Openbaar verslag 1

OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG (ex art. 73a Fw)
Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V.
Datum:
14 augustus 2014
Nummer:
openbaar.001
Gegevens onderneming:
Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V.
(statutair gevestigd te Maastricht)
KvK nummer 14623897 (KvK Limburg)
Kantoorhoudende: 6212 XN Maastricht, Parkweg 22 A
Postadres: 6200 AL Maastricht, Postbus 480
Nevenvestigingen:
3077 AW Rotterdam, Boterdiep 48
8013 NE Zwolle, Wilhelm Röntgenstraat 4
1018 TX Amsterdam, Rhijnspoorplein 14
5232 BC ’s-Hertogenbosch, Europalaan 18
Faillissementsnummer:
C/03/13/252
Datum uitspraak:
27 augustus 2013
afkoelingsperiode: 2 maanden (tot 27 oktober 2013)
Curator:
mr. M.M.H.J. Rompelberg (beëdiging 2 juni 1995)
R-C:
mr. R.P.J. Quaedackers
Activiteiten onderneming:
Technisch ontwerp en advies voor stedenbouw-, verkeers-, tuin- en landschapskunde, ruimtelijke ordening en planologie
Omzetgegevens:
2011: 14.075.188; 2012: 12.973.148;
2013: 6.655.130 (tot en met 31 juli 2013).
Personeel gemiddeld aantal:
ongeveer 138
Saldo einde verslagperiode:
€ 1.628.348,59
Verslagperiode:
27 augustus 2013 – 14 augustus 2014
Bestede uren in verslagperiode:
1.242 uur en 5 minuten
Bestede uren Totaal:
idem
1. Inventarisatie
1.1 Directie en organisatie:
De gefailleerde vennootschap Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. is 29 oktober
1
1984 opgericht door Cauberg Beheer B.V. en B.V. Beheersmaatschappij Huygen. Het doel
van de vennootschap is: het geven van adviezen op technisch gebied en het houden van
aandelen in andere vennootschappen, het deelnemen in, het bestuur voeren over of administreren van andere ondernemingen of vennootschappen, het financieren of instaan –op
welke wijze ook- voor schulden van andere vennootschappen of ondernemingen, het beleggen van gelden, administreren van pensioenrechten, stamrechten en dergelijke en het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe dienstig is en alles
te nemen in de meest ruime zin van het woord.
Met ingang van 27 december 1993 werd Cauberg Beheer B.V. enig aandeelhouder van
CHRI. Op 26 maart 2008 vonden er diverse aandelentransacties plaats in het kader van een
Management Buy Out. Per faillissementsdatum maakt de gefailleerde deel uit van een organisatiestructuur van (rechts)personen, waarvan onderstaand een organogram is geschetst:
organogram
overzicht moeder- en dochterbedrijven van Cauberg-Huygen R.I. B.V.
J.J.M. Cauberg
A.R. Hanlo
A.A. van der AA
F.J.H.P. Roex
100%
Cauberg Beheer B.V.
cum.pref. € 3.000.000
100%
Hanlo Management B.V.
100%
Van der AA Beheer
en Management B.V.
100%
Drs. Roex Beheer B.V.
64%
12%
12%
12%
100%
Cauberg-Huygen Beheer B.V.
Cum.pref. € 3.000.000
100%
Cauberg-Huygen R.I. B.V.
60%
Huygen Installatie
Adviseurs B.V.
50%
K.W.W. B.V.
100%
Bureau
Bouwplantoetsing B.V.
2
Toelichting op het organogram:
De vennootschap Cauberg Beheer B.V. (CB) is eigendom van prof. Ir. J.J.M. Cauberg. Deze
vennootschap valt buiten de faillissementen van Cauberg-Huygen Beheer B.V. en CaubergHuygen Raadgevende Ingenieurs B.V.
Cauberg-Huygen Beheer B.V. (CHB) is failliet sinds 27 augustus 2013.
Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. (CHRI) is failliet sinds 27 augustus 2013.
De bedrijfshuishouding en de financiële situatie van CHB en CHRI waren zodanig verweven dat
in het kader van het onderhavig faillissementsverslag aandacht wordt besteed aan deze beide
vennootschappen.
Oprichter en naamgever Cauberg bezit 100% van de aandelen in CB (en is daarvan directeur).
CB bezat tot 26 maart 2008 100%, en bezit sindsdien 64% aandelen in CHB. CB houdt daarnaast voor 3 miljoen cumulatief preferente aandelen in CHB. Cauberg is directeur van CHB,
samen met Roex.
Hanlo bezit 12% van de aandelen in CHB. Hij is algemeen directeur van CHRI. Hij werkte vanuit het CHRI kantoor te Zwolle.
Roex bezit 12% aandelen in CHB. Hij is directeur van CHB en financieel directeur van CHRI. Hij
werkte vanuit het CHRI kantoor te Maastricht.
van der Aa bezit 12% van de aandelen in CHB. Hij is (van 9 mei 2008 tot 5 juli 2013 statutair,
en daarna titulair) technisch directeur van CHRI. Hij werkte vanuit het CHRI kantoor te Rotterdam.
Meester is sinds februari 2012 commercieel directeur van CHRI. Hij is geen aandeelhouder in
CHB c.s. Hij werkte van uit het CHRI kantoor te Rotterdam.
De directeuren van CHRI werkten in de volgende portefeuilleverdeling:
Hanlo:
algemeen- en kwaliteitsmanagement, bedrijfsontwikkeling, P&O
Roex:
(financieel): finance, treasury, risicobeheersing, ict
van der Aa:
(technisch): strategisch, kennismanagement, operationeel
Meester:
(commercieel): operationeel, acquisitie, communicatie, marketing
3
De directie van CHB was als volgt samengesteld:
Cauberg:
algemeen directeur
Roex:
financieel directeur
De Management Buy Out (MBO) in 2008:
De aandelen in CHRI werden tot 26 maart 2008 voor 100% gehouden door Cauberg Beheer
B.V. (CB), waarvan Cauberg DGA is.
Op verzoek van Cauberg taxeerde PWC (vaste accountant van CHRI) in 2006 het aandelenbezit van CB in CHRI. De taxatie leidde tot een bedrag tussen 9 en 12 miljoen Euro. Naast
twee externe potentiële kopers bleken ook de leden van het MT van CHRI (Hanlo, van der
Aa en Roex, die allen al vele jaren deel uit maakten van het MT) in de aandelen CHRI geïnteresseerd te zijn. Daarop is verder onderhandeld over een MBO tussen Cauberg en de genoemde leden van het MT, waarbij beide partijen werden bijgestaan door adviseurs.
In november 2007 is tussen CB en het MT een Letter of Intent getekend. De levering heeft
plaatsgevonden op 18 maart 2008.
De waardering van CHRI, ter bepaling van de overnamesom, heeft plaatsgevonden per 1
januari 2007. De overnamesom werd bepaald op 9,5 miljoen Euro. De winst van CHRI over
2007 (750 K) kwam in dat scenario ten goede aan CHRI.
Van de overnamesom is 6,5 miljoen feitelijk betaald. De resterende 3,0 miljoen is door CB
als cumulatief preferent aandelenkapitaal aan CHB ter beschikking gesteld.
In het kader van de MBO hebben achtereenvolgens de volgende rechtshandelingen plaatsgevonden:
1.
ING verstrekte € 3.000.000 in rekening courant aan CHRI. Daarvan heeft CHRI allereerst € 2.000.000 als dividend uitgekeerd aan CB;
2.
er vond een statutenwijziging plaats in de vennootschap Dynamic Engineering B.V.
(100% dochter van CB) waarbij o.a. de naam werd veranderd in Cauberg-Huygen Beheer B.V. CB bleef met 64% aandeelhouder in CHB. De drie leden van het MT van CHRI
verwierven (via hun vennootschappen) elk 12% van de aandelen. De leden van het MT
betaalden elk de nominale waarde à € € 2.178,= voor hun 12% aandelenpakket in CHB.
3.
CHB kocht van CB 100% van de aandelen in CHRI
4.
ING leende € 3.500.000 aan CHB, welk bedrag deze vennootschap aan CB betaalde als
deel van de koopprijs van de aandelen in CHRI.
4
5.
Van de hierboven onder 1 genoemde lening à € 3.000.000 leende CHRI € 1.000.000
door aan CHB, die dit bedrag heeft betaald aan CB, ter deelbetaling van de koopprijs
van de aandelen in CHRI.
(de hierboven onder 1, 4 en 5 genoemde bedragen vormen samen: 6,5 miljoen euro)
6.
Aldus resteerde nog een vordering van CB op CHB à € 3.000.000. Deze werd omgezet
in cumulatief preferente aandelen in CHB, die werden gehouden door CB.
7.
ING verstrekte aan CHRI een achtergestelde lening van € 500.000 i.v.m. liquiditeit.
Aan de cumulatief preferente aandelen was overigens geen stemrecht verbonden. Aan de
overige 64% van de gewone aandelen was wél stemrecht verbonden.
De geldstromen zijn uitgedacht door ING en overgenomen door de adviseurs van verkoper
en kopers. Er is getoetst aan het steunverbod uit artikel 2:207c BW en aan de Tegenstrijdig
Belangregeling.
ING bank eiste geen garantie van CB voor toekomstige aflossingen.
