beschrijving-van-de-provincie-zuid-holland-behorende-bij-de

BESCHRIJVING VAN DE PROVINCIE ZUID - HOLLAND BEHORENDE BIJ DE
59 EDITIE VAN DE WATERSTAATSKAART
UITGAVE- RIJKSWATERSTAAT. MEETKUNDIGE DIENST
DELFT ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN
BEWERKING: WATERSTAATSKARTOGRAFIE
DRUK, CARTOPRINT BV, DEN HAAG
rijkswaterstaat
dienst getiidewateran
bibliotheek
grenacliersweg 3} •
4338 PG middelb'urg
Beschrijving van de provincie Zuid - Holland
behorende bij de 5© editie van de Waterstaatskaart
©
Rijkswaterstaat, Meetkundige Dienst Delft, 1987
Inhoud
Bladwijzer Zuid - Holland
blz.
1.
2.
3.
4.
5.
VOORWOORD
7
INLEIDING
9
ALGEMEEN
2.1
Buitenwater en coderingssysteem
2.2
Geologisch overzicht
2.3
Ruilverkavelingen algemeen
2.4
Ruilverkavelingen in Zuid - Holland
Afbeelding 2.1
Indeling van het buitenwater
Afbeelding 2.2
Geologisch overzicht
Afbeelding 2.3
Ruilverkaveling Rijnstreek-Zuid in uitvoering
Afbeelding 2.4
Ruilverkavelingen in Zuid - Holland
10
10
13
14
11
12
13
15
WATERKERINGEN
3.1
Algemeen
3.2
Waterkeringen in de provincie Zuid • Holland
Tabel 1: Beheer van de in Zuid • Holland gelegen hoofdwaterkeringen
3.3
Duinen
3.4
Deltawerken
16
17
18
21
22
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
16
17
21
23
3.1
3.2
3.3
3.4
Haringvlietsluizen
Versterking Lekdijken
Verbeterde dijk langs de Lek
Werken ingevolge de Deltawet naar de stand op 01-01-1982
AFWATERING
4.1
Algemeen
Tabel 2: Algemene gegevens der afwateringseenheden
4.2
Afwateringseenheden in de provincie Zuid - Holland
4.2.1
Beschrijving van de in tabel 2 met een * aangeduide afwateringseenheden
24
27
33
33
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
24
25
26
34
35
37
38
40
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
4.6
4.7
4.8
Bleiswijkse Verlaat
"Bosman" molen
Rioolwaterzuiveringsinstallatie te Leiden
Vijzelgemaal "De Leyens" te Zoetermeer
Uitwateringssluis te Katwijk
Molengang te Leidschendam
Gemaal van Drooggemaakte Geer- en Kleine Blankaardpolder
Watermolen met omloop te Gouda
WATERVOORZIENING
5.1
Algemeen
5.2
Watervoorziening in de provincie Zuid - Holland
5.2.1
Beschrijving van de in tabet 3 met een * aangeduide
watervoorzieningseenheden
Tabel 3: Algemene gegevens der watervoorzieningseenheden
5.2.2
Waterwingebieden in de provincie Zuid - Holtand
48
51
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
43
44
45
46
46
46
47
51
52
53
5.1
5.2
5.3
5.4
5.5
5.6
5.7
5.8
5.9
5.10
Waterwingebied in de duinen
Inlaatsluisje
Gemaal Mr. P.A. Pijnacker-Hordijk te Gouda
Gemaal Mr. Dr. Th.F.J.A. Dolk te Leidschendam
Stolwijkersluis te Gouda
Inlaat Goejanverwellesluis
Stuw
Bord Duinwaterleiding van 's-Gravenhage
Waterwingebieden in Zuid - Holland
Infiltratiegebied in de duinen bij Wassenaar t.b.v. de
drinkwa tervoorzienlng
42
43
43
njkswaterstaat
dienst
6.
;
7.
:
i
j
;
;
1
!
J
HYDROLOGISCHE WAARNEMINGSPUNTEN
6.1
Algemeen
6.2
Het Centraal Zoekarchief
6.3
Waterstandsmeetnetten
6.3.1
Inleiding
6.3.2
Het waterstandsmeetnet in het hoofdsysteem in de provincie Zuid-Holland
55
56
56
56
57
Afbeelding 6.1
Afbeelding 6.2
Afbeelding 6.3
56
57
58
Regenmeter
Peilschaal
Peilmeetstations in Zuid - Holland
^ p p " ^
WATERSCHAPPEN
7.1
Algemeen
7.1.1
Wat is een waterschap?
7.1.2
Het waterschap op de Waterstaatskaart
Tabel 4: Algemene gegevens der waterschappen
7.2
Waterschappen in de provincie Zuid - Holland
7.2.1
Reglementen
7.2.2
Bestuur
7.2.3
Waterschapsconcentraties
7.2.4
Waterkwaliteitsbeheer
59
59
59
60
62
63
63
64
66
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
62
63
63
64
64
65
66
66
7.1
7.2
7.3
7.4
7.5
7.6
7.7
7.8
Hoofdwaterkering langs de Hoilandsche Ussel bij Moordrecht
Aankondiging van een schouw
Gemaal "Witteburg" te Goedereede
Gemaal "De Antagonist" te Leidschendam
Schutsluis met ophaalbrug te Leidschendam
Driewegsluis te Gouda
Graven van een watergang
Wipwatermolen te Leiden
j
,
|
'
1
:
:
8.
WETTELIJKE REGELINGEN
8.1
Rijkswetten
8.2
Rijksregtementen/Algemene maatregelen van bestuur
8.3
Provinciale reglementen en verordeningen
68
70
70
Literatuurlijst
73
Bijlage 1:
Bijlage 2:
Bijlage 3:
Bijlagen 4a + 4b:
Waterschappen en hoofdwaterkeringen in Zuid- Holland
Afwatering in Zuid • Holland
Watervoorziening in Zuid - Holland
Afwateringseenheden; de manier waarop zij op de hoofdkaart
kunnen worden weergegeven
3
' "
VOORWOORD
De eerste editie van de Waterstaatskaart, die tot stand
kwam tussen 1865 en 1891, besloeg per blad een kwart
van het kaartbeeld van een blad van de eerste editie van
de Topografische Kaart schaal 1:50 000. De verklarende
tekst stond daarbij als randschrift om het kaartbeeld
heen. Bij de tweede editie (in 1935) werd overgegaan tot
verdubbeling van het kaartbeeld. Aangezien men het formaat van het kaartblad ongewijzigd wenste te laten, werd
daarmee de voor het randschrift beschikbare ruimte te
klein. Om dit bezwaar te ondervangen besloot men toen
de gegevens, die niet meer in de rand van de kaart konden worden opgenomen provinciegewijs samen te voegen en in boekvorm uit te geven onder de titel
"Provinciale beschrijving, behorende bij de Waterstaatskaart". Als eerste in deze serie verscheen in 1937 de beschrijving van de provincie Zuid-Holland; de tweede
Provinciale Beschrijving van Zuid-Holland, behorende bij
de vierde editie van de Waterstaatskaart, werd uitgegeven in 1967. In hun uitvoering hebben de provinciale beschrijvingen in de loop der jaren zowel inhoudelijk als
uiterlijk veranderingen ondergaan; ook de onderhavige
beschrijving verschilt in deze opzichten van haar beide
voorgangers. Wel bevat deze derde uitgave evenals de
tweede niet alleen toelichtende, maar ook, voor zover
voor een goed begrip van de waterhuishoudkundige situatie nodig, aanvullende gegevens.
De voorliggende beschrijving behoort bij de vijfde editie
van de Waterstaatskaart. Uitgangspunten bij het opzetten
van deze editie waren:
— het verstrekken van zo volledig en zo actueel mogelijke waterstaatkundige en waterhuishoudkundige informatie;
— het zoveel mogelijk vermijden van doublures in haar
samenstellende delen.
De vijfde editie bestaat uit:
— de Waterstaatskaart, die per blad omvat:
. de hoofd kaart;
. bijkaart 1: Hydrologische Waarnemingspunterr,
. bijkaart 2: Watervoorziening;
— de provinciale beschrijvingen.
leder product binnen dit pakket is tot op zekere hoogte afzonderlijk te raadplegen, maar bevat niet meer informatie
dan voor het gebruik van het betrokken onderdeel nodig
is. Op grond hiervan wordt in deze beschrijving alleen de
huidige toestand weergegeven. De geschiedenis is alleen
opgenomen voor zover zich na het verschijnen van de
voorgaande uitgave nieuwe waterstaatkundige feiten
hebben voorgedaan. Waar nodig is naar voorgaande uitgaven verwezen. Een belangrijke wijziging ten opzichte
van de vierde editie is dat bij de vijfde editie iedere afwateringseenheid een eigen codenummer heeft gekregen.
Dit nummer is opgebouwd uit het nummer van het buitenwater waar de eenheid op loost en het volgnummer van
de eenheid.
Van een watervoorzieningseenheid wordt het codenum-
mer gevormd door het nummer van de bron waar de eenheid haar water van betrekt en het volgnummer van die
eenheid.
Het kaartbeeld van de hoofdkaart heeft ook een groot
aantal belangrijke veranderingen ondergaan, waarvan de
volgende hier vermelding verdienen:
a. peilschalen, peilschrijvers en gegevens betreffende
de watervoorziening kwamen voorheen op de hoofdkaart van de Waterstaatskaart voor. Aangezien voor
beide onderwerpen afzonderlijke bijkaarten zijn verschenen, zijn zij van de hoofdkaart verdwenen;
b. peilmerken van het NAP worden reeds lang door de
Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat op kaarten schaal 1:25 000 met bijbehorende lijsten bijgehouden en uitgegeven, waardoor de aanduiding van
deze gegevens op de Waterstaatskaart overbodig is;
c. voorheen werden de verharde wegen in een rose kleur
weergegeven. Aangezien thans vrijwel alle wegen in
Nederland verhard zijn en hun integrale weergave in
rose sterk afbreuk zou doen aan de leesbaarheid van
de kaart, zijn zij als een topografisch gegeven in de
grijze onderdruk opgenomen;
d. strand- en oeververdedigingen, strand- en kilometerpalen en hoogtecijfers zijn niet meer respectievelijk in
sepia (d.i. een bruine kleur) en rood, maar in donkergrijs weergegeven;
e. voor sluizen en stuwen zijn nieuwe symbolen gebruikt,
die de stroomrichting van het water zichtbaar maken.
Gemalen met een capaciteit groter dan 5 m3/min en
rioolwaterzuiveringsinrichtingen zijn verder door een
wat groter symbool dan voorheen weergegeven, waardoor de bijbehorende letters en cijfers erin kunnen
worden geplaatst;
f. buitenwater, dat altijd ongekleurd bleef, krijgt nu een
lichte grijze tint.
Al deze veranderingen te zamen hebben een rustiger
kaartbeeld doen ontstaan, waardoor de leesbaarheid van
de kaart aanzienlijk is verbeterd.
Het aantal rubrieken van het randschrift van de hoofdkaart is teruggebracht van maximaal negen tot vijf. In de
rubrieken "Verklaring der tekens", "Toelichting" en
"Bladwijzer" worden de algemene zaken betreffende de
vijfde editie van de Waterstaatskaart uiteengezet. De rubriek "Staat van belangrijke kunstwerken" biedt, evenals
in de vierde editie, gegevens omtrent afmetingen, beheer
en onderhoud van alle kunstwerken die in de hoofdwaterkering voorkomen, alsmede van de belangrijkste overige
kunstwerken, die op het betreffende blad voorkomen.
In de rubriek "Afwateringseenheden" van het randschrift
zijn de eenheden en zo nodig hun delen en onderdelen
opgenomen in volgorde van hun codering op de kaart.
Voorts wordt van elk van deze gebieden nog de opper-
vlakte vermeld, alsmede de plaats waar, het water waarop en het middel waarmee geloosd wordt.
Wanneer eenheden op meerdere bladen voorkomen
wordt tevens een opsomming van al die bladen gegeven.
Nadere bijzonderheden blijven tot de strikt nodige beperkt, aangezien de provinciale beschrijvingen uitgebreidere informatie bieden.
Vermelding verdient tenslotte dat bij een aanzienlijk aantal kaartbladen bladverschuivingen en bladcombinaties
zijn toegepast teneinde een overzichtelijker beeld van de
waterstaatkundige toestand en indeling te verkrijgen. Het
totale aantal kaartbladen is hierdoor teruggebracht van
110 naar 91; voor het weergeven van het gehele Zuidhollandse gebied zijn nu 12 bladen nodig (zie bladwijzer)
tegen 16 bij de vorige editie. De nieuwe bladindeting is
uiteraard dezelfde voor zowel de hoofdkaart als de beide
bijkaarten.
Deze waterstaatkundige beschrijving is afgesloten op
1 januari 1982. Belangrijke waterstaatkundige wijzigingen, die hierna zijn ingetreden, zijn waar mogelijk in het
betreffende hoofdstuk opgenomen.
Voor de goede orde wordt hier ten slotte gewezen op de
zgn. Waterkaart Rijkswaterstaat, waarvan de uitgifte in de
zeventiger jaren is begonnen. Deze kaartserie omvat een
reeks overzichtskaarten van Nederland, elk bestaande uit
een noord-, een midden- en een zuidblad, schaal
1:400 000, waarop achtereenvolgens zijn weergegeven:
— drie categoriën waterschappen,
te weten waterschappen met een algemene taak, waterschappen belast mot de zorg voor de waterkeringen
en boezem- en bemalingswaterschappen;
— de zuiveringschappen en andere instanties belast met
het kwaliteitsbeheer;
— de afwateringseenheden;
— de afwateringsgebieden;
— de hoogwaterkeringen;
— de watervoorzieningseenheden.
Van een overzichtskaart verschijnt een nieuwe uitgave
wanneer dit als gevolg van opgetreden veranderingen nodig is. Hoewel de kaartinhoud van de diverse overzichtskaarten nauw samenhangt met die van de Waterstaatskaart ca., maakt de Waterkaart Rijkswaterstaat gezien
de afwijkende verschijningsfrequenties van haar kaartbladen geen deel uit van een editie van de Waterstaatskaart.
1.
INLEIDING
De voorgaande beschrijving van de provincie ZuidHolland, behorende bij de Waterstaatskaart werd uitgegeven in 1967. In vergelijking tot deze beschrijving is de
inhoud van de voorliggende beschrijving sterk veranderd.
In hoofdstuk 2 (Algemeen) wordt een indeling van het in
deze provincie voorkomende buitenwater gegeven met
een uitleg over het gebruikte coderingssysteem.
Tevens is in dit hoofdstuk een overzicht opgenomen van
het verloop van de ruilverkavelingen in Zuid-Holland
vanaf 1954, het jaar waarin de eerste ruilverkaveling in
deze provincie werd aangenomen.
In de voorgaande beschrijving kregen de onderwerpen
geologisch overzicht en bodemkundig-landschappelijk
overzicht ruime aandacht, Hoewel deze onderwerpen
voor het opstellen en uitwerken van waterhuishoudkundige en cultuur- en civieltechnische plannen van groot belang zijn, verschenen hier na de vorige uitgave van de
Provinciale beschrijving Zuid-Holland uitvoeriger publikaties over (lit. 1, 2, 3 en 4). Gezien de goede toegankelijkheid van deze bronnen zijn de onderwerpen in deze
uitgave slechts behandeld voor zover dit voor een goed
verstaan van de tekst in andere hoofdstukken noodzakelijk is.
In de vorige uitgave was ook een kort hoofdstuk gewijd
aan de grondwaterstand in deze provincie (hoofdstuk 10).
Inmiddels worden door de Dienst Grondwaterverkenning
van TNO kaarten op schaal 1:50 000 over dit onderwerp
uitgegeven met uitvoerige toelichtingen, reden waarom
dit onderwerp in deze beschrijving verder niet is behandeld.
Hoofdstuk 3 (Waterkeringen) behandelt het begrip waterkering en geeft een overzicht van het beheer van de in
deze provincie voorkomende waterkeringen, terwijl ook
een overzicht van de stand van de Deltawerken is
opgenomen.
Het hoofdstuk 4 (Afwatering) geeft een verklaring van het
begrip afwateringseenheid en de wijze, waarop de eenheden op de Waterstaatskaart kunnen worden weergegeven.
Een overzicht van de algemene gegevens van alle in
Zuid-Holland gelegen afwateringseenheden is waar
nodig per afwateringseenheid aangevuld met uitvoeriger
beschrijvingen.
Hoofdstuk 5 (Watervoorziening) heeft dezelfde opzet als
hoofdstuk 4; een beschrijving van het begrip watervoorzieningseenheid wordt gevolgd door een algemeen overzicht van de in de provincie voorkomende watervoorzieningseenheden met eventueel een uitgebreidere beschrijving per eenheid.
Een verhandeling over het waterstandsmeetnet in de
rijkswateren en de beschikbaarheid van hydrologische
meetgegevens is opgenomen in hoofdstuk 6 (Hydrologische Waarnemingspunten).
Evenals in Zeeland bestonden in Zuid-Holland een groot
aantal polders en waterschappen 1>. Werden in eerdere
jaren al wat incidentele concentraties van deze bestuurslichamen toegepast, pas in 1965 werd met de structurele
aanpak hiervan een aanvang gemaakt. Op 1 januari 1966
bestonden er nog 520 gereglementeerde polders en waterschappen; thans zijn er nog slechts 23. Een overzicht
van het verloop van deze concentraties en de gevolgen
daarvan is opgenomen in hoofdstuk 7 (Waterschappen).
Tenslotte bevat hoofdstuk 8 (Wettelijke Regelingen) een
overzicht van de belangrijkste wetten en reglementen,
betrekking hebbend op de waterhuishouding van Nederland in het algemeen en die van de provincie ZuidHolland in het bijzonder.
')
Voor een nadere beschaving van de begrippen polder en waterschap wordt
verwezen naar hoofdstuk 7 bij 7.2 Waterschappen in Zuid-Holland.
2.
2.1
ALGEMEEN
Bultenwater en coderingssysteem
Op en in verband met de Waterstaatskaart worden onder
het begrip "buitenwater" verstaan:
a. de Noordzee en de Waddenzee;
b. de Dollard en de Eems;
c. de Oosterschelde, de Schelde en de Westerschelde;
d. de Hollandsche IJssel beneden de afdamming bij
Gouda;
e. het IJsselmeer en de daarmee in open verbinding
staande randmeren;
f. het Zwolsche Diep en het Zwarte Water met de erin
uitstromende wateren, elk beneden de eerste sluis
respectievelijk stuw vanaf de monding;
g. de Rijn en de Maas en alle rivieren en stromen, die
daarmee in open verbinding staan en water daarvan
afvoeren;
h. alle vertakkingen, armen, inhammen, kreken, spranken, killen, havens, kanaalpanden enz., die met de
onder a. t/m g. bedoelde wateren in open verbinding
staan.
De codenummers 001 t/m 099 zijn voorbehouden aan de
buiten wateren, die op de hoofdkaart van de Waterstaatskaart in een grijze tint zijn weergegeven. Afbeelding 2.1
geeft een overzicht van de in de provincie Zuid-Holland of
aan die provincie grenzende buitenwateren. Dit zijn, elk
voorafgegaan door zijn codenummer:
001 Noordzee;
009 Krammer ten westen van de Philipsdam;
011 Volkerak met Krammer ten oosten van de Philipsdam;
020 Haringvliet met Vuile of Hitsertsche Gat;
021 Spui;
022 Hollandsch Diep met Zuid-Maartensgat;
025 Nieuwe Merwede;
026 Wateren in de Zuidhollandsche Biesbosch, te weten:
Wantij, Kikvorschkil, Helsloot, Zoetemelkskil, Doode
Kikvorschkil, Gat van de Hengst, Houweningswater
en Sneepkil;
027 Hartelkanaal;
028 Oude Maas met Malle Gat en Krabbegeul;
029 Dordtsche Kil met Krabbe;
030 Nieuwe Waterweg met Beerkanaal en Calandkanaal;
031 Nieuwe Maas met Bakkerski!;
032 Noord;
033 Beneden-Merwede;
034 Boven-Merwede;
035 Hollandsche IJssel beneden de afdamming bij Gouda met Sliksloot;
070 Lek beneden de stuw bij Hagestein;
071 Lek en Neder-Rijn tussen de stuw te Hagestein en
de stuw te Amerongen.
De afwateringseenheden zijn ingedeeld en gecodeerd
10
naar het buitenwater waarop zij lozen. De watervoorzieningseenheden zijn op soortgelijke wijze ingedeeld en gecodeerd naar de bron waaruit zij water inlaten. In de
desbetreffende hoofdstukken komen zij nader ter sprake.
2.2
Geologisch overzicht
In Zuid-Holland komen alleen afzettingen uit het Holoceen (of Alluvium), hel jongste geologische tijdvak, aan
de oppervlakte. Dit tijdvak is te verdelen in het Oud Holoceen, de tijd voor het ontstaan van het Nauw van Cal ais,
en het Jong Holoceen, de tijd erna.
Tijdens het Oud Holoceen was de Noordzee slechts een
inham van de Noordelijke IJszee, die geen verbinding
met het water in het zuiden had. Gedurende deze periode
ontstonden de veenafzettingen in ons land, die in Holland
en West-Utrecht op grote diepte liggen.
Tijdens het gehele Holoceen steeg de zeespiegel, waardoor de zee zich uitbreidde. Als gevolg hiervan werden de
veenafzettingen in het westen van ons land door de zee
overdekt, waardoor er een laag oude zeeklei op af werd
gezet.
Het merendeel van het westen van Nederland zag er
destijds uit als het huidige waddengebied. Er waren
echter ook gebieden, waar de afzettingen van de grote
rivieren de stijging van de zeespiegel wel bijhielden. Hierdoor ontstond er een rivierdelta, waar de veenvorming
tussen de rivierarmen zich voortzette.
De vorming van het Nauw van Calais heeft grote invloed
gehad op het verdere ontstaan van ons land. De
vloedstroom die hierdoor ontstond, bracht veel
weringspuin, voornamelijk zand van de Kanaalkust, in
noordelijke richting. Hierdoor ontstonden zandbanken,
die aangroeiden tot een schoor- of strand wal. Deze
strandwal bereikte bij Monster onze kust en liep door tot
Alkmaar. Op deze wal vormden zich de duinen. Zo ontstond in het westen langzamerhand ons huidige
landschap.
Aan dit "oude duinlandschap" sloten zich vanuit zee
nieuwe reeksen evenwijdig aan de kust aan. Deze werden onderling gescheiden door lange dalen, de zogenaamde duinvalleien. Het huidige oude duinlandschap
ligt het meest aan de landzijde.
Deze duinen blijken door uitloging van het zand door
regenwater kalkarm te zijn geworden, hetgeen te zien is
aan de vegetatie. Deze bestaat dan ook uit planten die
weinig kalk kunnen verdragen, zoals brem en heide.
Behalve de eerder genoemde strandwal was er nog één
die zich vastzette aan de in de IJstijd ontstane grondmorene.
Deze morene bood weerstand aan de afbraak door het
zeewater en zo kon zich hier een strandwal ontwikkelen
waarop eveneens het oude duinlandschap ontstond.
JNDEÜNG VAM HET SUiTENVVATER
GEOLOGIE
HOLOCENE AFZETTINGEN
: : :
: : x'KRifexVwvX:!v!vrDORDrișVi' i ^"~
LEGENDA
\J/f/lfl///ff//\
JONGE DUINEN OP OUDERE AFZETTINGEN
VEEN OP OUDERE KLEIEN/ZANOEN
L'.'v. *.\V|
K'.•.'.'•'•'.•; OUDE DUINEN
K V V » * ' '•!
! JONGERE KLEIEN /ZANDEN OP VEEN OP OUDERE KLEIEN/ZANDEN
JONGERE KLEIEN / ZANDEN OP OUDERE KLEIEN / ZANDEN
JONGERE KLEIEN/ZANDEN
KET-^I OUDERE KLEIEN/ZANDEN
'ï.ty VEEN
SCHAAL 1 : 600 000
Afbeelding 2.2 Geologisch overzicht
Een deel van dit waddengebied werd door de strandwal
afgesloten en alleen bij hoge vloed kwam nog zeewater
binnen zodat oude blauwe zeeklei werd afgezet. Deze
klei kwam later weer voor de dag in de droogmakerijen.
Achter de strandwal verzoette het water mede door de uitmonding die de grote rivieren daar hadden.
De gelegenheid tot afzetting van een veenformatie werd
hierdoor geschapen.
Er ontstond een hoogveen, dat nu weer onder het zeeniveau ligt, omdat de zeespiege! later weer ging stijgen.
Het veen in het westen van het land wordt daarom ook
wel "verdronken hoogveen" genoemd.
Het strekte zich als een aaneengesloten dek uit over de
12
tegenwoordige provincies Zeeland, Zuid- en NoordHolland, het westen van Utrecht en over het westen en
noorden van Friesland en Groningen.
De rivieren baanden zich een weg door dit veengebied en
zetten in de hogere delen van ons land rlvierklei af.
Op het veengebied werden zand en klei aangevoerd.
Door het wijder worden van het Nauw van Calais ging er
van de getijde stromen eerder een afbrekende dan een
opbouwende werking uit. Het oude duinlandschap werd
vernield en de strandwal werd smaller. Ook werd het
veen voor een deel weggevoerd, terwijl op het resterende
veen jonge zeeklei werd afgezet, omdat de zee het veengebied weer overstroomde.
Tussen Monster en Egrnond bieef het oude duinlandschap gedeeltelijk gespaard, maar het werd later grotendeels overdekt door het jonge duinlandschap. Het zand
voor het jonge duinlandschap werd geleverd doordat het
Nauw van Calais zich verwijdde en verdiepte.
Massa's zand werden naar het noorden meegevoerd,
waaruit zich in later tijden de jonge duinen ontwikkelden.
de duinlandschap kwam het jonge duinlandschap tot ontwikkeling.
Ten gevolge van de lage ebstanden in het zuidelijk deel
van de Noordzee gingen de rivieren zich meer naar het
zuiden verplaatsen. Verschillende rivierarmen verzandden en de Oude Rijn werd een zwak stroompje. Lek en
Waal werden de grote rivieren, die ook nu nog het landschap in Midden-Nederland beheersen. In het westen
werden de riviermonden van Rijn, Maas en Schelde breder, met als gevolg dat vele eilanden in het mondingsgebied ontstonden.
Om afbraak van het land tegen te gaan, ging de mens
over tot het aanleggen van dijken. Hierdoor ontstonden
de kernen van de latere eilanden van Zeeland en ZuidHolland. Nieuwe stukken werden erbij ingelijfd, geulen
die er doorheen liepen werden bedijkt. Zodoende kwam
op den duur in het zuidwesten een landschap tot stand
zoals we dat nu kennen.
In het Jong Holoceen is jonge zeeklei en een jong duinlandschap ontstaan. Eveneens heeft zich veen gevormd.
De in het Oud Holoceen gevormde "veen op grote diepte" en oude zeeklei is in het Jong Holoceen verder uitgebreid.
Ais ergens in Zuid-Holland of Zeelarsd alle afzettingen
aanwezig ztjn, vinden we van boven naar beneden: jonge
klei (zeeklei of rivierklei), veen (verdronken veen), oude
zeeklei en veen op grotere diepten
De geologische ontwikkeling van het westen van ons land
kunnen we als volgt samenvatten.
In het Holoceen vormde zich veen, hetgeendoor de stijging van de zeespiegel op grote diepte kwam te liggen.
Voor de toenmalige kust werd op dit veen zeeklei afgezet:
de oude zeeklei.
Inmiddels ontstond Het Nauw van Calais. Langs de wadden ontstond op de strandwal het oude duinlandschap.
Hierachter kwam een hoogveenformatie tot ontwikkeling,
waarop iater de rivieren rivierklei afzetten en de zee de
jonge zeeklei deponeerde.Gedeeltelijk voor en op het ou-
2.3
Ftuilvorkavalingen algemeen
Aanvankelijk begonnen ais het onderling ruilen van kavels
of percelen grond teneinde een minder verspreide ligging
van de gronden te verkrijgen, groeide de ruilverkaveling
uit toi een geheel nieuwe inrichting van het platteland, Om
alle rechten en plichten die hier het gevolg van waren zo
goed mogelijk te waarborgen, werd in 1924 de hele procedure nauwkeurig vastgelegd in de Ruüverkaveiingswet,
Het karakter van deze wet was uitsluitend agrarisch,Inmid-
.V
' • ' * ; *
'•:•.
.
•
'
:
'
:
, • £ . • • ' : : • • , • • ; ; ; [ • • . . i;---:-.:::n.ij
: • . :
i
"•"
"
•"•
"
•
'
'
'
•
"
• •
"
'
.
.••/•''•:'
•
"•
•
•
:
!
.•!iivl-'i!.»-.1i.i
U.lJ
' { .
' 'j •
: = '.
:ïmMï
Afb&ehiing 2.3 Ruilverkaveling Rijnstrêek-Zuid in uitvoering
13
dels is de Ruilverkavelingswet vervangen door een wet met
een bredere doelstelling voor wat betreft de verbetering van
de inrichting van landelijke gebieden, de Landinrichtingswet (Stb.1985, 299). Naast agrarische aspecten wordt in
deze wet ook aandacht geschonken aan bijvoorbeeld natuur, landschap en openlucht-recreatie, Ook voor het
bestaan van de Landinrichtingswet bestonden reeds wetten, gericht op de integrale aanpak van een bepaald gebied. Enkele voorbeelden hiervan zijn de Reconstructiewet
Midden-Delfland en de Herinrichtingswet Oost Groningen
en Gronings-Drentse Veenkoloniën.
Volgens de wet zijn vier vormen van landinrichting mogelijk, te weten:
a.) herinrichting, voor gebieden die naast agrarische functies ook niet-agrarische functies vervullen;
b.) ruilverkaveling, voor gebieden met overwegend een
agrarische functie;
c.) aanpassingsinrichting, voor gebieden waarin een infrastructureel werk moet worden aangelegd (b.v, weg,
vliegveld);
d.) ruilverkaveling bij overeenkomst; het betreft hier een
privaatrechtelijke overeenkomst tussen grondgebruikers
om kavels te ruilen, waarbij weinig voorzieningen worden aangebracht.
De procedure die gevolgd dient te worden bij de voorbereiding van een landinrichting is in de wet omschreven.
Tijdens de uitvoering van het project speelt de Landinrichtingscommissie een centrale rol.
2.4
Ruilverkavelingen in Zuid-Holland
Hoewel de eerste ruilverkavelingen in Nederland dateren
uit de twintiger jaren, kwam een ruimere toepassing na
1945 pas op gang.
14
In 1954 werd in Zuid-Holland de eerste ruilverkaveling
aangenomen, Het Langeveld, gelegen in het bollengebied, met een oppervlakte van ongeveer 320 ha.
Ook in de jaren daarna was de animo voor ruilverkaveling
nog niet groot. In 1960 bedroeg de in uitvoering zijnde oppervlakte nog maar 1830 ha. Pas in de zestiger jaren en
dan speciaal in de tweede helft daarvan kwam hier verandering in.
In 1969-1970 bedroeg de in uitvoering zijnde oppervlakte
ruim 40 000 ha. Deze sterke toename werd vooraf veroorzaakt door het aannemen van de omvangrijke ruilverkaveling Alblasserwaard (22 720 ha) en voorts de
blokken Hoeksche Waard-Noord (6370 ha) en KorendijkStrienemonde (9310 ha), alsmede nog enkele ruilverkavelingen van beperkte omvang.
Omdat in sommige delen van Zuid-Holland steeds meer
oppervlakte aan de land- en tuinbouw werd onttrokken
voor de woningbouw en de aanleg van industrieterreinen,
was de behoefte groot om het resterende deel optimaal in
te richten. Ook de aanleg van nieuwe planwegen, waarbij
het bestaande verkavelingspatroon ongunstig werd
doorsneden, alsmede moeilijke bedrijfsomstandigheden,
waren vaak aanleiding om tot ruilverkaveling te besluiten.
Vanaf 1970 kwamen in uitvoering de ruilverkaveling
Voorne-Putten, de Stelle op Goeree-Overflakkee,
Rijnstreek-Zuid, Lopikerwaard, Vijfheerenlanden, Flakkee en Hoeksche Waard-Oost. De totale oppervlakte van
deze ruilverkavelingsblokken bedraagt ca. 65 000 ha.
Afbeelding 2.4 toont de stand van de in Zuid-Holland gerealiseerde en nog te realiseren ruilverkavelingen per
1 april 1982.
Per 1 april 1986 is een totaal gebied van 24 500 ha opnieuw ingericht, terwijl ruim 87 000 ha nog in uitvoering
is.
LANDINRICHTING
STAND 1-1-1982
tjBjfej
L4NDJNRJCHTJNG IN VOORBEREfDJNG
LANDINRICHTING IN UrTVOERiNG
LANDINRICHTING TOT STAND GEKOMEN
3.1
Algemeen
Onder de verzamelnaam waterkeringen vallen duinen,
dijken, kaden en alle andere waterstaatswerken, die dienen om het water te keren, Voor Nederland liggen de
voornaamste waterkeringen langs het fauitenwater; zie
voor het begrip buitenwater paragraaf 2.1.
De waterkeringen, aangegeven op de hoofdkaart van de
Waterstaatskaart, zijn onderscheiden in hoofdwatorkeringen en binnenwaterkeringen.
Met. hoofdwaterkeringen worden hier bedoeld alle door
het Rijk of de provincie erkende natuurlijke en kunstmatige waterkeringen, die onderhouden worden orn het buitenwater in zijn natuurlijke loop blijvend te keren; zij
vormen de uiterste begrenzing van het buiienwater.
Overigens' doen zich situaties voor, waarin een stormvloedkering of keersluis bij dreigende gevaarlijke hoge
buitenwaterstanden wordt gesloten, waarmee dan een
bepaald stuk buitenwater tijdelijk wordt afgesloten van
zijn monding naar de zee. Twee voorbeelden hiervan vormen de stormvloedkering bij Krimpen aan den Ussei en
de Oosterscheldedam. De dijken langs zo'n water (in deze gevallen die van de Hollandsche IJssel tot aan de afdamming bij Gouda en die van de öosterschelde) noemt
men "hoofdwaterkering met beperkte functie"; beperkt,
omdat hun hoogwaterkerende functie af en toe kortstondig door de kering of keersluis wordt overgenomen.
De officiële erkenning van een hoofdwaterkering blijkt uit
haar vastlegging in een reglement of verordening. Naast
deze hoofdwaterkeringen zijn er nog "ongereglementeerde hoofdwaterkeringen"; deze zijn nog niet op de hiervoor bedoelde wijze vastgelegd, maar over hun functie
als hoofdwaterkering zijn alle daarbij betrokken overheidsdiensten tot overeenstemming gekomen.
