gaan plaatsvinden, wordt over tal van
mogelijke voordelen voor werknemers gesproken. De timmerbranche geeft aan dat EVC meer
carrièrekansen en doorgroeimogelijkheden voor het individu creëert. Individuen zijn daarnaast
beter employabel en vinden bij eventueel ontslag sneller een nieuwe baan. Ook de metalelektro
geeft aan dat EVC een startpunt is voor verdere ontwikkeling, werknemers weten wat zij moeten
(bij) leren om verder te komen in hun loopbaan.
De bijdrage aan loopbaan en ontwikkeling horen we veel terug in sectorale ervaringen met EVC.
Het onderzoek van ProfitWise laat echter ook zien dat EVC nog veel terrein te winnen heeft als
eigenstandig loopbaaninstrument zonder directe koppeling met eventuele verzilvering in een
diploma. Het onderzoek toont aan dat EVC sterk afhankelijk is van externe factoren zoals de
organisatie waar iemand werkt en het loopbaanmanagement binnen een organisatie. De waarde
van EVC als eigenstandig loopbaan-en arbeidsmarktinstrument speelt vooral in de leeftijdsgroep
tussen de 40 en 50 jaar en mensen die in hun werkzame leven voor slechts één of twee
werkgevers hebben gewerkt. Deze groep ziet meer kansen voor zichzelf op de arbeidsmarkt onder
invloed van EVC.
Waarde voor werkgevers
De opbrengsten van EVC voor werkgevers lijken over het algemeen positief te zijn. Ook hier gaat
het vaak om verwachtingen en ontbreken harde data over het rendement van EVC voor
werkgevers. In sectoren als de metaal, elektrotechniek en installatietechniek wordt EVC genoemd
als accelerator voor innovatie in de branche. Omdat het niveau van het werk in bedrijven naar een
hoger niveau verschuift en snelheid waarmee processen veranderen steeds groter wordt, is het
belangrijk om als werkgever te weten welke competenties je in huis hebt. Met behulp van EVC
kunnen ontwikkeltrajecten worden ingezet en doorstroommogelijkheden binnen een organisatie of
branche worden gecreëerd.
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
14
Het productiebedrijf van isolatiemateriaal, Rockwool, laat wel een rendementsplaatje in harde
cijfers zien door de vergelijking te trekken met investeringen in opleidingen en vakbekwaamheidsassessments. De out-of-pocket kosten, uren van mensen en verletkosten worden hierin
meegenomen. Met een berekening laat de HR-manager van Rockwool zien dat de kosten voor EVC,
na een investering in de ontwikkeling van EVC, nu € 900,- per persoon bedragen (na aftrek van
WVA die in 2013 nog bestond voor EVC), voor een vakbekwaamheidsassessment is dat € 3.200,en voor een BBL-opleiding € 55.000,- per persoon (inclusief verletkosten). Rockwool geeft aan dat
medewerkers door EVC breder inzetbaar zijn en er duidelijk kostenbesparingen in opleidingen zijn
waar te nemen. Daarnaast wordt Rockwool volgens de HR-manager als een goede werkgever op de
arbeidsmarkt gezien.
Nedtrain, de organisatie die onderhoud van treinstellen verzorgt, is in 2010 met EVC gestart en
geeft aan dat EVC de gemiddelde opleidingstijd en daarmee de kosten sterk terugbrengt. Monteurs
moeten allemaal over een basisdiploma mechatronica beschikken. Door middel van EVC hoeven
medewerkers alleen de onderdelen te volgen die ze werkelijk nodig hebben. Met behulp van EVC
heeft Nedtrain de gemiddelde opleidingstijd teruggebracht van 320 naar 200 uur.
In het onderzoek van ProfitWise worden veronderstelde effecten als hogere vakbekwaamheid,
beschikken over betere kwalificaties, verbeterd loopbaanperspectief en betere inzetbaarheid
genoemd. Kanttekening hierbij is dat de impact erg verschilt en sterk afhankelijk is van andere
factoren. Met name het loopbaanbeleid, rol van leidinggevende en de ondersteuning vanuit HR/P&O
spelen een belangrijke rol in de effecten van EVC voor bedrijven.