Omdat de oude eigenaar CB na de MBO de meerderheid van de zeggenschap behield, is er
in feite geen sprake van een MBO, maar van een forse herkapitalisatie met partner-ingroeitraject. Echter omdat partijen zelf hun transacties destijds “MBO” hebben genoemd, zal
deze term verder worden gebruikt.
De MBO leidde tot de volgende lasten voor CHRI:
a.
CHRI moest € 750.000 per jaar dividend uitkeren aan CHB opdat deze aan haar verplichtingen jegens ING (uit de hierboven onder kon voldoen.
b.
CHRI moest tevens € 135.000 per jaar dividend aan CHB uitkeren (4,5% van 3 miljoen)
opdat deze kon voldoen aan haar verplichtingen jegens CB vanwege de cumulatief preferente aandelen die CB hield in CHB.
De hierboven onder a en b genoemde lasten voor CHRI bedroegen samen € 885.000 euro
per jaar. Daarvan stond € 750.000 vast, immers dit moest door CHB aan ING worden afgelost ter zake van de hierboven genoemde leningen. Of er ter zake van de aandelen die CB
hield in CHB dividend kon worden betaald, was afhankelijk van de kasstroom in CHRI, hetgeen is vastgelegd in de koopovereenkomst. Bij voldoende kasstroom werd er dividend
betaald, bij onvoldoende kasstroom werd geen dividend betaald. In 2012 is een besluit genomen om over de jaren 2010 en 2011 dividend uit te keren. Daarvan is 2010 wel, en 2011
5
niet uitbetaald. Het niet uitbetaalde dividend is op te vatten als verplichting om preferent uit
te keren uit de algemene reserves van CHB.
Zolang de 3,0 miljoen euro (het cumulatief preferente kapitaal) door CHB niet aan CB waren
afgelost, konden de MT-leden geen meerderheid van de aandelen in CHB verwerven. Indien
de 3 miljoen Euro voor eind 2013 zouden zijn afbetaald, kon het MT 100% aandelen CHB
verwerven. Indien dit pas eind 2014 afbetaald zou zijn, kon het management 55% van de
aandelen verwerven en indien de 3 miljoen na eind 2015 niet zouden zijn afbetaald, dan
had Cauberg het recht om de aandelenbelangen die het management had opgebouwd (elk
12%) terug te kopen voor de prijs die zij daarvoor hadden betaald.
CHRI was op de faillissementsdatum (mede)eigenaar van de volgende vennootschappen:
Huygen Installatie Adviseurs B.V. (60%)
K.W.W. B.V. (50%)
Bureau Bouwplantoetsing B.V. (100%)
Deze dochtervennootschappen zijn niet failliet verklaard.
Zowel CHB als CHRI zijn hoofdelijk schuldenaar jegens de ING-bank.
CHRI en CHB vormden een fiscale eenheid voor de VPB en BTW.
1.2 Winst en verlies: (* cijfers tot en met 31 juli 2013)
CHRI:
Jaar
omzet
Resultaat na belastingen
Eigen vermogen
2010
14.293.435
791.326
2.502.938
2011
14.075.188
1.028.584
2.781.522
2012
12.973.148
-/- 80.845
1.700.677
*2013
6.655.130
-/- 1.385.108
315.563
Geconsolideerd:
Jaar
omzet
Resultaat na belastingen
Eigen vermogen
2010
2011
18.266.900
791.326
2.844.158
18.377.855
1.028.584
3.127.678
2012
16.834.141
-/- 80.845
2.046.714
2013
nb
nb
nb
6
1.3 Balanstotaal:
CHRI:
Jaar
Geconsolideerd:
balanstotaal
jaar
balanstotaal
2010
7.379.290
2010
8.188.600
2011
7.256.850
2011
8.332.595
2012
7.496.319
2012
8.512.436
*2013
7.023.181
2013
nb
* cijfers tot en met 31 juli 2013
1.4 Lopende procedures:
Aan de rechtbanken en de gerechtshoven is verzocht eventueel aanhangige procedures
waarbij de gefailleerde betrokken mocht zijn, te schorsen in verband met het uitgesproken
faillissement. Er bleken geen procedures aanhangig te zijn waarbij de gefailleerde partij
was.
1.5 Verzekeringen:
De afgesloten verzekeringen verleenden nog dekking en zijn na de faillissementsdatum in
overleg met de tussenpersoon voortgezet, voor zover dit in het kader van de doorwerkactiviteiten nodig was.
1.6 Huur:
De gefailleerde had huurovereenkomsten gesloten ter zake van haar op p.1 van dit verslag
genoemde kantoorlocaties in Maastricht, Den Bosch, Rotterdam, Amsterdam en Zwolle.
Met betrekking tot de kantoorlocatie te Maastricht was de huurovereenkomst hoofdelijk
aangegaan door de huurders Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. én haar 60%
dochter Huygen Installatie Adviseurs B.V. (HIA). De huur c.a. werd door beiden apart aan
de verhuurder voldaan. Beide bedrijven werkten vaak samen in projecten ten behoeve van
dezelfde opdrachtgevers. Daarom zaten de medewerkers van CHRI en HIA op deze locatie
“door elkaar heen”. Ook was er verwevenheid tussen beide huurders i.v.m. het telefoon- en
dataverkeer alsmede de computerservers, welke verwevenheid aanvankelijk moeilijk te
scheiden was.
Met betrekking tot de kantoorlocaties in Rotterdam, Amsterdam en Zwolle had de gefail-
7
leerde onderhuurovereenkomsten gesloten met HIA, waarbij laatstgenoemde een deel van
het gehuurde onderhuurde van CHRI. Ook hier werkten de medewerkers van beide bedrijven vaak samen aan projecten. De verwevenheid met telefoon-, dataverkeer en computerservers was minder dan in de locatie Maastricht.
Tevens had de gefailleerde ten behoeve van diverse kantoorlocaties huurovereenkomsten
afgesloten ter zake van 2 workcenters, koffieautomaten, watercoolers en plantenbakken.
1.7 Oorzaak faillissement:
De directe oorzaak van het faillissement van CHRI (en dus ook van CHB) is dat de directie
namens de AVA het faillissement heeft aangevraagd nadat de ING bank het krediet had
bevroren.
Deze constatering kan echter niet los worden gezien van de diverse onderliggende oorzaken
die hebben geleid tot de faillissementen van CHB en CHRI:
1.
de hoge liquiditeitsdruk op CHRI en CHB door de Management Buy Out (MBO) in 2008.
2.
vanaf 2009 manifesteerde zich in Nederland een crisis, met name in de bouw. Aangezien CHRI grotendeels bouwgerelateerde opdrachten verricht, kreeg CHRI te maken met
dalende omzetten en winsten door vraaguitval. De jaarcijfers vielen tegen, de liquiditeitsbehoefte nam toe.
3.
de directie slaagt er niet in om effectief te reorganiseren en/of voor extra liquiditeit te
zorgen.
4.
geen eenheid van bestuur: ruzie tussen de aandeelhouders en de directie en tussen de
directeuren onderling, resulterend in schorsing en voorgenomen ontslag van de statutaire directie.
5.
de bank draaide kredietkraan steeds verder dicht en bevroor uiteindelijk het krediet.
Ad 1: hoge liquiditeitsdruk op CHRI en CHB door MBO in 2008:
Zoals gezegd leidde de MBO tot de volgende lasten voor CHRI per 2008:
a.
CHRI moest € 750.000 per jaar dividend uitkeren aan CHB opdat deze aan haar verplichtingen jegens ING kon voldoen.
b.
CHRI moest tevens € 135.000 per jaar dividend aan CHB uitkeren opdat deze kon voldoen aan haar verplichtingen jegens CB vanwege de cumulatief preferente aandelen die
CB hield in CHB.
8
De hierboven onder a en b genoemde lasten voor CHRI bedroegen samen € 885.000 euro
per jaar, waarvan 750.000 in elk geval te betalen aan ING.
Uitgaande van de cijfers uit het verleden waren deze betalingen weliswaar fors, maar in
beginsel haalbaar, volgens de destijdse prognoses aan de hand van eerdere resultaten.
CHB ontving 4x per jaar voorschotten in rekening courant van CHRI om daarmee de kwartaalaflossingen en rente aan ING te kunnen voldoen. Bij het vaststellen van de definitieve
jaarrekening (in mei van het volgende jaar) zou definitief worden besloten hoeveel dividend
door CHRI zou worden uitgekeerd aan CHB. Dit dividend zou dan in rekening courant kunnen worden verrekend met de verstrekte voorschotten.
In de prognose over 2008 werd er van uit gegaan dat CHRI 80% van de winst als dividend
zou uitkeren aan CHB, opdat CHB in staat zou zijn haar betalingen te verrichten aan ING.
Ad 2: vanaf 2009 crisis: dalende omzet en winst door vraaguitval. De jaarcijfers vallen tegen, de liquiditeitsbehoefte neemt toe:
Onmiddellijk na de MBO viel in 2008 de winst van CHRI minder hoog uit dan gepland. Hierdoor moest CHRI niet de geplande 80% maar 100% van haar winst als dividend uitkeren
aan CHB. Zonder winst in CHRI zou CHB al na drie maanden in liquiditeitsproblemen komen.