Binnenwaterkeringen 2ijn dijken, die binnen de hoofdwaterkering zijn gelegen en die,
a. in stand worden gehouden om eventueel (door of over
de hoofdwaterkering) binnendringend water te keren;
b. of gelegen zijn langs bepaalde binnenwateren (boezemwateren, kanalen, stromende wateren).
Vars de onder a. genoemde categorie zijn de zgn. "twee-
PiiSSilÏÏ
Afheeiding 3,1 Haringvlietsluizen
16
de waterkeringen" de belangrijkste, aangezien zij zich
het dichtst bij de hoofdwaterkeringen bevinden. In verreweg de meeste gevallen zijn deze tweede waterkeringen
voormalige hoofdwaterkeringen, welke die hoedanigheid
verloren toen een voorliggende inpoldering gereed
kwam, Alle tweede waterkeringen zijn als zodanig op de
kaart aangegeven; met de overige binnenwaterkeringen
is dit niet het geval. De zogeheten "inlaagdijken" (die in
de provincie Zeeland veel voorkomen) zijn geen tweede
waterkerfngen, maar "reservedijken", die op hooguit enkele meters afstand liggen van de eigenlijke dijk. Zij zijn
in het algemeen aangelegd vanwege de ernstige bedreiging, waaraan de voorliggende dijk is blootgesteld, gezien de aanval op en aantasting van de (voor)oever ter
plaatse; de inlaag (het gebied tussen de inlaagdijk en de
eigenlijke dijk) is veelal een (t.b.v. de inlaagdijk) ontkleid
gebied, dat buiten de aanliggende polder valt. Iniaagdijken maken deel uit van de hoofdwaterkering.
Op de Waterstaatskaart staan in sepia aangegeven al die
waterkeringen (hoofdwaterkeringen en tweede waterkeringen), die in reglementen en verordeningen zijn vastgelegd. Daarbij zijn twee tekens gebezigd, waardoor
onderscheid wordt gemaakt tussen de eigenlijke hoofdwaterkeringen enerzijds en tweede waterkeringen en inlaagdijken anderzijds (ofschoon naar vermeld de laatste
twee categorieèn niet zonder meer vergelijkbaar zijn). De
ongereglementeerde hoofdwaterkeringen zijn in donkergrijs aangegeven. De overige binnenwaterkeringen staan
alleen in de (topografische) onderdruk op de Waterstaatskaart.
3UKVAK
GEREED IN 1989
en do Vijlhoureiilatnicjn
3.2
Waterkeringen in de provincie Zuid-Holland
De waterkeringen in de provincie Zuid-Holland zijn van
oudsher grotendeels bij de waterschappen in beheer en
onderhoud, zij het dat deze taken voor sommige delen ervan bij het Rijk en voor andere bij de provincie, gemeenten of particulieren berusten. Het rijksbeleid met
betrekking tot het beheer van de waterkeringen langs de
kust is vastgelegd in de regeringsnota "Het beheer van
de waterkeringen langs de Nederlandse kust" (lit, opg, 5).
In deze nota wordt ervan uitgegaan dat het beheer van de
hoofdwaterkeringen langs de Nederlandse kust in beginsel bij voldoende draagkrachtige waterschappen dient te
berusten. Indien langs bepaalde kustvakken bijzondere
omstandigheden dit verhinderen, moeten de waterkeringen in deze kustvakken in rijksbeheer worden genomen.
Door de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen is een inventarisatie gemaakt van het bestaande
stelsel en zijn aanbevelingen gedaan betreffende het Instand-houden en eventueel verbeteren van dit stelsel
{lit. opg. 7).
De rijksreglementen met betrekking tot de hoofdwaterkeringen zijn het Rijkszeeweringenreglement en het
Rijksrivierdijken reglement.
Het Rijkszeeweringenreglement, vastgesteld bij Koninklijk Besluit (KB) van 22 december 1937 en laatstelijk gewijzigd bij KB van 18 augustus 1977, bevat bepalingen
van politie( = beleid) op het gebruikmaken van enige zeeweringen, dijken, dammen en verdere werken onder het
beheer van het Rijk.
Het Rijksrivierdijkenreglement, vastgesteld bij KB van 23
juli 1937 en laatstelijk gewijzigd bij KB van 7 mei 1968,
bevat bepalingen van politie betreffende enige dijken,
dammen en kaden, onder het beheer van het Rijk, en
voor wat betreft het baggeren, graven en slikken langs
die werken.
Voorts wordt er nader in omschreven op welke zeeweringen, dijken, kaden, kunstwerken en andere objecten deze reglementen van toepassing zijn.
De waterkeringen, waarvan de instandhouding bij de
waterschappen berust, zijn vastgelegd en nader omschreven in reglementen, die door de Provinciale Staten
voor elk der betreffende waterschappen zijn vastgelegd;
zie ook hoofdstuk Waterschappen onder paragraaf 7.2.1.
Bijlage 1 geeft een overzicht van de hoofdwaterkeringen
in Zuid-Holland naar beheer en onderhoud. De verschillende kleuren, waarin de delen van het tracé van de
hoofdwaterkeringen zijn afgedrukt, geven aan welke instantie — Rijk, provincie, waterschap, gemeente of particulier — belast is met het beheer en onderhoud van die
delen.
Aangezien de situatie van de hoofdwaterkeringen in ZuidHolland nauw verband houdt met de voortgang der werken ingevolge de Deltawet, is een korte samenvatting
hiervan in paragraaf 3.4 opgenomen. Een overzicht van
de stand der Deltawerken in Zuid-Holland biedt afbeelding 3.4
Toelichting op tabel 1
Afbeelding 3.2
Versterking Lekdijken
Tabel 1 geeft een overzicht van het beheer van de in
de provincie Zuid - Holland gelegen hoofdwaterkeringen.
17
Tabel 1: Beheer van de In Zuid - Holland gelegen hoofdwaterkerlngen
nummer
beheerder
onderbroken
door
kunstwerk
DE HOOFDWATERKERING TUSSEN RIJNLAND EN DE NOORDZEE
1
Hoogheemraadschap van Rijnland
DE HOOFDWATERKERING TUSSEN DELFLAND EN DE NOORDZEE
2
Hoogheemraadschap van Delfland
keer-/spuisluis
DE HOOFDWATERKERING TUSSEN DELFLAND EN DE NIEUWE WATERWEG
3
Hoogheemraadschap van Delfland
e
coupure
keersluis
keer-/uitwateringssluis
schut-Zuitwateringssluis
(de sluis is buiten gebruik)
keersluis
a
b
schut-/uitwateringssluis
twee keersluizen
a
b
c
d
e
f
schutsluis
schutsluizen
keersluis
schuWkeersluis
diverse coupures
drie coupures
a
b
c
d
DE HOOFDWATERKERING TUSSEN DELFLAND EN DE NIEUWE MAAS
4
Hoogheemraadschap van Delfland
DE HOOFDWATERKERING TUSSEN SCHIELAND EN DE NIEUWE MAAS
5
Hoogheemraadschap van Schieland
DE HOOFDWATERKERING TUSSEN SCHIELAND EN DE HOLLANDSCHE IJSSEL
Hoogheemraadschap van Schieland
diverse coupures
schutsluis
dertig coupures
DE HOOFDWATERKERING TUSSEN RIJNLAND EN DE HOLLANDSCHE IJSSEL
7
Hoogheemraadschap van Rijnland
schutsluis
keersluis
schuWuitwateringssluis
keersluis
DE HOOFDWATERKERING TUSSEN DE NIEUWE MAAS EN DE HOLLANDSCHE IJSSEL
8
Rijk
a
DE HOOFDWATERKERING VAN ROZENBURG
9
18
waterschap de Brielse Dijkring
—
stormvloedkering en
schutsluis
DE HOOFDWATERKERING VAN VOORNE-PUTTEN
10
waterschap de Brielse Dijkring
a
b
c
d
schutsluis
keersluis
schutsluis
coupure
a
b
Haringvlietsluizen
schutsluis
a
b
schut-/ uitwateringssluis
keersluis
coupure
keersluis
keer-/uitwateringssiuis
keersluis
coupure
DE HARINGVLIETDAM
11
Rijkswaterstaat
DE HOOFDWATERKERING VAN GOEREE-OVERFLAKKEE
12
waterschap Goeree-Overflakkee
c
d
e
f
g
DE GREVELINGENDAM
13
Rijkswaterstaat
schutsluis
(in Zeeland gelegen)
DE VOLKERAKDAM
14
Rijkswaterstaat
a
b
jachtsluis
schutsluizen
(in Noord-Brabant gelegen)
a
b
c
d
twee coupures
twee coupures
coupure
coupure
a
coupure
coupure
coupure
coupure
keersluis
keer-/uitwateringssluis
schutsluis
keersluis
DE HOOFDWATERKERING VAN HET EILAND DE TIEN GEMETEN
15
BV Maatschappij tot exploitatie van onroerende goederen
"Eiland de Tien Gemeten"
DE HOOFDWATERKERING VAN DE HOEKSCHE WAARD
16
waterschap De Groote Waard
b
c
d
e
f
9
h
DE HOOFDWATERKERING VAN HET EILAND VAN DORDRECHT
17
waterschap De Groote Waard
DE HOOFDWATERKERING VAN IJSSELMONDE EN PERNIS
18
waterschap IJsselmonde
19
nummer
beheerder
onderbroken
door
kunstwerk
DE HOOFDWATERKERING VAN DE STORMPOLDER
19
Stormpolder
DE HOOFDWATERKERING VAN DE KRIMPENERWAARD
20
Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard
a
b
c
d
e
f
g
h
j
k
I
m
n
o
p
q
r
s
coupure
schut-/keersluis
twee coupures
coupure
twee coupures
coupure
coupure
coupure
coupure
coupure
coupure
coupure
twee coupures
twee coupures
keer-/uitwateringssluis
keer-/uitwateringssluis
schutsluis
schutsluis
a
b
c
d
e
f
g
h
j
k
I
m
n
o
p
q
r
s
t
u
v
w
x
y
schutsluis
coupure
schutsluis
coupure
coupure
schut-/uitwateringssluis
schutsluis
schut-/uitwateringssluis
coupure
keer-/uitwateringssluis
keer-/uitwateringssluis
coupure
coupure
coupure
twee coupures
coupure
coupure
coupure
coupure
coupure
coupure
coupure
schutsluis
coupure
DE HOOFDWATERKERING VAN DE ALBLASSERWAARD
21
Hoogheemraadschap Groot-Alblasserwaard
In de hoofdwaterkering van de Alblasserwaard bevinden zich in totaal nog 324 coupures van diverse afmetingen.
Zie voor een globale plaatsaanduiding van deze kunstwerken het blad Gorinchem - West 38.
22
Polderdistrict Tielerwaard
a
b
c
d
20
schut-/ keerslws
schut-/keersluis
keersluis
coupure
mmmm
• • •&••••• • W.
il1:;:.
'
.•:
i
W
'ïï..- , 'P Vti rJ" i P;:!::Ï:.-/ ':\^'^:,J : ; V# : ; V KV;. '
M::::.^:1:."1-..:1.
^;.
•.
:;•:•:•
•
••
:;;;•;:;:-
:;s::::":";y:::i,::.' -
•,.•:::;::••.
•
•::::•:
:••
'
•:••
•
! : V h ^ ^ ! i ,
•::II.^:::I^;
.
* * •
Afbeelding 3.3 Verbeterde dijk langs de Lek
Zij zijn ingedeeld volgens de nummering, zoals deze is
aangegeven op bijlage 1, "Hoofdwatei'keringen en waterschappen in Zuid - Holland".
Kunstwerken die de hoofdwaterkering geheel onderbreken, zijn op deze bijlage aangegeven; een nadere omschrijving van deze kunstwerken is in deze tabel opgenomen, in alle in Zuid - Holland voorkomende gevallen
berust het beheer over deze kunstwerken bij dezelfde instantie ala die welke belast is met het beheer van het
betreffende deel van de hooMwaterkering.
3.3
Duinen
In het hoofdstuk Geologie is het ontstaan van het oude
duinlandschap al beschreven. Dit oude duinlandschap,
zoals het werd genoemd, bestond slechts uit een aantal
zandbanken die echter in het geheel niet leken op onze
tegenwoordige duinen.
Door verstuiving van het zand zullen zonder twijfel wel
dulntjes op de banken zijn ontstaan, maar de hoogte van
de duinen zoals ze er nu uitzien bereikten ze nooit,
De Jonge duinen ontstonden zoais eerder gezegd uit verstuiving van de enorme hoeveelheden zand, die aangevoerd werden uit het zuiden. Dit gebeurde omdat het
Nauw van Calais zich verwijdde en verdiepte, waardoor
de getijstromen in kracht toenamen.
Gevolg hiervan was, dat het oude duiniandschap langs
de fcüst van België werd vernield en hef zand in noordelijke richting werd verplaatst. Dit verplaatste zand begon
noorderlijker een nieuwe kust te vormen, bestaande uit
hogere "echte" duinen. Deze nieuwe kustlijn kwam iets
westelijker te liggen.
Sn en om Den Haag liggen nog enkele oude duinruggen.
Ze beginnen bij Terheyden aan Zee als een brede strook,
die zich van de kust verwijdert, over Loosduinen loopt en
zich in Den Haag in twee ruggen splitst, die evenwijdig
aan elkaar tot Wassenaar doorlopen.
Hierachter ijgt bij Voorburg nog een derde rug parallel
aan de twee andere. Op deze ruggen zijn de eerste wegen aangelegd en tevens is hiervan gedbruik gemaakt
voor de bouw van o.a. het Binnenhof.
Even ten noorden van Wassenaar eindigen de oude duinen, omdat het kleigebied van de Oude Rijn hef gebied
in bezit heeft genomen.
Tussen Katwijk Binnen en Katwijk aan Zee treffen we wel
duinen aan, maar deze behoren tot het jonge dutniandschap dat later de tot aan zee reiken de kleistrook heeft
bedekt en ook de rivier afdamde.
Ten noorden van Leiden komt het oude duinlandschap terug en tussen deze stad en Haarlem liggen weer enkele
duinrijen, onderbroken door een strandvlakte.
De duinen vormen naast de door de mens aangelegde
werken een natuurlijke hoofdwaterkering ter beveiliging
van het land.
öm de duinstrook als hoofdwaterkering te kunnen behouden, kan hef noodzakelijk zijn het voorliggende strand tegen afslag te behoeden.
In verband hiermee zijn in de laatste eeuwen verschillen-
21
de vormen en systemen van strandverdediging ontworpen en toegepast. Lang heeft men getracht de plaatselijk
optredende kust-erosie tot staan te brengen door de aanleg van strandhoofden, die loodrecht op de kust staan.
De huidige opvattingen gaan uit naar meer flexibele
methoden van verdediging, zoals het kunstmatig aanvoeren van zand (de zgn. zandsuppletie) of hel bevorderen
van de sedimentatie van zand met behulp van paalschermen.
Behalve ais hoofdwaterkering doen de duinen ook dienst
als infiltratiegebied voor de drinkwatervoorziening.
3.4
Deltawerken
Tussen de beide wereldoorlogen in werd men zich ervan
bewust dat er meer aan de bescherming van Zeeland en
de Zuidhollandse eilanden tegen de binnendringende zee
moest worden gedaan. Verschillende studies werden in
overweging genomen, tot een besluit kwam men echter
niet. De watersnoodramp van 1 februari 1953 dwong tot
handelen en op 18 februari 1953 werd de Deltacommissie
door de Minister van Verkeer en Waterstaat geïnstalleerd.
Deze commissie kreeg tot taak na te gaan welke waterstaatstechnische voorzieningen getroffen dienden te
worden ten einde een herhaling van een dergelijke ramp
te voorkomen. Op 16 november 1955 werd een ontwerp
Deltawet bij de volksvertegenwoordiging ingediend, die
op 8 mei 1958 werd aangenomen. Besloten werd toentertijd tot uitvoering van de volgende werken:
a. hoofdafsluitdammen in het Haringvliet, het Brouwershavensche Gat, het Veersche Gat en de Oosterschelde;
b. secundaire dammen in de Grevelingen, de Zandkreek
en het Volkerak;
c. verhoging van de hoofdwaterkeringen zowel in Zeeland als langs de Nieuwe Waterweg en de daarmee in
open verbinding blijvende wateren;
d. verhoging van de hoofdwaterkering langs het overige
deel van de kust met inbegrip van die van de Waddeneilanden;
22
e. beweegbare stormvloedkering in de mond van de Hollandsche IJssel;
f. aanpassing van de waterstaatswerken aan de ontstane situatie.
Zie voor de onder a. t/m e. genoemde werken ook afbeelding 3.4, waarop tevens de stand der werken per
1-1-1982 is aangegeven.
Thans, ruim 25 Jaar nadat deze gigantische projecten
werden ontworpen, is het merendeel ervan gerealiseerd.
De hoofdafsluitdammen in het Veersche Gat, het Haringvliet en het Brouwershavensche Gat kwamen gereed in
respectievelijk 1961, 1970 en 1971. Nadat men in april
1969 al een begin had gemaakt met de uitvoering van de
afsluitingswerkzaamheden in de Oosterschelde werd in
1976 alsnog besloten om af te zien van een totale afsluiting van deze zeearm en in plaats hiervan een afsluitbare
stormvloedkering te bouwen, bestaande uit een pijlerdam
met 62 schuiven. Hoewel de afwerking van de Oosterschelde nog enige jaren in beslag zal nemen, vond de feitelijke afsluiting in 1986 plaats.
De secundaire dammen in de Zandkreek, de Grevelingen
en het Volkerak kwamen gereed in respectievelijk 1960,
1964 en 1969. De beweegbare stormvloedkering in de
mond van de Hollandsche IJssel was reeds in 1958 gereed gekomen, zij het met één stel schuiven. Het tweede
stel is in 1976 geplaatst. Als laatste in de reeks afsluitingen en tevens deel uitmakend van de compartimenteringswerken, werd in 1987 de Philipsdam voltooid.
Ter verkrijging van de voor Zuid-Holland beoogde veiligheid worden eveneens
— de kusten van Goeree, Voorne, Rijnland en Delfland
versterkt, alsmede die
— van een aantal hoogwaterkeringen langs de Nieuwe
Waterweg en daarmee in open verbinding staande
wateren.
Verwacht wordt dat de totale deltawerken in het jaar 1990
voltooid zullen zijn, zodat voor het gehele land een goede
bescherming tegen een herhaling van een watersnoodramp zoals in 1953 aanwezig is.
WATERKERINGEN
- '-->^!, _^s
=£>"*-..=*- "-
'y^i^^
- •-
WERKEN INGEVOLGE DE DELTAWET
STAND 1-1-1982
| '";A|
LEGENDA
HOOFDAFSLUITING MET JAAR VAN VOLTOOIING
ü = =
GEREED
NEVENAFSLUrTJNG MET JAAR VAN VOLTOOIING
^
=
r
GEREED
IN UITVOERING
DUKVERBETERiNGEN
^ ^ ^
GEREED
•_••*•
IN UITVOERING
'-"
OVERIGE WATERKERINGEN
1
>
v/ W^^^
I y\y^jfj'\-
....
••.- '
^
\ >'
4.1
Algemeen
Ten aanzien van de afwatering is het grondgebied van
Nederland in afwateringseenheden ingedeeld en als zodanig op de hoofdkaart van de Waterstaatskaart weergegeven.
Aard en vorm van de afwatering8eenheid worden in
hoofdzaak bepaald door de wijze van lozing (enkelvoudig
of meervoudig) op het buitenwater1 en de waterstaatkundige toestand van de erin gelegen gronden, alsmede
door de ligging (binnen of buiten) r.o.v. de hoofdwaterkering; zie voor het begrip hoofdwaterkering paragraaf 3.1.
De manier van weergave van de eenheden op de hoofdkaart is afhankelijk van de waterstaatkundige toestand.
De bijlagen 4a en 4b tonen de meest voorkomende wijzen
van weergave.
Bij de verdere beschrijving van de eenheden is ter verduidelijking naar de figuren op deze bijlagen verwezen.
Een afwateringseenheid is een gebied dat een stelsel van
oppervlaktewateren en/of riolen met de erop lozende
gronden omvat en rechtstreeks op het buitenwater afwatert; zie voor het begrip buitenwater paragraaf 2.1.
Elke afwateringseenheid is op de kaart aangeduid met
een eigen kleur; de grens van de eenheid is door een brede bies; (1,8 mm) in de kleur gemarkeerd (zie de figuren
1 en 4).
De buiten de hoofciwaterkenng gelegen gebieden en eenheden worden uitsluitend in de geelgroene kleur weergegeven (zie de figuren 13 en 14).
De afwateringseenheden hebben eik een vast nummer,
dat samengesteld is uit het nummer van het buitenwater
waarop de afwateringseenheid loost en het volgnummer
van de afwateringseenheid. Per buitenwater zijn de erop
lozende
afwateringseenheden
opeenvolgend genummerd.
Voorbeeld: afwateringseenheid 035-08 (Ringvaar? van de
Zuidplaspolder) loost op buitenwater 035 (Hollandsche
Ussel) en heeft binnen de groep afwateringseenheden
die op buiteowater 035 loost het volgnummer 08.
Delen en onderdelen (zie voor een nadere uitleg van de
beide begrippen onder a, Afwateringseenheid naai oppervlaktewateren) krijgen eveneens een nummer indien ze in
een afwijkende kleur zijn aangegeven of uit belangrijke
kanaalpanden bestaan. Dit nummer wordt gevormd door
het nummer vars de afwateringseenheid waartoe het gebied behoort en het eigen volgnummer.
Voorbeeld: hel gebied 001-20.04 (Amstelland) loos! indirect op buitenwater 001 (Noordzee), is een deel van afwateringseenheid 001-S0 (Noordzeekanaal) en heeft binnen
deze afwateringseenheid het volgnummer 04,
(Een afwateringseenheid kan op twee of meerdere buitenwateren lozen. Wanneer dat op gelijkwaardige wijze gebeurt, d.w.z. wanneer de eenheid zowel op het ene als op
het (de) andere buitenwater (-wateren) loost via een
hoofdlozingspunt, dan krijgt de eenheid een nummering
volgens die buitenwateren.
Voorbeeld: de eenheid Rijnland loost gelijkwaardig zowel
op de Noordzee (001) als op de Hollandsche Ussel (035)
en heeft dan ook een nummering volgens beide buitenwateren, tw. 001-18 en 035-10.
Is de lozing dusdanig, dat er sprake is van één hoofdiozingspunt en één of meerdere hulpiozingspunten, dan
wordt de eenheid alleen genummerd volgens net buitenwater waarop de hoofdlozirtg plaatsvindt.
Voorbeeld: de eenheid Noordzeekanaal loost op de
Noordzee (001). In voorkomende gevallen kan de eenheid echter ook lozen via het Markermeer (054), Aangezien dit laatste alleen in uitzonderlijke gevallen gebeurt,
is het hoofdlozingspunt van deze eenheid gelegen bij de
Noordzee en is de eenheid genummerd 001-20.
* • • • ? • • : : , /
i
Afbeelding 4,1
24
Bleiswijkse Verlaat
Voor wat betreft de afwateringseenheden, die geheel buiten de hoofdwaterkering zijn gelegen en voornamelijk
voorkomen langs de oevers van de grote rivieren, is aan
het nummer een getal toegevoegd, dat in principe tevens
kenbaar maakt langs welke oever de afwateringseenheid
is gelegen. Rekening houdend met de stroomrichting van
het betreffende buiten water is dat getal voor de afwateringseenheden gelegen aan de rechteroever 98 en voor
die aan de linkeroever 99.
Voorbeeld: afwateringseenheid 022-98-02 heeft binnen
de groep buiten de hoofdwaterkering gelegen afwateringseenheden die op buitenwater 022 loost het volgnummer
02 en ligt aan de rechteroever (98) van dit buitenwater.
Van In uitvoering zijnde ruilverkavelingen, ontwateringsplannen en dergelijke is het plan van wegen en waterlopen in de bestaande topografie opgenomen en is, indien mogelijk, de toekomstige waterstaatkundige indeling
aangegeven. Hierbij dient echter rekening te worden gehouden met wijzigingen in de plannen tijdens de uitvoering van het project.
De oppervlakten van de gebieden zijn in de kaart gemeten; gebieden groter dan 50 ha zijn afgerond op 5 ha, voor
gebieden kleiner dan 50 ha is de oppervlakte afgerond op
hele hectares.
De afwateringseenheden die op hetzelfde buitenwater lozen, vormen te zamen het afwateringsgebied van het betreffende buitenwater.
De afwateringseenheden zijn, naar het stelsel waarmee
ze op het buitenwater lozen, te onderscheiden in "afwateringseenheden naar oppervlaktewateren" en "gerioleerde afwateringseenheden".
In het kaartbeeld zijn de afwateringseenheden naar oppervlaktewateren gemakkelijk van de gerioleerde afwateringseenheden te onderscheiden, doordat zij respectievelijk
even en oneven genummerd zijn.
naast elkaar zijn gelegen, dan worden zij door tintverschillen van elkaar onderscheiden (zie figuur 2); de onderdelen zijn bovendien omgeven door een smalle bies
(zie figuur 3). Wanneer een onderdeel direct op een ander
onderdeel loost, dan wordt van het onderdeel dat het water ontvangt de smalle bies iangs de gemeenschappelijke
grens weggelaten (zie figuur 3). De overgang van een gebied met een horizontale waterstand naar een gebied met
een hellende waterstand wordt aangegeven door een
smalle blokbies in de kleur van de afwateringseenheid
(zie figuur 12). Het kan voorkomen, dat terwille van de
duidelijkheid brede en smalle biezen gedeeltelijk worden
weggelaten of versmald (zie figuur 23).
Om dezelfde redenen kunnen delen en/of onderdelen in
een kleur worden aangegeven die afwijkt van die van de
afwateringseenheid. In dit verband krijgen zij in die kleur
een smalle bies en worden enigszins als een afwateringseenheid beschouwd, waarbij de inliggende gronden
eveneens te onderscheiden zijn in een direct lozend gebied, delen en onderdelen; de brede bies van de feitelijke
afwateringseenheid blijft echter langs de gehele grens in
de eigen kleur gehandhaafd (zie de figuren 17 en 23).
a. Afwateringseenheid naar oppervlaktewateren
Een afwateringseenheid naar oppervlaktewateren is een
gebied dat via een stelsel van oppervlaktewateren
rechtstreeks op het buitenwater loost.
Zoals eerder beschreven heeft iedere afwateringseenheid een eigen kleur. De eenvoudigste vormen van een
afwateringseenheid zijn in de figuren 1 en 4 weergegeven. In beide gevallen lozen de gebieden in hun geheel
direct op het buitenwater, zijn daardoor ongekleurd, terwijl de inliggende wateren in de kleur van de afwateringseenheid worden aangegeven. Indien in een afwateringseenheid het overtollige water trapsgewijs wordt afgevoerd, dan zijn de erin gelegen gronden te onderscheiden
in een direct op het buitenwater lozend gebied en één of
meer indirect op het buitenwater lozende gebieden. De
indirect op het buitenwater lozende gebieden worden de
delen van de afwateringseenheid genoemd (zie de figuren 2 en 5). In een deel kunnen dan ook weer één of meer
onderdelen onderscheiden worden. Een onderdeel loost
via het deel waartoe het behoort (zie de figuren 3 en 6).
Het direct op het buitenwater lozend gebied blijft te allen
tijde ongekleurd. Delen en onderdelen met een hellende
waterstand zijn eveneens ongekleurd, doch begrensd
door een smalle bies in de kleur van de afwateringseenheid (zie figuur 6). Delen met een horizontale waterstand
worden aangegeven als een volgekleurd vlak in de kleur
van de afwateringseenheid. Wanneer meerdere delen
Afbeelding 4.2
"Bosman" molen
Gebieden die buiten de hoofdwaterkering zijn gelegen
worden in de geelgroene kleur aangegeven; de figuren 13
en 14 tonen respectievelijk een buiten de hoofdwaterkering gelegen afwateringseenheid en een buiten de hoofdwaterkering gelegen deel van een afwateringseenheid.
De wateren die tot de volgekleurde gebieden behoren zijn
in grijs aangegeven; in de ongekleurde gebieden hebben
zij de kleur van de betreffende afwateringseenheid of van
de delen en onderdelen die, zoals boven omschreven,
met een afwijkende kleur zijn aangegeven.
Met kan voorkomen, dat een gebied meerdere lozingspunten heeft. In een dergelijk geval wordt het iozingspunt met de grootste capaciteit als hoofdlozing aangemerkt en wordt aan de hand hiervan de aard (afwaterings-
25
eenheid, deel of onderdeel) van het gebied bepaald; bij
de andere lozingapunten wordt dan de letter h (== hulplozing) geplaatst {zie de figuren 15 en 16), Een gebied met
een hellende waterstand dat gelijkwaardig zowei rechtstreeks op het buitenwater loost als op ©en andere afwateringseenheid, is enerzijds een zelfstandige afwateringseenheid met een eigen kleur en anderzijds een deel van
de andere afwateringseenheid. Het gebied wordt aangegeven door een brede geblokte bies in do eigen kleur en
in de kleur van de afwateringseenheid waarop wordt geloosd {zie figuur 18). Indiërs deze situatie betrekking heeft
op een gebieci met eert horizontale waterstand, dan krijgt
het gebied tevens een arcering volgens het ongekleurde
direct op het buitenwater lozend© gebied van de afwateringseenheid en volgens een volgekleurd deei van de afwateringseenheid waarop wordt geloosd (zie figuur 19),
Ten aanzien van onderdelen, die nagenoeg in gelijke mate naar verschillende delen afwateren, zijn de biezen en
volgekleurde gebieden in de kleuren (tinten) van de betreffende delen gearceerd (zie figuur 20). Het zelfde geldt
voor onderdelen d/e zowel op ongekleurde als volgekleurde gebieden afwateren (zie figuur 21),
b. Genoteerde a fwa toringseenheden
Een gebied, waarvan het overtollige hemelwater al of niet
te zamen met het afvalwater door middel van een rioolstelsel rechtstreeks op het buitenwater loost, wordt een
gerioleerde afwaterïngseenheid genoemd. Zij wordt beschouwd als een op zich zelf staande afwateringseenheid, waarin de voornaamste hoofd-, stem- of moorriolen
door middel van een stippellijn in de kieur van de afwate-
Afbeelding 4.3
Rioolwaterzuiveringsinstallatie te Leiden
ringseenheid worden weergegeven. Afhankelijk van de
wijze van afvoer van het hemelwater en afvalwater kunnen de genoteerde afwateringseenheden onderscheiden
worden in eenheden met een gemengd stelsel en eenheden met een gescheiden stelsel {2ie de figuren 7 en 8).
De oppervlakte van hel gebied wordt bepaald door de
gronden waarvan en het rioolstelsel waarmee het hemelwater wordt afgevoerd. Bij een gescheiden stelsel wordt
het rioolstelsel dat het hemelwater afvoert aangegeven in
de kleur van de afwateringseenheid; het stelsel dat het afvalwater afvoert wordt in rood aangegeven, doch krijgt
geen begrenzing (?.ie figuur 7). Om tekentechnische redenen wordt in sommige gevallen alleen de riolering (hoofdriool) aangegeven. Dit geschiedt bijvoorbeeld bij een
lintbebouwing en bij kleine, buiten de kern van het gerioleerde gebied gelegen bebouwingen. In een gerioleerde
afwateringseenheid worden geen gerioleerde delen en
onderdelen onderscheiden. In een gerioleerde afwateringseenheid kunnen echter wel gebieden voorkomen
met een horizontale en/of een hellende waterstand die via
het rioolstelsel afwateren en als zodanig delen en/of onderdelen van de afwateringseenheid vormen {zie figuur 9).
Evenzo kan een gerioleerd gebied lozen op oppervlaktewater en deel uitmaken van een afwateringseenheid naar
oppervlaktewateren {zie figuur 10). Gerioleerde gebieden
zijn bij een gemengd stelsel altijd ongekleurd weergegeven, bij een gescheiden stelsel kunnen zij volgekleurd
zijn in de kleuren en tinten van de gebieden, waarop zij
lozen. Gerioleerde gebieden die een gemeenschappelijk
lozingspunt hebben op het buitenwater, vormen te zamen
één gerioleerde afwateringseenheid (zie figuur 11).
Tabel 2: Algemene gegevens der afwateringseenheden
nummer
000-04*
001-01*
001-08*
001-10"
001-12
001-14
001-16*
001-18*
001-20*
009-02*
011-03*
011-05
011-06*
011-08*
011 -10
011-12*
011-14
020-01
020-02*
020-03
020-04*
020-05
020-06
020-08
020-10
020-12
020-14
020-16*
020-18
020-20
020-22*
020-98-01
020-98-02
020-98-04
020-98-06
020-98-08
02-98-10
020-98-12
020-98-14
020-98-16
020-99-02
020-99-04
020-99-06
021-01 *
021-02
naam
Oude Nieuwland
Geriol. geb. van 's-Gravenhage c.a.
GreveJingenmeer
Zuiderdiep
Ontzittingsgebied (H.v.Holland)
Ontziltingsgebied (Monster)
Delfland
Rijnland
Noordzeekanaal
Grevelingenmeer
Ger.geb. van Oude-Tonge c a .
Ger. geb. van Ooltgensplaat
Oudeland van Oude Tonge
Krammerse Polders
Aymon-Louisepolder
Galathee- en Mariapolder
Oudeland
Ger.geb. van Zuid-Beijerland
Kanaal door Voorne
Ger. geb. van Den Bommel
Oudenhoorn
Ger.geb. van Stad aan 't Haringvliet
Den Hitsert
Westerse Polder - west
Oude Polder
Gecombineerde Midden pokter
Brienenswaard
Bommelse Polders
Nieuwe Stad en Lieve Vrouwenpolder
Jobopp
Havens van Middelharnis en Sommelsdijk
Ger.geb. van Hellevoetsluis -west en -oost
Westelijke buitengracht van Hellevoetsluis
Voormalige marinehaven
Buitenpolder aan de Zuidlandse zeedijk
's Lands bekade Gorzen
Tiendgorzen
Westerse Laagjes
Oosterse Laagjes
Schutskooipolder
Westplaatbuitengronden
Griendweipolder - west
Griendweipolder - oost
Ger.geb. van Zuidland c a .
