Cursusbeschrijvingen

MINOR JOURNALISTIEK UU studiejaar 2014-­‐2015 De minor journalistiek is bedoeld voor universitaire studenten, in de eerste plaats die van de Universiteit Utrecht maar ook die van andere universiteiten, die in staat willen zijn bui-­‐
ten de vakbladen over hun specialisme te publiceren en mede daartoe inzicht willen heb-­‐
ben in journalistieke selectieprocessen en de rol van de media in de samenleving. Hoewel de cursus voor een groot deel gericht is op de verwerving van (onderzoeks-­‐ en schrijf-­‐) vaardigheden ligt in enkele gevallen, met name bij de vakken achtergrondver-­‐
haal/essay en reportage, ook nadruk op theorie (methoden van de onderzoeksjournalis-­‐
tiek, narrativiteit) & de wijze waarop anderen genoemde genres bedreven hebben (‘best practices’). De minor werkt nauw samen met weekblad De Groene Amsterdammer. Een deel van de lessen wordt daar, op de redactie, gegeven en de bedoeling is ook dat de pro-­‐
ducten van de studenten in het weekblad of op de website van het weekblad gepubliceerd worden. LET OP: DE DATA DIE IN DEZE HANDLEIDING GENOEMD WORDEN DIENEN NOG AANGE-­‐
PAST TE WORDEN AAN DIE VAN HET NIEUWE STUDIEJAAR INHOUDSOPGAVE 1. Schema met inhoud totale cursus, docenten, studiepunten 2. Jaarkalender 3. Cursusbeschrijvingen blok 1/3 3.1. Correct en begrijpelijk schrijven 3.2. Nieuwsbericht en verslaggeving (+interviewen) 3.3. Publieksgericht en creatief schrijven 3.4. Journalistieke research en onderzoeksjournalistiek 3.4.1. Methoden en technieken van journalistieke informatieverzameling 3.5. Kennis van de journalistiek 1: medialandschap 4. Cursusbeschrijving blok 2/4 4.1. Kennis van de journalistiek 2: 4.1.1. Media-­‐invloed (vervolg van 3.5) 4.1.2. Ethiek 4.2. Reportage 4.2.1. De waarde van journalistieke kennis 4.3. Achtergrondverhaal/essay 5. De competenties van de opleiding journalistiek 6. Studenten 2013-­‐14 (blok 3 & 4) UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 2 SCHEMA MET INHOUD TOTALE CURSUS, DOCENTEN, STUDIE-­‐
PUNTEN Vak Onderdeel 1. Basisvaardigheden Ec (Dee docent blok l) Ec 5 a. Correct en begrijpelijk schrij-­‐
ven b. Nieuwsbericht en verslagge-­‐
ving 2. Journalistieke research & onderzoeksjournalistiek (waarbij: ‘Technieken van de onderzoeksjournalistiek’) 3. Publiekgericht & creatief schrijven 5 4. Kennis v.d. journalis-­‐
tiek 2 JW 1/3 3 PdL 1/3 1/3 CvdH (ED) JC 3 BM 1/3 BM 2/4 2 MvK 2/4 5 2/4 5 GJ (GS) CvdH 5 a. Medialandschap b. Media-­‐invloed c. Ethiek 5. Reportage (waarbij: ‘De waarde van journalistieke kennis c.q. narrativiteit’) 6. Achtergrondverhaal/essay TOTAAL AANTAL EC 1/3 2/4 30 De onderdelen 1 en 3 zijn inleidend (niveau 1), het onderdeel 2 is verbredend (niveau 2), de onderdelen 4 t.m. 6 zijn bedoeld als verdieping. Vandaar ook dat 5 en 6 niet alleen vaar-­‐
digheidsvakken zijn maar ook kennis en reflectie bevatten. De totale studiebelasting van de Minor Journalistiek is 30 ECTS, dat is 840 uur. Coördinator: Chris van der Heijden (kamer 0S130, 088 – 4813208, [email protected]) SKYPE Voor vragen, lessen, overleg & andere zaken is het mogelijk met coördinator en docent Chris van der Heijden te skypen. Maak een afspraak via de mail ( [email protected]) en zet in die mail je skype-­‐adres. Dat van de docent is chrisvanderheijden. UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 3 CORRECT EN BEGRIJPELIJK SCHRIJVEN docent: E-­‐mail: kamer: telefoon: Yolan Witterholt [email protected] 2F270 -­‐ INHOUD Een tekst, ook een journalistieke tekst, treft pas doel als de lezer hem gemakkelijk kan le-­‐
zen en direct begrijpt. Daarvoor is het op de eerste plaats noodzakelijk dat hij foutloos is. Een tekst met taalfouten irriteert; de lezer haakt direct af. In deze cursus bekijken we wat de meest voorkomende fouten zijn en hoe je die voorkomt of corrigeert. Het gaat hierbij om spelling & interpunctie, woordkeuze en zinsbouw. Daarnaast gaat het om de begrijpelijk-­‐
heid. Hoe ‘vertaal’ je ambtelijk taalgebruik op zo’n manier dat de lezer het direct begrijpt en dat het prettig leest? Welke ambtelijke zinsconstructies moet je vermijden en wat doe je met lastig jargon of omhaal van woorden? OPZET LESSEN Tijdens de lessen ligt de nadruk op kleinere (her)schrijfopdrachten, correctie en eindredac-­‐
tie. Geen theoretische verhandelingen maar veel oefening en gelegenheid voor vragen. We werken daarbij de ene keer als redacteur, de andere keer als eindredacteur. Soms werkt de student alleen, soms samen. Aandacht voor taal is voor de journalistiek schrijver van groot belang en we gaan hierin dan ook vrij ver. Ook de kleine, ‘onbelangrijke’ kwesties komen aan de orde. Les 1 -­‐ los, aan elkaar of koppelteken? Correctheid: Begrijpelijkheid: -­‐ werkwoordspelling incl. Engelse werk-­‐
woorden -­‐ ambtelijke zinsconstructies die je beter kunt vermijden vervolg Begrijpelijkheid: -­‐ ambtelijke zinsconstructies die je beter kunt vermijden Les 3: -­‐ wel of geen hoofdletter, accent of trema Les 2: Begrijpelijkheid: Correctheid: Correctheid: UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 4 -­‐ omhaal van woorden/wollig taalgebruik verhelpen -­‐ woordenschat Correctheid: Les 4: -­‐ (in)congruentie (fouten in meer-­‐
voud/enkelvoud) Correctheid: Begrijpelijkheid: -­‐ interpunctie -­‐ gebruik van cijfers in een journalistieke tekst Begrijpelijkheid: Les 6: -­‐ omhaal van woorden/wollig taalgebruik verhelpen vervolg -­‐ woordenschat Correctheid: Les 5: -­‐ problemen met samentrekking en inver-­‐
sie Correctheid: -­‐ woordkeuzeproblemen -­‐ verwijzingen (het juiste woord, geslacht, etc.) Begrijpelijkheid: Begrijpelijkheid: -­‐ wat doe je met jargon en moeilijke woorden? -­‐ woordenschat Les 7: -­‐
citeren of parafraseren? TOETSING De toetsing is een eindredactietest. Studenten krijgen een tekst voorgelegd die moet wor-­‐
den geredigeerd op zo’n manier dat hij klaar is voor de vormgeving. Fouten moeten eruit zijn, lelijke zinnen moeten herschreven zijn, ambtelijke constructies moeten zijn omgezet in prettig leesbaar taalgebruik en de tekst moet een stuk(je) worden ingekort. LITERATUUR Schrijfwijzer compact van Jan Renkema 2005 (Sdu uitgevers) UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 5 COMPETENTIES Competentie 3: informatie verwerken tot producten voor diverse media. Competentie 4: adequaat en professioneel samenwerken en communiceren. BEOORDELING & CRITERIA De te redigeren tekst moet binnen de tijd (op school) geschikt zijn gemaakt voor de vorm-­‐
geving. Criteria:  fouten moeten zijn verbeterd (er mogen nog maximaal 4 in staan),  ambtelijk taalgebruik, lastig jargon en ‘krom taalgebruik’ moet waar nodig zijn vervangen door prettig leesbaar Nederlands (maximaal zo’n 20% mag ‘over het hoofd’ zijn gezien),  de tekst moet adequaat zijn ingekort tot de voorgeschreven lengte (een afwijking van 10% is toegestaan). Er is geen belangrijke informa-­‐
tie geschrapt. Beoordelingsformulier correct en begrijpelijk schrijven Inlevervoorwaarde: opdracht wordt op school gemaakt en afgerond binnen de daar-­‐
voor beschikbare tijd. 1) Zijn de fouten adequaat verbeterd? (maximaal 30 punten, bij meer dan 2 fou-­‐
ten 3 punten aftrek per fout)) Fouten in spelling en interpunctie maar ook in woordkeuze en zinsbouw en slordigheden zoals een vergeten woord of een woord dat ten onrechte dubbel in de zin staat, e.d. 2) Is (onnodig) ambtelijk taalgebruik adequaat omgezet in prettig leesbaar Ne-­‐
derlands? (maximaal 40 punten) Onnodige ambtelijke zinsconstructies wegge-­‐
werkt, omhaal van woorden ongedaan gemaakt, lastig jargon ‘vertaald’ of toegelicht, onnodig veel cijfers weggewerkt, etc. 3) Is de tekst adequaat ingekort? (maximaal 30 punten) Het juiste aantal woorden weggehaald, geen belangrijke informatie geschrapt, geen onnodige ingrepen. Totaal aantal punten: Cijfer: UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 6 NIEUWSBERICHT EN VERSLAGGEVING (+ INTERVIEWEN) docent: E-­‐mail: Paul de Lange [email protected] kamer: telefoon: -­‐ -­‐ INHOUD Het onderdeel nieuwsbericht en verslaggeving (en interviewen) beslaat zeven bijeenkom-­‐
sten van twee uur. De lessen zijn zeer praktisch; na een stukje theorie gaan studenten met-­‐
een aan de slag om bijvoorbeeld een hard nieuwsbericht te maken. In de les gemaakte be-­‐
richten worden direct besproken. Huiswerkopdrachten worden in de eerstvolgende bij-­‐
eenkomst doorgenomen. OPZET LESSEN •
•
•
•
•
•
•
Les 1: wat is nieuws? Nieuwscriteria en nieuwsselectie. Journalistieke termen. Eer-­‐
ste eenvoudige nieuwsberichten maken en bespreken. Huiswerk: maken nieuwsbericht. Les 2: bespreken huiswerk. Theorie opbouw nieuwsbericht. Maken gecompliceerder nieuwsbericht en meteen bespreken. Huiswerk: maken nieuwsbericht (X). Les 3: bespreken huiswerk. Theorie koppen maken. Oefenen met koppen maken. Theorie zacht nieuwsbericht (met uitgestelde lead). Oefenen zacht nieuwsbericht, meteen bespreken in les. Huiswerk: koppen maken en een zacht nieuwsbericht. Les 4: bespreken huiswerk. Theorie sfeerverslag. Sfeerverslagen lezen en bespre-­‐
ken. Huiswerk: schrijven sfeerverslag nav door docent uitgedeelde case (X). Deadline: 48 uur voor volgende les. Les 5: bespreken enkele sfeerverhalen (deadline is 24 uur voor aanvang les). Inlei-­‐
ding interview en televisie-­‐interview Cees van Ede met Ischa Meijer bekijken. Huiswerk: schrijven full quote interview van 300 woorden nav interview met klas-­‐
genoot (X). Deadline: 48 uur voor volgende les. Les 6: bespreken enkele interviews. Soorten interviews en uitwerkingsvormen, met voorbeelden uit dag-­‐ en weekbladen. Huiswerk: portretterend interview met klasgenoot van 600 woorden (X). Deadline 48 uur voor aanvang laatste les, les 7. Les 7: bespreken enkele portretterende interviews. Afronding cursus. X geeft aan dat het artikel meetelt voor het cijfers UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 7 TOETSING De student schrijft vier stukken: -
-
een nieuwsbericht (250 woorden) voor ‘de Volkskrant’, naar aanleiding van een door de docent uitgedeelde ‘case’; een sfeerverslag (500 woorden) voor ‘De Stentor’, naar aanleiding van een door de docent uitgedeeld nieuwsbericht uit ‘De Stentor’ en door de student ingewonnen informatie op locatie; een full quote interview (300 woorden) met een klasgenoot voor de serie ‘Mijn kleding en ik’ in Viva of Men’s Health; een portretterend interview (600 woorden) voor een serie in ‘Trajectum’ waarin studenten van de HU worden geportretteerd. LITERATUUR nvt COMPETENTIES 1.
2.
3.
4.
