BESCHRIJVING VAN DE PROVINCIE ZUID - HOLLAND BEHORENDE BIJ DE 59 EDITIE VAN DE WATERSTAATSKAART UITGAVE- RIJKSWATERSTAAT. MEETKUNDIGE DIENST DELFT ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN BEWERKING: WATERSTAATSKARTOGRAFIE DRUK, CARTOPRINT BV, DEN HAAG rijkswaterstaat dienst getiidewateran bibliotheek grenacliersweg 3} • 4338 PG middelb'urg Beschrijving van de provincie Zuid - Holland behorende bij de 5© editie van de Waterstaatskaart © Rijkswaterstaat, Meetkundige Dienst Delft, 1987 Inhoud Bladwijzer Zuid - Holland blz. 1. 2. 3. 4. 5. VOORWOORD 7 INLEIDING 9 ALGEMEEN 2.1 Buitenwater en coderingssysteem 2.2 Geologisch overzicht 2.3 Ruilverkavelingen algemeen 2.4 Ruilverkavelingen in Zuid - Holland Afbeelding 2.1 Indeling van het buitenwater Afbeelding 2.2 Geologisch overzicht Afbeelding 2.3 Ruilverkaveling Rijnstreek-Zuid in uitvoering Afbeelding 2.4 Ruilverkavelingen in Zuid - Holland 10 10 13 14 11 12 13 15 WATERKERINGEN 3.1 Algemeen 3.2 Waterkeringen in de provincie Zuid • Holland Tabel 1: Beheer van de in Zuid • Holland gelegen hoofdwaterkeringen 3.3 Duinen 3.4 Deltawerken 16 17 18 21 22 Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding 16 17 21 23 3.1 3.2 3.3 3.4 Haringvlietsluizen Versterking Lekdijken Verbeterde dijk langs de Lek Werken ingevolge de Deltawet naar de stand op 01-01-1982 AFWATERING 4.1 Algemeen Tabel 2: Algemene gegevens der afwateringseenheden 4.2 Afwateringseenheden in de provincie Zuid - Holland 4.2.1 Beschrijving van de in tabel 2 met een * aangeduide afwateringseenheden 24 27 33 33 Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding 24 25 26 34 35 37 38 40 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 Bleiswijkse Verlaat "Bosman" molen Rioolwaterzuiveringsinstallatie te Leiden Vijzelgemaal "De Leyens" te Zoetermeer Uitwateringssluis te Katwijk Molengang te Leidschendam Gemaal van Drooggemaakte Geer- en Kleine Blankaardpolder Watermolen met omloop te Gouda WATERVOORZIENING 5.1 Algemeen 5.2 Watervoorziening in de provincie Zuid - Holland 5.2.1 Beschrijving van de in tabet 3 met een * aangeduide watervoorzieningseenheden Tabel 3: Algemene gegevens der watervoorzieningseenheden 5.2.2 Waterwingebieden in de provincie Zuid - Holtand 48 51 Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding 43 44 45 46 46 46 47 51 52 53 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 Waterwingebied in de duinen Inlaatsluisje Gemaal Mr. P.A. Pijnacker-Hordijk te Gouda Gemaal Mr. Dr. Th.F.J.A. Dolk te Leidschendam Stolwijkersluis te Gouda Inlaat Goejanverwellesluis Stuw Bord Duinwaterleiding van 's-Gravenhage Waterwingebieden in Zuid - Holland Infiltratiegebied in de duinen bij Wassenaar t.b.v. de drinkwa tervoorzienlng 42 43 43 njkswaterstaat dienst 6. ; 7. : i j ; ; 1 ! J HYDROLOGISCHE WAARNEMINGSPUNTEN 6.1 Algemeen 6.2 Het Centraal Zoekarchief 6.3 Waterstandsmeetnetten 6.3.1 Inleiding 6.3.2 Het waterstandsmeetnet in het hoofdsysteem in de provincie Zuid-Holland 55 56 56 56 57 Afbeelding 6.1 Afbeelding 6.2 Afbeelding 6.3 56 57 58 Regenmeter Peilschaal Peilmeetstations in Zuid - Holland ^ p p " ^ WATERSCHAPPEN 7.1 Algemeen 7.1.1 Wat is een waterschap? 7.1.2 Het waterschap op de Waterstaatskaart Tabel 4: Algemene gegevens der waterschappen 7.2 Waterschappen in de provincie Zuid - Holland 7.2.1 Reglementen 7.2.2 Bestuur 7.2.3 Waterschapsconcentraties 7.2.4 Waterkwaliteitsbeheer 59 59 59 60 62 63 63 64 66 Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding 62 63 63 64 64 65 66 66 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 Hoofdwaterkering langs de Hoilandsche Ussel bij Moordrecht Aankondiging van een schouw Gemaal "Witteburg" te Goedereede Gemaal "De Antagonist" te Leidschendam Schutsluis met ophaalbrug te Leidschendam Driewegsluis te Gouda Graven van een watergang Wipwatermolen te Leiden j , | ' 1 : : 8. WETTELIJKE REGELINGEN 8.1 Rijkswetten 8.2 Rijksregtementen/Algemene maatregelen van bestuur 8.3 Provinciale reglementen en verordeningen 68 70 70 Literatuurlijst 73 Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlagen 4a + 4b: Waterschappen en hoofdwaterkeringen in Zuid- Holland Afwatering in Zuid • Holland Watervoorziening in Zuid - Holland Afwateringseenheden; de manier waarop zij op de hoofdkaart kunnen worden weergegeven 3 ' " VOORWOORD De eerste editie van de Waterstaatskaart, die tot stand kwam tussen 1865 en 1891, besloeg per blad een kwart van het kaartbeeld van een blad van de eerste editie van de Topografische Kaart schaal 1:50 000. De verklarende tekst stond daarbij als randschrift om het kaartbeeld heen. Bij de tweede editie (in 1935) werd overgegaan tot verdubbeling van het kaartbeeld. Aangezien men het formaat van het kaartblad ongewijzigd wenste te laten, werd daarmee de voor het randschrift beschikbare ruimte te klein. Om dit bezwaar te ondervangen besloot men toen de gegevens, die niet meer in de rand van de kaart konden worden opgenomen provinciegewijs samen te voegen en in boekvorm uit te geven onder de titel "Provinciale beschrijving, behorende bij de Waterstaatskaart". Als eerste in deze serie verscheen in 1937 de beschrijving van de provincie Zuid-Holland; de tweede Provinciale Beschrijving van Zuid-Holland, behorende bij de vierde editie van de Waterstaatskaart, werd uitgegeven in 1967. In hun uitvoering hebben de provinciale beschrijvingen in de loop der jaren zowel inhoudelijk als uiterlijk veranderingen ondergaan; ook de onderhavige beschrijving verschilt in deze opzichten van haar beide voorgangers. Wel bevat deze derde uitgave evenals de tweede niet alleen toelichtende, maar ook, voor zover voor een goed begrip van de waterhuishoudkundige situatie nodig, aanvullende gegevens. De voorliggende beschrijving behoort bij de vijfde editie van de Waterstaatskaart. Uitgangspunten bij het opzetten van deze editie waren: — het verstrekken van zo volledig en zo actueel mogelijke waterstaatkundige en waterhuishoudkundige informatie; — het zoveel mogelijk vermijden van doublures in haar samenstellende delen. De vijfde editie bestaat uit: — de Waterstaatskaart, die per blad omvat: . de hoofd kaart; . bijkaart 1: Hydrologische Waarnemingspunterr, . bijkaart 2: Watervoorziening; — de provinciale beschrijvingen. leder product binnen dit pakket is tot op zekere hoogte afzonderlijk te raadplegen, maar bevat niet meer informatie dan voor het gebruik van het betrokken onderdeel nodig is. Op grond hiervan wordt in deze beschrijving alleen de huidige toestand weergegeven. De geschiedenis is alleen opgenomen voor zover zich na het verschijnen van de voorgaande uitgave nieuwe waterstaatkundige feiten hebben voorgedaan. Waar nodig is naar voorgaande uitgaven verwezen. Een belangrijke wijziging ten opzichte van de vierde editie is dat bij de vijfde editie iedere afwateringseenheid een eigen codenummer heeft gekregen. Dit nummer is opgebouwd uit het nummer van het buitenwater waar de eenheid op loost en het volgnummer van de eenheid. Van een watervoorzieningseenheid wordt het codenum- mer gevormd door het nummer van de bron waar de eenheid haar water van betrekt en het volgnummer van die eenheid. Het kaartbeeld van de hoofdkaart heeft ook een groot aantal belangrijke veranderingen ondergaan, waarvan de volgende hier vermelding verdienen: a. peilschalen, peilschrijvers en gegevens betreffende de watervoorziening kwamen voorheen op de hoofdkaart van de Waterstaatskaart voor. Aangezien voor beide onderwerpen afzonderlijke bijkaarten zijn verschenen, zijn zij van de hoofdkaart verdwenen; b. peilmerken van het NAP worden reeds lang door de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat op kaarten schaal 1:25 000 met bijbehorende lijsten bijgehouden en uitgegeven, waardoor de aanduiding van deze gegevens op de Waterstaatskaart overbodig is; c. voorheen werden de verharde wegen in een rose kleur weergegeven. Aangezien thans vrijwel alle wegen in Nederland verhard zijn en hun integrale weergave in rose sterk afbreuk zou doen aan de leesbaarheid van de kaart, zijn zij als een topografisch gegeven in de grijze onderdruk opgenomen; d. strand- en oeververdedigingen, strand- en kilometerpalen en hoogtecijfers zijn niet meer respectievelijk in sepia (d.i. een bruine kleur) en rood, maar in donkergrijs weergegeven; e. voor sluizen en stuwen zijn nieuwe symbolen gebruikt, die de stroomrichting van het water zichtbaar maken. Gemalen met een capaciteit groter dan 5 m3/min en rioolwaterzuiveringsinrichtingen zijn verder door een wat groter symbool dan voorheen weergegeven, waardoor de bijbehorende letters en cijfers erin kunnen worden geplaatst; f. buitenwater, dat altijd ongekleurd bleef, krijgt nu een lichte grijze tint. Al deze veranderingen te zamen hebben een rustiger kaartbeeld doen ontstaan, waardoor de leesbaarheid van de kaart aanzienlijk is verbeterd. Het aantal rubrieken van het randschrift van de hoofdkaart is teruggebracht van maximaal negen tot vijf. In de rubrieken "Verklaring der tekens", "Toelichting" en "Bladwijzer" worden de algemene zaken betreffende de vijfde editie van de Waterstaatskaart uiteengezet. De rubriek "Staat van belangrijke kunstwerken" biedt, evenals in de vierde editie, gegevens omtrent afmetingen, beheer en onderhoud van alle kunstwerken die in de hoofdwaterkering voorkomen, alsmede van de belangrijkste overige kunstwerken, die op het betreffende blad voorkomen. In de rubriek "Afwateringseenheden" van het randschrift zijn de eenheden en zo nodig hun delen en onderdelen opgenomen in volgorde van hun codering op de kaart. Voorts wordt van elk van deze gebieden nog de opper- vlakte vermeld, alsmede de plaats waar, het water waarop en het middel waarmee geloosd wordt. Wanneer eenheden op meerdere bladen voorkomen wordt tevens een opsomming van al die bladen gegeven. Nadere bijzonderheden blijven tot de strikt nodige beperkt, aangezien de provinciale beschrijvingen uitgebreidere informatie bieden. Vermelding verdient tenslotte dat bij een aanzienlijk aantal kaartbladen bladverschuivingen en bladcombinaties zijn toegepast teneinde een overzichtelijker beeld van de waterstaatkundige toestand en indeling te verkrijgen. Het totale aantal kaartbladen is hierdoor teruggebracht van 110 naar 91; voor het weergeven van het gehele Zuidhollandse gebied zijn nu 12 bladen nodig (zie bladwijzer) tegen 16 bij de vorige editie. De nieuwe bladindeting is uiteraard dezelfde voor zowel de hoofdkaart als de beide bijkaarten. Deze waterstaatkundige beschrijving is afgesloten op 1 januari 1982. Belangrijke waterstaatkundige wijzigingen, die hierna zijn ingetreden, zijn waar mogelijk in het betreffende hoofdstuk opgenomen. Voor de goede orde wordt hier ten slotte gewezen op de zgn. Waterkaart Rijkswaterstaat, waarvan de uitgifte in de zeventiger jaren is begonnen. Deze kaartserie omvat een reeks overzichtskaarten van Nederland, elk bestaande uit een noord-, een midden- en een zuidblad, schaal 1:400 000, waarop achtereenvolgens zijn weergegeven: — drie categoriën waterschappen, te weten waterschappen met een algemene taak, waterschappen belast mot de zorg voor de waterkeringen en boezem- en bemalingswaterschappen; — de zuiveringschappen en andere instanties belast met het kwaliteitsbeheer; — de afwateringseenheden; — de afwateringsgebieden; — de hoogwaterkeringen; — de watervoorzieningseenheden. Van een overzichtskaart verschijnt een nieuwe uitgave wanneer dit als gevolg van opgetreden veranderingen nodig is. Hoewel de kaartinhoud van de diverse overzichtskaarten nauw samenhangt met die van de Waterstaatskaart ca., maakt de Waterkaart Rijkswaterstaat gezien de afwijkende verschijningsfrequenties van haar kaartbladen geen deel uit van een editie van de Waterstaatskaart. 1. INLEIDING De voorgaande beschrijving van de provincie ZuidHolland, behorende bij de Waterstaatskaart werd uitgegeven in 1967. In vergelijking tot deze beschrijving is de inhoud van de voorliggende beschrijving sterk veranderd. In hoofdstuk 2 (Algemeen) wordt een indeling van het in deze provincie voorkomende buitenwater gegeven met een uitleg over het gebruikte coderingssysteem. Tevens is in dit hoofdstuk een overzicht opgenomen van het verloop van de ruilverkavelingen in Zuid-Holland vanaf 1954, het jaar waarin de eerste ruilverkaveling in deze provincie werd aangenomen. In de voorgaande beschrijving kregen de onderwerpen geologisch overzicht en bodemkundig-landschappelijk overzicht ruime aandacht, Hoewel deze onderwerpen voor het opstellen en uitwerken van waterhuishoudkundige en cultuur- en civieltechnische plannen van groot belang zijn, verschenen hier na de vorige uitgave van de Provinciale beschrijving Zuid-Holland uitvoeriger publikaties over (lit. 1, 2, 3 en 4). Gezien de goede toegankelijkheid van deze bronnen zijn de onderwerpen in deze uitgave slechts behandeld voor zover dit voor een goed verstaan van de tekst in andere hoofdstukken noodzakelijk is. In de vorige uitgave was ook een kort hoofdstuk gewijd aan de grondwaterstand in deze provincie (hoofdstuk 10). Inmiddels worden door de Dienst Grondwaterverkenning van TNO kaarten op schaal 1:50 000 over dit onderwerp uitgegeven met uitvoerige toelichtingen, reden waarom dit onderwerp in deze beschrijving verder niet is behandeld. Hoofdstuk 3 (Waterkeringen) behandelt het begrip waterkering en geeft een overzicht van het beheer van de in deze provincie voorkomende waterkeringen, terwijl ook een overzicht van de stand van de Deltawerken is opgenomen. Het hoofdstuk 4 (Afwatering) geeft een verklaring van het begrip afwateringseenheid en de wijze, waarop de eenheden op de Waterstaatskaart kunnen worden weergegeven. Een overzicht van de algemene gegevens van alle in Zuid-Holland gelegen afwateringseenheden is waar nodig per afwateringseenheid aangevuld met uitvoeriger beschrijvingen. Hoofdstuk 5 (Watervoorziening) heeft dezelfde opzet als hoofdstuk 4; een beschrijving van het begrip watervoorzieningseenheid wordt gevolgd door een algemeen overzicht van de in de provincie voorkomende watervoorzieningseenheden met eventueel een uitgebreidere beschrijving per eenheid. Een verhandeling over het waterstandsmeetnet in de rijkswateren en de beschikbaarheid van hydrologische meetgegevens is opgenomen in hoofdstuk 6 (Hydrologische Waarnemingspunten). Evenals in Zeeland bestonden in Zuid-Holland een groot aantal polders en waterschappen 1>. Werden in eerdere jaren al wat incidentele concentraties van deze bestuurslichamen toegepast, pas in 1965 werd met de structurele aanpak hiervan een aanvang gemaakt. Op 1 januari 1966 bestonden er nog 520 gereglementeerde polders en waterschappen; thans zijn er nog slechts 23. Een overzicht van het verloop van deze concentraties en de gevolgen daarvan is opgenomen in hoofdstuk 7 (Waterschappen). Tenslotte bevat hoofdstuk 8 (Wettelijke Regelingen) een overzicht van de belangrijkste wetten en reglementen, betrekking hebbend op de waterhuishouding van Nederland in het algemeen en die van de provincie ZuidHolland in het bijzonder. ') Voor een nadere beschaving van de begrippen polder en waterschap wordt verwezen naar hoofdstuk 7 bij 7.2 Waterschappen in Zuid-Holland. 2. 2.1 ALGEMEEN Bultenwater en coderingssysteem Op en in verband met de Waterstaatskaart worden onder het begrip "buitenwater" verstaan: a. de Noordzee en de Waddenzee; b. de Dollard en de Eems; c. de Oosterschelde, de Schelde en de Westerschelde; d. de Hollandsche IJssel beneden de afdamming bij Gouda; e. het IJsselmeer en de daarmee in open verbinding staande randmeren; f. het Zwolsche Diep en het Zwarte Water met de erin uitstromende wateren, elk beneden de eerste sluis respectievelijk stuw vanaf de monding; g. de Rijn en de Maas en alle rivieren en stromen, die daarmee in open verbinding staan en water daarvan afvoeren; h. alle vertakkingen, armen, inhammen, kreken, spranken, killen, havens, kanaalpanden enz., die met de onder a. t/m g. bedoelde wateren in open verbinding staan. De codenummers 001 t/m 099 zijn voorbehouden aan de buiten wateren, die op de hoofdkaart van de Waterstaatskaart in een grijze tint zijn weergegeven. Afbeelding 2.1 geeft een overzicht van de in de provincie Zuid-Holland of aan die provincie grenzende buitenwateren. Dit zijn, elk voorafgegaan door zijn codenummer: 001 Noordzee; 009 Krammer ten westen van de Philipsdam; 011 Volkerak met Krammer ten oosten van de Philipsdam; 020 Haringvliet met Vuile of Hitsertsche Gat; 021 Spui; 022 Hollandsch Diep met Zuid-Maartensgat; 025 Nieuwe Merwede; 026 Wateren in de Zuidhollandsche Biesbosch, te weten: Wantij, Kikvorschkil, Helsloot, Zoetemelkskil, Doode Kikvorschkil, Gat van de Hengst, Houweningswater en Sneepkil; 027 Hartelkanaal; 028 Oude Maas met Malle Gat en Krabbegeul; 029 Dordtsche Kil met Krabbe; 030 Nieuwe Waterweg met Beerkanaal en Calandkanaal; 031 Nieuwe Maas met Bakkerski!; 032 Noord; 033 Beneden-Merwede; 034 Boven-Merwede; 035 Hollandsche IJssel beneden de afdamming bij Gouda met Sliksloot; 070 Lek beneden de stuw bij Hagestein; 071 Lek en Neder-Rijn tussen de stuw te Hagestein en de stuw te Amerongen. De afwateringseenheden zijn ingedeeld en gecodeerd 10 naar het buitenwater waarop zij lozen. De watervoorzieningseenheden zijn op soortgelijke wijze ingedeeld en gecodeerd naar de bron waaruit zij water inlaten. In de desbetreffende hoofdstukken komen zij nader ter sprake. 2.2 Geologisch overzicht In Zuid-Holland komen alleen afzettingen uit het Holoceen (of Alluvium), hel jongste geologische tijdvak, aan de oppervlakte. Dit tijdvak is te verdelen in het Oud Holoceen, de tijd voor het ontstaan van het Nauw van Cal ais, en het Jong Holoceen, de tijd erna. Tijdens het Oud Holoceen was de Noordzee slechts een inham van de Noordelijke IJszee, die geen verbinding met het water in het zuiden had. Gedurende deze periode ontstonden de veenafzettingen in ons land, die in Holland en West-Utrecht op grote diepte liggen. Tijdens het gehele Holoceen steeg de zeespiegel, waardoor de zee zich uitbreidde. Als gevolg hiervan werden de veenafzettingen in het westen van ons land door de zee overdekt, waardoor er een laag oude zeeklei op af werd gezet. Het merendeel van het westen van Nederland zag er destijds uit als het huidige waddengebied. Er waren echter ook gebieden, waar de afzettingen van de grote rivieren de stijging van de zeespiegel wel bijhielden. Hierdoor ontstond er een rivierdelta, waar de veenvorming tussen de rivierarmen zich voortzette. De vorming van het Nauw van Calais heeft grote invloed gehad op het verdere ontstaan van ons land. De vloedstroom die hierdoor ontstond, bracht veel weringspuin, voornamelijk zand van de Kanaalkust, in noordelijke richting. Hierdoor ontstonden zandbanken, die aangroeiden tot een schoor- of strand wal. Deze strandwal bereikte bij Monster onze kust en liep door tot Alkmaar. Op deze wal vormden zich de duinen. Zo ontstond in het westen langzamerhand ons huidige landschap. Aan dit "oude duinlandschap" sloten zich vanuit zee nieuwe reeksen evenwijdig aan de kust aan. Deze werden onderling gescheiden door lange dalen, de zogenaamde duinvalleien. Het huidige oude duinlandschap ligt het meest aan de landzijde. Deze duinen blijken door uitloging van het zand door regenwater kalkarm te zijn geworden, hetgeen te zien is aan de vegetatie. Deze bestaat dan ook uit planten die weinig kalk kunnen verdragen, zoals brem en heide. Behalve de eerder genoemde strandwal was er nog één die zich vastzette aan de in de IJstijd ontstane grondmorene. Deze morene bood weerstand aan de afbraak door het zeewater en zo kon zich hier een strandwal ontwikkelen waarop eveneens het oude duinlandschap ontstond. JNDEÜNG VAM HET SUiTENVVATER GEOLOGIE HOLOCENE AFZETTINGEN : : : : : x'KRifexVwvX:!v!vrDORDriÈ™Vi' i ^"~ LEGENDA \J/f/lfl///ff//\ JONGE DUINEN OP OUDERE AFZETTINGEN VEEN OP OUDERE KLEIEN/ZANOEN L'.'v. *.\V| K'.•.'.'•'•'.•; OUDE DUINEN K V V » * ' '•! ! JONGERE KLEIEN /ZANDEN OP VEEN OP OUDERE KLEIEN/ZANDEN JONGERE KLEIEN / ZANDEN OP OUDERE KLEIEN / ZANDEN JONGERE KLEIEN/ZANDEN KET-^I OUDERE KLEIEN/ZANDEN 'ï.ty VEEN SCHAAL 1 : 600 000 Afbeelding 2.2 Geologisch overzicht Een deel van dit waddengebied werd door de strandwal afgesloten en alleen bij hoge vloed kwam nog zeewater binnen zodat oude blauwe zeeklei werd afgezet. Deze klei kwam later weer voor de dag in de droogmakerijen. Achter de strandwal verzoette het water mede door de uitmonding die de grote rivieren daar hadden. De gelegenheid tot afzetting van een veenformatie werd hierdoor geschapen. Er ontstond een hoogveen, dat nu weer onder het zeeniveau ligt, omdat de zeespiege! later weer ging stijgen. Het veen in het westen van het land wordt daarom ook wel "verdronken hoogveen" genoemd. Het strekte zich als een aaneengesloten dek uit over de 12 tegenwoordige provincies Zeeland, Zuid- en NoordHolland, het westen van Utrecht en over het westen en noorden van Friesland en Groningen. De rivieren baanden zich een weg door dit veengebied en zetten in de hogere delen van ons land rlvierklei af. Op het veengebied werden zand en klei aangevoerd. Door het wijder worden van het Nauw van Calais ging er van de getijde stromen eerder een afbrekende dan een opbouwende werking uit. Het oude duinlandschap werd vernield en de strandwal werd smaller. Ook werd het veen voor een deel weggevoerd, terwijl op het resterende veen jonge zeeklei werd afgezet, omdat de zee het veengebied weer overstroomde. Tussen Monster en Egrnond bieef het oude duinlandschap gedeeltelijk gespaard, maar het werd later grotendeels overdekt door het jonge duinlandschap. Het zand voor het jonge duinlandschap werd geleverd doordat het Nauw van Calais zich verwijdde en verdiepte. Massa's zand werden naar het noorden meegevoerd, waaruit zich in later tijden de jonge duinen ontwikkelden. de duinlandschap kwam het jonge duinlandschap tot ontwikkeling. Ten gevolge van de lage ebstanden in het zuidelijk deel van de Noordzee gingen de rivieren zich meer naar het zuiden verplaatsen. Verschillende rivierarmen verzandden en de Oude Rijn werd een zwak stroompje. Lek en Waal werden de grote rivieren, die ook nu nog het landschap in Midden-Nederland beheersen. In het westen werden de riviermonden van Rijn, Maas en Schelde breder, met als gevolg dat vele eilanden in het mondingsgebied ontstonden. Om afbraak van het land tegen te gaan, ging de mens over tot het aanleggen van dijken. Hierdoor ontstonden de kernen van de latere eilanden van Zeeland en ZuidHolland. Nieuwe stukken werden erbij ingelijfd, geulen die er doorheen liepen werden bedijkt. Zodoende kwam op den duur in het zuidwesten een landschap tot stand zoals we dat nu kennen. In het Jong Holoceen is jonge zeeklei en een jong duinlandschap ontstaan. Eveneens heeft zich veen gevormd. De in het Oud Holoceen gevormde "veen op grote diepte" en oude zeeklei is in het Jong Holoceen verder uitgebreid. Ais ergens in Zuid-Holland of Zeelarsd alle afzettingen aanwezig ztjn, vinden we van boven naar beneden: jonge klei (zeeklei of rivierklei), veen (verdronken veen), oude zeeklei en veen op grotere diepten De geologische ontwikkeling van het westen van ons land kunnen we als volgt samenvatten. In het Holoceen vormde zich veen, hetgeendoor de stijging van de zeespiegel op grote diepte kwam te liggen. Voor de toenmalige kust werd op dit veen zeeklei afgezet: de oude zeeklei. Inmiddels ontstond Het Nauw van Calais. Langs de wadden ontstond op de strandwal het oude duinlandschap. Hierachter kwam een hoogveenformatie tot ontwikkeling, waarop iater de rivieren rivierklei afzetten en de zee de jonge zeeklei deponeerde.Gedeeltelijk voor en op het ou- 2.3 Ftuilvorkavalingen algemeen Aanvankelijk begonnen ais het onderling ruilen van kavels of percelen grond teneinde een minder verspreide ligging van de gronden te verkrijgen, groeide de ruilverkaveling uit toi een geheel nieuwe inrichting van het platteland, Om alle rechten en plichten die hier het gevolg van waren zo goed mogelijk te waarborgen, werd in 1924 de hele procedure nauwkeurig vastgelegd in de Ruüverkaveiingswet, Het karakter van deze wet was uitsluitend agrarisch,Inmid- .V ' • ' * ; * '•:•. . • ' : ' : , • £ . • • ' : : • • , • • ; ; ; [ • • . . i;---:-.:::n.ij : • . : i "•" " •"• " • ' ' ' • " • • " ' . .••/•''•:' • "• • • : ! .•!iivl-'i!.»-.1i.i U.lJ ' { . ' 'j • : = '. :ïmMï Afb&ehiing 2.3 Ruilverkaveling Rijnstrêek-Zuid in uitvoering 13 dels is de Ruilverkavelingswet vervangen door een wet met een bredere doelstelling voor wat betreft de verbetering van de inrichting van landelijke gebieden, de Landinrichtingswet (Stb.1985, 299). Naast agrarische aspecten wordt in deze wet ook aandacht geschonken aan bijvoorbeeld natuur, landschap en openlucht-recreatie, Ook voor het bestaan van de Landinrichtingswet bestonden reeds wetten, gericht op de integrale aanpak van een bepaald gebied. Enkele voorbeelden hiervan zijn de Reconstructiewet Midden-Delfland en de Herinrichtingswet Oost Groningen en Gronings-Drentse Veenkoloniën. Volgens de wet zijn vier vormen van landinrichting mogelijk, te weten: a.) herinrichting, voor gebieden die naast agrarische functies ook niet-agrarische functies vervullen; b.) ruilverkaveling, voor gebieden met overwegend een agrarische functie; c.) aanpassingsinrichting, voor gebieden waarin een infrastructureel werk moet worden aangelegd (b.v, weg, vliegveld); d.) ruilverkaveling bij overeenkomst; het betreft hier een privaatrechtelijke overeenkomst tussen grondgebruikers om kavels te ruilen, waarbij weinig voorzieningen worden aangebracht. De procedure die gevolgd dient te worden bij de voorbereiding van een landinrichting is in de wet omschreven. Tijdens de uitvoering van het project speelt de Landinrichtingscommissie een centrale rol. 2.4 Ruilverkavelingen in Zuid-Holland Hoewel de eerste ruilverkavelingen in Nederland dateren uit de twintiger jaren, kwam een ruimere toepassing na 1945 pas op gang. 14 In 1954 werd in Zuid-Holland de eerste ruilverkaveling aangenomen, Het Langeveld, gelegen in het bollengebied, met een oppervlakte van ongeveer 320 ha. Ook in de jaren daarna was de animo voor ruilverkaveling nog niet groot. In 1960 bedroeg de in uitvoering zijnde oppervlakte nog maar 1830 ha. Pas in de zestiger jaren en dan speciaal in de tweede helft daarvan kwam hier verandering in. In 1969-1970 bedroeg de in uitvoering zijnde oppervlakte ruim 40 000 ha. Deze sterke toename werd vooraf veroorzaakt door het aannemen van de omvangrijke ruilverkaveling Alblasserwaard (22 720 ha) en voorts de blokken Hoeksche Waard-Noord (6370 ha) en KorendijkStrienemonde (9310 ha), alsmede nog enkele ruilverkavelingen van beperkte omvang. Omdat in sommige delen van Zuid-Holland steeds meer oppervlakte aan de land- en tuinbouw werd onttrokken voor de woningbouw en de aanleg van industrieterreinen, was de behoefte groot om het resterende deel optimaal in te richten. Ook de aanleg van nieuwe planwegen, waarbij het bestaande verkavelingspatroon ongunstig werd doorsneden, alsmede moeilijke bedrijfsomstandigheden, waren vaak aanleiding om tot ruilverkaveling te besluiten. Vanaf 1970 kwamen in uitvoering de ruilverkaveling Voorne-Putten, de Stelle op Goeree-Overflakkee, Rijnstreek-Zuid, Lopikerwaard, Vijfheerenlanden, Flakkee en Hoeksche Waard-Oost. De totale oppervlakte van deze ruilverkavelingsblokken bedraagt ca. 65 000 ha. Afbeelding 2.4 toont de stand van de in Zuid-Holland gerealiseerde en nog te realiseren ruilverkavelingen per 1 april 1982. Per 1 april 1986 is een totaal gebied van 24 500 ha opnieuw ingericht, terwijl ruim 87 000 ha nog in uitvoering is. LANDINRICHTING STAND 1-1-1982 tjBjfej L4NDJNRJCHTJNG IN VOORBEREfDJNG LANDINRICHTING IN UrTVOERiNG LANDINRICHTING TOT STAND GEKOMEN 3.1 Algemeen Onder de verzamelnaam waterkeringen vallen duinen, dijken, kaden en alle andere waterstaatswerken, die dienen om het water te keren, Voor Nederland liggen de voornaamste waterkeringen langs het fauitenwater; zie voor het begrip buitenwater paragraaf 2.1. De waterkeringen, aangegeven op de hoofdkaart van de Waterstaatskaart, zijn onderscheiden in hoofdwatorkeringen en binnenwaterkeringen. Met. hoofdwaterkeringen worden hier bedoeld alle door het Rijk of de provincie erkende natuurlijke en kunstmatige waterkeringen, die onderhouden worden orn het buitenwater in zijn natuurlijke loop blijvend te keren; zij vormen de uiterste begrenzing van het buiienwater. Overigens' doen zich situaties voor, waarin een stormvloedkering of keersluis bij dreigende gevaarlijke hoge buitenwaterstanden wordt gesloten, waarmee dan een bepaald stuk buitenwater tijdelijk wordt afgesloten van zijn monding naar de zee. Twee voorbeelden hiervan vormen de stormvloedkering bij Krimpen aan den Ussei en de Oosterscheldedam. De dijken langs zo'n water (in deze gevallen die van de Hollandsche IJssel tot aan de afdamming bij Gouda en die van de öosterschelde) noemt men "hoofdwaterkering met beperkte functie"; beperkt, omdat hun hoogwaterkerende functie af en toe kortstondig door de kering of keersluis wordt overgenomen. De officiële erkenning van een hoofdwaterkering blijkt uit haar vastlegging in een reglement of verordening. Naast deze hoofdwaterkeringen zijn er nog "ongereglementeerde hoofdwaterkeringen"; deze zijn nog niet op de hiervoor bedoelde wijze vastgelegd, maar over hun functie als hoofdwaterkering zijn alle daarbij betrokken overheidsdiensten tot overeenstemming gekomen. Binnenwaterkeringen 2ijn dijken, die binnen de hoofdwaterkering zijn gelegen en die, a. in stand worden gehouden om eventueel (door of over de hoofdwaterkering) binnendringend water te keren; b. of gelegen zijn langs bepaalde binnenwateren (boezemwateren, kanalen, stromende wateren). Vars de onder a. genoemde categorie zijn de zgn. "twee- PiiSSilÏÏ Afheeiding 3,1 Haringvlietsluizen 16 de waterkeringen" de belangrijkste, aangezien zij zich het dichtst bij de hoofdwaterkeringen bevinden. In verreweg de meeste gevallen zijn deze tweede waterkeringen voormalige hoofdwaterkeringen, welke die hoedanigheid verloren toen een voorliggende inpoldering gereed kwam, Alle tweede waterkeringen zijn als zodanig op de kaart aangegeven; met de overige binnenwaterkeringen is dit niet het geval. De zogeheten "inlaagdijken" (die in de provincie Zeeland veel voorkomen) zijn geen tweede waterkerfngen, maar "reservedijken", die op hooguit enkele meters afstand liggen van de eigenlijke dijk. Zij zijn in het algemeen aangelegd vanwege de ernstige bedreiging, waaraan de voorliggende dijk is blootgesteld, gezien de aanval op en aantasting van de (voor)oever ter plaatse; de inlaag (het gebied tussen de inlaagdijk en de eigenlijke dijk) is veelal een (t.b.v. de inlaagdijk) ontkleid gebied, dat buiten de aanliggende polder valt. Iniaagdijken maken deel uit van de hoofdwaterkering. Op de Waterstaatskaart staan in sepia aangegeven al die waterkeringen (hoofdwaterkeringen en tweede waterkeringen), die in reglementen en verordeningen zijn vastgelegd. Daarbij zijn twee tekens gebezigd, waardoor onderscheid wordt gemaakt tussen de eigenlijke hoofdwaterkeringen enerzijds en tweede waterkeringen en inlaagdijken anderzijds (ofschoon naar vermeld de laatste twee categorieèn niet zonder meer vergelijkbaar zijn). De ongereglementeerde hoofdwaterkeringen zijn in donkergrijs aangegeven. De overige binnenwaterkeringen staan alleen in de (topografische) onderdruk op de Waterstaatskaart. 