Waarde voor sectoren en branches
We zien dat succes en toegevoegde waarde van EVC erg per sector verschilt. EVC wordt vooral
ingezet in domeinen zoals de zorg en techniek, transport & logistiek en economie & administratie
zoals het onderzoek naar aantallen aantoont. In deze domeinen en sectoren bestaan ook de meest
erkende standaarden (DUO rapportage, juni 2014).
In 1 op de 3 cao’s zijn afspraken rond EVC gemaakt (notitie FNV). Dit betekent echter nog niet
altijd dat EVC ook echt wordt uitgevoerd. Dit hangt vaak af van beleid, infrastructuur en
beschikbare middelen. Een goed voorbeeld hiervan is de bouw. EVC wordt hier al jaren succesvol
ingezet omdat loopbaanontwikkeling en kwalificering belangrijk gevonden worden voor kwalitatieve
ontwikkeling van de sector.
In de metalelektro daarentegen blijkt het aantal aanvragen voor EVC en daarmee voor een EVCvergoeding terug te lopen. De onbekendheid van EVC en factoren als de conjunctuur,
belemmeringen rond verzilvering en het ontbreken van een infrastructuur spelen hier een rol
(Metalelektro, Onbekend maakt onbemind, juni 2013).
Er is een stijging van erkende branchestandaarden waar te nemen. Op dit moment zijn er 50
branchestandaarden erkend als EVC-standaard. Een jaar geleden waren er dit nog 35. Het effect is
dat deze standaarden meetbaar zijn doordat deze zijn omschreven in concrete leeruitkomsten en
meer civiel effect krijgen.
Hieronder laten we drie voorbeelden, waarin toepassing van EVC, zien ten behoeve van het
behalen van een diploma en het aantonen van vakbekwaamheid.
Om de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang te verhogen heeft de FCB (Welzijn, jeugdzorg
en kinderopvang) van 2009 tot 2012 het EVC-loket uitgevoerd. Binnen dit loket konden
organisaties voor kinderopvang hun medewerkers aanmelden voor een EVC-procedure met
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
15
volledige vergoeding. Het project heeft geleid tot 889 Ervaringscertificaten, waarvan er 380 in een
diploma zijn verzilverd. De gemiddelde doorlooptijd van een EVC-procedure is 22 weken; EVC leidt
tot verkorting van opleiding en minder opleidings- en verletkosten. EVC werd sterk vanuit de
branche gestimuleerd met als doel: verhogen van de kwaliteit in de kinderopvang en verzilveren
van aantoonbare werkervaring.
Onlangs zijn er diploma’s monteur steigerbouw uitgereikt aan 32 steigermonteurs die een EVCprocedure doorliepen. Per 1 januari 2017 is het in de steigerbouw verplicht om over een
vakdiploma te beschikken. De EVC-procedure maakt deel uit van een nieuwe scholingsstructuur
bedoeld om ervaren personeel in de gelegenheid te stellen om actuele kennis en kunde aan te
tonen. Daarbij kan gekozen worden voor branchecertificering of mbo-diplomering. Werknemers in
de steigerbouw met veel ervaring zien het vaak niet zitten om de schoolbanken in te gaan. EVC is
dan een aantrekkelijke alternatieve route naar diplomering. De scholingsstructuur richt zich op het
aantoonbaar maken van de vakbekwaamheid van steigermonteurs. Dit kan door middel van
opleidingen, trainingen en cursussen en door te werken in de praktijk (ervaring).
Ook in de beroepsgroep van hef- of magazijntruckchauffeurs wordt EVC ingezet. Het is voor hen
wettelijk verplicht om een rij-instructie te volgen. Een certificaat of rijbewijs is niet verplicht, maar
voldoende instructie wel. De werkgever is uiteindelijk verantwoordelijk voor ‘voldoende’
opleidingsniveau van de chauffeurs. Wel toont een certificaat natuurlijk heel duidelijk dat er een
opleiding is geweest. Veel bedrijven laten hun chauffeurs daarom om de zoveel jaar een
tweedaagse opfriscursus (theorie en praktijk) volgen. EVC op basis van een erkende
branchestandaard wordt hiervoor ingezet; zowel werkgevers als werknemers kunnen daarmee
aantonen over de juiste kennis en kunnen te beschikken.
