klik hier

VRIJDAG / VENDREDI
30.05.14 / 20:15
STUDIO 4
An American Dream
Brussels Philharmonic
Michel Tabachnik, dir.
Jean-Yves Thibaudet, piano
+ 19:30 MEET THE ARTIST!
Gunther Broucke, Michel Tabachnik met / avec Mark Janssens
+ Voor en na het concert / Avant et après le concert Bert Cools Jazz Trio
+ Hot-dogs
+ Symfomania! workshop [KIDS 10+]
www.flagey.be
Flagey, Brussels Philharmonic, Jeugd en Muziek Brussel
PROGRAMMA / PROGRAMME
Igor Stravinsky (1882-1971)
Ragtime
1918 | 4’
George Gershwin (1898-1937)
Rhapsody in Blue
1924 | 16’
Antonín Dvořák (1841-1904)
Symfonie nr. 9 in e / Symphonie no. 9 en mi mineur, op. 95
“From the New World”
1893 | 40’
I. Adagio – Allegro molto
II. Largo
III. Molto vivace
IV. Allegro con fuoco
TOELICHTING / COMMENTAIRE
Amerika heeft altijd tot de verbeelding gesproken. Door de eeuwen heen gingen
ontdekkingsreizigers en gelukszoekers er op zoek naar nieuwe horizonten en een nieuw
leven. Het is het land van de ontelbare mogelijkheden, waar the sky the limit is. Het is
het land van the American dream.
NL
Deze American dream steunt op het ideaal van vrijheid en gelijkheid, vastgelegd in de
Onafhankelijkheidsverklaring uit 1776: “We hold these truths to be self-evident, that all
men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable
Rights, that among these are Life, Liberty, and the Pursuit of happiness.” Samengevat
betekent dit dat alle mensen gelijk zijn en een aantal onvervreemdbare rechten bezitten,
waaronder het recht op leven, vrijheid en het streven naar geluk.
Anderzijds is de American dream ook verankerd in de migratiegeschiedenis die het
land doorheen heel haar geschiedenis kenmerkt. Amerika kreeg vorm door en met grote
migratiegolven, van de Europese migratie in de koloniale tijd (17de en 18de eeuw), over
de 19de eeuw (vooral vanuit Noord-Europa), begin 20ste eeuw (uit Zuid- en Oost-Europa),
en de migratie na 1965 (vanuit Zuid-Amerika en Azië). Vele migranten die in de 17de en
18de eeuw vanuit Europa naar de V.S. trokken, hoopten op betere economische vooruitzichten en (religieuze) vrijheid. In de 17de en 18de eeuw stond Europa, de “oude wereld”,
synoniem voor corruptie, sociale ongelijkheid en tirannie, terwijl the new world stond voor
een nieuw begin, een tweede kans, ongeacht je stand of afkomst – een idee dat ook bij
de generaties immigranten daarna een grote drijfveer was.
De populaire historicus James Truslow Adams introduceerde de term American dream in
zijn boek The Epic of America uit 1931. Hij definieert de term als “de droom van een
beter, rijker en gelukkiger leven voor al onze burgers, van elke stand. Het is de grootste
bijdrage die we geleverd hebben aan de welvaart van de wereld.” Hij benadrukte ook
dat het geen nieuw concept was: “deze droom of hoop”, aldus Adams, “was aanwezig
van bij het prilste begin.” Literatuurwetenschapper Peter Freese verwoordde het als volgt:
“Long before America became a country, it was a continent, and long before it was known
to exist as a continent, it was a vision and a dream.”
Vandaag is er ook kritiek op de weinig solidaire kant van de American dream: ieder
moet zichzelf maar zien te redden en wie niet succesvol is, heeft dit enkel aan zichzelf te
danken. Maar vast staat wel dat het concept American dream zich diep nestelde in de
beeldvorming rond de V.S. Frank Sinatra zong in New York, New York: “If you can make
it there, you can make it everywhere”. Iedereen kan in de new world iets opbouwen of
zijn droom verwerkelijken. Amerika was en is nog steeds het land van de self-made man.
From the New World
Het concert eindigt met de Negende Symfonie ‘From the New World’ van Antonín Dvoˇrák
(1841-1904). Dit werk wordt toch als eerste toegelicht, omdat Dvoˇrák er met zijn meesterwerk in slaagde the new world ofte bakermat van de American dream treffend weer
te geven.
De Negende Symfonie is een van de meest geliefde symfonieën van Dvoˇrák en wordt
zelfs tot de populairste klassieke werken gerekend. Op het hoogtepunt van zijn carrière
in 1892, aanvaarde Dvoˇrák de uitnodiging van Jeannette Meyer Thurber, oprichtster
van het National Conservatory in New York, om mee te werken aan de uitbouw van een
nationale Amerikaanse muziek. Vele Amerikaanse componisten wouden deze opdracht
maar al te graag aannemen, maar hen ontbrak het aan ervaring en niveau. De Amerikaanse klassieke muziek stond, in tegenstelling tot in Europa, nog in zijn kinderschoenen.