2009 was een goed jaar voor CHRI, maar in 2010 viel de winst weer lager uit. In 2011 werd
in CHRI een netto winst gemaakt van méér dan 1 miljoen. In 2012 was de omzet van CHRI
10% minder dan de prognose. Daardoor vielen de resultaten terug en realiseerde CHRI een
verlies van -/- 80.302. Door dit verlies in CHRI over 2012, realiseerde CHB in dat jaar een
verlies van -/- 822.781 wegens rente (-/- 161.670) en afschrijving o.a. op goodwill (-/620.724).
Ondanks de recessie kon CHRI tot en met 2011 net genoeg winst/dividend genereren om
CHB haar verplichtingen jegens ING te laten voldoen. Weliswaar daalde van 2008 tot en
met 2011 de omzet van CHRI beperkt, maar de directie slaagde er in de kosten synchroon
te laten dalen. Verdere krimp zou er echter toe leiden dat CHB niet meer in staat zou zijn
om aan haar verplichtingen te voldoen. Mede daarom zette de directie met ingang van 2011
in op groei, die echter niet kon worden gerealiseerd: hetgeen bleek vanaf juni 2012.
CHRI kon per 2008 geen enkele buffer opbouwen. Fluctuaties in winst en werkkapitaal kon
CHRI alleen maar opvangen door toevallig en tijdelijk beschikbare middelen, zoals voor-
9
schotbetalingen uit Europese subsidies terzake van projecten waarvan CHRI coördinator
was. CHRI was sinds 2001 als coördinator betrokken bij diverse Europese projecten waarbij
in het kader van de subsidiebetalingen sprake was van bevoorschotting, welke voorschotten
aan CHRI werden uitbetaald.
Met ingang van het vierde kwartaal van 2008 tot het tweede kwartaal van 2009 en vervolgens weer met ingang van het derde kwartaal van 2012 zou CHRI een liquiditeitstekort
hebben gehad indien zij op haar betaalrekening niet had kunnen beschikken over voorschotten op EU subsidies1. Deze voorschotten waren bestemd voor doorbetaling aan derden. Maar tot het moment van die doorbetaling fungeerden ze feitelijk als extra werkkapitaal voor CHRI.
Zo ontving CHRI op 14 augustus 2012 van de Europese Commissie (EC) het 5 e pre-finance
voorschot van € 2.353.621 terzake het Remining-Lowex project waarvan CHRI coördinator
was2. Eén van de deelprojecten van Remining-Lowex is het Mijnwaterproject in Heerlen3.
Namens CHRI was Roex “Duly authorised Financial officer”. PWC trad op als Independent
Auditor richting de EC.
De bedoeling was dat CHRI het genoemde voorschotbedrag uitbetaalde aan de overige
deelnemers aan het project4. Tot dan toe was dat steeds gebeurd al naar gelang de door de
1
Dit blijkt uit de prognose die is gepresenteerd op de vergadering van 7 juni 2013 de directie van
CHRI.
2
Basisdocument is ‘Contract No. TREN07/FP6EN/S07.70839/038639’ (hierna contract), overeengeko-
men tussen de Europese Commissie en CHRI als Coördinator alsmede met de andere leden van het
Consortium, wier namen zijn vermeld in artikel 1.2 in het contract.
3
In Annex I bij het voornoemde Contract staat de (technische) inhoud van het project omschreven.
Annex II bevat de Algemene Bepalingen. Ten slotte is er ook een Consortium Agreement, welke de
interne afspraken tussen de leden van het Consortium regelt. Het Consortium Agreement is ondertekend door alle leden.
4
In artikel 8 van het Contract staat dat de Europese Unie de financiële uitkeringen doet aan de Coördi-
nator ten behoeve van de leden van het Consortium. Zodra de betaling is verricht is de EU ontslagen
van haar verplichting om de leden van het Consortium te betalen. De Coördinator zal de ontvangen
betaling zonder ongegronde vertraging distribueren. Ook het Consortium Agreement bepaalt in artikel
6.2 dat de Coördinator alle betalingen ontvangt, en deze vervolgens doorbetaalt naar de leden.
10
deelnemers bij CHRI ingediende declaraties. De EU had het 5e pre-finance voorschot uitbetaald op de gewone betaalrekening (rekening-courant) van CHRI bij de ING, die op dat
moment ongeveer (binnen de limiet van 3,0 miljoen) 2,8 miljoen negatief stond. Door deze
betaling daalde het negatieve saldo op de betaalrekening van CHRI naar ongeveer 3 ton
negatief.
In de overeenkomst tussen Europese Commissie, CHRI en de overige deelnemers aan het
project is nergens als eis opgenomen dat voorschotbetalingen die van de EC worden ontvangen, moeten worden aangehouden op een afgezonderde bankrekening, bijvoorbeeld van
een stichting derdengelden of iets dergelijks5. Wél is in de overeenkomst bepaald dat CHRI
een van de EC ontvangen voorschotbetaling binnen zes weken na ontvangst moet hebben
doorbetaald aan de contractpartners in het project. Dat is echter met het bedrag dat in augustus 2012 werd ontvangen niet gebeurd. Een verklaring daarvoor is dat diverse Remining-Lowex projecten op dat moment nagenoeg stil lagen, en daardoor door de partners
geen declaraties ter uitbetaling werden ingediend bij CHRI. Zo was het Mijnwaterproject
(met toestemming van de EU) sinds maart 2012 stil komen te liggen omdat APG haar aansluiting heroverwoog nadat de grond onder winkelcentrum het Loon was verzakt en onduidelijk was wat daarvan de oorzaak was. Omdat de leden van het Consortium op dat moment vrijwel geen werkzaamheden verrichtten waarvan zij de declaratie aan de Coördinator
in konden zenden ter uitbetaling, bleef het voorschotbedrag op de lopende rekening van
CHRI staan. Allengs werd het van de EC ontvangen voorschot bij CHRI verder gebruikt als
werkkapitaal.
Met ingang van augustus 2012 was duidelijk dat 2012 geen goed jaar zou worden. Doordat
CHRI in 2012 geen winst maakte maar o.a. wél voorschotten op het vast te stellen dividend
uitkeerde naar CHB (ter betaling van rente en aflossing aan ING)6, ontstond liquiditeitsdruk
5
Daarnaast heeft er een ‘financiële identificatie’ plaatsgevonden, waarbij de bankgegevens van CHRI
ten behoeve van de EU zijn geverifieerd. Het bankrekeningnummer dat daarbij is opgegeven betreft de
rekening courant van CHRI bij ING. Ook wordt op de momenten dat uitbetaling plaatsvond door de EG,
telkens door de EU gesproken over betaling op de ‘your nominated bank account’. De keuze om die
bankrekening aan te houden lijkt dan ook welbewust en systematisch te zijn geweest tussen partijen.
6 Omdat CHRI sinds 2012 geen winst maakte, stond er tegenover de voorschotbetalingen van CHRI aan
CHB géén dividend-uitkering. Door CHRI werd op die manier aan CHB als voorschot betaald: 800.000
(in 2012) en 350.000 (1e helft 2013).
11
bij CHRI. In de AVA van november 2012 zijn de zorgen om de liquiditeit van CHB/CHRI besproken. De directies van CHB en CHRI onderkenden zij hiervoor een oplossing moesten
organiseren. Zij werden het niet eens over de op korte termijn te nemen maatregelen.
Ad 3: de directie slaagt er niet in om effectief te reorganiseren en/of voor extra liquiditeit te
zorgen.
De bank zag in de (concept) jaarstukken van CHRI over 2012 een “breach of covenants” en
eiste ombuigende maatregelen die zouden leiden tot winstgevendheid en verlangde tevens
kapitaalstortingen à 1,6 miljoen door de aandeelhouders althans schriftelijke garanties
daartoe.
Bij het vervaardigen van de jaarstukken 2012 stelde accountant PWC voorwaarden aan de
goedkeuring van de jaarrekening. Wat indien het voorschot inzake Remining-Lowex zou
moeten worden doorbetaald of indien de EU dit bedrag terug zou eisen (omdat dit bedrag
onbenut op de betaalrekening van CHRI stond)? Wat zou de ING bank gaan doen met het
gegeven dat CHRI over 2012 de afgesproken winstratio’s niet had gehaald? De accountant
verlangde hierover duidelijkheid alvorens de jaarrekening goed te keuren.
De financiële cijfers van CHRI over 2013 waren slecht. Q1 leverde een verlies op van -/70.000,=. In Q2 bleek door vraaguitval een hevige toename van het verlies tot -/516.000,= in het eerste half jaar van 2013. Q3 is altijd een slecht kwartaal, omdat daarin
de zomervakantie valt.
In maart 2013 (nadat was gebleken dat de cijfers over januari 2013 wederom krimp lieten
zien) was de conclusie onontkoombaar dat CHRI te groot was, dat er te veel overhead was
en dat er gereorganiseerd moest worden o.a. door het personeelsbestand in te krimpen.
Hierover was in de directievergaderingen al vaker gediscussieerd. De directie had tot dusverre in meerderheid besloten om met reorganisatie te wachten om onnodige onrust te
voorkomen, in de (achteraf: vergeefse) hoop op betere tijden en omdat CHRI in het verleden moeilijkheden had ondervonden om aan goede gekwalificeerde medewerkers te komen.
Niettemin werd in maart 2013 besloten (en gecommuniceerd) om afscheid te nemen van
10% van het personeel.
