Mijnexcursie Zuid-Limburg, 14-6-2014

Mijnexcursie Zuid-Limburg, 14-6-2014
Dat heb ik nou altijd al willen doen!
Graven in zo’n oude storthoop van een Limburgse mijn.
Ze zeggen dat je daar de mooiste fossielen kunt vinden!
Resten van planten, dieren en wat er zoal niet leefde in dat lang vervlogen, tropische Carboon
tijdperk. Was steenkool eigenlijk niet gewoon opgebouwd uit onder grote druk samengeperste
resten van plant en dier? Prima geschikt om thuis in de haard te verbranden?
Zo heb ik dat tenminste vroeger op school geleerd.
Maar dat bleek niet het hele verhaal te zijn. Lang niet alles wat uit de Limburgse mijngangen gehakt
werd, eindigde achter de mica ruitjes van moeders zwarte kolenkachel. Veel ervan was zelfs nog
onbruikbaar voor de stoommachine of de chemische fabriek. Dergelijk nutteloos spul vond dan ook
een roemloos einde op de storthoop. Zuid-Limburg was in die tijd bezaaid met zulke imposante
zwarte bergen, die hoog boven alles uitstaken. Die hopen intrigeerden mij, wanneer ik er als kind
langs kwam. Met mijn ouders op weg naar een (al dan niet zonnige) kampeervakantie.
Maar de gasbel van Slochteren betekende het doodvonnis voor de Nederlandse mijnen. Bijna alle
mijngebouwen verdwenen. Ook die karakteristieke liftschachten met hun grote wielen. Alleen de
storthopen bleven.
Langzaam verzachtte de tijd de Limburgse wonden. De zwarte heuvels raakten overwoekerd.
Voormalige mijnwerkers gingen Dafjes produceren in Born of aan de slag bij de DSM. De oude,
roemruchte "Staatsmijnen" waren een chemiebedrijf geworden.
Nu al die vieze stenen uit de mijnbouwtijd onder het groen verdwenen waren, werden de heuvels
langzaamaan herontdekt. Met een beetje creativiteit bleken deze verlaten plekken fantastische
mogelijkheden te hebben. Van hooggelegen natuurpark tot overdekte skibaan.
Veel hopen werden afgegraven. Totdat er niets meer van over was. Daarmee verschrompelden ook
de kansen voor geo-amateurs zoals ik, om er ooit nog eens op fossielenjacht te kunnen gaan.
Maar dan lees ik opeens een berichtje in de Gea-Maaswaarden-nieuwsbrief over een graafexcursie
naar zo’n Limburgse storthoop. "Mede mogelijk gemaakt" (in RTL-termen) door de Geakring WestBrabant en het Mijnmuseum de Beukel in Meerssen.
De vervulling van zo’n levenswens laat ik natuurlijk niet ongemerkt aan me voorbijgaan. Ook mijn
vrouw Marijke blijkt er wel oren naar te hebben. Al is er natuurlijk altijd een kansje, dat de in het
vooruitzicht gestelde Limburgse vlaai daar ook iets mee te maken heeft.
Zo rond half elf arriveren we op de ontmoetingsplaats tegenover het museum. De meeste andere
geofielen (eigenlijk: GEA-fielen) staan er al te wachten. Het mijnmuseum blijkt gevestigd in de
kelder van een woonhuis. En wel het ouderlijk huis van de jonge museumconservator Roy Simons.
Zijn opa, die zelf nog in de mijnen heeft gewerkt, was betrokken bij het ontstaan van dit aardige
familiemuseum. Roy’s pa en ma zorgen, dat het de bezoekers aan niets ontbreekt. Op het terras
maken we kennis met elkaar. Bij een Limburgse koffietafel-met-vlaai. Natuurlijk komt de actualiteit
aan de orde. Voetbal en motorbendes. Oranje hamsters en Roy Donders juichpakken. De andere Roy
leidt ons in groepjes intussen enthousiast rond. Langs zijn unieke collectie mijnwerkersspullen.
En dan mogen we eindelijk zelf aan de slag in zo’n storthoop. Ver weg van het museum, helemaal
in Landgraaf. Je kunt eigenlijk niet echt van een "heuvel" spreken. Het ziet er meer uit als een,
vrijwel leeggegraven, steengroeve. Bart (van Gea) en Roy hebben geregeld, dat we in de groeve
mogen. En daar niet bang hoeven te zijn voor eventuele loslopende rottweilers. Er zijn zelfs sleutels
beschikbaar voor het solide hek van de groeve, zodat onze auto’s op het terrein kunnen staan.
We lopen nog geen vijf minuten met emmer,
houweel, hamer en rugzak de groeve in of het
is al raak. Marijke houdt trots een steen
omhoog met de afdruk van een varen. Als ik de
rugzak neerzet, zien we op de zwarte stenen
die overal liggen nog véél meer afdrukken.
Stengels, bladeren, ja hele boomstammetjes
hebben hun sporen in het carbonische gesteente
achtergelaten. Zo tref ik ze zelfs bijna niet aan
op buitenlandse vindplaatsen. We zijn in het
echte fossielenzoekers-paradijs beland.
Gewoon in ons eigen, zompige kikkerlandje...!
Het meeste gesteente laat zich gemakkelijk
splijten, waarbij elke beitelslag nieuwe, gefossiliseerde plantenwerelden blootlegt. Soms gaat het
zelfs zo gemakkelijk, dat de versteende schatten al verpulveren in je handen, vóór je je beitel hebt
kunnen grijpen.
Op diverse plaatsen in de groeve zijn gelukszoekers uit ons gezelschap neergestreken. Op jacht naar
versteende resten uit het Carboon. Meestal lacht het succes hen toe. Al lijkt de oogst verder van de
ingang vandaan steeds minder rijk te worden.
De dreigende, grauwe wolkenlucht van vanmorgen is grotendeels verdwenen. De zon breekt volop
door en zorgt voor een steeds aangenamer temperatuur. Al speurend en bikkend zien we op onze
horloges de zoekuren wegtikken. Als het meegebrachte water op begint te raken, komt dat bij de
meeste mensen de vochtbalans en werklust niet ten goede.
Dan dient het moment zich aan, waarop we de groeve moeten gaan verlaten. De graafexcursie zit er
op. Vermoeid zeulen we onze uitgehakte carboonschatten mee. Terug naar de auto’s, die soms
doorzakken onder het zware gesteente.
Op de parkeerplaats volgt het onvermijdelijke afscheid. Van elkaar en van deze rijke groeve.