Dvoˇrák was wel de geknipte man: hij beschikte overduidelijk over de kwaliteiten, genoot
internationale bekendheid, en zijn prestige zou zeker op het National Conservatory
www.flagey.be
afstralen. Zijn Negende Symfonie werd een mijlpaal voor de klassieke muziek van de
“nieuwe wereld”. Dvoˇrák slaagde erin om het unieke karakter ervan weer te geven. De
jarenlange immigratiegeschiedenis weerklinkt in de gebruikte melodieën. Dvoˇrák liet zich
zowel inspireren door de negro spirituals van de Afrikaanse slaven als door muziek van
de oorspronkelijke Indianenbevolking, zoals het literaire epos The Song of Hiawatha van
Longfellow. Ook vleugjes van de Europese immigranten weerklinken: hij verwerkte subtiel
Boheemse, Duitse, Franse en Schotse volksmuziek. Het karakter van de symfonie verenigt
op meesterlijke wijze elementen uit de “oude” en de “nieuwe” wereld, wat het grote
succes in beide continenten verklaart. Leonard Bernstein noemde het werk “waarachtig
multinationaal” in zijn fundamenten.
De jazz age: een hoogtepunt en kantelpunt van de American dream
De jazz age of de roaring twenties vormden een wervelende tijdsspanne, die als een
hoogtepunt van het positivisme van de American dream kunnen geïnterpreteerd worden.
De Verenigde Staten van Amerika herstelden zich van WOI en de jonge generatie zette
zich af tegen de in hun ogen ouderwetse maatschappelijke tradities en conventies. Alles
was terug mogelijk. De welvaart voor de bevolking nam duidelijk toe, vrouwen – flappers
– emancipeerden zich, en iedereen gedroeg zich roekeloos en vrij. Het was de tijd van
filmsterren, uitbundige feestjes en uitgelaten amusement. Toch noemde F. Scott Fitzgerald
deze generatie ook een lost generation. De roaring twenties-generatie had een zware
kater van desillusies aan de bloedige WOI overgehouden, en rebelleerde tegen de
conservatieve waarden van de vorige generaties. In de ogen van sommigen stond deze
generatie voor moreel verval. Toch was het geen cynische tijd. De interbellumgeneratie
voelde de Grote Depressie in de jaren 30 en de nachtmerrie van WOII nog niet aankomen. Onbezonnen vierde ze de grotere welvaart en de belofte van een schitterende
toekomst na de donkere nachtmerrie van WOI.
De soundtrack die tijdens deze overrompelende jaren weerklonk was de jazz, met zijn
gesyncopeerde ritmes, gewaagde harmonieën en blue notes. De muziek sloop algauw
vanuit de straten en bars naar de podia van klassieke concerthallen. De Russische componist Igor Stravinksy (1882-1971), die in Parijs grote successen had geboekt met de
L’Oiseau de feu, Le Sacre du printemps en Petrouchka, verhuisde naar Europa, waar jazz
net als in de V.S. ook al grote weerklank vond. Stravinsky’s voorliefde voor metrische
verschuivingen, doordringende ostinatopatronen en complexe harmonieën leidden hem
onherroepelijk naar de jazz. Ragtime is een duidelijke verwijzing naar dit genre: het werk
heeft de typische gepunte ritmes, illusies van blue notes en de vierdelige maatsoort van
de ragtime, één van de muziekstijlen die aan de basis van de jazz lag. Stravinsky gaat
vrij om met de muzikale taal, waardoor het werk ook kenmerken van latere jazzstijlen
in zich draagt.
George Gershwin (1898-1937), één van de meest significante en populaire Amerikaanse
componisten, was de bruggenbouwer tussen jazz en klassiek par excellence. Hij schreef
eerst voor de theaters op Broadway, maar maakte daarna naam in het klassieke circuit
met orkest- en pianowerken die de klassieke vormen op meesterlijke wijze vermengden met
de stilistische nuances, kleuren en technieken van populaire muziek en jazz. Dirigent Paul
Whiteman, The King of Jazz genoemd, bestelde het werk in 1923 om het te kunnen spelen
tijdens het concert An Experiment in Modern Music in de New Yorkse Aeolian Concert
Hall. De legende wil dat Gershwin dit verzoek vergat, tot hij in januari 1924 in de krant
een aankondiging voor het concert zag. Als een gek begon hij te componeren, en op drie
weken tijd werkte hij zijn populairste werk af. Nog niet elk detail van Rhapsody in Blue
stond op de avond van de première vast, wat Gershwin – aan de piano – oploste door
improvisatie. Het stuk werd een daverend succes en bezorgde de componist onmiddellijk
wereldroem. Zelf reflecteerde hij later: “Er was zoveel gepraat over de grenzen van jazz,
niet in het minst over het manifeste onbegrip van zijn functie. Jazz, zei men, moest een
strikte tel hebben. Het moest bij de dansritmes passen. Ik zocht, indien mogelijk, naar
oplossingen om die misvatting in één ruk de kop in te drukken… Ik had geen vast plan
in mijn hoofd, geen structuur in dewelke mijn muziek moest passen. De Rhapsody, zie
je, begon als een doel, niet als een plan.” Dat hij zijn doel bereikte, staat 90 jaar na de
eerste uitvoering van dit nog steeds swingende werk, ontegensprekelijk vast. Het werk
nestelde zich, van de klassiek geworden klarinetglissando tot de het besliste slotakkoord,
voor altijd in het collectieve geheugen.