Mede doordat de voorschotbetalingen van CHRI aan CHB (ter doorbetaling aan ING) doorliepen, kwam de liquiditeit van CHRI steeds verder onder druk te staan. O.a. op aandringen
12
van Cauberg (via CB grootaandeelhouder in en bestuurder van CHB), de bank en de accountant was vanaf maart 2013 ingrijpen onvermijdelijk.
Cauberg én de leden van het MT van CHRI werden het in beginsel eens dat de volgende
gecombineerde aanpak zou worden nagestreefd:
a. Méér kapitaal (door gecombineerde aanpak van uitfactureren OHW, innen van debiteuren
alsmede zonodig bijstorten van kapitaal (althans een garantie daartoe); en
b. Méér inkomsten (new business); en
c. Minder kosten (reorganisatie).
Door diverse redenen, die hieronder zullen worden beschreven, is het niet gelukt om door
de voorgenomen aanpak de liquiditeitspositie van CHRI/CHB voldoende om te buigen.
Ad a: Volgens de bank zou storting van € 1,6 miljoen de vermogenspositie zodanig herstellen dat CHRI “een bankabel geheel” zou vormen. Een ruwe berekening van het verlies in
2012 en 2013, vermeerderd met de reorganisatiekosten, leidde tot dit bedrag van € 1,6
miljoen. De bank verlangde van “de aandeelhouders” dat zij deze € 1,6 miljoen zouden
bijstorten. De bank wachtte de plannen af, met betrekking tot reorganisatie en daarna. De
aandeelhouders werden het niet eens over welke aandeelhouder welk bedrag zou moeten
bijdragen aan de door de bank verlangde storting.
CB hield de directie de situatie in juni 2013 voor: minder bestaande business, geen nieuwe
business, hoge stand OHW en debiteuren, achteraf te geringe reorganisatie. CB meende dat
deze situatie niet zou veranderen zonder financiële betrokkenheid van de directie, en verlangde participatie van de directie in de door de bank verlangde kapitaalstorting.
Van der Aa heeft niet deelgenomen aan kapitaalstorting. Hanlo en Roex hebben aangegeven
niet tot kapitaalstorting bereid te zijn. Zij wezen op de zware financiering van de MBO, in
welk kader ING de betaling van 6,5 miljoen aan CB mogelijk had gemaakt, waarna CHRI uit
haar lopende exploitatie de forse afbetalingsverplichtingen moest nakomen. Nu bleek dat de
MBO-financiering door de krimpende markt volgens hen te zwaar was wilden Hanlo en Roex
niet alsnog risicodragend kapitaal verstrekken, buiten het reeds door hun gestorte kapitaal
à € 2.178,= elk. Hanlo en Roex vonden overwegend -kort gezegd- dat CB, die het meest
van de MBO had geprofiteerd, de door de bank verlangde kapitaalstorting van 1,6 miljoen
(althans: garantstelling daartoe) moest doen. Door van der Aa werd deze analyse (slechts)
13
ten dele onderschreven.
Cauberg wilde, voorafgaand aan een kapitaalstorting van maximaal 1 miljoen (dus niet:
1,6) of garantstelling daartoe, i) exact weten hoe de financiële stand van zaken was in
CHRI; en ii) committment van de directieleden van CHRI (én aandeelhouders in CHB) door
a) het storten van € 150.000 elk (Cauberg was bereid het hen zonodig te lenen); én b) door
het halen van financiële targets (o.a. m.b.t. de effecten van de reorganisatie). Cauberg
wilde in de boeken kunnen zien dat hij geen geld in een bodemloze put zou steken.
Op verzoek van Cauberg heeft een adviseur in dat kader na consultatie van de directie van
CHRI gewerkt aan het volgende plan om de liquiditeit binnen CHRI te vergroten:
1.
de directie “commit” zich om de hoogte van het werkkapitaal en de lengte van het onderhanden werk terug te brengen.
2.
aan de bank zou worden gevraagd om verstrekking van een tijdelijk verhoogd krediet.
3.
Cauberg stelt zich als grootaandeelhouder garant (voor de terugbetaling van dit tijdelijke krediet).
Dit plan beantwoordde strikt genomen niet aan de door de bank geformuleerde eis tot kapitaalverstrekking van 1,6 miljoen door de aandeelhouders. Niettemin was de gedachte achter dit plan dat als het OHW kon worden teruggebracht van 62 naar 45 dagen, en de debiteurenstand zou worden teruggebracht van 75 naar 60 dagen, dan zou dat € 1,1 miljoen
aan werkkapitaal opleveren. Als de directie in staat was om deze bedragen / deze termijnen
terug te brengen, en de directieleden zelf ook kapitaal zouden bijstorten dan was Cauberg
bereid om “een garantie” af te geven richting ING bank.
Het terugbrengen van het werkkapitaal lukte slechts ten dele. Bovendien ging het bovengenoemde plan uit van gelijkblijvende omzet, terwijl de omzet vanaf het 2e kwartaal in 2013
in werkelijkheid fors terugliep. De bank verwierp het plan van Cauberg en bleef vasthouden
aan kapitaalstorting van 1,6 miljoen door de aandeelhouders. De aandeelhouders werden
het niet eens over de invulling van de kapitaalverstrekking.
Ad b.: in februari 2012 was André Meester bij CHRI in dienst getreden als commercieel directeur. Met nieuw elan koos de directie voor winstherstel d.m.v. een hogere omzet, door
commerciëler en klantgerichter opereren, groei in brandveiligheid en new business. Dit
heeft echter niet tot het gewenste resultaat geleid, sterker nog: er volgde een omzetdaling.
In het eerste kwartaal van 2013 bleek de omzet 11% minder dan geraamd. De omzettarget
14
voor 2013 was 12,5 miljoen. Dit werd bijgesteld tot 11,3 miljoen. In het eerste half jaar van
2013 werd hiervan gefactureerd: 5,1 miljoen. Geëxtrapoleerd over heel 2013 zou dit neerkomen op slechts 10,2 miljoen.
Ad c.: in maart 2013 werd besloten om afscheid te nemen van 10% van het personeel.
Achteraf kan worden vastgesteld dat te lang is geloofd in groei, dat de reorganisatie te laat
is ingezet en dat deze te weinig positief effect heeft gehad op de liquiditeit van CHRI. Bovendien leidde de reorganisatie op korte termijn tot reorganisatiekosten van € 750.000
(o.a. aan afkoopsommen, die overigens niet of nauwelijks zijn uitbetaald).
Ad 4: Ruzie tussen de aandeelhouder en de directie en tussen de directeuren onderling,
resulterend in schorsing en voorgenomen ontslag enz.:
De discussies tussen de aandeelhouders en de directeuren, over de oorzaak en omvang van
het liquiditeitstekort, wie er (waarom, hoeveel) kapitaal moest bijstorten (althans: hiervoor
garant moest staan), en op welke voorwaarden, de reikwijdte van de toezeggingen die in
dat kader zouden zijn gedaan, en wat er verder moest gebeuren, leidde tot onderlinge irritatie en een diepgaand gebrek aan vertrouwen tussen de aandeelhouders en leden van de
directie.
De liquiditeitsproblemen werden volgens Hanlo en Roex voornamelijk veroorzaakt vanwege
de tegenvallende omzetten én doordat CB te veel had gekregen voor de aandelen in CHRI,
althans in elk geval doordat CHRI te veel moest betalen aan CHB. Cauberg, van der Aa en
Meester wezen voornamelijk op de noodzaak tot fors ingrijpen omdat er een ongezonde
verhouding zou zijn tussen fee-earners en fee-eaters alsmede dat er onnodig veel werkkapitaal “vast” zat in OHW en debiteuren.
In het proces om het OHW uit te factureren, bleek dat er in het 1e kwartaal van 2013 voor €
200.000 aan niet declarabele uren in de projecten terecht was gekomen. Toen dit in juni
2013 werd ontdekt en gecorrigeerd, leidde dit tot een verlies van € 516.000 over het eerste
half jaar van 2013.
Dit leidde dan weer tot vragen en opmerkingen over de getrouwheid van de interne financiele administratie inzake de waardering van OHW en debiteuren.
15
De bank zag dat het resultaat in 2012 niet goed en het resultaat over de twee eerste kwartalen van 2013 ronduit slecht was. In de periode mei-augustus 2013 zag de bank CHRI als
een stuurloos en zwalkend schip, dat bovendien water maakte.
De bank heeft in een brief van 27 juni 2013 schriftelijk bevestigd dat zij de limiet met 1,2
miljoen ging inperken van € 3.000.000 tot € 1.800.000. De ingeperkte limiet zou in beginsel
voortduren tot 1 september 2013, totdat er duidelijkheid zou zijn over de door de bank
geëiste kapitaalstorting door de aandeelhouders à 1,6 miljoen.
De liquiditeitsbehoefte van CHRI was op dat moment echter hoger dan de door de bank
toegestane limiet à 1,8 miljoen, met name aan het einde van de maand, wanneer de lonen,
loonbelasting en -premies, BTW en de huur betaald moest worden.