Journalistiek relevante onderwerpen vaststellen Snel en gericht informatie verzamelen en ordenen Informatie verwerken tot journalistieke producten voor diverse media Adequaat en professioneel samenwerken en communiceren BEOORDELING & CRITERIA Voor alle vier in te leveren en hier boven genoemde artikelen geldt: -
ze worden voor de deadline ingeleverd; -
ze hebben de gevraagde lengte; ze zijn met heldere pen geschreven in foutloos Nederlands, met correcte alinea-­‐
indeling en interpunctie; qoutes worden op juiste wijze weergegeven; -
- ze zijn voorzien van een kop die voldoet aan de genre-­‐ en vormeisen; - ze zijn voorzien van een correcte creditline en eventueel dateline. Aanvullende criteria voor het nieuwsbericht: -
nieuwswaardige lead (5 w’s en h) die voldoet aan de vormeisen; correcte opbouw (oprolbaar), vloeiende overgang tussen de alinea’s; -
feitelijke weergave van ‘het gebeurde’. UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 8 Aanvullende criteria voor het sfeerverslag: - stuk heeft een intro; -­‐ aantrekkelijke lead; het stuk heeft een ‘dominante indruk’; het stuk heeft een duidelijke invalshoek de inhoud is verkregen door meerdere bronnen (gesproken en niet gesproken) te raadplegen. Aanvullende criteria voor het full qoute interview: -
aantrekkelijke lead; duidelijke invalshoek (focus); uit de tekst moet blijken dat de interviewer goed heeft doorgevraagd (details, anekdotes). Aanvullende criteria voor het portretterende interview: -
-
stuk heeft een intro; -
naast de geportretteerde zijn twee anderen over de geportretteerde geinterviewd; het stuk heeft een duidelijke invalshoek (focus); in het stuk zitten beschrijvende elementen. Alle vier artikelen moeten voldoende zijn (voldoende bij 5,5). Herkansing binnen zes we-­‐
ken na het einde van de cursus. Het gemiddelde van de vier artikelen bepaalt het eindcijfer UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 9 PUBLIEKGERICHT & CREATIEF SCHRIJVEN docent: E-­‐mail: kamer: telefoon: Job Creyghton [email protected] 2 E 240 06-­‐48245811 INHOUD In de minor Publiekgericht schrijven leer je schrijven voor een specifiek publiek. Of dat nou voor een groot of een klein publiek is, de lezer van NRC Next, de Telegraaf, HP of de jonge-­‐
renkrant Seven Days. Ook leer je te schrijven voor het Web en voor webtijdschriften. Het belangrijkste wat je je voor ogen moet houden is dat journalistiek schrijven wezenlijk iets anders is dan wetenschappelijk schrijven. Je zal iets moeten leren, maar je zal ook iets moeten afleren. Schrijven voor kranten, tijdschriften en voor het web is vrijwel altijd bon-­‐
diger, eenvoudiger, duidelijker en oppervlakkiger. Het accent ligt op Schrijven. Drie aspecten daarvan zullen steeds weer aan de orde komen: de structuur, de stijl en de verbeelding. Doel is makkelijker te leren schrijven, een prettige, levendige stijl te leren hanteren en zó te schrijven dat de lezer een helder beeld heeft van wat je te vertellen hebt. Schrijven is een kwestie van doen. We gaan dan ook elke week heel veel schrijven. Tegelijk bespreken we wat we gemaakt hebben tijdens de les. Verder bespreken jullie de stukken van elkaar met elkaar; dat is een essentieel onderdeel van de cursus: leren te redigeren, kritiek te geven en kritiek te ontvangen. Bij de bespreking van de eerste versie van een artikel, bespreek je dat op drie punten: structuur, stijl en verbeelding. Daarvoor lees je de stukken drie keer waarbij je in de eerste lezing let op de structuur, in de tweede op de stijl en in de derde op de verbeelding. Het is belangrijk om de stukken op die manier te lezen, omdat je zo leert te letten op alle drie de aspecten van schrijven. Je bespreekt de stukken met elkaar tijdens de practica. Voor de minor geldt een aanwezigheidsplicht. Omdat je veel met je medestudenten sa-­‐
menwerkt is dat geen overbodigheid. Je mag per blok één week afwezig zijn geweest. UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 10 OPZET LESSEN Week 1. werkcollege Inleiding: uitleg cursus. De basis van een goed geschreven stuk. Structuur 1, analyse, inhoud. Analyse, hoofd-­‐ en bijzaken, basisgedachte. Een journalistieke analyse maken. Het schrijfproces. Schrijftraining (ST). Huiswerk: Artikel over je studie voor middelbare scholieren versie 1. Zie de jongerenkrant Seven Days. Effectief en creatief schrijven hoofdstuk 1 en 2 bestuderen. Formuleer aan de hand van elk hoofdstuk een vraag. Tenslotte eventueel stukken door de docent opgegeven. Week 2. Werkcollege Stijl 1, vorm, verpakking. Wat is stijl. Stijlregels. Stijlbeginselen. Practicum Redigeren (van je eigen en van andermans stukken). Narratieve journalistiek 1. Huiswerk Artikel over je studie versie 2. Effectief en creatief schrijven hoofdstukken 3 en 4 bestude-­‐
ren. Formuleer aan de hand van elk hoofdstuk een vraag. Tenslotte eventueel stukken door de docent opgegeven. Week 3. Werkcollege Verbeelding 1. Improviseren. UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 11 Waarom improviseren. Wanneer improviseren. Het verslag, het artikel. De reportage. Vertaling van een “moeilijk” stuk. Huiswerk Achtergrondartikel versie 1. Creyghton hoofdstukken 5 en 6 bestuderen. Formuleer aan de hand van elk hoofdstuk een vraag. Tenslotte eventueel stukken door de docent opgegeven. Week 4. Werkcollege Structuur 2. De diepere tekststructuur. Clusteren (mindmap). De klassieke structuur. De alternatieve structuur. De subtekst, de ondertekst. Practicum Redigeren van elkaars stukken. Individueel huiswerk met de docent bespreken. Narratieve journalistiek 2. Huiswerk Achtergrondartikel versie 2. Creyghton hoofdstukken 7 en 8 bestuderen. Formuleer aan de hand van elk hoofdstuk een vraag. Tenslotte eventueel stukken door de docent opgege-­‐
ven. Week 5. Werkcollege Stijl 2. Verschil stijl – grammatica. Wat is een woord: betekenisveld. UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 12 Het woordgebruik. Wat is een zin: grammaticaal, praktisch. Het gebruik van zinnen. Huiswerk Artikel voor de wetenschapsbijlage versie 1. Creyghton hoofdstuk 9 en 10 bestuderen. Formuleer aan de hand van elk hoofdstuk een vraag. Tenslotte eventueel stukken door de docent opgegeven. Week 6. Werkcollege Verbeelding 2 (o. a. tekst en beeld). Intuïtie – ratio. Creatief Schrijven. Blokkades opheffen. Jezelf uitnodigen te schrijven. Doorschrijven. Het creatieve schrijfproces. Practicum Redigeren van elkaars stukken. Individueel huiswerk bespreken met de docent. Narratieve journalistiek 3. Huiswerk Artikel voor de wetenschapsbijlage versie 2. Stukken door de docent opgegeven. Vragen, onduidelijkheden over blok 1 meenemen. Week 7. Werkcollege Afsluiten blok. Vragen bekijken en eventuele antwoorden uitwerken. Wat verder ter tafel komt. UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 13 TOETSING Voor de toets lever je een dossier in. Dat bestaat uit de drie artikelen die je tijdens de cur-­‐
sus hebt geschreven. Je eindcijfer is het cijfer voor je dossier. Het dossier 1. Artikel over je studie (800 – 1000 woorden) 2. Achtergrondartikel (800 – 1000 woorden) 3. Artikel wetenschapsbijlage (800 -­‐ 1000 woorden) De artikelen mogen een afwijking van 50 woorden laten zien. Hou je aan het aantal woor-­‐
den, want behalve op deadline moet je ook leren schrijven op een maximum of minimum aantal woorden. LITERATUUR Effectief en Creatief Schrijven, Job Creyghton, Kemper Conseil Voorburg. ISBN 90 765 4223 6 COMPETENTIES Na de cursus: * hebben studenten inzicht in structuur en stijl van een tekst; * hebben studenten inzicht in de creatieve mogelijkheden van een tekst; * kunnen studenten een moeilijk leesbaar stuk omschrijven naar een eenvoudige, hel-­‐
dere en aantrekkelijk geschreven tekst; * kunnen studenten fictionele technieken, waar die relevant zijn, hanteren voor non-­‐
fictionele stukken. BEOORDELING & CRITERIA Weging en beoordeling Je bent geslaagd voor Publiekgericht Schrijven als: 1. Je eindcijfer 5.5 is of hoger; 2. Je per blok niet meer dan 1 week afwezig bent geweest; 3. Je tijdens de (werk)colleges voldoende inzet hebt getoond. UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 14 Je eindcijfer wordt bepaald aan de hand van de 3 ingeleverde artikelen. Elk artikel weegt even zwaar. Dus de cijfers voor de artikelen worden aan het einde van de cursus opgeteld en door 3 gedeeld. De stukken geschreven tijdens de les die je bij het dossier inlevert kunnen het verschil be-­‐
tekenen tussen voldoende of onvoldoende. Beoordelingscriteria Je stukken krijgen een beoordeling aan de hand van de volgende criteria: * Heb je voldoende inzicht getoond in de structurele aanpak van de stukken; kun je een behoorlijke analyse maken, kun je een geanalyseerde inhoud op een effectieve manier uitwerken. * Kun je goed met stijl omgaan. Ben je in staat om de verschillende stilistische moge-­‐
lijkheden te onderkennen en in een geschreven stuk op een adequate manier te verwerken. * Ben je in staat om een tekst levendig, beknopt, helder en met vaart te schrijven; heb je de creatieve mogelijkheden van de tekst voldoende uitgebuit. * Ben je in staat om een tekst zo te schrijven dat hij geschikt is voor een specifieke doelgroep of een specifiek medium. Inleveren Een van de disciplines waar je aan zal moeten leren wennen, is werken op deadline. De stukken moeten op het opgegeven tijdstip ingeleverd zijn. Stukken die later worden inge-­‐
leverd kijkt de docent pas na aan het einde van het blok. Voor dat stuk krijgt de student dus ook pas een cijfer aan het einde van het blok. Het dossier moet op de deadline worden ingeleverd. Dossiers die na de deadline binnen-­‐
komen worden niet nagekeken. Lever op tijd in, want te laat inleveren betekent dat je geen zicht hebt op het verloop van je cijfers en je dus ook niet weet hoe je eindcijfer er uit gaat zien. Voor het dossier betekent te laar inleveren gewoon een onvoldoende. Voorkom onaangename verras-­‐
singen. Teksten moeten Voldoen aan de volgende inlevervoorwaarden: UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 15  ingeleverd op deadline  compleet dossier in Word  maximaal 16 taalfouten in de 3 nagekeken teksten Docenten accepteren: geen kladteksten; geen fraude en plagiaat; geen teksten zonder voorblad met naam, studentnr, etc; geen bijlagen zonder naam van de student; geen ongenummerde pagina’s. Voor de stukken geschreven tijdens de les (de geprinte versie) geldt dat elke pagina in ieder geval je naam moet dragen. Voldoet het dossier niet aan deze voorwaarden, dan wordt het niet nagekeken. UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 16 JOURNALISTIEKE RESEARCH & ONDERZOEKSJOURNALISTIEK docent: Chris van der Heijden E-­‐mail: Kamer: telefoon: [email protected] / [email protected] 0S130 0884813208 VOOR LESMATERIAAL ZIE http://goo.gl/ehjrb (Google drive chrislessen: Universi-­‐
taire minor) INHOUD In dit cursusonderdeel krijgen de studenten om te beginnen een 1. inleiding tot het vak journalistieke research, onderzoeksjournalistiek & technieken van de onderzoeksjournalistiek. Vervolgens moeten zij 2. binnen een vastgesteld thema (‘Actuele geschiedenis’, zie verderop) onderzoek verrich-­‐
ten. Van dit onderzoek dienen zij 3. een researchdossier samen te stellen op basis waarvan zij om te beginnen voor De Groe-­‐
