Openbaar verslag 1

OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG
Cauberg-Huygen Beheer B.V.
(ex art. 73a Fw)
Datum:
14 augustus 2014
Nummer:
openbaar.001
Gegevens onderneming:
Cauberg-Huygen Beheer B.V.
(statutair gevestigd te Maastricht)
KvK nummer 05051064 (KvK Limburg)
Kantoorhoudende: 6212 XN Maastricht, Parkweg 22 A
Postadres: 6200 AL Maastricht, Postbus 480
Faillissementsnummer:
C/03/13/253
Datum uitspraak:
27 augustus 2013
afkoelingsperiode: 2 maanden (tot 27 oktober 2013)
Curator:
mr. M.M.H.J. Rompelberg (beëdiging 2 juni 1995)
R-C:
mr. R.P.J. Quaedackers
Activiteiten onderneming:
Holding
Omzetgegevens:
geen zelfstandige omzet
Personeel gemiddeld aantal:
geen personeel
Saldo einde verslagperiode:
geen saldo
Verslagperiode:
27 augustus 2013 – 14 augustus 2014
Bestede uren in verslagperiode:
100 uren 0 minuten
Bestede uren Totaal:
idem
1. Inventarisatie
1.1 Directie en organisatie:
De gefailleerde vennootschap Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. is op 26 januari 1991 opgericht onder de naam “Dynamic Engineering B.V.” De vennootschap was statutair gevestigd in Dongen en werd ingeschreven in het handelsregister Oost-Nederland onder
nummer 05051064. Er waren diverse aandeelhouders. Uiteindelijk werd Cauberg Beheer
B.V. enig aandeelhouder en bestuurder.
Op 19 maart 2008 werden de statuten aangepast, waarbij de naam van de vennootschap
werd gewijzigd in Cauberg-Huygen Beheer B.V. en de zetel werd verplaatst naar Maastricht.
1
Sindsdien valt de inschrijving van de vennootschap in het handelsregister onder de Kamer
van Koophandel Limburg, waarbij het nummer werd gehandhaafd.
Het doel van de vennootschap is sindsdien (kort gezegd): het houden van aandelen in andere vennootschappen, het deelnemen in, bestuur voeren over, administreren van, of zich
op andere wijze interesseren bij andere ondernemingen of vennootschappen, het beleggen
van gelden, de exploitatie van rechten van intellectuele eigendom, de verkoop of de exploitatie van know-how die zij of de door haar gecontroleerde vennootschappen bezit, en het
verrichten van al hetgeen dat met vorenstaande verband houdt of daartoe dienstig is, en
alles te nemen in de meest ruime zin van het woord.
Op 26 maart 2008 vonden er diverse aandelentransacties plaats in het kader van een Management Buy Out in de vennootschap Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V.,
waarvan Cauberg Beheer B.V. enig aandeelhouder was. Per faillissementsdatum maakt de
gefailleerde deel uit van een organisatiestructuur van (rechts)personen, waarvan onderstaand een organogram is geschetst:
organogram
overzicht moeder- en dochterbedrijven van Cauberg-Huygen R.I. B.V.
J.J.M. Cauberg
A.R. Hanlo
A.A. van der Aa
F.J.H.P. Roex
100%
Cauberg Beheer B.V.
cum.pref. € 3.000.000
100%
Hanlo Management B.V.
100%
van der Aa Beheer
en Management B.V.
100%
Drs. Roex Beheer B.V.
64%
12%
12%
12%
100%
Cauberg-Huygen Beheer B.V.
Cum.pref. € 3.000.000
100%
Cauberg-Huygen R.I. B.V.
2
60%
Huygen Installatie
50%
K.W.W. B.V.
Adviseurs B.V.
100%
Bureau
Bouwplantoetsing B.V.
Toelichting op het organogram:
De vennootschap Cauberg Beheer B.V. (CB) is eigendom van prof. Ir. J.J.M. Cauberg. Deze
vennootschap valt buiten de faillissementen van Cauberg-Huygen Beheer B.V. en CaubergHuygen Raadgevende Ingenieurs B.V.
Cauberg-Huygen Beheer B.V. (CHB) is failliet sinds 27 augustus 2013.
Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. (CHRI) is failliet sinds 27 augustus 2013.
De bedrijfshuishouding en de financiële situatie van CHB en CHRI waren zodanig verweven dat
in het kader van het onderhavig faillissementsverslag aandacht wordt besteed aan deze beide
vennootschappen.
Oprichter en naamgever Cauberg bezit 100% van de aandelen in CB (en is daarvan directeur).
CB bezat tot 26 maart 2008 100%, en bezit sindsdien 64% aandelen in CHB. CB houdt daarnaast voor 3 miljoen cumulatief preferente aandelen in CHB. Cauberg is directeur van CHB,
samen met Roex.
Hanlo bezit 12% van de aandelen in CHB. Hij is algemeen directeur van CHRI. Hij werkte vanuit het CHRI kantoor te Zwolle.
Roex bezit 12% aandelen in CHB. Hij is directeur van CHB en financieel directeur van CHRI. Hij
werkte vanuit het CHRI kantoor te Maastricht.
van der Aa bezit 12% van de aandelen in CHB. Hij is (van 9 mei 2008 tot 5 juli 2013 statutair,
en daarna titulair) technisch directeur van CHRI. Hij werkte vanuit het CHRI kantoor te Rotterdam.
Meester is sinds februari 2012 commercieel directeur van CHRI. Hij is geen aandeelhouder in
CHB c.s. Hij werkte van uit het CHRI kantoor te Rotterdam.
De directeuren van CHRI werkten in de volgende portefeuilleverdeling:
3
Hanlo:
algemeen- en kwaliteitsmanagement, bedrijfsontwikkeling, P&O
Roex:
(financieel): finance, treasury, risicobeheersing, ict
van der Aa:
(technisch): strategisch, kennismanagement, operationeel
Meester:
(commercieel): operationeel, acquisitie, communicatie, marketing
De directie van CHB was als volgt samengesteld:
Cauberg:
algemeen directeur
Roex:
financieel directeur
De Management Buy Out (MBO) in 2008:
De aandelen in CHRI werden tot 26 maart 2008 voor 100% gehouden door Cauberg Beheer
B.V. (CB), waarvan Cauberg DGA is.
Op verzoek van Cauberg taxeerde PWC (vaste accountant van CHRI) in 2006 het aandelenbezit van CB in CHRI. De taxatie leidde tot een bedrag tussen 9 en 12 miljoen Euro. Naast
twee externe potentiële kopers bleken ook de leden van het MT van CHRI (Hanlo, van der
Aa en Roex, die allen al vele jaren deel uit maakten van het MT) in de aandelen CHRI geïnteresseerd te zijn. Daarop is verder onderhandeld over een MBO tussen Cauberg en de genoemde leden van het MT, waarbij beide partijen werden bijgestaan door adviseurs.
In november 2007 is tussen CB en het MT een Letter of Intent getekend. De levering heeft
plaatsgevonden op 18 maart 2008.
De waardering van CHRI, ter bepaling van de overnamesom, heeft plaatsgevonden per 1
januari 2007. De overnamesom werd bepaald op 9,5 miljoen Euro. De winst van CHRI over
2007 (750 K) kwam in dat scenario ten goede aan CHRI.
Van de overnamesom is 6,5 miljoen feitelijk betaald. De resterende 3,0 miljoen is door CB
als cumulatief preferent aandelenkapitaal aan CHB ter beschikking gesteld.
In het kader van de MBO hebben achtereenvolgens de volgende rechtshandelingen plaatsgevonden:
1.
ING verstrekte € 3.000.000 in rekening courant aan CHRI. Daarvan heeft CHRI allereerst € 2.000.000 als dividend uitgekeerd aan CB;
2.