Judith Van Eeckhout
L’Amérique défie encore et toujours l’imagination. À travers les siècles, les explorateurs
et les aventuriers ont toujours été en quête de nouveaux horizons et d’une nouvelle vie.
C’est le pays des possibilités innombrables : « the sky is the limit » !
FR
Le rêve américain, fondé sur un idéal de liberté et d’égalité, est inscrit dans la Déclaration d’indépendance de 1776 : « We hold these truths to be self-evident, that all men are
created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable Rights, that
among these are Life, Liberty and the Pursuit of happiness ». Tous les hommes sont donc
égaux et possèdent certains droits inaliénables, notamment le droit à la vie, la liberté et
la poursuite du bonheur.
www.flagey.be
Par ailleurs, le rêve américain s’enracine également dans l’histoire de la migration qui
caractérise le pays tout au long de son histoire. L’Amérique a été façonnée par de grandes
vagues migratoires venant de toute l’Europe durant la période coloniale (aux 17 et 18èmes
siècles), puis d’Europe du Nord (au 19ème siècle), d’Europe du Sud et de l’Est (au début du
20ème siècle), tandis que, depuis 1965, l’immigration provient principalement d’Amérique
du Sud et d’Asie. De nombreux migrants européens partirent vers les États-Unis dans
l’espoir d’y trouver de meilleures perspectives économiques et une plus grande liberté
(religieuse). Durant les 17 et 18èmes siècles, l’Europe était « l’ancien monde », synonyme
de corruption, d’inégalité sociale et de tyrannie, tandis que « le nouveau monde » offrait
à tout un chacun la possibilité d’un nouveau départ, d’une seconde chance, quelle que
soit sa position ou son origine – une idée qui perdurera avec les générations suivantes
d’immigrants.
Dans son livre The Epic of America (1931), le célèbre historien James Truslow Adams
définit le terme « rêve américain » comme « le rêve d’une vie meilleure, plus aisée et plus
heureuse pour tous les habitants de nos États. C’est notre plus grande contribution à la
prospérité du monde ». Il a également souligné que ce rêve, cet espoir, n’était pas un
concept nouveau mais qu’il était présent dès le début. Le scientifique Peter Freese décrit
ce phénomène par ces mots : « Long before America became a country, it was a continent,
and long before it was known to exist as a continent, it was a vision and a dream ».
Des critiques s’élèvent aujourd’hui concernant le manque de solidarité de ce « rêve américain » où chacun doit se débrouiller par lui-même, et si le succès n’est pas au rendezvous, ne s’en prendre qu’à lui-même. Mais le concept reste profondément ancré dans
l’imaginaire constitutif des États-Unis. Frank Sinatra a chanté dans New York, New York :
« If you can make it there, you can make it everywhere ». N’importe qui peut construire
quelque chose au sein de ce « Nouveau Monde » et y réaliser son rêve. L’Amérique est
encore et toujours le pays du self-made man.
Du Nouveau Monde
Une fois n’est pas coutume, commençons par la fin. Le concert s’achève avec la Neuvième
Symphonie d’Antonín Dvoˇrák (1841-1904), un chef-d’œuvre qui illustre brillamment le
concept de « rêve américain ».
La Symphonie du Nouveau Monde est l’une des plus populaires de Dvoˇrák, et sans aucun
doute de tout le répertoire classique. En 1892, alors au sommet de sa carrière, Dvoˇrák
accepte l’invitation de Jeannette Meyer Thurber, fondatrice du National Conservatory
de New York, de participer au développement d’une musique nationale américaine. De
nombreux compositeurs américains s’étaient volontiers proposés, mais ne possédaient ni
l’expérience ni le niveau de compétence requis. La musique classique américaine n’en
était, contrairement à celle de l’Europe, qu’à ses balbutiements. De par ses qualités de
compositeur, son prestige et sa large renommée, Dvoˇrák était l’homme tout indiqué pour
mener cette tâche à bien. Sa Neuvième Symphonie est l’un des jalons de la musique
classique du Nouveau Monde. Dvoˇrák réussit à lui donner un caractère spécifiquement
américain. On y entend dans les mélodies les années d’émigration : Dvoˇrák puisse en
effet son inspiration tant dans les negro spirituals des esclaves venus d’Afrique que dans
la musique des populations indiennes, ou dans la grande épopée littéraire The Song of
Hiawatha de Longfellow. On y reconnaît également des échos de l’immigration européenne dont l’influence des musiques folkloriques de Bohême, d’Allemagne, de France
et d’Écosse. Le ton de la symphonie, réunissant magistralement des éléments du « vieux »
et du « nouveau » monde, rencontre un énorme succès sur les deux continents. Leonard
Bernstein décrit l’œuvre comme « authentiquement multinationale ».
L’âge du jazz : apogée et tournant du rêve américain.