Oud- en Nieuw-Schuddebeurs
lozingsmiddel
(op het buitenwater)
gemaal
rioolgemaal en 2 persl.
spuistuis
uitwateringssluis
gemaal
gemaal
gemaal en spuisluis
gemaatfuitwaterïngssluis
gemaai/spuisluis
schut- tevens uitw.siuis
rioolwatenzuiv.inrichting
rioolgemaal
uitwateringssluis
gemaal
uitwateringssl uis
gemaal
gemaal
rioolgemaal/persleiding
gemaal Gorzeman
rioolgemaal/persleiding
gemaal
rioolgemaal/persleiding
gemaal De Eendracht
gemaal
gemaal
gemaal
gemaal
gemaal
gemaal/persleidi ng
gemaal
schutsluis/gemaal
rioolgemaal
uitwateringssluis
keersluis
windmolen/gemaal
uitw .sluis/windmolen
uitw.sluis/windmolen
gemaal
gemaal
windmolen
gemaal
uitw. si uis/windmolen
uitw.sluis/windmolen
rioolwaterzu iv.inrichti ng
gemaal De Volharding
afwateringseenheid naar oppervlaktewateren
gerioleerde
delen/onderdelen
afwateringseenheid
poldergebied
gerioleerd gebied
direct natuurlozend
lijk
gezui- ongehoge
gezui- ongein Zuidlozend bemalen
verd zuivert gronden
verd zuiverd totaal Holland
80
359
19
—
—
—
260
—
—
359
6460
6460
—
—
—
—
—
—
6460
18365
10520
14200
3907
—
37
—
221
—
430
6635
7978
313
240
360
7978
10
25
3900
17100
5995
14200
—
1177
1160
15186
—
—
—
21602
84140
66639
3907
—
37
—
—
—
270
175
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
95
8130
14675
—
193
1200
25945
221
—
—
7
1050
70
1245
605
122
45
1794
445
—
50
105
—
—
—
—
—
—
—
—
40
50
11121
438
865
20
285
375
20
1665
4370
81
19
44
350
255
1410
285
330
6
35
599
—
—
2887
175
21
5
10
36
75
30
70
38
4
105
8
9
76
420
1210
10
25
26967
112000
128615
18365
122
45
1801
1495
70
1295
710
40
12474
20
680
19
6116
255
44
385
255
1410
285
929
3068
21
5
10
36
75
30
70
38
4
105
8
9
76
1630
10
25
26967
70100
1960
10520
122
45
1801
1495
70
1295
710
40
12474
20
680
19
6116
255
44
385
255
1410
285
929
3068
21
5
10
36
75
30
70
38
4
105
8
9
76
1630
nummer
021-03
021-04
021-07
021-98-02
021-98-04
021-98-06
021-98-08
021-98-10
naam
Ger.geb. van Oud-Beijerland
Oosterse Gorzen
Ger.geb. van Oud-Beijerland - west
Polder Beningerwaard
Polder Zuidoord
Polder ten oosten van Pr. Zuidoord
Polder Buitengorzen voor Polder Velgersdijk
Westzijde Polder de Gorzen voor NieuwSchuddebeurs
021-98-12 Oostzijde Polder de Gorzen voor NieuwSchuddebeurs
021-98-14 Polder ten zuiden van polder De Oude Uitslag
van Putten
021-98-16 Polder ten westen van de Beren plaat
021-99-02 's Lands bekade Gorzen -west
021-99-04 's Lands bekade Gorzen -oost
021-99-06 LeenheerenpoJder
021-99-08 Poldertje ten noorden van de Leenheerenpolder
021-99-10 Poldertje lozende op de haven van Goudswaard
021-99-12 Poldertje lozende op de haven van Goudswaard
021-99-14 Polder ten noordwesten van Nieuw-Beijerland
021-99-16 Poldertje ten noorden van Nieuw-Beijerland
021-99-18 Poldertje ten noordoosten van Nieuw-Beijerland
021-99-20 Poldertje bij de Oude Tol
022-01 *
Ger.geb. van Numansdorp c a .
022-02
Westerse Polder - oost
022-04
Torensteepolder
022-06
Schunngsche Haven
Hogezandse Polder
022-08
022-10*
Gorzen en Aanwassen van Essche
022-12
Strijense Haven
022-14
Volharding
Mariapolder
022-16*
022-18
Zuidpunt met Louisa- en Cannemanspolder
De Biesbosch
022-20
022-98-02 De Westerse Bekade Gorzen - oost
022-98-04 De Oosterse Bekade Gorzen
022-98-06 Polder voor de dijk van de Hogezandse Polder
022-98-08 Buttervlietpolder - west
022-98-10 Buttervlietpolder - oost
022-98-12 Polder voor de dijk van Raepshille
022-98-14 Plaat van het Land van Essche
022-98-16 Natuurreservaat
022-98-18 Buitenlanden
022-98-20 Tongplaat
025-98-04 Zuidplaatje
lozingsmiddel
(op het buitenwater)
afwateringseenheid naar oppervlaktewateren
gerio leerde
afwateringseenheid
delen/onderdelen
poldergebied
gerioleerd gebied
direct
natuurlozend
lijk
gezui- ongehoge
gezui- ongegebied lozend bemalen
verd zuiverd gronden
verd zuiverd totaal
riool waterzu iv. in richti ng
gemaal
rioolgemaal
gemaal
gemaal
gemaal
uitwateringssluis
70
65
5
15
—
—
—
—
windmolen
10
regeibare stuw
windmolen
keersluis
uitw.slu is/wi nd molen
uitw.sluis/windmolen
gemaal
uitwateringssluis
gemaal
windmolen
uitwateringssluis
uitwateringssluis
uitwateringssluis
uitwateringssluis
rioolgemaal/persleiding
gemaaf
gemaal
gemaal Polder Cromstrijen
gemaal
gemaal
gemaal
gemaal
gemaal
gemaal Prinsenheuvel
gemaal Johan Vis
gemaal
gemaal
uitwateringssluis
gemaal
gemaal
gemaal
gemaal
urtwateringss/urs
gemaal
gemaal
gemaal
—
230
in ZuidHolland
—
—
—
—
230
8
4
70
65
S
15
230
8
4
70
65
5
15
—
—
10
10
22
—
—
22
22
13
65
9
36
150
5
4
2
5
4
2
9
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
13
65
9
36
150
5
4
2
5
4
2
9
155
95
320
3198
635
325
2826
880
230
808
1087
14
65
5
17
16
4
46
14
75
95
25
13
65
9
36
150
5
4
2
5
4
2
9
155
95
320
3198
635
325
2826
880
230
808
1087
14
65
5
17
16
4
46
14
75
95
25
8
—
—
—
—
—
—
—
95
320
—
1565
1318
635
325
65
740
—
—
—
—
—
275
23
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
230
395
900
14
65
5
17
16
4
46
14
75
70
25
—
315
—
—
2677
140
—
138
164
—
—
—
—
—
—
—
25
84
155
025-98-06 Poldertje voor de Alloyzen of Bovenpolder
025-98-08 Poldertje bij Kop van 't Land
025-98-10 Huiswaard met Oude Kat
025-98-12 Jongenede Ruigt
025-98-14 Poldertje ten oosten van de Hengstpolder
025-98-16 Thomaswaard
026-02*
De Vierpolders c a .
026-04
De Oude en Nieuwe Stadspolders c a .
026-98-02 Sionpolder
026-98-04 De Kikvorsen of Otter
026-98-06 Mariapolder
026-98-08 Otterpoider
026-98-10 Poldertje ten zuiden van de Otterpolder
026-98-12 Recreatiepark Hel- en Zuilespolder
026-98-14 Stededij k
026-98-16 Kort en Lang Ambacht
026-98-18 Hengstpolder
026-98-20 Louw Simonswaard
026-98-22 Aart Eloijenbosch en Jonge Janswaard
026-98-24 Nieuwe Kat
026-99-02 Wantijpark
026-99-04 Jagers- en Windhondenpolder
026-99-06 N oord-Bovenpolder
027-02
Brielse Maasboezem
027-99-02 Oostvoornse Meer
028-01 *
Ger.geb. van Hoogvliet c a .
028-02
Voormalige haven van Poortugaal
028-04
Westelijke tuin Deltaziekenhuis
028-05
Ger.geb. Deltaziekenhuis
028-06
Oostelijke tuin Deltaziekenhuis
028-07
Gerioleerd gebied van Rhoon
Albrandswaard
028-08
Ger.geb. van Barendrecht
028-09*
028-10
Koedood
Industrieterrein Heerjansdam
028-11
Slobberoord
028-12
028-13
Ger.geb. van Heerjansdam
028-14
Devel
Gerioleerd gebied van Zwijndrecht
028-15
Tunnelbak van de Drechttunne!
028-16
028-18
Nieuw-Bonave ntura
028-19
Gerioleerd gebied van Maasdam
Binnenbedijkte Maas
028-20
028-21
Gerioleerd gebied van Puttershoek
028-22
Oost- en West Zomerlanden
028-23
028-24
028-25
028-26
028-27
028-28
Rioolstelsel t.b.v. Suiker Unie
Oud-Hei nenoord
Gerioleerd gebied van Westmaas en Mijnsheereniand
Gebiedje bij Heinenoord
Gerioleerd gebied van Heinenoord
Westmaas-Nieuwland
gemaal
gemaal
gemaal
windmolen
uitwatenngssluis
gemaal
gemaal W.H Staring
gemaal Nieuwe Stadspolders
gemaal
twee uitwateringssluizen
twee uitwateringssluizen
gemaal
uitwateringssluis
gemaal
uitwateringssluis
gemaal
windmolen
windmolen
gemaaf
uitwateringssluis
gemaal
uitwateringssluis
gemaal
spuislu is/gemaal
gemaal en persleiding
rioolwaterzuiv.inrichtmg
hevel
uitwateringssluis
rioolgemaal
uitwateringssluis
rioolgemaal
gemaal Albrandswaard
rioolgemaal
gemaal Breeman
rioolgemaal
hevel
rioolgemaal
gemaal Hooge Nesse
rioolgemaal
gemaal
gemaal Het Hooft van Benthuizen
rioolgemaal en persleiding
gemaal Het Hooft van Benthuizen
rioolgemaal
gemaal Jhr. Jantson van Erfrenten v.
Babyloniënbroek
rioolwaterzuiv.innchting
gemaal
2
1
70
34
3
50
410
200
22
17
21
65
3
110
50
190
45
55
105
2
17
13
55
1020
590
—
22
12
—
12
—
165
—
1065
—
12
—
1385
—
2
1945
—
270
—
—
—
—
—
—
—
—
336
—
—
665
—
280
25
—
60
rioolgemaal
gemaal
rioolgemaal
gemaal De Bosschen
—
4
—
1275
—
—
—
1725
53
236
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
62
—
—
—
—
—
—
—
—
—
2179
—
—
258
13
30
—
—
—
589
23
98
81
34
757
—
—
276
—
—
—
—
136
65
—
485
52
1707
86
53
85
28
195
2
1
70
34
3
50
463
772
22
17
21
65
3
110
50
190
45
55
105
2
17
13
55
1353
620
589
83
12
23
12
98
165
7
3325
9
12
34
2343
485
2
2221
52
1977
86
2
1
70
34
3
50
463
772
22
17
21
65
3
110
50
190
45
55
65
2
17
13
55
1353
620
589
83
12
23
12
98
165
7
3325
9
12
34
2343
485
2
2221
52
1977
86
680
53
340
680
53
340
85
4
28
3195
85
4
28
3195
nummer
028-29*
028-30
028-31
028-32
028-34
028-36
028-98-02
028-98-04
028-98-06
028-98-08
028-98-10
028-98-12
028-99-01
028-99-02
028-99-04
028-99-06
028-99-08
028-99-10
028-99-12
028-99-14
028-99-16
028-99-18
028-99-20
028-99-22
028-99-24
029-02*
029-04
029-06
029-08*
030-01 *
030-02
030-03*
030-04*
naam
Ger.geb. van Spijkenisse c a .
Oude en Nieuwe Uitslag van Putten
Ger.geb. van 's-Gravendeel
Vierambachtenboezem
Stadswater Hoogvliet
Stadswater van Dordrecht
Ruigeplaat
Nieuwe Polder
Camisse
Jan Gerritsepolder
Vredepolder
Vredepolder - oost
Ger.geb. van de Suiker Unie
Hooi- of Westplaat
Polder in de Buitenzomerlanden
Polder in de Buitenzomerlanden
Polder in de Buitenzomerlanden
Tunnelbemaling
Poldertje in de Buitenzomerlanden
Geertruida Agathapolder
Polder in de Buitenzomerlanden
Polder bij de Wijde Blik
Polder ten noorden van Puttershoek
Het Nieuwe Poldertje
Groot Koningrijk
Trekdam
Tunnelbak van de Kiltunnel - west
Tunnelbak van de Kiltunnel - oost
Wieldrecht
Geriol.geb. van 's-Gravenzande
Nieuwland en Noordland c a .
Geriol.geb. van Maassluis c a .
Deïfiand
030-05*
030-06
030-07
030-08
030-09*
030-10
030-98-02
031-01*
031-02*
Geriol.geb. van Vlaardingen
Afgegraven gebied ten westen van Maassluis
Geriol.geb. van Rozenburg
Broekpolder
Geriol.geb. van Oostvoorne c a .
Rozenburg en Blankenburg
Noord Nieuwlandsche- en Karelpoider
Geriol.geb. van Schiedam - zuid
Delfland
031-03*
031-04
Geriol.geb. van Schiedam - noord
Rotte
lozingsmiddel
(op het buitenwater)
rioolwaterzuiv.innchting
gemaal De Vooruitgang
rioolgemaal en persleiding
gemaal
gemaal Voorweg en persl
gemaaf Weeskinderendijk
uitwateringssluis
uitwateringssluis
windmolen
uitwateringssluis
uitwateringssluis
uitwateringssluis
rioolgemaal
uitwateringssluis
uitwateringssluis
uitwateringssJuis
uitwateringssluis
gemaal
windmolen
gemaal
uitwateringssluis
gemaal
gemaal
keer- tevens uitw.sluis
gemaal
gemaal
gemaal
gemaal
gemaal Wieldrecht
riool waterzuiv.inrichting
hevel
riool waterzuiv.inrichting
gemalen Mr.Dr. C.P. Zaayer en Westland/2 uitw. sluizen
rioolgemaal Westwijk
gemaal
rioolwaterzuiv.innchting
gemaal en persleiding
rioolwaterzuiv.innchting
gemaal
gemaal/uitwateringssluis
rioolgemaal
gemaal Parksluizen en Schiegemaal/2
uitw.sluizen
rioolgemaal
gemaal Mr. U.G. Schilthuis/uitwateringssluis
afwatermgseenheid naar oppervlaktewateren
gerioleerde
delen /onderdelen
afwateringseenheid
poldergebied
gerioleerd gebied
direct natuurgezui- ongehoge
gezui- ongelozend
lijk
gebied lozend bemalen
verd zuiverd gronden
verd zuiverd totaal
—
380
—
835
4
4
6
45
2
25
28
2
—
12
17
8
14
10
2
30
70
6
8
33
95
1
7
12
525
45
—
254
40
125
—
40
84
125
—
365
—
75
61
1
—
15
—
843
—
3900
—
35
—
320
—
41
30
—
1177
—
—
21602
—
—
—
73
—
—
60
—
—
—
—
3900
1177
21602
290
437
110
6896
—
43
—
478
—
545
193
—
—
170
—
345
193
34
—
—
145
—
—
—
—
—
—
—
—
—
5
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
437
425
145
437
425
145
1254
1254
128
129
6
45
2
25
28
2
5
12
17
128
129
6
45
2
14
10
2
30
70
6
8
33
95
369
7
12
661
478
902
545
25
28
2
5
12
17
8
14
10
2
30
70
6
8
33
95
369
7
12
661
478
902
545
268
26967
1268
26967
1268
—
—
—
—
—
165
35
170
380
345
114
30
165
35
170
380
345
114
30
165
8
26967
26967
530
530
530
—
7744
7744
—
-
in ZuidHolland
031-05*
031-07
031-08
031-09*
031-10
031-11
031-12
031-13*
031-14
031-15*
031-16
031-17
031-18
031-19*
031-20*
031-21*
031-23
031-25
031-27*
031-29*
031-31*
031-33*
031-98-02
031-98-04
031-99-02
032-01
032-02
032-03*
032-04
032-98-02
032-98-04
032-99-02
032-99-04
033-01*
033-02
033-03*
033-04*
033-05*
033-06
033-07
033-09"
033-98-02
033-98-04
034-01*
034-03
034-98-02
035-01
035-02
035-03*
035-04
035-05
Geriol.geb. Rotterdam - Spaanse polder
Geriol.geb. Rotterdam - Tussendijken
Kralingse Veer
Geriol.geb. Rotterdam - Overschie c a .
Opgespoten gebied rond het Kralingse Plein
Geriol.geb. Rotterdam-Westen l
Oud- en Nieuw Reijerwaard
Geriol.geb. Rotterdam-Hillegersberg c a .
De Esch
Geriol.geb. Rotterdam-Oosten
Land van Poortugaal
Geriol.geb. Rotterdam-'s-Gravenhof
Pernisserpark
Geriol.geb. van Kralingse Veer c a .
Kreekse Boezem
Geriol.geb. van Krimpen aan den IJssel c a .
Geriol.geb. Rotterdam-tJsselmonde Dorp
Geriol.geb. van Pernis
Geriol.geb. van Rotterdam-Zuid
Geriol.geb. van Rotterdam-Charlois
Geriol.geb. van Rotterdam-Zuiderpark
Geriol.geb. Rotterdam-Papendrecht
Maastunnel
Het Park
Brienenoord
Geriol.geb. van Alblasserdam c.a.
Papendrecht
Ger. geb. van Ridderkerk c a .
Voor- Donkerstoot en Woude
Poldertje ten zuidwesten van Elshout
Het Nieuwland
Poldertje ten noorden van Hendrik-ldo-Ambacht
Soptiiapolder
Geriol.geb. van Papendrecht c.a.
De Peulen
Geriol.geb. van Sliedrecht c.a.
De Linge
Geriol.geb. van Neder-Hardinxveld c.a.
Spuihaven
Geriol.geb. van Boven-Hardinxveld
Gerioleerd gebied van Dordrecht
Sportpark Papendrecht
Poldertje ten westen van Baanhoek
Gerioleerd gebied van Gorinchem
Geriol.geb. van Gorinchem - oost
De Dordtsche Avelingen
Gerioleerd gebied van Capelle aan den IJsselMiddel watering
Gecombineerde Polders in Capella aan den
IJssel
Geriol-geb. Prins Alexanderpolder c.a.
Esse, Gansdorp en Blaardorp
Gerioleerd gebied van Nieuwerkerk aan den IJssel - Dorrestein
rioolgemaal
rioolgemaal
gemaal
rioolgemaal
gemaal
rioolgemaal
gemaal
rioolgemaal
gemaal
rioolgemaal
gemaal
rioolgemaal
gemaal
rioolgemaal
gemaal
riool wateizuiv.inrichting
rioolgemaal
rioolgemaal
rioolgemaal
rioolgemaal
rioolgemaal
rioolgemaal
gemaal
gemaal
gemaal
rioolwaterzuiv. inrichting
gemaal
rioolwaterzuiv. inr.
gemaal
gemaal
gemaal
uitwatenngssluis
gemaal
noolwaterzuiv.innchting
schutsluis
rioolwaterzuiv.inrichtirtg
uitwateringssluis/gemaal
rioolwaterzuiv.inrichting
gemaal
rioolwaterzuiv.innchting
rioolwaterzuiv.inrichting
gemaal
uitwateringssluis
riool waterzuiv.inrichting
rioolgemaal en persleiding
gemaal
—
—
7
108
625
268
rioolwaterzuiv.inrichting
—
574
—
—
—
—
13
6
1065
50
430
—
—
—
70
—
2
34
—
56
347
480
19
68
480
150
833
435
—
—
—
—
55
300
19
502
19
1065
1065
480
34
70
56
349
480
19
480
34
70
56
349
480
19
68
480
150
833
435
2
26
2
170
270
784
212
6
65
3
70
282
41
267
68
134
—
46
962
—
—
267
—
—
—
—
—
—
—
—
12
—
134
5
46
962
13
1
267
12
55
134
5
46
962
175
—
175
175
—
—
—
—
13
1
290
1467
—
—
—
784
47
41
1467
502
645
100
7
689
178
282
—
267
170
270
165
6
65
3
70
645
100
7
689
178
290
480
150
833
435
2
26
2
170
270
784
212
6
65
3
70
282
41
267
—
—
2
26
2
rioolwaterzuiv.inrichting
gemaal
rioolwaterzuiv.inrictiting
gemaal
70
645
100
—
689
—
290
—
502
96
141
590
65
13
1
267
12
55
396
396
1141
1141
590
590
65
65
nummer
035-06*
035-07*
035-08*
035-09
035-10*
035-12*
035-14*
035-16
035-18
035-20*
035-22
035-24*
035-99-01
070-01
070-02*
070-03
070-04
070-06*
070-08*
070-10*
070-13*
070-15
070-17*
070-19
070-21
070-23
070-99-02
070-99-04
070-99-06
070-99-08
070-99-10
070-99-12
070-99-14
070-99-16
070-99-18
070-99-20
071-05
071-07
071-99-02
naam
Zuidplaspolder
Gerioleerd gebied van Nieuwerkerk aan den Ussel c a .
Ring vaart van de Zuidplaspolder c a .
Gerioleerd gebied van Gouda
Rijnland
Gekanaliseerde Hollandsche IJssel
Stolwijk
De Nesse
Kromme, Geer en Zijde
De Hoek en Schuwagt
Langeland en Kortland
Storm polder
Geriol.geb. bij Gouderak
Geriol.geb. van Lekkerkerk
Bergambacht
Geriol.geb. van Schoonhoven
Lopikerwe tering
Lek
De Overwaard
De Nederwaard
Gerioleerd gebied van V'tanen
Gerioleerd gebied van Ameide
Geriol.geb. van Gelkenes c a .
Geriol.geb. van Groot-Ammers
Gerioleerd gebied van Streefkerk
Geriol.geb. van Nieuw-Lekkerland
Poldertje ten westen van Elshout
Binnen Nes
Poldertje ten noorden van Langerak
Koekoeksche Waard - zuid
Koekoeksche Waard - noord
Kersbergscne en Achthovensctie Uiterwaarden
Poldertje ten noordwesten van Lexmond
De Eendragt
Poldertje ten noorden van Vianen
De Uiterwaarden
Geriol.geb. van Everdingen c a .
Gerioleerd gebied van Hagestein
De Goilberdinger en Everdinger Waarden
lozingsmiddel
(op net Duitenwé
gemaal Abraham Kroes
rioolwaterzui v. i nrichtmg
gemaal Abraham Kroes
rioolwaterzui v. inrichting
gemaal
uitwateringssluis
gemaal
gemaal
gemaal
gemaal
gemaal
uitwateringssluizen
rioolgemaal
rioolgemaal
gemaal Hoekse Sluis
rioolwaterzuiv.inrichting
schutsluis
gemaal
twee gemalen
gemaal
rioolwaterzuiv.inrichting
rioolgemaal en persleiding
rioolwaterzui v. i nrichting
rioolgemaal
rioolgemaal
rioolwaterzuiv.inrichting
gemaal
gemaal
gemaal
uitwateringssluis
uitwateringssluis
uitwateringssiuis
uitwateringssluis
uitwateringssluis
uitwateringssluis
gemaal
rioolgemaal en persleiding
rioolgemaal en persleiding
uitwateringssiuis
afwateringseenheid naar oppervlaktewateren
genoleerde
delen/onderdelen
afwateringseenheid
poldergebied
gerioleerd gebied
direct
natuurlozend
lijk
gezui- ongehoge
gezui- ongeverd zurverd totaal
gebied lozend bemalen
verd zuiverd gronden
420
912
1111
70
—
—
2513
—
—
80
—
3307
17100
1160
67
1270
84140
8339
21
150
3620
545
1115
265
2390
35
80
2365
3490
90
140
25
85
18
270
15
80
85
8130
349
47
40
2170
650
60
8
41
6
13
2
114
—
550
30
72
430
14128
8405
21
42
13
270
27
1200
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
3
80
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
135
—
—
—
—
235
_
50
—
—
59
—
—
—
—
—
—
49
—
28
17
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
20
16
—
—
—
114
3387
550
112000
8905
4985
545
1155
2435
650
60
3
80
2497
135
80
6306
14260
8558
235
49
50
28
17
59
8
41
6
13
27
85
18
270
15
80
20
16
115
in ZuidHolland
2513
114
3387
550
70100
2260
4985
545
1155
2435
650
60
3
80
2497
135
17
980
14260
8558
235
49
50
28
17
59
8
41
6
13
27
85
18
270
15
80
20
16
80
4.2
Afwateringseenheden in de provincie
Zuld-Holland
Van de afwateringseenheden die geheel of gedeeltelijk in
de provincie Zuld-Molland zijn gelegen, loost een enkele
op de duinen, die het codenummer 000 hebben.
De overig» afwateringseenheden lozen op de hieronder
met codenummer genoemde buitenwateren:
Indien nodig kan een deel van het overtollige water ook
via een aantal hulpstuwen aan de noordwestkant van de
afwateringseenheid geloosd worden op de afwateringseenheid Grevelingenmeer (001-08, 009-02).
Tevens wateren een aantal in de eenheid gelegen campings via een riolering af op de afwateringseenheid Zuiderdiep (001-10).
Lozend op de NOORDZEE (001)
001
009
011
020
021
022
025
026
027
028
029
030
031
032
033
034
035
070
071
NOORDZEE;
KRAMMER ten westen van de Philipsdam;
VOLKERAK met KRAMMER ten oosten van de Philipsdam;
HARINGVLIET met VUILE of HITSERTSCHE GAT;
SPUI;
HOLLANDSCH DIEP met Zuid-Maartensgat;
NIEUWE MERWEDE;
WATEREN in de ZUIDHOLLANDSCHE BIESBOSCH, te weten: Wantij, Kikvorschkil, Helsloot,
Zoetemelkskil, Doode Kikvorschkil, Gat van de
Hengst, Houweningswater en Sneepkil;
HARTELKANAAL;
OUDE MAAS met Malle Gat en Krabbegeul;
DORDTSCHE KIL met Krabbe;
NIEUWE WATERWEG met Beerkanaal en Calandkanaal;
NIEUWE MAAS met Bakkerskil;
NOORD;
BENEDEN-MERWEDE;
BOVEN-MERWEDE;
HOLLANDSCHE IJSSEL beneden de afdamming
bij Gouda met Sliksloot;
LEK beneden de stuw bij Hagestein;
LEK en NEDER-RIJN tussen de stuw te Hagestein
en de stuw te Amerongen.
Bijlage 2 toont de ligging van de afwateringseenheden en
afwateringsgebieden, die geheel of gedeeltelijk in de provincie Zuid-Holland zijn gelegen.
Toelichting op tabel 2
In tabel 2 is behalve het nummer, de naam en het lozingsmiddel, ook de waterstaatkundige indeling van de
inliggende gronden gegeven. Afwateringseenheden met
bepaalde bijzonderheden omtrent de ontwatering, de samenstelling van het grondgebied en voorgenomen zuiverings- en waterstaatkundige projecten zijn in de tabel met
een * aangeduid en vervolgens in paragraaf 4.2.1 nader
beschreven.
De gebezigde nummering en benaming zowel in de tabel
als op de bijlage komen overeen met die van de hoofdkaart van de Waterstaatskaart.
4,2.1
Beschrijving van de in tabel 2 met een *
aangeduide afwateringseenheden
001-01 Gerioleerd gebied van 's-Gravenhage c a .
De gerioleerde afwateringseenheid omvat de woonkernen van de gemeenten 's-Gravenhage, Voorburg, Rijswijk en Leidschendam (te zamen 5073 ha), alsmede die
van Wassenaar (389 ha), Benthuizen (27 ha), Zoetermeer
(105 ha), Nootdorp (13 ha), Monster (128 ha), Wateringen
(114 ha), Delft (465 ha), Schipluiden (39 ha) en Pijnacker
(107 ha). Ze zijn door middel van persleidingen aangesloten op de rioolwaterzuiveringsinrichting Houtrust te 's-Gravenhage, waar het afvalwater slechts een bezinkingsproces ondergaat, voordat het op zee wordt geloosd. In
1986 is begonnen met de modernisering van deze installatie, hetgeen inhoudt dat na voltooiing hiervan het afvalwater op een (moderne) biologische en milieuvriendelijke
wijze gezuiverd zal worden.
001-10 Zuiderdiep
Deze eenheid ontvangt het water van de in de eenheid
Oude Nieuwland (000-04) gelegen campings.
Tevens kan deze eenheid via een hulpstuw water ontvangen van het deel polder Diederik van de eenheid Grevelingenmeer (001-08, 009-02).
001-20
Noordzeekanaal
De boezem van de eenheid wordt gevormd door het
Noordzeekanaal en de ermee in open verbinding staande
havencomplexen, zijkanalen en het Afgesloten IJ.
De eenheid bestaat, buiten het direct lozende gebied, uit
verschillende delen, te weten Gerioleerd gebied van
Amsterdam (001-20.01), Stadswater van Amsterdam
(001-20.02) en Amstelland (001-20.04).
Het zuidhollandse gebied van de afwateringseenheid is
geheel in het deel Amstelland gelegen en bedraagt
slechts 1960 ha; het overgrote deel van de eenheid ligt in
de provincies Noord-Holland (54 200 ha) en Utrecht
(73 405 ha).
Voor een uitvoeriger beschrijving van deze eenheid wordt
dan ook verwezen naar de provinciale beschrijvingen van
deze beide provincies.
Het zuidhollandse deel van de eenheid loost via een
schut- levens keersluis te Zeeburg op de boezem van de
eenheid.
De eenheid loost op de Noordzee zowel via een spuisluts
als door een gemaal te Umuiden.
Lozend zowel op de NOORDZEE (001) ais op de
KRAMMER (009)
Lozend op de DUINEN (000)
000-04 Oude Nieuwtand
De lozing van dit 360 ha grote gebied geschiedt via een
gemaal ten noordwesten van Oostdijk op de in de duinen
gelegen waterwinplaats van de N.V. Watermaatschappij
Zuid-West-Nederland (WMZ).
001-08
009-02
Grevelingenmeer
Het Grevelingenmeer, dat de boezem vormt van de afwateringseenheid, kan ook het overtollige water van de in
Zeeland gelegen afwateringseenheid Schouwen (007-02)
33
ontvangen via het gemaal Den Osse, dat automatisch in
werking treedt wanneer het boezempeil van die eenheid
wordt overschreden.
De eenheid loost het overtollige water op de Noordzee
door middel van de spui-, tevens inlaatsluis in de Brouwersdam.
De lozing op de Krammer geschiedde voorheen via de
schuiven in de deuren van de schutsluis in de Grevelingendam. Een goede beheersing van het Grevelingen
meer met de Grevelingensluis bleek echter niet mogelijk.
Om hier verbetering in te krijgen werd in 1979 besloten
een doorlaatmiddel in de Gravelingendam te bouwen ten
zuiden van de aansluiting met de Philipsdam, de Flakkeese Spuisluis.
Deze sluis is uitgevoerd als heveürsstallatie en bestaat uit
twee groepen van drie naast elkaar gelegen kokers, De
doorsnee van iedere koker bedraagt 3,2 m x 3,2 m. De totale effectieve doorstromingsopening bedraagt 50 m?. De
capaciteit is gemiddeld 80 rn3.
In principe kan door de hevel in aangeslagen toestand in
twee richtingen worden gestroomd, al naar gelang de waterstanden op het Krammer. Met het oog op de doorstroming van hot Grevelingenmeer is de spuisluis echter in
eerste instantie ontworpen voor stroming van Grevelingenmeer naar Krammer. Wanneer er niet. gespuid wordt,
blijft de waterscheiding tussen Grevelingenmeer en
Krammer gehandhaafd.
De lieve] kan ook functioneren als overlaat bij waterstanden op het Krammer die hoger zijn dan NAP + 3,00 m. De
stroom is dan gericht van hel Krammer naar het Grevelingenmeer. De hoeveelheid water die dan op het Grevelingenmeer terecht komt, is echter gering.
Na de afsluiting van het Grevelingenmeer in 1964 daalde
het zoutgehalte op dit meer als gevolg van neerslag en
verdamping, polderlozingen en het gebruik van de
schutsluis te Sruinisse.
Afbeelding 4.4
34
Vijzelgemaal "De Leyens" re Zoetermeer
Teneinde liet zoutgehalte op peil te houden, is het noodzakelijk dat het Grevelingenrneer wordt ververst met zeewater. Via de inlaatsluis in de Brouwersdam wordt zout
water ingelaten; via de Flakkeese Spuisluis word gespuid
op het Krammer. Hierdoor ontstaat een goede doorstroming, waardoor een voldoende hoog zoutgehalte op het
gehele meer gehandhaafd blijft,
Door het spuien op de Krammer wordt de kwaliteit van het
water in het noordelijk deel van de Oosterschelde mede
beïnvloed,
Um-incl mwöl op de NOORDZEE (001) als op de NIEUWE
WATERWEG (030) als op de NIEUWE MAAS (031)
001-16 Delfland
030-04
031-02
De boezem van de afwaterirsgseenheid (Delfslandü boezem) heeft een oppervlakte van 680 ha en wordt gevormd
door de voornaamste in de eenheid gelegen wateren. Het
peil is vastgesteld op NAP-0,402 m (Delflands peil). Het
erop afwaterende gebied is ongeveer 26 000 ha groot,
waarvan circa 22 000 ha wordt bemalen.
De waterstand in de boezem wordt geregeld met vijf (boezem)gemalen, twee spuisluizen en één inlaatgemaal. Het
maalpeil is NAP-0,25 m.
De lozingsmogelijkheden van de afwateringseenheid zijn
als volgt:
a. op de Noordzee via een gemaal en spuisluis te Scheveningen;
b. op de Nieuwe Waterweg via het gemaal Westland te
Hoek van Holland, alsmede via de Wateringse sluis en
liet gemaal Dr. C.P, Zaayer, beide te Maassluis;
c. op de Nieuwe Maas, via de schut- tevens uitwateringsaluis, de Vlaardinger Driesluizen te Schiedam en
via het gemaal Parksluizen te Rotterdam.
. ' . . : . •
•••••••
Afbeelding 4.5
•
•.
• •
\'.
j
'
•
-
.'•.
. •
•
.
'
Uitwateringssluis te Katwijk
Behalve het gemaal te Scheveningen zijn in de (boezem)gema!en ook spuisluizen (spuikokers) aanwezig, zodat bij voldoende lage buitenwaterstanden onder vrij verval kan worden geloosd.