3UKVAK GEREED IN 1989 en do Vijlhoureiilatnicjn 3.2 Waterkeringen in de provincie Zuid-Holland De waterkeringen in de provincie Zuid-Holland zijn van oudsher grotendeels bij de waterschappen in beheer en onderhoud, zij het dat deze taken voor sommige delen ervan bij het Rijk en voor andere bij de provincie, gemeenten of particulieren berusten. Het rijksbeleid met betrekking tot het beheer van de waterkeringen langs de kust is vastgelegd in de regeringsnota "Het beheer van de waterkeringen langs de Nederlandse kust" (lit, opg, 5). In deze nota wordt ervan uitgegaan dat het beheer van de hoofdwaterkeringen langs de Nederlandse kust in beginsel bij voldoende draagkrachtige waterschappen dient te berusten. Indien langs bepaalde kustvakken bijzondere omstandigheden dit verhinderen, moeten de waterkeringen in deze kustvakken in rijksbeheer worden genomen. Door de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen is een inventarisatie gemaakt van het bestaande stelsel en zijn aanbevelingen gedaan betreffende het Instand-houden en eventueel verbeteren van dit stelsel {lit. opg. 7). De rijksreglementen met betrekking tot de hoofdwaterkeringen zijn het Rijkszeeweringenreglement en het Rijksrivierdijken reglement. Het Rijkszeeweringenreglement, vastgesteld bij Koninklijk Besluit (KB) van 22 december 1937 en laatstelijk gewijzigd bij KB van 18 augustus 1977, bevat bepalingen van politie( = beleid) op het gebruikmaken van enige zeeweringen, dijken, dammen en verdere werken onder het beheer van het Rijk. Het Rijksrivierdijkenreglement, vastgesteld bij KB van 23 juli 1937 en laatstelijk gewijzigd bij KB van 7 mei 1968, bevat bepalingen van politie betreffende enige dijken, dammen en kaden, onder het beheer van het Rijk, en voor wat betreft het baggeren, graven en slikken langs die werken. Voorts wordt er nader in omschreven op welke zeeweringen, dijken, kaden, kunstwerken en andere objecten deze reglementen van toepassing zijn. De waterkeringen, waarvan de instandhouding bij de waterschappen berust, zijn vastgelegd en nader omschreven in reglementen, die door de Provinciale Staten voor elk der betreffende waterschappen zijn vastgelegd; zie ook hoofdstuk Waterschappen onder paragraaf 7.2.1. Bijlage 1 geeft een overzicht van de hoofdwaterkeringen in Zuid-Holland naar beheer en onderhoud. De verschillende kleuren, waarin de delen van het tracé van de hoofdwaterkeringen zijn afgedrukt, geven aan welke instantie — Rijk, provincie, waterschap, gemeente of particulier — belast is met het beheer en onderhoud van die delen. Aangezien de situatie van de hoofdwaterkeringen in ZuidHolland nauw verband houdt met de voortgang der werken ingevolge de Deltawet, is een korte samenvatting hiervan in paragraaf 3.4 opgenomen. Een overzicht van de stand der Deltawerken in Zuid-Holland biedt afbeelding 3.4 Toelichting op tabel 1 Afbeelding 3.2 Versterking Lekdijken Tabel 1 geeft een overzicht van het beheer van de in de provincie Zuid - Holland gelegen hoofdwaterkeringen. 17 Tabel 1: Beheer van de In Zuid - Holland gelegen hoofdwaterkerlngen nummer beheerder onderbroken door kunstwerk DE HOOFDWATERKERING TUSSEN RIJNLAND EN DE NOORDZEE 1 Hoogheemraadschap van Rijnland DE HOOFDWATERKERING TUSSEN DELFLAND EN DE NOORDZEE 2 Hoogheemraadschap van Delfland keer-/spuisluis DE HOOFDWATERKERING TUSSEN DELFLAND EN DE NIEUWE WATERWEG 3 Hoogheemraadschap van Delfland e coupure keersluis keer-/uitwateringssluis schut-Zuitwateringssluis (de sluis is buiten gebruik) keersluis a b schut-/uitwateringssluis twee keersluizen a b c d e f schutsluis schutsluizen keersluis schuWkeersluis diverse coupures drie coupures a b c d DE HOOFDWATERKERING TUSSEN DELFLAND EN DE NIEUWE MAAS 4 Hoogheemraadschap van Delfland DE HOOFDWATERKERING TUSSEN SCHIELAND EN DE NIEUWE MAAS 5 Hoogheemraadschap van Schieland DE HOOFDWATERKERING TUSSEN SCHIELAND EN DE HOLLANDSCHE IJSSEL Hoogheemraadschap van Schieland diverse coupures schutsluis dertig coupures DE HOOFDWATERKERING TUSSEN RIJNLAND EN DE HOLLANDSCHE IJSSEL 7 Hoogheemraadschap van Rijnland schutsluis keersluis schuWuitwateringssluis keersluis DE HOOFDWATERKERING TUSSEN DE NIEUWE MAAS EN DE HOLLANDSCHE IJSSEL 8 Rijk a DE HOOFDWATERKERING VAN ROZENBURG 9 18 waterschap de Brielse Dijkring — stormvloedkering en schutsluis DE HOOFDWATERKERING VAN VOORNE-PUTTEN 10 waterschap de Brielse Dijkring a b c d schutsluis keersluis schutsluis coupure a b Haringvlietsluizen schutsluis a b schut-/ uitwateringssluis keersluis coupure keersluis keer-/uitwateringssiuis keersluis coupure DE HARINGVLIETDAM 11 Rijkswaterstaat DE HOOFDWATERKERING VAN GOEREE-OVERFLAKKEE 12 waterschap Goeree-Overflakkee c d e f g DE GREVELINGENDAM 13 Rijkswaterstaat schutsluis (in Zeeland gelegen) DE VOLKERAKDAM 14 Rijkswaterstaat a b jachtsluis schutsluizen (in Noord-Brabant gelegen) a b c d twee coupures twee coupures coupure coupure a coupure coupure coupure coupure keersluis keer-/uitwateringssluis schutsluis keersluis DE HOOFDWATERKERING VAN HET EILAND DE TIEN GEMETEN 15 BV Maatschappij tot exploitatie van onroerende goederen "Eiland de Tien Gemeten" DE HOOFDWATERKERING VAN DE HOEKSCHE WAARD 16 waterschap De Groote Waard b c d e f 9 h DE HOOFDWATERKERING VAN HET EILAND VAN DORDRECHT 17 waterschap De Groote Waard DE HOOFDWATERKERING VAN IJSSELMONDE EN PERNIS 18 waterschap IJsselmonde 19 nummer beheerder onderbroken door kunstwerk DE HOOFDWATERKERING VAN DE STORMPOLDER 19 Stormpolder DE HOOFDWATERKERING VAN DE KRIMPENERWAARD 20 Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard a b c d e f g h j k I m n o p q r s coupure schut-/keersluis twee coupures coupure twee coupures coupure coupure coupure coupure coupure coupure coupure twee coupures twee coupures keer-/uitwateringssluis keer-/uitwateringssluis schutsluis schutsluis a b c d e f g h j k I m n o p q r s t u v w x y schutsluis coupure schutsluis coupure coupure schut-/uitwateringssluis schutsluis schut-/uitwateringssluis coupure keer-/uitwateringssluis keer-/uitwateringssluis coupure coupure coupure twee coupures coupure coupure coupure coupure coupure coupure coupure schutsluis coupure DE HOOFDWATERKERING VAN DE ALBLASSERWAARD 21 Hoogheemraadschap Groot-Alblasserwaard In de hoofdwaterkering van de Alblasserwaard bevinden zich in totaal nog 324 coupures van diverse afmetingen. Zie voor een globale plaatsaanduiding van deze kunstwerken het blad Gorinchem - West 38. 22 Polderdistrict Tielerwaard a b c d 20 schut-/ keerslws schut-/keersluis keersluis coupure mmmm • • •&••••• • W. il1:;:. ' .•: i W 'ïï..- , 'P Vti rJ" i P;:!::Ï:.-/ ':\^'^:,J : ; V# : ; V KV;. ' M::::.^:1:."1-..:1. ^;. •. :;•:•:• • •• :;;;•;:;:- :;s::::":";y:::i,::.' - •,.•:::;::••. • •::::•: :•• ' •:•• • ! : V h ^ ^ ! i , •::II.^:::I^; . * * • Afbeelding 3.3 Verbeterde dijk langs de Lek Zij zijn ingedeeld volgens de nummering, zoals deze is aangegeven op bijlage 1, "Hoofdwatei'keringen en waterschappen in Zuid - Holland". Kunstwerken die de hoofdwaterkering geheel onderbreken, zijn op deze bijlage aangegeven; een nadere omschrijving van deze kunstwerken is in deze tabel opgenomen, in alle in Zuid - Holland voorkomende gevallen berust het beheer over deze kunstwerken bij dezelfde instantie ala die welke belast is met het beheer van het betreffende deel van de hooMwaterkering. 3.3 Duinen In het hoofdstuk Geologie is het ontstaan van het oude duinlandschap al beschreven. Dit oude duinlandschap, zoals het werd genoemd, bestond slechts uit een aantal zandbanken die echter in het geheel niet leken op onze tegenwoordige duinen. Door verstuiving van het zand zullen zonder twijfel wel dulntjes op de banken zijn ontstaan, maar de hoogte van de duinen zoals ze er nu uitzien bereikten ze nooit, De Jonge duinen ontstonden zoais eerder gezegd uit verstuiving van de enorme hoeveelheden zand, die aangevoerd werden uit het zuiden. Dit gebeurde omdat het Nauw van Calais zich verwijdde en verdiepte, waardoor de getijstromen in kracht toenamen. Gevolg hiervan was, dat het oude duiniandschap langs de fcüst van België werd vernield en hef zand in noordelijke richting werd verplaatst. Dit verplaatste zand begon noorderlijker een nieuwe kust te vormen, bestaande uit hogere "echte" duinen. Deze nieuwe kustlijn kwam iets westelijker te liggen. Sn en om Den Haag liggen nog enkele oude duinruggen. Ze beginnen bij Terheyden aan Zee als een brede strook, die zich van de kust verwijdert, over Loosduinen loopt en zich in Den Haag in twee ruggen splitst, die evenwijdig aan elkaar tot Wassenaar doorlopen. Hierachter ijgt bij Voorburg nog een derde rug parallel aan de twee andere. Op deze ruggen zijn de eerste wegen aangelegd en tevens is hiervan gedbruik gemaakt voor de bouw van o.a. het Binnenhof. Even ten noorden van Wassenaar eindigen de oude duinen, omdat het kleigebied van de Oude Rijn hef gebied in bezit heeft genomen. Tussen Katwijk Binnen en Katwijk aan Zee treffen we wel duinen aan, maar deze behoren tot het jonge dutniandschap dat later de tot aan zee reiken de kleistrook heeft bedekt en ook de rivier afdamde. Ten noorden van Leiden komt het oude duinlandschap terug en tussen deze stad en Haarlem liggen weer enkele duinrijen, onderbroken door een strandvlakte. De duinen vormen naast de door de mens aangelegde werken een natuurlijke hoofdwaterkering ter beveiliging van het land. öm de duinstrook als hoofdwaterkering te kunnen behouden, kan hef noodzakelijk zijn het voorliggende strand tegen afslag te behoeden. In verband hiermee zijn in de laatste eeuwen verschillen- 21 de vormen en systemen van strandverdediging ontworpen en toegepast. Lang heeft men getracht de plaatselijk optredende kust-erosie tot staan te brengen door de aanleg van strandhoofden, die loodrecht op de kust staan. De huidige opvattingen gaan uit naar meer flexibele methoden van verdediging, zoals het kunstmatig aanvoeren van zand (de zgn. zandsuppletie) of hel bevorderen van de sedimentatie van zand met behulp van paalschermen. Behalve ais hoofdwaterkering doen de duinen ook dienst als infiltratiegebied voor de drinkwatervoorziening. 3.4 Deltawerken Tussen de beide wereldoorlogen in werd men zich ervan bewust dat er meer aan de bescherming van Zeeland en de Zuidhollandse eilanden tegen de binnendringende zee moest worden gedaan. Verschillende studies werden in overweging genomen, tot een besluit kwam men echter niet. De watersnoodramp van 1 februari 1953 dwong tot handelen en op 18 februari 1953 werd de Deltacommissie door de Minister van Verkeer en Waterstaat geïnstalleerd. Deze commissie kreeg tot taak na te gaan welke waterstaatstechnische voorzieningen getroffen dienden te worden ten einde een herhaling van een dergelijke ramp te voorkomen. Op 16 november 1955 werd een ontwerp Deltawet bij de volksvertegenwoordiging ingediend, die op 8 mei 1958 werd aangenomen. Besloten werd toentertijd tot uitvoering van de volgende werken: a. hoofdafsluitdammen in het Haringvliet, het Brouwershavensche Gat, het Veersche Gat en de Oosterschelde; b. secundaire dammen in de Grevelingen, de Zandkreek en het Volkerak; c. verhoging van de hoofdwaterkeringen zowel in Zeeland als langs de Nieuwe Waterweg en de daarmee in open verbinding blijvende wateren; d. verhoging van de hoofdwaterkering langs het overige deel van de kust met inbegrip van die van de Waddeneilanden; 22 e. beweegbare stormvloedkering in de mond van de Hollandsche IJssel; f. aanpassing van de waterstaatswerken aan de ontstane situatie. Zie voor de onder a. t/m e. genoemde werken ook afbeelding 3.4, waarop tevens de stand der werken per 1-1-1982 is aangegeven. Thans, ruim 25 Jaar nadat deze gigantische projecten werden ontworpen, is het merendeel ervan gerealiseerd. De hoofdafsluitdammen in het Veersche Gat, het Haringvliet en het Brouwershavensche Gat kwamen gereed in respectievelijk 1961, 1970 en 1971. Nadat men in april 1969 al een begin had gemaakt met de uitvoering van de afsluitingswerkzaamheden in de Oosterschelde werd in 1976 alsnog besloten om af te zien van een totale afsluiting van deze zeearm en in plaats hiervan een afsluitbare stormvloedkering te bouwen, bestaande uit een pijlerdam met 62 schuiven. Hoewel de afwerking van de Oosterschelde nog enige jaren in beslag zal nemen, vond de feitelijke afsluiting in 1986 plaats. De secundaire dammen in de Zandkreek, de Grevelingen en het Volkerak kwamen gereed in respectievelijk 1960, 1964 en 1969. De beweegbare stormvloedkering in de mond van de Hollandsche IJssel was reeds in 1958 gereed gekomen, zij het met één stel schuiven. Het tweede stel is in 1976 geplaatst. Als laatste in de reeks afsluitingen en tevens deel uitmakend van de compartimenteringswerken, werd in 1987 de Philipsdam voltooid. Ter verkrijging van de voor Zuid-Holland beoogde veiligheid worden eveneens — de kusten van Goeree, Voorne, Rijnland en Delfland versterkt, alsmede die — van een aantal hoogwaterkeringen langs de Nieuwe Waterweg en daarmee in open verbinding staande wateren. Verwacht wordt dat de totale deltawerken in het jaar 1990 voltooid zullen zijn, zodat voor het gehele land een goede bescherming tegen een herhaling van een watersnoodramp zoals in 1953 aanwezig is. WATERKERINGEN - '-->^!, _^s =£>"*-..=*- "- 'y^i^^ - •- WERKEN INGEVOLGE DE DELTAWET STAND 1-1-1982 | '";A| LEGENDA HOOFDAFSLUITING MET JAAR VAN VOLTOOIING ü = = GEREED NEVENAFSLUrTJNG MET JAAR VAN VOLTOOIING ^ = r GEREED IN UITVOERING DUKVERBETERiNGEN ^ ^ ^ GEREED •_••*• IN UITVOERING '-" OVERIGE WATERKERINGEN 1 > v/ W^^^ I y\y^jfj'\- .... ••.- ' ^ \ >' 4.1 Algemeen Ten aanzien van de afwatering is het grondgebied van Nederland in afwateringseenheden ingedeeld en als zodanig op de hoofdkaart van de Waterstaatskaart weergegeven. Aard en vorm van de afwatering8eenheid worden in hoofdzaak bepaald door de wijze van lozing (enkelvoudig of meervoudig) op het buitenwater1 en de waterstaatkundige toestand van de erin gelegen gronden, alsmede door de ligging (binnen of buiten) r.o.v. de hoofdwaterkering; zie voor het begrip hoofdwaterkering paragraaf 3.1. De manier van weergave van de eenheden op de hoofdkaart is afhankelijk van de waterstaatkundige toestand. De bijlagen 4a en 4b tonen de meest voorkomende wijzen van weergave. Bij de verdere beschrijving van de eenheden is ter verduidelijking naar de figuren op deze bijlagen verwezen. Een afwateringseenheid is een gebied dat een stelsel van oppervlaktewateren en/of riolen met de erop lozende gronden omvat en rechtstreeks op het buitenwater afwatert; zie voor het begrip buitenwater paragraaf 2.1. Elke afwateringseenheid is op de kaart aangeduid met een eigen kleur; de grens van de eenheid is door een brede bies; (1,8 mm) in de kleur gemarkeerd (zie de figuren 1 en 4). De buiten de hoofciwaterkenng gelegen gebieden en eenheden worden uitsluitend in de geelgroene kleur weergegeven (zie de figuren 13 en 14). De afwateringseenheden hebben eik een vast nummer, dat samengesteld is uit het nummer van het buitenwater waarop de afwateringseenheid loost en het volgnummer van de afwateringseenheid. Per buitenwater zijn de erop lozende afwateringseenheden opeenvolgend genummerd. Voorbeeld: afwateringseenheid 035-08 (Ringvaar? van de Zuidplaspolder) loost op buitenwater 035 (Hollandsche Ussel) en heeft binnen de groep afwateringseenheden die op buiteowater 035 loost het volgnummer 08. Delen en onderdelen (zie voor een nadere uitleg van de beide begrippen onder a, Afwateringseenheid naai oppervlaktewateren) krijgen eveneens een nummer indien ze in een afwijkende kleur zijn aangegeven of uit belangrijke kanaalpanden bestaan. Dit nummer wordt gevormd door het nummer vars de afwateringseenheid waartoe het gebied behoort en het eigen volgnummer. Voorbeeld: hel gebied 001-20.04 (Amstelland) loos! indirect op buitenwater 001 (Noordzee), is een deel van afwateringseenheid 001-S0 (Noordzeekanaal) en heeft binnen deze afwateringseenheid het volgnummer 04, (Een afwateringseenheid kan op twee of meerdere buitenwateren lozen. Wanneer dat op gelijkwaardige wijze gebeurt, d.w.z. wanneer de eenheid zowel op het ene als op het (de) andere buitenwater (-wateren) loost via een hoofdlozingspunt, dan krijgt de eenheid een nummering volgens die buitenwateren. Voorbeeld: de eenheid Rijnland loost gelijkwaardig zowel op de Noordzee (001) als op de Hollandsche Ussel (035) en heeft dan ook een nummering volgens beide buitenwateren, tw. 001-18 en 035-10. Is de lozing dusdanig, dat er sprake is van één hoofdiozingspunt en één of meerdere hulpiozingspunten, dan wordt de eenheid alleen genummerd volgens net buitenwater waarop de hoofdlozirtg plaatsvindt. Voorbeeld: de eenheid Noordzeekanaal loost op de Noordzee (001). In voorkomende gevallen kan de eenheid echter ook lozen via het Markermeer (054), Aangezien dit laatste alleen in uitzonderlijke gevallen gebeurt, is het hoofdlozingspunt van deze eenheid gelegen bij de Noordzee en is de eenheid genummerd 001-20. * • • • ? • • : : , / i Afbeelding 4,1 24 Bleiswijkse Verlaat Voor wat betreft de afwateringseenheden, die geheel buiten de hoofdwaterkering zijn gelegen en voornamelijk voorkomen langs de oevers van de grote rivieren, is aan het nummer een getal toegevoegd, dat in principe tevens kenbaar maakt langs welke oever de afwateringseenheid is gelegen. Rekening houdend met de stroomrichting van het betreffende buiten water is dat getal voor de afwateringseenheden gelegen aan de rechteroever 98 en voor die aan de linkeroever 99. Voorbeeld: afwateringseenheid 022-98-02 heeft binnen de groep buiten de hoofdwaterkering gelegen afwateringseenheden die op buitenwater 022 loost het volgnummer 02 en ligt aan de rechteroever (98) van dit buitenwater. Van In uitvoering zijnde ruilverkavelingen, ontwateringsplannen en dergelijke is het plan van wegen en waterlopen in de bestaande topografie opgenomen en is, indien mogelijk, de toekomstige waterstaatkundige indeling aangegeven. Hierbij dient echter rekening te worden gehouden met wijzigingen in de plannen tijdens de uitvoering van het project. De oppervlakten van de gebieden zijn in de kaart gemeten; gebieden groter dan 50 ha zijn afgerond op 5 ha, voor gebieden kleiner dan 50 ha is de oppervlakte afgerond op hele hectares. De afwateringseenheden die op hetzelfde buitenwater lozen, vormen te zamen het afwateringsgebied van het betreffende buitenwater. De afwateringseenheden zijn, naar het stelsel waarmee ze op het buitenwater lozen, te onderscheiden in "afwateringseenheden naar oppervlaktewateren" en "gerioleerde afwateringseenheden". In het kaartbeeld zijn de afwateringseenheden naar oppervlaktewateren gemakkelijk van de gerioleerde afwateringseenheden te onderscheiden, doordat zij respectievelijk even en oneven genummerd zijn. naast elkaar zijn gelegen, dan worden zij door tintverschillen van elkaar onderscheiden (zie figuur 2); de onderdelen zijn bovendien omgeven door een smalle bies (zie figuur 3). Wanneer een onderdeel direct op een ander onderdeel loost, dan wordt van het onderdeel dat het water ontvangt de smalle bies iangs de gemeenschappelijke grens weggelaten (zie figuur 3). De overgang van een gebied met een horizontale waterstand naar een gebied met een hellende waterstand wordt aangegeven door een smalle blokbies in de kleur van de afwateringseenheid (zie figuur 12). Het kan voorkomen, dat terwille van de duidelijkheid brede en smalle biezen gedeeltelijk worden weggelaten of versmald (zie figuur 23). Om dezelfde redenen kunnen delen en/of onderdelen in een kleur worden aangegeven die afwijkt van die van de afwateringseenheid. In dit verband krijgen zij in die kleur een smalle bies en worden enigszins als een afwateringseenheid beschouwd, waarbij de inliggende gronden eveneens te onderscheiden zijn in een direct lozend gebied, delen en onderdelen; de brede bies van de feitelijke afwateringseenheid blijft echter langs de gehele grens in de eigen kleur gehandhaafd (zie de figuren 17 en 23). a. Afwateringseenheid naar oppervlaktewateren Een afwateringseenheid naar oppervlaktewateren is een gebied dat via een stelsel van oppervlaktewateren rechtstreeks op het buitenwater loost. Zoals eerder beschreven heeft iedere afwateringseenheid een eigen kleur. De eenvoudigste vormen van een afwateringseenheid zijn in de figuren 1 en 4 weergegeven. In beide gevallen lozen de gebieden in hun geheel direct op het buitenwater, zijn daardoor ongekleurd, terwijl de inliggende wateren in de kleur van de afwateringseenheid worden aangegeven. Indien in een afwateringseenheid het overtollige water trapsgewijs wordt afgevoerd, dan zijn de erin gelegen gronden te onderscheiden in een direct op het buitenwater lozend gebied en één of meer indirect op het buitenwater lozende gebieden. De indirect op het buitenwater lozende gebieden worden de delen van de afwateringseenheid genoemd (zie de figuren 2 en 5). In een deel kunnen dan ook weer één of meer onderdelen onderscheiden worden. Een onderdeel loost via het deel waartoe het behoort (zie de figuren 3 en 6). Het direct op het buitenwater lozend gebied blijft te allen tijde ongekleurd. Delen en onderdelen met een hellende waterstand zijn eveneens ongekleurd, doch begrensd door een smalle bies in de kleur van de afwateringseenheid (zie figuur 6). Delen met een horizontale waterstand worden aangegeven als een volgekleurd vlak in de kleur van de afwateringseenheid. Wanneer meerdere delen Afbeelding 4.2 "Bosman" molen Gebieden die buiten de hoofdwaterkering zijn gelegen worden in de geelgroene kleur aangegeven; de figuren 13 en 14 tonen respectievelijk een buiten de hoofdwaterkering gelegen afwateringseenheid en een buiten de hoofdwaterkering gelegen deel van een afwateringseenheid. De wateren die tot de volgekleurde gebieden behoren zijn in grijs aangegeven; in de ongekleurde gebieden hebben zij de kleur van de betreffende afwateringseenheid of van de delen en onderdelen die, zoals boven omschreven, met een afwijkende kleur zijn aangegeven. Met kan voorkomen, dat een gebied meerdere lozingspunten heeft. In een dergelijk geval wordt het iozingspunt met de grootste capaciteit als hoofdlozing aangemerkt en wordt aan de hand hiervan de aard (afwaterings- 25 eenheid, deel of onderdeel) van het gebied bepaald; bij de andere lozingapunten wordt dan de letter h (== hulplozing) geplaatst {zie de figuren 15 en 16), Een gebied met een hellende waterstand dat gelijkwaardig zowei rechtstreeks op het buitenwater loost als op ©en andere afwateringseenheid, is enerzijds een zelfstandige afwateringseenheid met een eigen kleur en anderzijds een deel van de andere afwateringseenheid. Het gebied wordt aangegeven door een brede geblokte bies in do eigen kleur en in de kleur van de afwateringseenheid waarop wordt geloosd {zie figuur 18). Indiërs deze situatie betrekking heeft op een gebieci met eert horizontale waterstand, dan krijgt het gebied tevens een arcering volgens het ongekleurde direct op het buitenwater lozend© gebied van de afwateringseenheid en volgens een volgekleurd deei van de afwateringseenheid waarop wordt geloosd (zie figuur 19), Ten aanzien van onderdelen, die nagenoeg in gelijke mate naar verschillende delen afwateren, zijn de biezen en volgekleurde gebieden in de kleuren (tinten) van de betreffende delen gearceerd (zie figuur 20). Het zelfde geldt voor onderdelen d/e zowel op ongekleurde als volgekleurde gebieden afwateren (zie figuur 21), b. Genoteerde a fwa toringseenheden Een gebied, waarvan het overtollige hemelwater al of niet te zamen met het afvalwater door middel van een rioolstelsel rechtstreeks op het buitenwater loost, wordt een gerioleerde afwaterïngseenheid genoemd. Zij wordt beschouwd als een op zich zelf staande afwateringseenheid, waarin de voornaamste hoofd-, stem- of moorriolen door middel van een stippellijn in de kieur van de afwate- Afbeelding 4.3 Rioolwaterzuiveringsinstallatie te Leiden ringseenheid worden weergegeven. Afhankelijk van de wijze van afvoer van het hemelwater en afvalwater kunnen de genoteerde afwateringseenheden onderscheiden worden in eenheden met een gemengd stelsel en eenheden met een gescheiden stelsel {2ie de figuren 7 en 8). De oppervlakte van hel gebied wordt bepaald door de gronden waarvan en het rioolstelsel waarmee het hemelwater wordt afgevoerd. Bij een gescheiden stelsel wordt het rioolstelsel dat het hemelwater afvoert aangegeven in de kleur van de afwateringseenheid; het stelsel dat het afvalwater afvoert wordt in rood aangegeven, doch krijgt geen begrenzing (?.ie figuur 7). Om tekentechnische redenen wordt in sommige gevallen alleen de riolering (hoofdriool) aangegeven. Dit geschiedt bijvoorbeeld bij een lintbebouwing en bij kleine, buiten de kern van het gerioleerde gebied gelegen bebouwingen. In een gerioleerde afwateringseenheid worden geen gerioleerde delen en onderdelen onderscheiden. In een gerioleerde afwateringseenheid kunnen echter wel gebieden voorkomen met een horizontale en/of een hellende waterstand die via het rioolstelsel afwateren en als zodanig delen en/of onderdelen van de afwateringseenheid vormen {zie figuur 9). Evenzo kan een gerioleerd gebied lozen op oppervlaktewater en deel uitmaken van een afwateringseenheid naar oppervlaktewateren {zie figuur 10). Gerioleerde gebieden zijn bij een gemengd stelsel altijd ongekleurd weergegeven, bij een gescheiden stelsel kunnen zij volgekleurd zijn in de kleuren en tinten van de gebieden, waarop zij lozen. Gerioleerde gebieden die een gemeenschappelijk lozingspunt hebben op het buitenwater, vormen te zamen één gerioleerde afwateringseenheid (zie figuur 11). Tabel 2: Algemene gegevens der afwateringseenheden nummer 000-04* 001-01* 001-08* 001-10" 001-12 001-14 001-16* 001-18* 001-20* 009-02* 011-03* 011-05 011-06* 011-08* 011 -10 011-12* 011-14 020-01 020-02* 020-03 020-04* 020-05 020-06 020-08 020-10 020-12 020-14 020-16* 020-18 020-20 020-22* 020-98-01 020-98-02 020-98-04 020-98-06 020-98-08 02-98-10 020-98-12 020-98-14 020-98-16 020-99-02 020-99-04 020-99-06 021-01 * 021-02 naam Oude Nieuwland Geriol. geb. van 's-Gravenhage c.a. GreveJingenmeer Zuiderdiep Ontzittingsgebied (H.v.Holland) Ontziltingsgebied (Monster) Delfland Rijnland Noordzeekanaal Grevelingenmeer Ger.geb. van Oude-Tonge c a . Ger. geb. van Ooltgensplaat Oudeland van Oude Tonge Krammerse Polders Aymon-Louisepolder Galathee- en Mariapolder Oudeland Ger.geb. van Zuid-Beijerland Kanaal door Voorne Ger. geb. van Den Bommel Oudenhoorn Ger.geb. van Stad aan 't Haringvliet Den Hitsert Westerse Polder - west Oude Polder Gecombineerde Midden pokter Brienenswaard Bommelse Polders Nieuwe Stad en Lieve Vrouwenpolder Jobopp Havens van Middelharnis en Sommelsdijk Ger.geb. van Hellevoetsluis -west en -oost Westelijke buitengracht van Hellevoetsluis Voormalige marinehaven Buitenpolder aan de Zuidlandse zeedijk 's Lands bekade Gorzen Tiendgorzen Westerse Laagjes Oosterse Laagjes Schutskooipolder Westplaatbuitengronden Griendweipolder - west Griendweipolder - oost Ger.geb. van Zuidland c a . Oud- en Nieuw-Schuddebeurs lozingsmiddel (op het buitenwater) gemaal rioolgemaal en 2 persl. spuistuis uitwateringssluis gemaal gemaal gemaal en spuisluis gemaatfuitwaterïngssluis gemaai/spuisluis schut- tevens uitw.siuis rioolwatenzuiv.inrichting rioolgemaal uitwateringssluis gemaal uitwateringssl uis gemaal gemaal rioolgemaal/persleiding gemaal Gorzeman rioolgemaal/persleiding gemaal rioolgemaal/persleiding gemaal De Eendracht gemaal gemaal gemaal gemaal gemaal gemaal/persleidi ng gemaal schutsluis/gemaal rioolgemaal uitwateringssluis keersluis windmolen/gemaal uitw .sluis/windmolen uitw.sluis/windmolen gemaal gemaal windmolen gemaal uitw. si uis/windmolen uitw.sluis/windmolen rioolwaterzu iv.inrichti ng gemaal De Volharding afwateringseenheid naar oppervlaktewateren gerioleerde delen/onderdelen afwateringseenheid poldergebied gerioleerd gebied direct natuurlozend lijk gezui- ongehoge gezui- ongein Zuidlozend bemalen verd zuivert gronden verd zuiverd totaal Holland 80 359 19 — — — 260 — — 359 6460 6460 — — — — — — 6460 18365 10520 14200 3907 — 37 — 221 — 430 6635 7978 313 240 360 7978 10 25 3900 17100 5995 14200 — 1177 1160 15186 — — — 21602 84140 66639 3907 — 37 — — — 270 175 — — — — — — — — — — — 95 8130 14675 — 193 1200 25945 221 — — 7 1050 70 1245 605 122 45 1794 445 — 50 105 — — — — — — — — 40 50 11121 438 865 20 285 375 20 1665 4370 81 19 44 350 255 1410 285 330 6 35 599 — — 2887 175 21 5 10 36 75 30 70 38 4 105 8 9 76 420 1210 10 25 26967 112000 128615 18365 122 45 1801 1495 70 1295 710 40 12474 20 680 19 6116 255 44 385 255 1410 285 929 3068 21 5 10 36 75 30 70 38 4 105 8 9 76 1630 10 25 26967 70100 1960 10520 122 45 1801 1495 70 1295 710 40 12474 20 680 19 6116 255 44 385 255 1410 285 929 3068 21 5 10 36 75 30 70 38 4 105 8 9 76 1630 nummer 021-03 021-04 021-07 021-98-02 021-98-04 021-98-06 021-98-08 021-98-10 naam Ger.geb. van Oud-Beijerland Oosterse Gorzen Ger.geb. van Oud-Beijerland - west Polder Beningerwaard Polder Zuidoord Polder ten oosten van Pr. Zuidoord Polder Buitengorzen voor Polder Velgersdijk Westzijde Polder de Gorzen voor NieuwSchuddebeurs 021-98-12 Oostzijde Polder de Gorzen voor NieuwSchuddebeurs 021-98-14 Polder ten zuiden van polder De Oude Uitslag van Putten 021-98-16 Polder ten westen van de Beren plaat 021-99-02 's Lands bekade Gorzen -west 021-99-04 's Lands bekade Gorzen -oost 021-99-06 LeenheerenpoJder 021-99-08 Poldertje ten noorden van de Leenheerenpolder 021-99-10 Poldertje lozende op de haven van Goudswaard 021-99-12 Poldertje lozende op de haven van Goudswaard 021-99-14 Polder ten noordwesten van Nieuw-Beijerland 021-99-16 Poldertje ten noorden van Nieuw-Beijerland 021-99-18 Poldertje ten noordoosten van Nieuw-Beijerland 021-99-20 Poldertje bij de Oude Tol 022-01 * Ger.geb. van Numansdorp c a . 