De statuten van Dynamic Engineering B.V. werden gewijzigd, waarbij o.a. de naam
werd veranderd in Cauberg-Huygen Beheer B.V. CB bleef met 64% aandeelhouder in
4
CHB. De drie leden van het MT van CHRI verwierven (via hun vennootschappen) elk
12% van de aandelen. De leden van het MT betaalden elk de nominale waarde à €
2.178,= voor hun 12% aandelenpakket in CHB.
3.
CHB kocht van CB 100% van de aandelen in CHRI
4.
ING leende € 3.500.000 aan CHB, welk bedrag deze vennootschap aan CB betaalde als
deel van de koopprijs van de aandelen in CHRI.
5.
Van de hierboven onder 1 genoemde lening à € 3.000.000 leende CHRI € 1.000.000
door aan CHB, die dit bedrag heeft betaald aan CB, ter deelbetaling van de koopprijs
van de aandelen in CHRI.
(de hierboven onder 1, 4 en 5 genoemde bedragen vormen samen: 6,5 miljoen euro)
6.
Aldus resteerde nog een vordering van CB op CHB à € 3.000.000. Deze werd omgezet
in cumulatief preferente aandelen in CHB, die werden gehouden door CB.
7.
ING verstrekte aan CHRI een achtergestelde lening van € 500.000 i.v.m. liquiditeit.
Aan de cumulatief preferente aandelen was overigens geen stemrecht verbonden. Aan de
overige 64% van de gewone aandelen was wél stemrecht verbonden.
De geldstromen zijn uitgedacht door ING en overgenomen door de adviseurs van verkoper
en kopers. Er is getoetst aan het steunverbod uit artikel 2:207c BW en aan de Tegenstrijdig
Belangregeling.
ING bank eiste geen garantie van CB voor toekomstige aflossingen.
Omdat de oude eigenaar CB na de MBO de meerderheid van de zeggenschap behield, is er
in feite geen sprake van een MBO, maar van een forse herkapitalisatie met partner-ingroeitraject. Echter omdat partijen zelf hun transacties destijds “MBO” hebben genoemd, zal
deze term verder worden gebruikt.
De MBO leidde tot de volgende lasten voor CHRI:
a.
CHRI moest € 750.000 per jaar dividend uitkeren aan CHB opdat deze aan haar verplichtingen jegens ING (uit de hierboven onder kon voldoen.
b.
CHRI moest tevens € 135.000 per jaar dividend aan CHB uitkeren (4,5% van 3 miljoen)
opdat deze kon voldoen aan haar verplichtingen jegens CB vanwege de cumulatief preferente aandelen die CB hield in CHB.
5
De hierboven onder a en b genoemde lasten voor CHRI bedroegen samen € 885.000 euro
per jaar. Daarvan stond € 750.000 vast, immers dit moest door CHB aan ING worden afgelost ter zake van de hierboven genoemde leningen. Of er ter zake van de aandelen die CB
hield in CHB dividend kon worden betaald, was afhankelijk van de kasstroom in CHRI, hetgeen is vastgelegd in de koopovereenkomst. Bij voldoende kasstroom werd er dividend
betaald, bij onvoldoende kasstroom werd geen dividend betaald. In 2012 is een besluit genomen om over de jaren 2010 en 2011 dividend uit te keren. Daarvan is 2010 wel, en 2011
niet uitbetaald. Het niet uitbetaalde dividend is op te vatten als verplichting om preferent uit
te keren uit de algemene reserves van CHB.
Zolang de 3,0 miljoen euro (het cumulatief preferente kapitaal) door CHB niet aan CB waren
afgelost, konden de MT-leden geen meerderheid van de aandelen in CHB verwerven. Indien
de 3 miljoen Euro voor eind 2013 zouden zijn afbetaald, kon het MT 100% aandelen CHB
verwerven. Indien dit pas eind 2014 afbetaald zou zijn, kon het management 55% van de
aandelen verwerven en indien de 3 miljoen na eind 2015 niet zouden zijn afbetaald, dan
had Cauberg het recht om de aandelenbelangen die het management had opgebouwd (elk
12%) terug te kopen voor de prijs die zij daarvoor hadden betaald.
Zowel CHB als CHRI zijn hoofdelijk schuldenaar jegens de ING-bank.
CHRI en CHB vormden een fiscale eenheid voor de VPB en BTW.
1.2 Winst en verlies:
CHB:
Jaar
omzet
Resultaat na belastingen
Eigen vermogen
2010
-/- 7.714
3.242.475
2011
260.604
3.503.079
2012
-/- 822.781
2.546.198
*2013
-/- 441.773
719.317
Geconsolideerd:
Jaar
Resultaat na belastingen
Eigen vermogen
2010
omzet
16.834.426
-/- 7.714
3.583.695
2011
18.377.855
260.604
3.849.235
2012
16.834.141
-/- 822.781
2.892.235
6
*2013
nb
-/- 1.826.881
1.065.354
1.3 Balanstotaal:
CHB:
jaar
Geconsolideerd:
balanstotaal
jaar
balanstotaal
2010
7.144.053
2010
10.972.560
2011
6.809.197
2011
10.627.583
2012
5.166.963
2012
10.238.480
*2013
3.206.169
2013
nb
* cijfers tot en met 31 juli 2013.
1.4 Lopende procedures:
Aan de rechtbanken en de gerechtshoven is verzocht eventueel aanhangige procedures
waarbij de gefailleerde betrokken mocht zijn, te schorsen in verband met het uitgesproken
faillissement. Er bleken geen procedures aanhangig te zijn waarbij de gefailleerde partij
was.
1.5 Verzekeringen:
De afgesloten verzekeringen verleenden nog dekking en zijn na de faillissementsdatum in
overleg met de tussenpersoon voortgezet, voor zover dit in het kader van de doorwerkactiviteiten in CHRI nodig was.
1.6 Huur:
De gefailleerde was geen partij bij huurovereenkomsten.
1.7 Oorzaak faillissement:
De directe oorzaak van het faillissement van CHRI (en dus ook van CHB) is dat de directie
namens de AVA het faillissement heeft aangevraagd nadat de ING bank het krediet had
bevroren.
Deze constatering kan echter niet los worden gezien van de diverse onderliggende oorzaken
die hebben geleid tot de faillissementen van CHB en CHRI:
1.
de hoge liquiditeitsdruk op CHRI en CHB door de Management Buy Out (MBO) in 2008.
7
2.
vanaf 2009 manifesteerde zich in Nederland een crisis, met name in de bouw. Aangezien CHRI grotendeels bouwgerelateerde opdrachten verricht, kreeg CHRI te maken met
dalende omzetten en winsten door vraaguitval. De jaarcijfers vielen tegen, de liquiditeitsbehoefte nam toe.
3.
de directie slaagt er niet in om effectief te reorganiseren en/of voor extra liquiditeit te
zorgen.
4.
geen eenheid van bestuur: ruzie tussen de aandeelhouders en de directie en tussen de
directeuren onderling, resulterend in schorsing en voorgenomen ontslag van de statutaire directie.
5.
de bank draaide kredietkraan steeds verder dicht en bevroor uiteindelijk het krediet.
Ad 1: hoge liquiditeitsdruk op CHRI en CHB door MBO in 2008:
Zoals gezegd leidde de MBO tot de volgende lasten voor CHRI per 2008:
CHRI moest € 750.000 per jaar dividend uitkeren aan CHB opdat deze aan haar verplichtingen jegens ING kon voldoen.
CHRI moest tevens € 135.000 per jaar dividend aan CHB uitkeren opdat deze kon voldoen
aan haar verplichtingen jegens CB vanwege de cumulatief preferente aandelen die CB hield
in CHB.
De hierboven onder a en b genoemde lasten voor CHRI bedroegen samen € 885.000 euro
per jaar, waarvan 750.000 in elk geval te betalen aan ING.
Uitgaande van de cijfers uit het verleden waren deze betalingen weliswaar fors, maar in
beginsel haalbaar, volgens de destijdse prognoses aan de hand van eerdere resultaten.