ne Amsterdammer een publicabel dossier moeten maken en vervolgens in het volgend blok 4. voor het vak achtergrondverhaal/essay een journalistiek verhaal dienen te schrijven. Dat verhaal is in principe eveneens bestemd voor De Groene Amsterdammer. LESSEN De lessen in dit blok sluiten aan bij de hiervoor genoemde opdrachten & gaan over: 1. onderzoeksjournalistiek 2. actuele geschiedenis 3. medialandschap i.h.b. de medialogica Les 1 Inleiding over het verschil tussen onderzoeksjournalistiek enerzijds en zowel reguliere verslaggeving als wetenschap anderzijds. Hierbij bespreken we ook hoe je op een idee komt voor een essay/ achtergrondverhaal, welke vragen je bij een onderwerp kunt stellen, hoe je deze vragen toespitst, op basis daarvan een hypothese formuleert en tot slot hoe je een researchplan maakt. Ook bespreken we inhoud en vormgeving van zo’n plan. Opdracht: Goed scannen van Story-­‐Based Inquiry. A manual for investigative journalists van Mark Lee Hunter e.a. (te vinden op internet, http://goo.gl/GBnDx of via Google Drive Uni-­‐
UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 17 versitaire Minor) en hfst 1 en 2 van de manual van de Konrad Adenauer Stiftung (te vinden internet http://www.investigative-­‐journalism-­‐africa.info/?page_id=2 of via Drive o.d.t. On-­‐
derzoeksjournalistiek). Lezen: de tekst over actuele geschiedenis die verderop staat (p. 22) Les 2 We bespreken de gelezen teksten, in het bijzonder die over actuele geschiedenis en de ver-­‐
schillende concrete mogelijkheden voor onderzoek. Ook gaan we verder op het verschil tussen wetenschap, journalistiek & onderzoeksjournalistiek. Tot slot bespreken we de vorm van een researchdossier. Opdracht: Scannen (niet lezen maar opbouw & teneur begrijpen) van De sociale staat van Nederland 2011, via http://www.scp.nl/content.jsp?objectid=27981 of via Drive. Ook: lees het laatste nummer van De Groene Amsterdammer. Begin logboek research. Les 3 (in theorie op de Groene Amsterdammer, dinsdag 18 febr. 16.15 u) Introductie door hoofdredacteur van de Groene, Xandra Schutte. Gesprek over het blad & zijn lezers. Opdracht: uitgewerkt researchplan maken & mailen aan de docent vóór zondagavond 23 febr 24.00 u). Scannen rapport Medialogica, lezen artikel medialogica (resp. via http://www.adviesorgaan-­‐rmo.nl/Publicaties/Adviezen/Medialogica_januari_2003 en http://www.villamedia.nl/magazine/artikel/liever-­‐vlotte-­‐generalist-­‐dan-­‐stroeve-­‐
specialist/85229/, beide ook in Drive). Les 4 We bekijken een documentaire over medialogica en stellen per student de definitieve re-­‐
searchonderwerpen vast. Dit doen we gemeenschappelijk. Ook bespreken we de werkwijze in de hierop volgende weken. Opdracht: definitief researchplan binnen 5 dagen (zondag 2 maart, 24.00 u) mailen aan docent. Na akkoord kan student aan het werk gaan. Hij heeft drie weken om zijn research te voltooien. Deze weken zijn meer dan fulltime. In deze weken zijn er een paar deadlines (de producten dienen digitaal gestuurd te worden aan: [email protected] ) 1. Eerste interview (4 maart) 2. Factsheet feiten (4 maart) 3. Voorlopig mediaverslag (11 maart) 4. Tweede interview (11 maart) Les 5 en les 6 (11 en 18 maart0 zijn in principe individueel, op afspraak. In les 7 (25 maart) presenteert eenieder zijn (vermoedelijk nog niet geheel voltooide) onderzoek. In week 8 (deadline vrijdag 28 maart om 18.00 u.) levert elke student zijn researchdossier in bij de docent, via mail ([email protected]) Hierop krijgt hij dan binnen enkele dagen een re-­‐
UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 18 actie zodat hij nog ruim een week heeft voor verbetering. De definitieve versie (op basis waar-­‐
van het cijfer gegeven wordt) moet ingeleverd worden op zondagavond 6 april voor 24.00 u.) TOETSING/VEREISTEN RESEARCHDOSSIER De cursus wordt afgesloten met een dossier met daarin: 1. Logboek research van begin (week 2) tot eind (week 8) met daarin nauwkeurig ver-­‐
slag van ontwikkeling gedachten, werkwijze en verwijzing naar gebruikte literatuur, gesproken personen en andere bronnen. Met volledige namen, tel. nrs., adressen, juiste bibliografische gegevens enz. 2. Dossier, waarin: o Inleiding: algemene problematiek, motivering keuze, aanpak, belangrijkste vraagstelling(en) enz o Feiten: zo nauwkeurig mogelijk verslag van de feiten waarop het onderzoek betrekking heeft. o Literatuur: nauwkeurig overzicht van wat er door derden over de gebeurte-­‐
nis(sen) geschreven, gefilmd enz. is o Mediaverslag: overzicht van de reactie in de media & concentratie op één of twee van die media o Interviews met minstens drie personen die met de gebeurtenissen van doen hebben gehad o Locatie: indien mogelijk, beschrijving van de locatie waar de gebeurtenissen zich afgespeeld hebben o Conclusies op basis van voorgaande, met hierbij een korte indicatie van het verhaalplan 3. Evaluatie van de cursus & vooral van het eventuele nut ervan voor de eigen be-­‐
roepspraktijk Een dossier zal over het algemeen uit een pagina of 20-­‐25 bestaan. Dit is niet meer dan een indicatie. De kwaliteit is belangrijker dan de kwaliteit. Het dossier zal beoordeeld worden op: 1. volledigheid 2. zorgvuldigheid 3. verantwoording 4. originaliteit 5. conclusies (als uitgangspunt v.h. essay/achtergrondverhaal) En wel als volgt: 1. Is de uitvoering overzichtelijk, netjes, leesbaar, geen spelfouten enz? (5%) 2. Is de opzet van het dossier helder, logisch, doordacht? Wordt deze opzet verant-­‐
woord? (5%) 3. Is de in de inleiding geschetste problematiek/vraagstelling duidelijk? (5%) UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 19 4. Heeft de student de feiten goed en helder beschreven (10%) 5. Wordt de vermelde literatuur bibliografisch goed aangeduid en, belangrijker nog, in eigen bewoordingen kort en helder omschreven? (10%) 6. Is het onderzoeksdeel over de media (‘mediaverslag’) verantwoord en voldoende uitgewerkt (25%) 7. Is de student de boer opgegaan, heeft hij interviews gemaakt, plekken bezocht, men-­‐
sen gesproken (25%) 8. Heeft de student een logboek toegevoegd waaruit het werkproces duidelijk wordt? (10%) 9. Geeft het dossier voldoende aanknopingspunten voor het op basis daarvan te schrij-­‐
ven essay? (5%) Alle onderdelen moeten voldoende zijn en kunnen eventueel binnen zes weken na afloop van de cursus worden herkanst. LITERATUUR zie de hierboven vermelde titels COMPENTENTIES De student is in staat: 1. een ingewikkelde problematiek te overzien, in heldere woorden samen te vatten, daarbinnen een domein te vinden en daarbinnen weer een hypothese te formuleren 2. over de hiervoor genoemde problematiek en speciaal in verband met de hypothese de noodzakelijke informatie te verzamelen 3. binnen het informatieaanbod het kaf van het koren te scheiden en binnen het koren keuzes te maken 4. het gevonden materiaal op overzichtelijke wijze te presenteren 5. op basis van de presentatie conclusies te formuleren 6. op basis van de conclusies de contouren van een achtergrondverhaal/essay te schetsen Hierbij gaat het in het bijzonder om de elders, op p. 52-­‐54 vermelde competentie nummer 2: Snel en gericht informatie verzamelen, selecteren en ordenen UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 20 ACTUELE GESCHIEDENIS De uitdrukking ‘actuele geschiedenis’ wordt in Nederland zelden en in België slechts iets vaker gebruikt. Begrijpelijk. Hij bevat een tegenspraak. De actualiteit betreft immers het heden, de geschiedenis het verleden en de twee samen in één adem lijkt zoiets als een vier-­‐
kante cirkel. Vandaar ook dat historici gewoonlijk niet dichterbij komen dan een jaar of veertig, vijftig. Maar zelfs dan heeft de geschiedschrijving, aldus een stilzwijgende consen-­‐
sus, moeite met de wetenschappelijkheid. De afstand tussen historicus en gebeurtenis is te klein, de belangen zijn te groot en het beeld wordt te sterk gekleurd door een per definitie bedrieglijke herinnering. Een klassiek citaat in dit verband is afkomstig van Mao Tse Tung en dateert uit de jaren vijftig van de twintigste eeuw. Gevraagd naar zijn mening over de Franse Revolutie ant-­‐
woordde de Chinese leider dat het nog te vroeg was daarover te oordelen. Interessant in dit verband ook is de discussie die in diezelfde jaren binnen het Rijksinstituut voor Oorlogsdo-­‐
UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 21 cumentatie plaatsvond, over de vraag of de oorlog al beschreven kon worden of dat het wellicht verstandiger was zich voorlopig vooral om bronnen te bekommeren. Loe de Jong, de toenmalige directeur, was de eerstgenoemde mening toegedaan en produceerde vanaf 1960 dan ook een televisieserie over het recente verleden terwijl hij een kleine tien jaar later met de publicatie van zijn magnum opus begon. Dolf Cohen, tweede man op het insti-­‐
tuut en vader van de gewezen PvdA-­‐voorman c.q. burgemeester van Amsterdam, kon zich slecht vinden in zoveel publiciteitsdrang en stapte mede om die reden op, nota bene om in Leiden hoogleraar middeleeuwse geschiedenis te worden. Dit ambt aanvaardde hij, veel-­‐
zeggend, met een rede over de twaalfde-­‐eeuwse ‘contemporain historicus’ Otto Freising. Daarin hield hij zijn gehoor voor dat ‘de geschiedenis gevormd [wordt] door een stroom van onderling met elkaar verbonden feiten waarin de geschiedkundige door selectie orde-­‐
scheppend ingrijpt.’ Daar is iedereen het over eens. Maar voor Cohen was het even onmis-­‐
kenbaar dat Otto Freising (lees tevens: Loe de Jong) om die reden niet in staat was ade-­‐
quaat de eigen tijd te beschrijven. ‘Wat is zijn norm bij die ordening, hoe kan hij feiten tot een hoger begrip samenvat-­‐
ten als het proces dat hij in zijn geheel of slechts ten dele specialistisch bestudeert, nog geenszins is uitgewerkt?’ Twijfels van sommige historici ten spijt vinden dergelijke uitwerkingen natuurlijk voortdu-­‐
rend plaats, zij het dat dit veelal gebeurt door journalisten, sociologen, politici en anderen die in de eerste plaats geïnteresseerd zijn in het heden en daarbij het verleden liever als illustratie of argument gebruiken. Dit klinkt wellicht als een verwijt van opportunisme maar is het niet, althans niet noodzakelijk. Het verleden is immers het enige ‘materiaal’ waarover we beschikken. Geschiedenis is alles, alles is geschiedenis – en wat er nu nog niet toe behoort, doet dat morgen wel. Dit verklaart ook dat journalistiek en geschiedenis in de ogen van velen, onder wie genoemde Loe de Jong, twee zijden van dezelfde medaille zijn. Goede journalisten zouden een sterk historisch besef bezitten zoals goede historici een neus hebben voor de actualiteit. En inderdaad, op het snijpunt van de twee ontstaan de mooiste, in ieder geval de meest spraakmakende werken. UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 22 Helaas slaagt de combinatie lang niet altijd, om niet te zeggen dat hij meestal niet slaagt. Tal van historische werken zijn in de eerste plaats dat: historisch, voltooid verleden tijd. De kwaliteit ervan mag groot zijn, de relevantie lijkt, afgezien van voor een handvol collega’s, klein. Precies het tegenovergestelde kan van veel journalistiek worden gezegd. De relevan-­‐
tie lijkt groot, de kwaliteit is pover. Verreweg de meeste journalistiek wordt gemaakt vol-­‐
gens de waan van de dag en morgen, om de gevleugelde uitdrukking te gebruiken, ‘gaat de sla erin’. Hiermee wordt niet zozeer iets ten nadele van dergelijke journalistiek gezegd als wel er-­‐
kend dat journalistieke oppervlakkigheid welhaast onvermijdelijk is. De tijd tikt door, de krant moet uit, de zendtijd gevuld, er is geen ruimte voor overweging, want morgen is er weer een dag. Zoveel snelheid is relatief onbelangrijk als het nieuws eenvoudig is en de mededeling dicht bij de verslaggeving ligt. Lastiger wordt als het om complexe gebeurte-­‐