Le jazz et les Années Folles correspondent à une époque tourbillonnante, qui peut s’interpréter comme l’apogée du développement du rêve américain. Les États-Unis d’Amérique
se sont remis de la Première Guerre mondiale et la jeune génération réagit contre les
traditions et les conventions sociales, qui leur paraissent dépassées. Tout est de nouveau
possible. La population s’est nettement enrichie, les femmes – les flappers – s’émancipent
et chacun peut se comporter de façon plus libre. C’est l’époque des vedettes de cinéma,
des fêtes somptueuses et frivoles. Néanmoins, F. Scott Fitzgerald la baptise lost generation. Celle-ci paie en réalité un lourd tribut à la désillusion consécutive à l’issue de la
boucherie de la Première Guerre mondiale et aux valeurs conservatrices des générations
précédentes. Aux yeux de certains, cette génération manifeste alors une forme de faillite
morale. Pourtant, l’époque n’avait rien de cynique. La génération de l’entre-deux guerres
ne prévoyait en rien la Grande Dépression des années 30 ni le cauchemar de la Deuxième
Guerre mondiale. Elle souhaitait seulement célébrer la prospérité revenue et la promesse
des beaux lendemains suite aux horreurs de la Première Guerre mondiale.
Le jazz, avec ses rythmes syncopés, ses harmonies audacieuses et ses notes bleues, est
la bande-son de ces années bouillonnantes. La musique s’insinue dans les rues et les bars
jusque sur les scènes des plus grandes salles de concert. Le compositeur russe Igor Stravinsky (1882-1971), qui avait connu de grands succès à Paris avec L’Oiseau de feu, Le
Sacre du printemps et Pétrouchka, s’installe en Europe, où le jazz, comme aux États-Unis,
fait un triomphe. Le penchant de Stravinsky pour les changements métriques, les ostinati
www.flagey.be
cinglants et les harmonies complexes le conduisent naturellement vers le jazz. Ragtime est
une référence évidente au genre : l’œuvre possède les rythmes pointés typiques, l’illusion
de notes bleues et les mesures à quatre temps du ragtime, un des styles musicaux à la base
du jazz. Stravinsky prend cependant des libertés quant au discours musical, et annonce
certains des éléments du jazz plus tardif.
George Gershwin (1898-1937), l’un des compositeurs les plus importants et populaires
d’Amérique, fait précisément le pont entre le jazz et le classique. Écrivant d’abord pour le
théâtre à Broadway, il se fait un nom sur le circuit classique avec des œuvres pour piano
et pour orchestre qui mélangent magistralement les techniques de la musique classique
avec les nuances stylistiques, les couleurs et les techniques de la musique populaire et
du jazz. En 1923, le chef Paul Whiteman, surnommé « le roi du jazz », commande une
œuvre pour un concert titré An Experiment in Modern Music à l’Aelioan Hall Concert
Hall de New York. La légende veut que Gershwin ait oublié cette commande, jusqu’à
ce qu’il tombe par hasard sur une publicité du concert dans un journal en janvier 1924.
S’empressant de composer, il achève alors, en l’espace de trois semaines, son œuvre
la plus populaire. Les détails de la partition ne sont pas tous fignolés le soir de la première, mais Gershwin – lui-même au piano – les résout en improvisant. L’œuvre connaît
un succès éclatant et apporte immédiatement au compositeur une renommée mondiale.
Il écrira lui-même plus tard : « Il y avait tellement de conversations autour des limites du
jazz, et une telle incompréhension en ce qui concernait sa véritable fonction. Le jazz,
disait-on, devait avoir un nombre strict de mesures. Il devait s’adapter aux rythmes de la
danse. Je cherchai donc, autant que possible, des solutions pour porter un bon coup à ces
conceptions erronées... Je n’avais aucun plan dans ma tête, aucune structure dans laquelle
faire passer ma musique. J’ai commencé la Rhapsody, voyez-vous, avec un but mais non
avec un plan ». Et qu’il ait atteint son but, 90 ans après la première exécution de cette
œuvre toujours pleine de swing, est indéniable. L’œuvre a pris sa place, depuis le célèbre
glissando de clarinette jusqu’aux impérieux accords finaux, dans la mémoire collective.
Judith Van Eeckhout
BIOGRAFIEËN / BIOGRAPHIES
JEAN-YVES THIBAUDET
Jean-Yves Thibaudet is een van ‘s werelds meest gevraagde pianisten en dat door zijn
fantastisch gevoel voor muzikaliteit en zijn buitengewone technische capaciteiten. Hij is
in staat om de meest subtiele en verassende accenten in zijn werk te plaatsen. De New
NL
York Times schreef zelf dat elke noot die hij uit zijn vingers tovert een parel is en dat het
onmogelijk is om het enthousiasme, de genialiteit en de muzikaliteit van zijn uitvoering
te missen. Thibaudet reist al 30 jaar de wereld rond om te spelen en heeft al meer dan
50 albums opgenomen.
Thibaudet won al de Schallplattenpreis, de Diapason d’Or, de Choc du Monde de la
Musique, een Gramophone Award, twee Echo Awards en de Edison Prize. In 2010 bracht
hij Rhapsody in Blue, variaties op I Got Rhythm en het Pianoconcerto in F van Gershwin
uit met het Baltimore Symphony Orchestra en dirigente Marin Alsop.
Hij heeft opnames gemaakt van Reflections on Duke en Conversations with Bill Evans. Ze
zijn een eerbetoon aan twee jazzlegenden.
Thibaudet is niet alleen voor zijn muzikale stijl gekend. Hij maakte ook een impact op de
wereld van de film, mode en filantropie. Zijn concertgarderobe werd gelauwerd door
modeontwerpster Vivienne Westwood. In 2004 zat hij de jaarlijkse veiling voor van het
prestigieuze Hospices de Beaune. Op het grote scherm was hij te zien in een film van
Alma Mahler, Bride of the Wind en hij was eveneens op de soundtrack aan het werk.