022-02 Westerse Polder - oost 022-04 Torensteepolder 022-06 Schunngsche Haven Hogezandse Polder 022-08 022-10* Gorzen en Aanwassen van Essche 022-12 Strijense Haven 022-14 Volharding Mariapolder 022-16* 022-18 Zuidpunt met Louisa- en Cannemanspolder De Biesbosch 022-20 022-98-02 De Westerse Bekade Gorzen - oost 022-98-04 De Oosterse Bekade Gorzen 022-98-06 Polder voor de dijk van de Hogezandse Polder 022-98-08 Buttervlietpolder - west 022-98-10 Buttervlietpolder - oost 022-98-12 Polder voor de dijk van Raepshille 022-98-14 Plaat van het Land van Essche 022-98-16 Natuurreservaat 022-98-18 Buitenlanden 022-98-20 Tongplaat 025-98-04 Zuidplaatje lozingsmiddel (op het buitenwater) afwateringseenheid naar oppervlaktewateren gerio leerde afwateringseenheid delen/onderdelen poldergebied gerioleerd gebied direct natuurlozend lijk gezui- ongehoge gezui- ongegebied lozend bemalen verd zuiverd gronden verd zuiverd totaal riool waterzu iv. in richti ng gemaal rioolgemaal gemaal gemaal gemaal uitwateringssluis 70 65 5 15 — — — — windmolen 10 regeibare stuw windmolen keersluis uitw.slu is/wi nd molen uitw.sluis/windmolen gemaal uitwateringssluis gemaal windmolen uitwateringssluis uitwateringssluis uitwateringssluis uitwateringssluis rioolgemaal/persleiding gemaaf gemaal gemaal Polder Cromstrijen gemaal gemaal gemaal gemaal gemaal gemaal Prinsenheuvel gemaal Johan Vis gemaal gemaal uitwateringssluis gemaal gemaal gemaal gemaal urtwateringss/urs gemaal gemaal gemaal — 230 in ZuidHolland — — — — 230 8 4 70 65 S 15 230 8 4 70 65 5 15 — — 10 10 22 — — 22 22 13 65 9 36 150 5 4 2 5 4 2 9 — — — — — — — — — — — — — 13 65 9 36 150 5 4 2 5 4 2 9 155 95 320 3198 635 325 2826 880 230 808 1087 14 65 5 17 16 4 46 14 75 95 25 13 65 9 36 150 5 4 2 5 4 2 9 155 95 320 3198 635 325 2826 880 230 808 1087 14 65 5 17 16 4 46 14 75 95 25 8 — — — — — — — 95 320 — 1565 1318 635 325 65 740 — — — — — 275 23 — — — — — — — — — — 230 395 900 14 65 5 17 16 4 46 14 75 70 25 — 315 — — 2677 140 — 138 164 — — — — — — — 25 84 155 025-98-06 Poldertje voor de Alloyzen of Bovenpolder 025-98-08 Poldertje bij Kop van 't Land 025-98-10 Huiswaard met Oude Kat 025-98-12 Jongenede Ruigt 025-98-14 Poldertje ten oosten van de Hengstpolder 025-98-16 Thomaswaard 026-02* De Vierpolders c a . 026-04 De Oude en Nieuwe Stadspolders c a . 026-98-02 Sionpolder 026-98-04 De Kikvorsen of Otter 026-98-06 Mariapolder 026-98-08 Otterpoider 026-98-10 Poldertje ten zuiden van de Otterpolder 026-98-12 Recreatiepark Hel- en Zuilespolder 026-98-14 Stededij k 026-98-16 Kort en Lang Ambacht 026-98-18 Hengstpolder 026-98-20 Louw Simonswaard 026-98-22 Aart Eloijenbosch en Jonge Janswaard 026-98-24 Nieuwe Kat 026-99-02 Wantijpark 026-99-04 Jagers- en Windhondenpolder 026-99-06 N oord-Bovenpolder 027-02 Brielse Maasboezem 027-99-02 Oostvoornse Meer 028-01 * Ger.geb. van Hoogvliet c a . 028-02 Voormalige haven van Poortugaal 028-04 Westelijke tuin Deltaziekenhuis 028-05 Ger.geb. Deltaziekenhuis 028-06 Oostelijke tuin Deltaziekenhuis 028-07 Gerioleerd gebied van Rhoon Albrandswaard 028-08 Ger.geb. van Barendrecht 028-09* 028-10 Koedood Industrieterrein Heerjansdam 028-11 Slobberoord 028-12 028-13 Ger.geb. van Heerjansdam 028-14 Devel Gerioleerd gebied van Zwijndrecht 028-15 Tunnelbak van de Drechttunne! 028-16 028-18 Nieuw-Bonave ntura 028-19 Gerioleerd gebied van Maasdam Binnenbedijkte Maas 028-20 028-21 Gerioleerd gebied van Puttershoek 028-22 Oost- en West Zomerlanden 028-23 028-24 028-25 028-26 028-27 028-28 Rioolstelsel t.b.v. Suiker Unie Oud-Hei nenoord Gerioleerd gebied van Westmaas en Mijnsheereniand Gebiedje bij Heinenoord Gerioleerd gebied van Heinenoord Westmaas-Nieuwland gemaal gemaal gemaal windmolen uitwatenngssluis gemaal gemaal W.H Staring gemaal Nieuwe Stadspolders gemaal twee uitwateringssluizen twee uitwateringssluizen gemaal uitwateringssluis gemaal uitwateringssluis gemaal windmolen windmolen gemaaf uitwateringssluis gemaal uitwateringssluis gemaal spuislu is/gemaal gemaal en persleiding rioolwaterzuiv.inrichtmg hevel uitwateringssluis rioolgemaal uitwateringssluis rioolgemaal gemaal Albrandswaard rioolgemaal gemaal Breeman rioolgemaal hevel rioolgemaal gemaal Hooge Nesse rioolgemaal gemaal gemaal Het Hooft van Benthuizen rioolgemaal en persleiding gemaal Het Hooft van Benthuizen rioolgemaal gemaal Jhr. Jantson van Erfrenten v. Babyloniënbroek rioolwaterzuiv.innchting gemaal 2 1 70 34 3 50 410 200 22 17 21 65 3 110 50 190 45 55 105 2 17 13 55 1020 590 — 22 12 — 12 — 165 — 1065 — 12 — 1385 — 2 1945 — 270 — — — — — — — — 336 — — 665 — 280 25 — 60 rioolgemaal gemaal rioolgemaal gemaal De Bosschen — 4 — 1275 — — — 1725 53 236 — — — — — — — — — — — 62 — — — — — — — — — 2179 — — 258 13 30 — — — 589 23 98 81 34 757 — — 276 — — — — 136 65 — 485 52 1707 86 53 85 28 195 2 1 70 34 3 50 463 772 22 17 21 65 3 110 50 190 45 55 105 2 17 13 55 1353 620 589 83 12 23 12 98 165 7 3325 9 12 34 2343 485 2 2221 52 1977 86 2 1 70 34 3 50 463 772 22 17 21 65 3 110 50 190 45 55 65 2 17 13 55 1353 620 589 83 12 23 12 98 165 7 3325 9 12 34 2343 485 2 2221 52 1977 86 680 53 340 680 53 340 85 4 28 3195 85 4 28 3195 nummer 028-29* 028-30 028-31 028-32 028-34 028-36 028-98-02 028-98-04 028-98-06 028-98-08 028-98-10 028-98-12 028-99-01 028-99-02 028-99-04 028-99-06 028-99-08 028-99-10 028-99-12 028-99-14 028-99-16 028-99-18 028-99-20 028-99-22 028-99-24 029-02* 029-04 029-06 029-08* 030-01 * 030-02 030-03* 030-04* naam Ger.geb. van Spijkenisse c a . Oude en Nieuwe Uitslag van Putten Ger.geb. van 's-Gravendeel Vierambachtenboezem Stadswater Hoogvliet Stadswater van Dordrecht Ruigeplaat Nieuwe Polder Camisse Jan Gerritsepolder Vredepolder Vredepolder - oost Ger.geb. van de Suiker Unie Hooi- of Westplaat Polder in de Buitenzomerlanden Polder in de Buitenzomerlanden Polder in de Buitenzomerlanden Tunnelbemaling Poldertje in de Buitenzomerlanden Geertruida Agathapolder Polder in de Buitenzomerlanden Polder bij de Wijde Blik Polder ten noorden van Puttershoek Het Nieuwe Poldertje Groot Koningrijk Trekdam Tunnelbak van de Kiltunnel - west Tunnelbak van de Kiltunnel - oost Wieldrecht Geriol.geb. van 's-Gravenzande Nieuwland en Noordland c a . Geriol.geb. van Maassluis c a . Deïfiand 030-05* 030-06 030-07 030-08 030-09* 030-10 030-98-02 031-01* 031-02* Geriol.geb. van Vlaardingen Afgegraven gebied ten westen van Maassluis Geriol.geb. van Rozenburg Broekpolder Geriol.geb. van Oostvoorne c a . Rozenburg en Blankenburg Noord Nieuwlandsche- en Karelpoider Geriol.geb. van Schiedam - zuid Delfland 031-03* 031-04 Geriol.geb. van Schiedam - noord Rotte lozingsmiddel (op het buitenwater) rioolwaterzuiv.innchting gemaal De Vooruitgang rioolgemaal en persleiding gemaal gemaal Voorweg en persl gemaaf Weeskinderendijk uitwateringssluis uitwateringssluis windmolen uitwateringssluis uitwateringssluis uitwateringssluis rioolgemaal uitwateringssluis uitwateringssluis uitwateringssJuis uitwateringssluis gemaal windmolen gemaal uitwateringssluis gemaal gemaal keer- tevens uitw.sluis gemaal gemaal gemaal gemaal gemaal Wieldrecht riool waterzuiv.inrichting hevel riool waterzuiv.inrichting gemalen Mr.Dr. C.P. Zaayer en Westland/2 uitw. sluizen rioolgemaal Westwijk gemaal rioolwaterzuiv.innchting gemaal en persleiding rioolwaterzuiv.innchting gemaal gemaal/uitwateringssluis rioolgemaal gemaal Parksluizen en Schiegemaal/2 uitw.sluizen rioolgemaal gemaal Mr. U.G. Schilthuis/uitwateringssluis afwatermgseenheid naar oppervlaktewateren gerioleerde delen /onderdelen afwateringseenheid poldergebied gerioleerd gebied direct natuurgezui- ongehoge gezui- ongelozend lijk gebied lozend bemalen verd zuiverd gronden verd zuiverd totaal — 380 — 835 4 4 6 45 2 25 28 2 — 12 17 8 14 10 2 30 70 6 8 33 95 1 7 12 525 45 — 254 40 125 — 40 84 125 — 365 — 75 61 1 — 15 — 843 — 3900 — 35 — 320 — 41 30 — 1177 — — 21602 — — — 73 — — 60 — — — — 3900 1177 21602 290 437 110 6896 — 43 — 478 — 545 193 — — 170 — 345 193 34 — — 145 — — — — — — — — — 5 — — — — — — — — — — — — — — — — — — — 437 425 145 437 425 145 1254 1254 128 129 6 45 2 25 28 2 5 12 17 128 129 6 45 2 14 10 2 30 70 6 8 33 95 369 7 12 661 478 902 545 25 28 2 5 12 17 8 14 10 2 30 70 6 8 33 95 369 7 12 661 478 902 545 268 26967 1268 26967 1268 — — — — — 165 35 170 380 345 114 30 165 35 170 380 345 114 30 165 8 26967 26967 530 530 530 — 7744 7744 — - in ZuidHolland 031-05* 031-07 031-08 031-09* 031-10 031-11 031-12 031-13* 031-14 031-15* 031-16 031-17 031-18 031-19* 031-20* 031-21* 031-23 031-25 031-27* 031-29* 031-31* 031-33* 031-98-02 031-98-04 031-99-02 032-01 032-02 032-03* 032-04 032-98-02 032-98-04 032-99-02 032-99-04 033-01* 033-02 033-03* 033-04* 033-05* 033-06 033-07 033-09" 033-98-02 033-98-04 034-01* 034-03 034-98-02 035-01 035-02 035-03* 035-04 035-05 Geriol.geb. Rotterdam - Spaanse polder Geriol.geb. Rotterdam - Tussendijken Kralingse Veer Geriol.geb. Rotterdam - Overschie c a . Opgespoten gebied rond het Kralingse Plein Geriol.geb. Rotterdam-Westen l Oud- en Nieuw Reijerwaard Geriol.geb. Rotterdam-Hillegersberg c a . De Esch Geriol.geb. Rotterdam-Oosten Land van Poortugaal Geriol.geb. Rotterdam-'s-Gravenhof Pernisserpark Geriol.geb. van Kralingse Veer c a . Kreekse Boezem Geriol.geb. van Krimpen aan den IJssel c a . Geriol.geb. Rotterdam-tJsselmonde Dorp Geriol.geb. van Pernis Geriol.geb. van Rotterdam-Zuid Geriol.geb. van Rotterdam-Charlois Geriol.geb. van Rotterdam-Zuiderpark Geriol.geb. Rotterdam-Papendrecht Maastunnel Het Park Brienenoord Geriol.geb. van Alblasserdam c.a. Papendrecht Ger. geb. van Ridderkerk c a . Voor- Donkerstoot en Woude Poldertje ten zuidwesten van Elshout Het Nieuwland Poldertje ten noorden van Hendrik-ldo-Ambacht Soptiiapolder Geriol.geb. van Papendrecht c.a. De Peulen Geriol.geb. van Sliedrecht c.a. De Linge Geriol.geb. van Neder-Hardinxveld c.a. Spuihaven Geriol.geb. van Boven-Hardinxveld Gerioleerd gebied van Dordrecht Sportpark Papendrecht Poldertje ten westen van Baanhoek Gerioleerd gebied van Gorinchem Geriol.geb. van Gorinchem - oost De Dordtsche Avelingen Gerioleerd gebied van Capelle aan den IJsselMiddel watering Gecombineerde Polders in Capella aan den IJssel Geriol-geb. Prins Alexanderpolder c.a. Esse, Gansdorp en Blaardorp Gerioleerd gebied van Nieuwerkerk aan den IJssel - Dorrestein rioolgemaal rioolgemaal gemaal rioolgemaal gemaal rioolgemaal gemaal rioolgemaal gemaal rioolgemaal gemaal rioolgemaal gemaal rioolgemaal gemaal riool wateizuiv.inrichting rioolgemaal rioolgemaal rioolgemaal rioolgemaal rioolgemaal rioolgemaal gemaal gemaal gemaal rioolwaterzuiv. inrichting gemaal rioolwaterzuiv. inr. gemaal gemaal gemaal uitwatenngssluis gemaal noolwaterzuiv.innchting schutsluis rioolwaterzuiv.inrichtirtg uitwateringssluis/gemaal rioolwaterzuiv.inrichting gemaal rioolwaterzuiv.innchting rioolwaterzuiv.inrichting gemaal uitwateringssluis riool waterzuiv.inrichting rioolgemaal en persleiding gemaal — — 7 108 625 268 rioolwaterzuiv.inrichting — 574 — — — — 13 6 1065 50 430 — — — 70 — 2 34 — 56 347 480 19 68 480 150 833 435 — — — — 55 300 19 502 19 1065 1065 480 34 70 56 349 480 19 480 34 70 56 349 480 19 68 480 150 833 435 2 26 2 170 270 784 212 6 65 3 70 282 41 267 68 134 — 46 962 — — 267 — — — — — — — — 12 — 134 5 46 962 13 1 267 12 55 134 5 46 962 175 — 175 175 — — — — 13 1 290 1467 — — — 784 47 41 1467 502 645 100 7 689 178 282 — 267 170 270 165 6 65 3 70 645 100 7 689 178 290 480 150 833 435 2 26 2 170 270 784 212 6 65 3 70 282 41 267 — — 2 26 2 rioolwaterzuiv.inrichting gemaal rioolwaterzuiv.inrictiting gemaal 70 645 100 — 689 — 290 — 502 96 141 590 65 13 1 267 12 55 396 396 1141 1141 590 590 65 65 nummer 035-06* 035-07* 035-08* 035-09 035-10* 035-12* 035-14* 035-16 035-18 035-20* 035-22 035-24* 035-99-01 070-01 070-02* 070-03 070-04 070-06* 070-08* 070-10* 070-13* 070-15 070-17* 070-19 070-21 070-23 070-99-02 070-99-04 070-99-06 070-99-08 070-99-10 070-99-12 070-99-14 070-99-16 070-99-18 070-99-20 071-05 071-07 071-99-02 naam Zuidplaspolder Gerioleerd gebied van Nieuwerkerk aan den Ussel c a . Ring vaart van de Zuidplaspolder c a . Gerioleerd gebied van Gouda Rijnland Gekanaliseerde Hollandsche IJssel Stolwijk De Nesse Kromme, Geer en Zijde De Hoek en Schuwagt Langeland en Kortland Storm polder Geriol.geb. bij Gouderak Geriol.geb. van Lekkerkerk Bergambacht Geriol.geb. van Schoonhoven Lopikerwe tering Lek De Overwaard De Nederwaard Gerioleerd gebied van V'tanen Gerioleerd gebied van Ameide Geriol.geb. van Gelkenes c a . Geriol.geb. van Groot-Ammers Gerioleerd gebied van Streefkerk Geriol.geb. van Nieuw-Lekkerland Poldertje ten westen van Elshout Binnen Nes Poldertje ten noorden van Langerak Koekoeksche Waard - zuid Koekoeksche Waard - noord Kersbergscne en Achthovensctie Uiterwaarden Poldertje ten noordwesten van Lexmond De Eendragt Poldertje ten noorden van Vianen De Uiterwaarden Geriol.geb. van Everdingen c a . Gerioleerd gebied van Hagestein De Goilberdinger en Everdinger Waarden lozingsmiddel (op net Duitenwé gemaal Abraham Kroes rioolwaterzui v. i nrichtmg gemaal Abraham Kroes rioolwaterzui v. inrichting gemaal uitwateringssluis gemaal gemaal gemaal gemaal gemaal uitwateringssluizen rioolgemaal rioolgemaal gemaal Hoekse Sluis rioolwaterzuiv.inrichting schutsluis gemaal twee gemalen gemaal rioolwaterzuiv.inrichting rioolgemaal en persleiding rioolwaterzui v. i nrichting rioolgemaal rioolgemaal rioolwaterzuiv.inrichting gemaal gemaal gemaal uitwateringssluis uitwateringssluis uitwateringssiuis uitwateringssluis uitwateringssluis uitwateringssluis gemaal rioolgemaal en persleiding rioolgemaal en persleiding uitwateringssiuis afwateringseenheid naar oppervlaktewateren genoleerde delen/onderdelen afwateringseenheid poldergebied gerioleerd gebied direct natuurlozend lijk gezui- ongehoge gezui- ongeverd zurverd totaal gebied lozend bemalen verd zuiverd gronden 420 912 1111 70 — — 2513 — — 80 — 3307 17100 1160 67 1270 84140 8339 21 150 3620 545 1115 265 2390 35 80 2365 3490 90 140 25 85 18 270 15 80 85 8130 349 47 40 2170 650 60 8 41 6 13 2 114 — 550 30 72 430 14128 8405 21 42 13 270 27 1200 — — — — — — — — — — 3 80 — — — — — — — — — — 135 — — — — 235 _ 50 — — 59 — — — — — — 49 — 28 17 — — — — — — — — — — — — — — — — 20 16 — — — 114 3387 550 112000 8905 4985 545 1155 2435 650 60 3 80 2497 135 80 6306 14260 8558 235 49 50 28 17 59 8 41 6 13 27 85 18 270 15 80 20 16 115 in ZuidHolland 2513 114 3387 550 70100 2260 4985 545 1155 2435 650 60 3 80 2497 135 17 980 14260 8558 235 49 50 28 17 59 8 41 6 13 27 85 18 270 15 80 20 16 80 4.2 Afwateringseenheden in de provincie Zuld-Holland Van de afwateringseenheden die geheel of gedeeltelijk in de provincie Zuld-Molland zijn gelegen, loost een enkele op de duinen, die het codenummer 000 hebben. De overig» afwateringseenheden lozen op de hieronder met codenummer genoemde buitenwateren: Indien nodig kan een deel van het overtollige water ook via een aantal hulpstuwen aan de noordwestkant van de afwateringseenheid geloosd worden op de afwateringseenheid Grevelingenmeer (001-08, 009-02). Tevens wateren een aantal in de eenheid gelegen campings via een riolering af op de afwateringseenheid Zuiderdiep (001-10). Lozend op de NOORDZEE (001) 001 009 011 020 021 022 025 026 027 028 029 030 031 032 033 034 035 070 071 NOORDZEE; KRAMMER ten westen van de Philipsdam; VOLKERAK met KRAMMER ten oosten van de Philipsdam; HARINGVLIET met VUILE of HITSERTSCHE GAT; SPUI; HOLLANDSCH DIEP met Zuid-Maartensgat; NIEUWE MERWEDE; WATEREN in de ZUIDHOLLANDSCHE BIESBOSCH, te weten: Wantij, Kikvorschkil, Helsloot, Zoetemelkskil, Doode Kikvorschkil, Gat van de Hengst, Houweningswater en Sneepkil; HARTELKANAAL; OUDE MAAS met Malle Gat en Krabbegeul; DORDTSCHE KIL met Krabbe; NIEUWE WATERWEG met Beerkanaal en Calandkanaal; NIEUWE MAAS met Bakkerskil; NOORD; BENEDEN-MERWEDE; BOVEN-MERWEDE; HOLLANDSCHE IJSSEL beneden de afdamming bij Gouda met Sliksloot; LEK beneden de stuw bij Hagestein; LEK en NEDER-RIJN tussen de stuw te Hagestein en de stuw te Amerongen. Bijlage 2 toont de ligging van de afwateringseenheden en afwateringsgebieden, die geheel of gedeeltelijk in de provincie Zuid-Holland zijn gelegen. Toelichting op tabel 2 In tabel 2 is behalve het nummer, de naam en het lozingsmiddel, ook de waterstaatkundige indeling van de inliggende gronden gegeven. Afwateringseenheden met bepaalde bijzonderheden omtrent de ontwatering, de samenstelling van het grondgebied en voorgenomen zuiverings- en waterstaatkundige projecten zijn in de tabel met een * aangeduid en vervolgens in paragraaf 4.2.1 nader beschreven. De gebezigde nummering en benaming zowel in de tabel als op de bijlage komen overeen met die van de hoofdkaart van de Waterstaatskaart. 4,2.1 Beschrijving van de in tabel 2 met een * aangeduide afwateringseenheden 001-01 Gerioleerd gebied van 's-Gravenhage c a . De gerioleerde afwateringseenheid omvat de woonkernen van de gemeenten 's-Gravenhage, Voorburg, Rijswijk en Leidschendam (te zamen 5073 ha), alsmede die van Wassenaar (389 ha), Benthuizen (27 ha), Zoetermeer (105 ha), Nootdorp (13 ha), Monster (128 ha), Wateringen (114 ha), Delft (465 ha), Schipluiden (39 ha) en Pijnacker (107 ha). Ze zijn door middel van persleidingen aangesloten op de rioolwaterzuiveringsinrichting Houtrust te 's-Gravenhage, waar het afvalwater slechts een bezinkingsproces ondergaat, voordat het op zee wordt geloosd. In 1986 is begonnen met de modernisering van deze installatie, hetgeen inhoudt dat na voltooiing hiervan het afvalwater op een (moderne) biologische en milieuvriendelijke wijze gezuiverd zal worden. 001-10 Zuiderdiep Deze eenheid ontvangt het water van de in de eenheid Oude Nieuwland (000-04) gelegen campings. Tevens kan deze eenheid via een hulpstuw water ontvangen van het deel polder Diederik van de eenheid Grevelingenmeer (001-08, 009-02). 001-20 Noordzeekanaal De boezem van de eenheid wordt gevormd door het Noordzeekanaal en de ermee in open verbinding staande havencomplexen, zijkanalen en het Afgesloten IJ. De eenheid bestaat, buiten het direct lozende gebied, uit verschillende delen, te weten Gerioleerd gebied van Amsterdam (001-20.01), Stadswater van Amsterdam (001-20.02) en Amstelland (001-20.04). Het zuidhollandse gebied van de afwateringseenheid is geheel in het deel Amstelland gelegen en bedraagt slechts 1960 ha; het overgrote deel van de eenheid ligt in de provincies Noord-Holland (54 200 ha) en Utrecht (73 405 ha). Voor een uitvoeriger beschrijving van deze eenheid wordt dan ook verwezen naar de provinciale beschrijvingen van deze beide provincies. Het zuidhollandse deel van de eenheid loost via een schut- levens keersluis te Zeeburg op de boezem van de eenheid. De eenheid loost op de Noordzee zowel via een spuisluts als door een gemaal te Umuiden. Lozend zowel op de NOORDZEE (001) ais op de KRAMMER (009) Lozend op de DUINEN (000) 000-04 Oude Nieuwtand De lozing van dit 360 ha grote gebied geschiedt via een gemaal ten noordwesten van Oostdijk op de in de duinen gelegen waterwinplaats van de N.V. Watermaatschappij Zuid-West-Nederland (WMZ). 001-08 009-02 Grevelingenmeer Het Grevelingenmeer, dat de boezem vormt van de afwateringseenheid, kan ook het overtollige water van de in Zeeland gelegen afwateringseenheid Schouwen (007-02) 33 ontvangen via het gemaal Den Osse, dat automatisch in werking treedt wanneer het boezempeil van die eenheid wordt overschreden. De eenheid loost het overtollige water op de Noordzee door middel van de spui-, tevens inlaatsluis in de Brouwersdam. De lozing op de Krammer geschiedde voorheen via de schuiven in de deuren van de schutsluis in de Grevelingendam. Een goede beheersing van het Grevelingen meer met de Grevelingensluis bleek echter niet mogelijk. Om hier verbetering in te krijgen werd in 1979 besloten een doorlaatmiddel in de Gravelingendam te bouwen ten zuiden van de aansluiting met de Philipsdam, de Flakkeese Spuisluis. Deze sluis is uitgevoerd als heveürsstallatie en bestaat uit twee groepen van drie naast elkaar gelegen kokers, De doorsnee van iedere koker bedraagt 3,2 m x 3,2 m. De totale effectieve doorstromingsopening bedraagt 50 m?. De capaciteit is gemiddeld 80 rn3. In principe kan door de hevel in aangeslagen toestand in twee richtingen worden gestroomd, al naar gelang de waterstanden op het Krammer. Met het oog op de doorstroming van hot Grevelingenmeer is de spuisluis echter in eerste instantie ontworpen voor stroming van Grevelingenmeer naar Krammer. Wanneer er niet. gespuid wordt, blijft de waterscheiding tussen Grevelingenmeer en Krammer gehandhaafd. De lieve] kan ook functioneren als overlaat bij waterstanden op het Krammer die hoger zijn dan NAP + 3,00 m. De stroom is dan gericht van hel Krammer naar het Grevelingenmeer. De hoeveelheid water die dan op het Grevelingenmeer terecht komt, is echter gering. Na de afsluiting van het Grevelingenmeer in 1964 daalde het zoutgehalte op dit meer als gevolg van neerslag en verdamping, polderlozingen en het gebruik van de schutsluis te Sruinisse. Afbeelding 4.4 34 Vijzelgemaal "De Leyens" re Zoetermeer Teneinde liet zoutgehalte op peil te houden, is het noodzakelijk dat het Grevelingenrneer wordt ververst met zeewater. Via de inlaatsluis in de Brouwersdam wordt zout water ingelaten; via de Flakkeese Spuisluis word gespuid op het Krammer. Hierdoor ontstaat een goede doorstroming, waardoor een voldoende hoog zoutgehalte op het gehele meer gehandhaafd blijft, Door het spuien op de Krammer wordt de kwaliteit van het water in het noordelijk deel van de Oosterschelde mede beïnvloed, Um-incl mwöl op de NOORDZEE (001) als op de NIEUWE WATERWEG (030) als op de NIEUWE MAAS (031) 001-16 Delfland 030-04 031-02 De boezem van de afwaterirsgseenheid (Delfslandü boezem) heeft een oppervlakte van 680 ha en wordt gevormd door de voornaamste in de eenheid gelegen wateren. Het peil is vastgesteld op NAP-0,402 m (Delflands peil). Het erop afwaterende gebied is ongeveer 26 000 ha groot, waarvan circa 22 000 ha wordt bemalen. De waterstand in de boezem wordt geregeld met vijf (boezem)gemalen, twee spuisluizen en één inlaatgemaal. Het maalpeil is NAP-0,25 m. De lozingsmogelijkheden van de afwateringseenheid zijn als volgt: a. op de Noordzee via een gemaal en spuisluis te Scheveningen; b. op de Nieuwe Waterweg via het gemaal Westland te Hoek van Holland, alsmede via de Wateringse sluis en liet gemaal Dr. C.P, Zaayer, beide te Maassluis; c. op de Nieuwe Maas, via de schut- tevens uitwateringsaluis, de Vlaardinger Driesluizen te Schiedam en via het gemaal Parksluizen te Rotterdam. . ' . . : . • ••••••• Afbeelding 4.5 • •. • • \'. j ' • - .'•. . • • . ' Uitwateringssluis te Katwijk Behalve het gemaal te Scheveningen zijn in de (boezem)gema!en ook spuisluizen (spuikokers) aanwezig, zodat bij voldoende lage buitenwaterstanden onder vrij verval kan worden geloosd. Voorts is enige lozing mogelijk via de Monsterse Sluis te Maassluis en via de Beurs- of Binnensluis te Schiedam op respectievelijk de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas. In het kader van de verbetering van de waterbeheersing is voor het deel Groenevefdse Polder (230 ha) een waterbeheersingsplan in voorbereiding; voor het deel Oude en Nieuwe Broekpolder (440 ha) bestaan plannen voor een nieuw gemaal aan de Strijp ter verhoging van de capaciteit van het bestaande gemaal aan de Zweth. Verder zal het deel Foppenpolder {105 ha) door een nieuw gemaal op de boezem worden bomaierc, In de oppervlakte van de afwateringseenheid zijn tevens begrepen de oppervlakten van de met een aparte kleur op de hoofdkaart aangegeven delen Nieuwe of Drooggemaakte Polder (031-02.02), Berkel (031-02.04) en Schieveen (031-02.06). Indien nodig kan het deei Berkel via een hulpsluis overtollig water afvoeren naar de afwateringseenheid Rotte. (031-04). Lozend zowel op de NOORDZEE (001) als op de HOLLANDSCHE USSEL (035) 001-18 Rijnland 035-10 De afwateringseenheid heeft met inbegrip van de delen Boezem van Woerden, Drooggsmaakte Polder aan de westzijde fe Aarlanderveen en Polder Middelburg een oppervlakte van 112 000 ha; hiervan ligt 70 100 ha in de provincie Zuid-Holland, 33 950 ha in de provincie NoordHolland en 79ÖÖ ha in de provincie Utrecht. De belangrijkste afvoerleiding is de Kromme Rijn, die met de ermee in open verbinding staande wateren de boezem van de afwateringseenheid vormt en een oppervlakte van ongeveer 3900 ha heeft. Afhankelijk van de weersomstandigheden wordt gestreefd naar een boezempeil tussen NAP - 0,85 m en NAP-0,60 m in de zomer en tussen WAP-0,60 m en NAP -0,65 m in de winter. Voor het dagelijks boexembaheer wordt het boezempeil te Oude Watering gehanteerd, daar dit door de centrale ligging van deze waarnermingspost als een redelijk gemiddelde voor de gehele boezem kan worden beschouwd. Het maalpeü voor het poldergebied gelegen ten zuiders van de Kromme Rijn is vastgesteld op NAP-0,35 m; voor de polders ten noorden van de Kromme Rijn is dit NAP -0,30 m. Het deel Boezem van Woerden ligt voor ongeveer de helft in de provincie Zuid-Holland en voor de helft in de provincie Utrecht. De belangrijkste afvoerleiding is de Kromme Rijn (tussen Harmelen en Bodegraven), die met de ermee in open verbinding staande wateren de boezem van Woerden vormt en via de schutsluis te Bodegraven hel overtollige water op Rijnlands boezem loost. ' Het peil op de boezem van Woerden is NAP - 0,47 rn. Het maalpeil is NAP - 0,17 m, met uitzondering van de Enkele Wiericke en do Dubbele Wiericke, waar dit respectievelijk NAP-0,29 m en NAP-0,24 m bedraagt. Bij het bereiken van die standen worden beide wateren door middel van keersluizen van de Kromme Rijn gescheiden. Zowel het lozen als het inlaten van water t.b.v. de peilbeheersing, verversing en aanvulling geschiedt grotendeels op kunstmatige wijze. De lozingsmogelijkheden van de 35 020-16 Bommelse Polders Bij veel waterbezwaar kan het westelijke deel van de afwateringseenheid via een hulpsluis ten westen van Ooltgensplaat afwateren op de afwateringseenheid Oudeland van Oude-Tonge (011-06). afwateringseenheid zijn als volgt: — op de Noordzee (001), door middel van een gemaal te Katwijk en op natuurlijke wijze via de drie kokers onder dit gemaal; — op de Hollandsche IJssel (035), door middel van het gemaal mr. P.A. Pijnacker Hordijk ten westen van Gouda en op natuurlijke wijze via de drie kokers onder dit gemaal. Voorts kan enig overtollig water uit de Gouwe via de ir. de Koek van Leeuwensluis op de stadswateren van Gouda worden gebracht en vervolgens door middel van de Hanepraaiduiker, de Havensluis, de Mallegatsluis, het gemaal Mallegatsluis en de pompen bij de Volmolenduiker op de Hollandsche IJssel worden geloosd; — op de boezem (zijtak Noordzeekanaal} van de afwateringseenheid Noordzeekanaal (001-20) met behulp van een gemaal te Spaarndam en een gemaal te Halfweg, alsmede in bijzondere gevallen via de Woerdersluis te Spaarndam. De mogelijkheden met betrekking tot de wateriniaat zijn nader beschreven in hoofdstuk 5 Watervoorziening. 