In overleg met Roex heeft Cauberg (vanuit CB) € 275.000,= aan CHRI overgemaakt opdat
CHRI in de gelegenheid was om tijdig aan haar betaalverplichtingen jegens schuldeisers te
voldoen. Toen kort daarna, in verband met een door CHB aan de bank te betalen kwartaalaflossing (waarvoor de gelden door CHRI aan CHB ter beschikking zouden moeten worden
gesteld), het liquiditeitstekort bij CHRI groter bleek, heeft CB haar betaling aangevuld tot €
450.000,=.
De week erna was de rekening-courantstand van CHRI weer teruggebracht tot onder de
limiet. Daarop vroeg Cauberg om terugbetaling van de door CB aan CHRI betaalde bedragen, te beginnen met € 100.000,=. Deze terugbetaling was vanwege diverse redenen (o.a.
discussie of de storting door CB een lening betrof dan wel een voorschot op de door de bank
verlangde kapitaalstorting/garantstelling door de aandeelhouders; maar ook: discussie over
de rechtmatigheid van zulke selectieve (terug)betaling); op de faillissementsdatum nog niet
geschied.
Dit alles heeft geleid tot irritatie, die is omgeslagen in een diepgaand gebrek aan vertrouwen en zelfs ruzie. Ondanks vrijwel dagelijks overleg tot en met 2 juli.
Roex was net voor een kort verblijf naar het buitenland vertrokken toen het liquiditeitstekort groter bleek dan gepland en CB haar betaling aanvulde tot 450.000,=. Hanlo, Cauberg,
van der Aa en Meester wensten de aanwezigheid van Roex. Daarop keerde Roex versneld
terug, op verzoek van Hanlo.
16
In een overleg met alle aandeelhouders en directeuren op 2 juli lichtte Roex toe waarom het
liquiditeitstekort was gestegen tot 1,6 miljoen. Daarop ontstond discussie over de omvang
van het liquiditeitstekort (inclusief reorganisatiekosten: 2,4 miljoen?), wie er (waarom, hoeveel) kapitaal moest bijstorten, wat er zou moeten gebeuren om het tij te keren, enz.
Bij brief van 5 juli 2013 nam van der Aa ontslag als statutair bestuurder van CHRI waarna
hij zich als zodanig liet uitschrijven uit het handelsregister. Als motivering schreef hij dat hij
zich niet juist en volledig voorgelicht voelde (o.a. t.a.v. de financiën en de besprekingen
met de bank). Daarom, zo schreef hij, vond hij niet langer de collegiale verantwoordelijkheid te kunnen dragen voor de operationele en financiële gang van zaken bij CHRI.
Wél gaf van der Aa aan zich als adviseur en titulair technisch directeur voor CHRI te willen
blijven inzetten. De brief van van der Aa is besproken in de AVA van 17 juli 2013. Bij brief
van 19 juli 2013 heeft Hanlo n.a.v. de AVA van 17 juli bevestigd met het aanblijven van van
der Aa in te stemmen in de laatstgenoemde hoedanigheid.
Intussen had Cauberg van de aandeelhouders verlangd dat zij hun procentuele aandeelhoudersdeel van de door de bank verlangde 1,6 miljoen zouden bijstorten. Wie niet wilde bijstorten zou volgens Cauberg af moeten treden als bestuurder. Alleen dan zou Cauberg nog
tot bijstorting van kapitaal bereid zijn.
Hanlo en Roex presenteerden op 16 juli 2013 een Rescueplan, dat voorzag in een organisatiebrede reorganisatie (waarbij ook de directie zou worden verkleind).
Op 17 juli introduceerde Cauberg, die inmiddels twijfelde aan zijn vertrouwen in de directieleden Roex en Hanlo, de door CB ingehuurde interim manager Ad van ’t Hof MBA van
Apostrophe Corporate Advisory B.V. te Papendrecht. Apostrophe was door CB ingeschakeld
met de opdracht “advies omtrent de continuïteit van CHB/CHRI en het functioneren van de
directie”.
Van ’t Hof ging het gesprek aan met de afzonderlijke leden van de directie. Hanlo en Roex
gingen er van uit dat van ’t Hof met hen kwam spreken over reorganisatieplannen. De afspraak werd gemaakt om verder te spreken in een bijeenkomst op 26 juli in Maastricht, ter
voorbereiding op een AVA op 29 juli daaropvolgend.
17
Intussen adviseerde Apostrophe aan CB dat Hanlo en Roex ontslagen zouden moeten worden teneinde met CHB/CHRI een nieuwe start te kunnen maken. CB nam dit advies over.
In de bijeenkomst van 26 juli 2013 overhandigde van ’t Hof aan Hanlo en Roex -voor hen
onverwacht- een brief van CB, met daarin de uitnodiging voor een AVA op 10 augustus
2013 waarin zij als statutair bestuurders zouden worden ontslagen, met het verzoek om
zich intussen als geschorst te gedragen en alle sleutels e.d. terstond in te leveren. De OR
van CHRI had kennelijk ingestemd met deze gang van zaken (maar heeft op 16 augustus
haar instemming ingetrokken).
Op 26 juli werden alle personeelsleden van CHRI per mail over de ontstane situatie geïnformeerd door de titulair directeuren van der Aa en Meester:
“De bestuurlijke continuïteit is geborgd door de dagelijkse operationele leiding van het bureau in handen te geven van ing. Ad van der Aa als technisch directeur en André Meester als commercieel directeur. Daarna zal mr. Ad van ’t Hof MBA als statutair bestuurder worden benoemd”.
Van der Aa (die daarvoor zijn vakantie onderbrak) en van ’t Hof zijn naderhand o.a. alle
vestigingen van CHRI langs geweest om het personeel te informeren.
Hanlo en Roex hebben vervolgens elk een advocaat in de arm genomen die in een brief o.a.
de vraag hebben gesteld waarop e.e.a. juridisch was gebaseerd en waaraan met name van
’t Hof zijn bevoegdheden ontleende. Volgens hen was de gang van zaken in strijd met de
statuten en de wet en dus nietig. Dit gold zowel voor de schorsing, het voorgenomen ontslag alsmede de AVA van 10 augustus. Zij verzochten rectificatie jegens het volledige personeel met de aanzegging dat zij anders hun werkzaamheden weer zouden hervatten.
Toen er geen bevredigende reactie kwam, zijn Hanlo en Roex op 12 augustus weer aan het
werk getogen. Van ’t Hof is van de werkvloer vertrokken, Van der Aa en Meester hebben
“de dagelijkse operationele leiding van het bureau” in elk geval vanaf die datum beëindigd.
Van der Aa hervatte zijn vakantie. De AVA van 10 augustus is niet doorgegaan. Op 13 augustus voerden Roex en Hanlo voor het eerst weer overleg met Cauberg en van ’t Hof. Op
16 augustus gaf Cauberg aan geen betrokkenheid meer te willen hebben bij een eventuele
doorstart van CHRI.
Ad 4: de bank draait de kredietkraan steeds verder dicht:
18
Op 13 maart, 30 mei en 25 juni 2013 zijn namens CHRI gesprekken gevoerd met ING bank.
Uit de concept jaarstukken van 2012 was de bank gebleken dat CHRI niet voldeed aan door
de bank gestelde financieringsratio’s. De bank sprak haar zorgen uit over de verslechterde
gang van zaken in 2012 (welke verslechtering naar verwachting ook in 2013 zou doorlopen)
alsmede over het liquiditeitstekort dat daardoor was ontstaan, welk tekort zou worden versterkt zodra de EU subsidie-bevoorschotting inzake Remining Lowex moest worden doorbetaald (of teruggestort). Daarom verlangde de bank een schriftelijke verklaring inzake kapitaalstorting door de aandeelhouders. Daarna zou de bank bezien of zij over 2012 een “waiver” (akte van berusting) kon verstrekken en of zij het krediet zou continueren. In dat geval
zou de jaarrekening 2012 van CHRI in definitieve vorm kunnen worden afgemaakt.
De bank ontving de verlangde schriftelijke verklaring van kapitaalstorting door de aandeelhouders niet. In de bespreking van 25 juni werd het op p. 14 van dit verslag beschreven
plan aan de bank gepresenteerd. De bank concludeerde hieruit dat zij met CHRI verschilde
over hoe de liquiditeitstekorten moesten worden opgevangen. Uitgangspunt van de bank
bleef dat het liquiditeitstekort door de aandeelhouders moest worden opgevangen.
In een brief van 27 juni 2013 concludeerde de bank dat CHRI niet voldeed aan de kredietvoorwaarden, hetgeen grond vormde tot vervroegde opeisbaarheid van het krediet. De
bank definieerde haar voorwaarden waaronder zij bereid was het krediet te continueren.
Uiterlijk op 1 september 2013 verlangde de bank een schriftelijk voorstel, ondertekend door
alle aandeelhouders, over de verlangde kapitaalstorting door de aandeelhouders van minimaal 1,6 miljoen, inclusief onderlinge verdeling van inbreng. De storting diende bovendien
op 15 september 2013 aanwezig te zijn op de rekening van CHRI.
In afwachting van de ontvangst van de gevraagde verklaring, kondigde ING aan dat zij de
rekening-courant kredietlimiet van CHRI met 1,2 miljoen terug zou brengen: van 3,0 miljoen naar 1,8 miljoen. De limiet van 1,8 miljoen zou in beginsel blijven bestaan tot 1 september 2013. Daarna zou de bank bezien of en hoe zij het krediet zou continueren.