nissen gaat en/of interpretatie noodzakelijk is. Enige overweging (en dat wil vaak zeggen: enig historisch besef) kan dan geen kwaad. Maar daaraan ontbreekt het temeer nogal eens omdat moderne journalistiek ten gevolge van concurrentie, ongeduld en mode behoorlijk hyperig is. Gevolg hiervan is weer dat gebeurtenis X of Y gedurende enkele dagen, soms weken vol in het nieuws staat, zich op enkele noties vastzet en vervolgens in de vergetel-­‐
heid raakt want plaatsmaakt voor de volgende hype. Vandaar nut en noodzaak van wat je actuele geschiedenis zou kunnen noemen: geschiedschrijving die zich nadrukkelijk richt op zeer recente gebeurtenissen (zeg: de laatste vijfentwintig jaar) en als uitgangspunt heeft dat de journalistieke beeldvor-­‐
ming vanwege gebrek aan afstand en verhyping kortzichtig is. Contemporaine ge-­‐
schiedschrijving wil die recente zaak daarom opnieuw bekijken en de daarover ont-­‐
stane beelden, indien nodig, corrigeren. Zij is ‘journalistiek bij nader inzien’. In het verleden is in samenwerking met weekblad De Groene Amsterdammer al eerder er-­‐
varing opgedaan in een Actuele Geschiedenis-­‐project. De werkwijze was eenvoudig. Na een korte periode van algemeen theoretische en inhoudelijke verdieping volgde per student of UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 23 per groep de selectie van het onderwerp of de onderwerpen. Die moesten aan een aantal criteria voldoen: 1. recent zijn (ca. > 1990) 2. spraakmakend zijn geweest (d.w.z. sporen hebben nagelaten in de media & het pu-­‐
bliek debat) 3. opnieuw te onderzoeken zijn Dit laatste criterium brengt met zich mee dat het hier in principe Nederlandse onderwer-­‐
pen betreft. Buitenlandse onderwerpen zijn alleen geschikt als de student in staat is men-­‐
sen en plekken te bezoeken. Criterium 2 is van belang omdat het onderzoek om te beginnen de beeldvorming betreft. Van een kwestie waarvoor geen aandacht heeft bestaan, bestaat meestal ook geen beeld. Het eerste criterium is niet meer dan een indicatie. Verder is er nog een suggestie: het ver-­‐
dient aanbeveling dat de student een onderwerp zoekt dat in zijn vakgebied ligt: een affai-­‐
re, spraakmakend onderzoek, grootse gebeurtenis, ‘heet hangijzer’ e.d. Verder is het nodig dat het onderwerp niet te abstract is of, indien wel, een concrete vertaling van die abstracte zaak kent. Nadat de selectie gemaakt is, moet om te beginnen 1. de beeldvorming worden onderzocht: hoe hebben de media destijds over de zaak bericht? 2. Vervolgens wordt diezelfde zaak opnieuw bekeken. Dat betekent: onderzoek naar nieuwe documenten en gegevens, onderzoek ter plaatse, interviews e.d. In een sterk gemediatiseerde wereld als de onze zou kritische reflectie op de media een vooraanstaande academische discipline moeten zijn. Een dergelijke discipline is in Neder-­‐
land echter nog maar nauwelijks ontwikkeld. Er zijn scholen voor de journalistiek. Daar leren studenten in de eerste plaats journalistieke producten te maken. Er zijn journalistieke opleidingen aan de universiteiten. Daar ligt de klemtoon op popularisering van wetenschap en kennis van het medialandschap. De gevolgen van de journalistieke beeldvorming voor het cultureel klimaat en de politieke praktijk worden daarentegen nog maar zelden onder-­‐
UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 24 zocht. Dat is een gemis. Vandaar nut en noodzaak van een vak als actuele geschiedenis. Zij kan een brug te slaan tussen de waan van alledag en de wijsheid die het gevolg is van re-­‐
flectie op de langere duur. UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 25 METHODEN EN TECHNIEKEN VAN JOURNALISTIEKE IN-­‐
FORMATIEVERZAMELING docent: E-­‐mail: Els Diekerhof [email protected] TWEE EXTRA LESSEN les 1: maandag 9 sept. om 13.30 Journalisten moeten op een snelle en systematische manier informatie verzamelen, beoorde-­‐
len en selecteren. In de journalistiek research staat research naar relevante bronnen centraal. In deze workshop wordt kort ingegaan belangrijke begrippen & principes van de journalistieke informatieverzameling zoals betrouwbaarheid, journalistieke relevantie, invalshoeken, checken en hoor en wederhoor. Daarnaast gaan we concreet aan de slag met online research naar jour-­‐
nalistieke bronnen en komen enige geavanceerde online zoektechnieken en de belangrijkste online vindplaatsen voor (documentaire) journalistieke bronnen aan bod. leerdoelen: -­‐ kennis van de methode die journalisten gebruiken om informatie te verzamelen -­‐ kennis van kwaliteitscriteria voor journalistieke research -­‐ enige online basisvaardigheden van journalistieke informatieverzameling literatuur: (wordt ter plekke uitgereikt) stukken uit: -­‐ Diekerhof, Els (2013), Journalistieke Research, -­‐ Haller, Michael (2004), Recherchieren, [Doing Research], Konstanz: UVK Verlagsgesellschaft. -­‐ Sanders, Ewout (9 februari 2013) Hoe zoek je slimmer? Drie methodes om slimmer te zoeken. Special NRC Handelsblad. les 2: dinsdag 24 sept. om 13.30 Onderzoeksjournalisten houden zich bezig met complexe kwesties en willen feiten aan het licht brengen die anders verborgen zouden blijven. Dat vraagt ook andere manieren van informatie verzamelen en het benaderen van bronnen. Steeds vaker lenen onderzoeksjournalisten zowel kwalitatieve als kwantitatieve methoden uit de (sociale) wetenschappen, vaak ook in combina-­‐
tie. In deze workshop maak je kennis met enige voorbeelden van verschillende journalistieke methoden van onderzoek afkomstig uit het arsenaal van de Investigative journalism en de data-­‐
journalistiek. leerdoelen: UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 26 - kennis van verschillende methoden die onderzoeksjournalisten gebruiken literatuur: (wordt ter plekke uitgereikt) stukken uit: -­‐ Ess, Henk van en Hille van der Kaa (2012). Handboek datajournalistiek. Den Haag: Boom Lem-­‐
ma -­‐ Iorio, Sharon Hartin (ed.) (2004), Qualitative research in journalism: taking it to the streets, Mahwah [etc.]: Lawrence Erlbaum Associates -­‐ Houston, Brant & Investigative Reporters and Editors (IRE), Inc. (2009), The Investigative Re-­‐
porter’s Handbook: A Guide to Documents, Databases and Techniques (Fifth Edition), Bos-­‐
ton/New York: Bedford/St. Martins -­‐ Sengers, Luuk (red.), (2009). Onderzoeksjournalistiek: Researchproces van idee tot verhaal, Amsterdam: Lannoo UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 27 MEDIALANDSCHAP & MEDIA-­‐INVLOED docent: E-­‐mail: kamer: telefoon: Brian Maston [email protected] 2F 110 088 481 3188 INHOUD In het eerste deel van het semester: blok C volgen studenten van de minor journalistiek de cursus Medialandschap. In het tweede deel van het semester: blok D volgen studenten de cursus Media-­‐invloed. In blok C ligt de focus op het verkennen van de traditionele journalistieke media: krant, tijdschrijft, radio, televisie en het ontwikkelen van journalistiek op het Internet. De colle-­‐
ges gaan dieper in op de volgende vraagstukken: wat zijn de historische verschillen en overeenkomsten in het ontwikkelen van nieuwe media en nieuwe vormen van journalis-­‐
tiek? Hoe gebruiken mensen media in het dagelijks leven en hoe verandert ons mediage-­‐
bruik? Wat zijn de nieuwe economische en technologische ontwikkelingen in de media die invloed zullen hebben op de journalistieke praktijk? In blok D volgen studenten de vervolgcursus: Media-­‐invloed. Tijdens de colleges ligt de focus op de invloed van de journalistiek op de samenleving en het individu. Centrale vragen zijn: hoe beïnvloeden media onze waarneming, onze normen en waarden en onze kennis van zelf en van een ander? Wat zijn de gevolgen van het leven in een hypergemedialiseerde samenleving en hoe is de macht en rol van de journalistiek in de samenleving aan het ver-­‐
anderen? OPZET LESSEN In blok C zijn de lessen één keer per week op vrijdagochtend van 8.30 – 10.30. Het rooster voor blok D is nog niet bekend. De bijeenkomsten zullen een combinatie zijn van college, discussie en presentaties. Tijdens de lessen wordt veel gebruik gemaakt van documentai-­‐
res, filmfragmenten en andere media. Elke bijeenkomst begint met een presentatie van 20 minuten over de literatuur van de afgelopen week. Ongeacht de groepsgrote is er veel ruimte voor discussie over de lesstof. *Bezoek aan Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 28 WEEKSCHEMA Medialandschap WEEK 1: Inleiding in Mediastudies Hier worden belangrijke concepten voor beide vakken, Medialandschap en Media-­‐invloed, uitgelegd. In deze inleidende les wordt ingegaan op centrale vraagstukken van het vakge-­‐
bied: hoe werkt het communicatieproces? Wat bedoelen wij met media en het medialand-­‐
schap? En wat zijn de basismethodes en strategieën voor het analyseren van ontwikkelin-­‐
gen in de media? Literatuur: MCS p. 1 -­‐ 57 Hodgkinson, Paul. Media, Culture and Society: an Introduction (Sage, 2011) = MCS Hand-­‐out ML week 1 WEEK 2: Mediatechnologie en industrie De invloed van technologische ontwikkelingen op mediabedrijven en de journalistiek: in dit college worden belangrijke historische en hedendaagse theorieën van mediaontwikkelin-­‐
gen behandeld. Je wordt gevraagd om te kijken naar media als industrie. Literatuur: Hand-­‐out ML week 2 WEEK 3: Geschreven pers Mark Twain zei als reactie op de verkeerde berichtgeving rondom zijn vroegtijdig overlij-­‐
den: “The reports of my death are greatly exaggerated.” Deze bijeenkomst gaat over de ge-­‐
schreven pers in Nederland: de geschiedenis, traditie en angstaanjagende voorspelingen over de toekomst van kranten en tijdschriften. Literatuur: Hand-­‐out ML week 3 WEEK 4: voorjaarsvakantie WEEK 5: Audiovisuele media Televisiecriticus Neil Postman noemde zijn beroemde pamflet tegen vervlakking van beeldcultuur: ‘Amusing Ourselves to Death.’ Wij leven nog steeds in een beeldcultuur en de rol van radio en televisie in het medialandschap is lang niet uitgespeeld. De ontwikkelingen en stand van zaken rondom deze diverse media zijn de onderwerpen van dit college. Literatuur: Hand-­‐out ML week 5 WEEK 6: Media, internet en social media Produsers: producer + user of, volgens mediadeskundige Jay Rosen: “The people formerly known as the audience”. De rol van het internet en de mogelijkheden van social media heb-­‐
UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 29 ben blijvende gevolgen voor de journalistiek. Huidige media ontwikkelingen worden be-­‐
handeld en in een bredere maatschappelijke context geplaatst. Literatuur: Hand-­‐out ML week 6 WEEK 7: Contentanalyse: media-­‐inhoud Door technologische en economische ontwikkelingen in de media te behandelen raak je vanzelfsprekend de inhoud van media. Deze week ligt de focus op verschillende theoreti-­‐
sche aanpakken voor het analyseren van mediaboodschappen. Literatuur: MCS p. 60 -­‐79 Hand-­‐out ML week 7 WEEK 8: Mediatrends: globalisering en fragmentisering In de laatste les van blok C worden ontwikkelingen op het gebied van hyperlokale media en niche media en aan de andere kant van het spectrum: globalisering behandeld. Duiden bei-­‐
de tendensen op het einde van een nationale mediacultuur? Wat zijn de mogelijke gevolgen van beide ontwikkelingen op het maatschappelijke leven van de burger? Literatuur: MCS p.173 – 190 Hand-­‐out ML week 8 WEEK 9: Tentamen Media-­‐invloed *Bijwonen aflevering van Paul en Witteman WEEK 1: De macht van de media De centrale focus van deze cursus en inleidend college is de invloed van de (journalistieke) media in de maatschappij. Media zijn een alomtegenwoordig onderdeel van cultuur, en so-­‐
ciologen, antropologen, cultuurhistorici en communicatiewetenschappers hebben allemaal eigen methodes ontwikkeld om de invloed van de media te meten en te duiden. Aan de hand van de literatuur wordt er naar een aantal belangrijke methodes en theorieën geke-­‐