021-01 Gerioleerd gebied van Zuidland c a . De gerioleerde afwateringseenheid omvat de woonkernen van Zuidland (70 ha) en Simonshaven (6 ha), die respectievelijk aan de westzijde en oostzijde van de Bernisse gelegen zijn. Lozend op het VOLKEPAK C.A.(011) Lozend op het HOLLANDSCH DIEP (022) 011-03 Gerioleerd gebied van Oude-Tonge c a . De gerioleerde afwateringseenheid wordt gevormd door de woonkernen van Oude-Tonge (65 ha), Nieuwe-Tonge (44 ha), Achthuizen (12 ha), Zuidzijde (1 ha) en de lintbebouwing van de Langstraat. 022-01 Gerioleerd gebied van Numansdorp c a . De gerioleerde afwateringseenheid wordt gevormd door de woonkernen van Numansdorp (80 ha), Middelsluis (12 ha) en Klaaswaal (48 ha), alsmede door een buiten de noofdwaterkering gelegen recreatiegebied van 10 ha. 011-06 Oudeland van Oude-Tonge Het overtollige water van de afwateringseenheid wordt eerst op een spuikom bemalen en vervolgens op de haven van Oude-Tonge, die doorgaans in open verbinding staat met het Volkerak, geloosd. 022-10 Gorzen en Aanwassen van Essche De afwateringseenheid kan, indien nodig, een deel van het overtollige water via een hulpsluis in de Numanspolderse dijk lozen op de afwateringseenheid Schuringse Haven (022-06). 011-08 Krammerse Polders Bij veel waterbezwaar kan een in het zuidoosten van de afwateringseenheid gelegen onderdeel van 60 ha door middel van een hulpsluis lozen via de afwateringseenheid Galathee- en Mariapolders (011-12). 022-16 Mariapolder Bij veel waterbezwaar is via een hulpsluis aan de noordoostzijde van de afwateringseenheid enige lozing mogelijk op de afwateringseenheid Volharding (022-14). 011-12 Galathee-en Mariapolders Voor deze afwateringseenheid is in het randschrift (in de rubriek Afwateringseenheden) abusievelijk een oppervlakte van 1245 ha gegeven. Dit is echter de grootte van het gebied dat direct op het buitenwater loost. Aangezien op dit gebied nog een onderdeel van 50 ha afwatert, dient voor de afwateringseenheid een oppervlakte van 1295 ha te worden gelezen. 020-22 Havens van Middelharnis en Sommelsdijk Tot deze afwateringseenheid behoort o.a. een gerioleerd gebied van 175 ha, dat gevormd wordt door de woonkern van Sommelsdijk. Er bestaan plannen — in ontwerp op de kaart aangegeven — om het afvalwater via een rioolwaterzuiveringsinrichting ten noorden van Middelharnis op het Haringvliet te lozen. Lozend op het SPUI (021) Lozend op de WATEREN IN DE ZUIDHOLLANDSCHE BIESBOSCH (026) 026-02 De Vierpolder Bij veel waterbezwaar kan via een tweetal hulpsluizert aan de noordwestzijde van de afwateringseenheid een deel van het overtollige water afgevoerd worden naar de afwateringseenheid De Oude- en Nieuwe Stadspolder (026-04). Lozend op het HARINGVLIET (020) Lozend op de OUDE MAAS (028) 020-02 Kanaal door Voorne In het randschrift van de hoofd kaart is voor deze afwateringseenheid een onjuist oppervlaktecijfer gegeven. Dit dient te zijn 12 475 ha; zie ook tabel 2. 028-01 Gerioleerd gebied van Hoogvliet c a . De gerioleerde afwateringseenheid bestaat uit de woonkernen van Hoogvliet (475 ha) en Poortugaal (44 ha en 25 ha), alsmede uit een tweetal polderdelen van respectievelijk 35 ha en 10 ha. 020-04 Oudenhoorn Indien nodig kan een deel van het overtollige water via een tweetal hulpstuwen ten oosten van Oudenhoorn naar de afwateringseenheid Kanaal door Voorne (020-02) worden afgevoerd. 36 028-09 Gerioleerd gebied van Barendrecht Het afvalwater van de gerioleerde afwateringseenheid zal volgens een rioolwaterzuiveringsplan (in ontwerp op de kaart aangegeven) worden afgevoerd naar een ten zui- den van Heerjansdam te bouwen rioolwaterzuiveringsinrichting. Op deze installatie zullen tevens de rioleringen worden aangesloten van de gerioleerde afwateringseenheden Gerioleerd gebied van Heerjansdam (028-13) en Gerioleerd gebied van Zwijndrecht (028-15). 028-29 Gerioleerd gebied van Spijkenisse c a . De gerioleerde afwateringseenheid omvat de woonkernen van Spijkenisse (410 ha), Hekelingen {15 ha) en een ten westen van Spijkenisse gelegen woonwijk (12 ha). Lozend op de DORDTSCHE KIL (029) 029-02 Trekdam De afwateringseenheid kan via een hulpsluis in de StrlJense dijk een deel van het overtollige water afvoeren naar de afwateringseenheid Nieuw-Bonaventura (028-18). 029-08 Wieldrecht Bij waterbezwaar is via een hulpsluis aan de noordzijde van de afwateringseenheid enige lozing mogelijk op de afwateringseenheid Stadswater van Dordrecht (028-36). Om dezelfde reden kan ook via een tweetal hulpsluizen aan de noordoostzijde overtollig water worden ingelaten van de afwateringseenheid De Oude en Nieuwe Stadspolder (026-04). 030-09 Gerioleerd gebied van Oostvoorne c a . Tot de gerioleerde afwateringseenheid behoren de woonkernen van Oostvoorne (125 ha), Brielle (140 ha) en Rockanje (80 ha), alsmede het recreatiegebied langs de oostelijke oever van het Brielse Meer. De lozing van het afvalwater geschiedt via een rioolwaterzuiveringsinrichting te Voorne en een persleiding op het Beerkanaal, dat in open verbinding staat met de Nieuwe Waterweg. Lozend op de NIEUWE MAAS (031) 031-01 Gerioleerd gebied van Schiedam - Zuid Tot de gerioleerde afwateringseenheid behoren een in het zuidelijke deel van Schiedam gelegen woonwijk (150 ha) en een poldergebied (15 ha), dat via een gemaal op de riolering afwatert. Naar een rioolwaterzuiveringsplan zal de riolering worden aangesloten op de te Vlaardingen in aanbouw zijnde rioolwaterzuiveringsinrichting De Groote Lucht; zie ook onder 030-05. 031-03 Gerioleerd gebied van Schiedam - noord De gerioleerde afwateringseenheid omvat de in het noordelijke deel van Schiedam gelegen woonwijken Nieuwland (305 ha) en Groenewoud met Tussendorp (te zamen 170 ha) alsmede een opgespoten gebied van 55 ha. Volgens plan zal het afvalwater worden afgevoerd naar de nieuwe rioolwaterzuiveringsinrichting De Groote Lucht te Vlaardingen; zie ook onder 030-05. Lozend op de NIEUWE WATERWEG (030) 030-01 Gerioleerd gebied van 's-Gravenzande c a , Tot de gerioleerde afwateringseenheid behoren de woonkernen van Hoek van Holland (106 ha), 's-Gravenzande (170 ha), Heenweg (9 ha), Naaldwijk (235 ha), Honselersdijk (36 ha) en Maasdijk (25 ha). 030-03 Gerioleerd gebied van Maassluis c a . De gerioleerde afwateringseenheid omvat de woonkernen van Maassluis (375 ha), Maasland (75 ha) en De Lier (95 ha). Volgens een rioolwaterzuiveringsplan zal het afvalwater van bovengenoemde woonkernen afgevoerd worden naar de in aanbouw zijnde rioolwaterzuiveringsinrichting De Groote Lucht te Vlaardingen; zie ook onder 030-05. 030-05 Gerioleerd gebied van Viaardingen c a . De gerioleerde afwateringseenheid bestaat uit de woonkern van Vlaardingen (835 ha) en een poldergebied van ongeveer 410 ha. In het kader van een rioolwaterzuiveringsplan — in ontwerp op de kaart aangegeven — zal aan het eind van het jaar 1982 een nieuwe rioolwaterzuiveringsinrichting, genaamd De Groote Lucht, te Vlaardingen in bedrijf komen. In deze installatie zal behalve het afvalwater van bovengenoemde gerioleerde afwateringseenheid tevens dat van de afwateringseenheid Gerioleerd gebied van Maassluis c a . (030-03) worden gezuiverd en vervolgens op de Nieuwe Waterweg worden geloosd. Wanneer volgens het plan in 1983 de riolering van Schiedam eveneens op deze installatie wordt aangesloten zal de afwateringseenheid Gerioleerd gebied van Vlaardingen c a . verder worden uitgebreid met de gebieden behorende tot de afwateringseenheden Schiedam zuid (031-01; 165 ha) en Schiedam - noord (031-03; 530 ha) en uiteindelijk een oppervlakte verkrijgen van 2505 ha. 031-05 Gerioleerd gebied Rotterdam - Spaanse Polder Deze bestaat uit de Rotterdamse woonwijken Spaanse Polder en Spangen (te zamen 285 ha), een poldergebied (100 ha) en twee opgespoten gebieden van respectievelijk 100 ha en 160 ha. Indien nodig kan enige lozing geschieden via de gerioleerde afwateringseenheden Gerioleerd gebied Rotterdam - Tussendijken (031-07) en Gerioleerd gebied Rotterdam - Overschie c a . (031-09). Afbeelding 4.6 Molengang te Leidschendam 37 Voorts bestaan er plannen om via een gescheiden stelsel het oppervlaktewater te bemalen op de Schie, behorende tot de afwateringseenheid Delfland (001-16; 030-04; 031-02), en het afvalwater af te voeren naar de nog te bouwen rioolwaterzuiveringsinrichting Dokhaven; zie ook onder 031-29. 031-09 Gerioleerd gebied Rotterdam - Overschie c a . De gerioleerde afwateringseen heid wordt gevormd door de woonwijken Overschie {220 ha), een in Rotterdam gelegen woon- en industriekern (325 ha), de luchthaven Zestienhoven, een industriegebied (10 ha) en het polderdeel Blijdorp (120 ha). Volgens een rioolwaterzuiveringsplan zal door middel van een gescheiden stelsel het oppervlaktewater afgevoerd worden naar de afwateringseenheid Delfland (001-16; 030-04; 031-02) en het afvalwater naar de te bouwen rioolwaterzuiveringsinrichting Dokhaven; zie ook onder 031-29. 031-13 Gerioleerd gebied Rotterdam - Hiilegersberg ca. Tot deze gerioleerde afwateringseenheid behoren de Rotterdamse woonwijken Ouder Noorden (255 ha) en Hiilegersberg (140 ha), alsmede enige verspreid liggende poldergebieden (te zamen 107 ha). Indien nodig kan énig afvalwater afgevoerd worden naar de gerioleerde afwateringseenheid Gerioleerd gebied Rotterdam-Westen 1(031-11). In de toekomst wordt door middel van een gescheiden stelsel het stadswater op de afwateringseenheid Rotte (031-04) bemalen en het afvalwater naar de nog te bouwen rioolwaterzuiveringsinrtchting Kralingseveer afgevoerd; zie ook onder 031-19. 031-15 Gerioleerd gebied Rotterdam-Oosten De gerioleerde afwateringseenheid bestaat uit de Rotterdamse woonwijken Kralingen en Crooswijk (te zamen 339 ha), de Kralingsche Plas met de erop lozende gronden (645 ha), een industriegebied (50 ha) en twee polders van respectievelijk 2 ha en 31 ha. Volgens een rioolwaterzuiveringsplan zal door middel van een gescheiden stelsel het oppervlaktewater deels op de Rotte (031-04) en deels op de Nieuwe Maas worden bemalen, terwijl het afvalwater zal worden afgevoerd naar de bij Kralingen te bouwen rioolwaterzuiveringsinrichting; zie ook onder 031-19. 031-19 Gerioleerd gebied van Kralingse Veer c a . Deze wordt gevormd door de woonkernen van Kralingse Veer (23 ha) en Capelle - west (31 ha). In het kader van een rioolwaterzuiveringsplan is op de kaart bij Kralingse Veer een rioolwaterzuiveringsinrichting (Kralingseveer) in ontwerp aangegeven. Behalve het afvalwater van bovengenoemde woonkernen, wordt ook dat van de gerioleerde afwateringseenheden Gerioleerd gebied RotterdamOosten (031-15), Gerioleerd gebied Rotterdam - Hiliegersberg (031-13), Gerioleerd gebied Rotterdam • 's-Gravenhof (031-17), Gerioleerd gebied Capelle aan den IJssel - Middel wetering (035-01) en Gerioleerd gebied Prins Alexanderpolder c a . (035-03), alsmede dat van het gerioleerde onderdeel Bergschenhoek van afwateringseenheid Rotte (031-04) in deze installatie gezuiverd en vervolgens op de Nieuwe Maas geloosd. 031-20 Kreekse Boezem De afwateringseenheid omvat een gerioleerd gebied van 38 Afbeelding 4.7 Gemaal van Drooggemaakte Geer- en Kleine Blankaardpolder 347 ha, dat door middel van een rioolwaterzuiveringsinrichting via de Kreekse Boezem op het buitenwater loost. Het plan bestaat het afvalwater af te voeren naar de nog te bouwen rioolwaterzuiveringsinrichting Maashaven; zie ook onder 031-27. 031-21 Gerioleerd gebied van Krimpen aan den IJssel ca. De gerioleerde afwateringseenheid loost via een rioolwaterzuiveringsinrichting op de Nieuwe Maas en omvat de woonkernen van Krimpen aan den IJssel (410 ha) en Krimpen aan den Lek (70 ha). Volgens een rioolwaterzuiveringsplan zal d.m.v. een rioolgemaal en transportleiding (in ontwerp op de kaart aangegeven) het afvalwater van de woonkern Lekkerkerk (070-01; 80 ha) naar deze installatie worden afgevoerd; hierdoor zal bovengenoemde gerioieerde afwateringseenheid een oppervlakte verkrijgen van 560 ha. 031-27 Gerioleerd gebied Rotterdam-Zuid De gerioleerde afwateringseenheid bestaat uit het stadsdeel Rotterdam-Zuid en een poldergebied van 40 ha. In het kader van een rioolwaterzuiveringsplan zal in de Maashaven een rioolwaterzuiveringsinrichting worden gebouwd, genaamd Maashaven. Behalve het afvalwater van bovengenoemde gerioleerde afwateringseenheid wordt in deze installatie tevens het afvalwater gezuiverd van de gerioleerde afwattiringseenheid Gerioleerd gebied van Rotterdam-Pendrecht (031-33) en dat van de afwateringseenheid Kreekse Boezem (031-20). De lozing geschiedt op de Nieuwe Maas. 031-29 Gerloleerd gebied van Rotterdam-Charlois In het kader van een rioolwaterzuiveringsplan zal in de Dokhaven nabij de Rotterdamse woonwijk Charlois een rioolwaterzuiveringsinrichting, genaamd Dokhaven, worden gebouwd. Deze installatie, waarvoor de werkzaamheden in 1981 zijn aangevangen, zal behalve dat van bovengenoemde gerioleerde afwateringseenheid tevens het afvalwater verwerken van de gerioleerde afwateringseenheden Gerioleerd gebied Rotterdam - Tussendijken (031-07), Gerioleerd gebied Rotterdam-Oversohie (031-09), Gerioleerd gebied Rotterdam-Westen I (031-11) en Gerioleerd gebied Rotterdam-Zuiderpark (031-31). De lozing geschiedt vervolgens op de Nieuwe Maas. 031-31 Gerioleerd gebied Rotterdam-Zuiderpark De gerioleerde afwateringseenheid wordt gevormd door de Rotterdamse woonwijk Zuiderpark (365 ha) en enige poldergebieden (te zamen 461 ha). Door middel van hulpstuwen (overstorten) kan overtollig oppervlaktewater worden geloosd op de riolering van de gerioleerde afwateringseenheid Gerioleerd gebied van RotterdamPendrecht (031-33). Er bestaan plannen het oppervlaktewater door middel van een gescheiden stelsel op de Nieuwe Maas te bemalen en het afvalwater af te voeren naar de nieuwe rioolwaterzuiveringsinrichting Dokhaven; zie ook onder 031-29. 031-33 Gerioleerd gebied van Rotterdam-Pendrecht Deze bestaat uit de Rotterdamse woonwijken Pandrecht en Zuidwijk (te zamen 255 ha), alsmede een drietal poldergebieden van respectievelijk 120 ha, 35 ha en 20 ha. Volgens een rioolwaterzulveringsplan wordt het oppervlaktewater op de Nieuwe Maas bemalen en het afvalwater afgevoerd naar de nog te bouwen rioolwaterzuiveringsinrichting Maashaven; zie ook onder 031-27. Lozend op de NOORD (032) 032-03 Gerioleerd gebied van Ridderkerk c a . Tot deze gerioleerde afwateringseenheid behoren de woonkernen van Ridderkerk (215 ha), Slikkerveer (125 ha en 6 ha), Bolnes (165 ha), Rijsoord (20 ha en 10 ha) en Hendrik-ldo-Ambacht (230 ha en 10 ha). Lozend op de BENEDEN-MERWEDE (033) 033-01 Gerioleerd gebied van Papendrecht c a . Deze bestaat uit een drietal woonkernen van Papendrecht, respectievelijk 255 ha, 16 ha en 11 ha groot, 033-03 Gerioleerd gebied van Sliedrecht c a . De gerioleerde afwateringseenheid omvat de woonkernen van Sliedrecht (240 ha), Gijbeland (4 ha), Molenaarsgraaf (5 ha) en Bleskens (18 ha). 033-04 Linge De afwateringseenheid, met een oppervlakte van ongeveer 75 000 ha, ligt grotendeels in de provincie Gelderland. Het Zuidhollandse deel heeft een oppervlakte van ongeveer 13 700 ha en omvat het Kanaal van Steenenhoek met de erop afwaterende gronden (345 ha), het deel Zederik (033-04.02; 8335 ha) en circa 5000 ha van het gebied, dat op het veertiende pand van de Urtge (033-04.04) afwatert. De belangrijkste afvoerleiding van de afwateringseenheid is de Linge, die bij de inlaat sluis te Doornenburg begint en te Gorinchem eindigt, alwaar deze leiding door middel van de Gorinchemse Kanaalsluis in verbinding staat met het Kanaal van Steenenhoek. Te zamen vormen ze met de ermee in open verbinding staande wateren de Lingeboezem. De Linge is vanaf het beginpunt tot aan de Korenburgsluis te Gorinchem door 13 stuwen in veertien panden verdeeld, die met de erop afwaterende gronden evenzoveel delen van de afwateringseenheid vormen. De waterstand op het veertiende (laagste) pand van de Linge en op het Kanaal van Steenenhoek wordt zoveel mogelijk op NAP+0,80 m gehouden. Om het overtollige water onbelemmerd te kunnen laten afvloeien zijn in de winter de stuwen in de Linge en in de erop lozende watergangen merendeels getrokken. Een andere belangrijke afvoerleiding is de Zederikboezem die, bestaande uit het Merwedekanaal met de zijtak naar de Arkelse dam en de Oude Zederik, met de erop afwaterende gronden bet deel Zederik vormt. Het boezempeil bedraagt NAP+ 0,80 m en het maalpeil NAP+ 1,26 m. Onder normale omstandigheden loost de Zederikboezem vrij op het Kanaal van Steenenhoek en op het veertiende pand van de Linge via respectievelijk de Kerkhofsluis te Gorinchem en. de schutsluis in de Arkelse Dam. Dreigt het water op de Zederikboezem een stand van NAP +1,26 m te bereiken, dan gaat de sluis in de Arkelse dam dicht en geschiedt de lozing van dit deel uitsluitend via de Kerkhofsluis op het Kanaal van Steenenhoek. Door de Gorinchemse Kanaalsluis mag dan nog in beperkte mate worden geloosd, aangezien de totale hoeveelheid water, die onder deze omstandigheden door de Zederikboezem en de Linge op het Kanaal van Steenenhoek wordt afgevoerd, te allen tijde door het gemaal Mr.Dr. G. Kolff bij Neder-Hardinxveld op de Beneden-Merwede dient te kunnen worden geloosd. Indien nodig wordt de Gorinchemse Kanaalsluis eveneens gesloten. Het overtollige water uit het Lingedeel kan dan nog afgevoerd worden op het Amsterdam-Rtjnkanaal (071-02) via het gemaal H.A. van Beuningen bij Tiel en op de Neder-Rijn (072) via het gemaal Mr. G.J.H. Kuijk te Randwijk. 033-05 Gerioleerd gebied van Neder-Hardinxveld c a . De gerioleerde afwateringseenheid wordt gevormd door de woonkernen van Giessendam met Neder-Hardinxveld (125 ha) en Giessen-Oudekerk (4 ha en 5 ha). 033-09 Gerioleerd gebied van Dordrecht c a . Tot de gerioleerde afwateringseenheid behoren de woonen industriekern van Dordrecht (515 ha), de woonwijken Verdronken Land (28 ha), Sterrenburg (65 ha en 130 ha), Dubbeldam (120 ha en 6 ha) en het bebouwde deel van Polder Wieldrecht (27 ha), alsmede een industrieterrein aan de Wilhelminahaven (15 ha) en een drietal woonkernen aan weerszijden van het Wantij, respectievelijk 9 ha, 20 ha en 27 ha groot. Lozend op de BOVEN-MERWEDE (034) 034-01 Gerioleerd gebied van Gorinchem De gerioleerde afwateringseenheid omvat de woonkern van Gorinchem (185 ha) en een drietal nabij deze woonkern gelegen woonwijken van respectievelijk 23 ha, 34 ha 39 en 25 ha. Indien nodig kan, naast de lozing op de BovenMerwede, gezuiverd afvalwater via een hulpsluis op het Kanaal van Steenenhoek (afwateringseenheid De Linge 033-04) worden gebracht. Tevens is de mogelijkheid aanwezig door middel van de rioolwaterzuiveringsinrichting en het rioolgemaal aan het Merwedekanaal overtollig water at te voeren van de afwateringseenheid Overwaard (070-08). Lozend op de HOLLANDSCHE IJSSEL (035) 035-03 Gerioleerd gebied Prins Alexanderpolder c a . De genoteerde afwateringseenheid omvat de Rotterdamse woonwijken Ommoord (290 ha), Het Lage Land (270 ha en 16 ha) en Zevenkamp (185 ha), alsmede de in de gemeente Capelle aan den IJssel gelegen woonwijken Schenkel (75 ha), Schollevaer (135 ha en 35 ha) en Oostgaarde (135 ha). De riolering van bovengenoemde Rotterdamse woonwijken zal in de toekomst worden aangesloten op de nog te bouwen rioolwaterzuiveringsinrichting Kralingseveer; zie ook onder 031-29. 035-06 Zuidplaspolder Bij veel waterbezwaar kan het noordoostelijke deel van de afwateringseenheid via een hulpduiker onder de spoorbaan Den Haag-Utrecht lozen op de afwateringseenheid Ringvaart van de Zuidplaspolder c a . (035-08) en door middel van het gemaal Zuidpias op de Ringvaart worden bemalen, 035-14 Stolwijk Indien nodig is — eveneens op de Hollandsche IJssel — enige lozing mogelijk door middel van een hulpgemaal te Stolwijkersluis en kan via een hulpsluis aan de westzijde van de afwateringseenheid overtollig water worden afgevoerd naar de afwateringseenheid De Nesse (035-16). 035-20 De Hoek en Schuwagt Door middel van een hulpsluis aan de westzijde en de zuidelijke hulpsluis aan de oostzijde van de afwateringseenheid kan overtollig water geloosd worden op respectievelijk de afwatesringseenheden Kromme, Geer en Zljpe (035-18) en Bergambacht (070-02). Tevens zal het mogelijk zijn via een hulpsluis bij Krimpen aan den IJssel — in ontwerp op de kaart aangegeven — een deel van afwateringseenheid Langeland en Kortland (035-22) mee te bemalen. 035-24 Storm polder De lozing op de Hollandsche IJssel geschiedt via een sluis aan de westzijde en via een tweetal sluizen aan de oostzijde van de afwateringseenheid. Tevens is via een hulpsluis aan de zuidzijde enige lozing mogelijk op de Nieuwe Maas (031). 035-07 Gerioleerd gebied van Nieuwerkerk aan den IJssel c a . Tot deze gerioleerde afwateringseenheid behoren een woonwijk van Nieuwerkerk aan den Ussel (100 ha) en een deel van de woonkern van Moordrecht (15 ha). 035-08 Ringvaart van de Zuidplaspolder Indien nodig kan overtollig water van zowel het noordelijke als het zuidelijke deel van de afwateringseenheid afgevoerd worden naar de afwateringseenheid Zuidplaspolder (035-06). Dit geschiedt voor het noordelijke deel via een hulpduiker onder de spoorbaan Den HaagUtrecht en voor het zuidelijke deel via een tweetal hulpstuwen nabij Nieuwerkerk aan den IJssel. 035-12 Gekanaliseerde Hollandsche IJssel De hoofdafvoerleiding, de Gekanaliseerde Hollandsche IJssel, staat in open verbinding met de Doorslag, de Kromme IJssel en de Enge IJssel. Te zamen vormen ze de boezem van de afwateringseenheid en een oppervlakte van ongeveer 80 ha. Het zomerpeil is NAP+ 0,33 m en het winterpeil NAP+ 0,43 m. Bij zeer hoge waterstanden op de Hollandsche IJssel loost de boezem via de Doorslag en een schutsluis bij Nieuwegein op het Merwedekanaal, dat tot de afwateringseenheid Noordzeekanaal (001-20) behoort. Tevens kan een deel van het overtollige water via een tweetal hulpstuwen bij Polsbroek aigevoerd worden naar de afwateringseenheid Lek (070-06). Als onderdeel van een rioolwaterzuiveringsplan zal het afvalwater van de woonkern van Polsbroek afgevoerd worden naar een bij Lopik te bouwen rioolwaterzuiveringsinrichting; zie ook onder 070-06. De Gekanaliseerde Hollandsche IJssel en de Doorslag zijn in beheer bij het Rijk. 40 Afbeelding 4.8 Watermolen met omloop te Gouda Lozend op de LEK beneden de stuw te Hagestein (070) 070-02 Bergambacht Via een tweetal hulpsluizen aan de westzijde van de afwateringseenheid kan enige lozing plaatsvinden op de afwateringseenheid De Hoek en Schuwagl {035-20). Tevens is het mogelijk door middel van een hulpsluis aan de noordzijde overtollig water af te voeren naar het polderdeel Vlist- en Westzijde van de afwateringseenheid Lek (070-06). 070-06 Lek In het kader van een rioolwaterzuiveringsplan, waarvan het tracé van de transportleidingen reeds op de kaart is aangegeven, zal het afvalwater van het tot deze afwateringseenheid behorende gerioleerde gebied van Benschop (21 ha) en dat van de gerioleerde afwateringseenheden Gerioleerd gebied van Lopik c a . (070-05) en Industriegebied Lopik (070-09), via een bij Lopik ontworpen rioolwaterzuiveringsinrichting op de Lek worden geloosd. 070-08 De Overwaard De boezemwateren, waarop de delen en onderdelen van de afwateringseenheid worden bemalen, vormen te zamen de zogenaamde Lage Boezem met een oppervlakte van ongeveer 190 ha. Het boezempeil is NAP-0,65 m en het maalpeil NAP-0,25 m. Bij zeer lage buitenwaterstanden is het mogelijk via deze boezem en een tweetal uitwateringssluizen te Elshout op de Lek af te wateren. Bij hoge buitenwaterstanden wordt het overtollige water uit de lage boezem afgemalen op een circa 90 ha grote bergboezem, de zogenaamde Hoge Boezem, vanwaar het water via twee sluizen beoosten die van de lage boezem, op de Lek wordt gebracht. Bij veel waterbezwaar kan door middel van een hulpstuw te Elshout een deel van het overtollige water via de afwateringseenheid De Nederwaard (070-10) geloosd worden. Tevens is de mogelijkheid aanwezig enig overtollig water uit hel zuidoostelijke deel van de afwateringseenheid af te voeren naar de gerioleerde atwateringseenheid Gerioleerd gebied van Gorinchem (034-01), waar dit water vervolgens door middel van de rioolwaterzuiveringsinrichting te Gorinchem en het rioolgemaal aan het Merwedekanaal gebracht wordt op respectievelijk de Boven-Merwede (034) en het Merwedekanaal (afwateringseenheid De Linge (033-04)). De windmolens, die voorheen zorg droegen voor de opmaling van het water uit de lage boezem naar de hoge boezem, worden wel bed rijf svaardig gehouden, doch onder normale omstandigheden niet gebruikt. In de toekomst zullen de uitwateringssluizen van de afwateringseenheden De Overwaard en De Nederwaard afgebroken worden en ter plaatse vervangen worden door een gemeenschappelijk kunstwerk met voor de betreffende afwateringseenheden een afzonderlijke lozingsmogelijkheid. 070-10 De Nederwaard De belangrijkste afvoerleidingen het Nieuwe Waterschap en de Alblas of Maalstroom vormen te zamen de zogenaamde lage boezem met een oppervlakte van 80 ha. Het boezempeil is NAP-0,80 m en het maalpeil NAP-0,40 m. Bij zeer lage buitenwaterstanden kan deze boezem via een uitwateringssluis te Elshout op de Lek lozen. Bij hoge buitenwaterstanden wordt het overtollige water uit de lage boezem door middel van een gemaal op een 75 ha grote bergboezem gebracht, de zogenaamde hoge boezem, vanwaar het bij lagere buitenwaterstanden op natuurlijke wijze naar de Lek afvloeit. Overtreft de hoeveelheid van het af te malen water de bergcapaciteit van de hoge boezem, dan kan door middel van het betreffende gemaal rechtstreeks via een maalkolk en bovengenoemde uitwateringssluis op de Lek worden geloosd. Indien nodig bestaat verder de mogelijkheid via de lage boezem en een schutsluis te Alblasserdam op de Noord (032) af te wateren. De windmolens, die voorheen de lage boezem op de hoge boezem bemaalden, worden wel bedrijfsvaardig gehouden, doch slechts in noodgevallen gebruikt. Voor deze afwateringseenheid en de afwateringseenheid Overwaard zal een gemeenschappelijke uitwateringssluis worden gebouwd, voorzien van twee openingen, waarmee de gescheiden lozing van de betreffende afwateringseenheden gehandhaafd wordt; zie ook onder 070-08. 070-13 Gedoleerd gebied van Vianen De gerioleerde afwateringseenheid omvat de woonkernen van Vianen (210 ha), Lexmond (22 ha) en Hei- en Boeicop (4 ha). Er bestaan plannen om nabij Vianen een nieuwe rioolwaterzuiveringsinrichting te bouwen, waar behalve het afvalwater van bovengenoemde woonkernen, tevens het afvalwater van de gerioleerde afwateringseenheden Gerioleerd gebied van Everdingen (071-05) en Gerioleerd gebied van Hagestein (071-07) gezuiverd zal worden. 070-17 Gerioleerd gebied van Gelkenes c a . Tot deze gerioleerde afwateringseenheid behoren de woonkernen van Nieuwpoort (38 ha), Goudriaan (4 ha) en Noordeloos (8 ha). In het kader van een rioolwaterzuiveringsplan, in ontwerp op de kaart aangegeven, zal ten westen van Nieuwpoort een nieuwe rioolwaterzuiveringsinrichting in bedrijf komen. Naar deze installatie zai dan het afvalwater van bovengenoemde woonkernen en dat van de gerioleerde afwateringseenheden Gerioleerd gebied van Ameide (070-15) en Gerioleerd gebied van Groot-Ammers (070-19) worden afgevoerd. Erratum O P bladzijde 35, 2^ kolom, wordt in de beschrijving van Rijnland (001-18, 035-10) ten onrechte de benaming ^ f f l ï U vervangen te worden door Oude Rijn. 41 5. 