Indien:
a.
de aandeelhouders het bedrag van € 1,6 miljoen tijdig zouden hebben gestort;
b. er een adequaat en integraal plan van aanpak zou zijn gepresenteerd (inclusief adequaat saneringsplan en positieve liquiditeitsprognose) en;
c.
er sprake zou zijn geweest van eenheid van bestuur;
19
dan had de bank zich hier een oordeel over kunnen vormen. Maar deze informatie heeft de
bank nooit bereikt terwijl het al 5 voor 12 was.
De bijstorting is nooit geschied, eenduidige plannen zijn daarna nooit gepresenteerd. De
interne strijd in de directie was de bank aanvankelijk niet bij de bank bekend. Op 26 juli
ontving de bank een cc van de mail aan de werknemers van CHRI, omtrent de “schorsing”
van Hanlo en Roex. Dit kwam voor de bank als een verassing. Van ’t Hof heeft ING op 27
juli geïnformeerd over de ontstane situatie.
Mede als gevolg van het feit dat volgens de bank de bestuurders waren geschorst en er dus
feitelijk geen bestuur meer was heeft de bank per 30 juli 2013 het volledige krediet van
CHRI opgeschort en liet zij geen of hooguit slechts beperkte betalingen toe. Daardoor kon
CHRI niet meer aan haar verplichtingen voldoen, waaronder uitbetaling van de lonen die
voor 28 augustus stonden geagendeerd.
Wegens gebrek aan voldoende liquiditeit restte Hanlo en Roex vervolgens vrijwel niets anders meer dan het faillissement van CHRI en CHB aan te vragen. Cauberg en van der Aa
hebben daar op 20 augustus 2013 aan meegewerkt. Op 23 augustus zijn de faillissementsverzoeken ingediend en op 27 augustus zijn de faillissementen van CHB en CHRI uitgesproken.
2. Personeel
2.1 Aantal ten tijde van faill.: 138
2.2 Aantal in jaren voor faill.: 177 (2012); 176 (2011)
2.3 Datum ontslagaanzegging: 2 september 2013
2.4 Werkzaamheden:
Vooroverleg personeelsadministratie, vooroverleg UWV, toespreken personeel op 5 verschillende locaties / algemene info faillissement en doorwerken. Herhaald overleg met de OR.
Verzoek toestemming rechter-commissaris i.v.m. opzegging. Correspondentie en overleg
met vakbonden in verband met de Wet Melding Collectief Ontslag. Ontslagaanzegging. Organiseren bijeenkomsten met buitendienstmedewerkers van UWV, afdeling faillissementen.
Begeleiding invullen formulieren. Individuele dossiers werknemers: o.a. over voorschotten,
20
overgang onderneming of vorderingen die niet onder de loongarantieregeling van UWV vallen. Beantwoorden vragen over doorwerkperiode en voortijdige beëindiging van dienstverbanden. Overleg met UWV over vorderingen.
3. Activa
Onroerende zaken
3.1 Beschrijving:
De gefailleerde vennootschap is géén eigenaar van onroerende zaken.
3.2 Verkoopopbrengst: n.v.t.
3.3 Hoogte hypotheek: n.v.t.
3.4 Boedelbijdrage: n.v.t.
3.5 Werkzaamheden: n.v.t.
Bedrijfsmiddelen
3.6 Beschrijving:
Door CHRI was recent voorafgaand aan het faillissement een overzicht van materiële activa
(“Overzicht materiële activa CHRI”) opgesteld. Dit overzicht bevatte o.a. een “ict-overzicht
CHRI” met betrekking tot de computers (waaruit bleek dat de IBM-blade server + de daarbij
behorende randapparatuur voor 75% eigendom van CHRI en voor 25% eigendom was van
van Huygen Installatie Adviseurs B.V.). Het Overzicht materiële activa bevatte voorts een
beschrijving van het bij CHRI in gebruik zijnde digi-office: (document management systeem) alsmede een uitgebreide instrumentenlijst (“IRS-lijst CHRI 09092013”).
Voorts bevatte het Overzicht materiële activa een beschrijving van EZIE (een door CHRI
ontwikkelde applicatie om energiegebruik te meten), bestaande uit de URL: www.ezie.com,
het “businessplan Ezie”, het document “Ezie stand van zaken”, inhoudende o.a. een samenvatting van uitstaande offertes en overige opportunities.
In opdracht van de curator heeft het Nederlands Taxatie- en Adviesbureau (NTAB) op 11
21
september 2013 voorts een taxatierapport uitgebracht terzake van de kantoor- en bedrijfsinventaris, zoals aangetroffen op de vijf locaties van de gefailleerde. Een “blind” exemplaar,
zonder vermelding van taxatiewaarden, is bij dit verslag gevoegd.
De daaruit bij CHRI aangehouden boekwaarde van haar materiële activa per 31 juli 2013
was € 772.413 (inclusief EZIE dat door CHRI was gewaardeerd op € 139.553).
3.7 Verkoopopbrengst:
Deze bedrijfsmiddelen, voor zover eigendom van de gefailleerde, zijn allemaal verkocht in
het kader van de doorstart en wel aan DPA Group N.V. als hoogstbiedende. De totale verkoopopbrengst is verantwoord in het financiële verslag.
3.8 Boedelbijdrage: n.v.t.
De bij de overname gerealiseerde verkoopopbrengst is door de koper op de rekening van de
gefailleerde bij de ING bank gestort. Daarmee werd de bank geheel afgelost. De bank heeft
het restant aan de boedelrekening uitbetaald.
3.9 Bodemvoorrecht fiscus: n.v.t.
Omdat de bank geheel is afgelost, heeft zij geen pandrecht meer. Het bodemvoorrecht van
de fiscus concurreert daarom niet met de vordering van de bank als pandhouder. Door de
Belastingdienst was overigens geen bodembeslag gelegd ten laste van de gefailleerde.
3.10 Werkzaamheden:
Inventarisatie, bespreking met taxateur en onderhandelingen met kandidaat kopers.
Voorraden/ onderhanden werk
3.11 Beschrijving:
Afgezien van de gebruikelijke kantoorvoorraad beschikte de gefailleerde niet over voorraden.
Als onderhanden werk werden vele (en uiteenlopende) opdrachten aangetroffen, afkomstig
van diverse opdrachtgevers, waaraan in de boedelperiode werd doorgewerkt in afwachting
van een overname.
Bij de waardering van het OHW, o.a. ten behoeve van de overnamekandidaten, is allerleerst
22
uitgegaan van de door CHRI aangereikte lijst “OHW inventarisatie 28082013 definitief”,
zijnde de opgeschoonde lijst per 28 augustus 2013 (€ 1.124.610). De na die datum nog uit
te voeren werkzaamheden alsmede de na die datum reeds gedeclareerde werkzaamheden,
waren uiteraard nog niet in deze lijst verwerkt.
De lijst OHW veranderde uiteraard dagelijks. Door de administratie van CHRI werd dagelijks
een nieuwe lijst opgesteld.
3.12 Verkoopopbrengst: n.v.t.
De voorraad is grotendeels verbruikt in het kader van het doorwerken. Voor zover er nog
voorraad over was is deze mede geleverd aan de koper in het kader van de overname.
Het onderhanden werk is in het kader van de doorstart verkocht aan DPA Group N.V. als
hoogstbiedende. De totale verkoopopbrengst is verantwoord in het financiële verslag.
In de definitieve koopovereenkomst is de datum bepaald van welke OHW lijst als uitgangspunt is genomen. Het OHW dat daarna tot aan de levering is verschenen, is (naar rato) nog
bij de koopprijs geteld.
De boedel heeft in de boedelperiode ook directe externe kosten gemaakt voor/ verplichtingen aangegaan jegens leveranciers en onderaannemers. Deze kosten zijn door de koper die
het OHW heeft overgenomen, vergoed. Een overzicht van die kosten (waarbij het overigens
niet om de kosten van de curator c.s. is op de (uiteindelijke) lijst OHW vermeld.
3.13 Boedelbijdrage: n.v.t.
3.14 Werkzaamheden:
Inventarisatie, intern overleg alsmede met leveranciers, eigendomsvoorbehouders, opdrachtgevers, administratie, enz.
Andere activa
3.15 Beschrijving:
Goodwill en intellectuele eigendomsrechten zoals:
de handelsnamen “Cauberg-Huygen” en “Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs” en
“KWW” en “Bureau Bouwplantoetsing” en “Renckens Advies”.
23
de URL: www.chri.nl;
de bij gefailleerde in gebruik zijnde vaste en/of mobiele telefoon- en faxnummers;
de bij gefailleerde in gebruik zijnde logo’s
arbeidsovereenkomsten, voor zover de indiensttreding van de betreffende werknemers door
de Koper wordt gewenst.
overeenkomsten (met opdrachtgevers), voor zover overdraagbaar en voor zover deze overdracht door de Koper wordt gewenst.
3.16 Verkoopopbrengst:
Ook dit is allemaal verkocht / geleverd in het kader van de doorstart aan DPA Group N.V.
als hoogstbiedende. De totale verkoopopbrengst is verantwoord in het financiële verslag.
3.17 Werkzaamheden:
Inventarisatie van de activa. Onderhandelingen over verkoop.