ken. Hand-­‐out week 1 WEEK 2: Mediagebruikers In deze bijeenkomst wordt de focus gelegd niet op de media maar juist op de gebruiker van media. De relatie tussen gebruiker en medium wordt uitgelegd aan de hand van communi-­‐
UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 30 catietheorieën o.a. : injectienaald, two-­‐step flow, users and gratifications en nog nieuwere varianten van deze theorieën. Studenten wordt gevraagd om kritisch naar de theorievor-­‐
ming rondom de rol van de gebruiker in het communicatie proces te kijken. Literatuur: MCS: p. 82 – 99 Hand-­‐out week 2 WEEK 3: Mediamanipulatie ‘De linkse kerk’, ‘de media heeft het gedaan!’, ‘de leugen regeert!’ Media en met name de journalistieke media worden beschuldigd van het verdraaien van de werkelijkheid. Maar wat is mediamanipulatie? Literatuur: MCS: p. 103 – 125 Hand-­‐out week 3 WEEK 4: Framing en nieuwsconstructie Hoe weet je of een gebeurtenis ergens in de wereld de stempel nieuws verdient? Er is een simpele formule voor: Aantal doden gedeeld door de afstand tot Nederland... Nieuws wordt gezien als iets vanzelfsprekends, iets dat gewoon gebeurt, wat vaak het proces van nieuws-­‐
selectie maskeert dat achter de vanzelfsprekendheid van het nieuws schuilt. Literatuur: MCS: p. 127 – 146 Hand-­‐out week 4 WEEK 5: Mediakritiek en censuur De beste perswet is geen perswet... Wat ooit een niet controversieel onderwerp was (een zelfregulerende pers) wordt weer ter discussie gesteld. Met name in Groot Brittannië klin-­‐
ken geluiden over het temmen van de pers het sterkst en andere landen kijken mee. Het debat over de relatie tussen de overheid en de pers is weer springlevend. Literatuur: MCS: p. 150 – 170 Hand-­‐out week 5 WEEK 6: Media, identiteit en cultuur Hier wordt de rol van media in het versterken van identiteit: als individu of groep evenals het versterken van de beeldvorming over ‘de ander’ behandeld. Literatuur: MCS: p. 195 – 261 Hand-­‐out week 6 WEEK 7: Mediasaturatie UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 31 “In the cities in which we live, all of us see hundreds of publicity images every day of our lives.” (John Berger – 1972) De overspoeling van media viel kunstcriticus John Berger al op in de jaren `70 van de vorige eeuw. Deze overspoeling is alleen maar toegenomen met de komst van nieuwe mediatechnologieën. Wat voor invloed heeft de 24-­‐uur mediacratie op ons als individu en welke maatschappelijke gevolgen heeft het leven in een gemedialiseer-­‐
de werkelijkheid? Literatuur: MCS: p. 265 – 281 Hand-­‐out week 7 WEEK 9: Tentamen TOETSING Medialandschap: Tentamen: 50% van eindcijfer – deels MC; deels openvragen Werkgroepbijdrage: 50%: 25% groepspresentatie + 25% blogposts Media-­‐invloed: Tentamen: 50 % deels openvragen en deels meeneemtentamen Werkgroepbijdrage: 50%: 25% groepspresentatie + 25% blogposts LITERATUUR Hodkinson, Paul. Media, Culture and Society (Sage, 2011) paperback: ISBN 978-­‐1-­‐4129-­‐
2053-­‐7 Bestel via Amazon.co.uk… Wekelijks hand-­‐outs COMPETENTIES De student
- heeft kennis van trends in de journalistiek, het medialandschap en de rol van de media
(1.4);
- is op de hoogte van de werkwijze en motieven van voorlichters, pr-functionarissen,
spindoctors e.d. en de invloed dat deze mensen/factoren kunnen hebben op een
journalistieke product (2.4);
- kent de commerciële basis van het journalistieke bedrijf en is zich bewust van de effecten
daarvan op het journalistieke product (5.4);
-heeft een gedegen kennis van het beroepenveld en de (veranderende) rol van de
verschillende media daarbinnen (5.5);
UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 32 -kent de organisatie- en overlegstructuren in journalistieke bedrijven en de positie van
journalisten als werknemer daarin (5.6);
-is zich bewust van het spanningsveld tussen journalistieke kwaliteitsnormen en
commerciële waarden en kan daarmee omgaan (6.2);
-kan zich onafhankelijk een mening vormen over journalistieke producten of de werkwijze
van anderen en kan die mening beargumenteren (6.3);
-heeft een standpunt in ethische kwesties en ontwikkelingen binnen de journalistiek en -kan
dat standpunt schriftelijk motiveren (in een blogpost) (6.4);
-kan een scherpe analyse maken van de rol die de journalistiek in belangrijke
maatschappelijke kwesties speelt (6.5).
BEOORDELING & CRITERIA Bovenstaande compententies worden getoetst met twee tentamens over de literatuur en de colleges: één tentamen aan het einde van Blok C: Medialandschap en één tentamen aan het einde van blok D: Media-­‐invloed. Deze competenties worden ook getoetst door middel van inhoudelijke reacties op de literatuur via blogposts. Studenten zijn verantwoordelijk voor vier blogposts in blok C Medialandschap en vier in blok D Media-­‐invloed. In de weken dat studenten geen blogpost schrijven, zijn ze verantwoordelijk voor het reageren op de posts van medestudenten. Studenten moeten in totaal vier reacties schrijven in blok C en vier in D. Verder houden studenten in groepen van vier of vijf presentaties over de litera-­‐
tuur. Één presentatie in totaal: in blok C of D. Hieronder zijn de inlevervoorwaarden en beoordelingscriteria van deze toetsen te vinden. Presentaties Inlevervoorwaarden:  De presentatie duurt 20 minuten.  De groep maakt een powerpoint of Prezi  De groep geeft een samenvatting van de betreffende literatuur  De hoofdlijnen uit de literatuur worden benoemd en uitgelegd aan de hand van concrete voorbeelden uit de media  De presentatie is multimediaal. Er wordt gebruik gemaakt van beeld en geluid Beoordelingscriteria presentatie over de literatuur: De student kan -­‐
-­‐
zijn/haar kennis van relevante communicatietheorieën en media-­‐invloedtheorieën vertalen naar een prikkelende en geschikte presentatievorm (2.4); de laatste ontwikkelingen in het medialandschap duiden door de literatuur kort en bondig samen te vatten en het verband te leggen tussen de verschillende theorieën en de actualiteit; (1.4, 5.4, 5.5). UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 33 -­‐
een inhoudelijke discussie op gang brengen door een scherpe analyse te presente-­‐
ren van de rol die de journalistiek in belangrijke maatschappelijke kwesties speelt (6.2, 6.3, 6.4, 6.5). Blogpost -­‐ reacties op de literatuur Inlevervoorwaarden:  De reactie wordt om de week geschreven en gepost op woensdag vóór 17 uur.  Elke reactie is rond 750 woorden.  Reacties moeten inhoudelijk zijn, gebaseerd op argumenten en analyse en toegespitst op één aspect uit één tekst. (Je kan ook vergelijken hoe twee teksten hetzelfde onderwerp behande-­‐
len.)  Reacties moeten tijdig worden gepost. Reacties op posts van medestudenten In de week dat je zelf geen blogpost schrijft wordt je gevraagd om een reactie te schrijven op de posts van je medestudenten. Inlevervoorwaarden:  De reactie moet vóór vrijdag om 17 uur worden gepost.  Reacties moeten inhoudelijk zijn en van minimaal 250 woorden.  Minstens 1 reactie moet audiovisueel zijn en foto’s of links naar een filmpje/audiofragment of beeld bevatten.  Reacties moeten tijdig worden gepost. Beoordelingscriteria voor blogposts en reacties op medestudenten: De student toont zijn kennis en begrip van de literatuur en colleges en kan daarmee -­‐
zich onafhankelijk een mening vormen over journalistieke producten of de werkwij-­‐
ze van anderen en kan die mening beargumenteren (6.3); -­‐ een standpunt in ethische kwesties en ontwikkelingen binnen de journalistiek in-­‐
nemen en kan dat standpunt schriftelijk motiveren in de vorm van een blogpost (6.4); -­‐ kan een scherpe prikkelende analyse maken van de literatuur en opvattingen van medestudenten over de rol die de journalistiek in belangrijke maatschappelijke kwesties speelt (6.5); Tentamen Beiden vakken worden afgerond met een tentamen. Voor Medialandschap vindt het tenta-­‐
men plaats in de les en bestaat uit MC vragen en openvragen over de verplichte literatuur. Je wordt getoetst over je kennis van het medialandschap en complexe theorieën over me-­‐
diatechnologie en ontwikkelingen. Het tentamen van Media-­‐invloed is deels openvragen en deels een meeneemtentamen. Voor het meeneem onderdeel heb je een week de tijd om het te maken.. UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 34 Beoordelingscriteria: De schriftelijke tentamens toetsen of de student -­‐verbanden kan leggen tussen verschillende theorieën van media-­‐ontwikkeling en media-­‐ beïnvloeding (1.4, 2.4, 6.5) -­‐ theoretische kennis heeft van trends in de journalistiek en ontwikkelingen in de verschil-­‐
lende media waarop journalistiek wordt gepubliceerd: televisie, radio, krant, tijdschrift en het internet (1.4, 5.5); -­‐ kennis heeft van de rol van PR professionals, overheden, mediaconventies, stereotypering en framing en andere factoren die invloed kunnen hebben op een journalistiek product (2.4); -­‐ kennis heeft van de commerciële basis van het journalistieke bedrijf en de effecten daar-­‐
van op het journalistieke product kan duiden (5.4); -­‐kennis heeft van (de veranderende) redactiecultuur en beroepsideologieën en deze in een sociologische en historische context kan plaatsen (5.6); -­‐ zich onafhankelijk een mening kan vormen over journalistieke producten of de werkwijze van anderen en die mening kan beargumenteren en onderbouwen met concrete voorbeel-­‐
den (6.3); -­‐ een scherpe analyse kan maken (op basis van gerichte vragen) van de rol die de journalis-­‐
tiek in belangrijke maatschappelijke kwesties speelt (6.5). UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 35 MEDIA-­‐ETHIEK docent: E-­‐mail: kamer: telefoon: Marco van Kerkhoven [email protected] 0S140 +316.1849.6999 INHOUD Deze deelcursus Media-­‐Ethiek heeft als doel de student te laten kennismaken met de ethi-­‐
sche kaders van de journalistieke praktijk. In Media-­‐Ethiek worden onder meer ethische dilemma’s besproken waarmee een journalist in de praktijk te maken kan krijgen. Op basis van theoretische, juridische, morele en praktische uitgangspunten bestuderen studenten journalistieke kwesties waarin ethische overwegingen een rol spelen. De cases zijn inge-­‐
deeld in vijf hoofdthema’s waarvan er iedere week een wordt behandeld in de vorm van studentenbijdragen. De studenten onderzoeken en presenteren in kleine groepen een actu-­‐
ele kwestie per thema en schrijven daarnaast individueel een essay. De docent geeft door-­‐
lopend theoretische en praktische aanvullingen. OPZET LESSEN In les 1 wordt ingegaan op de vraag wat journalistieke ethiek is en binnen welke beroeps-­‐
kaders in de journalistiek ethische keuzes worden gemaakt. Dat zijn doorgaans universele juridische, morele en filosofische kaders. Maar ook dwingende praktische overwegingen spelen een rol, die vaak situatie-­‐, cultuur-­‐, plaats-­‐ of tijdgebonden zijn. Daarnaast komt aan de orde met welke instituties en krachten een journalist te maken kan krijgen als hij ethi-­‐
sche grenzen overschrijdt. Tenslotte is er aandacht voor de opzet van de opdrachten en de thema’s die in de weken 3 t/m 7 zullen worden behandeld. De deelopdracht I (groepsopdracht) bestaat uit het in een groep (max. vijf) uitwerken en presenteren van een recente journalistiek-­‐ethische kwestie. Hierbij volgt de groep een vast stappenplan dat wordt ingeleverd en houdt de groep een presentatie (20 min) met een PowerPointpresentatie met tenminste zes slides met daarop: 1.
De kwestie 2.
Theoretisch kader (incl. literatuur) 3.
De praktische journalistieke dilemma’s 4.
Conclusies (hoe liep de zaak af) 5.
Eigen visie (hoe zou de groep gekozen/gehandeld/beslist hebben) 6.