CHB ontving 4x per jaar voorschotten in rekening courant van CHRI om daarmee de kwartaalaflossingen en rente aan ING te kunnen voldoen. Bij het vaststellen van de definitieve
jaarrekening (in mei van het volgende jaar) zou definitief worden besloten hoeveel dividend
door CHRI zou worden uitgekeerd aan CHB. Dit dividend zou dan in rekening courant kunnen worden verrekend met de verstrekte voorschotten.
In de prognose over 2008 werd er van uit gegaan dat CHRI 80% van de winst als dividend
zou uitkeren aan CHB, opdat CHB in staat zou zijn haar betalingen te verrichten aan ING.
Ad 2: vanaf 2009 crisis: dalende omzet en winst door vraaguitval. De jaarcijfers vallen tegen, de liquiditeitsbehoefte neemt toe:
8
Onmiddellijk na de MBO viel in 2008 de winst van CHRI minder hoog uit dan gepland. Hierdoor moest CHRI niet de geplande 80% maar 100% van haar winst als dividend uitkeren
aan CHB. Zonder winst in CHRI zou CHB al na drie maanden in liquiditeitsproblemen komen.
2009 was een goed jaar voor CHRI, maar in 2010 viel de winst weer lager uit. In 2011 werd
in CHRI een netto winst gemaakt van méér dan 1 miljoen. In 2012 was de omzet van CHRI
10% minder dan de prognose. Daardoor vielen de resultaten terug en realiseerde CHRI een
verlies van -/- 80.302. Door dit verlies in CHRI over 2012, realiseerde CHB in dat jaar een
verlies van -/- 822.781 wegens rente (-/- 161.670) en afschrijving o.a. op goodwill (-/620.724).
Ondanks de recessie kon CHRI tot en met 2011 net genoeg winst/dividend genereren om
CHB haar verplichtingen jegens ING te laten voldoen. Weliswaar daalde van 2008 tot en
met 2011 de omzet van CHRI beperkt, maar de directie slaagde er in de kosten synchroon
te laten dalen. Verdere krimp zou er echter toe leiden dat CHB niet meer in staat zou zijn
om aan haar verplichtingen te voldoen. Mede daarom zette de directie met ingang van 2011
in op groei, die echter niet kon worden gerealiseerd: hetgeen bleek vanaf juni 2012.
CHRI kon per 2008 geen enkele buffer opbouwen. Fluctuaties in winst en werkkapitaal kon
CHRI alleen maar opvangen door toevallig en tijdelijk beschikbare middelen, zoals voorschotbetalingen uit Europese subsidies terzake van projecten waarvan CHRI coördinator
was. CHRI was sinds 2001 als coördinator betrokken bij diverse Europese projecten waarbij
in het kader van de subsidiebetalingen sprake was van bevoorschotting, welke voorschotten
aan CHRI werden uitbetaald.
Met ingang van het vierde kwartaal van 2008 tot het tweede kwartaal van 2009 en vervolgens weer met ingang van het derde kwartaal van 2012 zou CHRI een liquiditeitstekort
hebben gehad indien zij op haar betaalrekening niet had kunnen beschikken over voorschotten op EU subsidies1. Deze voorschotten waren bestemd voor doorbetaling aan derden. Maar tot het moment van die doorbetaling fungeerden ze feitelijk als extra werkkapitaal voor CHRI.
Zo ontving CHRI op 14 augustus 2012 van de Europese Commissie (EC) het 5e pre-finance
voorschot van € 2.353.621 terzake het Remining-Lowex project waarvan CHRI coördinator
1
Dit blijkt uit de prognose die is gepresenteerd op de vergadering van 7 juni 2013 de directie van
CHRI.
9
was2. Eén van de deelprojecten van Remining-Lowex is het Mijnwaterproject in Heerlen3.
Namens CHRI was Roex “Duly authorised Financial officer”. PWC trad op als Independent
Auditor richting de EC.
De bedoeling was dat CHRI het genoemde voorschotbedrag uitbetaalde aan de overige
deelnemers aan het project4. Tot dan toe was dat steeds gebeurd al naar gelang de door de
deelnemers bij CHRI ingediende declaraties. De EU had het 5e pre-finance voorschot uitbetaald op de gewone betaalrekening (rekening-courant) van CHRI bij de ING, die op dat
moment ongeveer (binnen de limiet van 3,0 miljoen) 2,8 miljoen negatief stond. Door deze
betaling daalde het negatieve saldo op de betaalrekening van CHRI naar ongeveer 3 ton
negatief.
In de overeenkomst tussen Europese Commissie, CHRI en de overige deelnemers aan het
project is nergens als eis opgenomen dat voorschotbetalingen die van de EC worden ontvangen, moeten worden aangehouden op een afgezonderde bankrekening, bijvoorbeeld van
een stichting derdengelden of iets dergelijks5. Wél is in de overeenkomst bepaald dat CHRI
2
Basisdocument is ‘Contract No. TREN07/FP6EN/S07.70839/038639’ (hierna contract), overeengeko-
men tussen de Europese Commissie en CHRI als Coördinator alsmede met de andere leden van het
Consortium, wier namen zijn vermeld in artikel 1.2 in het contract.
3
In Annex I bij het voornoemde Contract staat de (technische) inhoud van het project omschreven.
Annex II bevat de Algemene Bepalingen. Ten slotte is er ook een Consortium Agreement, welke de
interne afspraken tussen de leden van het Consortium regelt. Het Consortium Agreement is ondertekend door alle leden.
4
In artikel 8 van het Contract staat dat de Europese Unie de financiële uitkeringen doet aan de Coördi-
nator ten behoeve van de leden van het Consortium. Zodra de betaling is verricht is de EU ontslagen
van haar verplichting om de leden van het Consortium te betalen. De Coördinator zal de ontvangen
betaling zonder ongegronde vertraging distribueren. Ook het Consortium Agreement bepaalt in artikel
6.2 dat de Coördinator alle betalingen ontvangt, en deze vervolgens doorbetaalt naar de leden.
5
Daarnaast heeft er een ‘financiële identificatie’ plaatsgevonden, waarbij de bankgegevens van CHRI
ten behoeve van de EU zijn geverifieerd. Het bankrekeningnummer dat daarbij is opgegeven betreft de
rekening courant van CHRI bij ING. Ook wordt op de momenten dat uitbetaling plaatsvond door de EG,
telkens door de EU gesproken over betaling op de ‘your nominated bank account’. De keuze om die
bankrekening aan te houden lijkt dan ook welbewust en systematisch te zijn geweest tussen partijen.
10
een van de EC ontvangen voorschotbetaling binnen zes weken na ontvangst moet hebben
doorbetaald aan de contractpartners in het project. Dat is echter met het bedrag dat in augustus 2012 werd ontvangen niet gebeurd. Een verklaring daarvoor is dat diverse Remining-Lowex projecten op dat moment nagenoeg stil lagen, en daardoor door de partners
geen declaraties ter uitbetaling werden ingediend bij CHRI. Zo was het Mijnwaterproject
(met toestemming van de EU) sinds maart 2012 stil komen te liggen omdat APG haar aansluiting heroverwoog nadat de grond onder winkelcentrum het Loon was verzakt en onduidelijk was wat daarvan de oorzaak was. Omdat de leden van het Consortium op dat moment vrijwel geen werkzaamheden verrichtten waarvan zij de declaratie aan de Coördinator
in konden zenden ter uitbetaling, bleef het voorschotbedrag op de lopende rekening van
CHRI staan. Allengs werd het van de EC ontvangen voorschot bij CHRI verder gebruikt als
werkkapitaal.