4. Debiteuren
4.1 Omvang debiteuren:
De interne cijfers van CHRI tot en met 31 juli 2013 tonen een vordering op CHB à
€ 1.801.174,00. Deze vordering komt voor 1 miljoen voort uit de lening uit 2008 (zie p. 5
sub 5 van dit verslag) en voor het overige deel door de voorschotbetalingen door CHRI aan
CHB (zodat CHB in staat was om haar verplichtingen jegens de bank na te komen), zonder
dat daar dividend-uitkeringen tegenover stonden. Vanwege het faillissement van CHB is
deze vordering niet inbaar.
Met betrekking tot de handelsdebiteuren van CHRI gold als uitgangspunt de lijst: “debiteurenlijst CHRI 09092013”, zijnde de debiteurenstand per 9 september 2013. Daarbij is als
volgt te werk gegaan:
alle vorderingen op HIA zijn verrekend en uit de lijst gehaald.
Tevens zijn de volgende correcties aangebracht:
debiteuren die kunnen verrekenen omdat ze ook crediteuren zijn: samen: -/- 96.500.
disputen: samen -/- 96.500.
Aldus resteerde per 9 september 2013 een bedrag aan handelsdebiteuren à € 1.789.000.
4.2 Opbrengst:
24
Het onderhanden werk is in het kader van de overname verkocht aan DPA Group N.V. als
hoogstbiedende. De totale verkoopopbrengst is verantwoord in het financiële verslag.
Vanwege het doorwerken in de boedelperiode veranderde de debiteurenlijst uiteraard dagelijks. In de definitieve koopovereenkomst is daarom bepaald welke debiteurenlijst als uitgangspunt is genomen. De debiteuren die daarna nog zijn verschenen tot aan de levering,
zijn (naar rato) bij de koopprijs geteld.
De debiteuren per 27 augustus 2013 zijn boedeldebiteuren. De boedel heeft in de boedelperiode ook directe externe kosten gemaakt voor/ verplichtingen aangegaan jegens leveranciers en onderaannemers. Deze zijn door de koper die de (boedel)debiteuren heeft overgenomen, vergoed (na overlegging van een overzicht). Het gaat daarbij overigens niet om de
kosten van de curator c.s.
4.3 Boedelbijdrage: n.v.t.
4.4 Werkzaamheden:
Uitgebreide en gedetailleerde inventarisatie (dagelijks). Onderhandelingen over verkoop.
5. Bank / Zekerheden
5.1 Vordering van bank(en):
ING N.V. heeft met/ten behoeve van gefailleerde (uiteindelijk) de volgende overeenkomsten
gesloten:
1.
Overeenkomst d.d. 25 mei 2012 met Cauberg-Huygen Beheer B.V.;
2.
Overeenkomst d.d. 21 december 2010 met Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs
B.V.
3.
Wijzigingsbrief d.d. 25 mei 2012 jegens Cauberg-Huygen Beheer B.V. c.s. Per faillissementsdatum bedroeg de vordering van ING Bank:
Cauberg-Huygen Beheer B.V.:
Zakelijke rekening:
€ 0,00
Euroflex geldlening:
€ 437.486,00 -/-
Zakelijke rekening:
€ 1.954,27
Cauberg-Huygen Raadgevende Adviseurs B.V.:
25
Zakelijke rekening:
€ 139.326,25 -/-
Zakelijke rekening:
€ 0,00
Restant overnamekrediet:
€ 125.000,00 -/-
Totaal
€ 699.857,98 -/-
De bank heeft deze vordering op 29 augustus 2013 ter verificatie ingediend. Daarbij heeft
de bank erop gewezen dat er op dat moment nog 5 bankgaranties (huur) uitstonden voor
een totaalbedrag van € 170.262,00.
Intussen is vanwege de ontvangen verkoopopbrengst de vordering van de bank helemaal
betaald, inclusief de genoemde bankgaranties die inderdaad (grotendeels) zijn geclaimd.
5.2 Leasecontracten:
De gefailleerde was op de faillissementsdatum partij bij leaseovereenkomsten terzake van:
1.
24 leaseauto’s;
2.
2 koffieapparaten, en;
3.
1 frankeermachine.
5.3 Beschrijving zekerheden:
Voor de hiervoor vermelde schuld van CHB en CHRI aan ING Bank waren door de gefailleerden o.a. de volgende zekerheden verstrekt:
1.
Pandrecht op alle vorderingen van gefailleerde op derden, inclusief pandrecht op de nog
terug te ontvangen belastinggelden, deze vorderingen werden laatstelijk op 26 augustus
2013 door middel van registratie van een verzamelpandakte aan ING verpand;
2.
Pandrecht op alle roerende zaken, met inbegrip van de algehele bedrijfsuitrusting inclusief machines en transportmiddelen en handelsvoorraden (alles in de ruimste zin des
woords);
3.
Pandrecht voorraden;
4.
Stamverpanding vorderingsrechten uit aannemingsovereenkomsten;
5.
Compte Joint – en mede aansprakelijkheidsovereenkomst tussen Cauberg-Huygen Beheer B.V. en Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V.;
6.
Verpanding van de aandelen in een niet-beursvennootschap;
7.
Een non-onttrekkingsverklaring, die gekoppeld is aan een solvabiliteitsratio van 30%.
5.4 Separatistenpositie: n.v.t.
Omdat kort na uitspraak van het faillissement duidelijk was dat de bank geheel zou kunnen
26
worden afgelost (al was het maar vanwege de reguliere betaling van de prefaillissementsdebiteuren) heeft de bank geen gebruik gemaakt van haar separatistenpositie door bijvoorbeeld de aan haar verpande préfaillissementsdebiteuren zelf te innen.
5.5 Boedelbijdragen: n.v.t.
5.6 Eigendomsvoorbehoud:
Onbetaalde leveranciers die onder eigendomsvoorbehoud hadden geleverd en daarop een
beroep hebben gedaan, zijn na onderzoek in de gelegenheid gesteld hun zaken terug te
halen.
5.7 Reclamerechten: n.v.t.
5.8 Retentierechten: n.v.t.
5.9 Werkzaamheden:
Inventarisatie en correspondentie en besprekingen met de bank, communicatie met eigendomsvoorbehouders en leasemaatschappijen.
6. Voortzetten / Overname
Voortzetten
6.1 Exploitatie / zekerheden:
De exploitatie is door de curator met machtiging van de rechter-commissaris voortgezet tot
en met 20 september 2013. De bank heeft daaraan medewerking verleend, o.a. door boedelbetalingen toe te staan.
6.2 Financiële verslaglegging:
De verrichte werkzaamheden in de boedelperioden zijn geregistreerd en uitgefactureerd.
Hiervan is door de curator een nauwkeurige administratie bijgehouden, evenals van de betaalde boedelkosten. De boedelexploitatie, die positief is, is in het kader van de overname
verkocht aan DPA Group N.V. als hoogstbiedende. De totale verkoopopbrengst is verantwoord in het financiële verslag.
6.3 Werkzaamheden:
27
Opstellen begroting over de doorwerkperiode. Overleg met rechter-commissaris en bank
over doorwerken en (voorwaarden) betalingen. Overleg met leveranciers, verzekeringstussenpersoon, diverse instanties, werknemers, debiteuren. Diverse operationele werkzaamheden.
Overname activa en activiteiten van CHRI
6.4 Beschrijving:
Vele partijen toonden belangstelling in een overname van CHRI: vele spontaan, enkele op schriftelijke uitnodiging. De curator heeft met diverse partijen gesprekken gevoerd. Daarna is een
pré-selectie gemaakt van zes “goede” kandidaten. Na ondertekening van een geheimhoudingsbeding is de curator met deze partijen gesprekken aangegaan, waarbij telkens gedetailleerde
informatie is uitgewisseld.
Uiteindelijk hebben twee partijen een bieding uitgebracht. Na telefonisch overleg zijn deze biedingen verhoogd.
De bieding van DPA Group N.V. was in alle opzichten de beste bieding.
Daarop is met DPA een intentie-overeenkomst gesloten, die voorzag in exclusief dóóronderhandelen en het sluiten van een definitieve koopovereenkomst binnen één week.
Op 19 september 2013 heeft de curator met DPA een definitieve koopovereenkomst gesloten.
Per 20 september 2013 heeft DPA de exploitatie van CHRI overgenomen.
6.5 Verantwoording:
De verantwoording is opgenomen in de diverse documenten en tabellen bij de koopovereenkomst, die o.a. ook aan de rechter-commissaris is voorgelegd. Het komt er op neer dat
de koper de hoogst geboden prijs heeft betaald en dat deze goed past binnen de gangbare
waarderingsmethoden in soortgelijke situaties.
6.6 Opbrengst:
De koopovereenkomst bepaalt dat de koper een bedrag à € 1.767.760,81 betaalt op de
rekening van de gefailleerde bij de ING-bank en € 29.274,22 op de rekening van de boedel.
Dit is door de koper conform nagekomen.
28
Blijkens de indieningsbrief had de ING bank op 29 augustus 2013 een vordering van
€ 870.119,98 (waarvan 170.262,00 aan huurgaranties). Sindsdien zijn er op de bankrekening van CHRI bij ING diverse betalingen ontvangen. Met de bank is afgesproken dat zij het
overschot op de boedelrekening overmaakt, hetgeen zij heeft gedaan.