5.1 WATERVOORZIENING Algemeen De watervoorziening vormt, evenals de afwatering, een aspect van de waterhuishouding; zie voor het begrip waterhuishouding paragraaf 6.3.1. Ten behoeve van verschillende doeleinden wordt water aangevoerd, ingelaten en opgeslagen. Zoet water is onder andere nodig voor de beheersing van het peil op kanalen, boezem- en polderwateren alsmede voor de verversing van deze wateren ten behoeve van het natuurbehoud dan wel ter bestrijding van de verzilting en de verontreiniging. Voorts wordt zoet water gebruikt voor huishoudelijke, industriële en agrarische doeleinden. De belangrijkste bronnen voor de zoetwatervoorziening zijn de Rijn, de Maas en het IJsselmeer. De kleinere stromen die voornamelijk op de hoge gronden voorkomen en ten dele in Nederland ontspringen zijn als bronnen slechts van regionaal belang. Ten aanzien van de oppervlaktewatervoorziening in Nederland is een indeling gemaakt in watervoorzieningseenheden. Een watervoorzieningseenheid is een gebied, dat — in het kader van de peilbeheersing — ter aanvulling van zijn watertekort rechtstreeks water kan betrekken uit zowel het buitenwater als het binnenwater, de bronnen, waarop het voor zijn watervoorziening is aangewezen; zie voor het begrip buitenwater paragraaf 2.1. Het benodigde water wordt door middel van een kunstwerk aan deze bronnen onttrokken en ingelaten op een leiding of een stelsel van leidingen, waaruit de erlangs gelegen gronden — zonodig via daarvoor bestemde inlaatmiddelen — van water worden voorzien. Daar het niet mogelijk is de watervoorziening van Nederland op de hoofdkaart van de Waterstaatskaart voldoende tot haar recht te laten komen, zonder dat dit ten koste gaat van de duidelijkheid, is deze weergegeven op een afzonderlijke kaart, de bijkaart "Watervoorziening". De bijkaart "Watervoorziening" is zowel afzonderlijk te gebruiken, als samen met het betreffende blad van de hoofdkaart als ondergrond. Hierdoor wordt een totaalbeeld verkregen van de wateraan- en afvoer in de verschillende gebieden van ons land. Voor de afbeelding van gebieden en hun begrenzingen is de kleur blauw gebruikt en voor leidingen, kunstwerken en bijbehorende beschrifting de kleur zwart, in een watervoorzieningseenheid ontstaan zogenaamde fasegebieden, indien het ingelaten water trapsgewijs (in fasen) wordt doorgevoerd naar hoger of lager gelegen gronden. Ze zijn te onderscheiden in een eerste fase-gebied, één of meer tweede fase-gebieden en eventueel hierop volgende fasegebieden. Het eerste fase-gebied betrekt het water rechtstreeks van de bron en voorziet de tweede fasegebieden direct en de hierop volgende fasegebieden indirect van water. In dit verband gezien vormen de twee- 42 de fasegebieden en de hierop volgende fasegebieden respectievelijk de delen on onderdelen van een watervoorzieningseenheid. Delen en onderdelen zijn begrensd door een smalle lijn, belangrijke delen door een streeplijn. De watervoorzieningseenheden zijn ingedeeld en gecodeerd naar de bron, waaraan ze het water onttrekken. Ze hebben elk een vast nummer, opgebouwd uit het nummer van de bron en een volgnummer. Ter onderscheiding zijn de bronnen die tot de buitenwateren behoren genummerd van 001 t/m 099 en die tot de binnenwateren behoren genummerd van 100 t/m 999. Per bron zijn de hieruit inlatende watervoorzieningseenheden opeenvolgend genummerd. Voorbeeld: watervoorzieningseenheid 031-04 (Schieland) betrekt het water rechtstreeks uit bron 031 (Nieuwe Maas) en heeft binnen de groep watervoorzieningseenheden die uit deze bron water inlaten het volgnummer 04. Een watervoorzieningseenheid die op gelijkwaardige wijze uit meerdere bronnen van water wordt voorzien, krijgt een nummering volgens die bronnen. Voorbeeld: watervoorzieningseenheid Vaartsche Rijn betrekt het nodige water gelijkwaardig zowel uit de Lek (070) als uit de Neder-Rijn (071) en heeft dan ook een nummering volgens beide bronnon, t.w. 070-05 en 071-04. Een watervoorzieningseenheid die uit meerdere bronnen van water wordt voorzien, waarbij één hoofdbron en één of meerdere nevenbronnen zijn te onderscheiden, krijgt alleen het nummer dat afgeleid is van het nummer van de hoofdbron. De buiten de hoofdwaterkering gelegen watervoorzieningseenheden zijn genummerd volgens hetzelfde principe als de buiten de hoofdwaterkering gelegen afwateringseenheden (zie paragraaf 4.1).Belangrijke delen, die in het randschrift nader worden beschreven, krijgen een nummer, samengesteld uit het nummer van de watervoorzieningseenheid waartoe ze behoren en een volgnummer. Van gebieden met in uitvoering zijnde ruilverkavelingen en ontwateringsplannen is de toekomstige watervoorziening aangegeven. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat wijzigingen in de plannen kunnen optreden tijdens de uitvoering ervan. Tot de drink- en industriewatervoorziening worden gerekend de leveringen van water via de openbare bedrijfstak en de eigen winningen van particulieren, met uitzondering van de onttrekkingen van oppervlaktewater voor koeldoeleinden en de eigen onttrekkingen van grond- en oppervlaktewater voor beregening in de landbouw. Drinkwater wordt in principe bereidt uit zoet grondwater en uit zoet oppervlaktewater, dat opgeslagen wordt in spaarbekkens, al dan niet voorgezuiverd d.m.v. infiltratie in zogenaamde waterwingebieden. Ten aanzien van de mogelijkheden tot winning van grondwater t.b.v. de drinkwatervoorziening is van belang de Grondwaterwet (staatsblad 392, 7 juli 1981). Voor de projecten tot winning van oppervlaktewater is van belang de Wet verontreiniging oppe rvl aktewatere n. •f.- ,: 070 LEK beneden de stuw te Hagestein; 071 LEK en NEDER-RIJN tussen de stuw te Hagestein en de stuw te Amerongen; 075 WAAL. Tabel 3 geeft behalve het nummer, de naam en het inlaat* middel van de watervoorzieningseenheid, tevens de faseindeling van de inliggende gronden naar de wijze van inlaat (natuurlijk of kunstmatig). De watervoorzieningseenheden, die naast het gegeven op de betreffende bijkaart meer informatie behoeven omtrent de inlaatmogelljkheden zijn in de tabel met een * aangeduid en vervolgens nader beschreven. 5.2 1 Beschrijving van de in tabel 3 met een de watervoorzieningseenheden aangedui- Inlaat vanuit het HARINGVLIET (020) Afbeelding 5.1 5.2 Waterwingebied in de duinen Watervoorziening in de provincie Zuid-Holland De watervoorziening in de provincie Zuid-Holland betreft zowel de oppervlaktewatervoorziening als de drink- en industriewatervoorziening. Door de gunstige ligging van de provincie Zuid-Holland t.o.v. de grote zoetwateraanvoerwegen kunnen de in deze provincie gelegen gronden rechtstreeks uit deze bronnen van het benodigde water worden voorzien en aldus watervoorzieningseenheden vormen; zie hiervoor paragraaf 5.2.1. Tevens kan voldoende water worden doorgevoerd naar de in deze provincie verspreid liggende infiltratiegebieden en spaarbekkens, waar het water wordt opgeslagen t.b.v. de drink- en industriewatervoorziening; zie hiervoor paragraaf 5.2.2. Op bijlage 3 is de ligging weergegeven van de geheel of gedeeltelijk in de provincie Zuid-Holland voorkomende watervoorzieningseenheden, alsmede van de bronnen waaraan ze het water onttrekken, De watervoorzieningseenheden die geheel of gedeeltelijk in de provincie Zuid-Holland zijn gelegen, onttrekken het benodigde water aan de hieronder met codenummer genoemde bronnen: 020 021 022 025 026 027 028 029 030 031 032 033 035 020-16 Nieuwe Stad- en Lieve Vrouwenpolder Naast de hoofdinlaat kan het oostelijke deel (285 ha) van de watervoorzieningseenheid afzonderlijk d.m.v. een inlaatsluis en door te hevelen via een gemaal vanuit het Haringvliet van water worden voorzien. HARINGVLIET; SPUI; HOLLANDSCH DIEP; NIEUWE MERWEDE; WATEREN IN DE ZUIDHOLLANDSCHE BIESBOSCH (WANTIJ); HARTELKANAAL; OUDE MAAS met Mallegat en Krabbegeul; DORDTSCHE KIL met Krabbe; NIEUWE WATERWEG met Beerkanaal en Calandkanaal; NIEUWE MAAS met Bakkerskil; NOORD; BENEDEN-MERWEDE; HOLLANDSCHE IJSSEL beneden de afdamming bij Gouda met Sliksloot; 020-19 Haven van Middelharnis Aan de zuidzijde van de watervoorzieningseenheid kan d.m.v. twee hulpsluizen te Sommelsdijk water worden ingelaten op de watervoorzieningseenheid Zuiderdiep (020-20). Inlaat vanuit het SPUI (021) 021-05 Bernisse De boezemwateren die zorg dragen voor de watervoorziening en waterverversing in dit gebied worden gevormd door het Brielse Meer met het Voedingskanaal, de Bernisse en het Brielse Spui. Deze wateren worden op peil gehouden door water in te laten uit de Oude Maas (028) via de inlaatsluis in het Voedingskanaal en de inlaatsluis te Spijkenisse, alsmede uit het Spui (021) via de inlaatsluis in de Bernisse. Tevens wordt ten zuiden van Hekelen via de persleiding van het gemaal De Volharding water uit het Spui ingelaten t.b.v. de polders Braband, Hekelingen, Vriesland en Oud-Schuddebeurs, die te zamen 680 ha groot zijn. Voorts is aan de zuidzijde van de watervoorzieningseenheid, ten zuiden van Hekelen, via een hulpsiuis enige inlaat mogelijk uit de buiten de hoofdwaterkering gelegen watervoorzieningseenheid Buitengorzen voor Velgersdijk (021-98-04). 021-09 Oud-Beijerland Behalve uit het Spui bestaat ook nog de mogelijkheid water in te laten uit de watervoorzieningseenheid Stadsgracht van Oud-Beijerland (021-11) d.m.v. een sluis bij Oud-Beijerland en uit de watervoorzieningseenheid Westmaas-Nieuwland (028-14) d.m.v. een gemaal en een sluis ten oosten van Oud-Beijerland. Inlaat vanuit het HOLLANDSCH DIEP (022) 022-03 Cromstrijen Indien nodig kan in het noorden van de watervoorzieningseenheid ten oosten van Klaaswaal d.m.v. een gemaal wa- 43 ter worden ingelaten vanuit de walervoorzieningseenheid Westrnaas-Nieuwiand {028-14). Inlaat vanuit de OUDE MAAS (028) 028-05 Waal De belangrijkste inlaatieiciing in dit gebied is de Waai, die behalve uit de Oude Maas eventueel uit de Noord (032) van water wordt voorzien d.m.v. een inlaatsiuis te Hendrik-ido-Ambacht. Met een deel van het ingelaten water worden tevens de grachten van Barendrecht en HendrikSdoAmbacht doorgespoeld. gewoonlijk een peii heeft van NAP-1,00 m, doch in het voorjaar en in de zomer t.b.v. de watervoorziening gehouden wordt op NAP--0,85 m. De Rotte wordt voornamelijk vanuit de Nieuwe Maas van water voorzien. Dit geschiedt te Rotterdam d,m,v, een perskoker van het gemaai Mr. U.G. Schilfhuis sn indien nodig via de nabij dit gemaal gelagen Leuvesluis. Voorts wordt via de Rotte, het Zevenhuizense Verlaat en de Hennipsloot een deel van hei: ingelaten Water doorgevoerd naar de Ringvaart van de Zuidplaspoider. Bij te hoge zoutgehalten van de Nieuwe Maas kan water vanuit de Hollandsche IJssel (035) d.m.v. de Snelle Sluis te Moordrecht worden ingelaten en vervolgens Afhwlding 5,2 Maainkiisje 028-12 Oost- en West-Zomerlanden Naast de hoofdinlaat te Keizersveer is in het noordwesten van het gebied d.m.v. een hulpstuw nabij Heinenoord enige iniaat mogelijk uit de watervoorzieningseenheid WestZomerlanden (028-20), 028-14 Wöstmaas-Nieuwland Voornamelijk t.b.v. een 120 ha groot poldergebied in het noordwesten van de. watervooraeningseenheid wordt d.rn.v. een sluis water ingelaten vanuit de watervoorzieningseenheid Stadsgracht van Oud-Beijertand (021-12). Inlaat vanuit de NIEUWE MAAS (031) 031-04 Seniel and De belangrijkste inlaatleiding in dit gebied is de Rotte, die 44 m.b.v, het gemaal aan de Gennipsloot op de Rotte worden bemalen. Tevens bestaat de mogelijkheid in zeer droge tijden water in geringe mate uit de watervoorziertingseenheid Rijnland-Delfland (035-04) te betrekken d.m.v. een gemaai ie Moerkapelle. Voorts wordt onderzoek verricht naar de mogelijkheden van kleinschaliger aarsvoervoorzieningen zoals een aanvoer via de Krimpenerwaard, d.m.v. een syphon onder de Hollandsche IJsse) en/of via Delfland-Oost en de Bergsesluis. 031-10 Zuiderpark De watervoorziening in dit gebied betreft in hoofdzaak de doorspoeling en verversing van de stadswateren, gelegen in de Rotterdamse woonwijken HillesSuis, Zuiderpark, Lornbardsjen en Charlois. Naast de inlaat uit de Maasha- ven is aan de westzijde van de watervoorzieningseenheid enige inlaat mogelijk uit respectievelijk de Waalhaven en vanuit de watervoorzieningseenheid Koedood (028-04). Inlaat vanuit do NOORD (032) 032-06 Polder Hendrik-ldo-Ambacht De watervoorziening in dit gebied dient behalve voor de peilbeheersing tevens voor het doorspoelen en verversen van de stödswateren van Dordrecht. Naast de inlaat uit de Noord kan, indien nodig, via een stuw aan de noordzijde van de watervoorzieningseenheid water worden betrokken uit de watervoorzieningseenheid Waal (028-05). Inlaat zowel vanuil de BENEDEN-MERWEDE (033) als vanuit de WAAL (075) 033-02 Linge-Wost c a . 075-02 De boezem, waaruit de delen en onderdelen van water worden voorzien, wordt gevormd door het deel van de Linge vanaf Gorïnehem tot aan de stuw ie Tiel — en het ermee in open verbinding staande Kanaal van Steenenhoek. De boezem wordt op peil gehouden door water uit de Beneden-Merwede via een inlaatsluis te NecierHardinxveld op het Kanaal van Steenenhoek in ie laten. Evenzo wordt te Tiel water uit de Waal via een inundattekanaal rechtstreeks op de Linge gebracht. Voorts bestaat de mogelijkheid via de stuw te Tiel water te betrekkeri uit de watervoorxieningseenheid Neder-Beiuwe (072-03), dat d.rn.v. het gemaal H.A. van Beuningen uit het Betuwepand vars het Amsierdam-Rijnkanaal (075-06) wordt aangevoerd. Nabij de inlaatsiuis te Neder-Hardinxveld zal een gemaal worden gebouwd (in ontwerp op de kaart aangegeven), waardoor de inlaatcapadteit vanuit de Beneden-Merwede met 600 rn-Vmin wordt vergroot, in verband hiermede kan de inlaat vanuit het AmsterdamRijnkanaal worden verminderd, hetgeen de bevaarbaarheid van de Waal en Merwede ten goede zal komen. Inlaat vanuit de HOLLANDSCHE IJSSEL (035) 035-04 Rijnland-Delfland De watervoorziening heeft hoofdzakelijk plaats ie Gouda, waar het water op Rijnlands boezem kan worden ingelaten door middel vars de iniaatkokers onder het gemaal voor de afwatering, Als de waterstanders op de Hollandsche iJsse! lager zijn dan NAP--0.30 rn, wordt gebruik gemaakt van de daar aanwezige inmaalinstallatio. De inlaatrnogelijkheid uit de Hollandsche Ussel bedraagt maximaal 34 m3/sec. Tevens is enige inlaat mogelijk uit de Lek (070) via de watervoorzieningseenheid Vaartsche Rijn (070-05; 071-04). Dit geschiedt d.rn.v. de Gemeentesluis te Vreeswijk en de aanvoerweg Merwsdekanaal, Doorslag, Kromme Ussel, Gekanaliseerde Hollandsche IJssel, de Geniesluis te Hekendorp, Enkele Wiericke en de Oude Rijn tot aan Bodegraven, waar het water door middel van een schutsluis op BH « • • • • • ; . : - : : ^mz^mrr. Afbeelding 5.3 Gemaal Mr, PA. Pijnacker-Hordijk te Gouda 45 Rijnlands boezem wordt gebracht. Deze aanvoer bedraagt normaal 3 nWsec. Voorts kan eveneens via de schutsluis te Bodegraven overtollig water uit het gebied van het Grootwaterschap van Woerden op Rijnlands boezem worden ingelaten. Bij verzilting van de Hollandsche IJssel kunnen kleine hoeveelheden water, zoals schutwater, afvalwater en kwelwater vanuit het AmsterdamRijnkanaal via noodaanvoerwegen worden toegevoerd, mits het peil op dit kanaal voldoende hoog is (via de route Heicop - Bijleveld - Geer • Heinoomsvaart - Amstel - Drechtkanaal kan water uit het Amsterdam-Rijnkanaal door de Tolhuissluizen in Rijnland ingelaten worden). In dit verband wordt onderzoek verricht naar de mogelijkheden van kleinschalige aanvoervoorzieningen, zoals een vergroting van de aanvoer via Bodegraven. Aan de zuidoostzijde van de watervoorzieningseenheid bestaat de mogelijkheid bij Moerkapelle en Waddinxveen d.m.v. respectievelijk een viertal hulpsluizen en twee hulpstuwen water te betrekken uit de watervoorzieningseenheid Schieland (031-04). Het deel Delfland, dat een oppervlakte heeft van ongeveer 20 000 ha, wordt vanuit Rijnlands boezem door middel van het gemaal mr. dr. Th.F.J.A. Dolk te Leidschendam van water voorzien (maximaal Afbeelding 5.5 Stolwijkersluis te Gouda zijde van de watervoorzieningseenheid een mogelijkheid om d.m.v. een tweetal hulpsluizen water te betrekken uit de Vlist, die tot de watervoorzieningseenheid Vaartsche Rijn (070-05; 071-04) behoort. Voorts zijn er een aantal voorzieningen getroffen, die het mogelijk maken het uit de Lek ingelaten water door te voeren en dit vervolgens op de Hollandsche IJssel te pompen met het oogmerk de kwaliteit van het water in deze rivier te verbeteren. 070-07 Nederwaard Nagenoeg het gehele gebied kan onder vrij verval vanuit de boezem (Alblas of Graafstroom) van water worden voorzien. De inlaat vindt plaats te Elshout, waar het water uit de Lek d.m.v. de hogeboezemsluis van de Nederwaard op de boezem wordt gebracht. Voorts is via een schut- tevens inlaatsluis te Alblasserdam enige inlaat mogelijk uit de Noord (032). Indien nodig kan via een tweetal hulpsluizen aan de noordoostzijde van de watervoorzieningseenheid water worden ingelaten vanuit de watervoorzieningseenheid Overwaard (070-08). Afbeelding 5.4 Gemaal Mr. Dr. Th.F.J.A. Dolk te Leidschendam 8 m3/sec). Eind 1981 is in principe besloten het in 1971 geboren plan tot de aanleg van een zoetwaterkanaal van Waddinxveen naar Voorburg te verlaten. Dit kanaal zou namelijk met water uit de Gouwe-als oplossing dienen voor het zoetwatertekort van het deel Delfland en de watervoorzieningseenheid Schieland. Als alternatieve oplossing wordt thans gedacht dit tekort aan te vullen met een kwantitatief en kwalitatief voldoende zoetwateraanvoer vanuit het Haringvliet en het Brielse Meer, via een pijpleiding met een capaciteit van 4 m3/sec onder de Nieuwe Waterweg door, naar Delflands boezem (Oranjekanaal). 070-08 Overwaard Alle polders binnen deze watervoorzieningseenheid liggen beneden het boezempeil, zodat het gehele gebied onder vrij verval van water kan worden voorzien. De watervoorziening geschiedt voornamelijk te Elshout, Inlaat vanuit de LEK beneden de stuw te Hagestein (070) 070-01 Krimpenerwaard Naast de watervoorziening vanuit de Lek kan, afhankelijk van de kwaliteit, vanuit de Hollandsche IJssel op diverse plaatsen water worden ingelaten. Tevens is aan de oost- 46 Afbeelding 5.6 Inlaat Goejanverwellesluls waar het water d.m.v. de hogeboezemsluis van de Overwaard op de boezesm wordl ingelaten, Voorts wordt Lekwater aangevoerd voor het doorspoelen van de grachten van Ameide en Nieuwpoort, .Eventueel kunnen watertekorten ook nog worden aangevuld met water uit de Beneden-Merwede (033), via een schutsluis te Giessendam, uit de watervooraeningseenheid Linge-West (033-02; 075-02) via de Oude Zederik en een schutsluis te Meerkerk en uit de watervoorzieningseenheid Nederwaard (070-07) via een inlaalsluis nabij Giessendam. Inlaat zowel vanuit de LEK beneden de stuwteHagestein (070) als vanuit de LEK en NEDER-RUN tussen de stuw te Hagostein en de stuw te Amerongen (071) 070-05 Vaarische Rijn 071-04 Do watervooraeningseenhaid Vaarische Rijn, grotendeels gelegen in de provincie Utrecht, betrekt het nodige water voor de peilbeheersing en walerverversing uit de ring. Vanuit de Gekanaliseerde Hollandsche IJssel wordt de boezem van Woerden (Oude Rijn) van water voorzien, Dit geschiedt via de Dubbele Wiericke, de Lange Linsehotön en de Montfoortsche Vaart, De inlaat via de Enkele Wiericke is, evenals de inlaat vanuit de Hollandsche IJssel (035) op de Gekanaliseerde Hollandsche IJssel via de Waaiersluis te Gouda, bestemd voor doorvoer naar de watervoorzieningseenheid Rijnland-Delfland (035-04), Eveneens vanuit de Gekanaliseerde Hollandsche IJssel wordt de Vlist rechtstreeks van water voorzien. Eventueel kunnen watertekorten op de Vlist en de Lopikerwetering worden aangevuld met water wit de Lek, da! door middeJ van de schut- tevens inlaaisluis te Schoonhoven wordt ingelaten. Te Wijk bij Duurstede wordt door middel van een inlaatsluis water uit de Neder-Rijn — bij rivierstanden van NAP+ 2,50 m en hoger — ingelaten op de Kromme Rijn. Naast bovengenoemde in)aatmog&ii\kheden wordt ook nog met behulp van het inlaatgemaal Jutphaas te Utrecht water vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal (071-02) op de Vaartsche Rijn gebracht voor o,a. het doorspoelen en ver- : -&mËT-}^^> Afh&eiding 5.7 Stuw Lek (070) en uit de Neder-Rijn (071). De inlaat uit de Lek geschiedt te Nieuwegein, waar het water door middel van de Gemeentasluis en indien nodig de Koninginnesluis op het (vierwedekanaal wordt gebracht en vervolgens via de Doorslag en de Enge IJssel wordt doorgevoerd naar de Gekanaliseerde Hollandsche IJssel en de Lopikerwete- versen van de grachten van Utrecht. Evengoed kan in dringende gevallen aan dit kanaal water worden onttrokken voor doorvoer via de Leidsche Rijn (071-02) en do boezem van Woerden naar de reeds eerder genoemde watervoorzieningseenheid Rijnland-Delfland. 47 Tabel 3 nummer 020-02 020-06 020-08 020-09 020-12 020-14 020-15 020-16* 020-19* 020-20 020-83-01 020-98-02 020-98-03 020-99-01 020-99-02 020-99-03 021-05* 021-09* 021-11 021-12 021-13 021-15 021-98-01 021-98-02 021-98-03 021-98-04 021-98-05 021-98-06 021-99-01 021-99-02 022-01 022-02 022-03* 022-04 022-05 022-07 022-09 022-13 022-14 022-16 Algemene gegevens der watervoorzieningseenheden naam Oudenhoorn Den Hitsert Westerse Polder - west Oude Polder Gecombineerde Midden polder Brienenswaard Bommetse Polders Nieuwe Stad- en Lieve Vrouwenpolder Haven van Middelhamis Zuiderdrep 's Lands bekade Gorzen Westerse Laagjes Oosterse Laagjes Westplaatbuitengronden Griend wei polder - west Griendweipolder - oost Bernisse Oud-Beijerland Stadsgracht van Oud-Beijerland Nieuw-Beijerland en Nieuw-Piershil Oude Korendijk c a . Oude en Nieuwe Uitslag van Putten Beeningerwaard Zuidoord Buitengorzen voor Velgersdijk - zuid Buitengorzen voor Velgersdijk - noord Gorzen voor Nieuw-Schuddebeurs Buitenpolder bij Aaldijk 's Lands bekade Gorzen - noord Leenheerenpolder Torensteepolder - west Westerse Polder - oost Cromstrijen Torensteepolder Hogezandse Polder Gorzen en Aanwassen van Esse Strijensche Haven Zuidpunt - west Zuidpunt - oost Biesbosch inlaatmiddel (vanuit de bron) gemaal inlaatsluis iniaatsluis inlaatsluis inlaatsluis gemaal (dmv heveJing) inl.sluis/gemaal (heveling) inl.sluis/gemaal (heveling) inlaatgemaal inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis twee inlaatsluizen inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis windmolen inlaatsluis inlaatsluis gemaal (dmv heveling) inlaatsluis hevel inlaatstuis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis schutsluis inlaatsluis gemaal (dmv terugheveling) inlaatsluis direct inlatend gebied 275 810 255 44 350 255 1410 430 6 430 75 70 38 105 8 9 1020 5 7 1550 3 45 60 65 5 15 22 9 5 125 7 95 1565 310 635 330 65 185 430 900 oppervlakte in ha delen / onderdelen inlaat op inlaat dmv gemaal of natuurl. hevel wijze 1220 — — — — — — 285 405 7361 40 — — — — — 11115 1605 — — 2215 445 — — — — — — — — — — 705 — — — 3517 195 — 49 150 — — — — — — — — 200 — — — — — — 2170 — — 12 940 — — — — — — — — — — — 1429 — — 46 — — totaal 1645 810 255 44 350 255 1410 715 411 7991 115 70 38 105 8 9 14305 1610 7 1562 3158 490 60 65 5 15 22 9 5 125 7 95 3699 310 635 330 3628 380 430 949 in ZuidHolland 1645 810 255 44 350 255 1410 715 411 7991 115 70 38 105 8 9 14305 1610 7 1562 3158 490 60 65 5 15 22 9 5 125 7 95 3699 310 635 330 3628 380 430 949 022-98-01 022-98-02 022-98-03 022-98-04 022-98-05 022-98-06 022-98-08 025-02 025-98-01 025-98-02 025-98-03 025-98-04 026-98-02 026-98-03 026-98-04 026-98-05 026-98-06 026-98-07 026-99-01 026-99-02 026-99-03 026-99-04 026-99-05 027-99-01 028-01 028-02 028-03 028-04 028-05* 028-07 028-08 028-09 028-10 028-11 028-12* 028-13 028-14* 028-20 028-21 028-22 028-23 028-98-01 028-99-01 028-99-02 028-99-04 029-01 029-03 Westerse bekade Gorzen - Oost Gorzen ten zuiden van de Torensteepolder Gorzen ten zuiden van de Hogezandsche Polder Buitenlanden - west Natu u rreservaat Buitenlanden - oost Tongplaat Vierpolders c a . Zuidplaatje Poldertje ten zuiden vd Otterpolder Huiswaard en Oude Kat Jongeneete Ruigt Nieuwe Kat Otterpolder Mariapolder Hel- en Zuilespolder Kort- en Lang-Ambacht met De Ruigten bezuiden De Perenboom Aart Eloijenbosch en Jonge Janswaard Noord-Bovenpolder Wantijpark Jagers- en Windhondpolder Hengstpolder Louw Simonswaard Oostvoornse Meer Haven van Poortugaal Albrandswaard De Zegen-, Moien- en Poortlandpolder Koedood Waal Uilenvlietse Haven Slobberoord Het Nieuweland Nieuw-Bonaventura-noordwest Binnenbedijkte Maas Oost- en West-Zomerlanden Oud-Hei nenoord Westmaas-Nieuwland West-Zomerlanden Tuin-Deltaziekenhuis Spuihaven De Mijl Nieuwe Polder Geertruida Agathapolder Buitenpolder bij Kuipersveer Groot-Koningrijk Wieldrecht Mariapolder twee inlaatsluizen inlaatsiuis inlaatsluis inlaatsiuis windmolen inlaatsiuis inlaatsluis gemaal (dmv terugheveling) inlaatsluis iniaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis 14 65 17 46 14 75 70 440 25 3 70 34 2 65 21 110 — — — — — — 25 300 — — — — — — — — 14 65 17 46 14 75 95 740 25 3 70 34 2 65 21 110 14 65 17 46 14 75 95 740 25 3 70 34 2 65 21 110 inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsiuis inlaatsluis inlaatsluis gemaal met persleiding hevel gemaal (via persbuis) hevel sluis hevel hevel hevel inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis en hevel inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis hevel hevel hevel gemaal inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis gemaal (dmv terugheveling) inlaatsluis 190 105 55 17 13 45 55 525 22 145 480 860 209 60 34 105 720 300 655 340 1260 25 12 1 125 43 30 6 95 585 230 190 190 — — — — — — — 514 — — 1012 2999 — — — — 1678 — — 276 — — — 200 — — — — — 105 60 55 17 13 45 55 525 576 145 480 55 17 13 45 55 525 576 145 480 1872 3763 1872 3763 60 34 105 720 60 34 105 720 1978 1978 655 340 655 340 1536 1536 25 12 1 325 30 30 6 95 585 230 25 12 1 325 30 30 6 95 585 230 40 555 nummer 029-04 029-05 029-06 029-09 031-01 031-02 031-04* 031-05 031-07 031-09 031-10* 031-11 031-12 031-98-01 031-98-02 032-01 032-05 032-06* 032-99-01 033-01 033-02* 035-01 035-04* 035-09 035-10 070-01* 070-05* 070-07* 070-08* 070-10 070-99-01 070-99-02 070-99-03 071-02 071-04 075-02 naam De Volharding Mookhoek en Trekdam Nieuw-Bonaventura-noordoost Trekdam-noordoost Vetten oord Oranjepark Schieland Gerdesiaweg Donkse Bos IJsselmonde Zuiderpark Leiding langs Schiedamse dijk Spoorsloot Park-west Park-oost Polder Papendrecht Voor- Donkersloot en Woude Polder Hendrik-ldo-Arnbacnt Crezéepolder De Peulen Linge-West (075-02) Gecombineerde Polders in Capelle a/d IJssel Rijnland-Delfland Kasteelgracht Stadswater van Capelle a/d IJssel Krimpenerwaard Vaartse Rijn (071-04) Nederwaard Overwaard Lek Gebiedje ten westen van Elshout Gebiedje ten zuidwesten van Elshout Binnen-nes Amsterdam-Rijnkanaal ten noorden van de Lek Vaartsche Rijn (070-05) Linge-west c a . (033-02) inlaatmiddel (vanuit de bron) hevel gemaal (dmv terugheveling) inlaatsluis hevel sluis sluis gemaal sluis hevel hevel sluis sluis sluis inlaatsluis inlaatsluis inlaatsluis hevel hevel inlaatsluis gemaal inlaatsluis inlaatsluis inlaatslu is/gemaal hevel hevel inlaatsluis inlaatsluis (Nieuwegein) inlaatsluis inlaatsluis iniaatsiuis inlaatsluis inlaatsluis iniaatsiuis Prinses Irene Sluis (schutsluis) inlaatsluis (Wijk bij Duurstede) inundatiekanaal direct inlatend gebied 740 oppervlakte in ha delen /onderdelen inlaat dmv inlaat op natuurl. aal of wijze vel 40 — 720 5 1 14 360 1 75 18 235 1 1 10 16 270 165 60 85 41 1905 720 12341 10 65 75 __ -.