Met ingang van augustus 2012 was duidelijk dat 2012 geen goed jaar zou worden. Doordat
CHRI in 2012 geen winst maakte maar o.a. wél voorschotten op het vast te stellen dividend
uitkeerde naar CHB (ter betaling van rente en aflossing aan ING)6, ontstond liquiditeitsdruk
bij CHRI. In de AVA van november 2012 zijn de zorgen om de liquiditeit van CHB/CHRI besproken. De directies van CHB en CHRI onderkenden zij hiervoor een oplossing moesten
organiseren. Zij werden het niet eens over de op korte termijn te nemen maatregelen.
Ad 3: de directie slaagt er niet in om effectief te reorganiseren en/of voor extra liquiditeit te
zorgen.
De bank zag in de (concept) jaarstukken van CHRI over 2012 een “breach of covenants” en
eiste ombuigende maatregelen die zouden leiden tot winstgevendheid en verlangde tevens
kapitaalstortingen à 1,6 miljoen door de aandeelhouders althans schriftelijke garanties
daartoe.
Bij het vervaardigen van de jaarstukken 2012 stelde accountant PWC voorwaarden aan de
goedkeuring van de jaarrekening. Wat indien het voorschot inzake Remining-Lowex zou
moeten worden doorbetaald of indien de EU dit bedrag terug zou eisen (omdat dit bedrag
onbenut op de betaalrekening van CHRI stond)? Wat zou de ING bank gaan doen met het
6 Omdat CHRI sinds 2012 geen winst maakte, stond er tegenover de voorschotbetalingen van CHRI aan
CHB géén dividend-uitkering. Door CHRI werd op die manier aan CHB als voorschot betaald: 800.000
(in 2012) en 350.000 (1e helft 2013).
11
gegeven dat CHRI over 2012 de afgesproken winstratio’s niet had gehaald? De accountant
verlangde hierover duidelijkheid alvorens de jaarrekening goed te keuren.
De financiële cijfers van CHRI over 2013 waren slecht. Q1 leverde een verlies op van -/70.000,=. In Q2 bleek door vraaguitval een hevige toename van het verlies tot -/516.000,= in het eerste half jaar van 2013. Q3 is altijd een slecht kwartaal, omdat daarin
de zomervakantie valt.
In maart 2013 (nadat was gebleken dat de cijfers over januari 2013 wederom krimp lieten
zien) was de conclusie onontkoombaar dat CHRI te groot was, dat er te veel overhead was
en dat er gereorganiseerd moest worden o.a. door het personeelsbestand in te krimpen.
Hierover was in de directievergaderingen al vaker gediscussieerd. De directie had tot dusverre in meerderheid besloten om met reorganisatie te wachten om onnodige onrust te
voorkomen, in de (achteraf: vergeefse) hoop op betere tijden en omdat CHRI in het verleden moeilijkheden had ondervonden om aan goede gekwalificeerde medewerkers te komen.
Niettemin werd in maart 2013 besloten (en gecommuniceerd) om afscheid te nemen van
10% van het personeel.
Mede doordat de voorschotbetalingen van CHRI aan CHB (ter doorbetaling aan ING) doorliepen, kwam de liquiditeit van CHRI steeds verder onder druk te staan. O.a. op aandringen
van Cauberg (via CB grootaandeelhouder in en bestuurder van CHB), de bank en de accountant was vanaf maart 2013 ingrijpen onvermijdelijk.
Cauberg én de leden van het MT van CHRI werden het in beginsel eens dat de volgende
gecombineerde aanpak zou worden nagestreefd:
a. Méér kapitaal (door gecombineerde aanpak van uitfactureren OHW, innen van debiteuren
alsmede zonodig bijstorten van kapitaal (althans een garantie daartoe); en
b. Méér inkomsten (new business); en
c. Minder kosten (reorganisatie).
Door diverse redenen, die hieronder zullen worden beschreven, is het niet gelukt om door
de voorgenomen aanpak de liquiditeitspositie van CHRI/CHB voldoende om te buigen.
Ad a.: Volgens de bank zou storting van € 1,6 miljoen de vermogenspositie zodanig herstellen dat CHRI “een bankabel geheel” zou vormen. Een ruwe berekening van het verlies in
12
2012 en 2013, vermeerderd met de reorganisatiekosten, leidde tot dit bedrag van € 1,6
miljoen. De bank verlangde van “de aandeelhouders” dat zij deze € 1,6 miljoen zouden
bijstorten. De bank wachtte de plannen af, met betrekking tot reorganisatie en daarna. De
aandeelhouders werden het niet eens over welke aandeelhouder welk bedrag zou moeten
bijdragen aan de door de bank verlangde storting.
CB hield de directie de situatie in juni 2013 voor: minder bestaande business, geen nieuwe
business, hoge stand OHW en debiteuren, achteraf te geringe reorganisatie. CB meende dat
deze situatie niet zou veranderen zonder financiële betrokkenheid van de directie, en verlangde participatie van de directie in de door de bank verlangde kapitaalstorting.
Van der Aa heeft niet deelgenomen aan kapitaalstorting. Hanlo en Roex hebben aangegeven
niet tot kapitaalstorting bereid te zijn. Zij wezen op de zware financiering van de MBO, in
welk kader ING de betaling van 6,5 miljoen aan CB mogelijk had gemaakt, waarna CHRI uit
haar lopende exploitatie de forse afbetalingsverplichtingen moest nakomen. Nu bleek dat de
MBO-financiering door de krimpende markt volgens hen te zwaar was wilden Hanlo en Roex
niet alsnog risicodragend kapitaal verstrekken, buiten het reeds door hun gestorte kapitaal
à € 2.178,= elk. Hanlo en Roex vonden overwegend -kort gezegd- dat CB, die het meest
van de MBO had geprofiteerd, de door de bank verlangde kapitaalstorting van 1,6 miljoen
(althans: garantstelling daartoe) moest doen. Door van der Aa werd deze analyse (slechts)
ten dele onderschreven.
Cauberg wilde, voorafgaand aan een kapitaalstorting van maximaal 1 miljoen (dus niet:
1,6) of garantstelling daartoe, i) exact weten hoe de financiële stand van zaken was in
CHRI; en ii) committment van de directieleden van CHRI (én aandeelhouders in CHB) door
a) het storten van € 150.000 elk (Cauberg was bereid het hen zonodig te lenen); én b) door
het halen van financiële targets (o.a. m.b.t. de effecten van de reorganisatie). Cauberg
wilde in de boeken kunnen zien dat hij geen geld in een bodemloze put zou steken.
Op verzoek van Cauberg heeft een adviseur in dat kader na consultatie van de directie van
CHRI gewerkt aan het volgende plan om de liquiditeit binnen CHRI te vergroten:
1.
de directie “commit” zich om de hoogte van het werkkapitaal en de lengte van het onderhanden werk terug te brengen.
2.
aan de bank zou worden gevraagd om verstrekking van een tijdelijk verhoogd krediet.
3.
Cauberg stelt zich als grootaandeelhouder garant (voor de terugbetaling van dit tijdelijke krediet).
13
Dit plan beantwoordde strikt genomen niet aan de door de bank geformuleerde eis tot kapitaalverstrekking van 1,6 miljoen door de aandeelhouders. Niettemin was de gedachte achter dit plan dat als het OHW kon worden teruggebracht van 62 naar 45 dagen, en de debiteurenstand zou worden teruggebracht van 75 naar 60 dagen, dan zou dat € 1,1 miljoen
aan werkkapitaal opleveren. Als de directie in staat was om deze bedragen / deze termijnen
terug te brengen, en de directieleden zelf ook kapitaal zouden bijstorten dan was Cauberg
bereid om “een garantie” af te geven richting ING bank.
Het terugbrengen van het werkkapitaal lukte slechts ten dele. Bovendien ging het bovengenoemde plan uit van gelijkblijvende omzet, terwijl de omzet vanaf het 2e kwartaal in 2013
in werkelijkheid fors terugliep. De bank verwierp het plan van Cauberg en bleef vasthouden
aan kapitaalstorting van 1,6 miljoen door de aandeelhouders. De aandeelhouders werden
het niet eens over de invulling van de kapitaalverstrekking.