Jean-Yves Thibaudet was de soloartiest in de award-winnende en genomineerde filmmuziek van Dario Marianelli voor Atonement en Pride and Prejudice.
Jean-Yves Thibaudet werd geboren in Lyon en leerde piano spelen toen hij zes was.
Op zijn zevende trad hij voor het eerst op en op twaalfjarige leeftijd ging hij aan het
Conservatoire de Paris studeren bij Aldo Ciccolini en Lucette Descaves die nog met
Ravel samenwerkte. Toen hij vijftien was won hij de Premier Prix du Conservatoire en
drie jaar later won hij de Young Concert Artists Auditions in New York. In 2001 kreeg
hij van de Franse staat de eretitel van Chevalier dans l’Ordre des Arts et des Lettres. In
2007 verdiende hij de Victoire d’Honneur van het Franse Victoires de la Musique, een
onderscheiding voor de bijdrages die hij in zijn volledige carrière gepresteerd heeft.
Le pianiste Jean-Yves Thibaudet continue à enthousiasmer le public du monde entier
avec son style élégant, les couleurs profondes de son jeu et une technique brillante. Ses
interprétations mêlent une virtuosité magistrale à une expressivité poétique et lyrique, avec
lesquelles il s’approprie l’œuvre du compositeur. Il est recherché par le monde entier pour
sa souplesse et sa sensibilité artistique.
FR
Jean-Yves Thibaudet enregistre en exclusivité pour Decca, qui a sorti plus de 40 de ses
albums. Il s’est vu attribuer le Schallplattenpreis, le Diapason d’Or, le Choc de la Musique,
un Gramophone Award, deux Echo Awards, et un Prix Edison. Son dernier enregistrement
www.flagey.be
comprend Rhapsody in Blue orchestrée pour big-band de jazz, des variations sur le thème
de I Got Rhythm, et le Concerto pour piano en fa majeur de Gershwin avec le Baltimore
Symphony sous la baguette de Marin Alsop.
En 2005, il a été le soliste de la bande originale du film d’Universal Pictures Pride and
Prejudice (Orgueil et préjugés), nominé pour l’Oscar 2005. Parmi ses autres enregistrements figurent l’oeuvre complète pour piano de Satie, ainsi que Réflexions sur Duke et
Conversations avec Bill Evans en hommage aux deux grands noms de l’histoire du jazz.
Jean-Yves Thibaudet est né à Lyon en France, où il débute l’étude du piano à l’âge de
cinq ans et fait sa première apparition en public à l’âge de sept ans. À douze ans, il
entre au Conservatoire de Paris pour y étudier avec Aldo Ciccolini et Lucette Descaves,
une amie et collaboratrice de Maurice Ravel. À quinze ans, il gagne le Premier Prix du
Conservatoire, puis trois ans plus tard les Young Concert Artists Auditions de New York.
En 2001, la France le fait Chevalier d’Ordre des Arts et des Lettre. Il reçoit en 2007 la
Victoire d’Honneur pour l’ensemble de sa carrière, reconnaissance qui constitue le plus
grand honneur décerné par les Victoires de la musique.
MICHEL TABACHNIK - www.tabachnik.org - www.micheltabachnik.com
Michel Tabachnik is sinds 2008 als muziekdirecteur een sleutelfiguur in de werking van
Brussels Philharmonic. Zijn eigenzinnige maar tegelijk erg toegankelijke programma’s,
waarin het grote orkestrepertoire gecombineerd wordt met de muziek van de 20ste eeuw,
bereiken een steeds groter en breder publiek. Zijn credo: “We zijn geen museum, maar
een platform voor levende muziek.” De goede kritieken volgen elkaar dan ook op, waaronder deze uit Le Soir: “Michel Tabachnik zorgt voor een residentie in Cité de la musique
in Parijs, waar hij programma’s brengt die radicaal anders durven zijn.” Of deze uit La
Libre Belgique: “Met de energie en de geestdrift die men in Brussel al van hem gewoon
is, heeft Michel Tabachnik zich toegelegd op deze moeilijke oefening; het resultaat staat
al in de annalen geschreven.”
NL
Michel Tabachnik studeerde piano, compositie en orkestdirectie in Genève. Pas afgestudeerd werd hij gecoacht door enkele iconische dirigenten: hij was assistent van Igor
Markevitsj in Madrid en werkte vier jaar lang als assistent-dirigent van Pierre Boulez,
hoofdzakelijk bij het BBC Symphony Orchestra in Londen. Daarna nodigde Herbert von
Karajan hem uit om gedurende verschillende jaren zijn Berliner Philharmoniker te komen
dirigeren. Als zeer goede vriend van Stockhausen, Berio, Ligeti en Messiaen dirigeerde
Michel Tabachnik verschillende wereldpremières, waaronder veel werk van Iannis Xena-
kis, die hem beschouwde als zijn favoriete vertolker. Michel Tabachnik was chef-dirigent
bij verschillende grote orkesten in Europa en dirigeerde onder meer de Berliner Philharmoniker, het Koninklijk Concertgebouworkest, het Tokyo NHK en het Orchestre de Paris.