- 23000 12850 — 25350 — — — 4240 545 85 63450 5 565 9990 34975 6935 14350 2365 525 230 8 6 41 — 285 1905 141 — — — — — — 96 — — — 300 285 — — — 252 — — 37 255 12500 1 2425 totaal 780 34975 23000 976 — — — — — 4240 12850 5 1 14 12953 1 85 224 310 in ZuidHolland 780 720 5 1 14 12953 1 270 298 85 224 310 1 1 10 16 270 298 315 85 315 85 1 1 10 16 41 37755 385 101300 5 1 12415 39500 7710 14891 2890 8 6 4-1 52500 39500 37755 41 14055 385 73370 5 1 12415 9800 7710 14891 140 8 6 41 1590 9800 14055 5.2.2 Waterwingebieden in de provincie Zuid-Holland In de provincie Zuid-Holland komen naast elkaar gebieden voor met zoet grondwater tot op grote diepte en met zout of brak water vrijwel tot aan het maaiveld. Dit beeld houdt deels verband met de geologische opbouw van de bodem en deels met de geohydrologische situatie die vanaf de middeleeuwen door menselijk ingrijpen (inpo/dering, bedijkingen) is ontstaan; zie ook paragraaf 2.2 en verder de Geologische Kaart van Nederland (lit. 2). De winbaar geachte hoeveelheid grondwater in ZuidHolland bedraagt ongeveer 130 miljoen ma/jaar, terwijl landelijk deze hoeveelheid geraamd kan worden op 1940 miljoen m3. Gebieden met zoet grondwater van relatief goede kwaliteit zijn de Vijfheerenlanden, het Eiland van Dordrecht en de duinstrook. Gebieden met zoet grondwater van matige tot zeer slechte kwaliteit zijn het oostelijke veenweidegebied (d.i. het gebied ten oosten van Gouda en Alphen aan den Rijn), alsmede de waarden en de eilanden tussen de rivierarmen. Verder is het grondwater van bijna het gehele westelijke deel van de provincie (m.u.v. de duinen) vrijwel tot aan het maaiveld zout of brak. Bij besluit van Provinciale Staten van Zuid-Holland van 17 februari 1977, nr. 16 (Provinciaal Blad nr. 14 van 1977) is vastgesteld de "Verordening regelende de bescherming van waterwingebieden in de provincie Zuid-Holland ,tegen de verontreiniging". In deze verordening zijn de gronden aangewezen, die de waterwingebieden vormen en nader zijn aangeduid als "waterwingebied I", "waterwingebied II" en "waterwingebied III". Onder waterwingebied I wordt begrepen het gebied dat direct om de winningsmiddelen is gelegen en zodanig groot is dat het toestromende grondwater in het watervoerende pakket een verblijftijd heeft van tenminste 60 dagen. Rondom waterwingebied I bevindt zich het beschermingsgebied dat onderverdeeld is in een 10-jarenzone{waterwingebied II) en een 25-jarenzone(waterwingebied III). Voor elk van deze waterwingebieden gelden afzonderlijke verbodsbepalingen om te voorkomen dat het aldaar aanwezige oppervlaktewater en grondwater verontreinigd wordt. Afbeelding . toont een overzicht van de in de provincie Zuid-Holland gelegen waterwingebieden. Een nadere beschrijving van deze gebieden is hieronder opgenomen. Naar de Commissie Bescherming Waterwingebieden bestaat een waterwingebied uit twee delen, namelijk een bacteriologische en een chemische beschermingszone. Deze zones hebben betrekking op de "reistijden" van het water naar de winningsmiddelen. In de bacteriologische beschermingszone gaat het om een 60-dagenzone {waterwingebied I). In de chemische zone worden een 10-jarenzone (waterwingebied II) en een 25-jarenzone (waterwingebied III) onderscheiden. Gemeente Bedrijven Noordwijk (1) In het duingebied ten noorden van Noordwijkerhout ligt het waterwingebied van de Gemeentewatsrleidingen Amsterdam, groot 1495 ha. De grondwaterwinning in dit gebied dient mede t.b.v. het waterleidingbedrijf Gemeente Bedrijven Noordwijk, waarvoor een productiecapaciteit is gesteld van 1,1 miljoen m3/jaar. N.V. Leidse Duinwater Maatschappij (2) Het waterwingebied van de Leidse Duinwater Maatschap- pij, groot 1083 ha, is gelegen in het duingebied tussen Katwijk en Wassenaar. De voorraad vorm ing geschiedt in hoofdzaak d.m.v. infiltratie vanuit de Wassenaarsche Wetering. De capaciteit van de waterwinning bedraagt 19 miljoen m3/jaar. Uit onderzoek is gebleken dat de capaciteit vergroot kan worden door water te infiltreren uit Rijnlands boezem of uit de Andelsche Maas. Duinwaterleiding van 's-Gravenhage (3) in het duingebied tussen Wassenaar en 's-Gravenhage bevindt zich het waterwingebied van de Duinwaterleiding 's-Gravenhage. De waterwinning geschiedt met een capaciteit van 48 miljoen m3/jaar. Het te winnen water wordt voornamelijk verkregen door voorgezuiverd water uit de Andelsche Maas te infiltreren. Vóór 1976 werd Lekwater afkomstig uit Bergambacht geïnfiltreerd. Deze winningsmogelijkheid blijft bestaan als noodvoorziening. :,;* Afbeelding 5.8 Bord Duinwaterleiding van 's-Gravenhage Westlandsche Drinkwaterleiding Maatschappij N.V. (4) Het waterwingebied van dit waterleidingbedrijf is gelegen in de duinen tussen 's-Gravenhage en Monster. Het gebied heeft een oppervlakte van 275 ha en een productiecapaciteit van ongeveer 3 miljoen m3/jaar. Ter compensatie van deze winning wordt in de duinen bij Monster water uit Delflands boezem tot infiltratie gebracht. In de naaste toekomst zal worden overgeschakeld op infiltratie van water uit de Andelsche Maas, waardoor tevens een vergroting van de capaciteit mogelijk wordt gemaakt. Waterleidingbedrijf "De Rijnstreek" (5) Het waterwingebied van het waterleidingbedrijf "De Rijnstreek" heeft een oppervlakte van 83 ha en ligt bij Hazerswoude - Rijndijk aan weerszijden van de Oude Rijn. De hoeveelheid grondwater ©n oevergrondwater die aan het gebied onttrokken wordt bedraagt jaarlijks 2,5 miljoen m3. Gemeentebedrijven voor electriciteit, gas, water en licht (6) Het waterwingebied van dit waterleidingbedrijf is 109 ha groot en omvat een deel van de woonkern van Alphen aan den Rijn. De grondwater- en oevergrondwaterwinning geschiedt met een capaciteit van 2,5 miljoen m3/jaar. Stichting Drinkwaterleiding De Elf Gemeenten (7) Het waterwingebied van de Stichting Drinkwaterleiding De Elf Gemeenten ligt grotendeels in de provincie Utrecht. Het bevindt zich aan de noordzijde van Woerden en is on- 51 WATERWINGEBIEDEN WATERWINQEBIED I WATERWiNGEBIED WATÊRW1NGEB1ED III SPAARBEKKEN TRANSPORTLEIDING PROVINCiEGRENS N • ;\iïSrr&^&%f Afbeelding 5.10 Infiltratiegebied in de duinen bij Wassenaar t.b.v. de drinkwatervoorziening geveer 235 ha groot. Het Zuidhollandse deel heeft oen oppervlakte van 81 ha en een grondwaterwinning van 3 miljoen m3/jaar. Goudse Waterleiding Maatschappij N,V, (18) Aan de rechteroever van de Lek, ten oosten van Krimpen aan de Lek ligt het waterwingebied van de Goudse Waterleiding Maatschappij, Het gebied heeft een oppervlakte van 758 ha, waarvan een klein deel buiten de hoofdwaterkering is gelegen. De winning aan grondwater en oevergrondwater is gesteld op een capaciteit van 4 miljoen rn3/jaar. Waterleidingbedrijf Oost-Usselmonde (15, 16 en 19) Het waterleidingbedrijf heeft drie waterwingebieden, waaraan zowel grondwater ais oevergrondwater wordt onttrokken, te weten: — een waterwingebied (19), gelegen bij Slikkerveer aan de linkeroever van de Nieuwe Maas. Het heeft een oppervlakte van 394 ha en een productiecapaciteit van 4 miljoen m3/jaar; — een buiten de hoofdwaterkoring gelegen waterwingebied (18) bij Hendrik-ldo-Ambacht langs de linkeroever van de Noord, groot 118 ha. De waterwinning heeft een capaciteit van 2,5 miljoen m3/jaar; — een waterwingebied van 835 ha (15), getogen tussen Zwijndrecht en Hendrik-ldoAmbacht langs de linkeroever van de Noord, waar de waterwinning geschiedt met eert capaciteit van 4,2 miljoen m3/jaar. Drinkwaterleiding De Alblasserwaard on de Vijfheerenlanden (9, 10, 11 en 17) Ten behoeve van de drinkwatervoorziening wordt door dit waterleidingbedrijf grondwater en oevergrondwater onttrokken aars de volgende vier gebieden; — een waterwingebied (17), gelegen bij Nieuw-Lekkerland aan de linkeroever van de Lek. Het gebied bestaat voornamelijk uit polderland en uit enige buiten de hoofdwaterkering gelegen gronden. De oppervlakte is 277 ha. De capaciteit van de waterwinning bedraagt 4,5 miljoen m3/jaar; — oen waterwingebied (11), gelegen bij HardinxveldGiessendam aan de rechteroever van de BenedenMerwede. Het gebied heeft een oppervlakte van 56 ha en bestaat uit polderland en uit buiten de hooklwaterkering gelegen gronden. De waterwinning geschiedt met een capaciteit van 0,5 miljoen rn;i/jaar; — een waterwingebied (9), gelegen ten zuiden van Lexmond. Dit. gebied, waar jaarlijks 8 miljoen m;'grondwater wordt gewonnen, heeft een oppervlakte van 66 ha en bestaat geheel uit polderland; — een waterwingebied (10), groot 90 ha, gelegen langs de rechteroever van de Linge. Hei bestaat deels uit polderland en deels uit stedelijke bebouwing van Leerdam. De capaciteit van de grondwaterwinning bedraagt 1,2 miljoen rn-Vjaar. Stichting Bronwaterleiding Hoeksche Waard (14) Ters zuiden van 's-Gravendeel ligt langs de rechteroever 53 van de Dordtsche Kil het waterwingebied van de Stichting Bronwaterleiding Hoeksche Waard. Het gebied, waar oevergrondwater wordt gewonnen met een capaciteit van 5 miljoen m3/jaar, heeft een oppervlakte van 79 ha en bestaat geheel uit polderland. Gemeentelijk Energiebedrijf Dordrecht (12 en 13) De beide waterwingebied en, waaruit door dit waterleidingbedrijf zowel grondwater ais oevergrondwater wordt onttrokken zijn de volgende: — het waterwingebied (13), gevormd door het Wantijpark en een deel van de Oude Stadspolder is gelegen aan het Wantij. De oppervlakte is 138 ha. De capaciteit van de waterwinning bedraagt 4 miljoen nWjaar; — het waterwingebied (12), gelegen nabij Kop van het Land, langs de Nieuwe Merwede. Het gebied heeft een oppervlakte van 67 ha en bestaat geheel uit polderland. N.V. Waterleidingmaatschappij Zuid-West-Nederland (20) In het duingebied van Goeree-Overflakkee bevindt zich het waterwingebied van de N.V. Waterleidingmaatschappij Zuid-West-Nederland, groot 895 ha. Het te winnen water wordt voornamelijk verkregen d.m.v. infiltratie met water uit het Haringvliet. De totale productiecapaciteit bedraagt 3,5 miljoen m3/jaar, waarvan slechts 0,6 miljoen m 3 uit grondwater bestaat. Goudse Waterleiding Maatschappij N.V. (8) Langs de rechteroever van de Lek ligt tussen Schoonhoven en Bergambacht het waterwingebied van de Goudse Waterleiding Maatschappij. Het gebied, waar grondwater en oevergrondwater wordt gewonnen, heeft een oppervlakte van 1501 ha en bestaat voornamelijk uit polderland. Met behulp van drie pompstations wordt een productiecapaciteit bereikt van 12,8 miljoen m3/jaar. Naast de waterwinning uit de waterwingebied en wordt ook water aangevoerd uit de in de Brabantsche Biesbosch gelegen spaarbekkens. Dit geschiedt d.m.v. transportleidingen naar de zuiveringsbedrijven van de Drinkwaterleiding Rotterdam te Kralingen en op de Beerenplaat, alsmede naar het zuiveringsbedrijf van het Ge- 54 meentelijk Energiebedrijf Dordrecht ie Dordrecht. De twee eerstgenoemde zuiveringsbedrijven hebben een capaciteit van 180 miljoen m3/jaar bij gezamenlijk gebruik; de capaciteit van het laatstgenoemde zuiveringsbedrijf bedraagt 13 miljoen m3/jaar. Om in de toekomst de drinkwatervoorziening van de provincie Zuid-Holland veilig te stellen dient de productiecapaciteit van de waterwinning te worden verhoogd, hetgeen kan geschieden door nieuwe waterwinprojecten uit te voeren en/of de capaciteit van de bestaande te verhogen en/of nieuwe vormen van waterwinning toe te passen. In verband hiermede is door de stuurgroep "Integraal onderzoek drinkwatervoorziening" onderzoek verricht naar de mogelijkheden voor waterwinning en zuivering in en nabij de provincie Zuid-Holland. Aan de hand hiervan is in het Eindrapport van bovengenoemde stuurgroep onder meer een samenvatting gegeven van aanbevelingen, zoals: — handhaven van de totale capaciteit van oppervlaktewaterinfiltratie en terugwinning in het duingebied; — benutten van de bestaande overcapaciteit aan oppervlaktewaterzuivering in Kralingen en op de Beerenplaat; — handhaven van de huidige grondwaterwinning en eventueel een beperkte uitbreiding van de winning van diep grondwater in de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden; — brakgrondwaterwinning bij Alphen met ontzouting d.m.v. hyperfiltratie; — uitbreiding van de oevergrondwaterwinning aan de noord- en zuidzijde van de Lek; — mogelijkerwijs een beperkte levering vanuit Weesperkarspel aan het noordoostelijke deel van Zuid-Holland; — toepassen van diepwaterinfiltratie in het duingebied en in de omgeving van Den Haag; — uitbreiding van de transportmogelijkheden vanuit Gouda naar Alphen (behoeftegebied). Bovengenoemde aanbevelingen houden verband met de ontwikkelingen tot het jaar 2010, waarbij naast de behoefte aan drink- en industriewater, vooral ook rekening is gehouden met de belangen t.a.v. het natuurlijk leefmilieu en de recreatie. 6. HYDROLOGISCHE WAARNEMINGSPUNTEN 6.1 Algemeen Hydrologische waarnemingspunten zijn meetpunten, aan de hand waarvan inzicht kan worden verkregen in de waterhuishouding van ons land; zie voor het begrip waterhuishouding paragraaf 6.3 van dit hoofdstuk. In 1963 werd besloten tot het doen vervaardigen en uitgeven van de kaart "Hydrologische Waarnemingspunten in Nederland" {schaal 1:100 000). Hierop werden uitsluitend de waarnemingspunter) aangegeven, die betrekking hebben op de kwaliteitsbeheersing van het water, te weten: peilschalen, peilschrijvers, afvoermeetpunten, regenmeters, evaporimeters, lysimeters en meetplaatsen die voor de bepaling van het vochtgehalte in de boóe'm van belang waren. Tevens kwamen erop voor de oppervlaktewateren en grenzen van waterschappen of stroomgebieden alsmede de gebieden waarin ten behoeve Van waterstaatkundige plannen hydrologisch onderzoek werd verricht. De kaart volgde de bladindeling van de gelijkschalige topografische kaart en bestond uit 33 bladen. Blad 29 Antwerpen werd niet uitgegeven, aangezien nagenoeg geen Nederlands gebied erop voorkwam. Bij de kaart behoorde een losse bladwijzer met legenda en een aparte lijst, die per blad was samengesteld en nader informatie gaf over de meetpunten, zoals: nummer en naam van beheerder, plaats, waarnemingsfrequentie en aanvang en einde van de metingen. In 1965 verschenen de eerste bladen van de kaart en 4 jaar later was heel Nederland rond. In 1970 diende de kaart te worden herzien. Hoewel op de kaart de grenzen van stroomgebieden en waterschappen voorkwamen, gaf deze toch te weinig inzicht in de samenhang van de waarnemingspunten en de waterstaatkundige toestand. Om dit te ondervangen was het noodzakelijk een kaart te maken, die op een doelmatige wijze in combinatie met de Waterstaatskaart gebruikt zou kunnen worden. In dit verband diende zowel de schaal als de bladindeling gelijk te zijn aan die van de Waterstaatskaart (schaal 1:50 000). Door bovendien de kaart op transparant papier te drukken werd het mogelijk de Waterstaatskaart als ondergrond te gebruiken, waardoor de samenhang tussen de thema's van beide kaarten goed tot uitdrukking zou kunnen worden gebracht. De hieruit voortvloeiende doublures (wateren, grenzen van waterschappen en stroomgebieden) zouden dan kunnen vervallen, terwijl de nadere informatie over de waarnemingspunten, die voorheen op aparte (ijsten moest worden bijgeleverd, in de vorm van een randschrift naast het kaartbeeid zou kunnen worden gedrukt. Nog in hetzelfde jaar werd besloten de kaart in het vervolg op bovenomschreven wijze uit te geven en de herziening van een kaartblad te koppelen aan de herziening van het overeenkomstige blad van de Waterstaatskaart. Door deze opzet en het feit, dat de kaart — hoewel afzonderlijk bruikbaar — voor gegevens betreffende de waterstaatkundige toestand afhan- kelijk was van de Waterstaatskaart, werd deze uitgave genoemd: Kaart der Hydrologische Waarnemingspunten, behorende bij de Waterstaatskaart. Op deze kaart — met een grijze topografische onderdruk, gelijk aan die van de Waterstaatskaart — zijn in een paarse kleur door middel van symbolen de waarnemingspunten weergegeven. Deze bestaan uit peilschalen, peilschrijvers, afvoermeetpunten, regenmeters, lysimeters, evaporimeters, meetplaatsen voor de bepaling van het vochtgehalte in de bodem en onderzoekgebieden. In het randschrift werd informatie gegeven omtrent de beheerder, de plaats, de coördinaten volgens de topografische indicatie, het water of de afwateringseenheid waarin het waarnemingspunt is gelegen, alsmede over de aanvang, aantal en frequentie van de waarnemingen. De bewerking van de Kaart der Hydrologische Waarnemingspunten werd gekoppeld aan de reeds in bewerking zijnde vierde editie van de Waterstaatskaart. De eerste bladen verschenen in 1971 en de laatste in 1980, uiteraard te zamen met de overeenkomende bladen van de Waterstaatskaart. Deze kaart der Hydrologische Waarnemingspunten, die tot de vierde editie van de Waterstaatskaart behoort en als zodanig eveneens uit 110 bladen zou moeten bestaan, is echter niet volledig. Bepaalde bladen, waaronder die van de gehele provincie Noord-Holland, zijn niet in bewerking genomen, aangezien de betreffende bladen van de Waterstaatskaart reeds vóór 1971 in druk waren verschenen. Deze transparante kaart, die bij het gebruik met de Waterstaatskaart over de laatstgenoemde kaart heen wordt gelegd, werd ook onder de naam Overkaart, Overlay of Overlegkaart der Hydrologische Waarnemingspunten gepubliceerd en was ook afzonderlijk verkrijgbaar. Om de samenhang tussen de kaart met de hydrologische waarnemingspunten en de Waterstaatskaart te benadrukken, wordt deze overlay in de 5e editie van de Waterstaatskaart uitgebracht onder de naam: bijkaart Hydrologische Waarnemingspunten. De uitvoering en bewerking van de bijkaart zijn nagenoeg gelijk aan die van de vorige kaart. Echter zijn van het onderhavige thema de gegevens met betrekking tot de evaporimeters, de lysimeters en de meetplaatsen voor de bepaling van het vochtgehalte in de bodem komen te vervallen. Deze gegevens zijn evenwel te vinden in het Centraal Zoekarchief, waarop in paragraaf 6.2 nader wordt ingegaan. In het randschrift van de bijkaart is de informatie over onregelmatig waargenomen peilschalen beperkt tot de coördinaten en de naam van de beheerder. Van de overige waarnemingspunten zijn tevens de plaats, aanvang en frequentie van de waarnemingen en eventuele bijzonderheden vermeld. Niet meer genoemd is het water of de afwateringseenheid, waarin het waarnemingspunt is gelegen, aangezien dit direct zichtbaar is bij het gebruik met de Waterstaatskaart (hoofd kaart). 55 De waterstandsinformatie betreffende de rijkswateren behorende tot de landelijke hoofdinfrastructuur van Nederland wordt verschaft door peilschalen en peilschrijvers, die deel uitmaken van het kernmeetnet. Hiervan wordt in paragraaf 6.3.1 een beschrijving gegeven en in paragraaf 6.3.2. wordt nader ingegaan op dit peilmeetnet in de provincie Zuid-Hol land. 6.2 plaats op peilschrijverbladen. Van deze registraties worden, wanneer zij van een getijstation afkomstig zijn na een voorbewerking, de hoog- en laagwaterstanden met bijbehorende tijdstippen en de uurstanden in computerbestanden opgeslagen. Van registraties afkomstig van meer- en rivierstations worden de 8h- en 20h-waarden bepaald en eveneens in computerbestanden opgeslagen. Het Centraal Zoekarchief Voor het verbeteren van de toegankelijkheid tot de hydrologische meetgegevens wordt sinds 1977 gewerkt aan de totstandkoming van een Centraal Zoekarchief. Dit zoekarchief, in beheer bij de Dienst Getijdewateren van de Rijkswaterstaat, zal van alle hydrologische meetstations e.d. in Nederland de volgende gegevens dienen te bevatten: — meetplaats (codenummer, coördinaten en naam of beschrijving); — meetfrequentie; —• meettijdvak of meetdatum; — beheerder van het waarnemingsbestand. In dit zoekarchief zijn de genoemde gegevens van de landelijke archieven van de Dienst Grondwaterverkenning van het TNO, het Rijksinstituut voor Drinkwater en de Rijksgeologische Dienst opgenomen. Hetzelfde geldt voor de overeenkomstige gegevens van regionale archieven van provinciale waterstaatsdiensten, waterschappen, gemeenten, waterleidingbedrijven, onderzoekinstellingen e.d. Het informatiemateriaal is per kaartblad 1:50 000 gegroepeerd en per provincie uitgegeven. Dit zoekarchief is voor nagenoeg heel Nederland gereed. Inmiddels wordt gewerkt aan de automatisering van het zoekarchief. 6.3 . d Waterstandsmeetnetten » 6.3.1 Inleiding Het waterbeheer is een taak van de overheid en berust voor wat betreft de wateren behorende tot het waterhuishoudkundige hoofdstelsel bij de Rijkswaterstaat. Het merendeel van de overige wateren staat onder beheer van lagere overheden zoals provinciale waterstaatsdiensten en waterschappen. Het voeren van waterbeheer noemt men waterhuishouding. Hieronder wordt verstaan het geheel van onderzoekingen, technische werken en bestuurlijke maatregelen, dat nodig is om tot een zo doelmatig mogelijke kwantitatieve en kwalitatieve beheersing van het water te komen. De hieruit voortvloeiende informatiebehoefte kan worden onderscheiden naar de aspecten operationeel waterbeheer, onderzoek en waterstaatkundige beschrijving. Om aan deze informatiebehoefte voor wat betreft de waterstanden te kunnen voldoen, is een meetsysteem ingericht dat de benodigde gegevens in de rijkswateren, behorende tot de landelijke hoofdinfrastructuur, kan verstrekken. Het peilmeetnet in genoemde rijkswateren, aangeduid als kernmeetnet, is opgebouwd uit een net van peilmeetstations, die aan hoge eisen van nauwkeurigheid en betrouwbaarheid voldoen, de zgn. kernmeetstations. Deze kernmeetstations zijn uitgerust met een peilschrijver, die de waterhoogte continu registreert; deze registratie vindt 56 Afbeelding 6.1 Regenmeter Tussen kernmeetstations zijn aanvullende stations gelegen, die eveneens deel uitmaken van het kernmeetnet. Deze aanvullende stations bestaan in het rivieren- en merengebied uit peilschalen. De aanvullende stations in het getijgebied zijn evenals de kernmeetstations uitgerust met een peilschrijver. Zij zijn doorgaans echter qua constructie wei eenvoudiger uitgevoerd dan kernmeetstations. De waterstanden uit het kernmeetnet worden jaarlijks, te zamen met andere gegevens, gepubliceerd in het zgn. "Jaarboek der waterhoogten, afvoeren, watertemperaturen en windgegevens". Voor iedere tienjarige periode (1971-1980, enz.) verschijnt een "Tienjarig Overzicht", dat een samenvatting biedt van de inhoud van de betrokken tien jaarboeken en verder aanvullende gegevens verstrekt. Voor een aantal Nederlandse getijstations worden zgn. getijtafels samengesteld, die voornamelijk de tijdstippen en standen van hoog- ©n laagwater volgens het "astronomische" getij (d.i, het getij zonder aanmerkelijke weersinvloeden) bevatten. Deze getijtafels worden berekend met behulp van de betrekkingen tussen de getijgegevens van de stations en de astronomische grootheden en wel volgens een zgn. culminatiemethode. Deze methode, zeer kort aangeduid in de jaarlijkse uitgave "Getijtafels voor Nederland" is uitgebreid beschreven in: "Getijtafels voor Nederland" vanaf 1980 (lit.28). In eerdergenoemde uitgave staan voor wat betreft ZuidHolland de getijtafels voor Dordrecht,,Haringvlietsluizen, Hoek van Holland, Rotterdam en Scheveningen volledig afgedrukt. Het ligt in de rede in de bestaand© en toekomstige informatiebehoeften te voorzien door een samenhangend informatiesysteem, aangeduid met de naam LAWIS ( - Landelijk Waterkundig Informatiesysteem), dat de vaste waarnemings-, meet- en bemonsteringsplaatsen in de rijkswateren omvat. in de provincie gelegen dee) van de Noordzeekust, het Benedenrivierengebied (getijgebied) en het Haringvlietbekken; zie afbeelding 6.3. In het Benedenrivierengebied wordt de waterbeweging voornamelijk beïnvloed door de via de Nieuwe Waterweg binnendringende getijstromen enerzijds en door de oppervlaktewaterafvoer van de Rijn via de Lek anderzijds. Het Haringvlietbekken is het gedeelte van de benedenrivieren waar een geringe invloed vanuit zee {via Spui en Dordtsche Kil) optreedt en een van oost naar west afzwakkende invloed van de afvoeren van Rijn en Maas. De aard en omvang van de gegevensinwinning hangt samen met de waterhuishoudkundige functie en betekenis van het betreffende gebied. Van bepaalde peilmeetstations worden de gegevens rechtstreeks op een aantal plaatsen d.m.v. een afstandsschrijver gepresenteerd. Deze informatie kan dienen voor operationeel beheer (het bedienen van sluizen, dijkbewaking), maar ook voor de berichtendiensten. Verder is vooral de Stormvloedwaarschuwingsdienst (SVSD) van belang. Deze dienst dateert al van 1921, maar werd na de stormvloedramp in 1953 gereorganiseerd en organisatorisch ondergebracht bij de directie Waterhuishouding en Waterbeweging van de Rijkswaterstaat, thans bij de Dienst Getijdewateren. Wanneer er belangrijke verhogingen van de waterstand worden verwacht, waarschuwt het KNMI de Rijkswaterstaat. Deze kan dan besluiten tot het houden van een zitting van het zgn. waarschuwingsbureau en vervolgens zo nodig tot het in werking stellen van de waarschuwingsprocedure. Het waarschuwingsbureau treedt tevens op als inlichtingencentrum. Ten behoeve van de SVSD is de kust van Nederland in een vijftal sectoren verdeeld. Zuid-Holland valt onder de sectie West-Holland met als basisstation Hoek van Holland. Naast de vijf kustsectoren is er nog de sector Dordrecht, die ingesteld is na de afsluiting van het Haringvliet. De waterstanden te Dordrecht zijn behalve van de getijbeweging op de Noordzee mede afhankelijk van de afvoer van de Rijn en van het spuiprogramma van de Haringvlietsluizen. Behalve aan het basisstation wordt ook de waterstand aan andere, zgn. nevenstations, door middel van afstandschrijvers in het waarschuwingsbureau gepresenteerd. Voor de verschillende stations zijn B- en U-peilen vastgesteld, die als maatstaf dienen voor het verzenden van een zgn. B-telegram (advies voor beperkte dijkbewaking) resp. U-telegram (advies voor uitgebreide dijkbewaking). Deze B- en U-peilen zijn zowel gebaseerd op een globale frequentiebeschouwing als op de algemene toestand van de waterkeringen in de sector. Voor het verzenden van de telegrammen, dat in nauw overleg met de PTT geschiedt, bestaat een uitgebreide procedure. Deze wordt hier niet verder beschreven. Afbeelding 6.2 Peitecftaaf 6.3,2 tHet waterstandsmeetnet in het hoofdsysteem in de provincie Zuid-Hoiland Het hoofdsysteem in de provincie Zuid-Holland omvat het Naast het kernmeetnet is een groot aantal meetopstellingen geplaatst t.b.v. de in uitvoering zijnde Deltawerken. Deze meetopstellingen maken deel uit van het project HISTOS van de Deltadienst. Het HISTOS-project (Hydrometeo Informatie Systeem Oosterschelde) beoogt alle benodigde hydrologische en meteorologische informatie te verschaffen, die nodig is tijdens de bouw van de Oosterscheldewerken. 57 ••••i CD 3' <Q P> CO m # I CO 5' *#i.*Ht#«(*1MHlil'J|f ïl»#tï<iiiil4ti|« *»# I|l»(B«i##lH»ifiMl»«*H*#j|!i!# l ai • • mi» iitt m # • «miHin «ie * # • • * * # « i # # * i | # t > # » -Si *••*mmmmmm •••(«••ft»*' • • « * * * # # # * » * f **#iiit, •iinniisi»«#»#|||li»i|, ii«ü>»iill !•••••*#•*-•—* l»#»ii|i#t*(i«#auii ïi -• • X - -< 7. 7.1 WATERSCHAPPEN Algemeen De vroegste bewoners van Nederland moesten hun grondgebied door middel van bedijkingen op het water veroveren. Teneinde deze specialistische taak zo goed mogelijk te realiseren ontstonden hiervoor rond het jaar 1200 aparte organen, de waterschappen. Niet alleen het ontstaan, maar ook het behoud van het noorden en westen van Nederland zijn voor een belangrijk deel aan de werkzaamheden van deze instellingen te danken, Doordat veel kleine gebieden een eigen waterschapsbestu ur hadden, liep het aantal waterschappen in de loop der jaren sterk op. In het jaar 1937 telde ons land 2838 waterschappen. Om tot een efficiënte uitoefening van hun takenpakket te komen, bleek samenwerking onvermijdelijk. Als gevolg hiervan verdwenen in de laatste 50 jaren veel kleine waterschappen, om plaats te maken voor waterschappen met een groter beheersgebied. In het jaar 1970 was het aantal waterschappen in ons land teruggelopen tot 1275. Rond 1975 namen de belangstelling en de discussies rond de waterschapsconcentraties toe. Redenen hiervoor waren: a. het verschijnen van het rapport "Het waterschap en zijn toekomst" van de studiecommissie waterschappen. Hierin wordt geconcludeerd dat, wil men tot een goede functionering van de waterbeheersing in Nederland komen, het land dient te worden ingedeeld in een aantal hoofdwaterschappen, die waterstaatkundig op de grote wateren aansluiten en één of meer stroom* of boezemgebied en omvatten; b. de plannen rond de provinciale herindeling van Nederland, wat ook de nodige konsekwenties voor de waterschappen zou hebben; c. het belasten van de waterschappen met de zorg voor het kwaliteitsbeheer per 1 januari 1975. Wilde dit effectief gebeuren, dan zouden verdere concentraties dan tot dan toe doorgevoerd waren, nodig zijn. Als gevolg van dit alles zette de waterschapsconcentratie zich voort en liep het aantal waterschappen terug van 577 (1978) naar 214 (1982). 