Voorts is enige lozing mogelijk via de Monsterse Sluis te
Maassluis en via de Beurs- of Binnensluis te Schiedam op
respectievelijk de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas.
In het kader van de verbetering van de waterbeheersing
is voor het deel Groenevefdse Polder (230 ha) een waterbeheersingsplan in voorbereiding; voor het deel Oude en
Nieuwe Broekpolder (440 ha) bestaan plannen voor een
nieuw gemaal aan de Strijp ter verhoging van de capaciteit van het bestaande gemaal aan de Zweth. Verder zal
het deel Foppenpolder {105 ha) door een nieuw gemaal
op de boezem worden bomaierc,
In de oppervlakte van de afwateringseenheid zijn tevens
begrepen de oppervlakten van de met een aparte kleur
op de hoofdkaart aangegeven delen Nieuwe of Drooggemaakte Polder (031-02.02), Berkel (031-02.04) en Schieveen (031-02.06).
Indien nodig kan het deei Berkel via een hulpsluis overtollig water afvoeren naar de afwateringseenheid Rotte.
(031-04).
Lozend zowel op de NOORDZEE (001) als op de
HOLLANDSCHE USSEL (035)
001-18 Rijnland
035-10
De afwateringseenheid heeft met inbegrip van de delen
Boezem van Woerden, Drooggsmaakte Polder aan de
westzijde fe Aarlanderveen en Polder Middelburg een
oppervlakte van 112 000 ha; hiervan ligt 70 100 ha in de
provincie Zuid-Holland, 33 950 ha in de provincie NoordHolland en 79ÖÖ ha in de provincie Utrecht. De belangrijkste afvoerleiding is de Kromme Rijn, die met de ermee
in open verbinding staande wateren de boezem van de
afwateringseenheid vormt en een oppervlakte van ongeveer 3900 ha heeft.
Afhankelijk van de weersomstandigheden wordt
gestreefd naar een boezempeil tussen NAP - 0,85 m en
NAP-0,60 m in de zomer en tussen WAP-0,60 m en
NAP -0,65 m in de winter. Voor het dagelijks boexembaheer wordt het boezempeil te Oude Watering gehanteerd,
daar dit door de centrale ligging van deze waarnermingspost als een redelijk gemiddelde voor de gehele
boezem kan worden beschouwd. Het maalpeü voor het
poldergebied gelegen ten zuiders van de Kromme Rijn is
vastgesteld op NAP-0,35 m; voor de polders ten noorden van de Kromme Rijn is dit NAP -0,30 m.
Het deel Boezem van Woerden ligt voor ongeveer de helft
in de provincie Zuid-Holland en voor de helft in de provincie Utrecht. De belangrijkste afvoerleiding is de Kromme
Rijn (tussen Harmelen en Bodegraven), die met de ermee
in open verbinding staande wateren de boezem van
Woerden vormt en via de schutsluis te Bodegraven hel
overtollige water op Rijnlands boezem loost. '
Het peil op de boezem van Woerden is NAP - 0,47 rn. Het
maalpeil is NAP - 0,17 m, met uitzondering van de Enkele Wiericke en do Dubbele Wiericke, waar dit respectievelijk NAP-0,29 m en NAP-0,24 m bedraagt. Bij het
bereiken van die standen worden beide wateren door
middel van keersluizen van de Kromme Rijn gescheiden.
Zowel het lozen als het inlaten van water t.b.v. de peilbeheersing, verversing en aanvulling geschiedt grotendeels
op kunstmatige wijze. De lozingsmogelijkheden van de
35
020-16 Bommelse Polders
Bij veel waterbezwaar kan het westelijke deel van de afwateringseenheid via een hulpsluis ten westen van Ooltgensplaat afwateren op de afwateringseenheid Oudeland
van Oude-Tonge (011-06).
afwateringseenheid zijn als volgt:
— op de Noordzee (001), door middel van een gemaal te
Katwijk en op natuurlijke wijze via de drie kokers onder
dit gemaal;
— op de Hollandsche IJssel (035), door middel van het
gemaal mr. P.A. Pijnacker Hordijk ten westen van
Gouda en op natuurlijke wijze via de drie kokers onder
dit gemaal. Voorts kan enig overtollig water uit de
Gouwe via de ir. de Koek van Leeuwensluis op de
stadswateren van Gouda worden gebracht en vervolgens door middel van de Hanepraaiduiker, de Havensluis, de Mallegatsluis, het gemaal Mallegatsluis en de
pompen bij de Volmolenduiker op de Hollandsche IJssel worden geloosd;
— op de boezem (zijtak Noordzeekanaal} van de afwateringseenheid Noordzeekanaal (001-20) met behulp
van een gemaal te Spaarndam en een gemaal te Halfweg, alsmede in bijzondere gevallen via de Woerdersluis te Spaarndam.
De mogelijkheden met betrekking tot de wateriniaat zijn
nader beschreven in hoofdstuk 5 Watervoorziening.
021-01 Gerioleerd gebied van Zuidland c a .
De gerioleerde afwateringseenheid omvat de woonkernen van Zuidland (70 ha) en Simonshaven (6 ha), die
respectievelijk aan de westzijde en oostzijde van de Bernisse gelegen zijn.
Lozend op het VOLKEPAK C.A.(011)
Lozend op het HOLLANDSCH DIEP (022)
011-03 Gerioleerd gebied van Oude-Tonge c a .
De gerioleerde afwateringseenheid wordt gevormd door
de woonkernen van Oude-Tonge (65 ha), Nieuwe-Tonge
(44 ha), Achthuizen (12 ha), Zuidzijde (1 ha) en de lintbebouwing van de Langstraat.
022-01 Gerioleerd gebied van Numansdorp c a .
De gerioleerde afwateringseenheid wordt gevormd door
de woonkernen van Numansdorp (80 ha), Middelsluis
(12 ha) en Klaaswaal (48 ha), alsmede door een buiten de
noofdwaterkering gelegen recreatiegebied van 10 ha.
011-06 Oudeland van Oude-Tonge
Het overtollige water van de afwateringseenheid wordt
eerst op een spuikom bemalen en vervolgens op de haven van Oude-Tonge, die doorgaans in open verbinding
staat met het Volkerak, geloosd.
022-10 Gorzen en Aanwassen van Essche
De afwateringseenheid kan, indien nodig, een deel van
het overtollige water via een hulpsluis in de Numanspolderse dijk lozen op de afwateringseenheid Schuringse
Haven (022-06).
011-08 Krammerse Polders
Bij veel waterbezwaar kan een in het zuidoosten van de
afwateringseenheid gelegen onderdeel van 60 ha door
middel van een hulpsluis lozen via de afwateringseenheid
Galathee- en Mariapolders (011-12).
022-16 Mariapolder
Bij veel waterbezwaar is via een hulpsluis aan de noordoostzijde van de afwateringseenheid enige lozing mogelijk op de afwateringseenheid Volharding (022-14).
011-12 Galathee-en Mariapolders
Voor deze afwateringseenheid is in het randschrift (in de
rubriek Afwateringseenheden) abusievelijk een oppervlakte van 1245 ha gegeven. Dit is echter de grootte van
het gebied dat direct op het buitenwater loost. Aangezien
op dit gebied nog een onderdeel van 50 ha afwatert, dient
voor de afwateringseenheid een oppervlakte van 1295 ha
te worden gelezen.
020-22 Havens van Middelharnis en Sommelsdijk
Tot deze afwateringseenheid behoort o.a. een gerioleerd
gebied van 175 ha, dat gevormd wordt door de woonkern
van Sommelsdijk. Er bestaan plannen — in ontwerp op
de kaart aangegeven — om het afvalwater via een rioolwaterzuiveringsinrichting ten noorden van Middelharnis
op het Haringvliet te lozen.
Lozend op het SPUI (021)
Lozend op de WATEREN IN DE ZUIDHOLLANDSCHE
BIESBOSCH (026)
026-02 De Vierpolder
Bij veel waterbezwaar kan via een tweetal hulpsluizert
aan de noordwestzijde van de afwateringseenheid een
deel van het overtollige water afgevoerd worden naar de
afwateringseenheid De Oude- en Nieuwe Stadspolder
(026-04).
Lozend op het HARINGVLIET (020)
Lozend op de OUDE MAAS (028)
020-02 Kanaal door Voorne
In het randschrift van de hoofd kaart is voor deze afwateringseenheid een onjuist oppervlaktecijfer gegeven. Dit
dient te zijn 12 475 ha; zie ook tabel 2.
028-01 Gerioleerd gebied van Hoogvliet c a .
De gerioleerde afwateringseenheid bestaat uit de woonkernen van Hoogvliet (475 ha) en Poortugaal (44 ha en 25
ha), alsmede uit een tweetal polderdelen van respectievelijk 35 ha en 10 ha.
020-04 Oudenhoorn
Indien nodig kan een deel van het overtollige water via
een tweetal hulpstuwen ten oosten van Oudenhoorn naar
de afwateringseenheid Kanaal door Voorne (020-02) worden afgevoerd.
36
028-09 Gerioleerd gebied van Barendrecht
Het afvalwater van de gerioleerde afwateringseenheid zal
volgens een rioolwaterzuiveringsplan (in ontwerp op de
kaart aangegeven) worden afgevoerd naar een ten zui-
den van Heerjansdam te bouwen rioolwaterzuiveringsinrichting.
Op deze installatie zullen tevens de rioleringen worden
aangesloten van de gerioleerde afwateringseenheden
Gerioleerd gebied van Heerjansdam (028-13) en Gerioleerd gebied van Zwijndrecht (028-15).
028-29 Gerioleerd gebied van Spijkenisse c a .
De gerioleerde afwateringseenheid omvat de woonkernen van Spijkenisse (410 ha), Hekelingen {15 ha) en een
ten westen van Spijkenisse gelegen woonwijk (12 ha).
Lozend op de DORDTSCHE KIL (029)
029-02 Trekdam
De afwateringseenheid kan via een hulpsluis in de StrlJense dijk een deel van het overtollige water afvoeren naar
de afwateringseenheid Nieuw-Bonaventura (028-18).
029-08 Wieldrecht
Bij waterbezwaar is via een hulpsluis aan de noordzijde
van de afwateringseenheid enige lozing mogelijk op de
afwateringseenheid Stadswater van Dordrecht (028-36).
Om dezelfde reden kan ook via een tweetal hulpsluizen
aan de noordoostzijde overtollig water worden ingelaten
van de afwateringseenheid De Oude en Nieuwe
Stadspolder (026-04).
030-09 Gerioleerd gebied van Oostvoorne c a .
Tot de gerioleerde afwateringseenheid behoren de woonkernen van Oostvoorne (125 ha), Brielle (140 ha) en Rockanje (80 ha), alsmede het recreatiegebied langs de
oostelijke oever van het Brielse Meer. De lozing van het
afvalwater geschiedt via een rioolwaterzuiveringsinrichting te Voorne en een persleiding op het Beerkanaal, dat
in open verbinding staat met de Nieuwe Waterweg.
Lozend op de NIEUWE MAAS (031)
031-01 Gerioleerd gebied van Schiedam - Zuid
Tot de gerioleerde afwateringseenheid behoren een in het
zuidelijke deel van Schiedam gelegen woonwijk (150 ha)
en een poldergebied (15 ha), dat via een gemaal op de
riolering afwatert. Naar een rioolwaterzuiveringsplan zal
de riolering worden aangesloten op de te Vlaardingen in
aanbouw zijnde rioolwaterzuiveringsinrichting De Groote
Lucht; zie ook onder 030-05.
031-03 Gerioleerd gebied van Schiedam - noord
De gerioleerde afwateringseenheid omvat de in het noordelijke deel van Schiedam gelegen woonwijken Nieuwland (305 ha) en Groenewoud met Tussendorp (te zamen
170 ha) alsmede een opgespoten gebied van 55 ha. Volgens plan zal het afvalwater worden afgevoerd naar de
nieuwe rioolwaterzuiveringsinrichting De Groote Lucht te
Vlaardingen; zie ook onder 030-05.
Lozend op de NIEUWE WATERWEG (030)
030-01 Gerioleerd gebied van 's-Gravenzande c a ,
Tot de gerioleerde afwateringseenheid behoren de woonkernen van Hoek van Holland (106 ha), 's-Gravenzande
(170 ha), Heenweg (9 ha), Naaldwijk (235 ha), Honselersdijk (36 ha) en Maasdijk (25 ha).
030-03 Gerioleerd gebied van Maassluis c a .
De gerioleerde afwateringseenheid omvat de woonkernen van Maassluis (375 ha), Maasland (75 ha) en De Lier
(95 ha). Volgens een rioolwaterzuiveringsplan zal het afvalwater van bovengenoemde woonkernen afgevoerd
worden naar de in aanbouw zijnde rioolwaterzuiveringsinrichting De Groote Lucht te Vlaardingen; zie ook onder
030-05.
030-05 Gerioleerd gebied van Viaardingen c a .
De gerioleerde afwateringseenheid bestaat uit de woonkern van Vlaardingen (835 ha) en een poldergebied van
ongeveer 410 ha. In het kader van een rioolwaterzuiveringsplan — in ontwerp op de kaart aangegeven — zal
aan het eind van het jaar 1982 een nieuwe rioolwaterzuiveringsinrichting, genaamd De Groote Lucht, te Vlaardingen in bedrijf komen. In deze installatie zal behalve het
afvalwater van bovengenoemde gerioleerde afwateringseenheid tevens dat van de afwateringseenheid Gerioleerd gebied van Maassluis c a . (030-03) worden gezuiverd en vervolgens op de Nieuwe Waterweg worden
geloosd. Wanneer volgens het plan in 1983 de riolering
van Schiedam eveneens op deze installatie wordt aangesloten zal de afwateringseenheid Gerioleerd gebied
van Vlaardingen c a . verder worden uitgebreid met de gebieden behorende tot de afwateringseenheden Schiedam zuid (031-01; 165 ha) en Schiedam - noord (031-03; 530 ha)
en uiteindelijk een oppervlakte verkrijgen van 2505 ha.
031-05 Gerioleerd gebied Rotterdam - Spaanse Polder
Deze bestaat uit de Rotterdamse woonwijken Spaanse
Polder en Spangen (te zamen 285 ha), een poldergebied
(100 ha) en twee opgespoten gebieden van respectievelijk 100 ha en 160 ha. Indien nodig kan enige lozing geschieden via de gerioleerde afwateringseenheden Gerioleerd
gebied Rotterdam - Tussendijken (031-07) en Gerioleerd
gebied Rotterdam - Overschie c a . (031-09).
Afbeelding 4.6
Molengang te Leidschendam
37
Voorts bestaan er plannen om via een gescheiden stelsel
het oppervlaktewater te bemalen op de Schie, behorende
tot de afwateringseenheid Delfland (001-16; 030-04;
031-02), en het afvalwater af te voeren naar de nog te
bouwen rioolwaterzuiveringsinrichting Dokhaven; zie ook
onder 031-29.
031-09 Gerioleerd gebied Rotterdam - Overschie c a .
De gerioleerde afwateringseen heid wordt gevormd door
de woonwijken Overschie {220 ha), een in Rotterdam gelegen woon- en industriekern (325 ha), de luchthaven
Zestienhoven, een industriegebied (10 ha) en het polderdeel Blijdorp (120 ha).
Volgens een rioolwaterzuiveringsplan zal door middel van
een gescheiden stelsel het oppervlaktewater afgevoerd
worden naar de afwateringseenheid Delfland (001-16;
030-04; 031-02) en het afvalwater naar de te bouwen
rioolwaterzuiveringsinrichting Dokhaven; zie ook onder
031-29.
031-13 Gerioleerd gebied Rotterdam - Hiilegersberg ca.
Tot deze gerioleerde afwateringseenheid behoren de
Rotterdamse woonwijken Ouder Noorden (255 ha) en Hiilegersberg (140 ha), alsmede enige verspreid liggende
poldergebieden (te zamen 107 ha). Indien nodig kan énig afvalwater afgevoerd worden naar de gerioleerde afwateringseenheid Gerioleerd gebied Rotterdam-Westen 1(031-11).
In de toekomst wordt door middel van een gescheiden
stelsel het stadswater op de afwateringseenheid Rotte
(031-04) bemalen en het afvalwater naar de nog te bouwen rioolwaterzuiveringsinrtchting Kralingseveer afgevoerd; zie ook onder 031-19.
031-15 Gerioleerd gebied Rotterdam-Oosten
De gerioleerde afwateringseenheid bestaat uit de Rotterdamse woonwijken Kralingen en Crooswijk (te zamen 339
ha), de Kralingsche Plas met de erop lozende gronden
(645 ha), een industriegebied (50 ha) en twee polders van
respectievelijk 2 ha en 31 ha. Volgens een rioolwaterzuiveringsplan zal door middel van een gescheiden stelsel
het oppervlaktewater deels op de Rotte (031-04) en deels
op de Nieuwe Maas worden bemalen, terwijl het afvalwater zal worden afgevoerd naar de bij Kralingen te bouwen rioolwaterzuiveringsinrichting; zie ook onder 031-19.
031-19 Gerioleerd gebied van Kralingse Veer c a .
Deze wordt gevormd door de woonkernen van Kralingse
Veer (23 ha) en Capelle - west (31 ha). In het kader van
een rioolwaterzuiveringsplan is op de kaart bij Kralingse
Veer een rioolwaterzuiveringsinrichting (Kralingseveer) in
ontwerp aangegeven. Behalve het afvalwater van bovengenoemde woonkernen, wordt ook dat van de gerioleerde
afwateringseenheden Gerioleerd gebied RotterdamOosten (031-15), Gerioleerd gebied Rotterdam - Hiliegersberg (031-13), Gerioleerd gebied Rotterdam •
's-Gravenhof (031-17), Gerioleerd gebied Capelle aan
den IJssel - Middel wetering (035-01) en Gerioleerd
gebied Prins Alexanderpolder c a . (035-03), alsmede dat
van het gerioleerde onderdeel Bergschenhoek van afwateringseenheid Rotte (031-04) in deze installatie gezuiverd en vervolgens op de Nieuwe Maas geloosd.
031-20 Kreekse Boezem
De afwateringseenheid omvat een gerioleerd gebied van
38
Afbeelding 4.7
Gemaal van Drooggemaakte Geer- en
Kleine Blankaardpolder
347 ha, dat door middel van een rioolwaterzuiveringsinrichting via de Kreekse Boezem op het buitenwater loost.
Het plan bestaat het afvalwater af te voeren naar de nog
te bouwen rioolwaterzuiveringsinrichting Maashaven; zie
ook onder 031-27.
031-21 Gerioleerd gebied van Krimpen aan den IJssel
ca.
De gerioleerde afwateringseenheid loost via een rioolwaterzuiveringsinrichting op de Nieuwe Maas en omvat de
woonkernen van Krimpen aan den IJssel (410 ha) en
Krimpen aan den Lek (70 ha). Volgens een rioolwaterzuiveringsplan zal d.m.v. een rioolgemaal en transportleiding (in ontwerp op de kaart aangegeven) het afvalwater
van de woonkern Lekkerkerk (070-01; 80 ha) naar deze
installatie worden afgevoerd; hierdoor zal bovengenoemde gerioieerde afwateringseenheid een oppervlakte verkrijgen van 560 ha.
031-27 Gerioleerd gebied Rotterdam-Zuid
De gerioleerde afwateringseenheid bestaat uit het stadsdeel Rotterdam-Zuid en een poldergebied van 40 ha. In
het kader van een rioolwaterzuiveringsplan zal in de
Maashaven een rioolwaterzuiveringsinrichting worden
gebouwd, genaamd Maashaven. Behalve het afvalwater
van bovengenoemde gerioleerde afwateringseenheid
wordt in deze installatie tevens het afvalwater gezuiverd
van de gerioleerde afwattiringseenheid Gerioleerd gebied
van Rotterdam-Pendrecht (031-33) en dat van de afwateringseenheid Kreekse Boezem (031-20). De lozing geschiedt op de Nieuwe Maas.
031-29 Gerloleerd gebied van Rotterdam-Charlois
In het kader van een rioolwaterzuiveringsplan zal in de
Dokhaven nabij de Rotterdamse woonwijk Charlois een
rioolwaterzuiveringsinrichting, genaamd Dokhaven, worden gebouwd. Deze installatie, waarvoor de werkzaamheden in 1981 zijn aangevangen, zal behalve dat van
bovengenoemde gerioleerde afwateringseenheid tevens
het afvalwater verwerken van de gerioleerde afwateringseenheden Gerioleerd gebied Rotterdam - Tussendijken
(031-07), Gerioleerd gebied Rotterdam-Oversohie (031-09),
Gerioleerd gebied Rotterdam-Westen I (031-11) en Gerioleerd gebied Rotterdam-Zuiderpark (031-31). De lozing
geschiedt vervolgens op de Nieuwe Maas.
031-31 Gerioleerd gebied Rotterdam-Zuiderpark
De gerioleerde afwateringseenheid wordt gevormd door
de Rotterdamse woonwijk Zuiderpark (365 ha) en enige
poldergebieden (te zamen 461 ha). Door middel van
hulpstuwen (overstorten) kan overtollig oppervlaktewater
worden geloosd op de riolering van de gerioleerde afwateringseenheid Gerioleerd gebied van RotterdamPendrecht (031-33). Er bestaan plannen het oppervlaktewater door middel van een gescheiden stelsel op de
Nieuwe Maas te bemalen en het afvalwater af te voeren
naar de nieuwe rioolwaterzuiveringsinrichting Dokhaven;
zie ook onder 031-29.
031-33 Gerioleerd gebied van Rotterdam-Pendrecht
Deze bestaat uit de Rotterdamse woonwijken Pandrecht
en Zuidwijk (te zamen 255 ha), alsmede een drietal poldergebieden van respectievelijk 120 ha, 35 ha en 20 ha.
Volgens een rioolwaterzulveringsplan wordt het oppervlaktewater op de Nieuwe Maas bemalen en het afvalwater afgevoerd naar de nog te bouwen rioolwaterzuiveringsinrichting Maashaven; zie ook onder 031-27.
Lozend op de NOORD (032)
032-03 Gerioleerd gebied van Ridderkerk c a .
Tot deze gerioleerde afwateringseenheid behoren de
woonkernen van Ridderkerk (215 ha), Slikkerveer (125 ha
en 6 ha), Bolnes (165 ha), Rijsoord (20 ha en 10 ha) en
Hendrik-ldo-Ambacht (230 ha en 10 ha).
Lozend op de BENEDEN-MERWEDE (033)
033-01 Gerioleerd gebied van Papendrecht c a .
Deze bestaat uit een drietal woonkernen van Papendrecht, respectievelijk 255 ha, 16 ha en 11 ha groot,
033-03 Gerioleerd gebied van Sliedrecht c a .
De gerioleerde afwateringseenheid omvat de woonkernen van Sliedrecht (240 ha), Gijbeland (4 ha), Molenaarsgraaf (5 ha) en Bleskens (18 ha).
033-04 Linge
De afwateringseenheid, met een oppervlakte van ongeveer 75 000 ha, ligt grotendeels in de provincie Gelderland. Het Zuidhollandse deel heeft een oppervlakte van
ongeveer 13 700 ha en omvat het Kanaal van Steenenhoek met de erop afwaterende gronden (345 ha), het deel
Zederik (033-04.02; 8335 ha) en circa 5000 ha van het gebied, dat op het veertiende pand van de Urtge (033-04.04)
afwatert.
De belangrijkste afvoerleiding van de afwateringseenheid
is de Linge, die bij de inlaat sluis te Doornenburg begint
en te Gorinchem eindigt, alwaar deze leiding door middel
van de Gorinchemse Kanaalsluis in verbinding staat met
het Kanaal van Steenenhoek. Te zamen vormen ze met
de ermee in open verbinding staande wateren de Lingeboezem. De Linge is vanaf het beginpunt tot aan de Korenburgsluis te Gorinchem door 13 stuwen in veertien
panden verdeeld, die met de erop afwaterende gronden
evenzoveel delen van de afwateringseenheid vormen. De
waterstand op het veertiende (laagste) pand van de Linge
en op het Kanaal van Steenenhoek wordt zoveel mogelijk
op NAP+0,80 m gehouden. Om het overtollige water onbelemmerd te kunnen laten afvloeien zijn in de winter de
stuwen in de Linge en in de erop lozende watergangen
merendeels getrokken. Een andere belangrijke afvoerleiding is de Zederikboezem die, bestaande uit het Merwedekanaal met de zijtak naar de Arkelse dam en de Oude
Zederik, met de erop afwaterende gronden bet deel Zederik vormt. Het boezempeil bedraagt NAP+ 0,80 m en het
maalpeil NAP+ 1,26 m.
Onder normale omstandigheden loost de Zederikboezem
vrij op het Kanaal van Steenenhoek en op het veertiende
pand van de Linge via respectievelijk de Kerkhofsluis te
Gorinchem en. de schutsluis in de Arkelse Dam. Dreigt
het water op de Zederikboezem een stand van
NAP +1,26 m te bereiken, dan gaat de sluis in de Arkelse
dam dicht en geschiedt de lozing van dit deel uitsluitend
via de Kerkhofsluis op het Kanaal van Steenenhoek. Door
de Gorinchemse Kanaalsluis mag dan nog in beperkte
mate worden geloosd, aangezien de totale hoeveelheid
water, die onder deze omstandigheden door de Zederikboezem en de Linge op het Kanaal van Steenenhoek
wordt afgevoerd, te allen tijde door het gemaal Mr.Dr. G.
Kolff bij Neder-Hardinxveld op de Beneden-Merwede
dient te kunnen worden geloosd. Indien nodig wordt de
Gorinchemse Kanaalsluis eveneens gesloten. Het overtollige water uit het Lingedeel kan dan nog afgevoerd worden op het Amsterdam-Rtjnkanaal (071-02) via het
gemaal H.A. van Beuningen bij Tiel en op de Neder-Rijn
(072) via het gemaal Mr. G.J.H. Kuijk te Randwijk.
033-05 Gerioleerd gebied van Neder-Hardinxveld c a .
De gerioleerde afwateringseenheid wordt gevormd door
de woonkernen van Giessendam met Neder-Hardinxveld
(125 ha) en Giessen-Oudekerk (4 ha en 5 ha).
033-09 Gerioleerd gebied van Dordrecht c a .
Tot de gerioleerde afwateringseenheid behoren de woonen industriekern van Dordrecht (515 ha), de woonwijken
Verdronken Land (28 ha), Sterrenburg (65 ha en 130 ha),
Dubbeldam (120 ha en 6 ha) en het bebouwde deel van
Polder Wieldrecht (27 ha), alsmede een industrieterrein
aan de Wilhelminahaven (15 ha) en een drietal woonkernen aan weerszijden van het Wantij, respectievelijk 9 ha,
20 ha en 27 ha groot.
Lozend op de BOVEN-MERWEDE (034)
034-01 Gerioleerd gebied van Gorinchem
De gerioleerde afwateringseenheid omvat de woonkern
van Gorinchem (185 ha) en een drietal nabij deze woonkern gelegen woonwijken van respectievelijk 23 ha, 34 ha
39
en 25 ha. Indien nodig kan, naast de lozing op de BovenMerwede, gezuiverd afvalwater via een hulpsluis op het
Kanaal van Steenenhoek (afwateringseenheid De Linge
033-04) worden gebracht. Tevens is de mogelijkheid aanwezig door middel van de rioolwaterzuiveringsinrichting
en het rioolgemaal aan het Merwedekanaal overtollig water at te voeren van de afwateringseenheid Overwaard
(070-08).
Lozend op de HOLLANDSCHE IJSSEL (035)
035-03 Gerioleerd gebied Prins Alexanderpolder c a .
De genoteerde afwateringseenheid omvat de Rotterdamse woonwijken Ommoord (290 ha), Het Lage Land (270
ha en 16 ha) en Zevenkamp (185 ha), alsmede de in de
gemeente Capelle aan den IJssel gelegen woonwijken
Schenkel (75 ha), Schollevaer (135 ha en 35 ha) en Oostgaarde (135 ha). De riolering van bovengenoemde Rotterdamse woonwijken zal in de toekomst worden
aangesloten op de nog te bouwen rioolwaterzuiveringsinrichting Kralingseveer; zie ook onder 031-29.
035-06 Zuidplaspolder
Bij veel waterbezwaar kan het noordoostelijke deel van
de afwateringseenheid via een hulpduiker onder de
spoorbaan Den Haag-Utrecht lozen op de afwateringseenheid Ringvaart van de Zuidplaspolder c a . (035-08) en
door middel van het gemaal Zuidpias op de Ringvaart
worden bemalen,
035-14 Stolwijk
Indien nodig is — eveneens op de Hollandsche IJssel —
enige lozing mogelijk door middel van een hulpgemaal te
Stolwijkersluis en kan via een hulpsluis aan de westzijde
van de afwateringseenheid overtollig water worden afgevoerd naar de afwateringseenheid De Nesse (035-16).
035-20 De Hoek en Schuwagt
Door middel van een hulpsluis aan de westzijde en de
zuidelijke hulpsluis aan de oostzijde van de afwateringseenheid kan overtollig water geloosd worden op
respectievelijk de afwatesringseenheden Kromme, Geer
en Zljpe (035-18) en Bergambacht (070-02). Tevens zal
het mogelijk zijn via een hulpsluis bij Krimpen aan den
IJssel — in ontwerp op de kaart aangegeven — een deel
van afwateringseenheid Langeland en Kortland (035-22)
mee te bemalen.
035-24 Storm polder
De lozing op de Hollandsche IJssel geschiedt via een
sluis aan de westzijde en via een tweetal sluizen aan de
oostzijde van de afwateringseenheid. Tevens is via een
hulpsluis aan de zuidzijde enige lozing mogelijk op de
Nieuwe Maas (031).
035-07 Gerioleerd gebied van Nieuwerkerk aan den IJssel c a .
Tot deze gerioleerde afwateringseenheid behoren een
woonwijk van Nieuwerkerk aan den Ussel (100 ha) en een
deel van de woonkern van Moordrecht (15 ha).
035-08 Ringvaart van de Zuidplaspolder
Indien nodig kan overtollig water van zowel het noordelijke als het zuidelijke deel van de afwateringseenheid
afgevoerd worden naar de afwateringseenheid Zuidplaspolder (035-06). Dit geschiedt voor het noordelijke
deel via een hulpduiker onder de spoorbaan Den HaagUtrecht en voor het zuidelijke deel via een tweetal
hulpstuwen nabij Nieuwerkerk aan den IJssel.
035-12 Gekanaliseerde Hollandsche IJssel
De hoofdafvoerleiding, de Gekanaliseerde Hollandsche
IJssel, staat in open verbinding met de Doorslag, de
Kromme IJssel en de Enge IJssel. Te zamen vormen ze
de boezem van de afwateringseenheid en een oppervlakte van ongeveer 80 ha. Het zomerpeil is NAP+ 0,33 m en
het winterpeil NAP+ 0,43 m. Bij zeer hoge waterstanden
op de Hollandsche IJssel loost de boezem via de
Doorslag en een schutsluis bij Nieuwegein op het Merwedekanaal, dat tot de afwateringseenheid Noordzeekanaal
(001-20) behoort. Tevens kan een deel van het overtollige
water via een tweetal hulpstuwen bij Polsbroek aigevoerd
worden naar de afwateringseenheid Lek (070-06). Als onderdeel van een rioolwaterzuiveringsplan zal het afvalwater van de woonkern van Polsbroek afgevoerd worden
naar een bij Lopik te bouwen rioolwaterzuiveringsinrichting; zie ook onder 070-06.
De Gekanaliseerde Hollandsche IJssel en de Doorslag
zijn in beheer bij het Rijk.
40
Afbeelding 4.8
Watermolen met omloop te Gouda
Lozend op de LEK beneden de stuw te Hagestein (070)
070-02 Bergambacht
Via een tweetal hulpsluizen aan de westzijde van de afwateringseenheid kan enige lozing plaatsvinden op de afwateringseenheid De Hoek en Schuwagl {035-20).
Tevens is het mogelijk door middel van een hulpsluis aan
de noordzijde overtollig water af te voeren naar het polderdeel Vlist- en Westzijde van de afwateringseenheid
Lek (070-06).
070-06 Lek
In het kader van een rioolwaterzuiveringsplan, waarvan
het tracé van de transportleidingen reeds op de kaart is
aangegeven, zal het afvalwater van het tot deze afwateringseenheid behorende gerioleerde gebied van Benschop (21 ha) en dat van de gerioleerde
afwateringseenheden Gerioleerd gebied van Lopik c a .
(070-05) en Industriegebied Lopik (070-09), via een bij Lopik ontworpen rioolwaterzuiveringsinrichting op de Lek
worden geloosd.
070-08 De Overwaard
De boezemwateren, waarop de delen en onderdelen van
de afwateringseenheid worden bemalen, vormen te zamen de zogenaamde Lage Boezem met een oppervlakte
van ongeveer 190 ha. Het boezempeil is NAP-0,65 m en
het maalpeil NAP-0,25 m. Bij zeer lage buitenwaterstanden is het mogelijk via deze boezem en een tweetal uitwateringssluizen te Elshout op de Lek af te wateren. Bij
hoge buitenwaterstanden wordt het overtollige water uit
de lage boezem afgemalen op een circa 90 ha grote bergboezem, de zogenaamde Hoge Boezem, vanwaar het water via twee sluizen beoosten die van de lage boezem, op
de Lek wordt gebracht. Bij veel waterbezwaar kan door
middel van een hulpstuw te Elshout een deel van het
overtollige water via de afwateringseenheid De Nederwaard (070-10) geloosd worden.
Tevens is de mogelijkheid aanwezig enig overtollig water
uit hel zuidoostelijke deel van de afwateringseenheid af
te voeren naar de gerioleerde atwateringseenheid Gerioleerd gebied van Gorinchem (034-01), waar dit water vervolgens door middel van de rioolwaterzuiveringsinrichting
te Gorinchem en het rioolgemaal aan het Merwedekanaal
gebracht wordt op respectievelijk de Boven-Merwede
(034) en het Merwedekanaal (afwateringseenheid De Linge (033-04)). De windmolens, die voorheen zorg droegen
voor de opmaling van het water uit de lage boezem naar
de hoge boezem, worden wel bed rijf svaardig gehouden,
doch onder normale omstandigheden niet gebruikt.
In de toekomst zullen de uitwateringssluizen van de afwateringseenheden De Overwaard en De Nederwaard afgebroken worden en ter plaatse vervangen worden door een
gemeenschappelijk kunstwerk met voor de betreffende
afwateringseenheden een afzonderlijke lozingsmogelijkheid.