Tot slot
Een eenduidig beeld en harde data over het rendement van EVC zijn niet aanwezig. Het
onderzoeksbureau ProfitWise werkt op dit moment aan een ‘drieluik’ van EVC onderzoeken binnen
de politie en banken. Eind 2014 wordt hier een artikel over gepubliceerd. Mogelijk dat hier nieuwe
inzichten uit voortkomen.
Op korte termijn is vaak goed te meten wat de effecten van EVC zijn op motivatie en sturing van
de eigen loopbaan. In geval van diplomering kan worden gemeten in hoeverre EVC de
opleidingsduur heeft verkort. Gegevens zijn te halen uit evaluaties die een EVC-aanbieder uitvoert
bij alle belanghebbenden en onderzoek naar verzilvering van EVC.
Voor meer harde data en feiten ten aanzien van de waarde van EVC, zal (middel) lange termijn
onderzoek nodig zijn. Bij werknemers en werkzoekenden kun je dan volgen welke
loopbaanstappen zijn gemaakt en hoe EVC hier aan heeft bijgedragen. Werkgevers kunnen
bevraagd worden op in-, door- en uitstroom van personeel en de prestaties van de organisatie. Het
zal echter altijd een grote uitdaging blijven om de effecten van een bepaald instrument zoals EVC
te isoleren van andere.
EVC draagt voor werknemers en werkgevers, branches en sectoren bij aan het aantonen van
vakbekwaamheid. In het schema is de waarde van EVC samengevat.
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
16
Werknemers
Werkgevers
Sectoren en branches
Aantonen van vakbekwaamheid
Ontwikkelingseisen in cao vervullen
Diplomering
Inzetbaarheid van medewerkers in de
branche
Inzicht in eigen competenties en
Inzicht in competenties van
Gezamenlijke afspraken over
kwaliteiten
medewerkers
(branche)standaarden (kennen en
Startpunt voor verdere
Accelerator voor innovatie
kunnen)
ontwikkeling en
Gezamenlijke afspraken over
vakbekwaamheidseisen
doorgroeimogelijkheden
Zelfbeeld, zelfvertrouwen en
Brede inzetbaarheid van
Stimuleren/waarborgen van kwaliteit
sturing eigen loopbaan
medewerkers
en veiligheid van werken in de branche
Zien van kansen op de
Kwalificeren in het kader van
arbeidsmarkt
aanbestedings- en wettelijke
eisen
Efficiënt opleiden
Bronnen:

Onderzoek EVC: aantallen 2012 en 2013, Kenniscentrum EVC, juni 2014

EVC-rapportage, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), juni 2014
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
17
BIJLAGE 2
Deelnemers versnellingskamer 1 september 2014
Erkende aanbieders
Naam
Bureau Sterk
Rob Egberts
Christelijke Hogeschool Ede
Erik Pluijers
CKO
Erik Zwiers
EVC Centrum Nederland
Justus Tengbergen (verhinderd wegens vakantie)
EVC Dienstencentrum
Marieke Abbink
EVC Centrum Vigor
Kees van Oosterhout
Haka
Harry de Bruijn
JEP Persoonscertificering
Leon van Belle
Fundeon
Betsie Brink en Tina Boes
Libereaux
Marc van Harten
Nordwin College
Gonny Hendriks
QRM BV
Dolf Coppoolse
ROC van Twente
Ineke Magdelijns
STODT
Johanniek Bus
Toehoorders
NRTO
Ria van ’t Klooster en Susan Krol
Werkgroep Onderwijs van
Stichting van de Arbeid
Isabel Coenen
Uitvoering sessie en verslag
Kenniscentrum EVC
Tijs Pijls (facilitator)
Esther Murre (organisatie)
Marja van den Dungen (rapportage)
Wendy Ankersmit (technisch begeleider versnellingskamer)
Kenniscentrum EVC / 2 oktober 2014
18