Daarnaast is hij regelmatig te gast bij verschillende gerenommeerde Europese festivals.
Michel Tabachnik is ook actief als componist en schreef onlangs voor het Opéra de Lyon
Benjamin, dernier nuit, een lyrisch drama op een libretto van Régis Debray. Hij heeft ook
meerdere boeken geschreven waaronder het bundel De la musique avant toute chose,
waarin verschillende herinneringen en gedachten over de muziek van de 20ste eeuw
weergegeven worden.
Depuis la saison 2008-2009, Michel Tabachnik joue un rôle déterminant comme directeur musical du Brussels Philharmonic. Avec cet orchestre, il combine des programmes
créatifs qui associent le répertoire traditionnel aux oeuvres actuelles, montrant qu’aucun
fossé ne sépare les musiques d’hier et d’aujourd’hui. Son credo : « Brussels Philharmonic
n’est pas un musée mais une plateforme de musique vivante. » Avec une résidence à la
Cité de la musique à Paris, des rendez-vous réguliers au Concertgebouw d’Amsterdam, au
Grosses Festspielhaus de Salzbourg, aux Festivals de Besançon et de Strasbourg, Michel
Tabachnik et son orchestre confirment depuis plusieurs saisons leur réputation internationale. De plus, les récents concerts au Musikverein de Vienne, à Berlin et à Londres ont
suscité un immense enthousiasme qui a entraîné des réinvitations partout. La presse aussi
soutient ardemment le travail de Michel Tabachnik, qui, écrit La Libre Belgique, « s’inscrit
dans les annales », ou, selon le Frankfurter Allgemeine, témoigne d’ une « précision d’horloge et d’une extrême méticulosité ».
FR
Michel Tabachnik a étudié le piano, la composition et la direction d’orchestre à Genève.
Ses études à peine terminées, il est remarqué par plusieurs grands chefs d’orchestre qui lui
ont apporté un précieux soutien. Il fut d’abord l’assistant d’Igor Markevitch à l’Orchestre de
la radio-télévision espagnole à Madrid puis, pendant quatre ans, celui de Pierre Boulez,
principalement auprès du BBC Symphony Orchestra à Londres. Karajan ensuite l’invita
à diriger son Berliner Philharmoniker pendant de nombreuses années. Très proche de
Stockhausen, Berio, Ligeti et Messiaen, il a dirigé de nombreuses premières mondiales,
en particulier une vingtaine d’oeuvres de Iannis Xenakis, qui le considérait comme son
interprète favori. Michel Tabachnik a été le chef d’orchestre titulaire de l’orchestre de la
Fondation Gulbenkian à Lisbonne, de l’Orchestre national de Lorraine et de l’Ensemble
intercontemporain à Paris. Des collaborations avec le Berliner Philharmoniker, le Koninklijk
Concertgebouworkest, le Tokyo NHK, l’Orchestre de Paris et des festivals comme ceux de
www.flagey.be
Lucerne, Salzbourg, Aix-en-Provence, et bien d’autres viennent d’enricher son parcours.
Par ailleurs, Michel Tabachnik est compositeur. Il a honoré de nombreuses commandes
dont la dernière vient de l’Opéra de Lyon pour qui il a écrit Benjamin, dernier nuit, un
drame lyrique écrit sur un livret de Régis Debray. Enfin, il a aussi publié plusieurs livres
dont De la musique avant toute chose, un long recueil qui mêle ses souvenirs et réflexions
sur la musique du 20ème siècle.
Brussels Philharmonic - www.brusselsphilharmonic.be
Brussels Philharmonic werd in 1935 opgericht door de openbare omroep (NIR). Het
orkest concerteerde in de loop van zijn bestaan met grote dirigenten en solisten, en
creëerde nieuwe werken van wereldvermaarde componisten als Bartók, Stravinsky, Messiaen en Francesconi.
NL
De werking van Brussels Philharmonic vertrekt vanuit verschillende reeksen in Brussel,
zowel in Flagey, waar het repeteert in de akoestisch tot de wereldtop behorende Studio 4, als in BOZAR. Daarnaast is het orkest thuis op de grote podia in Vlaanderen en
in belangrijke culturele centra.
Muziekdirecteur Michel Tabachnik is sinds 2008 een sleutelfiguur in de werking van
Brussels Philharmonic. Op een creatieve en publieksvriendelijke manier combineert hij
het grote orkestrepertoire met de muziek van de 20ste eeuw. Zijn credo: “We zijn geen
museum, wel een platform voor levende muziek.” Samen met het orkest zorgt Tabachnik
voor warm onthaalde concerten in binnen- en buitenland.
Op internationaal vlak veroverde Brussels Philharmonic intussen een eigen plaats, met
vaste afspraken in de Europese hoofdsteden. In het Parijse Cité de la musique is het orkest
in residentie, en er zijn jaarlijkse concerten in het Concertgebouw Amsterdam en Cadogan Hall in Londen. Het orkest is een vaste partner van het Festival Musica in Strasbourg
en het Festival de Besançon. Het orkest gaat ook steeds vaker op tournee in Europa
(Duitsland, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië) en stond zo op gerenommeerde
podia in Salzburg, Wenen en Berlijn.