070-10 De Nederwaard
De belangrijkste afvoerleidingen het Nieuwe Waterschap
en de Alblas of Maalstroom vormen te zamen de zogenaamde lage boezem met een oppervlakte van 80 ha. Het
boezempeil is NAP-0,80 m en het maalpeil NAP-0,40 m.
Bij zeer lage buitenwaterstanden kan deze boezem via
een uitwateringssluis te Elshout op de Lek lozen. Bij hoge
buitenwaterstanden wordt het overtollige water uit de lage boezem door middel van een gemaal op een 75 ha
grote bergboezem gebracht, de zogenaamde hoge boezem, vanwaar het bij lagere buitenwaterstanden op natuurlijke wijze naar de Lek afvloeit. Overtreft de
hoeveelheid van het af te malen water de bergcapaciteit
van de hoge boezem, dan kan door middel van het betreffende gemaal rechtstreeks via een maalkolk en bovengenoemde uitwateringssluis op de Lek worden geloosd. Indien nodig bestaat verder de mogelijkheid via de lage
boezem en een schutsluis te Alblasserdam op de Noord
(032) af te wateren. De windmolens, die voorheen de lage
boezem op de hoge boezem bemaalden, worden wel bedrijfsvaardig gehouden, doch slechts in noodgevallen gebruikt.
Voor deze afwateringseenheid en de afwateringseenheid
Overwaard zal een gemeenschappelijke uitwateringssluis
worden gebouwd, voorzien van twee openingen, waarmee de gescheiden lozing van de betreffende afwateringseenheden gehandhaafd wordt; zie ook onder 070-08.
070-13 Gedoleerd gebied van Vianen
De gerioleerde afwateringseenheid omvat de woonkernen van Vianen (210 ha), Lexmond (22 ha) en Hei- en
Boeicop (4 ha). Er bestaan plannen om nabij Vianen een
nieuwe rioolwaterzuiveringsinrichting te bouwen, waar
behalve het afvalwater van bovengenoemde woonkernen, tevens het afvalwater van de gerioleerde afwateringseenheden Gerioleerd gebied van Everdingen
(071-05) en Gerioleerd gebied van Hagestein (071-07) gezuiverd zal worden.
070-17 Gerioleerd gebied van Gelkenes c a .
Tot deze gerioleerde afwateringseenheid behoren de
woonkernen van Nieuwpoort (38 ha), Goudriaan (4 ha) en
Noordeloos (8 ha). In het kader van een rioolwaterzuiveringsplan, in ontwerp op de kaart aangegeven, zal ten
westen van Nieuwpoort een nieuwe rioolwaterzuiveringsinrichting in bedrijf komen. Naar deze installatie zai dan
het afvalwater van bovengenoemde woonkernen en dat
van de gerioleerde afwateringseenheden Gerioleerd gebied van Ameide (070-15) en Gerioleerd gebied van
Groot-Ammers (070-19) worden afgevoerd.
Erratum
O P bladzijde 35, 2^ kolom, wordt in de beschrijving van
Rijnland (001-18, 035-10) ten onrechte de benaming
^ f f l ï U
vervangen te worden door
Oude Rijn.
41
5.
5.1
WATERVOORZIENING
Algemeen
De watervoorziening vormt, evenals de afwatering, een
aspect van de waterhuishouding; zie voor het begrip waterhuishouding paragraaf 6.3.1.
Ten behoeve van verschillende doeleinden wordt water
aangevoerd, ingelaten en opgeslagen.
Zoet water is onder andere nodig voor de beheersing van
het peil op kanalen, boezem- en polderwateren alsmede
voor de verversing van deze wateren ten behoeve van het
natuurbehoud dan wel ter bestrijding van de verzilting en
de verontreiniging. Voorts wordt zoet water gebruikt voor
huishoudelijke, industriële en agrarische doeleinden. De
belangrijkste bronnen voor de zoetwatervoorziening zijn
de Rijn, de Maas en het IJsselmeer. De kleinere stromen
die voornamelijk op de hoge gronden voorkomen en ten
dele in Nederland ontspringen zijn als bronnen slechts
van regionaal belang.
Ten aanzien van de oppervlaktewatervoorziening in Nederland is een indeling gemaakt in watervoorzieningseenheden. Een watervoorzieningseenheid is een gebied, dat
— in het kader van de peilbeheersing — ter aanvulling
van zijn watertekort rechtstreeks water kan betrekken uit
zowel het buitenwater als het binnenwater, de bronnen,
waarop het voor zijn watervoorziening is aangewezen; zie
voor het begrip buitenwater paragraaf 2.1.
Het benodigde water wordt door middel van een kunstwerk aan deze bronnen onttrokken en ingelaten op een
leiding of een stelsel van leidingen, waaruit de erlangs
gelegen gronden — zonodig via daarvoor bestemde inlaatmiddelen — van water worden voorzien.
Daar het niet mogelijk is de watervoorziening van Nederland op de hoofdkaart van de Waterstaatskaart voldoende tot haar recht te laten komen, zonder dat dit ten koste
gaat van de duidelijkheid, is deze weergegeven op een
afzonderlijke kaart, de bijkaart "Watervoorziening". De
bijkaart "Watervoorziening" is zowel afzonderlijk te gebruiken, als samen met het betreffende blad van de
hoofdkaart als ondergrond. Hierdoor wordt een totaalbeeld verkregen van de wateraan- en afvoer in de verschillende gebieden van ons land.
Voor de afbeelding van gebieden en hun begrenzingen is
de kleur blauw gebruikt en voor leidingen, kunstwerken
en bijbehorende beschrifting de kleur zwart, in een watervoorzieningseenheid ontstaan zogenaamde fasegebieden, indien het ingelaten water trapsgewijs (in fasen)
wordt doorgevoerd naar hoger of lager gelegen gronden.
Ze zijn te onderscheiden in een eerste fase-gebied, één
of meer tweede fase-gebieden en eventueel hierop volgende fasegebieden. Het eerste fase-gebied betrekt het
water rechtstreeks van de bron en voorziet de tweede fasegebieden direct en de hierop volgende fasegebieden
indirect van water. In dit verband gezien vormen de twee-
42
de fasegebieden en de hierop volgende fasegebieden
respectievelijk de delen on onderdelen van een watervoorzieningseenheid. Delen en onderdelen zijn begrensd
door een smalle lijn, belangrijke delen door een streeplijn.
De watervoorzieningseenheden zijn ingedeeld en gecodeerd naar de bron, waaraan ze het water onttrekken. Ze
hebben elk een vast nummer, opgebouwd uit het nummer
van de bron en een volgnummer. Ter onderscheiding zijn
de bronnen die tot de buitenwateren behoren genummerd van 001 t/m 099 en die tot de binnenwateren behoren genummerd van 100 t/m 999. Per bron zijn de hieruit
inlatende watervoorzieningseenheden opeenvolgend genummerd.
Voorbeeld: watervoorzieningseenheid 031-04 (Schieland)
betrekt het water rechtstreeks uit bron 031 (Nieuwe
Maas) en heeft binnen de groep watervoorzieningseenheden die uit deze bron water inlaten het volgnummer 04.
Een watervoorzieningseenheid die op gelijkwaardige wijze uit meerdere bronnen van water wordt voorzien, krijgt
een nummering volgens die bronnen.
Voorbeeld: watervoorzieningseenheid Vaartsche Rijn betrekt het nodige water gelijkwaardig zowel uit de Lek (070)
als uit de Neder-Rijn (071) en heeft dan ook een nummering volgens beide bronnon, t.w. 070-05 en 071-04.
Een watervoorzieningseenheid die uit meerdere bronnen
van water wordt voorzien, waarbij één hoofdbron en één
of meerdere nevenbronnen zijn te onderscheiden, krijgt
alleen het nummer dat afgeleid is van het nummer van de
hoofdbron. De buiten de hoofdwaterkering gelegen watervoorzieningseenheden zijn genummerd volgens hetzelfde principe als de buiten de hoofdwaterkering
gelegen afwateringseenheden (zie paragraaf 4.1).Belangrijke delen, die in het randschrift nader worden beschreven, krijgen een nummer, samengesteld uit het nummer
van de watervoorzieningseenheid waartoe ze behoren en
een volgnummer.
Van gebieden met in uitvoering zijnde ruilverkavelingen
en ontwateringsplannen is de toekomstige watervoorziening aangegeven. Er moet echter rekening mee worden
gehouden dat wijzigingen in de plannen kunnen optreden
tijdens de uitvoering ervan.
Tot de drink- en industriewatervoorziening worden gerekend de leveringen van water via de openbare bedrijfstak
en de eigen winningen van particulieren, met uitzondering van de onttrekkingen van oppervlaktewater voor
koeldoeleinden en de eigen onttrekkingen van grond- en
oppervlaktewater voor beregening in de landbouw.
Drinkwater wordt in principe bereidt uit zoet grondwater
en uit zoet oppervlaktewater, dat opgeslagen wordt in
spaarbekkens, al dan niet voorgezuiverd d.m.v. infiltratie
in zogenaamde waterwingebieden. Ten aanzien van de
mogelijkheden tot winning van grondwater t.b.v. de drinkwatervoorziening is van belang de Grondwaterwet (staatsblad 392, 7 juli 1981). Voor de projecten tot winning van
oppervlaktewater is van belang de Wet verontreiniging
oppe rvl aktewatere n.
•f.-
,:
070 LEK beneden de stuw te Hagestein;
071 LEK en NEDER-RIJN tussen de stuw te Hagestein
en de stuw te Amerongen;
075 WAAL.
Tabel 3 geeft behalve het nummer, de naam en het inlaat*
middel van de watervoorzieningseenheid, tevens de faseindeling van de inliggende gronden naar de wijze van inlaat (natuurlijk of kunstmatig).
De watervoorzieningseenheden, die naast het gegeven
op de betreffende bijkaart meer informatie behoeven omtrent de inlaatmogelljkheden zijn in de tabel met een *
aangeduid en vervolgens nader beschreven.
5.2 1 Beschrijving van de in tabel 3 met een
de watervoorzieningseenheden
aangedui-
Inlaat vanuit het HARINGVLIET (020)
Afbeelding 5.1
5.2
Waterwingebied in de duinen
Watervoorziening in de provincie Zuid-Holland
De watervoorziening in de provincie Zuid-Holland betreft
zowel de oppervlaktewatervoorziening als de drink- en industriewatervoorziening.
Door de gunstige ligging van de provincie Zuid-Holland
t.o.v. de grote zoetwateraanvoerwegen kunnen de in deze provincie gelegen gronden rechtstreeks uit deze bronnen van het benodigde water worden voorzien en aldus
watervoorzieningseenheden vormen; zie hiervoor paragraaf 5.2.1. Tevens kan voldoende water worden doorgevoerd naar de in deze provincie verspreid liggende infiltratiegebieden en spaarbekkens, waar het water wordt
opgeslagen t.b.v. de drink- en industriewatervoorziening;
zie hiervoor paragraaf 5.2.2.
Op bijlage 3 is de ligging weergegeven van de geheel of
gedeeltelijk in de provincie Zuid-Holland voorkomende
watervoorzieningseenheden, alsmede van de bronnen
waaraan ze het water onttrekken,
De watervoorzieningseenheden die geheel of gedeeltelijk
in de provincie Zuid-Holland zijn gelegen, onttrekken het
benodigde water aan de hieronder met codenummer genoemde bronnen:
020
021
022
025
026
027
028
029
030
031
032
033
035
020-16 Nieuwe Stad- en Lieve Vrouwenpolder
Naast de hoofdinlaat kan het oostelijke deel (285 ha) van
de watervoorzieningseenheid afzonderlijk d.m.v. een inlaatsluis en door te hevelen via een gemaal vanuit het
Haringvliet van water worden voorzien.
HARINGVLIET;
SPUI;
HOLLANDSCH DIEP;
NIEUWE MERWEDE;
WATEREN IN DE ZUIDHOLLANDSCHE BIESBOSCH (WANTIJ);
HARTELKANAAL;
OUDE MAAS met Mallegat en Krabbegeul;
DORDTSCHE KIL met Krabbe;
NIEUWE WATERWEG met Beerkanaal en Calandkanaal;
NIEUWE MAAS met Bakkerskil;
NOORD;
BENEDEN-MERWEDE;
HOLLANDSCHE IJSSEL beneden de afdamming bij
Gouda met Sliksloot;
020-19 Haven van Middelharnis
Aan de zuidzijde van de watervoorzieningseenheid kan
d.m.v. twee hulpsluizen te Sommelsdijk water worden ingelaten op de watervoorzieningseenheid Zuiderdiep
(020-20).
Inlaat vanuit het SPUI (021)
021-05 Bernisse
De boezemwateren die zorg dragen voor de watervoorziening en waterverversing in dit gebied worden gevormd
door het Brielse Meer met het Voedingskanaal, de Bernisse en het Brielse Spui. Deze wateren worden op peil
gehouden door water in te laten uit de Oude Maas (028)
via de inlaatsluis in het Voedingskanaal en de inlaatsluis
te Spijkenisse, alsmede uit het Spui (021) via de inlaatsluis in de Bernisse. Tevens wordt ten zuiden van Hekelen via de persleiding van het gemaal De Volharding
water uit het Spui ingelaten t.b.v. de polders Braband,
Hekelingen, Vriesland en Oud-Schuddebeurs, die te zamen 680 ha groot zijn. Voorts is aan de zuidzijde van de
watervoorzieningseenheid, ten zuiden van Hekelen, via
een hulpsiuis enige inlaat mogelijk uit de buiten de hoofdwaterkering gelegen watervoorzieningseenheid Buitengorzen voor Velgersdijk (021-98-04).
021-09 Oud-Beijerland
Behalve uit het Spui bestaat ook nog de mogelijkheid
water in te laten uit de watervoorzieningseenheid Stadsgracht van Oud-Beijerland (021-11) d.m.v. een sluis bij
Oud-Beijerland en uit de watervoorzieningseenheid
Westmaas-Nieuwland (028-14) d.m.v. een gemaal en een
sluis ten oosten van Oud-Beijerland.
Inlaat vanuit het HOLLANDSCH DIEP (022)
022-03 Cromstrijen
Indien nodig kan in het noorden van de watervoorzieningseenheid ten oosten van Klaaswaal d.m.v. een gemaal wa-
43
ter worden ingelaten vanuit de walervoorzieningseenheid
Westrnaas-Nieuwiand {028-14).
Inlaat vanuit de OUDE MAAS (028)
028-05 Waal
De belangrijkste inlaatieiciing in dit gebied is de Waai, die
behalve uit de Oude Maas eventueel uit de Noord (032)
van water wordt voorzien d.m.v. een inlaatsiuis te Hendrik-ido-Ambacht. Met een deel van het ingelaten water
worden tevens de grachten van Barendrecht en HendrikSdoAmbacht doorgespoeld.
gewoonlijk een peii heeft van NAP-1,00 m, doch in het
voorjaar en in de zomer t.b.v. de watervoorziening gehouden wordt op NAP--0,85 m. De Rotte wordt voornamelijk
vanuit de Nieuwe Maas van water voorzien. Dit geschiedt
te Rotterdam d,m,v, een perskoker van het gemaai Mr. U.G.
Schilfhuis sn indien nodig via de nabij dit gemaal gelagen
Leuvesluis. Voorts wordt via de Rotte, het Zevenhuizense
Verlaat en de Hennipsloot een deel van hei: ingelaten Water doorgevoerd naar de Ringvaart van de Zuidplaspoider. Bij te hoge zoutgehalten van de Nieuwe Maas kan
water vanuit de Hollandsche IJssel (035) d.m.v. de Snelle
Sluis te Moordrecht worden ingelaten en vervolgens
Afhwlding 5,2 Maainkiisje
028-12 Oost- en West-Zomerlanden
Naast de hoofdinlaat te Keizersveer is in het noordwesten
van het gebied d.m.v. een hulpstuw nabij Heinenoord enige iniaat mogelijk uit de watervoorzieningseenheid WestZomerlanden (028-20),
028-14 Wöstmaas-Nieuwland
Voornamelijk t.b.v. een 120 ha groot poldergebied in het
noordwesten van de. watervooraeningseenheid wordt d.rn.v.
een sluis water ingelaten vanuit de watervoorzieningseenheid Stadsgracht van Oud-Beijertand (021-12).
Inlaat vanuit de NIEUWE MAAS (031)
031-04 Seniel and
De belangrijkste inlaatleiding in dit gebied is de Rotte, die
44
m.b.v, het gemaal aan de Gennipsloot op de Rotte worden bemalen. Tevens bestaat de mogelijkheid in zeer
droge tijden water in geringe mate uit de watervoorziertingseenheid Rijnland-Delfland (035-04) te betrekken
d.m.v. een gemaai ie Moerkapelle.
Voorts wordt onderzoek verricht naar de mogelijkheden
van kleinschaliger aarsvoervoorzieningen zoals een aanvoer via de Krimpenerwaard, d.m.v. een syphon onder de
Hollandsche IJsse) en/of via Delfland-Oost en de Bergsesluis.
031-10 Zuiderpark
De watervoorziening in dit gebied betreft in hoofdzaak de
doorspoeling en verversing van de stadswateren, gelegen in de Rotterdamse woonwijken HillesSuis, Zuiderpark,
Lornbardsjen en Charlois. Naast de inlaat uit de Maasha-
ven is aan de westzijde van de watervoorzieningseenheid
enige inlaat mogelijk uit respectievelijk de Waalhaven en
vanuit de watervoorzieningseenheid Koedood (028-04).
Inlaat vanuit do NOORD (032)
032-06 Polder Hendrik-ldo-Ambacht
De watervoorziening in dit gebied dient behalve voor de
peilbeheersing tevens voor het doorspoelen en verversen
van de stödswateren van Dordrecht. Naast de inlaat uit
de Noord kan, indien nodig, via een stuw aan de noordzijde van de watervoorzieningseenheid water worden betrokken uit de watervoorzieningseenheid Waal (028-05).
Inlaat zowel vanuil de BENEDEN-MERWEDE (033) als
vanuit de WAAL (075)
033-02 Linge-Wost c a .
075-02
De boezem, waaruit de delen en onderdelen van water
worden voorzien, wordt gevormd door het deel van de
Linge
vanaf Gorïnehem tot aan de stuw ie Tiel — en
het ermee in open verbinding staande Kanaal van Steenenhoek. De boezem wordt op peil gehouden door water
uit de Beneden-Merwede via een inlaatsluis te NecierHardinxveld op het Kanaal van Steenenhoek in ie laten.
Evenzo wordt te Tiel water uit de Waal via een inundattekanaal rechtstreeks op de Linge gebracht. Voorts bestaat
de mogelijkheid via de stuw te Tiel water te betrekkeri uit
de watervoorxieningseenheid Neder-Beiuwe (072-03),
dat d.rn.v. het gemaal H.A. van Beuningen uit het Betuwepand vars het Amsierdam-Rijnkanaal (075-06) wordt
aangevoerd. Nabij de inlaatsiuis te Neder-Hardinxveld zal
een gemaal worden gebouwd (in ontwerp op de kaart
aangegeven), waardoor de inlaatcapadteit vanuit de
Beneden-Merwede met 600 rn-Vmin wordt vergroot, in
verband hiermede kan de inlaat vanuit het AmsterdamRijnkanaal worden verminderd, hetgeen de bevaarbaarheid van de Waal en Merwede ten goede zal komen.
Inlaat vanuit de HOLLANDSCHE IJSSEL (035)
035-04 Rijnland-Delfland
De watervoorziening heeft hoofdzakelijk plaats ie Gouda,
waar het water op Rijnlands boezem kan worden ingelaten door middel vars de iniaatkokers onder het gemaal
voor de afwatering,
Als de waterstanders op de Hollandsche iJsse! lager zijn
dan NAP--0.30 rn, wordt gebruik gemaakt van de daar
aanwezige inmaalinstallatio. De inlaatrnogelijkheid uit de
Hollandsche Ussel bedraagt maximaal 34 m3/sec. Tevens is enige inlaat mogelijk uit de Lek (070) via de watervoorzieningseenheid Vaartsche Rijn (070-05; 071-04). Dit
geschiedt d.rn.v. de Gemeentesluis te Vreeswijk en de
aanvoerweg Merwsdekanaal, Doorslag, Kromme Ussel,
Gekanaliseerde Hollandsche IJssel, de Geniesluis te Hekendorp, Enkele Wiericke en de Oude Rijn tot aan Bodegraven, waar het water door middel van een schutsluis op
BH
« • • • • • ; . : - : : ^mz^mrr.
Afbeelding 5.3
Gemaal Mr, PA. Pijnacker-Hordijk te Gouda
45
Rijnlands boezem wordt gebracht. Deze aanvoer bedraagt normaal 3 nWsec. Voorts kan eveneens via de
schutsluis te Bodegraven overtollig water uit het gebied
van het Grootwaterschap van Woerden op Rijnlands boezem worden ingelaten. Bij verzilting van de Hollandsche
IJssel kunnen kleine hoeveelheden water, zoals schutwater, afvalwater en kwelwater vanuit het AmsterdamRijnkanaal via noodaanvoerwegen worden toegevoerd,
mits het peil op dit kanaal voldoende hoog is (via de route
Heicop - Bijleveld - Geer • Heinoomsvaart - Amstel - Drechtkanaal kan water uit het Amsterdam-Rijnkanaal door de
Tolhuissluizen in Rijnland ingelaten worden).
In dit verband wordt onderzoek verricht naar de mogelijkheden van kleinschalige aanvoervoorzieningen, zoals
een vergroting van de aanvoer via Bodegraven. Aan de
zuidoostzijde van de watervoorzieningseenheid bestaat
de mogelijkheid bij Moerkapelle en Waddinxveen d.m.v.
respectievelijk een viertal hulpsluizen en twee hulpstuwen water te betrekken uit de watervoorzieningseenheid
Schieland (031-04). Het deel Delfland, dat een oppervlakte heeft van ongeveer 20 000 ha, wordt vanuit Rijnlands
boezem door middel van het gemaal mr. dr. Th.F.J.A.
Dolk te Leidschendam van water voorzien (maximaal
Afbeelding 5.5
Stolwijkersluis te Gouda
zijde van de watervoorzieningseenheid een mogelijkheid
om d.m.v. een tweetal hulpsluizen water te betrekken uit
de Vlist, die tot de watervoorzieningseenheid Vaartsche
Rijn (070-05; 071-04) behoort. Voorts zijn er een aantal
voorzieningen getroffen, die het mogelijk maken het uit
de Lek ingelaten water door te voeren en dit vervolgens
op de Hollandsche IJssel te pompen met het oogmerk de
kwaliteit van het water in deze rivier te verbeteren.
070-07 Nederwaard
Nagenoeg het gehele gebied kan onder vrij verval vanuit
de boezem (Alblas of Graafstroom) van water worden
voorzien. De inlaat vindt plaats te Elshout, waar het water
uit de Lek d.m.v. de hogeboezemsluis van de Nederwaard op de boezem wordt gebracht. Voorts is via een
schut- tevens inlaatsluis te Alblasserdam enige inlaat mogelijk uit de Noord (032). Indien nodig kan via een tweetal
hulpsluizen aan de noordoostzijde van de watervoorzieningseenheid water worden ingelaten vanuit de watervoorzieningseenheid Overwaard (070-08).
Afbeelding 5.4 Gemaal Mr. Dr. Th.F.J.A. Dolk te
Leidschendam
8 m3/sec). Eind 1981 is in principe besloten het in 1971
geboren plan tot de aanleg van een zoetwaterkanaal van
Waddinxveen naar Voorburg te verlaten. Dit kanaal zou
namelijk met water uit de Gouwe-als oplossing dienen
voor het zoetwatertekort van het deel Delfland en de watervoorzieningseenheid Schieland. Als alternatieve oplossing wordt thans gedacht dit tekort aan te vullen met een
kwantitatief en kwalitatief voldoende zoetwateraanvoer
vanuit het Haringvliet en het Brielse Meer, via een pijpleiding met een capaciteit van 4 m3/sec onder de Nieuwe
Waterweg door, naar Delflands boezem (Oranjekanaal).
070-08 Overwaard
Alle polders binnen deze watervoorzieningseenheid liggen beneden het boezempeil, zodat het gehele gebied
onder vrij verval van water kan worden voorzien. De
watervoorziening geschiedt voornamelijk te Elshout,
Inlaat vanuit de LEK beneden de stuw te Hagestein (070)
070-01 Krimpenerwaard
Naast de watervoorziening vanuit de Lek kan, afhankelijk
van de kwaliteit, vanuit de Hollandsche IJssel op diverse
plaatsen water worden ingelaten. Tevens is aan de oost-
46
Afbeelding 5.6
Inlaat Goejanverwellesluls
waar het water d.m.v. de hogeboezemsluis van de Overwaard op de boezesm wordl ingelaten, Voorts wordt Lekwater aangevoerd voor het doorspoelen van de grachten
van Ameide en Nieuwpoort, .Eventueel kunnen watertekorten ook nog worden aangevuld met water uit de
Beneden-Merwede (033), via een schutsluis te Giessendam, uit de watervooraeningseenheid Linge-West
(033-02; 075-02) via de Oude Zederik en een schutsluis te
Meerkerk en uit de watervoorzieningseenheid Nederwaard (070-07) via een inlaalsluis nabij Giessendam.
Inlaat zowel vanuit de LEK beneden de stuwteHagestein
(070) als vanuit de LEK en NEDER-RUN tussen de stuw te
Hagostein en de stuw te Amerongen (071)
070-05 Vaarische Rijn
071-04
Do watervooraeningseenhaid Vaarische Rijn, grotendeels gelegen in de provincie Utrecht, betrekt het nodige
water voor de peilbeheersing en walerverversing uit de
ring. Vanuit de Gekanaliseerde Hollandsche IJssel wordt
de boezem van Woerden (Oude Rijn) van water voorzien,
Dit geschiedt via de Dubbele Wiericke, de Lange Linsehotön en de Montfoortsche Vaart, De inlaat via de Enkele
Wiericke is, evenals de inlaat vanuit de Hollandsche IJssel (035) op de Gekanaliseerde Hollandsche IJssel via de
Waaiersluis te Gouda, bestemd voor doorvoer naar de
watervoorzieningseenheid Rijnland-Delfland (035-04),
Eveneens vanuit de Gekanaliseerde Hollandsche IJssel
wordt de Vlist rechtstreeks van water voorzien. Eventueel
kunnen watertekorten op de Vlist en de Lopikerwetering
worden aangevuld met water wit de Lek, da! door middeJ
van de schut- tevens inlaaisluis te Schoonhoven wordt ingelaten. Te Wijk bij Duurstede wordt door middel van een
inlaatsluis water uit de Neder-Rijn — bij rivierstanden van
NAP+ 2,50 m en hoger — ingelaten op de Kromme Rijn.
Naast bovengenoemde in)aatmog&ii\kheden wordt ook
nog met behulp van het inlaatgemaal Jutphaas te Utrecht
water vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal (071-02) op de
Vaartsche Rijn gebracht voor o,a. het doorspoelen en ver-
:
-&mËT-}^^>
Afh&eiding 5.7
Stuw
Lek (070) en uit de Neder-Rijn (071). De inlaat uit de Lek
geschiedt te Nieuwegein, waar het water door middel van
de Gemeentasluis en indien nodig de Koninginnesluis op
het (vierwedekanaal wordt gebracht en vervolgens via de
Doorslag en de Enge IJssel wordt doorgevoerd naar de
Gekanaliseerde Hollandsche IJssel en de Lopikerwete-
versen van de grachten van Utrecht. Evengoed kan in
dringende gevallen aan dit kanaal water worden onttrokken voor doorvoer via de Leidsche Rijn (071-02) en do
boezem van Woerden naar de reeds eerder genoemde
watervoorzieningseenheid Rijnland-Delfland.
47
Tabel 3
nummer
020-02
020-06
020-08
020-09
020-12
020-14
020-15
020-16*
020-19*
020-20
020-83-01
020-98-02
020-98-03
020-99-01
020-99-02
020-99-03
021-05*
021-09*
021-11
021-12
021-13
021-15
021-98-01
021-98-02
021-98-03
021-98-04
021-98-05
021-98-06
021-99-01
021-99-02
022-01
022-02
022-03*
022-04
022-05
022-07
022-09
022-13
022-14
022-16
Algemene gegevens der watervoorzieningseenheden
naam
Oudenhoorn
Den Hitsert
Westerse Polder - west
Oude Polder
Gecombineerde Midden polder
Brienenswaard
Bommetse Polders
Nieuwe Stad- en Lieve Vrouwenpolder
Haven van Middelhamis
Zuiderdrep
's Lands bekade Gorzen
Westerse Laagjes
Oosterse Laagjes
Westplaatbuitengronden
Griend wei polder - west
Griendweipolder - oost
Bernisse
Oud-Beijerland
Stadsgracht van Oud-Beijerland
Nieuw-Beijerland en Nieuw-Piershil
Oude Korendijk c a .
Oude en Nieuwe Uitslag van Putten
Beeningerwaard
Zuidoord
Buitengorzen voor Velgersdijk - zuid
Buitengorzen voor Velgersdijk - noord
Gorzen voor Nieuw-Schuddebeurs
Buitenpolder bij Aaldijk
's Lands bekade Gorzen - noord
Leenheerenpolder
Torensteepolder - west
Westerse Polder - oost
Cromstrijen
Torensteepolder
Hogezandse Polder
Gorzen en Aanwassen van Esse
Strijensche Haven
Zuidpunt - west
Zuidpunt - oost
Biesbosch
inlaatmiddel
(vanuit de bron)
gemaal
inlaatsluis
iniaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
gemaal (dmv heveJing)
inl.sluis/gemaal (heveling)
inl.sluis/gemaal (heveling)
inlaatgemaal
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
twee inlaatsluizen
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
windmolen
inlaatsluis
inlaatsluis
gemaal (dmv heveling)
inlaatsluis
hevel
inlaatstuis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
schutsluis
inlaatsluis
gemaal (dmv terugheveling)
inlaatsluis
direct
inlatend
gebied
275
810
255
44
350
255
1410
430
6
430
75
70
38
105
8
9
1020
5
7
1550
3
45
60
65
5
15
22
9
5
125
7
95
1565
310
635
330
65
185
430
900
oppervlakte in ha
delen / onderdelen
inlaat op
inlaat dmv
gemaal of
natuurl.
hevel
wijze
1220
—
—
—
—
—
—
285
405
7361
40
—
—
—
—
—
11115
1605
—
—
2215
445
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
705
—
—
—
3517
195
—
49
150
—
—
—
—
—
—
—
—
200
—
—
—
—
—
—
2170
—
—
12
940
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
1429
—
—
46
—
—
totaal
1645
810
255
44
350
255
1410
715
411
7991
115
70
38
105
8
9
14305
1610
7
1562
3158
490
60
65
5
15
22
9
5
125
7
95
3699
310
635
330
3628
380
430
949
in ZuidHolland
1645
810
255
44
350
255
1410
715
411
7991
115
70
38
105
8
9
14305
1610
7
1562
3158
490
60
65
5
15
22
9
5
125
7
95
3699
310
635
330
3628
380
430
949
022-98-01
022-98-02
022-98-03
022-98-04
022-98-05
022-98-06
022-98-08
025-02
025-98-01
025-98-02
025-98-03
025-98-04
026-98-02
026-98-03
026-98-04
026-98-05
026-98-06
026-98-07
026-99-01
026-99-02
026-99-03
026-99-04
026-99-05
027-99-01
028-01
028-02
028-03
028-04
028-05*
028-07
028-08
028-09
028-10
028-11
028-12*
028-13
028-14*
028-20
028-21
028-22
028-23
028-98-01
028-99-01
028-99-02
028-99-04
029-01
029-03
Westerse bekade Gorzen - Oost
Gorzen ten zuiden van de Torensteepolder
Gorzen ten zuiden van de Hogezandsche Polder
Buitenlanden - west
Natu u rreservaat
Buitenlanden - oost
Tongplaat
Vierpolders c a .