Stellingen voor debat Over een van de kwesties waarover een student niet hoeft te presenteren levert hij een es-­‐
say in van minimaal een A4 waarin hij ingaat op de ethische afwegingen en zijn eigen UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 36 standpunt in de zaak. Dit is deelopdracht II (individuele opdracht). Huiswerk les 1: • Verzamel per groep minimaal vijf recente journalistiek-­‐ethische kwesties. • Bedenk een onderwerp voor een essay over een behandelde journalistiek-­‐ethische kwestie, en schrijf een opzet: inleiding en noem vijf argumenten (zie opdr II). In les 2 gaan we dieper in op de onderwerpen die in les 1 zijn behandeld. En we gaan ver-­‐
der met de praktische dilemma’s waarmee journalisten te maken krijgen bij het nieuws vergaren (o.a. interviewen en citeren, betalen voor informatie), nieuws verwerken en nieuws verspreiden (o.a. privacy en beroepsgeheim). We bespreken de onderwerpen en de opzet van het essay. We verdelen de gevonden kwesties (cases) over de thema’s en de groepen. Huiswerk lessen 2 t/m 6: Een groep maakt een uitwerking en bereidt een presenta-­‐
tie voor van een recente journalistiek-­‐ethische kwestie (opdr. I). In les 3 bespreken we individueel de eerste versies van de essays. In de lessen 4 t/m 7 houden per week een of twee groepen een presentatie en is er aan-­‐
sluitende debat over de kwestie aan de hand van de door de groep aangeleverde stellingen. We streven naar een kwestie per week. In deze lessen zal de docent waar nodig ook aanvul-­‐
lende theoretische en praktische zaken aan de orde stellen ter illustratie van de kwesties. Les 8: Uitloop + inleveren einddossiers en essay. TOETSING Toetsvorm: Beoordeling groepspresentatie, dossier (samen deel I) en individueel essay (deel II). Toetsomschrijving: De toets bestaat uit: Deel I: een beoordeling van het voorbereiden, het houden van een presentatie en een dos-­‐
sier (max 6 A4) over de case waarover de presentatie is gehouden. De presentatie en het dossier worden samengesteld op basis van gelijkwaardige inzet van de groepsleden. Is dat niet het geval dan wordt dat in het dossier vermeld met een suggestie voor een correctie op het gezamenlijke eindcijfer. Bij onenigheid raadpleegt de groep de docent. Het dossier kan digitaal worden ingeleverd. Het dossier bevat in ieder geval een uitwerking van: 1.
2.
3.
4.
5.
De kwestie Theoretisch kader (incl. literatuur) De praktische journalistieke dilemma’s Conclusies (hoe liep de zaak af) Eigen visie (hoe zou de groep gekozen/gehandeld/beslist hebben) UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 37 6. Stellingen voor debat Deel II: Een essay van minimaal een A4 waarin hij ingaat op de ethische afwegingen en zijn eigen onderbouwde standpunt geeft over een van de andere zaken die in de lessen is ge-­‐
presenteerd en besproken. LITERATUUR Kan Dat Zomaar? Over Ethische Kwesties In De Journalistiek, Auteur: Huub Evers, Boom Lemma Uitgevers, september 2011. Schuijt, G.A.I. Journalistiek en recht. zie: http://www.ivir.nl/publicaties/schuijt/ethiek.doc Verschillende journalistieke codes onder meer Code of Ethics Al Jazeera, de Code van Bor-­‐
deaux, Spelregels nieuwsfotografie ANP, Code voor de Journalistiek van het genootschap van hoofdredacteuren, Leidraad van de Raad voor de Journalistiek, BBC Editorial Guideli-­‐
nes en ANJ Code Brazil etc. worden door de docent verstrekt dan wel door de student via internet geraadpleegd. Aanbevolen extra literatuur: - Iggers, Jerremy (1999). Good News, Bad News, Colorado, Westview Press isbn: 08133-­‐2952-­‐3 - Harcup, Tony (2007). The Ethical journalism, London, Sage. Isbn: 978-­‐1-­‐4129-­‐1897-­‐
8 - Hamelink, Cees (1999). Digitaal fatsoen, Amsterdam, Boom. Isbn: 90-­‐535-­‐2480-­‐0 - Evers, Huub (2007). Media Ethiek, Groningen Wolters-­‐Noordhoff. Isbn: 978-­‐90-­‐01-­‐
20503-­‐4 - Frost, Chris (2007). Journalism ethics and regulation, sec. edition. Harlow, Pearson Education. Isbn: 978-­‐1-­‐4058-­‐3536-­‐7 - Blanken, Henk (2009). Media mores. Amsterdam, Atlas. Isbn: 978-­‐90-­‐450-­‐1172 COMPETENTIES Deze cursus heeft als doel de student kennis te laten maken met de praktische ethi-­‐
sche kaders van de journalistieke praktijk. afwegingen -­‐kritisch oordeel formuleren over journalistieke producten en de beroepspraktijk. Deze competentie is als volgt uitgesplitst. Aan het eind van de cursus a. Kent de student de kwaliteitsnormen en ethische principes die betrekking heb-­‐
ben op de journalistiek en streeft er altijd naar volgens die normen en principes te werken; b. Is de student zich bewust van het spanningsveld tussen journalistieke kwali-­‐
teitsnormen en commerciële waarden en kan daarmee omgaan; UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 38 c. Kan de student zich onafhankelijk een mening vormen over journalistieke pro-­‐
ducten of de werkwijze van anderen en kan die mening beargumenteren; d. Heeft de student een standpunt in ethische kwesties en ontwikkelingen binnen de journalistiek en kan dat standpunt schriftelijk motiveren (in een opiniërend artikel); e. Kan de student een scherpe analyse maken van de rol die de journalistiek in be-­‐
langrijke maatschappelijke kwesties speelt; f. Heeft de student een visie op de toekomst van de journalistiek en kan die onder woorden brengen; g. Is de student zich te allen tijde scherp bewust van het grote belang van eigen en origineel werk. Reflecteren op (en bijsturen van) de eigen ontwikkeling als professional BEOORDELING & CRITERIA De docent beoordeelt de groepspresentatie en het dossier (deelopdracht I) en geeft daar-­‐
voor aan alle studenten van de groep hetzelfde cijfer, tenzij de groep vindt dat een indivi-­‐
duele beoordeling meer recht doet aan de individuele inzet. De groep doet in dat geval een gezamenlijk voorstel voor afwijkende cijfers. Het eindoordeel geeft de docent, die daarbij rekening houdt met het oordeel van de groep (op basis van de beoordeling van de inzet die de groep aan de individuele leden zelf geeft) en de individuele inzet tijdens de presentaties en de debatten. De docent beoordeelt het essay (deelpopdracht II) separaat. Beide cijfers tellen voor de helft mee. Weging: Cijfer voor deelopdracht I: 50%; Cijfer deelopdracht II: 50%. Minimum cijfer per onderdeel: 5,5. Beoordeling van de toets Het dossier wordt beoordeeld op: o Het opzet en uitvoering van het stappenplan dat is uitgewerkt volgens de in-­‐
structie o De opzet en uitvoering van de presentatie, met de verplichte onderdelen in de PowerPointpresentatie. o De argumentatiestructuur die is opgezet volgens de opdrachtinstructie Het essay wordt beoordeeld op: o De argumentatiestructuur die is opgezet volgens de opdrachtinstructie o De argumenten, die allen zijn onderbouwd met bronnen o Het onderscheid tussen feit en mening Voor beide deelopdrachten gelden de inlevervoorwaarden: UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 39 o Correct taalgebruik, de opdrachten goed verzorgd zijn ingeleverd, voorzien van namen, student-­‐ en groepsnummer o Dat de gestelde deadlines zijn gehaald Beoordelingscriteria: Alle onderdelen worden beoordeeld aan de hand van twee beoordelingsformulieren waar-­‐
in de (5) beoordelingscriteria terugkomen. Op ieder criterium kan 20 punten worden ge-­‐
scoord, voor een maximale score van 100. De beoordelingsformulieren worden uitgedeeld in een van de eerste lessen. Presentaties die bijvoorbeeld vanwege ziekte van een van de groepsleden niet zijn doorge-­‐
gaan, kunnen op een later tijdstip in het blok alsnog worden gehouden. In principe is les-­‐
week 8 daarvoor beschikbaar. Herkansing De individuele opdrachten kunnen in principe afhankelijk van de aard van de onvoldoende worden herkanst. Wie niets inlevert, kan niet herkansen. Wie het vak met een onvoldoende afsluit kan in een nieuw jaar herkansen met geheel nieuwe opdrachten, maar niet meer met de oude opdrachten. Plagiaat Wanneer de docent plagiaat constateert, wordt de student verwezen naar de examencom-­‐
missie. Onder plagiaat wordt verstaan: het overnemen van andermans teksten, gegevens of ideeën zonder de precieze vindplaats van deze teksten, gegevens of ideeën te vermelden. Ondersteuning Hulp en begeleiding van de docent bij de opdrachten vindt plaats tijdens de wekelijkse werkcolleges. Daarnaast kunnen desgewenst met de docent afspraken worden gemaakt voor ondersteuning. De kan op verzoek advies geven omtrent te gebruiken literatuur. UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 40 REPORTAGE docent: E-­‐mail: kamer: telefoon: Gerard Jacobs [email protected] 2E 150 -­‐ INHOUD De reportage is het 'koningsnummer' van de journalistiek. Het genre combineert sfeer met diepgang, ambachtelijke vaardigheden met theoretische verdieping. In deze cursus schrijven jullie een reportage van 1200 tot 1500 woorden. De reportage is crossmediaal: je maakt gebruik van beeld en nieuwe media (althans: je levert suggesties aan voor de opmaak en integratie). De kenmerken van de reportage: Het schrijven van een reportage is tijdrovend. –
De journalist gaat op pad en neemt de lezer mee op reportage. Hij is ter plekke aanwezig. –
Hij is 'de ogen en oren' van de lezer (kijker of luisteraar) –
Hij plaats een gebeurtenis, op basis van research, in perspectief en combineert 'het nieuws' met achtergrondinformatie –
Wij onderscheiden een aantal sub genres: –
De journalistieke reportage nav een nieuwsfeit –
De participerende reportage: journalist maakt onderdeel uit van de gebeurtenis (hij is geen toeschouwer maar stuurt de gebeurtenis) –
De undercover reportage: de journalist vergaart zijn informatie zonder zich als journalist bekend te maken –
De reconstructie: de gebeurtenis heeft in het verleden plaatsgevonden en de journalist reconstrueert die gebeurtenis 'ter plekke' De journalist maakt tijdens het maken van de reportage journalistieke keuzes: –
Het perspectief: Schrijft hij in de ik-­‐vorm of niet? Is hij de alleswetende verteller? De vlieg op de muur? Participeert hij? Is hij under cover? –
Wat is de invalshoek? –
Wie is de hoofdpersoon? Wie speelt een bijrol? –
–
Wat is hoofdzaak? Wat is bijzaak? De tijd: Schrijft hij in de tegenwoordige tijd of niet? UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 41 –
–
De opbouw: Schrijft hij lineair of maakt hij gebruik van flash forward/ backward? De dialoog: Gebruikt hij dialoog/ interviews of niet? OPZET LESSEN LES 1 In les 1 definiëren en verkennen wij de kenmerken van het genre en de sub genres aan de hand van de literatuur (Basisboek Journalistiek) en voorbeelden uit krant en tijdschrift. Iedere student maakt een werkplan voor het schrijven van een reportage. OPDRACHT 1 Lees hoofdstuk 13 uit het Basisboek Journalistiek ( 4e druk – 2007) van Kussendrager en Van der Lugt (Reportage en Achtergrondverhaal). OPDRACHT 2 Zoek een voorbeeld van ieder bovengenoemd sub genre uit krant en/of weekblad en lever commentaar en reflectie. Deadline: week 2 OPDRACHT 3 Zoek voorbeelden van bovengenoemde keuzes in krant en/of weekblad en lever commentaar en reflectie. Deadline: week 2 OPDRACHT 4 Iedere student leest in deze cursus 2 boeken bestaande uit reportages of geschreven in reportagevorm. Student analyseert de werkwijze van de schrijver (genre, stijl, perspectief, opbouw), levert commentaar op die werkwijze en reflecteert op zijn eigen handelen. Zie lijst van Ken uw Klassieken. OPDRACHT 5 Maak een werkplan voor de reportage. Het werkplan bevat: –
onderwerp –
–
–
data en locaties relevantie van het onderwerp overzicht van de gepleegde research (namen en bronnen in research sheet) –
–
–
–
gekozen sub genre gekozen perspectief voorgestelde verhaallijn Deadline: week 2 UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 42 LES 2 Bespreken hoofdstuk 13 van het basisboek Bespreken werkplannen Bespreken dossier en analyses Schrijfoefening nav Alain de Bottons advies: ‘Schrijf als een schilder’. LES 3 Bespreken werkplannen Bespreken dossier en analyses Bespreken Schrijfoefening nav Alain de Bottons advies: ‘Schrijf als een schilder’. LES 4 -­‐7 Bespreken en redigeren reportage in redactieteams LES 8 -­‐ 10 Bespreken dossier en eindbeoordeling in redactieteams TOETSING Het dossier wordt getoetst. Uit het dossier blijkt dat -­‐