Ad b.: in februari 2012 was André Meester bij CHRI in dienst getreden als commercieel directeur. Met nieuw elan koos de directie voor winstherstel d.m.v. een hogere omzet, door
commerciëler en klantgerichter opereren, groei in brandveiligheid en new business. Dit
heeft echter niet tot het gewenste resultaat geleid, sterker nog: er volgde een omzetdaling.
In het eerste kwartaal van 2013 bleek de omzet 11% minder dan geraamd. De omzettarget
voor 2013 was 12,5 miljoen. Dit werd bijgesteld tot 11,3 miljoen. In het eerste half jaar van
2013 werd hiervan gefactureerd: 5,1 miljoen. Geëxtrapoleerd over heel 2013 zou dit neerkomen op slechts 10,2 miljoen.
Ad c.: in maart 2013 werd besloten om afscheid te nemen van 10% van het personeel.
Achteraf kan worden vastgesteld dat te lang is geloofd in groei, dat de reorganisatie te laat
is ingezet en dat deze te weinig positief effect heeft gehad op de liquiditeit van CHRI. Bovendien leidde de reorganisatie op korte termijn tot reorganisatiekosten van € 750.000
(o.a. aan afkoopsommen, die overigens niet of nauwelijks zijn uitbetaald).
Ad 4: Ruzie tussen de aandeelhouder en de directie en tussen de directeuren onderling,
resulterend in schorsing en voorgenomen ontslag enz.:
De discussies tussen de aandeelhouders en de directeuren, over de oorzaak en omvang van
het liquiditeitstekort, wie er (waarom, hoeveel) kapitaal moest bijstorten (althans: hiervoor
garant moest staan), en op welke voorwaarden, de reikwijdte van de toezeggingen die in
dat kader zouden zijn gedaan, en wat er verder moest gebeuren, leidde tot onderlinge irri-
14
tatie en een diepgaand gebrek aan vertrouwen tussen de aandeelhouders en leden van de
directie.
De liquiditeitsproblemen werden volgens Hanlo en Roex voornamelijk veroorzaakt vanwege
de tegenvallende omzetten én doordat CB te veel had gekregen voor de aandelen in CHRI,
althans in elk geval doordat CHRI te veel moest betalen aan CHB. Cauberg, van der Aa en
Meester wezen voornamelijk op de noodzaak tot fors ingrijpen omdat er een ongezonde
verhouding zou zijn tussen fee-earners en fee-eaters alsmede dat er onnodig veel werkkapitaal “vast” zat in OHW en debiteuren.
In het proces om het OHW uit te factureren, bleek dat er in het 1e kwartaal van 2013 voor €
200.000 aan niet declarabele uren in de projecten terecht was gekomen. Toen dit in juni
2013 werd ontdekt en gecorrigeerd, leidde dit tot een verlies van € 516.000 over het eerste
half jaar van 2013.
Dit leidde dan weer tot vragen en opmerkingen over de getrouwheid van de interne financiele administratie inzake de waardering van OHW en debiteuren.
De bank zag dat het resultaat in 2012 niet goed en het resultaat over de twee eerste kwartalen van 2013 ronduit slecht was. In de periode mei-augustus 2013 zag de bank CHRI als
een stuurloos en zwalkend schip, dat bovendien water maakte.
De bank heeft in een brief van 27 juni 2013 schriftelijk bevestigd dat zij de limiet met 1,2
miljoen ging inperken van € 3.000.000 tot € 1.800.000. De ingeperkte limiet zou in beginsel
voortduren tot 1 september 2013, totdat er duidelijkheid zou zijn over de door de bank
geëiste kapitaalstorting door de aandeelhouders à 1,6 miljoen.
De liquiditeitsbehoefte van CHRI was op dat moment echter hoger dan de door de bank
toegestane limiet à 1,8 miljoen, met name aan het einde van de maand, wanneer de lonen,
loonbelasting en -premies, BTW en de huur betaald moest worden.
In overleg met Roex heeft Cauberg (vanuit CB) € 275.000,= aan CHRI overgemaakt opdat
CHRI in de gelegenheid was om tijdig aan haar betaalverplichtingen jegens schuldeisers te
voldoen. Toen kort daarna, in verband met een door CHB aan de bank te betalen kwartaalaflossing (waarvoor de gelden door CHRI aan CHB ter beschikking zouden moeten worden
15
gesteld), het liquiditeitstekort bij CHRI groter bleek, heeft CB haar betaling aangevuld tot €
450.000,=.
De week erna was de rekening-courantstand van CHRI weer teruggebracht tot onder de
limiet. Daarop vroeg Cauberg om terugbetaling van de door CB aan CHRI betaalde bedragen, te beginnen met € 100.000,=. Deze terugbetaling was vanwege diverse redenen (o.a.
discussie of de storting door CB een lening betrof dan wel een voorschot op de door de bank
verlangde kapitaalstorting/garantstelling door de aandeelhouders; maar ook: discussie over
de rechtmatigheid van zulke selectieve (terug)betaling); op de faillissementsdatum nog niet
geschied.
Dit alles heeft geleid tot irritatie, die is omgeslagen in een diepgaand gebrek aan vertrouwen en zelfs ruzie. Ondanks vrijwel dagelijks overleg tot en met 2 juli.
Roex was net voor een kort verblijf naar het buitenland vertrokken toen het liquiditeitstekort groter bleek dan gepland en CB haar betaling aanvulde tot 450.000,=. Hanlo, Cauberg,
van der Aa en Meester wensten de aanwezigheid van Roex. Daarop keerde Roex versneld
terug, op verzoek van Hanlo.
In een overleg met alle aandeelhouders en directeuren op 2 juli lichtte Roex toe waarom het
liquiditeitstekort was gestegen tot 1,6 miljoen. Daarop ontstond discussie over de omvang
van het liquiditeitstekort (inclusief reorganisatiekosten: 2,4 miljoen?), wie er (waarom, hoeveel) kapitaal moest bijstorten, wat er zou moeten gebeuren om het tij te keren, enz.
Bij brief van 5 juli 2013 nam van der Aa ontslag als statutair bestuurder van CHRI waarna
hij zich als zodanig liet uitschrijven uit het handelsregister. Als motivering schreef hij dat hij
zich niet juist en volledig voorgelicht voelde (o.a. t.a.v. de financiën en de besprekingen
met de bank). Daarom, zo schreef hij, vond hij niet langer de collegiale verantwoordelijkheid te kunnen dragen voor de operationele en financiële gang van zaken bij CHRI.
Wél gaf van der Aa aan zich als adviseur en titulair technisch directeur voor CHRI te willen
blijven inzetten. De brief van van der Aa is besproken in de AVA van 17 juli 2013. Bij brief
van 19 juli 2013 heeft Hanlo n.a.v. de AVA van 17 juli bevestigd met het aanblijven van van
der Aa in te stemmen in de laatstgenoemde hoedanigheid.
Intussen had Cauberg van de aandeelhouders verlangd dat zij hun procentuele aandeelhou-
16
dersdeel van de door de bank verlangde 1,6 miljoen zouden bijstorten. Wie niet wilde bijstorten zou volgens Cauberg af moeten treden als bestuurder. Alleen dan zou Cauberg nog
tot bijstorting van kapitaal bereid zijn.
Hanlo en Roex presenteerden op 16 juli 2013 een Rescueplan, dat voorzag in een organisatiebrede reorganisatie (waarbij ook de directie zou worden verkleind).
Op 17 juli introduceerde Cauberg, die inmiddels twijfelde aan zijn vertrouwen in de directieleden Roex en Hanlo, de door CB ingehuurde interim manager Ad van ’t Hof MBA van
Apostrophe Corporate Advisory B.V. te Papendrecht. Apostrophe was door CB ingeschakeld
met de opdracht “advies omtrent de continuïteit van CHB/CHRI en het functioneren van de
directie”.