7.1.1 Wat is een waterschap? Een waterschap is een publiekrechtelijk lichaam dat is opgericht voor een bepaald gebied ter behartiging van één of meer al dan niet nader omschreven waterstaatsbelangen in dat gebied. Krachtens artikel 206 van de Grondwet hebben de Staten der provinciën het toezicht op de waterschappen. De Staten zijn bevoegd met goedkeuring van de Kroon In de bestaande inrichtingen en reglementen van de water- schappen veranderingen aan te brengen, waterschappen op te heffen, nieuwe op te richten en nieuwe reglementen vast te steden. Tot veranderingen van de inrichtingen of reglementen kunnen de waterschapsbesturen voorstellen aan de Staten der provinciën doen. Het waterschap heeft verder de bevoegdheid regels vast te stellen, die eventueel onder politiedwang moeten worden nageleefd. Deze zogenaamde verordeningen en keuren mogen alleen bepalingen bevatten die nodig zijn voor de juiste behartiging van de aan het waterschap toevertrouwde belangen (art. 207 v/d Grondwet). In het algemeen kunnen aan de waterschappen de volgende taken worden opgedragen: — de zorg voor de waterkeringen als bescherming van het achterliggende land tegen het buitenwater; zij bestaat uit de instandhouding van duinen, zee- en rivierdijken, alsmede van boezem- en polderkaden; — de zorg voor ds kwantitatieve waterbeheersing (peilbeheersing) door afvoer of aanvoer van respectievelijk overtollig water in natte en suppletiewater in droge perioden; — per1 januarï 1975 zijn zij bij KB nr. 39 van 18 juni 1974 belast met de zorg voor de kwalitatieve waterbeheersing door zuivering van afvalwater (actieve zuivering), en het verlenen, intrekken of weigeren van vergunningen om afvalwater te lozen (passieve zuivering), in het Provinciaal Blad nr. 162 van 1980 wordt voor de provincie Zuid-Holland uitgebreid op dit onderwerp ingegaan; — de zorg voor wegen, hetgeen echter vaak als een oneigenlijke waterschapstaak wordt beschouwd; — als bijzondere taak de zorg voor de vaarwegen. Het is niet mogelijk om een precieze taakafbakening te geven voor de waterschappen; vaak is dit een nauw samenspel tussen het waterschap aan de ene kant en Rijk, provincie en in sommige gevallen gemeenten (bijvoorbeeld bij havenkaden) aan de andere kant. Om deze taken naar behoren te kunnen verrichten zijn de nodige waterstaatswerken uitgevoerd, die als regel door het waterschap worden beheerd en onderhouden. 7.12 Het waterschap op de Waterstaatskaart Op de hoofdkaart van de Waterstaatskaart worden alleen de waterschappen met een kwantitatieve beheerstaak weergegeven. Dit geschiedt door zowel de naam als de beheersgrens van het waterschap in bruin in het kaartbeeld op te nemen. De beheersgrens van een waterschap bestaat uit een streeplijn; de beheersgrens van een overkoepelend waterschap wordt weergegeven door een haakjesgrens, waarbij de naam in hoofdletters in de kaartrand wordt gezet. 59 Tabel 4: Algemene gegevens der waterschappen naam waterschap Hoog heem raadschap Amstelland De Proosdijlanden Hoogheemraadschap van Rijnland opgericht kategorie aantal distr. kadastrale grootte in ha provinciale besluiten bestuurszetel 1975 no. 3198 Amsterdam 1976 no. 3212 1976 no. 3213 1976 no. 3214 1980 no. 3297 1966 no. 2878 1966 no. 2882 1966 no. 2883 1966 no. 2903 1972 no. 3092 1973 no. 3153 1975 no. 3190 1977 no. 3231 1977 no. 3232 1977 no. 3233 1979 no. 3268 1979 no. 3269 1981 no. 3300 1978 no. 3254 1978 no. 3259 1981 no. 3291 1981 no, 3309 1978 no. 3253 1978 no. 3258 1981 no. 3295 1981 no. 3308 1978 no. 3257 1978 no, 3262 1979 no, 3272 1981 no, 3294 1981 no. 3211 1978 no. 3256 1978 no. 3261 1981 no. 3293 1981 no. 3310 1978 no. 3255 1978 no. 3260 1980 no. 3280 1981 no. 3292 1981 no. 3307 1968 no. 2942 196£lno. 2950 1970 no. 3028 197üno, 3121 1972 no. 3122 1975 no. 3204 1975 no. 3207 1976 no. 3219 1979 no. 3273 1980 no. 3289 1981 no. 3304 1981 no. 3305 1967 no. 2923 19613 no. 2944 1968 no. 2951 1970 no. 3047 1971 no. 3055 1973 no. 3154 1976 no. 3217 1980 no. 3290 1966 no. 2894 1971 no. 3039 1971 no. 3060 1975 no. 3186 Amstelhoek 1872 II, II 5 ±30000, waarvan 1-5-1976 I 4 1800 In Zuid-Holland 16040, waarvan ± 2000 in Zuid-Holland 1857 I, II, II IV 113000, waarvan 71190 in Zuid-Holland De Aarlanden 1-1-1979 I 10700 De Oude Veenen 1-1-1979 I 7400 De Ommedijck 1-1-1979 I 5400 Noordwouóe 1-1-1979 I 6100 De Gouwelanden 1-1-1979 I 10600 Hoogheemraadschap van Delfland 1852 I, II, IV Hoogheemraadschap van Schieland 1851 II, IV Grootwaterschap van Woerden 1857 I, IV 60 7 41269 20963 ± 17690, waarvan ± 7918 in Zuid-Holland Leiden Ter Aar Roelofarendsveen Zoetermeer Hazerswoude-Dorp Boskoop Delft Rotterdam Woerden naam waterschap Hoogheemraadschap van de Krlmpenerwaard opgericht kategorie 1855 aantal dfstr. I. II kadastrale grootte In ha provinciale besluiten 13579 Krimpen aan den Ussel 1859 , II 1968 no. 2962 1971 no. 3091 1972 no.3134 1974 no.3179 1979 no.3270 1981 no. 3301 1973 no. 3156 1975 no.3199 1971 no. 3112 1975 no, 3194 1976 no. 3223 1971 no. 3115 1975 no. 3197 1976 no.3225 1971 no. 3114 1975 no.3196 1976 no.3226 1968 no.2949 1968 no. 2954 1975 no. 3200 1975 no. 3209 1968 no. 2948 1966 no. 2953 1981 no. 3296 1973 no.3136 1975 no.3206 1976 no. 3221 1979 no.3271 1981 no. 3302 1966 no.2890 1967 no. 2908 1967 no. 2910 1968 no. 2940 1969 no. 2979 1972 no. 3110 1972 no. 3111 1975 no. 3208 1981 no. 3299 1981 no. 3303 1968 no.2949 1968 no.2954 1975 no.3200 1975 no.3209 1977 no. 3240 1977 no. 3241 1977 no. 3243 1980 no, 3278 1980 no. 3279 1980 no. 3276 1980 no. 3277 1981 no. 3206 1917 no.1373 1862 1863 1859 1858 1859 , , , , , 1862 no. 551 1863 no. 621 1957 no. 2430 1952 no. 2109 1924 no. 1556 Zuidland Dordrecht Vianen Krimpen a.d. Ussel Lexmond 1859 , II 1967 no. 2936 Everdingen 1872 , II 1927 no. 1622 Gorinchem 1-1-1981 IV Dordrecht 1-1-1976 IV 1980 no.3274 1980 no. 3275 1980 no. 3285 1981 no. 3312 1981 no. 3313 1975 no. 3209 1981 no. 3288 Lopikerwaard 1-1-1974 Hoogheemraadschap Groot Alblasserwaard 1-1-1972 De Overwaard 1859 De Nederwaard 1858 3 12 4 4 ± 13800 waarvan 3273 in Zuid-Holland 38037 13180 12028 De Vijfheerenlanden 1-1-1972 Polderdistrict Tielerwaard 1-1-1969 I, II Usselmonde 1-1-1974 I, De Brielse Dijkring 1-6-1954 23541 1952 73714, waarvan 13218 in Zuid-Holland De Groote Waard 1-1-1978 28500 Goeree-Overflakkee 1-1-1981 22500 Waterschap van de Linge Polder De Eendragt Polder Zuidoord (oost, deel) Polder Stededijk Polder De Uiterwaarden Stormpolder Polder Kersbergsche en Achthovensche Uiterwaarden Polder De GoHberdinger en Everdinger Uiterwaarden Polder De Dordtsche Avelingen Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden Zuiveringsschap Rivierenland bestuurszetel 4 12305 17867, waarvan 746 in Zuid-Hofland 13068 II II li II I! 115, waarvan 80 in Zuid-Holland Jaarsveld Gorinchem Noordeloos Aiblasserdam Geldermalsen Tiei Barendrecht Brielle Geldermalsen Klaaswaal Middelharnis Vianen Tiel 61 7.2 Waterschappen in de provincie Zuid-Holland De provincie Zuid-Holland heeft een gevarieerd waterstaatkundige structuur. Deze bestaat uit vasteland ten noorden van de Hollandsche IJssel, de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg, uit waarden met het bekende slagenlandschap en uit in het deltagebied gelegen eilanden. Het vasteland wordt gevormd door duinen en uitgestrekte boezemgebieden, waarin boezemland, verveende polders en droogmakerijen voorkomen. De waarden bestaan uit een strook lager gelegen grond dat door waterkeringen langs de grote rivieren tegen hoge rivlerstanden moet worden beschermd. De eilanden zijn indertijd vooral ontstaan door opeenvolgende bedijkingen of inpolderingen van slikken en gorzen. Dit had tot gevolg dat ook het waterschapswezen in deze gebieden op verschillende wijzen tot stand is gekomen en zowel polders als waterschappen werden opgericht. Alvorens hier verder op in te gaan, verdient het aanbeveling de hier gebruikte begrippen polder en waterschap nader toe te lichten. In het algemeen is een polder een gebied, waarvan de wateren door dijken, kaden of op andere wijze zijn gescheiden van de buiten dat gebied gelegen wateren en waarvan de waterstand wordt beheerst door middel van kunstwerken. Deze polders hadden ieder hun eigen bestuur, gevormd door of uit de ingelanden, waardoor het begrip polder naast een waterstaatkundige ook een administratieve betekenis kreeg. Voor een polder in deze laatste betekenis wordt, sinds de grondwetsherziening van 1848, echter de voorkeur gegeven aan de term waterschap. De belangrijkste zorg, de kering van het buitenwater en de afwatering via de grote boezems, berust voor wat betreft het vasteland en de waarden van oudsher bij enkele grote overkoepelende waterschappen, genaamd "hoogheemraadschappen". Op de eilanden waren de afzonderlijke polders gedurende lange tijd met de verschillende be- heerstaken belast. Ook hier gold echter, dat voor een juiste uitoefening van de zorg voor de waterkeringen de oprichting van overkoepelende waterschappen onontbeerlijk was. De geschiedenis over de totstandkoming van het waterschapswezen in de provincie Zuid-Holland is in de eerste uitgave (1937) van deze beschrijving beknopt weergegeven. Tevens is in deze eerste uitgave een hoofdstuk gewijd aan de verveningen en droogmakerijen die in de loop der eeuwen tot stand zijn gekomen. De tweede uitgave (1967) geeft onder meer een samenvatting van de algemene gegevens van de polders en waterschappen naar de toestand op 1 januari 1966, nader toegelicht door middel van kaartjes en tabellen. Toelichting op tabel 4 De indeling in districten (kolom 4) is uitsluitend aangebracht voor een juist verloop van de administratieve gang van zaken (zie paragraaf 7.2.2); waterstaatkundig gezien heeft zij geen enkele functie. De romeinse cijfers in kolom 3, onder "kategorie" hebben de volgende betekenis: I = waterschappen met een algemene taak; II = waterschappen belast met de zorg voor de waterkeringen; III = waterschappen belast met het boezembeheer; IV = waterschappen belast met het kwaliteitsbeheer der oppervlaktewateren. Kolom 6 geeft een opsomming van alleen die provinciale bladen die betrekking hebben op het vaststellen of wijzigen van bijzondere reglementen voor de waterschappen en die na 1 januari 1966 in werking zijn getreden. De kadastrale grootte van het waterschap, vermeld in kolom 5 is overgenomen uit de provinciale almanak ZuidHolland 1982. Afbeelding 7.1 Hoofdwaterkering langs de Hollandsche IJssel bij Moordrecht 62 7.2.1 Reglementen Het waterschapswezen in de provincie Zuid Hofland kent de begrippen polders en waterschappen. In het Algemeen Polderreglement (zie par. 8.3) wordt onder polder verstaan de instantie die belast is met de zorg voor alle waterstaatsbelangan van een bepaald poldergebied (zie ook par, 7.2), voor zover de zorg voor enig waterstaatsbelang niet is opgedragen aan een daartoe speciaal opgericht waterschap. De benaming waterschap wordt in het bijzonder gegeven aan die instanties, die uitsluitend belast zijn met de zorg voor een of meer met name genoemde waterstaatsbelangen, zoals: dijkbeheer, boezembeheer, beheer van vaarwegen, de zorg voor bemalingen enz. De geheel in Zuld-Holland gelegen polders zijn of worden opgericht bij Bijzonder Reglement; voor elk waterschap is of wordt een reglement vastgesteld. In deze reglementen zijn onder meer bepalingen opgenomen omtrent de taak, de omvang van het gebied, de indeling in districten en de samenstelling van het bestuur. Op de polders is tevens van toepassing het Algemeen Polderreglement, dat onder meer bepalingen bevat omtrent de ingelanden en het stemrecht, de samenstelling, rechten en plichten van het bestuur, alsmede het vaststellen van keuren of politieverordeningen en van de peilbesluiten. Het Algemeen Polderreglement is eveneens van toepassing op de waterschappen, voor zover zulks In het reglement is bepaald. De Reglementen en Bijzondere reglementen worden afgekondigd in het Buitengewoon Provinciaal Blad, dat van een doorlopend nummer is voorzien. Utrecht liggen, waren voorheen twee reglementen vastgesteld, namelijk: Reglement A voor polders grotendeels in Zuid-Holland en Reglement B voor polders grotendeels in Utrecht gelegen, Bij gemeenschappelijk besluit van de Provinciale Staten van Zuid-Holland en die van Utrecht van respectievelijk 17 en 23 juni 1973 werd het Algemeen Reglement B ingetrokken en Utrechts Waterschapsregïemenl mede van toepassing verklaard op die waterschappen. Tengevolge van dit besluit werd het Algemeen reglement A eveneens ingetrokken en gold sindsdien voor de betreffende polders het Algemeen Polderreglement. Afbeelding 7.3 Gemaal "Witteburg" te Goedereede 7.2.2 Bestuur Afbeelding 7,2 Aankondiging van een schouw Het Algemeen Polderreglement is laatstelijk herzien bij besluit van Gedeputeerde Staten van 7 november 1973 en opgenomen in het Buitengewoon Provinciaal Blad van Zuid-Holland 1973, nr. 3155. Een wijziging van dit herziene reglement is opgenomen in het Buitengewoon Provinciaal Blad 1976, nr. 3218. Voor de waterschappen die gedeeltelijk in de provincie Het bestuur van een waterschap bestaat uit een algemeen bestuur (de verenigde vergadering), een dagelijks bestuur en een dijkgraaf. De dijkgraaf is voorzitter van beide besturen. Hij is belast met de dagelijkse leiding van het waterschap en draagt zorg voor de uitvoering van de in het dagelijks bestuur en in de verenigde vergadering genomen besluiten. Het dagelijks bestuur berust bij de dijkgraaf en een aantal heemraden (hoogheemraden bij een hoogheemraadschap). Dijkgraaf en (hoogheemraden worden uit aanbeveling van de verenigde vergadering door de Kroon benoemd voor de tijd van zes jaar, dan wel geschorst of ontslagen. De (hoog)heemraden vertegenwoordigen respectievelijk de zakelijk gerechtigden tot de gebouwde en ongebouwde onroerende goederen. Het dagelijks bestuur oefent de uitvoerende macht uit en is verantwoording schuldig aan de verenigde vergadering. De verenigde vergadering oefent de wetgevende macht uit en is samengesteld uit dijkgraaf en (hoog)heemraden, aangevuld met een aantal hoofdingelanden. De hoofdingelanden worden eveneens voor de tijd van zes jaar gekozen of benoemd. Gekozen door en uit een groep personen, ingelanden genaamd, voor wat betreft de vertegenwoordiging van respectievelijk gebouwd en ongebouwd onroerende goederen. Benoemd door of vanwege de daarvoor aangewezen bestuurcolleges (gemeenten, 63 bedrijfsleven e.d.) voor wat betreft het kwaliteitsbeheer. Naast iedere gekozen of benoemde hoofdingeland wordt tegelijkertijd een hoofdingeland-plaatsvervanger gekozen of benoemd. In een waterschap kan een bepaald aantal afdelingen of districten onderscheiden worden (zie label 4). Deze districten hebben élk een districtsbestuur, die over het algemeen befast zijn met de dagelijkse zorg voor de waterbeheersing, alsmede met de sehouwvoering over de gewone watergangen en kunstwerken, Ze vormen onder meer de kieskringen voor de verkiezingen van de hoofdingelanden en de hoofdingelandenplaalsvervangers. Hef aantal (hoogheemraden en hoofdingelanden is per waterschap afhankelijk van de grootte, de taak en de waterstaatkundige structuur van dat waterschap en van het aantal ingelanden in dat waterschap. In de provincie Zuid-Holland varieert dit aantal respectievelijk van vier tol zes voor de (hoog)heemraden en van tien tot zesendertig voor de hoofdingelanden. betekent dit in feite het opgaan van da polders in de overkoepelende waterschappen. Op 1 januari 1966 werden volgens de tweede uitgave van deze beschrijving in de provincie Zuid-Holland nog 520 gereglementeerde polders en waterschappen geteld, Dat het aantal waterschappen in de loop van 30 jaar met ruim 100 was verminderd, was een gevolg van incidentele samenvoegingen of opheffingen, niet van systematische concentraties. Tot dusver hadden concentraties slechts betrekking op de zorg voor de kering van het buitenwater, die voor wat betreft het vasteland en de waarden van oudsher berustte bij de hoogheemraadschappen. Op de eilanden heeft deze zorg pas in een later stadium geleid tot. de oprichting van overkoepelende waterschappen (dijkringen), zodat de tot dan bij een groot aantal waterschappen berustende dijkzorg bij deze nieuwe waterschappen werd ondergebracht. Aanleiding daartoe was de mening dat de verdeling van de financiële lasten voor het dijkonderhoud niet meer aan die eiser» van redelijkheid voldeed. Ook de grotere bestuurskracht en het grotere financiële draagvlak vormden motieven voor deze concentraties. Binnen deze waterschappen echter bleven de inliggende polders belast met de zorg voorde waterbeheersing. In 1965 kon, hoewel het nog steeds een incidenteel geval betrof, eigenlijk pas voor het eerst gesproken worden over een polderconcentratie volgens het beoogde doel. In dat jaar werden op Goeroe een zestal polders opgeheven en samengevoegd tot het waterschap polder Goeroe (BPB 1965, nr. 2885). :r ^SMp:£S: , : . ••E ; U , M=;:: =-==!=::••' .' Afbeelding 7,4 Gemaal "De Antagonist" te Leidschen., dam 7.2.3 Waterschapsconcentraties De eerste uitgave (1937) van deze beschrijving vermeldt een bestand van in totaal 633 gereglementeerde polders en waterschappen in de provincie Zuid-Holland met oppervlakten variërend van 4 tot 100 000 ha, Om tot een optimale waterstaatkundige toestand te komen bleek het ook hier noodzakelijk, om evenals elders in Nederland, kleine waterschappen samen te voegen tot grote draagkrachtige waterschappen. Voor de provincie Zuid-Holland 84 Afbeelding 7,5 Schutsluis mei ophaalbrug te Leidschen.... dam Drie jaren later werd de polder De Dordtse Waard gevormd door samenvoeging van een vijftal polders (BPB 1988, nr. 2963). Hierna zijn 'm een korte periode in de verschillende gebieden omvangrijke polderconcentraties tot stand gebracht. In 1971 besloten Provinciale Staten tot reorganisatie van het waterschapsbestel op de waarden Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden, alsmede op de eilanden Voorns-Putten en Rozenburg. Het resultaat van dit besluit was, dat op bovengenoemde waarden een dijkwa- terschap, het hoogheemraadschap Groot-Alblassorwaard, werd gevormd (BPB 1971, nr. 3112). Dit hoogheemraadschap was belast met de zorg voor het gehele gebied. De rsegenerweerlig inüggende polders werden samengevoegd tot een drietal waterschappen, namelijk De Vijfhserenlanden (BPB 1971, rtr. 3113), De Nederwaard (FJPB 1971, rw. 3114) en De Overwaait! (BPB 1971, nr. 3115) ter behartiging van de waterbeheersing in dat gebied. Op de eilanden Voorne-Putten en Rozenburg werderi aart het dijkheherencte waterschap Os Brietse Dijkring de taken van tweeëndertig polders opgedragen, die daardoor als administratieve bestuurseenhecien kwamen (e vervallen, {BPB 1971, nrs. 3110 en 3111}. Op Raktee werden in 1972 alle polders en waterschappen, negentien in totaal, opgeheven en werd de naam van het overkoepelende waterschap 13e Dijkring Flakkee gewijzigd in waterschap Fiakkes (BPB 1972^ nr. 3109)*' Aan het eind van hetzelfdfvjaar verdwenen de laatste negen poid&rs binnen het hoogheemraadschap van SchielancT(BPB 1973, nr. 8154). Hetzelfde gebeurde op Usselmonde en in de Hoeksehe Waard. Daar werden in 1973 alle zevenenveertlg inliggende polders en watss'schappen opgeheven en de namen van de betreffende overkoepelende waterschappen Dijkring IJsselmonde en Dijkring Hoeksehe Waard gewijzigd in respectievelijk waterschap Usselmonde {BPB 1973, nr, 3136) en waterschap De Hoeksehe Waard (BPB 1974, nr. 3180). In 1974 volgden de Krimpenerwaard en Delfland met de opheffing van de nog overgebleven elf polders in het hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard (BPB 1974, nr. 3179) en zestig polders in het hoogheemraadschap van Delfland (BPB 1975, nr. 3179),. Ten aanzien van de gebieden gelegen in de provincies 2uid-Holland en Utrecht werd door de betreffende Provinciale Staten het volgende gemeenschappelijk besloten: — in hot gebied Lopikerwaard op te heffen het hoogheemraadschap van den Lekdijk Benedendams en van den IJsseldam, de waterschappen De Hooge Boezem achter Haastrecht en De Enge) Ussei en Lopikerwetering, alsmede drieëntwintig gereglementeerde polders en in plaats hiervan op te richten het waterschap Lopikerwaard (BPB 1973, nr. 3156); in het gebied Woerden op te heffen de vijfentwintig polders in het Groot-Waterschap van Woerden (BPB 1975, nr. 3188); in hef gebied Amsteliand op te heffen het grootwaterschap De Ring der Ronde Venen, het waterschap Kromme Mijdrecht en nog negentien polders en waterschappen en op te richten het waterschap De Proos«panden {BPB 1975, nr. 3212; 1976, nrs. 3213 en 321-1)In ai deze gevallen werd de taak van de polders of waterschappen, in het bijzonder die van de waterbeheersing, opgedragen aan het overkoepelende waterschap. !n 1978 werd door de Provinciale Staten van NoordHolland en Zuid-Holland besloten tot reorganisatie van het watecschapsbestel in hetZuidhollandss deei van Rijnland. Het gevolg hiervan was, dat in het poldergebied van het hoogheemraadschap van Rijnland achtennegentig polders verdwenen. Binnen Rijnland ontstond waterschap Groot-Haarlemmermeer, dat geheel binnen het waterkwaliteiisheheersgebied valt. De poidertaken voor dit gebied werden opgedragen aars vijf nieuwe iniiggende waterschap- .-fV'.»1,^ ".il* ,' 'ï"Vn l'i'V '•' il' {? I"' I Afbmlding 7.6 Dmw&QBtuls te Gouda 65 pen, te weten: De Oude Veenen (BPB 1978, nr, 3253), De Aarïanden (BPB 1978, nr. 3254), De Gouwelanden {BPB 1978, m. 3255), Noordwoude (BPB 1978, nr. 3256) en De Ommodijck (8PB 1970, nr. 3257). Een jaar later werden op de geestgronclen de drieënveertig polders opgeheven (BPB 1979, nr. 3269) en kwam de micro-waterhuishouding van dat gebied ten laste van het hoogheemraadschap. Door de samenvoeging in 1977 van de polder De Dordtse Waard en het waterschap De Hoek» sche Waard tot het waterschap De Groote Waard (BPB 1977, nr. 3240) en de samenvoeging in 1980 van de polder Goeree en het waterschap Flakkee tot het waterschap Goeree-Overflakkee (BPB 1980, nr. 3276) is het aantal waterschappen in de provincie Zuid-Holland tot drieëntwintig teruggebracht; hiervan zijn er zeven iriter-provinciaal. Verder komen in deze provincie nog acht buiten de hoofdwaterkaring gelegen polders (buitenpolders) voor en üesenveertig ongereglementeerde polders, die voornamelijk eigendom zijn van gemeenten en particulieren. ' •" • • : . - j ) • • • - ^ i . • ••• "!•• • • • . : , v •..• Jil&$ÈM " :*•.}• : ' • • " • ' • ; ; ; • • , -•'•>•• Teneinde een landelijke, gestructureerde aanpak in de strijd tegen de vervuiling te bevorderen, werd hierover in 1964 een wetsontwerp aan de Tweede Kamer aangeboden en in 1970 werd de wet verontreiniging oppervlaktewateren van kracht. In de wet wordt het lozen van verontreinigende stoffen zonder vergunning strafbaar gesteld, terwijl tevens is bepaald, dat voor het lozen van afvalwater belasting zal moeien worden betaald, de zogenaamde verontreinigingsheffing, Volgens de wet is het Rijk belast met het toezicht op do kwaliteit van het water op de grote rivieren, het Usselmeor, de zeearmen en de zee tot drie kilometer uit de kust. De provincies zijn verantwoordelijk voor de waterkwaliteit in hun gebied. Voor de uitvoering van deze taak schakelden de provincies veelal de waterschappen in, Als gevolg hiervan zijn er de laatste jaren nieuwe waterschappen ontstaan, die uitsluitend zijn beiast met de zorg voor de waterkwaliteit, de zogenaamde zuiveringsschappen. Voor wat de provincie Zuid-Holland betreft, werd in 1978 een voorstel aangenomen om voor het zuiden van de provincie een zuiveringsschap op te richten en om in afwachting van een studie over een eventuele integratie van de hoogheemraadschappen Delfland en Schieland de bestaande situatie in de waterschappen voorshands te ' ••' : . . • . ' . • . ' ; . . ; ; „ ' . • - . ' . • : • . > • '••••••.;:ü.i;-v--:.:/..- '.•'<ï••'', Afbeelding 7.7 .'••!'• O ï ï > } ' 1 : • . 1 . ! • i • ' : : • • - > s - • 1 • • • . . • • ï i r ' . , . - K' ••'•!::•:••:•. . i • • . " . • • • . ^ ~ . - . , _ ' •".'• • . • • • . ; • . • • ; ; > : : . • . • ! : : ^ - ï ^ M S ' ï Graven van een watergang 7.2- 4 Wa tei'kwa liteits beheer Een nieuwe taak, waarmee de waterschappen zijn belast sinds het verschijnen van de tweede uitgave van de provinciale beschrijving van Zuid-Holland (1967), is de zorg voor de kwaliteit van het water, Door de enorme groei van de bevolking en de ontwikkeling van de industrie in de twintigste eeuw nam het verbruik van water toe, In de zestiger jaren werd duidelijk, dat de hiermee gepaard gaande vervuiling van het water onacceptabele vormen begon aan Se nemen. Gemeenten en waterschappen namen op kleine schaai maatregelen tegen de waterverontreinigingen, onder andere door het afgeven van vergunningen voor hel lozen van afvalwater en het bouwen van eenvoudige rioolwaterzuiveringsinrichtingen, Deze maatregelen bleken echter onvoldoende om de verontreiniging daadwerkelijk tegen te gaan. mi • \:." •s Ï:-J :•;•-• V;. ; :• '•'*"'• • • . , : « : A Afbeelding 7.8 :ïm.--*•• Wipwat&rmol&n te Lelden ..-.«•• •' handhaven. Ruim een jaar later, in juni 1979, werd het reglement vastgesteld voor het nieuw opgerichte Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden (BPB 1980, nrs. 3274, 3275 en 3285), dat belast werd met het waterkwaliteitsbeheer. Dit beheer werd tot dan gevoerd door de waterschappen Flakkee, De Brielse Dijkring, De Groote Waard, IJsselmonde, De Nederwaard, De Overwaard en De Vijfheerenlanden, alsmede De Polder Goeree en het hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard. Bij de vaststelling van dit reglement bleef het echter niet. Provinciale Staten verzochten de mogelijkheden te onderzoeken het zuiveringsschap uit te bouwen tot een allin-waterschap1' met de betrokken waterschappen als relatief zelfstandige polderafdelingen. Het resultaat van de studie werd in de zomer van 1981 in de vorm van een rapport uitgebracht. Op basis van dit rapport en op de resultaten van een inmiddels verrichte studie inzake. de samenvoeging van de hoogheemraadschappen van Delfland en Schieland kwamen Gedeputeerde Staten tot de volgende voorstellen: — de vorming van een all-in-waterschap dient te worden afgewezen; — handhaving van de bestaande scheiding in het gebied van het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden tussen waterkwaliteitsbeheer en overige taken van waterschapszorg verdient de voorkeur; — het hoogheemraadschap van Schieland en het waterschap IJsselmonde dienen te worden samengevoegd tot één waterschap dat wordt belast met het waterkwantitettsbeheer en de zorg voor de waterkeringen; — onder opheffing van de waterschappen De Nederwaard, De Overwaard, De Vijfheerenlanden en het hoogheemraadschap Groot-Alblasserwaard dient voor het gebied van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden een waterschap te worden opgericht dat wordt — — — — belast met het waterkwantiteitsbeheer en de zorg voor de waterkeringen; een andere bezinning op de positie van het hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard is noodzakelijk; het waterkwaliteitsbeheer over geheel Schieland en over het gedeelte van Rotterdam-noord dat tot het verzorgingsgebied van het hoogheemraadschap van Delfland behoort, dient te worden overgedragen aan het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden; de vorming van een all-in-waterschap dat Delfland en Schieland zou omvatten, dient te worden afgewezen; het aanbrengen van grenscorrecties tussen Delfland en Schieland te Rotterdam (zgn. 7e district) en te Zoetermeer (Rokkeveen) verdient aanbeveling. Op 12 november 1981 besloten Provinciale Staten conform de voorstellen en is nadien een aanvang gemaakt met de concretisering ervan. Het aantal waterkwaliteitsbeheerders voor het Zuidhollands gebied zou hierdoor worden teruggebracht tot zes. Verder dient nog te worden vermeld dat in 1974 bij gemeenschappelijk besluit van de Provinciale Staten van Zuid-Holland en Gelderland is opgericht het Zuiveringsschap Rivierenland (BPB 1975, nr. 3209). Dit zuiveringsschap, belast met de zorg voor de hoedanigheid van de oppervlaktewateren, ligt slechts voor een zeer klein deel in de provincie Zuid-Holland. Het betreft hier o.a. de voormalige polders Asperen, Heukelum en Spijk en het in Zuid-Holland gelegen deel van het rivierbed van de Linge. Het overgrote deel van het zuiveringsschap ligt in de Provincie Gelderland. ') all-m-waterschap is bfllast mat het kwanttteits* en kwaliteitsbeheer der oppervlaktewateren, alsmede met de zorg voor de waterkeringen en de land- en vaarwegen. 67 8. WETTELIJKE REGELINGEN In dit hoofdstuk zijn slechts die wettelijke regelingen opgenomen, die geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op de waterstaat van de provincie Zuid-Holland. Voor wat betreft de provinciale besluiten zijn in aanvulling op de vorige uitgave (Hoofdstuk Algemene reglementen en verordeningen) alleen die provinciale bladen genoemd, waarin het reglement of verordening en de wijzigingen daarop na 1 januari 1966 zijn ingetreden. Van bovengenoemde wettelijke regelingen, te onderscheiden in rijkswetten en rijksregelementen, alsmede in provinciale reglementen en verordeningen, worden vervolgens de belangrijkste punten (artikelen) aangaande de waterstaat hieronder beknopt omschreven. 8.1 1. 2. 3. 68 laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 maart 1981, Stb. 171. Deze wet geeft bepalingen betreffende inrichting en bevoegdheden van het Provinciaal bestuur: — Hoofdstuk X handelt over de waterstaat, zoals bevoegdheid, toezicht en verordeningen inzake waterschappen, veenschappen en -polders en waterstaatswerken; — Hoofdstuk XII handelt over het toezicht van Gedeputeerde Staten. 