-­‐
-­‐
de student de kenmerken van het genre kent en beheerst, het genre kan plaatsen in de journalistieke traditie kan reflecteren op zijn handelen als journalist. Het dossier bevat: -­‐ persklare reportage van 1200 – 1500 woorden -­‐ werkplan voor de reportage (opdracht 5) -­‐ Gerecenseerde artikelen uit kranten en tijdschriften (opdracht 2 & 3) -­‐ Recensie van geselecteerde boeken met reportages of geschreven in reportagevorm (opdracht 4) -­‐ LITERATUUR -­‐
-­‐
Basisboek Journalistiek, Nico Kussendrager en Dick van der Lugt, 4e druk, 2007 Selectie van reportages uit krant, tijdschrift en literatuur wordt in les 1 uitgedeeld UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 43 Uit de lijst van Ken uw Klassieken kiest de studenten 2 boeken (ongeveer 600 pagina’s). Hij analyseert de boeken, plaatst ze in een context en reflecteert op zijn eigen handelen als journalist. COMPETENTIES De competenties worden verworven op niveau 2 en 3 1. Journalistiek relevante onderwerpen vaststellen (3) Student kan maatschappelijke trends en ontwikkelingen in binnen-­‐ en buitenland op een journalistieke manier aanpakken. Hij is onafhankelijk, heeft een kritische blik en kan de onderwerpen van verschillende kanten bekijken Hij deinst niet (meer) terug voor com-­‐
plexe (ook Engelstalige) materie. Hij overziet het medialandschap en kan voor alle doel-­‐
groepen onderwerpen vaststellen. 2. Efficiënt informatie verzamelen, selecteren en ordenen. (3) De student kan geheel zelfstandig een uitgewerkt plan maken voor een journalistiek pro-­‐
duct in minstens twee media, dat qua vorm en qua inhoud complex is, en diepgaande re-­‐
search vereist, waarbij hij niet terugschikt voor moeilijk toegankelijke bronnen en eventu-­‐
eel eigen onderzoek doet. Zijn researchplan geeft ook een planning in de tijd. Uit de verkre-­‐
gen informatie selecteert hij feilloos de belangrijkste en meest interessante informatie. Mondelinge bronnen benadert hij, ongeacht culturele of internationale verschillen, profes-­‐
sioneel en bij voorlichters, pr-­‐functionarissen e.d. weet hij precies hoe hij zich dient op te stellen voor het beste resultaat. Hij kan alle resultaten samenvatten in een gedegen en overzichtelijk factsheet, callsheet of researchmap. 3. Informatie verwerken tot journalistieke producten voor diverse media. (3) De student laat zien dat hij binnen twee media alle genres beheerst en dat hij vanuit een medium kan werken binnen een crossmediale context. Eenvoudige stukken maakt hij in goed Engels. Hij produceert binnen zijn media voor alle brede en specifieke doelgroepen. Hij kan een journalistiek product binnen de redactie aanpakken vanuit verschillende rol-­‐
len: hij kan eindredactie doen, maar een stuk ook bekijken als chef. Opmaak, montage-­‐ en webtechnieken kent hij zodanig dat hij op de redactie mee kan draaien met gespecialiseer-­‐
de (technische) collegae. 4. Adequaat en professioneel samenwerken en communiceren (2) De student kan zich verplaatsen in de diverse rollen die mensen spelen binnen de journalis-­‐
tiek. Hij is zelf het meeste bureauredacteur en verslaggever en oefent met andere rollen. Hij werkt goed samen met collega’s, beschikt over een uitstekende mondelinge taalvaardigheid en houdt zich staande in alle mogelijke communicatieve situaties, ook in het Engels. Hij weet zichzelf en zijn ideeën voor producties goed voor het voetlicht te brengen en heeft al een aardig netwerkje opgebouwd. Hij kan feedback en kritiek verwerken en gebruiken, en is zelf ook in staat collega’s feedback te geven en een leidende rol op zich te nemen bij een-­‐
voudige taken. 5. Bedrijfsmatig denken en werken (2) UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 44 De student is in staat tot het zelfstandig en volgens opdracht produceren van journalistiek werk en weet voldoende over de positie van de freelancer op de arbeidsmarkt, om die markt ‘op te gaan’. Hij kent de belangrijkste journalistieke organisaties en bedrijven (in binnen-­‐ en buitenland) en zijn belangstelling voor het beroepenveld blijkt uit het feit dat hij de hoofdrolspelers kent. Hij heeft nagedacht over de rol van de commercie in de journalis-­‐
tiek en is in staat daarover een standpunt in te nemen. 6. Een ethisch-­‐kritisch oordeel formuleren over journalistieke producten en de be-­‐
roepspraktijk. (2) De student is op de hoogte van ethische kwesties en ontwikkelingen (zoals die van de commercie) binnen de journalistiek. Hij kan de rol van de journalistiek in maatschappelijke kwesties herkennen en analyseren. Hij kan eigen (en andermans) werk en journalistieke productie kritisch evalueren, alleen of samen met andere studenten. 7. Reflecteren op de eigen ontwikkeling als professional (2) De student kan reflecteren op eigen leer-­‐ en werkgedrag in onderwijsgroepen (vooral waar samengewerkt wordt), alleen en in samenspraak met anderen. Hij kan zijn keuzes onder-­‐
bouwen en gedrag motiveren, ook waar het gaat om de effectiviteit van zijn werk. Hij kan eigen tekortkomingen beschrijven en leerdoelen formuleren om zijn leren en handelen bij te sturen. Hij kan daarover met docenten en medestudenten communiceren. UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 45 BEOORDELING & CRITERIA BEOORDELINGSFORMULIER REPORTAGE UU Naam en nummer student INLEVERVOORWAARDEN Ja / Nee Lessen bijgewoond Ja nee Dossier ingeleverd Ja nee Werkplan ingeleverd/ pitch Ja nee Artikel ingeleverd Ja nee Boekrecensie ingeleverd Ja nee Deadline gehaald Ja nee SAMENSTELLING CIJFER Eén onvoldoende voor de criteria : 5 en herkansing V = 6; RV = 7; G = 8; U = 9/10 Cijfers van de verschillende criteria worden opgeteld en gemiddeld.EINDBEOORDELING CIJFER DATUM: DOCENT HANDTEKENING DOCENT OPMERKINGEN DOCENT UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 46 BEOORDELINGSCRITERIA O V RV G U 1. Student kent de kenmerken van het genre en geeft daarvan blijk in het dossier 2. Student heeft een beredeneerde keuze gemaakt uit de verschillende journalistieke (sub)genres en geeft daarvan blijk in het werkplan 3. Student kan doelgroep en publicatie kiezen en de keu-­‐ ze toelichten in het werkplan 4. Student kan het onderwerp researchen en afbakenen en geeft daarvan blijk in het werkplan en research sheet 5. Student kan de reportage persklaar opleveren en opmaken en gebruik maken van de nieuwe media 6. Student kan reflecteren naar aanleiding van het artikel en de lessen op zijn eigen functioneren als journalist en geeft daarvan blijk in zijn dossier 7. Student kent de belangrijkste publicaties en schrijvers en geeft daarvan blijk in het dossier 8. Student kan een boek met reportages analyseren en de schrijver plaatsen in de tijd en traditie en geeft daarvan blijk in het dossier UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 47 LEESLIJST KEN UW KLASSIEKEN Carl Bernstein en Bob Woodward All the President’s Men Contact 2003 Het Watergate schandaal. Klassieker uit de onderzoeksjournalistiek Gunther Walraff Ik Ali Van Gennep 1985 Klassieker uit de participerende journalistiek Arnold Karskens Pleisters op de ogen Meulenhof 2001 Geschiedenis van de Nederlandse oorlogsverslaggeving Jon E.Lewis The mammoth book of journalism Constable & Robinon 2003 101 Meesterwerken Phillip Knightley The first casualty John Hopkins university press2004 Over de journalist als held en mythemaker in oorlogstijd H.J.A.Hofland Tegels lichten Of ware verhalen over de autoriteiten in het land van de voldongen feiten. Ooievaar 1996 Een klassieker met beschouwingen over de pers voor de tijd van de ontzuiling Gerard van Westerloo Niet spreken met de bestuurder Bezige Bij 2004 UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 48 reportages Ahmet Olgun & Jutta Chorus In Godsnaam. Het jaar van Theo van Gogh Contact 2005 Jutta Chorus Afri Contact 2010 Kroniek van een Rotterdamse migrantenwijk Geert Mak In Europa: reizen door de twintigste eeuw Atlas 2004 Reisjournalistiek en geschiedenisboek Lieve Joris Terug naar Kongo Meulenhof 1987 Reisreportage uit Kongo Linda Polman ‘k Zag twee beren Over de achterkant van de VN-­‐vredesmissies Atlas 1997 Bill Buford Tussen het tuig Meulenhoff 2009 Een angstaanjagend en geestig boek over supportersgeweld Ryszard Kapuscinski De Keizer Knipscheer 2009 UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 49 Grootmeester van de reportage Gerard Jacobs De Goden hebben honger Siberische reisverhalen Contact 2003 Dexter Filkins The Forever war/ De altijd oorlog Contact 2008 De uitzichtloze oorlog in Irak – journalist aan het front Michael Herr Dispatches/ Verslagen uit Vietnam Arbeiderspers 2003 New Journalism in oorlogstijd Deedee Derksen Thee met de Taliban De Geus 2010 Oorlogsverslaggeving voor beginners Joeri Boom Als een nacht met duizend sterren Podium 2010 Verslag van de oorlog in Afganistan Rudi Rotthier De Koranroute Atlas 2003 Reportagereis door de islamitische wereld David Garlock Pulitzer Prize Feature stories Bekroonde reportages uit de VS 1979 – 2003 UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 50 IOWA State Press Truman Capote In koelen bloede De Arbeiderspers 2006 New Journalism klassieker uit 1965 Frank Westerman El negro en ik Olympus 2006 Literaire journalistiek Annejet van der Zijl Sonny Boy Nijgh en Van Ditmar 2005 Een levensverhaal Suzanna Jansen Het pauperparadijs Balans 2011 Een familiegeschiedenis Louis Theroux Reizen door de subculturen van Amerika Arbeiderspers 2008 Kees Broere Van Accra naar Amsterdam Meulenhoff 2010 UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 51 DE WAARDE VAN JOURNALISTIEKE KENNIS docent: E-­‐mail: kamer: telefoon: Gerard Smit [email protected] 0S130 088 481 3188 TWEE EXTRA LESSEN OVER WAARHEID EN MORAAL IN DE MODERNE JOURNALISTIEK In 2002 publiceert de ook in Nederland werkende Noorse journalist Åsne Seierstad het boek De boekhandelaar van Kaboel over de oorlog in Afghanistan. Voor haar onderzoek woont ze drie maanden in het huis van de boekhandelaar Shah Mohammad Rais. Het boek stimuleert het publieke debat in Noorwegen over de oorlog in Afghanistan. Er worden meer dan twee miljoen exemplaren van verkocht en het wordt in meer dan 30 talen ver-­‐
taald De boekhandelaar zelf vindt het boek echter een misdaad tegen zijn familie en het Afghaanse volk. Zijn familie begint in Noorwegen een proces tegen Seierstad wegens in-­‐
breuk op de privacy en het verspreiden van leugens. Aanvankelijk wordt Seierstad veroor-­‐
deeld tot het betalen van een boete omdat zij niet heeft gehandeld zoals je van een goed journalist mag verwachten, maar in hoger beroep krijgt ze gelijk, omdat zij “te goeder trouw” gehandeld zou hebben. Deze casus gebruiken we om twee opvattingen over de waarde van journalistieke kennis te analyseren. De ene zegt dat journalistiek op wetenschap lijkt en dus op een afstandelijke en objectieve manier bedreven moet worden. De ander beweert dat journalistiek in de eerste plaats een vorm van verhalen vertellen is en daarom vanuit literaire criteria beoordeeld moet worden. Wat zijn de morele consequenties van beide opvattingen? 'Lees voorafgaand aan de eerste les het voorwoord van de Boekhandelaar van Kaboel en vraag je af of je de informatie over de achtergrond van het boek relevant vindt (tekst staat op Drive: http://goo.gl/ehjrb) Literatuur •
Jenny McKay. Asne Seierstad and the Bookseller of Kabul. In: R. Keeble en J. Tulloch (ed.) Global Literary Journalism: Exploring the Journalistic Imagination (2013) UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 52 •
Robert Park. News as a form of knowledge: a chapter in the sociology of knowledge. The American journal of sociology, vol 45, no 5 1940 •