Zuidplaatje
Poldertje ten zuiden vd Otterpolder
Huiswaard en Oude Kat
Jongeneete Ruigt
Nieuwe Kat
Otterpolder
Mariapolder
Hel- en Zuilespolder
Kort- en Lang-Ambacht met De Ruigten bezuiden
De Perenboom
Aart Eloijenbosch en Jonge Janswaard
Noord-Bovenpolder
Wantijpark
Jagers- en Windhondpolder
Hengstpolder
Louw Simonswaard
Oostvoornse Meer
Haven van Poortugaal
Albrandswaard
De Zegen-, Moien- en Poortlandpolder
Koedood
Waal
Uilenvlietse Haven
Slobberoord
Het Nieuweland
Nieuw-Bonaventura-noordwest
Binnenbedijkte Maas
Oost- en West-Zomerlanden
Oud-Hei nenoord
Westmaas-Nieuwland
West-Zomerlanden
Tuin-Deltaziekenhuis
Spuihaven
De Mijl
Nieuwe Polder
Geertruida Agathapolder
Buitenpolder bij Kuipersveer
Groot-Koningrijk
Wieldrecht
Mariapolder
twee inlaatsluizen
inlaatsiuis
inlaatsluis
inlaatsiuis
windmolen
inlaatsiuis
inlaatsluis
gemaal (dmv terugheveling)
inlaatsluis
iniaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
14
65
17
46
14
75
70
440
25
3
70
34
2
65
21
110
—
—
—
—
—
—
25
300
—
—
—
—
—
—
—
—
14
65
17
46
14
75
95
740
25
3
70
34
2
65
21
110
14
65
17
46
14
75
95
740
25
3
70
34
2
65
21
110
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsiuis
inlaatsluis
inlaatsluis
gemaal met persleiding
hevel
gemaal (via persbuis)
hevel
sluis
hevel
hevel
hevel
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis en hevel
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
hevel
hevel
hevel
gemaal
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
gemaal (dmv terugheveling)
inlaatsluis
190
105
55
17
13
45
55
525
22
145
480
860
209
60
34
105
720
300
655
340
1260
25
12
1
125
43
30
6
95
585
230
190
190
—
—
—
—
—
—
—
514
—
—
1012
2999
—
—
—
—
1678
—
—
276
—
—
—
200
—
—
—
—
—
105
60
55
17
13
45
55
525
576
145
480
55
17
13
45
55
525
576
145
480
1872
3763
1872
3763
60
34
105
720
60
34
105
720
1978
1978
655
340
655
340
1536
1536
25
12
1
325
30
30
6
95
585
230
25
12
1
325
30
30
6
95
585
230
40
555
nummer
029-04
029-05
029-06
029-09
031-01
031-02
031-04*
031-05
031-07
031-09
031-10*
031-11
031-12
031-98-01
031-98-02
032-01
032-05
032-06*
032-99-01
033-01
033-02*
035-01
035-04*
035-09
035-10
070-01*
070-05*
070-07*
070-08*
070-10
070-99-01
070-99-02
070-99-03
071-02
071-04
075-02
naam
De Volharding
Mookhoek en Trekdam
Nieuw-Bonaventura-noordoost
Trekdam-noordoost
Vetten oord
Oranjepark
Schieland
Gerdesiaweg
Donkse Bos
IJsselmonde
Zuiderpark
Leiding langs Schiedamse dijk
Spoorsloot
Park-west
Park-oost
Polder Papendrecht
Voor- Donkersloot en Woude
Polder Hendrik-ldo-Arnbacnt
Crezéepolder
De Peulen
Linge-West (075-02)
Gecombineerde Polders in Capelle a/d IJssel
Rijnland-Delfland
Kasteelgracht
Stadswater van Capelle a/d IJssel
Krimpenerwaard
Vaartse Rijn (071-04)
Nederwaard
Overwaard
Lek
Gebiedje ten westen van Elshout
Gebiedje ten zuidwesten van Elshout
Binnen-nes
Amsterdam-Rijnkanaal ten noorden van de Lek
Vaartsche Rijn (070-05)
Linge-west c a . (033-02)
inlaatmiddel
(vanuit de bron)
hevel
gemaal (dmv terugheveling)
inlaatsluis
hevel
sluis
sluis
gemaal
sluis
hevel
hevel
sluis
sluis
sluis
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatsluis
hevel
hevel
inlaatsluis
gemaal
inlaatsluis
inlaatsluis
inlaatslu is/gemaal
hevel
hevel
inlaatsluis
inlaatsluis (Nieuwegein)
inlaatsluis
inlaatsluis
iniaatsiuis
inlaatsluis
inlaatsluis
iniaatsiuis
Prinses Irene Sluis (schutsluis)
inlaatsluis (Wijk bij Duurstede)
inundatiekanaal
direct
inlatend
gebied
740
oppervlakte in ha
delen /onderdelen
inlaat dmv
inlaat op
natuurl.
aal of
wijze
vel
40
—
720
5
1
14
360
1
75
18
235
1
1
10
16
270
165
60
85
41
1905
720
12341
10
65
75
__
-.-
23000
12850
—
25350
—
—
—
4240
545
85
63450
5
565
9990
34975
6935
14350
2365
525
230
8
6
41
—
285
1905
141
—
—
—
—
—
—
96
—
—
—
300
285
—
—
—
252
—
—
37
255
12500
1
2425
totaal
780
34975
23000
976
—
—
—
—
—
4240
12850
5
1
14
12953
1
85
224
310
in ZuidHolland
780
720
5
1
14
12953
1
270
298
85
224
310
1
1
10
16
270
298
315
85
315
85
1
1
10
16
41
37755
385
101300
5
1
12415
39500
7710
14891
2890
8
6
4-1
52500
39500
37755
41
14055
385
73370
5
1
12415
9800
7710
14891
140
8
6
41
1590
9800
14055
5.2.2
Waterwingebieden in de provincie Zuid-Holland
In de provincie Zuid-Holland komen naast elkaar gebieden voor met zoet grondwater tot op grote diepte en met
zout of brak water vrijwel tot aan het maaiveld. Dit beeld
houdt deels verband met de geologische opbouw van de
bodem en deels met de geohydrologische situatie die
vanaf de middeleeuwen door menselijk ingrijpen (inpo/dering, bedijkingen) is ontstaan; zie ook paragraaf 2.2 en
verder de Geologische Kaart van Nederland (lit. 2).
De winbaar geachte hoeveelheid grondwater in ZuidHolland bedraagt ongeveer 130 miljoen ma/jaar, terwijl
landelijk deze hoeveelheid geraamd kan worden op 1940
miljoen m3.
Gebieden met zoet grondwater van relatief goede kwaliteit zijn de Vijfheerenlanden, het Eiland van Dordrecht en
de duinstrook. Gebieden met zoet grondwater van matige
tot zeer slechte kwaliteit zijn het oostelijke veenweidegebied (d.i. het gebied ten oosten van Gouda en Alphen aan
den Rijn), alsmede de waarden en de eilanden tussen de
rivierarmen. Verder is het grondwater van bijna het gehele westelijke deel van de provincie (m.u.v. de duinen) vrijwel tot aan het maaiveld zout of brak.
Bij besluit van Provinciale Staten van Zuid-Holland van 17
februari 1977, nr. 16 (Provinciaal Blad nr. 14 van 1977) is
vastgesteld de "Verordening regelende de bescherming
van waterwingebieden in de provincie Zuid-Holland ,tegen
de verontreiniging". In deze verordening zijn de gronden
aangewezen, die de waterwingebieden vormen en nader
zijn aangeduid als "waterwingebied I", "waterwingebied
II" en "waterwingebied III". Onder waterwingebied I
wordt begrepen het gebied dat direct om de winningsmiddelen is gelegen en zodanig groot is dat het toestromende grondwater in het watervoerende pakket een
verblijftijd heeft van tenminste 60 dagen. Rondom waterwingebied I bevindt zich het beschermingsgebied dat onderverdeeld is in een 10-jarenzone{waterwingebied II) en
een 25-jarenzone(waterwingebied III). Voor elk van deze
waterwingebieden gelden afzonderlijke verbodsbepalingen om te voorkomen dat het aldaar aanwezige oppervlaktewater en grondwater verontreinigd wordt.
Afbeelding . toont een overzicht van de in de provincie
Zuid-Holland gelegen waterwingebieden. Een nadere beschrijving van deze gebieden is hieronder opgenomen.
Naar de Commissie Bescherming Waterwingebieden
bestaat een waterwingebied uit twee delen, namelijk een
bacteriologische en een chemische beschermingszone.
Deze zones hebben betrekking op de "reistijden" van het
water naar de winningsmiddelen. In de bacteriologische
beschermingszone gaat het om een 60-dagenzone {waterwingebied I). In de chemische zone worden een 10-jarenzone (waterwingebied II) en een 25-jarenzone (waterwingebied III) onderscheiden.
Gemeente Bedrijven Noordwijk (1)
In het duingebied ten noorden van Noordwijkerhout ligt
het waterwingebied van de Gemeentewatsrleidingen
Amsterdam, groot 1495 ha. De grondwaterwinning in dit
gebied dient mede t.b.v. het waterleidingbedrijf Gemeente Bedrijven Noordwijk, waarvoor een productiecapaciteit
is gesteld van 1,1 miljoen m3/jaar.
N.V. Leidse Duinwater Maatschappij (2)
Het waterwingebied van de Leidse Duinwater Maatschap-
pij, groot 1083 ha, is gelegen in het duingebied tussen
Katwijk en Wassenaar. De voorraad vorm ing geschiedt in
hoofdzaak d.m.v. infiltratie vanuit de Wassenaarsche Wetering. De capaciteit van de waterwinning bedraagt 19
miljoen m3/jaar. Uit onderzoek is gebleken dat de capaciteit vergroot kan worden door water te infiltreren uit Rijnlands boezem of uit de Andelsche Maas.
Duinwaterleiding van 's-Gravenhage (3)
in het duingebied tussen Wassenaar en 's-Gravenhage
bevindt zich het waterwingebied van de Duinwaterleiding
's-Gravenhage. De waterwinning geschiedt met een capaciteit van 48 miljoen m3/jaar. Het te winnen water wordt
voornamelijk verkregen door voorgezuiverd water uit de
Andelsche Maas te infiltreren. Vóór 1976 werd Lekwater
afkomstig uit Bergambacht geïnfiltreerd. Deze winningsmogelijkheid blijft bestaan als noodvoorziening.
:,;*
Afbeelding 5.8 Bord Duinwaterleiding van 's-Gravenhage
Westlandsche Drinkwaterleiding Maatschappij N.V. (4)
Het waterwingebied van dit waterleidingbedrijf is gelegen
in de duinen tussen 's-Gravenhage en Monster. Het gebied heeft een oppervlakte van 275 ha en een productiecapaciteit van ongeveer 3 miljoen m3/jaar. Ter compensatie van deze winning wordt in de duinen bij Monster water
uit Delflands boezem tot infiltratie gebracht. In de naaste
toekomst zal worden overgeschakeld op infiltratie van water uit de Andelsche Maas, waardoor tevens een vergroting van de capaciteit mogelijk wordt gemaakt.
Waterleidingbedrijf "De Rijnstreek" (5)
Het waterwingebied van het waterleidingbedrijf "De Rijnstreek" heeft een oppervlakte van 83 ha en ligt bij Hazerswoude - Rijndijk aan weerszijden van de Oude Rijn. De
hoeveelheid grondwater ©n oevergrondwater die aan het
gebied onttrokken wordt bedraagt jaarlijks 2,5 miljoen m3.
Gemeentebedrijven voor electriciteit, gas, water en licht (6)
Het waterwingebied van dit waterleidingbedrijf is 109 ha
groot en omvat een deel van de woonkern van Alphen
aan den Rijn. De grondwater- en oevergrondwaterwinning geschiedt met een capaciteit van 2,5 miljoen
m3/jaar.
Stichting Drinkwaterleiding De Elf Gemeenten (7)
Het waterwingebied van de Stichting Drinkwaterleiding
De Elf Gemeenten ligt grotendeels in de provincie Utrecht.
Het bevindt zich aan de noordzijde van Woerden en is on-
51
WATERWINGEBIEDEN
WATERWINQEBIED I
WATERWiNGEBIED
WATÊRW1NGEB1ED III
SPAARBEKKEN
TRANSPORTLEIDING
PROVINCiEGRENS
N
• ;\iïSrr&^&%f
Afbeelding 5.10 Infiltratiegebied in de duinen bij Wassenaar t.b.v. de drinkwatervoorziening
geveer 235 ha groot. Het Zuidhollandse deel heeft oen
oppervlakte van 81 ha en een grondwaterwinning van
3 miljoen m3/jaar.
Goudse Waterleiding Maatschappij N,V, (18)
Aan de rechteroever van de Lek, ten oosten van Krimpen
aan de Lek ligt het waterwingebied van de Goudse Waterleiding Maatschappij, Het gebied heeft een oppervlakte
van 758 ha, waarvan een klein deel buiten de hoofdwaterkering is gelegen. De winning aan grondwater en oevergrondwater is gesteld op een capaciteit van 4 miljoen
rn3/jaar.
Waterleidingbedrijf Oost-Usselmonde (15, 16 en 19)
Het waterleidingbedrijf heeft drie waterwingebieden, waaraan zowel grondwater ais oevergrondwater wordt onttrokken, te weten:
— een waterwingebied (19), gelegen bij Slikkerveer aan
de linkeroever van de Nieuwe Maas. Het heeft een oppervlakte van 394 ha en een productiecapaciteit van
4 miljoen m3/jaar;
— een buiten de hoofdwaterkoring gelegen waterwingebied (18) bij Hendrik-ldo-Ambacht langs de linkeroever
van de Noord, groot 118 ha. De waterwinning heeft
een capaciteit van 2,5 miljoen m3/jaar;
— een waterwingebied van 835 ha (15), getogen tussen
Zwijndrecht en Hendrik-ldoAmbacht langs de linkeroever van de Noord, waar de waterwinning geschiedt
met eert capaciteit van 4,2 miljoen m3/jaar.
Drinkwaterleiding De Alblasserwaard on de Vijfheerenlanden (9, 10, 11 en 17)
Ten behoeve van de drinkwatervoorziening wordt door dit
waterleidingbedrijf grondwater en oevergrondwater onttrokken aars de volgende vier gebieden;
— een waterwingebied (17), gelegen bij Nieuw-Lekkerland
aan de linkeroever van de Lek. Het gebied bestaat voornamelijk uit polderland en uit enige buiten de hoofdwaterkering gelegen gronden. De oppervlakte is 277 ha. De
capaciteit van de waterwinning bedraagt 4,5 miljoen
m3/jaar;
— oen waterwingebied (11), gelegen bij HardinxveldGiessendam aan de rechteroever van de BenedenMerwede. Het gebied heeft een oppervlakte van 56 ha
en bestaat uit polderland en uit buiten de hooklwaterkering gelegen gronden. De waterwinning geschiedt
met een capaciteit van 0,5 miljoen rn;i/jaar;
— een waterwingebied (9), gelegen ten zuiden van Lexmond. Dit. gebied, waar jaarlijks 8 miljoen m;'grondwater wordt gewonnen, heeft een oppervlakte van 66 ha
en bestaat geheel uit polderland;
— een waterwingebied (10), groot 90 ha, gelegen langs
de rechteroever van de Linge. Hei bestaat deels uit
polderland en deels uit stedelijke bebouwing van Leerdam. De capaciteit van de grondwaterwinning bedraagt
1,2 miljoen rn-Vjaar.
Stichting Bronwaterleiding Hoeksche Waard (14)
Ters zuiden van 's-Gravendeel ligt langs de rechteroever
53
van de Dordtsche Kil het waterwingebied van de Stichting
Bronwaterleiding Hoeksche Waard. Het gebied, waar oevergrondwater wordt gewonnen met een capaciteit van 5 miljoen m3/jaar, heeft een oppervlakte van 79 ha en bestaat geheel uit polderland.
Gemeentelijk Energiebedrijf Dordrecht (12 en 13)
De beide waterwingebied en, waaruit door dit waterleidingbedrijf zowel grondwater ais oevergrondwater wordt
onttrokken zijn de volgende:
— het waterwingebied (13), gevormd door het Wantijpark
en een deel van de Oude Stadspolder is gelegen aan
het Wantij. De oppervlakte is 138 ha. De capaciteit van
de waterwinning bedraagt 4 miljoen nWjaar;
— het waterwingebied (12), gelegen nabij Kop van het
Land, langs de Nieuwe Merwede. Het gebied heeft
een oppervlakte van 67 ha en bestaat geheel uit polderland.
N.V. Waterleidingmaatschappij Zuid-West-Nederland (20)
In het duingebied van Goeree-Overflakkee bevindt zich
het waterwingebied van de N.V. Waterleidingmaatschappij Zuid-West-Nederland, groot 895 ha. Het te winnen water wordt voornamelijk verkregen d.m.v. infiltratie met
water uit het Haringvliet. De totale productiecapaciteit bedraagt 3,5 miljoen m3/jaar, waarvan slechts 0,6 miljoen
m 3 uit grondwater bestaat.
Goudse Waterleiding Maatschappij N.V. (8)
Langs de rechteroever van de Lek ligt tussen Schoonhoven en Bergambacht het waterwingebied van de Goudse
Waterleiding Maatschappij. Het gebied, waar grondwater
en oevergrondwater wordt gewonnen, heeft een oppervlakte van 1501 ha en bestaat voornamelijk uit polderland. Met behulp van drie pompstations wordt een
productiecapaciteit bereikt van 12,8 miljoen m3/jaar.
Naast de waterwinning uit de waterwingebied en wordt
ook water aangevoerd uit de in de Brabantsche Biesbosch gelegen spaarbekkens. Dit geschiedt d.m.v. transportleidingen naar de zuiveringsbedrijven van de Drinkwaterleiding Rotterdam te Kralingen en op de Beerenplaat, alsmede naar het zuiveringsbedrijf van het Ge-
54
meentelijk Energiebedrijf Dordrecht ie Dordrecht. De
twee eerstgenoemde zuiveringsbedrijven hebben een capaciteit van 180 miljoen m3/jaar bij gezamenlijk gebruik;
de capaciteit van het laatstgenoemde zuiveringsbedrijf
bedraagt 13 miljoen m3/jaar.
Om in de toekomst de drinkwatervoorziening van de provincie Zuid-Holland veilig te stellen dient de productiecapaciteit van de waterwinning te worden verhoogd,
hetgeen kan geschieden door nieuwe waterwinprojecten
uit te voeren en/of de capaciteit van de bestaande te verhogen en/of nieuwe vormen van waterwinning toe te passen. In verband hiermede is door de stuurgroep
"Integraal onderzoek drinkwatervoorziening" onderzoek
verricht naar de mogelijkheden voor waterwinning en zuivering in en nabij de provincie Zuid-Holland. Aan de hand
hiervan is in het Eindrapport van bovengenoemde stuurgroep onder meer een samenvatting gegeven van aanbevelingen, zoals:
— handhaven van de totale capaciteit van oppervlaktewaterinfiltratie en terugwinning in het duingebied;
— benutten van de bestaande overcapaciteit aan oppervlaktewaterzuivering in Kralingen en op de Beerenplaat;
— handhaven van de huidige grondwaterwinning en
eventueel een beperkte uitbreiding van de winning
van diep grondwater in de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden;
— brakgrondwaterwinning bij Alphen met ontzouting
d.m.v. hyperfiltratie;
— uitbreiding van de oevergrondwaterwinning aan de
noord- en zuidzijde van de Lek;
— mogelijkerwijs een beperkte levering vanuit Weesperkarspel aan het noordoostelijke deel van Zuid-Holland;
— toepassen van diepwaterinfiltratie in het duingebied
en in de omgeving van Den Haag;
— uitbreiding van de transportmogelijkheden vanuit
Gouda naar Alphen (behoeftegebied).
Bovengenoemde aanbevelingen houden verband met de
ontwikkelingen tot het jaar 2010, waarbij naast de behoefte aan drink- en industriewater, vooral ook rekening is gehouden met de belangen t.a.v. het natuurlijk leefmilieu en
de recreatie.
6. HYDROLOGISCHE WAARNEMINGSPUNTEN
6.1
Algemeen
Hydrologische waarnemingspunten zijn meetpunten, aan
de hand waarvan inzicht kan worden verkregen in de waterhuishouding van ons land; zie voor het begrip waterhuishouding paragraaf 6.3 van dit hoofdstuk.
In 1963 werd besloten tot het doen vervaardigen en uitgeven van de kaart "Hydrologische Waarnemingspunten in
Nederland" {schaal 1:100 000). Hierop werden uitsluitend de waarnemingspunter) aangegeven, die betrekking
hebben op de kwaliteitsbeheersing van het water, te weten: peilschalen, peilschrijvers, afvoermeetpunten, regenmeters, evaporimeters, lysimeters en meetplaatsen die
voor de bepaling van het vochtgehalte in de boóe'm van
belang waren. Tevens kwamen erop voor de oppervlaktewateren en grenzen van waterschappen of stroomgebieden alsmede de gebieden waarin ten behoeve Van
waterstaatkundige plannen hydrologisch onderzoek werd
verricht. De kaart volgde de bladindeling van de gelijkschalige topografische kaart en bestond uit 33 bladen.
Blad 29 Antwerpen werd niet uitgegeven, aangezien nagenoeg geen Nederlands gebied erop voorkwam. Bij de
kaart behoorde een losse bladwijzer met legenda en een
aparte lijst, die per blad was samengesteld en nader informatie gaf over de meetpunten, zoals: nummer en naam
van beheerder, plaats, waarnemingsfrequentie en aanvang en einde van de metingen. In 1965 verschenen de
eerste bladen van de kaart en 4 jaar later was heel Nederland rond.
In 1970 diende de kaart te worden herzien. Hoewel op de
kaart de grenzen van stroomgebieden en waterschappen
voorkwamen, gaf deze toch te weinig inzicht in de samenhang van de waarnemingspunten en de waterstaatkundige toestand. Om dit te ondervangen was het noodzakelijk
een kaart te maken, die op een doelmatige wijze in combinatie met de Waterstaatskaart gebruikt zou kunnen worden. In dit verband diende zowel de schaal als de bladindeling gelijk te zijn aan die van de Waterstaatskaart
(schaal 1:50 000). Door bovendien de kaart op transparant papier te drukken werd het mogelijk de Waterstaatskaart als ondergrond te gebruiken, waardoor de samenhang tussen de thema's van beide kaarten goed tot uitdrukking zou kunnen worden gebracht. De hieruit voortvloeiende doublures (wateren, grenzen van waterschappen en stroomgebieden) zouden dan kunnen vervallen,
terwijl de nadere informatie over de waarnemingspunten,
die voorheen op aparte (ijsten moest worden bijgeleverd,
in de vorm van een randschrift naast het kaartbeeid
zou kunnen worden gedrukt. Nog in hetzelfde jaar werd
besloten de kaart in het vervolg op bovenomschreven wijze uit te geven en de herziening van een kaartblad te koppelen aan de herziening van het overeenkomstige blad
van de Waterstaatskaart. Door deze opzet en het feit, dat
de kaart — hoewel afzonderlijk bruikbaar — voor gegevens betreffende de waterstaatkundige toestand afhan-
kelijk was van de Waterstaatskaart, werd deze uitgave
genoemd: Kaart der Hydrologische Waarnemingspunten,
behorende bij de Waterstaatskaart.
Op deze kaart — met een grijze topografische onderdruk,
gelijk aan die van de Waterstaatskaart — zijn in een paarse kleur door middel van symbolen de waarnemingspunten weergegeven. Deze bestaan uit peilschalen, peilschrijvers, afvoermeetpunten, regenmeters, lysimeters, evaporimeters, meetplaatsen voor de bepaling van het vochtgehalte in de bodem en onderzoekgebieden.
In het randschrift werd informatie gegeven omtrent de beheerder, de plaats, de coördinaten volgens de topografische indicatie, het water of de afwateringseenheid waarin het waarnemingspunt is gelegen, alsmede over de aanvang, aantal en frequentie van de waarnemingen. De bewerking van de Kaart der Hydrologische Waarnemingspunten werd gekoppeld aan de reeds in bewerking zijnde
vierde editie van de Waterstaatskaart. De eerste bladen
verschenen in 1971 en de laatste in 1980, uiteraard te zamen met de overeenkomende bladen van de Waterstaatskaart. Deze kaart der Hydrologische Waarnemingspunten,
die tot de vierde editie van de Waterstaatskaart behoort
en als zodanig eveneens uit 110 bladen zou moeten bestaan, is echter niet volledig. Bepaalde bladen, waaronder die van de gehele provincie Noord-Holland, zijn niet
in bewerking genomen, aangezien de betreffende bladen
van de Waterstaatskaart reeds vóór 1971 in druk waren
verschenen.
Deze transparante kaart, die bij het gebruik met de Waterstaatskaart over de laatstgenoemde kaart heen wordt
gelegd, werd ook onder de naam Overkaart, Overlay of
Overlegkaart der Hydrologische Waarnemingspunten gepubliceerd en was ook afzonderlijk verkrijgbaar.
Om de samenhang tussen de kaart met de hydrologische
waarnemingspunten en de Waterstaatskaart te benadrukken, wordt deze overlay in de 5e editie van de Waterstaatskaart uitgebracht onder de naam: bijkaart Hydrologische Waarnemingspunten.
De uitvoering en bewerking van de bijkaart zijn nagenoeg
gelijk aan die van de vorige kaart. Echter zijn van het onderhavige thema de gegevens met betrekking tot de evaporimeters, de lysimeters en de meetplaatsen voor de
bepaling van het vochtgehalte in de bodem komen te vervallen. Deze gegevens zijn evenwel te vinden in het Centraal Zoekarchief, waarop in paragraaf 6.2 nader wordt
ingegaan. In het randschrift van de bijkaart is de informatie over onregelmatig waargenomen peilschalen beperkt
tot de coördinaten en de naam van de beheerder. Van de
overige waarnemingspunten zijn tevens de plaats, aanvang en frequentie van de waarnemingen en eventuele
bijzonderheden vermeld.
Niet meer genoemd is het water of de afwateringseenheid, waarin het waarnemingspunt is gelegen, aangezien
dit direct zichtbaar is bij het gebruik met de Waterstaatskaart (hoofd kaart).
55
De waterstandsinformatie betreffende de rijkswateren behorende tot de landelijke hoofdinfrastructuur van Nederland wordt verschaft door peilschalen en peilschrijvers,
die deel uitmaken van het kernmeetnet. Hiervan wordt in
paragraaf 6.3.1 een beschrijving gegeven en in paragraaf
6.3.2. wordt nader ingegaan op dit peilmeetnet in de provincie Zuid-Hol land.
6.2
plaats op peilschrijverbladen. Van deze registraties worden, wanneer zij van een getijstation afkomstig zijn na
een voorbewerking, de hoog- en laagwaterstanden met
bijbehorende tijdstippen en de uurstanden in computerbestanden opgeslagen. Van registraties afkomstig van
meer- en rivierstations worden de 8h- en 20h-waarden bepaald en eveneens in computerbestanden opgeslagen.
Het Centraal Zoekarchief
Voor het verbeteren van de toegankelijkheid tot de hydrologische meetgegevens wordt sinds 1977 gewerkt aan de
totstandkoming van een Centraal Zoekarchief. Dit zoekarchief, in beheer bij de Dienst Getijdewateren van de
Rijkswaterstaat, zal van alle hydrologische meetstations
e.d. in Nederland de volgende gegevens dienen te bevatten:
— meetplaats (codenummer, coördinaten en naam of beschrijving);
— meetfrequentie;
—• meettijdvak of meetdatum;
— beheerder van het waarnemingsbestand.
In dit zoekarchief zijn de genoemde gegevens van de landelijke archieven van de Dienst Grondwaterverkenning
van het TNO, het Rijksinstituut voor Drinkwater en de
Rijksgeologische Dienst opgenomen. Hetzelfde geldt
voor de overeenkomstige gegevens van regionale archieven van provinciale waterstaatsdiensten, waterschappen,
gemeenten, waterleidingbedrijven, onderzoekinstellingen
e.d. Het informatiemateriaal is per kaartblad 1:50 000 gegroepeerd en per provincie uitgegeven. Dit zoekarchief is
voor nagenoeg heel Nederland gereed.
Inmiddels wordt gewerkt aan de automatisering van het
zoekarchief.
6.3
. d
Waterstandsmeetnetten
»
6.3.1 Inleiding
Het waterbeheer is een taak van de overheid en berust
voor wat betreft de wateren behorende tot het waterhuishoudkundige hoofdstelsel bij de Rijkswaterstaat. Het merendeel van de overige wateren staat onder beheer van
lagere overheden zoals provinciale waterstaatsdiensten
en waterschappen. Het voeren van waterbeheer noemt
men waterhuishouding.
Hieronder wordt verstaan het geheel van onderzoekingen, technische werken en bestuurlijke maatregelen, dat
nodig is om tot een zo doelmatig mogelijke kwantitatieve
en kwalitatieve beheersing van het water te komen. De
hieruit voortvloeiende informatiebehoefte kan worden onderscheiden naar de aspecten operationeel waterbeheer,
onderzoek en waterstaatkundige beschrijving.
Om aan deze informatiebehoefte voor wat betreft de waterstanden te kunnen voldoen, is een meetsysteem ingericht
dat de benodigde gegevens in de rijkswateren, behorende tot de landelijke hoofdinfrastructuur, kan verstrekken.
Het peilmeetnet in genoemde rijkswateren, aangeduid als
kernmeetnet, is opgebouwd uit een net van peilmeetstations, die aan hoge eisen van nauwkeurigheid en betrouwbaarheid voldoen, de zgn. kernmeetstations. Deze
kernmeetstations zijn uitgerust met een peilschrijver, die
de waterhoogte continu registreert; deze registratie vindt
56
Afbeelding 6.1 Regenmeter
Tussen kernmeetstations zijn aanvullende stations gelegen, die eveneens deel uitmaken van het kernmeetnet.
Deze aanvullende stations bestaan in het rivieren- en
merengebied uit peilschalen. De aanvullende stations in
het getijgebied zijn evenals de kernmeetstations uitgerust
met een peilschrijver. Zij zijn doorgaans echter qua
constructie wei eenvoudiger uitgevoerd dan kernmeetstations.
De waterstanden uit het kernmeetnet worden jaarlijks, te
zamen met andere gegevens, gepubliceerd in het zgn.
"Jaarboek der waterhoogten, afvoeren, watertemperaturen en windgegevens". Voor iedere tienjarige periode
(1971-1980, enz.) verschijnt een "Tienjarig Overzicht",
dat een samenvatting biedt van de inhoud van de betrokken tien jaarboeken en verder aanvullende gegevens verstrekt.
Voor een aantal Nederlandse getijstations worden zgn.
getijtafels samengesteld, die voornamelijk de tijdstippen
en standen van hoog- ©n laagwater volgens het "astronomische" getij (d.i, het getij zonder aanmerkelijke weersinvloeden) bevatten. Deze getijtafels worden berekend met
behulp van de betrekkingen tussen de getijgegevens van
de stations en de astronomische grootheden en wel volgens een zgn. culminatiemethode. Deze methode, zeer
kort aangeduid in de jaarlijkse uitgave "Getijtafels voor
Nederland" is uitgebreid beschreven in: "Getijtafels voor
Nederland" vanaf 1980 (lit.28).
In eerdergenoemde uitgave staan voor wat betreft ZuidHolland de getijtafels voor Dordrecht,,Haringvlietsluizen,
Hoek van Holland, Rotterdam en Scheveningen volledig
afgedrukt.
Het ligt in de rede in de bestaand© en toekomstige informatiebehoeften te voorzien door een samenhangend informatiesysteem, aangeduid met de naam LAWIS ( - Landelijk Waterkundig Informatiesysteem), dat de vaste waarnemings-, meet- en bemonsteringsplaatsen in de rijkswateren omvat.
in de provincie gelegen dee) van de Noordzeekust, het
Benedenrivierengebied (getijgebied) en het Haringvlietbekken; zie afbeelding 6.3.
In het Benedenrivierengebied wordt de waterbeweging
voornamelijk beïnvloed door de via de Nieuwe Waterweg
binnendringende getijstromen enerzijds en door de oppervlaktewaterafvoer van de Rijn via de Lek anderzijds.
Het Haringvlietbekken is het gedeelte van de benedenrivieren waar een geringe invloed vanuit zee {via Spui en
Dordtsche Kil) optreedt en een van oost naar west afzwakkende invloed van de afvoeren van Rijn en Maas.
De aard en omvang van de gegevensinwinning hangt samen met de waterhuishoudkundige functie en betekenis
van het betreffende gebied.
Van bepaalde peilmeetstations worden de gegevens
rechtstreeks op een aantal plaatsen d.m.v. een afstandsschrijver gepresenteerd. Deze informatie kan dienen voor
operationeel beheer (het bedienen van sluizen, dijkbewaking), maar ook voor de berichtendiensten. Verder is vooral
de Stormvloedwaarschuwingsdienst (SVSD) van belang.
Deze dienst dateert al van 1921, maar werd na de stormvloedramp in 1953 gereorganiseerd en organisatorisch
ondergebracht bij de directie Waterhuishouding en Waterbeweging van de Rijkswaterstaat, thans bij de Dienst
Getijdewateren.
Wanneer er belangrijke verhogingen van de waterstand
worden verwacht, waarschuwt het KNMI de Rijkswaterstaat. Deze kan dan besluiten tot het houden van een zitting van het zgn. waarschuwingsbureau en vervolgens zo
nodig tot het in werking stellen van de waarschuwingsprocedure. Het waarschuwingsbureau treedt tevens op
als inlichtingencentrum.
Ten behoeve van de SVSD is de kust van Nederland in
een vijftal sectoren verdeeld. Zuid-Holland valt onder de
sectie West-Holland met als basisstation Hoek van Holland. Naast de vijf kustsectoren is er nog de sector Dordrecht, die ingesteld is na de afsluiting van het Haringvliet.
De waterstanden te Dordrecht zijn behalve van de getijbeweging op de Noordzee mede afhankelijk van de afvoer van de Rijn en van het spuiprogramma van de
Haringvlietsluizen. Behalve aan het basisstation wordt
ook de waterstand aan andere, zgn. nevenstations, door
middel van afstandschrijvers in het waarschuwingsbureau gepresenteerd. Voor de verschillende stations zijn
B- en U-peilen vastgesteld, die als maatstaf dienen voor
het verzenden van een zgn. B-telegram (advies voor beperkte dijkbewaking) resp. U-telegram (advies voor uitgebreide dijkbewaking). Deze B- en U-peilen zijn zowel
gebaseerd op een globale frequentiebeschouwing als op
de algemene toestand van de waterkeringen in de sector.
Voor het verzenden van de telegrammen, dat in nauw
overleg met de PTT geschiedt, bestaat een uitgebreide
procedure. Deze wordt hier niet verder beschreven.
Afbeelding 6.2
Peitecftaaf
6.3,2 tHet waterstandsmeetnet in het hoofdsysteem in de
provincie Zuid-Hoiland
Het hoofdsysteem in de provincie Zuid-Holland omvat het
Naast het kernmeetnet is een groot aantal meetopstellingen geplaatst t.b.v. de in uitvoering zijnde Deltawerken.
Deze meetopstellingen maken deel uit van het project
HISTOS van de Deltadienst. Het HISTOS-project (Hydrometeo Informatie Systeem Oosterschelde) beoogt alle benodigde hydrologische en meteorologische informatie te
verschaffen, die nodig is tijdens de bouw van de Oosterscheldewerken.
57
••••i
CD
3'
<Q
P>
CO
m
#
I
CO
5'
*#i.*Ht#«(*1MHlil'J|f
ïl»#tï<iiiil4ti|«
*»# I|l»(B«i##lH»ifiMl»«*H*#j|!i!#
l
ai • • mi» iitt m # • «miHin «ie * # • • *
* # « i # # * i | # t > # » -Si
*••*mmmmmm
•••(«••ft»*'
• • « * * * # # # * » * f **#iiit, •iinniisi»«#»#|||li»i|,
ii«ü>»iill
!•••••*#•*-•—*
l»#»ii|i#t*(i«#auii
ïi
-• •
X -
-<
7.
7.1
WATERSCHAPPEN
Algemeen
De vroegste bewoners van Nederland moesten hun
grondgebied door middel van bedijkingen op het water
veroveren. Teneinde deze specialistische taak zo goed
mogelijk te realiseren ontstonden hiervoor rond het jaar
1200 aparte organen, de waterschappen. Niet alleen het
ontstaan, maar ook het behoud van het noorden en
westen van Nederland zijn voor een belangrijk deel aan
de werkzaamheden van deze instellingen te danken,
Doordat veel kleine gebieden een eigen waterschapsbestu ur hadden, liep het aantal waterschappen in de loop
der jaren sterk op. In het jaar 1937 telde ons land 2838
waterschappen. Om tot een efficiënte uitoefening van
hun takenpakket te komen, bleek samenwerking onvermijdelijk. Als gevolg hiervan verdwenen in de laatste 50
jaren veel kleine waterschappen, om plaats te maken
voor waterschappen met een groter beheersgebied. In
het jaar 1970 was het aantal waterschappen in ons land
teruggelopen tot 1275.
Rond 1975 namen de belangstelling en de discussies
rond de waterschapsconcentraties toe. Redenen hiervoor
waren:
a. het verschijnen van het rapport "Het waterschap en
zijn toekomst" van de studiecommissie waterschappen.