Van ’t Hof ging het gesprek aan met de afzonderlijke leden van de directie. Hanlo en Roex
gingen er van uit dat van ’t Hof met hen kwam spreken over reorganisatieplannen. De afspraak werd gemaakt om verder te spreken in een bijeenkomst op 26 juli in Maastricht, ter
voorbereiding op een AVA op 29 juli daaropvolgend.
Intussen adviseerde Apostrophe aan CB dat Hanlo en Roex ontslagen zouden moeten worden teneinde met CHB/CHRI een nieuwe start te kunnen maken. CB nam dit advies over.
In de bijeenkomst van 26 juli 2013 overhandigde van ’t Hof aan Hanlo en Roex -voor hen
onverwacht- een brief van CB, met daarin de uitnodiging voor een AVA op 10 augustus
2013 waarin zij als statutair bestuurders zouden worden ontslagen, met het verzoek om
zich intussen als geschorst te gedragen en alle sleutels e.d. terstond in te leveren. De OR
van CHRI had kennelijk ingestemd met deze gang van zaken (maar heeft op 16 augustus
haar instemming ingetrokken).
Op 26 juli werden alle personeelsleden van CHRI per mail over de ontstane situatie geïnformeerd door de titulair directeuren van der Aa en Meester:
“De bestuurlijke continuïteit is geborgd door de dagelijkse operationele leiding van het bureau in handen te geven van ing. Ad van der Aa als technisch directeur en André Meester als commercieel directeur. Daarna zal mr. Ad van ’t Hof MBA als statutair bestuurder worden benoemd”.
Van der Aa (die daarvoor zijn vakantie onderbrak) en van ’t Hof zijn naderhand o.a. alle
vestigingen van CHRI langs geweest om het personeel te informeren.
17
Hanlo en Roex hebben vervolgens elk een advocaat in de arm genomen die in een brief o.a.
de vraag hebben gesteld waarop e.e.a. juridisch was gebaseerd en waaraan met name van
’t Hof zijn bevoegdheden ontleende. Volgens hen was de gang van zaken in strijd met de
statuten en de wet en dus nietig. Dit gold zowel voor de schorsing, het voorgenomen ontslag alsmede de AVA van 10 augustus. Zij verzochten rectificatie jegens het volledige personeel met de aanzegging dat zij anders hun werkzaamheden weer zouden hervatten.
Toen er geen bevredigende reactie kwam, zijn Hanlo en Roex op 12 augustus weer aan het
werk getogen. Van ’t Hof is van de werkvloer vertrokken, Van der Aa en Meester hebben
“de dagelijkse operationele leiding van het bureau” in elk geval vanaf die datum beëindigd.
Van der Aa hervatte zijn vakantie. De AVA van 10 augustus is niet doorgegaan. Op 13 augustus voerden Roex en Hanlo voor het eerst weer overleg met Cauberg en van ’t Hof. Op
16 augustus gaf Cauberg aan geen betrokkenheid meer te willen hebben bij een eventuele
doorstart van CHRI.
Ad 4: de bank draait de kredietkraan steeds verder dicht:
Op 13 maart, 30 mei en 25 juni 2013 zijn namens CHRI gesprekken gevoerd met ING bank.
Uit de concept jaarstukken van 2012 was de bank gebleken dat CHRI niet voldeed aan door
de bank gestelde financieringsratio’s. De bank sprak haar zorgen uit over de verslechterde
gang van zaken in 2012 (welke verslechtering naar verwachting ook in 2013 zou doorlopen)
alsmede over het liquiditeitstekort dat daardoor was ontstaan, welk tekort zou worden versterkt zodra de EU subsidie-bevoorschotting inzake Remining Lowex moest worden doorbetaald (of teruggestort). Daarom verlangde de bank een schriftelijke verklaring inzake kapitaalstorting door de aandeelhouders. Daarna zou de bank bezien of zij over 2012 een “waiver” (akte van berusting) kon verstrekken en of zij het krediet zou continueren. In dat geval
zou de jaarrekening 2012 van CHRI in definitieve vorm kunnen worden afgemaakt.
De bank ontving de verlangde schriftelijke verklaring van kapitaalstorting door de aandeelhouders niet. In de bespreking van 25 juni werd het op p. 12 van dit verslag beschreven
plan aan de bank gepresenteerd. De bank concludeerde hieruit dat zij met CHRI verschilde
over hoe de liquiditeitstekorten moesten worden opgevangen. Uitgangspunt van de bank
bleef dat het liquiditeitstekort door de aandeelhouders moest worden opgevangen.
In een brief van 27 juni 2013 concludeerde de bank dat CHRI niet voldeed aan de kredietvoorwaarden, hetgeen grond vormde tot vervroegde opeisbaarheid van het krediet. De
18
bank definieerde haar voorwaarden waaronder zij bereid was het krediet te continueren.
Uiterlijk op 1 september 2013 verlangde de bank een schriftelijk voorstel, ondertekend door
alle aandeelhouders, over de verlangde kapitaalstorting door de aandeelhouders van minimaal 1,6 miljoen, inclusief onderlinge verdeling van inbreng. De storting diende bovendien
op 15 september 2013 aanwezig te zijn op de rekening van CHRI.
In afwachting van de ontvangst van de gevraagde verklaring, kondigde ING aan dat zij de
rekening-courant kredietlimiet van CHRI met 1,2 miljoen terug zou brengen: van 3,0 miljoen naar 1,8 miljoen. De limiet van 1,8 miljoen zou in beginsel blijven bestaan tot 1 september 2013. Daarna zou de bank bezien of en hoe zij het krediet zou continueren.
Indien:
a.
de aandeelhouders het bedrag van € 1,6 miljoen tijdig zouden hebben gestort;
b. er een adequaat en integraal plan van aanpak zou zijn gepresenteerd (inclusief adequaat saneringsplan en positieve liquiditeitsprognose) en;
c.
er sprake zou zijn geweest van eenheid van bestuur;
dan had de bank zich hier een oordeel over kunnen vormen. Maar deze informatie heeft de
bank nooit bereikt terwijl het al 5 voor 12 was.
De bijstorting is nooit geschied, eenduidige plannen zijn daarna nooit gepresenteerd. De
interne strijd in de directie was de bank aanvankelijk niet bij de bank bekend. Op 26 juli
ontving de bank een cc van de mail aan de werknemers van CHRI, omtrent de “schorsing”
van Hanlo en Roex. Dit kwam voor de bank als een verassing. Van ’t Hof heeft ING op 27
juli geïnformeerd over de ontstane situatie.
Mede als gevolg van het feit dat volgens de bank de bestuurders waren geschorst en er dus
feitelijk geen bestuur meer was heeft de bank per 30 juli 2013 het volledige krediet van
CHRI opgeschort en liet zij geen of hooguit slechts beperkte betalingen toe. Daardoor kon
CHRI niet meer aan haar verplichtingen voldoen, waaronder uitbetaling van de lonen die
voor 28 augustus stonden geagendeerd.
Wegens gebrek aan voldoende liquiditeit restte Hanlo en Roex vervolgens vrijwel niets anders meer dan het faillissement van CHRI en CHB aan te vragen. Cauberg en van der Aa
hebben daar op 20 augustus 2013 aan meegewerkt. Op 23 augustus zijn de faillissementsverzoeken ingediend en op 27 augustus zijn de faillissementen van CHB en CHRI uitgesproken.
19
2. Personeel
2.1 Aantal ten tijde van faill.: 0
2.2 Aantal in jaren voor faill.: 0
2.3 Datum ontslagaanzegging: n.v.t.
2.4 Werkzaamheden: n.v.t.
3. Activa
Onroerende zaken
3.1 Beschrijving:
De gefailleerde vennootschap is géén eigenaar van onroerende zaken.