Een andere specialisatie waarmee Brussels Philharmonic zich internationaal profileert,
is filmmuziek. Voor het opnemen en uitvoeren van filmmuziek van grote namen zoals
Howard Shore, John Williams of Alberto Iglesias, is het Filmfestival Gent vaste partner.
Internationale erkenning kwam er met de Golden Globe-winnende soundtrack voor ‘The
Aviator’ van Martin Scorsese (2005), en meer recent dankzij de Oscar-winnende muziek
voor ‘The Artist’ (muziek van Ludovic Bource). Ook in de toekomst blijft het orkest zijn
expertise in het opnemen van soundtracks verder uitbouwen.
Intussen bewees het orkest ook op andere vlakken een pionier te zijn. Zo zijn er vooruitstrevende initiatieven zoals een spin-off voor filmmuziek met Galaxy Studio’s, een traject rond
digitale partituren met Samsung, en de oprichting van een stichting voor de aankoop van
strijkinstrumenten met de private bank Puilaetco Dewaay.
Samen met verschillende partners werkt Brussels Philharmonic aan uiteenlopende cdreeksen: met Klara rond Vlaamse solisten, met het Palazzetto Bru Zane en dirigent Hervé
Niquet rond het repertoire van de Prix de Rome, en met het Filmfestival Gent rond grote
filmmuziekcomponisten. Met het eigen label, Brussels Philharmonic Recordings, maakt
het orkest referentie-opnames van het grote symfonische repertoire die internationale
bijval krijgen.
Brussels Philharmonic is een instelling van de Vlaamse Gemeenschap. Mediapartners zijn
Klara, Cobra.be en Roularta. De heren van het orkest worden gekleed door Café Costume.
Le Brussels Philharmonic fut fondé en 1935, sous l’égide de la radiodiffusion Belge (NIR/
INR). L’orchestre a joué sous la direction des chefs les plus prestigieux tels que Boulez ou
Markevitch et accompagné les solistes les plus réputés.
FR
Il a par ailleurs créé des œuvres de célèbres compositeurs tels que Bartók, Stravinsky,
Messiaen et Fransesconi. Le Brussels Philharmonic réside à Bruxelles dans le Studio 4
du bâtiment Flagey, très réputé pour son acoustique. C’est là qu’il donne de nombreux
concerts. Il se produit aussi à Bozar, ainsi que dans les grandes salles et les centres
culturels de la Flandre.
Depuis 2008, Michel Tabachnik joue un rôle déterminant comme directeur musical du
Brussels Philharmonic. Il combine le répertoire traditionnel et la musique d’aujourd’hui
d’une manière créative et accessible au public. Son credo : ‘Nous ne sommes pas un
musée, mais une plateforme pour la musique vivante.’ Tabachnik donne avec l’orchestre
des concerts en Belgique et à l’étranger qui reçoivent toujours un très chaleureux accueil.
Sur la scène internationale, le Brussels Philharmonic a maintenant ses entrées dans toutes
les capitales Européennes. À Paris, il est en résidence à la Cité de la musique et il est
regulièrement invité au Concertgebouw Amsterdam, au Cadogan Hall de Londres, au
Grosses Festspielhaus de Salzbourg, ainsi qu’aux Festivals de Besançon et de Strasbourg.
Ses récents concerts au Musikverein de Vienne et au Konzerthaus de Berlin sont venus
couronner ce parcours.
www.flagey.be
Le Brussels Philharmonic s’est également forgé une belle reconnaissance internationale
dans le domaine de la musique de film. Grâce à sa collaboration avec le Festival du Film
de Gand, il a joué et enregistré des partitions de grands noms comme Howard Shore,
John Williams ou Alberto Iglesias. La reconnaissance internationale est venue avec la
bande originale, lauréate du Golden Globe, du film de Martin Scorcese, The Aviator
(2005) et plus récemment avec l’Oscar de la meilleure musique remportée par The Artist
(musique de Ludovic Bource). L’orchestre poursuivra dans le futur ses enregistrements de
bandes originales pour le cinéma.
L’orchestre se fait aussi pionnier au travers de nombreuses initiatives innovantes, comme
son projet de « spin-off » autour de la musique de film avec Galaxy Studio’s, ou encore le
développement de partitions digitales aux côtés de Samsung ou encore la création d’une
fondation pour financer l’achat d’instruments à cordes via la banque privée Puilaetco
Dewaay.
Avec la complicité de différents partenaires, le Brussels Philharmonic travaille à diverses
séries de CD : avec Klara sur les jeunes solistes, avec le label Glossa, le Palazzetto Bru
Zane et le chef d’orchestre Hervé Niquet sur le répertoire du Prix de Rome et avec le Festival du Film de Gand, sur de grands compositeurs de musique de film. Avec son propre
label, Brussels Philharmonic Recordings, l’orchestre présente ses versions de référence du
grand répertoire, qui toujours reçoivent l’attention de la presse internationale.
Le Brussels Philharmonic est une institution de la Communauté flamande. Les partenaires
média sont Klara, Cobra.be et Roularta. Les hommes de l’orchestre sont habillés par
Café Costume.
CD | NEW WORLD – DVORÁK
Brussels Philharmonic | Michel Tabachnik, directie/direction | Brussels Philharmonic
Recordings opgenomen in / enregistré au Studio4, Flagey (2011)
“Michel Tabachnik weet een frisse draai te geven aan deze
fascinerende symfonie […] betoverende geluidskwaliteit […]
een deugddoend vleugje optimisme!”