Hierin wordt geconcludeerd dat, wil men tot een goede functionering van de waterbeheersing in Nederland
komen, het land dient te worden ingedeeld in een aantal hoofdwaterschappen, die waterstaatkundig op de
grote wateren aansluiten en één of meer stroom* of
boezemgebied en omvatten;
b. de plannen rond de provinciale herindeling van Nederland, wat ook de nodige konsekwenties voor de waterschappen zou hebben;
c. het belasten van de waterschappen met de zorg voor
het kwaliteitsbeheer per 1 januari 1975. Wilde dit effectief gebeuren, dan zouden verdere concentraties dan
tot dan toe doorgevoerd waren, nodig zijn.
Als gevolg van dit alles zette de waterschapsconcentratie
zich voort en liep het aantal waterschappen terug van 577
(1978) naar 214 (1982).
7.1.1 Wat is een waterschap?
Een waterschap is een publiekrechtelijk lichaam dat is
opgericht voor een bepaald gebied ter behartiging van
één of meer al dan niet nader omschreven waterstaatsbelangen in dat gebied.
Krachtens artikel 206 van de Grondwet hebben de Staten
der provinciën het toezicht op de waterschappen. De Staten zijn bevoegd met goedkeuring van de Kroon In de
bestaande inrichtingen en reglementen van de water-
schappen veranderingen aan te brengen, waterschappen
op te heffen, nieuwe op te richten en nieuwe reglementen
vast te steden. Tot veranderingen van de inrichtingen of
reglementen kunnen de waterschapsbesturen voorstellen aan de Staten der provinciën doen. Het waterschap
heeft verder de bevoegdheid regels vast te stellen, die
eventueel onder politiedwang moeten worden nageleefd.
Deze zogenaamde verordeningen en keuren mogen alleen bepalingen bevatten die nodig zijn voor de juiste behartiging van de aan het waterschap toevertrouwde
belangen (art. 207 v/d Grondwet).
In het algemeen kunnen aan de waterschappen de volgende taken worden opgedragen:
— de zorg voor de waterkeringen als bescherming van
het achterliggende land tegen het buitenwater; zij
bestaat uit de instandhouding van duinen, zee- en rivierdijken, alsmede van boezem- en polderkaden;
— de zorg voor ds kwantitatieve waterbeheersing (peilbeheersing) door afvoer of aanvoer van respectievelijk
overtollig water in natte en suppletiewater in droge
perioden;
— per1 januarï 1975 zijn zij bij KB nr. 39 van 18 juni 1974
belast met de zorg voor de kwalitatieve waterbeheersing door zuivering van afvalwater (actieve zuivering),
en het verlenen, intrekken of weigeren van vergunningen om afvalwater te lozen (passieve zuivering), in het
Provinciaal Blad nr. 162 van 1980 wordt voor de provincie Zuid-Holland uitgebreid op dit onderwerp ingegaan;
— de zorg voor wegen, hetgeen echter vaak als een oneigenlijke waterschapstaak wordt beschouwd;
— als bijzondere taak de zorg voor de vaarwegen.
Het is niet mogelijk om een precieze taakafbakening te
geven voor de waterschappen; vaak is dit een nauw samenspel tussen het waterschap aan de ene kant en Rijk,
provincie en in sommige gevallen gemeenten (bijvoorbeeld bij havenkaden) aan de andere kant.
Om deze taken naar behoren te kunnen verrichten zijn de
nodige waterstaatswerken uitgevoerd, die als regel door
het waterschap worden beheerd en onderhouden.
7.12
Het waterschap op de Waterstaatskaart
Op de hoofdkaart van de Waterstaatskaart worden alleen
de waterschappen met een kwantitatieve beheerstaak
weergegeven. Dit geschiedt door zowel de naam als de
beheersgrens van het waterschap in bruin in het kaartbeeld op te nemen.
De beheersgrens van een waterschap bestaat uit een
streeplijn; de beheersgrens van een overkoepelend waterschap wordt weergegeven door een haakjesgrens,
waarbij de naam in hoofdletters in de kaartrand wordt
gezet.
59
Tabel 4:
Algemene gegevens der waterschappen
naam waterschap
Hoog heem raadschap
Amstelland
De Proosdijlanden
Hoogheemraadschap van
Rijnland
opgericht kategorie
aantal
distr.
kadastrale grootte
in ha
provinciale
besluiten
bestuurszetel
1975 no. 3198
Amsterdam
1976 no. 3212
1976 no. 3213
1976 no. 3214
1980 no. 3297
1966 no. 2878
1966 no. 2882
1966 no. 2883
1966 no. 2903
1972 no. 3092
1973 no. 3153
1975 no. 3190
1977 no. 3231
1977 no. 3232
1977 no. 3233
1979 no. 3268
1979 no. 3269
1981 no. 3300
1978 no. 3254
1978 no. 3259
1981 no. 3291
1981 no, 3309
1978 no. 3253
1978 no. 3258
1981 no. 3295
1981 no. 3308
1978 no. 3257
1978 no, 3262
1979 no, 3272
1981 no, 3294
1981 no. 3211
1978 no. 3256
1978 no. 3261
1981 no. 3293
1981 no. 3310
1978 no. 3255
1978 no. 3260
1980 no. 3280
1981 no. 3292
1981 no. 3307
1968 no. 2942
196£lno. 2950
1970 no. 3028
197üno, 3121
1972 no. 3122
1975 no. 3204
1975 no. 3207
1976 no. 3219
1979 no. 3273
1980 no. 3289
1981 no. 3304
1981 no. 3305
1967 no. 2923
19613 no. 2944
1968 no. 2951
1970 no. 3047
1971 no. 3055
1973 no. 3154
1976 no. 3217
1980 no. 3290
1966 no. 2894
1971 no. 3039
1971 no. 3060
1975 no. 3186
Amstelhoek
1872
II, II
5
±30000, waarvan
1-5-1976
I
4
1800 In Zuid-Holland
16040, waarvan ± 2000
in Zuid-Holland
1857
I, II, II
IV
113000, waarvan
71190 in Zuid-Holland
De Aarlanden
1-1-1979
I
10700
De Oude Veenen
1-1-1979
I
7400
De Ommedijck
1-1-1979
I
5400
Noordwouóe
1-1-1979
I
6100
De Gouwelanden
1-1-1979
I
10600
Hoogheemraadschap van
Delfland
1852
I, II, IV
Hoogheemraadschap van
Schieland
1851
II, IV
Grootwaterschap van
Woerden
1857
I, IV
60
7
41269
20963
± 17690, waarvan
± 7918 in Zuid-Holland
Leiden
Ter Aar
Roelofarendsveen
Zoetermeer
Hazerswoude-Dorp
Boskoop
Delft
Rotterdam
Woerden
naam waterschap
Hoogheemraadschap van
de Krlmpenerwaard
opgericht kategorie
1855
aantal
dfstr.
I. II
kadastrale grootte
In ha
provinciale
besluiten
13579
Krimpen aan den
Ussel
1859
, II
1968 no. 2962
1971 no. 3091
1972 no.3134
1974 no.3179
1979 no.3270
1981 no. 3301
1973 no. 3156
1975 no.3199
1971 no. 3112
1975 no, 3194
1976 no. 3223
1971 no. 3115
1975 no. 3197
1976 no.3225
1971 no. 3114
1975 no.3196
1976 no.3226
1968 no.2949
1968 no. 2954
1975 no. 3200
1975 no. 3209
1968 no. 2948
1966 no. 2953
1981 no. 3296
1973 no.3136
1975 no.3206
1976 no. 3221
1979 no.3271
1981 no. 3302
1966 no.2890
1967 no. 2908
1967 no. 2910
1968 no. 2940
1969 no. 2979
1972 no. 3110
1972 no. 3111
1975 no. 3208
1981 no. 3299
1981 no. 3303
1968 no.2949
1968 no.2954
1975 no.3200
1975 no.3209
1977 no. 3240
1977 no. 3241
1977 no. 3243
1980 no, 3278
1980 no. 3279
1980 no. 3276
1980 no. 3277
1981 no. 3206
1917 no.1373
1862
1863
1859
1858
1859
,
,
,
,
,
1862 no. 551
1863 no. 621
1957 no. 2430
1952 no. 2109
1924 no. 1556
Zuidland
Dordrecht
Vianen
Krimpen a.d. Ussel
Lexmond
1859
, II
1967 no. 2936
Everdingen
1872
, II
1927 no. 1622
Gorinchem
1-1-1981
IV
Dordrecht
1-1-1976
IV
1980 no.3274
1980 no. 3275
1980 no. 3285
1981 no. 3312
1981 no. 3313
1975 no. 3209
1981 no. 3288
Lopikerwaard
1-1-1974
Hoogheemraadschap
Groot Alblasserwaard
1-1-1972
De Overwaard
1859
De Nederwaard
1858
3
12
4
4
± 13800 waarvan
3273 in Zuid-Holland
38037
13180
12028
De Vijfheerenlanden
1-1-1972
Polderdistrict Tielerwaard
1-1-1969
I, II
Usselmonde
1-1-1974
I,
De Brielse Dijkring
1-6-1954
23541
1952
73714, waarvan
13218 in Zuid-Holland
De Groote Waard
1-1-1978
28500
Goeree-Overflakkee
1-1-1981
22500
Waterschap van de Linge
Polder De Eendragt
Polder Zuidoord (oost,
deel)
Polder Stededijk
Polder De Uiterwaarden
Stormpolder
Polder Kersbergsche en
Achthovensche Uiterwaarden
Polder De GoHberdinger en
Everdinger Uiterwaarden
Polder De Dordtsche
Avelingen
Zuiveringsschap Hollandse
Eilanden en Waarden
Zuiveringsschap Rivierenland
bestuurszetel
4
12305
17867, waarvan
746 in Zuid-Hofland
13068
II
II
li
II
I!
115, waarvan 80 in
Zuid-Holland
Jaarsveld
Gorinchem
Noordeloos
Aiblasserdam
Geldermalsen
Tiei
Barendrecht
Brielle
Geldermalsen
Klaaswaal
Middelharnis
Vianen
Tiel
61
7.2
Waterschappen in de provincie Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland heeft een gevarieerd waterstaatkundige structuur. Deze bestaat uit vasteland ten
noorden van de Hollandsche IJssel, de Nieuwe Maas en
de Nieuwe Waterweg, uit waarden met het bekende slagenlandschap en uit in het deltagebied gelegen eilanden.
Het vasteland wordt gevormd door duinen en uitgestrekte
boezemgebieden, waarin boezemland, verveende polders
en droogmakerijen voorkomen. De waarden bestaan uit
een strook lager gelegen grond dat door waterkeringen
langs de grote rivieren tegen hoge rivlerstanden moet
worden beschermd. De eilanden zijn indertijd vooral ontstaan door opeenvolgende bedijkingen of inpolderingen
van slikken en gorzen. Dit had tot gevolg dat ook het
waterschapswezen in deze gebieden op verschillende
wijzen tot stand is gekomen en zowel polders als waterschappen werden opgericht. Alvorens hier verder op in te
gaan, verdient het aanbeveling de hier gebruikte begrippen polder en waterschap nader toe te lichten. In het algemeen is een polder een gebied, waarvan de wateren
door dijken, kaden of op andere wijze zijn gescheiden van
de buiten dat gebied gelegen wateren en waarvan de waterstand wordt beheerst door middel van kunstwerken.
Deze polders hadden ieder hun eigen bestuur, gevormd
door of uit de ingelanden, waardoor het begrip polder
naast een waterstaatkundige ook een administratieve betekenis kreeg. Voor een polder in deze laatste betekenis
wordt, sinds de grondwetsherziening van 1848, echter de
voorkeur gegeven aan de term waterschap. De belangrijkste zorg, de kering van het buitenwater en de afwatering via de grote boezems, berust voor wat betreft het
vasteland en de waarden van oudsher bij enkele grote
overkoepelende waterschappen, genaamd "hoogheemraadschappen". Op de eilanden waren de afzonderlijke
polders gedurende lange tijd met de verschillende be-
heerstaken belast. Ook hier gold echter, dat voor een
juiste uitoefening van de zorg voor de waterkeringen de
oprichting van overkoepelende waterschappen onontbeerlijk was.
De geschiedenis over de totstandkoming van het waterschapswezen in de provincie Zuid-Holland is in de eerste
uitgave (1937) van deze beschrijving beknopt weergegeven. Tevens is in deze eerste uitgave een hoofdstuk gewijd aan de verveningen en droogmakerijen die in de loop
der eeuwen tot stand zijn gekomen. De tweede uitgave
(1967) geeft onder meer een samenvatting van de algemene gegevens van de polders en waterschappen naar
de toestand op 1 januari 1966, nader toegelicht door middel van kaartjes en tabellen.
Toelichting op tabel 4
De indeling in districten (kolom 4) is uitsluitend aangebracht voor een juist verloop van de administratieve gang
van zaken (zie paragraaf 7.2.2); waterstaatkundig gezien
heeft zij geen enkele functie.
De romeinse cijfers in kolom 3, onder "kategorie" hebben de volgende betekenis:
I = waterschappen met een algemene taak;
II = waterschappen belast met de zorg voor de waterkeringen;
III = waterschappen belast met het boezembeheer;
IV = waterschappen belast met het kwaliteitsbeheer
der oppervlaktewateren.
Kolom 6 geeft een opsomming van alleen die provinciale
bladen die betrekking hebben op het vaststellen of wijzigen van bijzondere reglementen voor de waterschappen
en die na 1 januari 1966 in werking zijn getreden.
De kadastrale grootte van het waterschap, vermeld in
kolom 5 is overgenomen uit de provinciale almanak ZuidHolland 1982.
Afbeelding 7.1 Hoofdwaterkering langs de Hollandsche IJssel bij Moordrecht
62
7.2.1 Reglementen
Het waterschapswezen in de provincie Zuid Hofland kent
de begrippen polders en waterschappen. In het Algemeen Polderreglement (zie par. 8.3) wordt onder polder
verstaan de instantie die belast is met de zorg voor alle
waterstaatsbelangan van een bepaald poldergebied (zie
ook par, 7.2), voor zover de zorg voor enig waterstaatsbelang niet is opgedragen aan een daartoe speciaal opgericht waterschap. De benaming waterschap wordt in het
bijzonder gegeven aan die instanties, die uitsluitend belast
zijn met de zorg voor een of meer met name genoemde
waterstaatsbelangen, zoals: dijkbeheer, boezembeheer,
beheer van vaarwegen, de zorg voor bemalingen enz.
De geheel in Zuld-Holland gelegen polders zijn of worden
opgericht bij Bijzonder Reglement; voor elk waterschap is
of wordt een reglement vastgesteld. In deze reglementen
zijn onder meer bepalingen opgenomen omtrent de taak,
de omvang van het gebied, de indeling in districten en de
samenstelling van het bestuur. Op de polders is tevens
van toepassing het Algemeen Polderreglement, dat onder
meer bepalingen bevat omtrent de ingelanden en het
stemrecht, de samenstelling, rechten en plichten van het
bestuur, alsmede het vaststellen van keuren of politieverordeningen en van de peilbesluiten. Het Algemeen Polderreglement is eveneens van toepassing op de waterschappen, voor zover zulks In het reglement is bepaald.
De Reglementen en Bijzondere reglementen worden afgekondigd in het Buitengewoon Provinciaal Blad, dat van
een doorlopend nummer is voorzien.
Utrecht liggen, waren voorheen twee reglementen vastgesteld, namelijk: Reglement A voor polders grotendeels
in Zuid-Holland en Reglement B voor polders grotendeels
in Utrecht gelegen, Bij gemeenschappelijk besluit van de
Provinciale Staten van Zuid-Holland en die van Utrecht
van respectievelijk 17 en 23 juni 1973 werd het Algemeen
Reglement B ingetrokken en Utrechts Waterschapsregïemenl mede van toepassing verklaard op die waterschappen.
Tengevolge van dit besluit werd het Algemeen reglement
A eveneens ingetrokken en gold sindsdien voor de betreffende polders het Algemeen Polderreglement.
Afbeelding 7.3 Gemaal "Witteburg" te Goedereede
7.2.2 Bestuur
Afbeelding 7,2 Aankondiging van een schouw
Het Algemeen Polderreglement is laatstelijk herzien bij
besluit van Gedeputeerde Staten van 7 november 1973
en opgenomen in het Buitengewoon Provinciaal Blad van
Zuid-Holland 1973, nr. 3155. Een wijziging van dit herziene reglement is opgenomen in het Buitengewoon Provinciaal Blad 1976, nr. 3218.
Voor de waterschappen die gedeeltelijk in de provincie
Het bestuur van een waterschap bestaat uit een algemeen bestuur (de verenigde vergadering), een dagelijks
bestuur en een dijkgraaf. De dijkgraaf is voorzitter van
beide besturen. Hij is belast met de dagelijkse leiding van
het waterschap en draagt zorg voor de uitvoering van de
in het dagelijks bestuur en in de verenigde vergadering
genomen besluiten. Het dagelijks bestuur berust bij de
dijkgraaf en een aantal heemraden (hoogheemraden bij
een hoogheemraadschap). Dijkgraaf en (hoogheemraden worden uit aanbeveling van de verenigde vergadering door de Kroon benoemd voor de tijd van zes jaar, dan
wel geschorst of ontslagen. De (hoog)heemraden vertegenwoordigen respectievelijk de zakelijk gerechtigden tot
de gebouwde en ongebouwde onroerende goederen. Het
dagelijks bestuur oefent de uitvoerende macht uit en is
verantwoording schuldig aan de verenigde vergadering.
De verenigde vergadering oefent de wetgevende macht
uit en is samengesteld uit dijkgraaf en (hoog)heemraden,
aangevuld met een aantal hoofdingelanden. De hoofdingelanden worden eveneens voor de tijd van zes jaar gekozen of benoemd. Gekozen door en uit een groep
personen, ingelanden genaamd, voor wat betreft de vertegenwoordiging van respectievelijk gebouwd en ongebouwd onroerende goederen. Benoemd door of vanwege
de daarvoor aangewezen bestuurcolleges (gemeenten,
63
bedrijfsleven e.d.) voor wat betreft het kwaliteitsbeheer.
Naast iedere gekozen of benoemde hoofdingeland wordt
tegelijkertijd een hoofdingeland-plaatsvervanger gekozen
of benoemd. In een waterschap kan een bepaald aantal
afdelingen of districten onderscheiden worden (zie label 4).
Deze districten hebben élk een districtsbestuur, die over
het algemeen befast zijn met de dagelijkse zorg voor de
waterbeheersing, alsmede met de sehouwvoering over
de gewone watergangen en kunstwerken, Ze vormen onder meer de kieskringen voor de verkiezingen van de
hoofdingelanden en de hoofdingelandenplaalsvervangers. Hef aantal (hoogheemraden en hoofdingelanden is
per waterschap afhankelijk van de grootte, de taak en de
waterstaatkundige structuur van dat waterschap en van
het aantal ingelanden in dat waterschap. In de provincie
Zuid-Holland varieert dit aantal respectievelijk van vier tol
zes voor de (hoog)heemraden en van tien tot zesendertig
voor de hoofdingelanden.
betekent dit in feite het opgaan van da polders in de overkoepelende waterschappen. Op 1 januari 1966 werden
volgens de tweede uitgave van deze beschrijving in de
provincie Zuid-Holland nog 520 gereglementeerde polders en waterschappen geteld, Dat het aantal waterschappen in de loop van 30 jaar met ruim 100 was
verminderd, was een gevolg van incidentele samenvoegingen of opheffingen, niet van systematische concentraties. Tot dusver hadden concentraties slechts betrekking
op de zorg voor de kering van het buitenwater, die voor
wat betreft het vasteland en de waarden van oudsher berustte bij de hoogheemraadschappen. Op de eilanden
heeft deze zorg pas in een later stadium geleid tot. de
oprichting van overkoepelende waterschappen (dijkringen),
zodat de tot dan bij een groot aantal waterschappen berustende dijkzorg bij deze nieuwe waterschappen werd
ondergebracht. Aanleiding daartoe was de mening dat de
verdeling van de financiële lasten voor het dijkonderhoud
niet meer aan die eiser» van redelijkheid voldeed. Ook de
grotere bestuurskracht en het grotere financiële draagvlak vormden motieven voor deze concentraties. Binnen
deze waterschappen echter bleven de inliggende polders
belast met de zorg voorde waterbeheersing. In 1965 kon,
hoewel het nog steeds een incidenteel geval betrof, eigenlijk pas voor het eerst gesproken worden over een polderconcentratie volgens het beoogde doel. In dat jaar werden op Goeroe een zestal polders opgeheven en samengevoegd tot het waterschap polder Goeroe (BPB 1965,
nr. 2885).
:r
^SMp:£S:
, : .
••E
; U
,
M=;::
=-==!=::••'
.'
Afbeelding 7,4 Gemaal "De Antagonist" te Leidschen.,
dam
7.2.3 Waterschapsconcentraties
De eerste uitgave (1937) van deze beschrijving vermeldt
een bestand van in totaal 633 gereglementeerde polders
en waterschappen in de provincie Zuid-Holland met oppervlakten variërend van 4 tot 100 000 ha, Om tot een
optimale waterstaatkundige toestand te komen bleek het
ook hier noodzakelijk, om evenals elders in Nederland,
kleine waterschappen samen te voegen tot grote draagkrachtige waterschappen. Voor de provincie Zuid-Holland
84
Afbeelding 7,5 Schutsluis mei ophaalbrug te Leidschen....
dam
Drie jaren later werd de polder De Dordtse Waard gevormd door samenvoeging van een vijftal polders (BPB
1988, nr. 2963). Hierna zijn 'm een korte periode in de verschillende gebieden omvangrijke polderconcentraties tot
stand gebracht. In 1971 besloten Provinciale Staten tot
reorganisatie van het waterschapsbestel op de waarden
Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden, alsmede op de
eilanden Voorns-Putten en Rozenburg. Het resultaat van
dit besluit was, dat op bovengenoemde waarden een dijkwa-
terschap, het hoogheemraadschap Groot-Alblassorwaard,
werd gevormd (BPB 1971, nr. 3112). Dit hoogheemraadschap was belast met de zorg voor het gehele gebied.
De rsegenerweerlig inüggende polders werden samengevoegd tot een drietal waterschappen, namelijk De Vijfhserenlanden (BPB 1971, rtr. 3113), De Nederwaard (FJPB
1971, rw. 3114) en De Overwaait! (BPB 1971, nr. 3115) ter
behartiging van de waterbeheersing in dat gebied.
Op de eilanden Voorne-Putten en Rozenburg werderi aart
het dijkheherencte waterschap Os Brietse Dijkring de taken van tweeëndertig polders opgedragen, die daardoor
als administratieve bestuurseenhecien kwamen (e vervallen, {BPB 1971, nrs. 3110 en 3111}. Op Raktee werden
in 1972 alle polders en waterschappen, negentien in totaal, opgeheven en werd de naam van het overkoepelende waterschap 13e Dijkring Flakkee gewijzigd in waterschap Fiakkes (BPB 1972^ nr. 3109)*' Aan het eind van
hetzelfdfvjaar verdwenen de laatste negen poid&rs binnen het hoogheemraadschap van SchielancT(BPB 1973,
nr. 8154). Hetzelfde gebeurde op Usselmonde en in de
Hoeksehe Waard. Daar werden in 1973 alle zevenenveertlg inliggende polders en watss'schappen opgeheven en
de namen van de betreffende overkoepelende waterschappen Dijkring IJsselmonde en Dijkring Hoeksehe Waard
gewijzigd in respectievelijk waterschap Usselmonde {BPB
1973, nr, 3136) en waterschap De Hoeksehe Waard (BPB
1974, nr. 3180). In 1974 volgden de Krimpenerwaard en
Delfland met de opheffing van de nog overgebleven elf
polders in het hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard (BPB 1974, nr. 3179) en zestig polders in het hoogheemraadschap van Delfland (BPB 1975, nr. 3179),.
Ten aanzien van de gebieden gelegen in de provincies
2uid-Holland en Utrecht werd door de betreffende Provinciale Staten het volgende gemeenschappelijk besloten:
— in hot gebied Lopikerwaard op te heffen het hoogheemraadschap van den Lekdijk Benedendams en
van den IJsseldam, de waterschappen De Hooge Boezem achter Haastrecht en De Enge) Ussei en Lopikerwetering, alsmede drieëntwintig gereglementeerde
polders en in plaats hiervan op te richten het waterschap Lopikerwaard (BPB 1973, nr. 3156);
in het gebied Woerden op te heffen de vijfentwintig
polders in het Groot-Waterschap van Woerden (BPB
1975, nr. 3188);
in hef gebied Amsteliand op te heffen het grootwaterschap De Ring der Ronde Venen, het waterschap
Kromme Mijdrecht en nog negentien polders en waterschappen en op te richten het waterschap De Proos«panden {BPB 1975, nr. 3212; 1976, nrs. 3213 en
321-1)In ai deze gevallen werd de taak van de polders of waterschappen, in het bijzonder die van de waterbeheersing,
opgedragen aan het overkoepelende waterschap.
!n 1978 werd door de Provinciale Staten van NoordHolland en Zuid-Holland besloten tot reorganisatie van
het watecschapsbestel in hetZuidhollandss deei van Rijnland. Het gevolg hiervan was, dat in het poldergebied van
het hoogheemraadschap van Rijnland achtennegentig
polders verdwenen. Binnen Rijnland ontstond waterschap
Groot-Haarlemmermeer, dat geheel binnen het waterkwaliteiisheheersgebied valt. De poidertaken voor dit gebied
werden opgedragen aars vijf nieuwe iniiggende waterschap-
.-fV'.»1,^ ".il*
,'
'ï"Vn
l'i'V
'•'
il'
{?
I"'
I
Afbmlding 7.6 Dmw&QBtuls te Gouda
65
pen, te weten: De Oude Veenen (BPB 1978, nr, 3253), De
Aarïanden (BPB 1978, nr. 3254), De Gouwelanden {BPB
1978, m. 3255), Noordwoude (BPB 1978, nr. 3256) en De
Ommodijck (8PB 1970, nr. 3257).
Een jaar later werden op de geestgronclen de drieënveertig polders opgeheven (BPB 1979, nr. 3269) en kwam de
micro-waterhuishouding van dat gebied ten laste van het
hoogheemraadschap. Door de samenvoeging in 1977 van
de polder De Dordtse Waard en het waterschap De Hoek»
sche Waard tot het waterschap De Groote Waard (BPB
1977, nr. 3240) en de samenvoeging in 1980 van de polder Goeree en het waterschap Flakkee tot het waterschap
Goeree-Overflakkee (BPB 1980, nr. 3276) is het aantal
waterschappen in de provincie Zuid-Holland tot drieëntwintig teruggebracht; hiervan zijn er zeven iriter-provinciaal. Verder komen in deze provincie nog acht buiten de
hoofdwaterkaring gelegen polders (buitenpolders) voor en
üesenveertig ongereglementeerde polders, die voornamelijk
eigendom zijn van gemeenten en particulieren.
'
•"
• • : . - j
) • • •
-
^
i
.
•
•••
"!••
•
•
• . :
,
v
•..•
Jil&$ÈM
" :*•.}•
: ' • •
" • ' • ; ; ; • • ,
-•'•>••
Teneinde een landelijke, gestructureerde aanpak in de
strijd tegen de vervuiling te bevorderen, werd hierover in
1964 een wetsontwerp aan de Tweede Kamer aangeboden en in 1970 werd de wet verontreiniging oppervlaktewateren van kracht. In de wet wordt het lozen van
verontreinigende stoffen zonder vergunning strafbaar gesteld, terwijl tevens is bepaald, dat voor het lozen van afvalwater belasting zal moeien worden betaald, de zogenaamde verontreinigingsheffing,
Volgens de wet is het Rijk belast met het toezicht op do
kwaliteit van het water op de grote rivieren, het Usselmeor, de zeearmen en de zee tot drie kilometer uit de
kust. De provincies zijn verantwoordelijk voor de waterkwaliteit in hun gebied.
Voor de uitvoering van deze taak schakelden de provincies veelal de waterschappen in, Als gevolg hiervan zijn
er de laatste jaren nieuwe waterschappen ontstaan, die
uitsluitend zijn beiast met de zorg voor de waterkwaliteit,
de zogenaamde zuiveringsschappen.
Voor wat de provincie Zuid-Holland betreft, werd in 1978
een voorstel aangenomen om voor het zuiden van de provincie een zuiveringsschap op te richten en om in afwachting van een studie over een eventuele integratie van de
hoogheemraadschappen Delfland en Schieland de
bestaande situatie in de waterschappen voorshands te
' ••'
: . . • . '
.
• . ' ; . . ; ; „
'
.
•
- . ' . • : • . > •
'••••••.;:ü.i;-v--:.:/..-
'.•'<ï••'',
Afbeelding 7.7
.'••!'•
O
ï ï > } '
1
:
•
.
1
. !
•
i
•
'
:
:
•
•
- > s
-
•
1
•
•
•
.
.
•
•
ï i r ' . , . -
K' ••'•!::•:••:•.
.
i
•
• . " . • • • . ^ ~ . - .
, _
'
•".'•
• . • • • . ; • . • • ; ; > : : . • . • !
:
: ^ - ï ^ M S ' ï
Graven van een watergang
7.2- 4 Wa tei'kwa liteits beheer
Een nieuwe taak, waarmee de waterschappen zijn belast
sinds het verschijnen van de tweede uitgave van de provinciale beschrijving van Zuid-Holland (1967), is de zorg
voor de kwaliteit van het water,
Door de enorme groei van de bevolking en de ontwikkeling van de industrie in de twintigste eeuw nam het verbruik van water toe, In de zestiger jaren werd duidelijk,
dat de hiermee gepaard gaande vervuiling van het water
onacceptabele vormen begon aan Se nemen. Gemeenten
en waterschappen namen op kleine schaai maatregelen
tegen de waterverontreinigingen, onder andere door het
afgeven van vergunningen voor hel lozen van afvalwater
en het bouwen van eenvoudige rioolwaterzuiveringsinrichtingen,
Deze maatregelen bleken echter onvoldoende om de verontreiniging daadwerkelijk tegen te gaan.
mi
• \:."
•s
Ï:-J
:•;•-•
V;.
;
:•
'•'*"'•
• • . , : « :
A
Afbeelding 7.8
:ïm.--*••
Wipwat&rmol&n te Lelden
..-.«••
•'
handhaven. Ruim een jaar later, in juni 1979, werd het
reglement vastgesteld voor het nieuw opgerichte Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden (BPB 1980,
nrs. 3274, 3275 en 3285), dat belast werd met het waterkwaliteitsbeheer. Dit beheer werd tot dan gevoerd door
de waterschappen Flakkee, De Brielse Dijkring, De
Groote Waard, IJsselmonde, De Nederwaard, De Overwaard en De Vijfheerenlanden, alsmede De Polder Goeree en het hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard.
Bij de vaststelling van dit reglement bleef het echter niet.
Provinciale Staten verzochten de mogelijkheden te onderzoeken het zuiveringsschap uit te bouwen tot een allin-waterschap1' met de betrokken waterschappen als relatief zelfstandige polderafdelingen. Het resultaat van de
studie werd in de zomer van 1981 in de vorm van een rapport uitgebracht. Op basis van dit rapport en op de resultaten van een inmiddels verrichte studie inzake. de
samenvoeging van de hoogheemraadschappen van Delfland en Schieland kwamen Gedeputeerde Staten tot de
volgende voorstellen:
— de vorming van een all-in-waterschap dient te worden
afgewezen;
— handhaving van de bestaande scheiding in het gebied
van het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden tussen waterkwaliteitsbeheer en overige taken
van waterschapszorg verdient de voorkeur;
— het hoogheemraadschap van Schieland en het waterschap IJsselmonde dienen te worden samengevoegd
tot één waterschap dat wordt belast met het waterkwantitettsbeheer en de zorg voor de waterkeringen;
— onder opheffing van de waterschappen De Nederwaard, De Overwaard, De Vijfheerenlanden en het
hoogheemraadschap Groot-Alblasserwaard dient voor
het gebied van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden een waterschap te worden opgericht dat wordt
—
—
—
—
belast met het waterkwantiteitsbeheer en de zorg voor
de waterkeringen;
een andere bezinning op de positie van het hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard is noodzakelijk;
het waterkwaliteitsbeheer over geheel Schieland en
over het gedeelte van Rotterdam-noord dat tot het verzorgingsgebied van het hoogheemraadschap van
Delfland behoort, dient te worden overgedragen aan
het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden;
de vorming van een all-in-waterschap dat Delfland en
Schieland zou omvatten, dient te worden afgewezen;
het aanbrengen van grenscorrecties tussen Delfland
en Schieland te Rotterdam (zgn. 7e district) en te Zoetermeer (Rokkeveen) verdient aanbeveling.
Op 12 november 1981 besloten Provinciale Staten conform de voorstellen en is nadien een aanvang gemaakt
met de concretisering ervan. Het aantal waterkwaliteitsbeheerders voor het Zuidhollands gebied zou hierdoor
worden teruggebracht tot zes.
Verder dient nog te worden vermeld dat in 1974 bij gemeenschappelijk besluit van de Provinciale Staten van
Zuid-Holland en Gelderland is opgericht het Zuiveringsschap Rivierenland (BPB 1975, nr. 3209). Dit zuiveringsschap, belast met de zorg voor de hoedanigheid van de
oppervlaktewateren, ligt slechts voor een zeer klein deel
in de provincie Zuid-Holland. Het betreft hier o.a. de voormalige polders Asperen, Heukelum en Spijk en het in
Zuid-Holland gelegen deel van het rivierbed van de Linge. Het overgrote deel van het zuiveringsschap ligt in de
Provincie Gelderland.
')
all-m-waterschap is bfllast mat het kwanttteits* en kwaliteitsbeheer der oppervlaktewateren, alsmede met de zorg voor de waterkeringen en de land- en vaarwegen.
67
8.
WETTELIJKE REGELINGEN
In dit hoofdstuk zijn slechts die wettelijke regelingen opgenomen, die geheel of gedeeltelijk betrekking hebben
op de waterstaat van de provincie Zuid-Holland. Voor wat
betreft de provinciale besluiten zijn in aanvulling op de
vorige uitgave (Hoofdstuk Algemene reglementen en verordeningen) alleen die provinciale bladen genoemd,
waarin het reglement of verordening en de wijzigingen
daarop na 1 januari 1966 zijn ingetreden. Van bovengenoemde wettelijke regelingen, te onderscheiden in rijkswetten en rijksregelementen, alsmede in provinciale
reglementen en verordeningen, worden vervolgens de
belangrijkste punten (artikelen) aangaande de waterstaat
hieronder beknopt omschreven.