Asne Seierstad. De boekhandelaar van Kaboel. Voorwoord. UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 53 ESSAY docent: E-­‐mail: kamer: telefoon: Chris van der Heijden [email protected] 0s130 088 – 4813208 INHOUD Op basis van het in het vorige blok gemaakte researchdossier schrijft de student in dit blok een essay/achtergrondverhaal van ca. 2500 woorden, plus de hierbij horende kaders, af-­‐
beeldingen en eventueel andere journalistieke elementen. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat beeld en eventueel geluid, multimedialiteit dus, in het essay een rol spelen. Doelgroep: de lezers van De Groene Amsterdammer. Bedoeling is dat het artikel ook daadwerkelijk gepubliceerd wordt. Ter voorbereiding verdiepen we ons gedurende een drietal lessen in het fenomeen achter-­‐
grondverhaal/essay, in het bijzonder in het verschil tussen een opstel of scriptie en een journalistiek verhaal en zo’n essay. Hiertoe lezen we enige teksten en bekijken voorbeel-­‐
den. Teksten en voorbeelden worden gemeenschappelijk besproken. Ook wordt aandacht besteed aan het gebruik van andere media dan het geschreven woord. OPZET LESSEN In les 1 schetsen we de contouren van het blok en dit vak. We bespreken ieders ervaring met het schrijven van scripties e.d. Ook bespreken we de eindtermen: wat moet iedereen wanneer gedaan hebben en hoe. Hierbij bespreken we ook de publicatieplatforms. Inleidend college over het essay Huiswerk: nader te bepalen tekst(en) over de theorie van het essay. Eerste opzet v.h. eigen essay maken In les 2 bespreken we de gelezen teksten en gaan we verder op inhoud, vorm en taalge-­‐
bruik van het essay. Verder geeft elke student een korte uiteenzetting over de inhoud en opzet van zijn essay. Belangrijk is ook dat hij aangeeft voor welke media hij zijn essays wil schrijven. Huiswerk: drie voorbeelden van goede essays. Welke wordt t.z.t. bekend gemaakt In les 3 worden de gelezen essays besproken en worden de kenmerken van een goed essay gezamenlijk op een rij gezet. Opzet schema individuele besprekingen in week 4. Les over het gebruik van fotografie en eventueel andere middelen/media bij het maken van een essay. Huiswerk: mail aan de docent met een zo uitvoerige mogelijke opzet van het te schrijven essay Les 4 is individueel. De docent bespreekt met alle studenten hun opzet UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 54 Les 5 gaat op afspraak. In les 6 bespreken we gemeenschappelijk de ervaringen en problemen die eenieder bij het schrijven van het essay ervaart. Vorming groepjes (zie blok 3) Huiswerk (vrijdag 24 mei 17.00 u.): eerste versie essay in mailbox docent en medestuden-­‐
ten In les 7 komen de studenten met de docent in groepjes bijeen en bespreken elkaars tek-­‐
sten. Huiswerk (vrijdag 31 mei): tweede versie essay In les 8 bespreekt de docent met alle studenten hun essay In week 9 en 10 maken de studenten de definitieve versies van hun essays, de korte én de lange versie TOETSING Je wordt beoordeeld op je essay(s). De criteria hiervoor staan verderop. LITERATUUR wordt tijdens de colleges bekend gemaakt c.q. uitgedeeld COMPETENTIES •
de student is in staat (lange essay) een complex wetenschappelijk onderwerp te verwerken tot een leesbaar product voor een ruim, relatief gespecialiseerd publiek •
de student is in staat (korte versie essay) een complex wetenschappelijk onderwerp te verwerken tot een leesbaar product voor een algemeen publiek •
de student is in staat feiten en argumenten van elkaar te scheiden en in logische sa-­‐
menhang te presenteren •
de student is in staat in beeld te denken • de student is in staat zijn product aan de man te brengen Hierbij gaat het in het bijzonder om de volgende, elders (p. 52-­‐54) genoemde competentie nummer 3: Informatie verwerken tot journalistieke producten voor diverse media, in dit geval een vaktijdschrift en een publieksblad c.q. krant BEOORDELING & CRITERIA Het essay wordt beoordeeld op de volgende criteria: 1. Je een duidelijke stelling hebt. Die stelling komt onder meer tot uiting in de titel. Zorg ervoor dat de stelling niet te breed is UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 55 2. Je goed argumenteert, goed redeneert, voor-­‐ en tegens goed tegen elkaar afzet 3. Zorgvuldig, uitvoerig & duidelijk bent in de verwerking van je onderzoeksresultaten. Een goed essay staat en valt immers met de combinatie van een goede redenering & de juiste feiten 4. Zorgt voor een goede opbouw 5. Idem dito voor een fatsoenlijke stijl en foutloos Nederlands 6. Originaliteit is een extra maar wel zeer gewenst 7. Tot slot is een goede bronvermelding vereist. Let op dat je hierbij een standaard-­‐
vorm gebruikt m.b.t. boeken, artikelen, Internet-­‐ en gesproken bronnen. In de korte versie van het essay is dit niet nodig en dienen de belangrijkste bronnen in de lo-­‐
pende tekst verwerkt te worden. UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 56 D E Z EVEN C OMPETENTIES I N Z EVEN D ELEN 1. Journalistiek relevante onderwerpen vaststellen. De afgestudeerde journalist: 1.1. Is nieuwsgierig, proactief en toont een grote betrokkenheid bij de actualiteit; 1.2. Is geïnteresseerd in achtergrond van en samenhang tussen maatschappelijke ontwik-­‐
kelingen; 1.3. Kan vanuit een brede algemene ontwikkeling de actuele trends en ontwikkelingen ana-­‐
lyseren en interpreteren; 1.4. Heeft kennis van trends in de journalistiek, het medialandschap en de rol van de me-­‐
dia; 1.5. Kan gebruikmaken van eigen observaties en kennis om voor medium en doelgroep ge-­‐
schikte ideeën voor onderwerpen te selecteren; 1.6. Kan oriënterend researchen en de aangetroffen informatie analyseren, interpreteren en duiden; 1.7. Kan als resultaat daarvan zijn onderwerp nauwkeurig omschrijven en een globaal werkplan opstellen. 2. Snel en gericht informatie verzamelen, selecteren en ordenen. De afgestudeerde journalist: 2.1. Kan voldoende journalistiek relevante en betrouwbare bronnen vinden/benaderen, ook met uiteenlopende culturele achtergronden en zo nodig in de Engelse taal; 2.2. Kan een concreet researchplan voor een journalistiek product maken (rekening hou-­‐
dend met principes als hoor/wederhoor, check/double check) en bij medium en doel-­‐
groep passende (creatieve) invalshoeken bij een onderwerp bedenken; 2.3. Kan gebruikmaken van moderne onderzoeksmethoden en technieken (eigen onder-­‐
zoek doen, enquêtes houden, e.d.); 2.4. Is op de hoogte van de werkwijze en motieven van voorlichters, pr-­‐functionarissen, spindoctors e.d. ; 2.5. Kan probleemloos overweg met belangrijke instituties, persbureaus, naslagwerken, databanken, geavanceerde bronnen op internet, ook in het Engels; 2.6. Kan gevonden informatie (tekst, beeld, geluid en eigen waarneming) gericht en effec-­‐
tief samenvatten en vastleggen; 2.7. Kan uit verzamelde informatie de juiste selectie maken en deze ordenen voor een be-­‐
paald journalistieke product; voor zichzelf of voor collega’s. 3. Informatie verwerken tot journalistieke producten voor diverse media. De afgestudeerde journalist: 3.1. Kent de functie en werkwijze van de verschillende media en kan werken met product-­‐
formules, formats e.d. daarbinnen; UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 57 3.2. Kent ‘de taal’ van de diverse media en de effecten daarvan, en kan daarmee inspelen op publiek, doel en eventuele randvoorwaarden; 3.3. Kan zijn onderwerp verwerken voor diverse media, in woord, beeld en geluid, met oog voor de mogelijkheden en beperkingen van het gekozen medium; 3.4. Kan variëren in stijl al naar gelang medium, doel en publiek en durft daarmee te expe-­‐
rimenteren; 3.5. Bedient zich daarbij foutloos, doeltreffend en creatief van de Nederlandse taal, en cor-­‐
rect in de Engelse taal; 3.6. Kan probleemloos werken met technische verwerkingshulpmiddelen; 3.7. Getuigt in zijn werk van grote nauwkeurigheid en creativiteit. 4. Adequaat en professioneel communiceren en samenwerken. De afgestudeerde journalist: 4.1. Beheerst de Nederlandse taal foutloos en doeltreffend en in verschillende communica-­‐
tieve registers; 4.2. Beheerst de Engelse taal functioneel en voldoende om bronnen te raadplegen, ge-­‐
sprekken te voeren en zich schriftelijk correct uit te drukken; 4.3. Beschikt over de gespreks-­‐, discussie-­‐ en onderhandelingsvaardigheden die nodig zijn voor de uitoefening van het journalistieke beroep; 4.4. Kan professioneel omgaan met feedback en kritiek van meerderen, collega’s en media-­‐
consumenten (‘communities’) en kan deze feedback ook benutten; 4.5. Kan samenwerken met, en heeft inzicht in het werk van, de verschillende personen in het journalistieke productieproces, ook in een multiculturele of internationale omge-­‐
ving; 4.6. Weet zichzelf of een idee voor een journalistiek product overtuigend (mondeling) te presenteren; 4.7. Heeft een relevant netwerk opgebouwd en onderhoudt dat/breidt dat steeds uit. 5. Bedrijfsmatig denken en werken. De afgestudeerde journalist: 5.1. Is zelfstandig, resultaatgericht en werkt strikt op deadline; 5.2. Kan een realistische planning maken, met zowel ambitieuze als haalbare doelen voor zichzelf en anderen; 5.3. Kan werken met een combinatie van taken, kan daarbij instructie en leiding geven bij eenvoudige projecten en accepteert zelf ook leiding; 5.4. Kent de commerciële basis van het journalistieke bedrijf en is zich bewust van de ef-­‐
fecten daarvan op het journalistieke product; 5.5. Heeft een gedegen kennis van het beroepenveld en de (veranderende) rol van de ver-­‐
schillende media daarbinnen; 5.6. Kent de organisatie-­‐ en overlegstructuren in journalistieke bedrijven en de positie van journalisten als werknemer daarin; UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 58 5.7. Is in staat een eigen bedrijf op te zetten, met inzicht in de daarbij horende aspecten van marketing, acquisitie, relatiebeheer en financiën. 6. Een ethisch-­‐kritisch oordeel formuleren over journalistieke producten en de beroepsprak-­‐
tijk. De afgestudeerde journalist: 6.1. Kent de kwaliteitsnormen en ethische principes die betrekking hebben op de journa-­‐
listiek en streeft er altijd naar volgens die normen en principes te werken; 6.2. Is zich bewust van het spanningsveld tussen journalistieke kwaliteitsnormen en com-­‐
merciële waarden en kan daarmee omgaan; 6.3. Kan zich onafhankelijk een mening vormen over journalistieke producten of de werk-­‐
wijze van anderen en kan die mening beargumenteren; 6.4. Heeft een standpunt in ethische kwesties en ontwikkelingen binnen de journalistiek en kan dat standpunt schriftelijk motiveren (in een opiniërend artikel); 6.5. Kan een scherpe analyse maken van de rol die de journalistiek in belangrijke maat-­‐
schappelijke kwesties speelt; 6.6. Heeft een visie op de toekomst van de journalistiek en kan die onder woorden bren-­‐
gen; 6.7. Is zich te allen tijde scherp bewust van het grote belang van eigen en origineel werk. 7. Reflecteren op (en bijsturen van) de eigen ontwikkeling als professional. De afgestudeerde journalist: 7.1. Kan kritisch kijken naar het eigen leer-­‐ en werkgedrag (al dan niet in breder verband), kan daaruit conclusies trekken en kan vervolgens het eigen gedrag verbeteren; 7.2. Kan verantwoording afleggen over de efficiency en effectiviteit van het eigen professi-­‐
oneel handelen; 7.3. Kan en wil verantwoording nemen voor de eigen keuzes en kan deze keuzes ook kri-­‐
tisch beoordelen; 7.4. Kan eigen journalistieke producten kritisch beoordelen en kan daarin zo nodig (en binnen de deadline) wijzigingen aanbrengen; 7.5. Kan doelen formuleren voor de aanhoudende eigen professionele beroepsontwikke-­‐
ling en deze doelen ook realiseren of bijstellen; 7.6. Kan professionele (ethische) waarden en normen integreren in de beoordeling van het eigen functioneren en legt daarvoor zo nodig ook verantwoording af; 7.7. Is zich terdege bewust van zijn eigen ‘Unique Selling Point’ en weet dit adequaat op anderen over te brengen. UU minor Journalistiek. Cursusjaar 2013-­‐2014. Studentenhandleiding 59