4. Gemeentewet, wet van 29 juni 1851, Stb. 85, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 november 1979, Stb. 786. Deze wet regelt de samenstelling, inrichting en bevoegdheden van gemeentelijke besturen: — Artikel 209 onder g, h en i handelt over de taken en bevoegdheden t.o.v. plaatselijke werken en eigendommen, zoals wegen, bruggen, wateren c a . enz. 5. Keurenwet, wet van 20 juli 1985, Stb 139, laatstelijk gewijzigd bij de wet 1 mei 1975, Stb. 283. Deze wet regelt het vervaardigen van keuren en politieverordeningen in het huishoudelijk belang van waterschappen, veenschappen en -polders. 6. Bevoegdhedenwet waterschappen, wet van 17 mei 1978, Stb, 285. Hierin worden enige bevoegdheden toegekend aan de besturen van waterschappen, veenschappen en -polders, zoals o.a. in art. 3 "Bepalingen van Politie" en in art. 6 "Bijzondere bevoegdheden" ingeval van b.v. (dreigende) overstroming of dijkdoorbraak e.d. 7. Wet inzake droogmakerijen en indijkingen, wet van 14 juli 1904, Stb. 147. Deze wet handelt over bepalingen omtrent het ondernemen van droogmakerijen en indijkingen: — Artikel 1 geeft o.a. aan dat droogmakerijen en indijkingen die niet door het Rijk tot stand zijn gebracht, alleen mogen worden uitgevoerd nadat concessie is verleend door de Provincie c.q. Gedeputeerde Staten, behoudens indien een vergunning tot vervening is vastgesteld of indien e.e.a. wordt uitgevoerd krachtens een reglement van een waterschap of veen polder. 8. Rivierenwet, wet van 9 november 1908, Stb. 339, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 januari 1984, Stb. 19. Deze wet dient tot verzekering van een goede staat van de voornaamste rivieren en de "Rijksstromen" ca.: — Hoofdstuk I behandelt de "Algemene bepalingen", waarvan in de artikelen 1 en 2 een specificatie wordt Rijkswetten Grondwet, wet van 17 februari 1983 Stb. 70. In deze wet is aangaande de waterstaat in hoofdstuk 7, art. 133 de basis aangegeven van het waterstaatsbestuur, zoals vermeld: onder 1: de regeling van opheffing en instelling van waterschappen c a . bij provinciale verordening; onder 2: de regeling van verordenende en andere bevoegdheden c a . van waterschapsbesturen; onder 3: de regeling van het provinciale en overige toezicht op deze besturen. Waterstaatswet 1900, wet van 10 november 1900, Stb. 176, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 mei 1979, Stb. 318. Deze wet geeft algemene regels voor het waterstaatsbestuur, zoals taken, bevoegdheden, voorzieningen enz. voor "het Rijk" en "de Provincie" ca.: — In artikel 69 t/m 79 is de Buitengewone riviercorrespondentie (BRC) geregeld, hetgeen een buitengewoon toezicht inhoudt op de rivieren en hun waterkeringen die het winterbed begrenzen, zoals aangegeven in art. 69. De BRC wordt ingesteld bij dreigend gevaar veroorzaakt door hoog opperwater, ijsgang e.d. in deze rivieren; — In artikel 80 t/m 97 worden de buitengewone bevoegdheden geregeld van "het hoger gezag" bij gevaar van bezwijking of het overlopen van de waterkeringen; — In artikel 98 t/m 103 worden de buitengewone bevoegdheden geregeld van "het hoger gezag" tijdens tijdens een overstroming; — In artikel 2 wordt o.a. de taak aangegeven die de Provinciale Staten hebben op het gebied van waterstaatswerken; — Artikel 13 en artikel 14 handelen over de oprichting, wijziging en opheffing van waterschappen door de Provinciale Staten. Provinciewet, wet van 25 januari 1962, Stb. 17, gegeven van de betreffende wateren en in art. 3 de definities van het zomer- en winterbed; — Hoofdstuk II behandelt de "Bepalingen van politie"; — Hoofdstuk III handelt over de "Uitvoering van werken" door het Rijk,,waarvan in artikel 15 de bevoegdheid wordt aangegeven van het Rijk, tot bescherming van het openbaar rivier- of stroombelang binnen het zomer- of winterbed of binnen de aangegeven grenslijn van de betreffende wateren. 9. Wet Bescherming Waterstaatswerken in oorlogstijd, wet van 23 juni 1952, Stb. 367. In deze wet zijn bepalingen vastgesteld aangaande het nemen van maatregelen ter voorkoming, beperking en bestrijding van de gevolgen, voortvloeiende uit de beschadiging van waterstaatswerken en belemmeringen in het gebruik van deze werken, zover deze beschadigingen en belemmeringen door oorlogsomstandigheden worden veroorzaakt: — In artikel 1 wordt bepaald dat Gedeputeerde StaT ten bovenbedoelde maatregelen dienen te nemen, welke zij in hun provincie nodig oordelen, doch in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat of diens vertegenwoordiger. 10. Deltawet, wet van 8 mei 1958, Stb. 246, laatstelijk gewijzigd bij de wel van 29 juni 1977, Stb. 415. Deze wet beoogt de afsluiting van de zeearmen tussen de Westerschelde en de Ftotterdamsche Waterweg en de versterking van de hoogwaterkering ter beveiliging van het land tegen stormvloeden: — In artikel 1 wordt aangegeven welke zeearmen en hoogwaterkeringen het betreft; — In artikel 2 wordt bepaald welke instanties de genoemde werken dienen uit te voeren. 11. Ontgrondingenwet, wet van 27 oktober 1965, Stb. 509, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 juni 1976, Stb. 377. Deze wet dient tot regeling van ontgrondingen ingeval van b.v. zand- of grindwinning. (Bij de inwerkingtreding van deze wet is de "Verveningenwet" ingetrokken). 12. Wet tot vaststelling van bepalingen betreffende 's-Rijkswaterstaatswerken, wet van 28 februari 1891, Stb. 69, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 1 juni 1951, Stb. 198. Deze wet is de basis voor "Algemene Maatregelen van Bestuur" e.d., waarin bepalingen vastgesteld worden, gericht op de bescherming van 's-Rijkswaterstaatswerken . 13. Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (W.V.O.), wet van 13 november 1969, Stb. 536, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 juni 1981, Stb. 414. Deze wet heeft tot doel de mogelijkheden tot bestrijding van waterverontreiniging der oppervlaktewateren te activeren en te coördineren. Voorts voorziet deze wet ondermeer in het vaststellen van lozingsnormen c a . en het opstellen van waterkwaliteitsplannen, alsmede van een Indicatief Meerjaren Programma (I.M.P.). 14. Wet Verontreiniging Zeewater (W.V.Z.), wet van 5 juni 1975, Stb. 352. Deze wet is tot stand gekomen ter uitvoering van het op 15 februari 1972 te Oslo gesloten verdrag ter voorkoming van verontreiniging van de zee als gevolg van het storten vanuit schepen en luchtvaartuigen en het Verdrag van Londen ter voorkoming van verontreiniging van de zee door het storten van afval en andere stoffen. De wet geeft regels ter beperking en voorkoming van deze verontreinigingen. Operationele lozingen vallen onder de Wet Olieverontreiniging Zeewater (wet van 9 juli 1958, Stb. 344, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 juni 1975 Stb. 354). 15. Grondwaterwet, wet van 22 mei 1981, Stb. 392. Deze wet regelt het onttrekken van grondwater en het kunstmatig infiltreren van water in de bodem. Het provinciaal grondwaterbeheer wordt ook in deze wet aangegeven: — Artikel 2 behandelt de instelling van de Commissie Grondwaterbeheer die de minister in deze zaken moet adviseren. 16. Grondwaterwet Waterleidingbedrijven, wet van 21 juli 1954, Stb. 383, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 juni 1976, Stb. 377. Deze wet geeft regels inzake het onttrekken van water aan de bodem door waterleidingbedrijven; — In artikel 2 zijn o.a. bepalingen opgenomen omtrent het verlenen van vergunningen; — In artikel 3 zijn ondermeer regels opgesteld voor het opereren van de Commissie Grondwaterbeheer. 17. Wegenwet, wet van 31 juli 1930, Stb. 342, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 mei 1978, Stb. 285. Deze wet geeft een regeling voor die punten, waarvoor een wettelijke voorziening gewenst is ten aanzien van wegenverordeningen c a . Het is van belang te weten dat tot het begrip "wegen" ook behoren: hun bruggen, bermen, bermstoten en duikers, zoals vermeld in de artikelen 14 en 15. Wetten in voorbereiding Landinrichtingswet, wetsontwerp ingediend in november 1979. Deze wet is ter vervanging van de Ruilverkavelingswet van 1954, die in de eerste plaats gericht is op de agrarische aspecten. De nieuwe wet zal dienen tot het regelen van een ruimer belang, mogelijk ook met betrekking tot die van de waterstaat (zie ook onder 2.3). Wet Bodembescherming, wetsontwerp ingediend in december 1980. Deze wet beoogt regelingen vast te stellen ter bescherming van de bodem (met inbegrip van de onderwaterbodem en het grondwater) tegen verontreiniging en aantasting. Wet op de Waterhuishouding, wetsontwerp ingediend in maart 1982. Deze wet heeft tot doel het regelen van het kwantiteitsbeheer van de oppervlaktewateren c a . 69 8.2 Rljksreglementen/Algemene maatregelen van bestuur Gezien de wet tot vaststelling van bepalingen betreffende 's-Rijkswaterstaatswerken van 28 februari 1891 enz., zijn er een aantal reglementen vastgesteld die op deze wet zijn gestoeld, namelijk: 1. Algemeen reglement van politie voor rivieren en Rijkskanalen, besluit tot vaststelling van 24 november 1919, Stb. 765, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 29 april 1974, Stb, 302. 2. Rijkswegenreglement, besluit tot vaststelling van 4 juli 1927, Stb. 240, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 december 1937, Stb. 579N. 3. Rijksrivierdijkenreglement, besluit tot vaststelling van 28 juli 1937, Stb. 576, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 mei 1968, Stb. 312. 4. Rijkszeeweringenreglement, besluit tot vaststelling van 22 december 1937, Stb. 579Q, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 december 1983, Stb 720. Bovengenoemde reglementen, waarin onder meer de bepalingen van politie zijn vastgesteld, geven een overzicht van de werken en wateren, waarop de bepalingen van toepassing zijn. 5. 6. 7. 8.3 1. 70 Baggerreglement, besluit tot vaststelling van 3 november 1934, Stb. 562, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 augustus 1971, Stb. 519. Dit reglement geeft regels aangaande het baggeren, graven e.d. werkzaamheden in de aangegeven wateren c a . Voorts geeft het ook een overzicht van werken en wateren waarop dit reglement van toepassing is. Rijksreglement ontgrondingen, besluit tot vaststelling van 17 augustus 1971, Stb. 518. Dit reglement is een gevolg van het bepaalde in de artikelen 5 en 8 van de Ontgrondingenwet en geeft regels aangaande de in de wet bedoelde ontgrondingen. Voorts zijn onder meer de wateren en gebieden omschreven, waarop dit reglement van toepassing is. Organiek Besluit Rijkswaterstaat, besluit van 14 januari 1971, Stb. 42. Dit besluit is een gevolg van het gestelde in de Waterstaatswet 1900, artikel 5 en omschrijft de taken, inrichting en samenstelling van de Rijkswaterstaat. pen. De taken van deze waterschappen zijn: de beheersing van de waterstand en het tegengaan van verontreiniging en verzilting van het water in watergangen of sloten. 2. Verordening bescherming landschap en bodem Zuid-Holland, voortgekomen uit de "Verordening bescherming landschap", vastgesteld bij besluit van 15 juni 1972, nr. 17 en bij besluit van 5 juli 1972 nr. 244. De verordening geeft regels ter bescherming van de bodem, ten aanzien van stort-, berg-, bewaar- of opslagplaatsen. Voorts bevat ze bepalingen om "landschapsontsiering" te vermijden. Dit alles heeft betrekking op het landelijke deel van de gemeenten. 3. Verordening bescherming waterwingebieden ZuidHolland, vastgesteld bij besluit van 13 mei 1966, nr. II, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 februari 1985, nr. 1168. De verordening geeft regels ter bescherming van bedoelde gebieden tegen schadelijke stoffen die water ongeschikt kunnen maken voor consumptie, zoals aangegeven in artikel 1. In de artikelen 2 t/m 4 zijn de regels en voorwaarden vastgelegd t.b.v. de waterwingebieden, categorie I, II en III. 4. Duikerreglement, besluit tot afkondiging van 7 oktober 1952, nr. 169/1 en gewijzigd bij besluit, opgenomen in het Provinciaal Blad van 1963 nr. 40. Het reglement heeft betrekking op gemaakte duikers, stuwen, damwanden en bijbehorende werken, waarvan het beheer en onderhoud wordt overgedragen aan de polders c.q. waterschappen, zoals aangegeven in artikel 1. 5'. Dijksbouwverordening, vastgesteld bij besluit van 17 december 1918, op het bouwen op de zee- en rivierwaterkerende dijken. 6. Verordening koelwaterlozing in de bodem ZuidHolland, vastgesteld bij besluit van 22 juni 1984 nr. 11. De verordening regelt d.m.v. een voorwaarden- en vergunningenstelsel het tot stand brengen van installaties voor het lozen van koelwater in de bodem. Bij de inwerkingtreding van deze verordening (zie Provinciaal Blad nr. 102 van 1984) is de Grondwaterverordening komen te vervallen. 7. Verordening grondwaterbeheer Zuid-Holland, vastgesteld bij besluit van 19 mei 1983, nr. 12, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 februari 1984 nr. 13. De verordening regelt het onttrekken van grondwater, de methoden en de registratie daarvan. Voorts is een vergunningenstelsel op bepaalde voorwaarden van toepassing. De instelling van een provinciale grondwatercommissie, die adviezen geeft aan het provinciaal bestuur, is bepaald in de artikelen 1 en 2. Dit alles geldt ook voor de kunstmatige infiltratie van water in de bodem. 8. Verordening ondergrondse lozingen Provinciale reglementen en verordeningen Algemeen Polderreglement, vastgesteld bij besluit van 8 juli 1913, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 november 1973, Buitengewoon Provinciaal Blad nr. 3155 van Zuid-Holland. Het reglement is van toepassing op de waterschappen die de zorg hebben voor de waterstaatsbelangen van de waterstaatkundige polders, zoals is aangegeven in artikel 1 en geeft regels omtrent de inrichting en het functioneren van deze waterschap- afvalstoffen Zuid-Holland, vastgesteld bij besluit van 15 juni 1973 nr. 13. De verordening heeft als oogmerk de bescherming van grondwater, delfstoffen en natuurlijk milieu en geeft aan, welke werken en handelingen dit aangaande, onder de verbods- en gebodsbepalingen van de verordening vallen. 9. Ontgrondingenverordening Zuid-Holland, vastgesteld bij besluit van 21 mei 1970, nr. X, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 oktober 1973, nr. 21. De verordening is een gevolg van het bepaalde in artikel 5 van de Ontgrondingenwet en geeft regels aangaande de in de wet bedoelde ontgrondingen. Voorts wordt aangegeven welke werken al of niet onder deze verordening vallen. 10. Verordening op de opspuitingen Zuid-Holland, herzien en vastgesteld bij besluit van 27 oktober 1977 nr. 18A. De verordening regelt met behulp van een vergunningenstelsel het opspuiten van terreinen met zand of andere grondspecie, waarbij onder meer van belang is: het huidige gebruik van het terrein, de wettelijke bestemming daarvan en de gemiddelde grondwaterstand, zoals aangegeven in artikel 7. Voorts dient een opspuiting volgens bepaalde voorschriften te worden uitgevoerd, zoals de aanleg van perskaden, de terugvoering van perswater, de ontwatering enz. als aangegeven in artikel 16. 11. Plassenverordening Zuid-Holland, vastgesteld bij besluit, genomen in het Provinciaal Blad van 1973 nr. 3, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 maart 1979. De verordening beoogt d.m.v. bepalingen het voorkomen van ontsiering, onbruikbaarmaking en milieuaantasting van het in artikel omschreven gebied, alsmede het beschermen van biologische of andere bijzondere waarden ervan. 12. Verordening waterkwaliteitsbeheer Zuid-Holland, vastgesteld bij besluit van 15 juni 1979, nr. 2, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 mei 1983, nr. 11, De verordening is een gevolg van het gestelde in artikel 5 van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (WVO). In de verordening zijn aangegeven de instanties c.q. waterschappen die belast zijn met het actief kwaliteitsbeheer, zoals is vermeld in artikel 1. In artikel 2 zijn de taken en bevoegdheden inzake dit beheer nauwkeurig omschreven: Voorts voorziet deze verordening in het opstellen van een waterkwaliteits- en bestedingsplan, aangegeven in respectievelijk de artikelen 8 en 12, alsmede de instelling van commissies van advies en bijstand. 13. Verordening waterkwaliteit Rivierengebied, vastgesteld bij gemeenschappelijk besluit van 17 mei 1974, nr. 8 en 18 september 1974 nr. F-225, laatstelijk gewijzigd bij gemeenschappelijk besluit van 13 oktober 1983 nr. 8 en 28 september 1983 F-103. De verordening is een verlengstuk van de Verordening waterkwaliteitsbeheer en regelt de waterkwaliteit van het Zuidhollands deel in het rivierengebied, grenzend aan de provincie Gelderland. Hierbij is dit deel ondergebracht bij een Gelders zuiveringsschap, waarbij e.e.a. in overleg tussen beide provincies is geregeld (o.a. ten aanzien van het bestuur en de uitvoering). In dit verband dient nog te worden vermeld dat het kwaliteitsbeheer voor het Zuidhollandse deel van de Lopikerwaard is geregeld d.m.v. de Verordening waterkwaliteitsbeheer Utrecht en de Verordening waterkwaliteitsbeheer Vlistgebied. 14. Verordening waterkwaliteit Woerden, vastgesteld bij gemeenschappelijk besluit van 16 en 17 mei 1973, P.S. nr. 10. Deze verordening is een verlengstuk van de Verordening Waterkwaliteitsbeheer en geeft regels inzake de waterkwaliteit van het Utrechtse deel, gelegen in het Grootwaterschap van Woerden. Dit grootwaterschap oefent voor dit deel het actief kwaliteitsbeheer uit, zoals ondermeer is gesteld in artikel 3. Voorts is in overleg tussen beide provincies e.e.a. geregeld op het bestuurlijk en uitvoerend vlak. 15. Verordening waterkwaliteitsbeheer Vlistgebied, vastgesteld bij besluit van 20 november 1974, nr. 48/1975. Deze verordening is voortgekomen uit de gemeenschappelijke regeling van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en Utrecht tot regeling van het waterkwaliteitsbeheer in het Vlistgebied. Deze verordening is van toepassing op het Zuidhollandse deel van de Lopikerwaard (Vlistgebied) waarbij het kwaliteitsbeheer van de oppervlaktewateren is opgedragen aan de provincie Utrecht, zoals ook is vermeld in artikel 2 van de Verordening waterkwaliteitsbeheer Utrecht 1976. 16. Wegenverordening Zuid-Holland, vastgesteld bij besluit van 16 mei 1974, nr. 11. Deze verordening regelt onder meer het toezicht op en het onderhoud van de openbare wegen buiten de bebouwde kom met uitzondering van de wegen van het Rijk. Tot de wegen worden ook gerekend hun sloten, duikers, sluizen enz. 17. Bij besluit van Gedeputeerde Staten worden, ter uitvoering van het gestelde in artikel 17 van de Keurenwat, jaarlijks in de maand februari de titels van de keuren of politieverordeningen van polders en waterschappen die goedgekeurd of verlengd zijn, in een Provinciaal Blad opgenomen. 18. Verveningenreglement Het reglement op de verveningen in de provincie Zuid-Holland is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 5 januari 1932 en nadien eenmaal gegewijzigd. 19. Verordening scheepvaartbelangen Provinciaal Blad 1981 nr. 6. De verordening op de scheepvaartbelangen in de provincie Zuid-Holland is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 16 juli 1885 en nadien meerdere keren gewijzigd. 71 20. Molenverordening De verordening betreffende het slopen of veranderen van molens in de provincie Zuid-Holland, is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 3 juli 1951 en nadien meerdere keren gewijzigd. 72 21. Grondwaterverordening De verordening, regelende de onttrekking van grondwater in de provincie Zuid-Holland, is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 21 mei 1970 en opgenomen in het Provinciaal Blad 1970 nr. 174. Wijzigingen zijn opgenomen in het Provinciaal Blad 1972 nr. 117. Literatuurlijst 1. Grondwaterkaart van Nederland, schaal 1:50 000 met bijbehorende toelichtingen; Dienst Grondwaterverkenning T.N.O. 2. Geologische Kaart van Nederland, schaal 1:50 000 met bijbehorende toelichtingen: bladen Goeree Overflakkee (1964), Rotterdam-West (1979), GorinchemOost (1970), Willemstad-Oost (1971); Rijks Geologische Dienst, Haarlem. 3. 4. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:60 000 met bijbehorende toelichting: bladen 30 West en Oost, 31 West, 36, 37 Oost, 38 Oost, 43 West en 43 Oost. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen 1982. De bodem van Zuid-Holland, toelichting bij blad 6 van de Bodemkaart van Nederland, schaal 1:200 000; C. van Wallenburg; Stichting voor Bodemkartering, Wageningen 1966. 5. Het beheer van de waterkeringen langs de Nederlandse kust; Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14481, nrs. 1-2 6. Rapport Commissie Rivierdijken maart 1977, 7. De tweede waterkeringen in Nederland; Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen, februari 1973. 8. 9. 's-Gravenhage, Jaarverslag waterkeringen 1975; Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Driemaandelijks Bericht Deltawerken, 1967 t/m 1982; Deltadienst van de Rijkswaterstaat, 's-Gravenhage. 10. Kust- en Oeverkaarten, schaal 1:2000; Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat 11. Over het berekenen van deltaprofielen; ir. J. v. Malde, ir. N. Schoenmakers en ir. D,C. Verhage; Rijkswaterstaat, Vlissingen 1982. 12. Rekenmodel voor de verwachting van duinafslag tijdens stormvloed; Waterloopkundig Laboratorium 1982. 13. De Waterhuishouding van Nederland; Rijkswaterstaat, 's-Gravenhage 1984. 14. Verslagen omtrent de toestand van de algemene waterstaat van het Hoogheemraadschap van Delfland. 15. Verslagen omtrent de toestand van de algemene waterstaat van het Grootwaterschap van Woerden. 16. Verslagen omtrent de toestand van de algemene waterstaat van het Hoogheemraadschap van Schieland. 17. Verslagen omtrent de toestand van de algemene waterstaat van het Hoogheemraadschap van Rijnland. 18. Verslagen omtrent de toestand van de algemene waterstaat van het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard. 19. Verslagen omtrent de toestand van de algemene waterstaat van het Hoogheemraadschap GrootAlblasserwaard. 20. Verslagen omtrent de toestand van de algemene waterstaat van het Waterschap De Brielse Dijkring. 21. Verslagen omtrent de toestand van de algemene waterstaat van hel Waterschap IJsselmonde. 22. Verslagen omtrent de toestand van de algemene waterstaat van het Waterschap De Groote Waard. 23. Verslagen omtrent de toestand van de algemene waterstaat van het Waterschap Goeree-Overflakkee. 24. Nederland als polderland; dr. A.A. Beekman, Zutphen 1932 25. Inventarisatie watervoorziening waterschappen, 1978-1979; Unie van Waterschappen, februari 1981 26. Richtlijnen en aanbevelingen voor de bescherming van waterwingebieden; Commissie Bescherming Waterwingebieden, december 1980 27. Tweede Structuurschema Drink- en industriewatervoorziening, deel a: beleidsvoornemen; Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16725, nrs. 1-2 28. Getijtafels voor Nederland; Rijkswaterstaat, Directie Waterhuishouding en Waterbeweging in samenwerking met Dienst Informatieverwerking, 's-Gravenhage. 28a. Getijtafels voor Nederland vanaf 1980; ir. A. v. Urk en ir. J.G. de Ronde; Rijkswaterstaat, 's-Gravenhage 1982 73 29. Hei Waterschap en zijn toekomst; Studiecommissie van Waterschappen, 's-Gravenhage 1974 32. Waterschapsbelangen, 1967 t/m 1982 veertiendaagse uitgave van de Unie van Waterschappen. 30. Naar een nieuw waterschapsbestel?; Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14480 nrs. 1-2 33. Eindrapport Stuurgroep Integraal onderzoek drinkwatervoorziening Zuid-Hol land 31. Waterschappen in Nederland; K. Groen en T. Schmeink, Baarn 1981 34. Poly-juridisch zakboekje 1986 74 fotoverantwoording, samenstelling en grafische verzorging: Rijkswaterstaat Meetkundige Dienst Afdeling Waterstaatskartografie omslag: Stormvloedkering in de Hoilandsche IJssei druk: Cartoprint bv, Den Haag 75 BESCHRIJVING VAN DE PROVINCIE ZUID-HOLLAND BEHORENDE BIJ DE 5 8 EDITIE VAN DE WATEHSTAATSKAAHT bijlage 1 , WATERSCHAPPEN EN HOOFDWATERKERINGEN IN ZUID-HOLLAND »yï .. - " " t - NOORD- A oéHEÉMRAADSCHAP BEHEERSGEBIED VAN WATERSCHAPPEN BELAST MET DE ZORG VOOR DE HOOFDWATERKERING : Roelofarendsve GRENS VAN OVERIGE C,Q, INL1GGENDE WATERSCHAPPEN BEHEERSGEBIED VAN HET WATERSCHAP VAN DE LINGE • HOOFDWATERKERING IN BEHEER BIJ HET BUK • , • HOOFDWATERKERING IN DE KLEUR VAN DE BEHEERDER • NATUURLIJKE HOOFDWATERKERING IN BEHEER BIJ HET RIJK I • NATUURLIJKE HOOFDWATERKERING IN DE KLEUR VAN DE BEHEERDER O HOOGHEEMRAADSCH /VAN • lAP " Hamers RIJNLAND BESTUURSZETEL WATERSCHAPPEN BELAST MET DE ZORG VOOR DE HOOFDWATERKERING j DE/OMMEDIJCK^U/K BESTUURSZETEL VAN OVERIGE WATERSCHAPPEN DEEL HOOFDWATERKERING WATERSCHAP , //M HOOFDWATERKERING ONDERBROKEN DOOR KUNSTWERK WOERDEN AfeVv- ' \ \ BUITEN DE HOOFDWATERKERING GELEGEN WATERSCHAP PROVINCIEGRENS HOOGHEEMRAADSCHAP i : • c d' HOOGHEEMRAADSCHAP HOOGHEEMRAAD DELFLAND HOOGHEEMRAADSCHAP WATERSCHAP • ALBLASSERWAARD J k WATeRSGHAP: Barandrechl I ^ Alblasserdam - [JSSËLMON GELDERLAND ATERSOHAP BUITEN DE HOOFDWATERKERtNG GELEGEN WATERSCHAPPEN • Kersbergsche en Achtnovensche Uiierwaarden .OVERFLAKKEE • De Uilerwaarden er De Goilbe^dinger en Everdmger Uilerwaardfin UITGAVE RIJKSWATERSTAAT. MEETKUNDIGE DIENST DELFT ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN SCHAAL 1 : 250 000 BEWERKING WATERSTAATSKARTOGHAFIE DRUK CAHTOPRINT BV, DEN HAAG BESCHRIJVING VAN DE PROVINCIE ZUID-HOLLAND BEHORENDE BIJ DE 5 e EDITIE VAN DE WATEHSTAATSKAART bijlage 2 / WOORD- 4 ,-- AFWATERING IN ZUID-HOLLAND LOZING OP NATUURLIJKE WIJZE LOZING OP KUNSTMATIGE WIJZE LOZING OP ZOWEL NATUURLIJKE ALS KUNSTMATIGE WIJZE o LOZING GERIOLEERDE EENHEID RIOOLPERSLEIDING MET LOZINGSPUNT GRENS AFWATERINGSEENHEID 034 01 NUMMER AFWATERINGSEENHEID GRENS AFWATERINGSGEBIED 034 NUMMER AFWATERJNGSGEBIED PROV1NCIEGRENS 1 1 BUITEN DE HOOFDWATERKERING GELEGEN ARVATERINGSEENHEIO UITGAVE: RIJKSWATERSTAAT, MEETKUNDIGE DIENST DELFT ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN SCHAAL 1 : 250 000 BEWERKING: WATEHSTAATSKARTOGRAFIE DHLJK: CARTOPRINT BV. DEN HAAG BESCHRIJVING VAN DE PROVINCIE ZUID-HOLLAND BEHORENDE BIJ DE 5 e EDITIE VAN DE WAÏEASTAATSKAART bijlage 3 WATERVOORZIENING IN ZUID-HOLLAND HOOFDINLAATPUNT INLAAT VIA GEMAAL PERSLEIDING GRENS WATEFWOORZIENiNGSEENHEID DEELGRENS GROTE BOÊZÊMGEBIEDEN NUMMER WATERVOORZIENINGSEENHEID PROVINCIEGRENS BUITEN DE HOOFDWATERKERING GELEGEN WATEHVOOfIZIENINGSEENHEID UITGAVE niJKSWATEflSTAAT, MEETKUNDIGE DIENST DELFT ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN SCHAAL 1 : 250 000 BEWERKING: WATERSTAATSKARTOGRAFIE DRUK: CARTOPRINT BV, DEN HAAG bijlage 4a BEHOORT BIJ DE VIJFDE EDITIE VAN DE WATERSTAATSKAART VAN NEDERLAND fig. 4 fig. 10 Eenheid met horizontale waterstand ( polder ) Eenhe'd met hellende waterstand (stroomgebied ) Genoleerd gebied volgens het gescheiden stelsel Delen met horizontale waterstand Delen met hellende waterstand Gebied met horizontale waterstand, lozend via gerioleerd gebied • J gebied volgens het gemengde stelsel Gerioleerde gebieden binnen een afwateringseenheid lig 6 fig. 12 525 ba pO-70 365 ba p-O 60 Delen en onderdelen met horizontale waterstand UITGAVE, RIJKSWATERSTAAT, MEETKUNDIGE DIENST DELFT ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN RIVIER Delen en onderdelen met hellende waterstand Genoleerde gebieden die via een gemeenschappelijke rioolwaierzuiveringsinrichting lozen, vormen één afwateringseenheid RIVIER Blokbies bij overgang van horizontale naar hellende waterstand BEWERKING, WATERSTAATSKAHTOGHAFIt DRUK: CARTOPRINT BV. DEN HAAG bijlage 4b BEHOORT B!J DE VIJFDE EDITIE VAN DE WATERSTAATSKAART VAN NEDERLAND RIVIER RIVIER fig. 78 fig. 13 fig 19 Lozing van eenheid via buitenpolds Lozing van buitenpolder op binnertdijks gebied Gelijkwaardige lozing bij horizontale waterstand op zowel buitenwater als op andere eenheid Gelijkwaardige lozing bij hellende waterstand op zowel budenwater als op andere eenheid RIVIER lig. 15 fig. 20 fig. 21 Gelijkwaardige lozing van onderdeel met horizontale waterstand op twee volgekleurde gebieden Niet-gelijkwaardige lozing via hoofd- en hulpgemaal Gelijkwaardige lozing van onderdeel met horizontale waterstand op zowel ongekleurd als voigekleurd gebied NOORDZEE TfJ.H | J | IJ ' • ^ f •-. I-.J | l | i \ i f-) I-TT~| 001-02 9- 22 Niel-gelijkwaardige lozing via hoofd- en bulpuitwateringssluis UITGAVE: RIJKSWATERSTAAT, MEETKUNDIGE DIENST DELFT ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN Kanaalpanden binnen en buiten de hooldwaterkering De binnenpanden zijn met alwijkende kleuren aangegeven Afwijkende kleurstelling (b-v. in voormalig veenkoloniaal gebied) Versmallen of weglaten van de brede bies bij plaatsgebrek BEWERKING: WATEHSTAATSKARTOGRAFIE DRUK: CARTOPHINT BV. DEN HAAG
© Copyright 2024 ExpyDoc