8.1
1.
2.
3.
68
laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 maart 1981,
Stb. 171.
Deze wet geeft bepalingen betreffende inrichting en
bevoegdheden van het Provinciaal bestuur:
— Hoofdstuk X handelt over de waterstaat, zoals
bevoegdheid, toezicht en verordeningen inzake waterschappen, veenschappen en -polders en waterstaatswerken;
— Hoofdstuk XII handelt over het toezicht van Gedeputeerde Staten.
4.
Gemeentewet, wet van 29 juni 1851, Stb. 85, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 november 1979,
Stb. 786.
Deze wet regelt de samenstelling, inrichting en bevoegdheden van gemeentelijke besturen:
— Artikel 209 onder g, h en i handelt over de taken en
bevoegdheden t.o.v. plaatselijke werken en eigendommen, zoals wegen, bruggen, wateren c a . enz.
5.
Keurenwet, wet van 20 juli 1985, Stb 139, laatstelijk
gewijzigd bij de wet 1 mei 1975, Stb. 283.
Deze wet regelt het vervaardigen van keuren en politieverordeningen in het huishoudelijk belang van waterschappen, veenschappen en -polders.
6.
Bevoegdhedenwet waterschappen, wet van 17 mei
1978, Stb, 285.
Hierin worden enige bevoegdheden toegekend aan
de besturen van waterschappen, veenschappen en
-polders, zoals o.a. in art. 3 "Bepalingen van Politie"
en in art. 6 "Bijzondere bevoegdheden" ingeval van
b.v. (dreigende) overstroming of dijkdoorbraak e.d.
7.
Wet inzake droogmakerijen en indijkingen, wet van
14 juli 1904, Stb. 147. Deze wet handelt over bepalingen omtrent het ondernemen van droogmakerijen
en indijkingen:
— Artikel 1 geeft o.a. aan dat droogmakerijen en indijkingen die niet door het Rijk tot stand zijn gebracht,
alleen mogen worden uitgevoerd nadat concessie is
verleend door de Provincie c.q. Gedeputeerde Staten, behoudens indien een vergunning tot vervening
is vastgesteld of indien e.e.a. wordt uitgevoerd
krachtens een reglement van een waterschap of
veen polder.
8.
Rivierenwet, wet van 9 november 1908, Stb. 339,
laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 januari 1984,
Stb. 19.
Deze wet dient tot verzekering van een goede staat
van de voornaamste rivieren en de "Rijksstromen"
ca.:
— Hoofdstuk I behandelt de "Algemene bepalingen",
waarvan in de artikelen 1 en 2 een specificatie wordt
Rijkswetten
Grondwet, wet van 17 februari 1983 Stb. 70.
In deze wet is aangaande de waterstaat in hoofdstuk
7, art. 133 de basis aangegeven van het waterstaatsbestuur, zoals vermeld:
onder 1: de regeling van opheffing en instelling van
waterschappen c a . bij provinciale verordening;
onder 2: de regeling van verordenende en andere
bevoegdheden c a . van waterschapsbesturen;
onder 3: de regeling van het provinciale en overige
toezicht op deze besturen.
Waterstaatswet 1900, wet van 10 november 1900,
Stb. 176, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 mei
1979, Stb. 318.
Deze wet geeft algemene regels voor het waterstaatsbestuur, zoals taken, bevoegdheden, voorzieningen
enz. voor "het Rijk" en "de Provincie" ca.:
— In artikel 69 t/m 79 is de Buitengewone riviercorrespondentie (BRC) geregeld, hetgeen een buitengewoon toezicht inhoudt op de rivieren en hun
waterkeringen die het winterbed begrenzen, zoals
aangegeven in art. 69. De BRC wordt ingesteld bij
dreigend gevaar veroorzaakt door hoog opperwater,
ijsgang e.d. in deze rivieren;
— In artikel 80 t/m 97 worden de buitengewone bevoegdheden geregeld van "het hoger gezag" bij gevaar van bezwijking of het overlopen van de waterkeringen;
— In artikel 98 t/m 103 worden de buitengewone bevoegdheden geregeld van "het hoger gezag" tijdens
tijdens een overstroming;
— In artikel 2 wordt o.a. de taak aangegeven die de
Provinciale Staten hebben op het gebied van waterstaatswerken;
— Artikel 13 en artikel 14 handelen over de oprichting, wijziging en opheffing van waterschappen door
de Provinciale Staten.
Provinciewet, wet van 25 januari 1962, Stb. 17,
gegeven van de betreffende wateren en in art. 3 de
definities van het zomer- en winterbed;
— Hoofdstuk II behandelt de "Bepalingen van politie";
— Hoofdstuk III handelt over de "Uitvoering van werken" door het Rijk,,waarvan in artikel 15 de bevoegdheid wordt aangegeven van het Rijk, tot bescherming van het openbaar rivier- of stroombelang binnen het zomer- of winterbed of binnen de aangegeven grenslijn van de betreffende wateren.
9.
Wet Bescherming Waterstaatswerken in oorlogstijd,
wet van 23 juni 1952, Stb. 367.
In deze wet zijn bepalingen vastgesteld aangaande
het nemen van maatregelen ter voorkoming, beperking en bestrijding van de gevolgen, voortvloeiende
uit de beschadiging van waterstaatswerken en belemmeringen in het gebruik van deze werken, zover
deze beschadigingen en belemmeringen door oorlogsomstandigheden worden veroorzaakt:
— In artikel 1 wordt bepaald dat Gedeputeerde StaT
ten bovenbedoelde maatregelen dienen te nemen,
welke zij in hun provincie nodig oordelen, doch in
overeenstemming met de Minister van Verkeer en
Waterstaat of diens vertegenwoordiger.
10. Deltawet, wet van 8 mei 1958, Stb. 246, laatstelijk
gewijzigd bij de wel van 29 juni 1977, Stb. 415.
Deze wet beoogt de afsluiting van de zeearmen tussen de Westerschelde en de Ftotterdamsche Waterweg en de versterking van de hoogwaterkering ter
beveiliging van het land tegen stormvloeden:
— In artikel 1 wordt aangegeven welke zeearmen
en hoogwaterkeringen het betreft;
— In artikel 2 wordt bepaald welke instanties de genoemde werken dienen uit te voeren.
11. Ontgrondingenwet, wet van 27 oktober 1965, Stb.
509, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 juni 1976,
Stb. 377.
Deze wet dient tot regeling van ontgrondingen
ingeval van b.v. zand- of grindwinning.
(Bij de inwerkingtreding van deze wet is de "Verveningenwet" ingetrokken).
12. Wet tot vaststelling van bepalingen betreffende
's-Rijkswaterstaatswerken, wet van 28 februari 1891,
Stb. 69, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 1 juni
1951, Stb. 198.
Deze wet is de basis voor "Algemene Maatregelen
van Bestuur" e.d., waarin bepalingen vastgesteld
worden, gericht op de bescherming van 's-Rijkswaterstaatswerken .
13. Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (W.V.O.),
wet van 13 november 1969, Stb. 536, laatstelijk
gewijzigd bij de wet van 24 juni 1981, Stb. 414. Deze
wet heeft tot doel de mogelijkheden tot bestrijding
van waterverontreiniging der oppervlaktewateren te
activeren en te coördineren. Voorts voorziet deze
wet ondermeer in het vaststellen van lozingsnormen
c a . en het opstellen van waterkwaliteitsplannen, alsmede van een Indicatief Meerjaren Programma
(I.M.P.).
14. Wet Verontreiniging Zeewater (W.V.Z.), wet van
5 juni 1975, Stb. 352. Deze wet is tot stand gekomen
ter uitvoering van het op 15 februari 1972 te Oslo
gesloten verdrag ter voorkoming van verontreiniging
van de zee als gevolg van het storten vanuit schepen
en luchtvaartuigen en het Verdrag van Londen ter
voorkoming van verontreiniging van de zee door het
storten van afval en andere stoffen. De wet geeft regels ter beperking en voorkoming van deze verontreinigingen. Operationele lozingen vallen onder de
Wet Olieverontreiniging Zeewater (wet van 9 juli
1958, Stb. 344, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5
juni 1975 Stb. 354).
15. Grondwaterwet, wet van 22 mei 1981, Stb. 392.
Deze wet regelt het onttrekken van grondwater en
het kunstmatig infiltreren van water in de bodem. Het
provinciaal grondwaterbeheer wordt ook in deze wet
aangegeven:
— Artikel 2 behandelt de instelling van de Commissie Grondwaterbeheer die de minister in deze zaken
moet adviseren.
16. Grondwaterwet Waterleidingbedrijven, wet van 21
juli 1954, Stb. 383, laatstelijk gewijzigd bij de wet van
23 juni 1976, Stb. 377.
Deze wet geeft regels inzake het onttrekken van water aan de bodem door waterleidingbedrijven;
— In artikel 2 zijn o.a. bepalingen opgenomen omtrent het verlenen van vergunningen;
— In artikel 3 zijn ondermeer regels opgesteld voor
het opereren van de Commissie Grondwaterbeheer.
17. Wegenwet, wet van 31 juli 1930, Stb. 342, laatstelijk
gewijzigd bij de wet van 17 mei 1978, Stb. 285.
Deze wet geeft een regeling voor die punten, waarvoor een wettelijke voorziening gewenst is ten aanzien van wegenverordeningen c a . Het is van belang
te weten dat tot het begrip "wegen" ook behoren:
hun bruggen, bermen, bermstoten en duikers, zoals
vermeld in de artikelen 14 en 15.
Wetten in voorbereiding
Landinrichtingswet, wetsontwerp ingediend in november
1979.
Deze wet is ter vervanging van de Ruilverkavelingswet
van 1954, die in de eerste plaats gericht is op de agrarische aspecten. De nieuwe wet zal dienen tot het regelen
van een ruimer belang, mogelijk ook met betrekking tot
die van de waterstaat (zie ook onder 2.3).
Wet Bodembescherming, wetsontwerp ingediend in december 1980. Deze wet beoogt regelingen vast te stellen
ter bescherming van de bodem (met inbegrip van de onderwaterbodem en het grondwater) tegen verontreiniging
en aantasting.
Wet op de Waterhuishouding, wetsontwerp ingediend in
maart 1982.
Deze wet heeft tot doel het regelen van het kwantiteitsbeheer van de oppervlaktewateren c a .
69
8.2
Rljksreglementen/Algemene maatregelen van
bestuur
Gezien de wet tot vaststelling van bepalingen betreffende
's-Rijkswaterstaatswerken van 28 februari 1891 enz., zijn
er een aantal reglementen vastgesteld die op deze wet
zijn gestoeld, namelijk:
1.
Algemeen reglement van politie voor rivieren en
Rijkskanalen, besluit tot vaststelling van
24 november 1919, Stb. 765, laatstelijk gewijzigd bij
besluit van 29 april 1974, Stb, 302.
2.
Rijkswegenreglement, besluit tot vaststelling van 4
juli 1927, Stb. 240, laatstelijk gewijzigd bij besluit van
22 december 1937, Stb. 579N.
3.
Rijksrivierdijkenreglement, besluit tot vaststelling
van 28 juli 1937, Stb. 576, laatstelijk gewijzigd bij
besluit van 7 mei 1968, Stb. 312.
4.
Rijkszeeweringenreglement, besluit tot vaststelling
van 22 december 1937, Stb. 579Q, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 december 1983,
Stb 720.
Bovengenoemde reglementen, waarin onder meer de
bepalingen van politie zijn vastgesteld, geven een overzicht van de werken en wateren, waarop de bepalingen
van toepassing zijn.
5.
6.
7.
8.3
1.
70
Baggerreglement, besluit tot vaststelling van 3 november 1934, Stb. 562, laatstelijk gewijzigd bij
besluit van 16 augustus 1971, Stb. 519. Dit reglement geeft regels aangaande het baggeren, graven
e.d. werkzaamheden in de aangegeven wateren c a .
Voorts geeft het ook een overzicht van werken en
wateren waarop dit reglement van toepassing is.
Rijksreglement ontgrondingen, besluit tot vaststelling van 17 augustus 1971, Stb. 518. Dit reglement
is een gevolg van het bepaalde in de artikelen 5 en
8 van de Ontgrondingenwet en geeft regels aangaande de in de wet bedoelde ontgrondingen. Voorts
zijn onder meer de wateren en gebieden omschreven, waarop dit reglement van toepassing is.
Organiek Besluit Rijkswaterstaat, besluit van 14 januari 1971, Stb. 42. Dit besluit is een gevolg van het
gestelde in de Waterstaatswet 1900, artikel 5 en omschrijft de taken, inrichting en samenstelling van de
Rijkswaterstaat.
pen. De taken van deze waterschappen zijn: de beheersing van de waterstand en het tegengaan van
verontreiniging en verzilting van het water in watergangen of sloten.
2.
Verordening bescherming landschap en bodem
Zuid-Holland, voortgekomen uit de "Verordening bescherming landschap", vastgesteld bij besluit van
15 juni 1972, nr. 17 en bij besluit van 5 juli 1972 nr.
244.
De verordening geeft regels ter bescherming van de
bodem, ten aanzien van stort-, berg-, bewaar- of
opslagplaatsen. Voorts bevat ze bepalingen om
"landschapsontsiering" te vermijden. Dit alles heeft
betrekking op het landelijke deel van de
gemeenten.
3.
Verordening bescherming waterwingebieden ZuidHolland, vastgesteld bij besluit van 13 mei 1966,
nr. II, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 februari
1985, nr. 1168.
De verordening geeft regels ter bescherming van bedoelde gebieden tegen schadelijke stoffen die water
ongeschikt kunnen maken voor consumptie, zoals
aangegeven in artikel 1. In de artikelen 2 t/m 4 zijn
de regels en voorwaarden vastgelegd t.b.v. de waterwingebieden, categorie I, II en III.
4.
Duikerreglement, besluit tot afkondiging van 7 oktober 1952, nr. 169/1 en gewijzigd bij besluit, opgenomen in het Provinciaal Blad van 1963 nr. 40.
Het reglement heeft betrekking op gemaakte duikers, stuwen, damwanden en bijbehorende werken,
waarvan het beheer en onderhoud wordt overgedragen aan de polders c.q. waterschappen, zoals
aangegeven in artikel 1.
5'.
Dijksbouwverordening, vastgesteld bij besluit van 17
december 1918, op het bouwen op de zee- en rivierwaterkerende dijken.
6.
Verordening koelwaterlozing in de bodem ZuidHolland, vastgesteld bij besluit van 22 juni 1984
nr. 11.
De verordening regelt d.m.v. een voorwaarden- en
vergunningenstelsel het tot stand brengen van installaties voor het lozen van koelwater in de bodem.
Bij de inwerkingtreding van deze verordening (zie
Provinciaal Blad nr. 102 van 1984) is de Grondwaterverordening komen te vervallen.
7.
Verordening grondwaterbeheer Zuid-Holland, vastgesteld bij besluit van 19 mei 1983, nr. 12, laatstelijk
gewijzigd bij besluit van 16 februari 1984 nr. 13.
De verordening regelt het onttrekken van grondwater, de methoden en de registratie daarvan. Voorts is
een vergunningenstelsel op bepaalde voorwaarden
van toepassing. De instelling van een provinciale
grondwatercommissie, die adviezen geeft aan het
provinciaal bestuur, is bepaald in de artikelen 1 en 2.
Dit alles geldt ook voor de kunstmatige infiltratie van
water in de bodem.
8.
Verordening ondergrondse lozingen
Provinciale reglementen en verordeningen
Algemeen Polderreglement, vastgesteld bij besluit
van 8 juli 1913, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7
november 1973, Buitengewoon Provinciaal Blad nr.
3155 van Zuid-Holland.
Het reglement is van toepassing op de waterschappen die de zorg hebben voor de waterstaatsbelangen van de waterstaatkundige polders, zoals is
aangegeven in artikel 1 en geeft regels omtrent de
inrichting en het functioneren van deze waterschap-
afvalstoffen
Zuid-Holland, vastgesteld bij besluit van 15 juni 1973
nr. 13.
De verordening heeft als oogmerk de bescherming
van grondwater, delfstoffen en natuurlijk milieu en
geeft aan, welke werken en handelingen dit aangaande, onder de verbods- en gebodsbepalingen
van de verordening vallen.
9.
Ontgrondingenverordening Zuid-Holland, vastgesteld bij besluit van 21 mei 1970, nr. X, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 oktober 1973, nr. 21.
De verordening is een gevolg van het bepaalde in
artikel 5 van de Ontgrondingenwet en geeft regels
aangaande de in de wet bedoelde ontgrondingen.
Voorts wordt aangegeven welke werken al of niet
onder deze verordening vallen.
10. Verordening op de opspuitingen Zuid-Holland, herzien en vastgesteld bij besluit van 27 oktober 1977
nr. 18A.
De verordening regelt met behulp van een vergunningenstelsel het opspuiten van terreinen met zand
of andere grondspecie, waarbij onder meer van
belang is: het huidige gebruik van het terrein, de wettelijke bestemming daarvan en de gemiddelde
grondwaterstand, zoals aangegeven in artikel 7.
Voorts dient een opspuiting volgens bepaalde voorschriften te worden uitgevoerd, zoals de aanleg van
perskaden, de terugvoering van perswater, de ontwatering enz. als aangegeven in artikel 16.
11. Plassenverordening Zuid-Holland, vastgesteld bij
besluit, genomen in het Provinciaal Blad van 1973
nr. 3, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 maart
1979.
De verordening beoogt d.m.v. bepalingen het voorkomen van ontsiering, onbruikbaarmaking en milieuaantasting van het in artikel omschreven gebied,
alsmede het beschermen van biologische of andere
bijzondere waarden ervan.
12. Verordening waterkwaliteitsbeheer Zuid-Holland,
vastgesteld bij besluit van 15 juni 1979, nr. 2, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 mei 1983, nr. 11,
De verordening is een gevolg van het gestelde in
artikel 5 van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (WVO). In de verordening zijn aangegeven
de instanties c.q. waterschappen die belast zijn met
het actief kwaliteitsbeheer, zoals is vermeld in artikel
1. In artikel 2 zijn de taken en bevoegdheden inzake
dit beheer nauwkeurig omschreven: Voorts voorziet
deze verordening in het opstellen van een
waterkwaliteits- en bestedingsplan, aangegeven in
respectievelijk de artikelen 8 en 12, alsmede de instelling van commissies van advies en bijstand.
13. Verordening waterkwaliteit Rivierengebied, vastgesteld bij gemeenschappelijk besluit van 17 mei
1974, nr. 8 en 18 september 1974 nr. F-225, laatstelijk gewijzigd bij gemeenschappelijk besluit van 13
oktober 1983 nr. 8 en 28 september 1983 F-103.
De verordening is een verlengstuk van de Verordening waterkwaliteitsbeheer en regelt de waterkwaliteit van het Zuidhollands deel in het rivierengebied,
grenzend aan de provincie Gelderland. Hierbij is dit
deel ondergebracht bij een Gelders zuiveringsschap, waarbij e.e.a. in overleg tussen beide provincies is geregeld (o.a. ten aanzien van het bestuur en
de uitvoering).
In dit verband dient nog te worden vermeld dat het
kwaliteitsbeheer voor het Zuidhollandse deel van de
Lopikerwaard is geregeld d.m.v. de Verordening
waterkwaliteitsbeheer Utrecht en de Verordening
waterkwaliteitsbeheer Vlistgebied.
14. Verordening waterkwaliteit Woerden, vastgesteld bij
gemeenschappelijk besluit van 16 en 17 mei 1973,
P.S. nr. 10.
Deze verordening is een verlengstuk van de Verordening Waterkwaliteitsbeheer en geeft regels inzake
de waterkwaliteit van het Utrechtse deel, gelegen in
het Grootwaterschap van Woerden. Dit grootwaterschap oefent voor dit deel het actief kwaliteitsbeheer
uit, zoals ondermeer is gesteld in artikel 3. Voorts is
in overleg tussen beide provincies e.e.a. geregeld op
het bestuurlijk en uitvoerend vlak.
15. Verordening waterkwaliteitsbeheer Vlistgebied, vastgesteld bij besluit van 20 november 1974,
nr. 48/1975. Deze verordening is voortgekomen uit
de gemeenschappelijke regeling van Gedeputeerde
Staten van Zuid-Holland en Utrecht tot regeling van
het waterkwaliteitsbeheer in het Vlistgebied.
Deze verordening is van toepassing op het Zuidhollandse deel van de Lopikerwaard (Vlistgebied) waarbij het kwaliteitsbeheer van de oppervlaktewateren is
opgedragen aan de provincie Utrecht, zoals ook is
vermeld in artikel 2 van de Verordening waterkwaliteitsbeheer Utrecht 1976.
16. Wegenverordening Zuid-Holland, vastgesteld bij
besluit van 16 mei 1974, nr. 11.
Deze verordening regelt onder meer het toezicht op
en het onderhoud van de openbare wegen buiten de
bebouwde kom met uitzondering van de wegen van
het Rijk. Tot de wegen worden ook gerekend hun
sloten, duikers, sluizen enz.
17. Bij besluit van Gedeputeerde Staten worden, ter uitvoering van het gestelde in artikel 17 van de Keurenwat, jaarlijks in de maand februari de titels van de
keuren of politieverordeningen van polders en waterschappen die goedgekeurd of verlengd zijn, in een
Provinciaal Blad opgenomen.
18. Verveningenreglement
Het reglement op de verveningen in de provincie
Zuid-Holland is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 5 januari 1932 en nadien eenmaal gegewijzigd.
19. Verordening scheepvaartbelangen
Provinciaal Blad 1981 nr. 6.
De verordening op de scheepvaartbelangen in de
provincie Zuid-Holland is vastgesteld bij besluit van
Provinciale Staten van 16 juli 1885 en nadien meerdere keren gewijzigd.
71
20. Molenverordening
De verordening betreffende het slopen of veranderen van molens in de provincie Zuid-Holland, is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 3 juli
1951 en nadien meerdere keren gewijzigd.
72
21. Grondwaterverordening
De verordening, regelende de onttrekking van grondwater in de provincie Zuid-Holland, is vastgesteld bij
besluit van Provinciale Staten van 21 mei 1970 en
opgenomen in het Provinciaal Blad 1970 nr. 174.
Wijzigingen zijn opgenomen in het Provinciaal Blad
1972 nr. 117.
Literatuurlijst
1.
Grondwaterkaart van Nederland, schaal 1:50 000
met bijbehorende toelichtingen;
Dienst Grondwaterverkenning T.N.O.
2.
Geologische Kaart van Nederland, schaal 1:50 000
met bijbehorende toelichtingen: bladen Goeree Overflakkee (1964), Rotterdam-West (1979), GorinchemOost (1970), Willemstad-Oost (1971);
Rijks Geologische Dienst, Haarlem.
3.
4.
Bodemkaart van Nederland, schaal 1:60 000 met
bijbehorende toelichting: bladen 30 West en Oost,
31 West, 36, 37 Oost, 38 Oost, 43 West en 43 Oost.
Stichting voor Bodemkartering, Wageningen 1982.
De bodem van Zuid-Holland, toelichting bij blad 6 van
de Bodemkaart van Nederland, schaal 1:200 000;
C. van Wallenburg;
Stichting voor Bodemkartering, Wageningen 1966.
5.
Het beheer van de waterkeringen langs de Nederlandse kust;
Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14481, nrs. 1-2
6.
Rapport Commissie Rivierdijken
maart 1977,
7.
De tweede waterkeringen in Nederland;
Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen,
februari 1973.
8.
9.
's-Gravenhage,
Jaarverslag waterkeringen 1975;
Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Driemaandelijks Bericht Deltawerken, 1967 t/m 1982;
Deltadienst van de Rijkswaterstaat, 's-Gravenhage.
10. Kust- en Oeverkaarten, schaal 1:2000;
Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat
11. Over het berekenen van deltaprofielen;
ir. J. v. Malde, ir. N. Schoenmakers en ir. D,C.
Verhage;
Rijkswaterstaat, Vlissingen 1982.
12. Rekenmodel voor de verwachting van duinafslag tijdens stormvloed;
Waterloopkundig Laboratorium 1982.
13. De Waterhuishouding van Nederland;
Rijkswaterstaat, 's-Gravenhage 1984.
14. Verslagen omtrent de toestand van de algemene waterstaat van het Hoogheemraadschap van Delfland.
15. Verslagen omtrent de toestand van de algemene
waterstaat van het Grootwaterschap van Woerden.
16. Verslagen omtrent de toestand van de algemene waterstaat van het Hoogheemraadschap van Schieland.
17. Verslagen omtrent de toestand van de algemene waterstaat van het Hoogheemraadschap van Rijnland.
18. Verslagen omtrent de toestand van de algemene
waterstaat van het Hoogheemraadschap van de
Krimpenerwaard.
19. Verslagen omtrent de toestand van de algemene
waterstaat van het Hoogheemraadschap GrootAlblasserwaard.
20. Verslagen omtrent de toestand van de algemene waterstaat van het Waterschap De Brielse Dijkring.
21. Verslagen omtrent de toestand van de algemene
waterstaat van hel Waterschap IJsselmonde.
22. Verslagen omtrent de toestand van de algemene
waterstaat van het Waterschap De Groote Waard.
23. Verslagen omtrent de toestand van de algemene waterstaat van het Waterschap Goeree-Overflakkee.
24. Nederland als polderland;
dr. A.A. Beekman, Zutphen 1932
25. Inventarisatie watervoorziening waterschappen,
1978-1979;
Unie van Waterschappen, februari 1981
26. Richtlijnen en aanbevelingen voor de bescherming
van waterwingebieden;
Commissie Bescherming Waterwingebieden,
december 1980
27. Tweede Structuurschema Drink- en industriewatervoorziening, deel a: beleidsvoornemen;
Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16725, nrs. 1-2
28. Getijtafels voor Nederland;
Rijkswaterstaat, Directie Waterhuishouding en Waterbeweging in samenwerking met Dienst Informatieverwerking, 's-Gravenhage.
28a. Getijtafels voor Nederland vanaf 1980;
ir. A. v. Urk en ir. J.G. de Ronde;
Rijkswaterstaat, 's-Gravenhage 1982
73
29. Hei Waterschap en zijn toekomst;
Studiecommissie van Waterschappen, 's-Gravenhage 1974
32. Waterschapsbelangen, 1967 t/m 1982
veertiendaagse uitgave van de Unie van Waterschappen.
30. Naar een nieuw waterschapsbestel?;
Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14480 nrs. 1-2
33. Eindrapport Stuurgroep Integraal onderzoek drinkwatervoorziening Zuid-Hol land
31. Waterschappen in Nederland;
K. Groen en T. Schmeink, Baarn 1981
34. Poly-juridisch zakboekje 1986
74
fotoverantwoording, samenstelling en grafische verzorging:
Rijkswaterstaat
Meetkundige Dienst
Afdeling Waterstaatskartografie
omslag:
Stormvloedkering in de Hoilandsche IJssei
druk:
Cartoprint bv, Den Haag
75
BESCHRIJVING VAN DE PROVINCIE ZUID-HOLLAND
BEHORENDE BIJ DE 5 8 EDITIE VAN DE WATEHSTAATSKAAHT
bijlage 1
,
WATERSCHAPPEN EN HOOFDWATERKERINGEN
IN ZUID-HOLLAND
»yï
.. - " "
t
-
NOORD-
A
oéHEÉMRAADSCHAP
BEHEERSGEBIED VAN WATERSCHAPPEN BELAST
MET DE ZORG VOOR DE HOOFDWATERKERING
:
Roelofarendsve
GRENS VAN OVERIGE C,Q, INL1GGENDE WATERSCHAPPEN
BEHEERSGEBIED VAN HET WATERSCHAP VAN DE LINGE
•
HOOFDWATERKERING IN BEHEER BIJ HET BUK
•
,
•
HOOFDWATERKERING IN DE KLEUR VAN DE BEHEERDER
•
NATUURLIJKE HOOFDWATERKERING IN BEHEER BIJ HET RIJK
I
•
NATUURLIJKE HOOFDWATERKERING IN DE KLEUR VAN DE
BEHEERDER
O
HOOGHEEMRAADSCH
/VAN
•
lAP
" Hamers
RIJNLAND
BESTUURSZETEL WATERSCHAPPEN BELAST MET DE ZORG
VOOR DE HOOFDWATERKERING
j
DE/OMMEDIJCK^U/K
BESTUURSZETEL VAN OVERIGE WATERSCHAPPEN
DEEL HOOFDWATERKERING
WATERSCHAP
,
//M
HOOFDWATERKERING ONDERBROKEN DOOR KUNSTWERK
WOERDEN
AfeVv- ' \ \
BUITEN DE HOOFDWATERKERING GELEGEN WATERSCHAP
PROVINCIEGRENS
HOOGHEEMRAADSCHAP
i :
•
c d'
HOOGHEEMRAADSCHAP
HOOGHEEMRAAD
DELFLAND
HOOGHEEMRAADSCHAP
WATERSCHAP
• ALBLASSERWAARD
J k
WATeRSGHAP:
Barandrechl
I
^
Alblasserdam
- [JSSËLMON
GELDERLAND
ATERSOHAP
BUITEN DE HOOFDWATERKERtNG GELEGEN WATERSCHAPPEN
• Kersbergsche en Achtnovensche Uiierwaarden
.OVERFLAKKEE
• De Uilerwaarden
er De Goilbe^dinger en Everdmger Uilerwaardfin
UITGAVE RIJKSWATERSTAAT. MEETKUNDIGE DIENST
DELFT ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN
SCHAAL 1 : 250 000
BEWERKING WATERSTAATSKARTOGHAFIE
DRUK CAHTOPRINT BV, DEN HAAG
BESCHRIJVING VAN DE PROVINCIE ZUID-HOLLAND
BEHORENDE BIJ DE 5 e EDITIE VAN DE WATEHSTAATSKAART
bijlage 2
/ WOORD-
4 ,--
AFWATERING IN ZUID-HOLLAND
LOZING OP NATUURLIJKE WIJZE
LOZING OP KUNSTMATIGE WIJZE
LOZING OP ZOWEL NATUURLIJKE
ALS KUNSTMATIGE WIJZE
o
LOZING GERIOLEERDE EENHEID
RIOOLPERSLEIDING MET LOZINGSPUNT
GRENS AFWATERINGSEENHEID
034 01
NUMMER AFWATERINGSEENHEID
GRENS AFWATERINGSGEBIED
034
NUMMER AFWATERJNGSGEBIED
PROV1NCIEGRENS
1
1
BUITEN DE HOOFDWATERKERING
GELEGEN ARVATERINGSEENHEIO
UITGAVE: RIJKSWATERSTAAT, MEETKUNDIGE DIENST
DELFT
ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN
SCHAAL 1 : 250 000
BEWERKING: WATEHSTAATSKARTOGRAFIE
DHLJK: CARTOPRINT BV. DEN HAAG
BESCHRIJVING VAN DE PROVINCIE ZUID-HOLLAND
BEHORENDE BIJ DE 5 e EDITIE VAN DE WAÏEASTAATSKAART
bijlage 3
WATERVOORZIENING IN ZUID-HOLLAND
HOOFDINLAATPUNT
INLAAT VIA GEMAAL
PERSLEIDING
GRENS WATEFWOORZIENiNGSEENHEID
DEELGRENS GROTE BOÊZÊMGEBIEDEN
NUMMER WATERVOORZIENINGSEENHEID
PROVINCIEGRENS
BUITEN DE HOOFDWATERKERING GELEGEN
WATEHVOOfIZIENINGSEENHEID
UITGAVE niJKSWATEflSTAAT, MEETKUNDIGE DIENST
DELFT ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN
SCHAAL 1 : 250 000
BEWERKING: WATERSTAATSKARTOGRAFIE
DRUK: CARTOPRINT BV, DEN HAAG
bijlage 4a
BEHOORT BIJ DE VIJFDE EDITIE VAN DE WATERSTAATSKAART VAN NEDERLAND
fig. 4
fig. 10
Eenheid met horizontale waterstand ( polder )
Eenhe'd met hellende waterstand (stroomgebied )
Genoleerd gebied volgens het gescheiden stelsel
Delen met horizontale waterstand
Delen met hellende waterstand
Gebied met horizontale waterstand, lozend via gerioleerd gebied
• J gebied volgens het gemengde stelsel
Gerioleerde gebieden binnen een afwateringseenheid
lig 6
fig. 12
525 ba
pO-70
365 ba
p-O
60
Delen en onderdelen met horizontale waterstand
UITGAVE, RIJKSWATERSTAAT, MEETKUNDIGE DIENST
DELFT ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN
RIVIER
Delen en onderdelen met hellende waterstand
Genoleerde gebieden die via een gemeenschappelijke
rioolwaierzuiveringsinrichting lozen, vormen één afwateringseenheid
RIVIER
Blokbies bij overgang van horizontale naar
hellende waterstand
BEWERKING, WATERSTAATSKAHTOGHAFIt
DRUK: CARTOPRINT BV. DEN HAAG
bijlage 4b
BEHOORT B!J DE VIJFDE EDITIE VAN DE WATERSTAATSKAART VAN NEDERLAND
RIVIER
RIVIER
fig. 78
fig. 13
fig 19
Lozing van eenheid via buitenpolds
Lozing van buitenpolder op binnertdijks gebied
Gelijkwaardige lozing bij horizontale waterstand
op zowel buitenwater als op andere eenheid
Gelijkwaardige lozing bij hellende waterstand
op zowel budenwater als op andere eenheid
RIVIER
lig. 15
fig. 20
fig. 21
Gelijkwaardige lozing van onderdeel met
horizontale waterstand op twee volgekleurde gebieden
Niet-gelijkwaardige lozing via hoofd- en hulpgemaal
Gelijkwaardige lozing van onderdeel
met horizontale waterstand op zowel
ongekleurd als voigekleurd gebied
NOORDZEE
TfJ.H | J | IJ
'
• ^ f •-. I-.J | l | i \ i f-) I-TT~|
001-02
9- 22
Niel-gelijkwaardige lozing via hoofd- en bulpuitwateringssluis
UITGAVE: RIJKSWATERSTAAT, MEETKUNDIGE DIENST
DELFT ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN
Kanaalpanden binnen en buiten de hooldwaterkering
De binnenpanden zijn met alwijkende kleuren aangegeven
Afwijkende kleurstelling (b-v. in voormalig veenkoloniaal gebied)
Versmallen of weglaten van de brede bies bij
plaatsgebrek
BEWERKING: WATEHSTAATSKARTOGRAFIE
DRUK: CARTOPHINT BV. DEN HAAG