« Michel Tabachnik donne un coup de frais à cette fascinante
symphonie audacieuse […] enregistrement haut de gamme
[…] un brin d’optimisme qui fait du bien ! »
(Brussel Deze Week, 18 april 2012)
Brussels Philharmonic:
Concertmeester / Konzertmeister
Henry Raudales
Eerste viool / Premier violon
Virginie Petit (1)
Katarina Bassez (3)
Vania Batchvarova
Olivia Bergeot
Annelies Broeckhoven
Stefan Claeys
Teresa Heidel
Anton Skakun
Philippe Tjampens
Alissa Vaitsner
Gillis Veldeman
Stefanie Van Backlé
Veerle Van Roosbroeck
Cello / Violoncelle
Luc Tooten (1)
Kirsten Andersen
Jan Baerts
Barbara Gerarts
Emmanuel Tondus
Elke Wynants
Johannes Burghoff
Sophie Jomard
Contrabas / Contrebasse
Jan Buysschaert (1)
Sandor Budai
Thomas Fiorini
Tino Ladika
Martin Rosso
Daniël Verstappen
Tweede viool / Deuxième violon
Ivo Lintermans (1)
Mark Steylaerts (3)
Eva Bobrowska
Caroline Chardonnet
Cristina Constantinescu
Ion Dura
Yuki Hori
Veerle Houbraken
Bruno Linders
Karine Martens
Sayoko Mundy
Francis Vanden Heede
Fluit / Flûte
Lieve Goossens (1)
Femke Van Leuven
Dirk De Caluwé (3)
Altviool / Alto
Nathan Braude (1)
Béatrice Derolez (3)
Philippe Allard
Benjamin Braude
Phung Ha
Agnieszka Kosakowska
Barbara Peynsaert
Stephan Uelpenich
Patricia Van Reusel
Fagot/Basson
Luc Verdonck (1)
Alexander Kuksa
Hobo / Hautbois
Joris Van den Hauwe (1)
Lode Cartrysse (3)
Maarten Wijnen
Klarinet/Clarinette
Danny Corstjens (1)
Vladimir Pavtchinskii
Francisco Molina Ruiz (3)
Trompet/Trompette
Andrei Kavalinski (1)
Ward Hoornaert (2)
Luc Sirjacques
Trombone
Tim Van Medegael (3)
Lode Smeets (3)
Pieter Vandermeiren
Tuba
Hugo Matthyssen (3)
Pauken/Timpani
Gert François (1)
Slagwerk /Percussion
Pieter Mellaerts (3)
Tom Pipeleers
Stijn Schoofs
Cimbalom/Cymbalum
Tom De Cock (3)
Saxofoon/Saxophone
Pieter Pellens (3)
Bjorn Verschoore (3)
Thomas Van Gelder (3)
Banjo
Nico Couck (3)
(1) aanvoerder / chef de pupitre
(2) co-aanvoerder / co-chef de pupitre
(3) solist / soliste
Hoorn/Cor
Rob Van de Laar (1)
Evi Baetens
Mieke Ailliet (3)
Gery Liekens
www.flagey.be
Fellow
Geert Duyck, Inge Duyck, Omroepgebouw Flagey NV / Maison de la Radio Flagey SA
Great Friend
Claude de Selliers de Moranville, Dominique Dumonteil, Gérard Dumonteil, Dominique Faulx, Vinciane Kaisin, Jo Libeer, Kris Libeer,
Manfred Loeb, Benoit Philippart de Foy, Réjane Philippart de Foy, Michèle Rollé, Jean-Louis Rollé, Anne-Véronique Stainier, Bertold
Theeuwes, Charlotte Vandoorne, Christophe Vandoorne, Piet Van Waeyenberge
Friend
Catherine Alexandre, Paul Baeyaert, Joe Beauduin, Marijke Beauduin, André Beernaerts, Mireille Beernaerts, Christine Boël,
Mickey Boël, Patricia Bogerd, Bernard Boon Falleur, Isabelle de Borchgrave, Werner de Borchgrave, Fabienne de Broqueville,
Pierre de Broqueville, Olivier de Clippele, Ludo Deklerck, Suzanne Dulieu, Gilles Emond, Danièle Espinasse, Jacques Espinasse,
Colette Goldschmidt, Pierre Goldschmidt, Sylvia Goldschmidt, Arnaud Grémont, Marleen Heijens–De Geest, Roger Heijens–De Geest,
Frederika Jansen-D’Hoore, Yvan Jansen-D’Hoore, Ann Jansen-Wallays, Guy Jansen-Wallays, Corine Legrand, Sarah Marteyn,
Yannick Nelissen Grade, Philippe Nihoul, Gerardus Nijborg, Irina Nijborg, Bénédicte Ries, Olivier Ries, Antonine Seynaeve,
Augustin Siaens-De Jaegher, Cécile Siaens-De Jaegher, Beatrix Thuysbaert, Olivier Thuysbaert, Danielle Van Daalen-Borremans,
Maarten Van Daalen-Borremans, Agnès de Wouters, Philippe de Wouters
Met de steun van de

Download Report