3.2 Verkoopopbrengst: n.v.t.
3.3 Hoogte hypotheek: n.v.t.
3.4 Boedelbijdrage: n.v.t.
3.5 Werkzaamheden: n.v.t.
Bedrijfsmiddelen
3.6 Beschrijving:
De gefailleerde vennootschap is géén eigenaar van bedrijfsmiddelen.
3.7 Verkoopopbrengst: n.v.t.
3.8 Boedelbijdrage: n.v.t.
3.9 Bodemvoorrecht fiscus: n.v.t.
3.10 Werkzaamheden: n.v.t.
Voorraden/ onderhanden werk
3.11 Beschrijving:
De gefailleerde vennootschap bezat géén voorraden en had geen onderhanden werk.
3.12 Verkoopopbrengst: n.v.t.
3.13 Boedelbijdrage: n.v.t.
20
3.14 Werkzaamheden: n.v.t.
Andere activa
3.15 Beschrijving:
De jaarstukken 2011, de concept jaarstukken 2012 en het interne financieel verslag over de
periode 1 januari 2013 tot en met 31 juli 2013, vermelden:
Immateriële vaste activa: (goodwill): 2.887.382 (per 31 juli 2013)
De goodwill wordt in de jaarstukken omschreven als het verschil tussen de verkrijgingsprijs
en de nettovermogenswaarde van het 100%-belang van de gefailleerde in CHRI.
Financiële vaste activa: (betreft 100% deelneming in CHRI): 315.563
(dit bedrag staat vermeld in de kolommenbalans van CHB per 31 juli 2013, zoals deze bij
het faillissementsverzoek was gevoegd. Nadien zijn in het kader van het verkooptraject het
OHW en de debiteuren van de deelneming CHRI verder afgewaardeerd). De jaarstukken van
CHB/ CHRI geven het volgende verloop te zien van de financiële vaste activa van CHB:
Financiële
31-12-
31-12-
31-12-
31-12-
31-07-
vaste Activa
2009
2010
2011
2012
2013
Stand per 1-1
2.431.447
2.911.606
2.502.938
2.781.522
1.700.677
Aandeel in
1.225.309
791.332
1.028.584
-80.845
- 1.385.114
-/- 745.150
- 1.200.000
-/- 750.000
-1.000.000
0
2.911.606
2.502.938
2.781.522
1.700.677
315.563
resultaat
Dividenduitkering
Stand per 31-12
Bovengenoemd schema dient als volgt te worden gelezen. De winst van CHRI (en dus: het
aandeel in het resultaat voor CHB) wordt bepaald in het 1e kwartaal van het jaar volgend op
het betreffende boekjaar. In het 2e kwartaal wordt de winst vastgesteld en zo mogelijk
wordt een dividendbesluit genomen. Het dividend wordt als zodanig niet uitgekeerd, maar
verrekend met de voorschotten die reeds gedurende het betreffende boekjaar zijn ontvangen. Dus: de in 2012 verantwoorde dividenduitkering van 1 miljoen heeft betrekking op de
winst van CHRI in het boekjaar 2011.
Overigens hadden vanaf het faillissement van CHRI in 2013 de financiële vaste activa voor
21
CHB geen waarde meer.
Historie van de dividend-uitkeringen op de cumulatief preferente aandelen van CB in CHB:
Overige
Reser-
ves
31-12-
31-12-
31-12-
31-12-
31-07-
2009
2010
2011
2012
2013
Stand per 1-1
Resultaat
78.022
469.008
224.324
484.928
-471.953
390.986
-7.714
260.604
-822.781
-1.826.882
0
-236.970
0
-/- 134.100
0
224.324
484.928
-471.953
-2.298.835
na belasting
dividenduitkering
Stand per 31-12
Bovengenoemd schema dient als volgt te worden gelezen. De winst van CHRI (en dus: het
aandeel in het resultaat voor CHB) wordt bepaald in het 1e kwartaal van het jaar volgend op
het betreffende boekjaar. In het 2e kwartaal wordt de winst vastgesteld en zo mogelijk
wordt een dividendbesluit genomen. Het cumulatief preferent aandelenkapitaal van CB in
CHB bedroeg 3 miljoen en gaf aanspraak op een cumulatief preferente dividendvergoeding
van 4,47% (134.100) per jaar, mits winst en liquiditeit deze uitkering zouden toestaan. De
MBO ging in per maart 2008. Over 2008 kon in 2009 geen cum pref. dividend worden uitgekeerd. In 2009 maakte CHRI zodanige winst dat CHB in 2010 aan CB cumulatief preferent
dividend kon uitkeren over 2008 en 2009 (gecumuleerd: 236.970). Het resultaat van CHB
in 2010 (-/- 7.714) maakte een cum pref dividenduitkering niet mogelijk. Het resultaat van
CHB in 2011 (260.604) was zodanig dat er in beginsel cum pref dividend kon worden uitgekeerd over 2010 en 2011. In mei 2012 is (mede aan de hand van de positieve voorlopige
cijfers over het 1e kwartaal 2012) besloten om per 1 juli 2012 2x 134.100 cum pref dividend uit de keren aan CB. Gelet op de tegenvallende cijfers over het 2e kwartaal 2012 en de
liquiditeitssituatie per 1 juli, is uiteindelijk maar 1x 134.100 uitbetaald. Daarna is geen cum
pref dividend meer betaald aan CB.
3.16 Verkoopopbrengst: n.v.t.
3.17 Werkzaamheden: n.v.t.
4. Debiteuren
4.1 Omvang debiteuren:
De gefailleerde vennootschap bezat géén vorderingen.
22
4.2 Opbrengst: n.v.t.
4.3 Boedelbijdrage: n.v.t.
4.4 Werkzaamheden: inventarisatie.
5. Bank / Zekerheden
5.1 Vordering van bank(en):
ING N.V. heeft met/ten behoeve van gefailleerde (uiteindelijk) de volgende overeenkomsten
gesloten:
1.
Overeenkomst d.d. 25 mei 2012 met Cauberg-Huygen Beheer B.V.;
2.
Overeenkomst d.d. 21 december 2010 met Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs
B.V.
3.
Wijzigingsbrief d.d. 25 mei 2012 jegens Cauberg-Huygen Beheer B.V. c.s.
Per faillissementsdatum bedroeg de vordering van ING Bank:
Cauberg-Huygen Beheer B.V.:
Zakelijke rekening:
€ 0,00
Euroflex geldlening:
€ 437.486,00 -/-
Zakelijke rekening:
€ 1.954,27
Cauberg-Huygen Raadgevende Adviseurs B.V.:
Zakelijke rekening:
€ 139.326,25 -/-
Zakelijke rekening:
€ 0,00
Restant overnamekrediet:
€ 125.000,00 -/-
Totaal
€ 699.857,98 -/-
De bank heeft deze vordering op 29 augustus 2013 ter verificatie ingediend. Daarbij heeft
de bank erop gewezen dat er op dat moment nog ten laste van CHRI 5 bankgaranties
(huur) uitstonden voor een totaalbedrag van € 170.262,00.
Intussen is vanwege de ontvangen verkoopopbrengst de vordering van de bank helemaal
betaald, inclusief de genoemde bankgaranties die inderdaad (grotendeels) zijn geclaimd.
23
5.2 Leasecontracten:
De gefailleerde was geen partij bij leaseovereenkomsten.
5.3 Beschrijving zekerheden:
Voor de hiervoor vermelde schuld van CHB en CHRI aan ING Bank waren door de gefailleerden o.a. de volgende zekerheden verstrekt:
1.
Pandrecht op alle vorderingen van gefailleerde op derden, inclusief pandrecht op de nog
terug te ontvangen belastinggelden, deze vorderingen werden laatstelijk op 26 augustus
2013 door middel van registratie van een verzamelpandakte aan ING verpand;
2.
Pandrecht op alle roerende zaken, met inbegrip van de algehele bedrijfsuitrusting inclusief machines en transportmiddelen en handelsvoorraden (alles in de ruimste zin des
woords);
3.