6.7 Boedelbijdrage: n.v.t.
6.8 Werkzaamheden:
Inventarisatie, verzamelen informatie en documentatie, onderhandelingen, opstellen documenten.
Overname aandelen deelnemingen
6.9 Beschrijving:
Zoals eerder vermeld was CHRI op de faillissementsdatum (mede)eigenaar van de volgende
vennootschappen:
Huygen Installatie Adviseurs B.V. (60%)
K.W.W. B.V. (50%)
Bureau Bouwplantoetsing B.V. (100%)
Deze dochtervennootschappen zijn niet failliet verklaard.
Bureau Bouwplantoetsing B.V.:
In Bureau Bouwplantoetsing B.V. vonden nagenoeg geen activiteiten plaats. De curator
zoekt nog steeds naar een koper. Indien deze niet wordt gevonden, zal de vennootschap
worden geliquideerd.
K.W.W. B.V.:
Over het aandelenbelang van CHRI in K.W.W. B.V. zijn met vrucht onderhandelingen gevoerd met de andere aandeelhouder. Toestemming RC is ontvangen. Levering en betaling
volgt.
Huygen Installatie Adviseurs B.V.:
CHRI was op de faillissementsdatum houdster van 60% van de aandelen in Huygen Installatie
Adviseurs B.V. (HIA). De overige 40% van dat aandelenkapitaal werd op dat moment gehouden
door Hemersbach B.V., waarvan de heer C.M.A. Gillissen enig aandeelhouder en bestuurder is.
De heer Gillissen is de enige bestuurder van HIA.
29
De artikelen 7 en 8 van de statuten van HIA verplichtten om alle aandelen in HIA aan te bieden
aan Hemersbach B.V., hetgeen de curator heeft gedaan bij brief van 20 september 2013.
Daarna heeft overleg plaatsgevonden over de koers van overname van aandelen in Huygen Installatie Adviseurs B.V. Dit overleg heeft niet onmiddellijk tot overeenstemming geleid.
Daarom hebben partijen NASH Consulting te Maastricht opdracht gegeven om (het 60% aandelenbelang in) HIA te waarderen.
Nash heeft op 1 november 2013 een rapportage over gelegd, waarin een analyse is gemaakt op
basis waarvan een fair market value van 60% van de aandelen HIA is geadviseerd, rekening
houdend met alle relevante factoren.
Aan de hand daarvan heeft de curator nader overleg gevoerd met de heer Gillissen. Overeengekomen is om het advies van Nash te volgen. De rechter commissaris heeft daarvoor toestemming verleend. De kosten van Nash zijn tussen verkoper en koper gedeeld.
6.10 Verantwoording:
De verantwoording is opgenomen in de rapportage van Nash die bij de koopovereenkomst
is gevoegd en die o.a. aan de rechter-commissaris is voorgelegd. Het komt er op neer dat
de overeengekomen prijs goed past binnen de gangbare waarderingsmethoden in soortgelijke situaties.
6.11 Opbrengst:
De verkoopopbrengst is verantwoord in het financiële verslag.
6.12 Boedelbijdrage: n.v.t.
6.13 Werkzaamheden:
Inventarisatie, verzamelen informatie en documentatie, diverse onderhandelingen, opstellen
documenten, bijwonen levering.
7. Rechtmatigheid
Onderzoek nog niet afgerond.
30
7.1 Boekhoudplicht:
De gefailleerde vennootschap beschikte over een aanzienlijke financiële administratie. Door
dezen werden dagelijks ten behoeve van de interne administratie aantekeningen gemaakt
van ontvangsten en uitgaven. Aan de hand van deze aantekeningen en overige bescheiden
werd door de directie een computeradministratie bijgehouden, bestaande uit een grootboekadministratie en een subadministratie debiteuren en crediteuren. Vervolgens werd aan
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (PWC) opdracht gegeven tot het samenstellen
van jaarrekeningen, bestaande uit de balans en de winst- en verliesrekening met de toelichting. Voornoemde accountant heeft zich daarbij gebaseerd op de door de vennootschap
verstrekte gegevens. De verantwoordelijkheid voor de juistheid en de volledigheid van de
gegevens en voor de daarop gebaseerde jaarrekening berust bij de gefailleerde vennootschap. Door de vennootschap is aan R.W.J.M. Dohmen RA (van PWC kantoor Maastricht)
opdracht verstrekt tot controle van de jaarrekening. In zoverre lijkt aan de boekhoudplicht
voldaan.
7.2 Depot jaarrekeningen:
CHRI
jaarrekening 2008
gedeponeerd
10-06-2009
jaarrekening 2009
gedeponeerd
15-06-2010
jaarrekening 2010
gedeponeerd
29-06-2011
jaarrekening 2011
gedeponeerd
20-06-2012
jaarrekening 2012
gedeponeerd
nog niet gedeponeerd
Deponering van de jaarrekeningen is tijdig geschied.
31
7.3 Goedk. Verkl. Accountant:
De jaarrekening van de gefailleerde over 2011 is opgesteld door PWC Maastricht. De jaarrekening 2011 is gecontroleerd door R.W.J.M. Dohmen RA die hierover op 30 mei 2012 verklaarde dat de jaarrekening naar zijn oordeel “een getrouw beeld geeft van de grootte en de
samenstelling van het vermogen van Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. per 31 december
2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met titel 9 boek II van het in Nederland
geldende Burgerlijk Wetboek (BW).”
Over 2012 is ten aanzien van de gefailleerde door PWC slechts een concept jaarrekening
opgemaakt, waarop geen accountantscontrole is toegepast. De heer Dohmen verklaart te
dien aanzien in die concept jaarrekening: “Aangezien de accountantscontrole nog niet is voltooid,
hebben wij nog geen controleverklaring afgegeven”. De definitieve jaarrekening over 2012 werd
niet afgerond omdat de controlerend accountant geen goedkeurende accountantsverklaring
wenste te verstrekken.
7.4 Stortingsverpl. aandelen:
Gelet op de oprichtingsdatum van de gefailleerde zou een eventuele vordering uit dien
hoofde verjaard zijn.
7.5 Onbehoorlijk bestuur:
Onderzoek nog niet afgerond.
7.6 Paulianeus handelen:
Onderzoek nog niet afgerond.
7.7 Werkzaamheden:
Onderzoek administratie c.a., registratie, correspondentie, besprekingen.
8. Crediteuren
8.1 Boedelvorderingen:
UWV heeft een boedelvordering van € 1.158.883,63 (ex artt. 66 WW en 66 lid 3 WW) ingediend. Door diverse verhuurders van kantoorlocaties is voor € 61.440, 51 aan huurvorderingen ingediend gedurende de boedelperiode. Daarnaast is voor € 1.386,69 aan algemene
boedelkosten aangemeld. De fiscus heeft haar boedelvorderingen nog niet ingediend.
32
8.2 Pref. vord. van de fiscus: tot dusverre ingediend: € 1.191.153,00
8.3 Pref. vord. van het UWV: € 599.074,61
8.4 Andere pref. crediteuren:
Door voormalige werknemers werden preferente vorderingen ingediend á € 659.025,82,
waarvan € 658.262,34 aan overeengekomen ontslagvergoedingen die nog niet waren uitbetaald.
Door de bovengenoemde preferente crediteuren werden tot heden in totaal voor
€ 2.449.253,43 aan preferente pre-faillissementsvorderingen ingediend.
8.5 Aantal crediteuren: totaal 177, waarvan 157 concurrent, 13 preferent en 7 boedel.
8.6 Bedrag concurrente crediteuren: € 4.694.946,16
8.7 Verwachte wijze van afwikkeling:
De verwachting is dat de boedelcrediteuren (deels) kunnen worden voldaan en wellicht ook
een (klein) deel van de preferente pre-faillissementscrediteuren. Er zijn onvoldoende middelen om de concurrente pre-faillissementscrediteuren te betalen.
8.8 Werkzaamheden:
Aanschrijven crediteuren, inventarisatie, registratie, verificatie (voor zover thans reeds nodig), correspondentie, telefoongesprekken.
9. Procedures
9.1 Naam wederpartij(en): n.v.t.
9.2 Aard procedure: n.v.t.
9.3 Stand procedure: n.v.t.
9.4 Werkzaamheden: n.v.t.
33
10. Overig
10.1 Termijn afwikkeling faill.:
Is afhankelijk waarbinnen de onderzoeken genoemd in paragraaf 7 kunnen worden afgerond. Afhankelijk daarvan zal het faillissement langer of korter duren dan één jaar.
10.2 Plan van aanpak:
1. afronden onderzoek (en zo nodig: afwikkeling) rechtmatigheden;
2. levering aandelen KWW, liquidatie Bureau Bouwplantoetsing B.V.;
3. afwikkeling faillissement, waaronder aangifte BTW over de boedelperiode
10.3 Indiening volgend verslag:
Over drie maanden: 14 november 2014.
10.4 Werkzaamheden:
Diverse werkzaamheden.
Aldus opgemaakt ten behoeve van verslaglegging op 14 augustus 2014 te Voerendaal.
Mr. M.M.H.J. Rompelberg
curator
BIJLAGEN
Als bijlagen treft u aan:
1.
het tussentijds financieel verslag
2.
de crediteurenlijst
3.
laatste afschrift van de boedelrekening
4.
boedelbeschrijving
34