Pandrecht voorraden;
4.
Stamverpanding vorderingsrechten uit aannemingsovereenkomsten;
5.
Compte Joint – en mede aansprakelijkheidsovereenkomst tussen Cauberg-Huygen Beheer B.V. en Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V.;
6.
Verpanding van de aandelen in een niet-beursvennootschap;
7.
Een non-onttrekkingsverklaring, die gekoppeld is aan een solvabiliteitsratio van 30%.
5.4 Separatistenpositie: n.v.t.
Omdat kort na uitspraak van het faillissement duidelijk was dat de bank geheel zou kunnen
worden afgelost uit de opbrengsten in het faillissement van CHRI (al was het maar vanwege
de reguliere betaling van de prefaillissementsdebiteuren) heeft de bank geen gebruik gemaakt van haar separatistenpositie door bijvoorbeeld de aan haar verpande préfaillissementsdebiteuren zelf te innen.
5.5 Boedelbijdragen: n.v.t.
5.6 Eigendomsvoorbehoud: n.v.t.
5.7 Reclamerechten: n.v.t.
5.8 Retentierechten: n.v.t.
5.9 Werkzaamheden: n.v.t.
6. Voortzetten / Overname
Voortzetten
24
6.1 Exploitatie / zekerheden: n.v.t.
6.2 Financiële verslaglegging: n.v.t.
6.3 Werkzaamheden: n.v.t.
Overname activa en activiteiten van CHB
6.4 Beschrijving: n.v.t.
6.5 Verantwoording: n.v.t.
6.6 Opbrengst: n.v.t.
6.7 Boedelbijdrage: n.v.t.
6.8 Werkzaamheden: inventarisatie, verzamelen informatie en documentatie.
Overname aandelen deelnemingen
6.9 Beschrijving: n.v.t.
De enige deelneming die CHB had, was haar aandelenbezit in CHRI. De activa en activiteiten van CHRI zijn verkocht en geleverd door middel van een actiav/passiva-transactie, dus
niet via de overname van de aandelen in CHRI.
6.10 Verantwoording: n.v.t.
6.11 Opbrengst: n.v.t.
6.12 Boedelbijdrage: n.v.t.
6.13 Werkzaamheden: n.v.t.
7. Rechtmatigheid
Onderzoek nog niet afgerond.
7.1 Boekhoudplicht:
CHRI beschikte over een aanzienlijke financiële administratie, die ook de financiële mutaties
in CHB bijhield. Aan de hand daarvan werd door de directie een computeradministratie bijgehouden, bestaande uit een grootboekadministratie en een subadministratie debiteuren en
crediteuren. Vervolgens werd aan PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (PWC) opdracht gegeven tot het samenstellen van jaarrekeningen, bestaande uit de balans en de
winst- en verliesrekening met de toelichting. Voornoemde accountant heeft zich daarbij
gebaseerd op de door de vennootschap verstrekte gegevens. De verantwoordelijkheid voor
25
de juistheid en de volledigheid van de gegevens en voor de daarop gebaseerde jaarrekening
berust bij de gefailleerde vennootschap. Door de vennootschap is aan R.W.J.M. Dohmen RA
(van PWC kantoor Maastricht) opdracht verstrekt tot controle van de jaarrekening. In zoverre lijkt aan de boekhoudplicht voldaan.
7.2 Depot jaarrekeningen:
CHB
jaarrekening 2008
gedeponeerd
03-12-2009
jaarrekening 2009
gedeponeerd
30-11-2010
jaarrekening 2010
gedeponeerd
10-12-2011
jaarrekening 2011
gedeponeerd
05-03-2013
jaarrekening 2012
gedeponeerd
nog niet gedeponeerd
De jaarrekening 2011 is 33 dagen te laat gedeponeerd.
Voor het overige is deponering van de jaarrekeningen van CHB tijdig geschied.
7.3 Goedk. Verkl. Accountant:
De jaarrekening van de gefailleerde over 2011 is opgesteld door PWC Maastricht. De jaarrekening 2011 is gecontroleerd door R.W.J.M. Dohmen RA die hierover op 30 mei 2012 verklaarde dat de jaarrekening naar zijn oordeel “een getrouw beeld geeft van de grootte en de
samenstelling van het vermogen van Cauberg-Huygen Beheer B.V. per 31 december 2011 en van het
resultaat over 2011 in overeenstemming met titel 9 boek II van het in Nederland geldende Burgerlijk
Wetboek (BW).”
Over 2012 is ten aanzien van de gefailleerde door PWC slechts een concept jaarrekening
26
opgemaakt, waarop geen accountantscontrole is toegepast. De heer Dohmen verklaart te
dien aanzien in die concept jaarrekening: “Aangezien de accountantscontrole nog niet is voltooid,
hebben wij nog geen controleverklaring afgegeven”. De definitieve jaarrekening over 2012 werd
niet afgerond omdat de controlerend accountant geen goedkeurende accountantsverklaring
wenste te verstrekken.
7.4 Stortingsverpl. aandelen:
Gelet op de oprichtingsdatum van de gefailleerde zou een eventuele vordering uit dien
hoofde verjaard zijn.
7.5 Onbehoorlijk bestuur:
Onderzoek nog niet afgerond.
7.6 Paulianeus handelen:
Onderzoek nog niet afgerond.
7.7 Werkzaamheden:
Onderzoek administratie c.a., registratie, correspondentie, besprekingen.
8. Crediteuren
De voorlopige cijfers van CHB per 31 juli 2013 vermelden de volgende crediteuren:
Langlopende schulden:
Schulden aan kredietinstellingen:
-
Schulden aan groepsmaatschappijen:
1.349.095
Kortlopende schulden:
Schulden aan kredietinstellingen:
437.486
Schuld aan CHRI:
309.320
Schuld aan CB:
452.079
Belastingen:
Overige schulden:
Totaal
-/- 66.325
5.196
3.206.169
De schuld aan de bank is inmiddels volledig afgelost. Nog niet alle crediteuren hebben hun
vordering (definitief) ingediend.
8.1 Boedelvorderingen: n.v.t.
27
De kosten van de curator zullen worden meegenomen in het faillissement van CHRI.
8.2 Pref. vord. van de fiscus: n.v.t.
8.3 Pref. vord. van het UWV: n.v.t.
8.4 Andere pref. crediteuren:
Belastingdienst: heeft tot heden nog geen vordering ingediend.
8.5 Aantal crediteuren: 2
8.6 Bedrag concurrente crediteuren:
Tot heden ingediend: 1.935.174
8.7 Verwachte wijze van afwikkeling: opheffing wegens de toestand van de boedel.
8.8 Werkzaamheden:
Inventarisatie, registratie, verificatie (voor zover thans reeds nodig), correspondentie, telefoongesprekken.
9. Procedures
9.1 Naam wederpartij(en): n.v.t.
9.2 Aard procedure: n.v.t.
9.3 Stand procedure: n.v.t.
9.4 Werkzaamheden: n.v.t.
10. Overig
10.1 Termijn afwikkeling faill.:
Is afhankelijk waarbinnen de onderzoeken genoemd in paragraaf 7 kunnen worden afgerond. Afhankelijk daarvan zal het faillissement langer of korter duren dan één jaar.
10.2 Plan van aanpak:
1. afronden onderzoek (en zo nodig: afwikkeling) rechtmatigheden;
2. afwikkeling faillissement, waaronder aangifte BTW over de boedelperiode
28
10.3 Indiening volgend verslag:
Over drie maanden: 14 november 2014.
10.4 Werkzaamheden:
Diverse werkzaamheden.
Aldus opgemaakt ten behoeve van verslaglegging op 14 augustus 2014 te Voerendaal.
Mr. M.M.H.J. Rompelberg
curator
BIJLAGEN
Als bijlage treft u aan:
1.
de crediteurenlijst
29