N I RAS PRIORITEITEN VAN NIRAS VOOR HAAR VOOGDIJ TIJDENS DE VOLGENDE LEGISLATUUR Stand van zaken op 29 juli 2014 - 2 - PRIORITEITEN VAN NIRAS VOOR HAAR VOOGDIJ TIJDENS DE VOLGENDE LEGISLATUUR 1. DOEL Dit document somt de uitdagingen op die essentieel worden geacht voor NIRAS alsook de beslissingen die de volgende regering tijdens haar legislatuur zou moeten nemen om NIRAS in staat te stellen haar wettelijke opdrachten inzake het beheer van radioactief afval naar best vermogen te vervullen. Deze uitdagingen en beslissingen, die NIRAS ter kennis wenst te brengen van de personen die belast zullen worden met de vorming van de volgende federale regering en vervolgens van haar volgende voogdijoverheid, worden voorgesteld als prioriteiten die van deze laatste een ingrijpen op korte en middellange termijn vereisen om de continuïteit van het beheer van het radioactieve afval in België te verzekeren. Ze zullen worden opgenomen in het informatiedossier dat NIRAS voorbereidt om haar voogdijoverheid in te lichten over de werking van de instelling en over de algemene aspecten van het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstof in België. 2. PRIORITEITEN VAN NIRAS VOOR DE REGERING EN DE VOOGDIJ Tijdens de nieuwe legislatuur zullen de federale regering en de voogdijminister(s) van NIRAS uitgenodigd worden om beslissingen te nemen op de hierna volgende gebieden: 2.1. UITVOERING VAN DE WET VAN 3 JUNI 2014 DIE DE RICHTLIJN 2011/70/EURATOM OMZET IN BELGISCH RECHT De richtlijn 2011/70/Euratom Aangezien het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval uiteindelijk tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort en vele landen nog niet de noodzakelijke essentiële beslissingen betreffende dit beheer hebben genomen, hetgeen negatieve gevolgen kan hebben op ecologisch, economisch en maatschappelijk vlak en de toekomstige generaties dreigt op te zadelen met onredelijke lasten, heeft de Europese Commissie geoordeeld dat een juridisch kader moest worden vastgelegd voor een veilig en verantwoord beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval. Op 19 juli 2011 heeft de Raad van de Europese Unie de richtlijn 2011/70/Euratom aangenomen tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval. Het toepassingsgebied van deze richtlijn omvat alle stappen van het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval die voortkomen uit civiele activiteiten, vanaf de productie tot en met de berging ervan. De richtlijn bepaalt onder meer dat de betrokken lidstaten een 'nationaal beleid' voor het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval en een passend wetgevend, reglementair en organisatorisch „nationaal kader‟ moeten vaststellen en in stand houden. Elke lidstaat zal ook een „nationaal programma‟ moeten uitwerken en bijhouden, dat alle stappen van het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval omvat. - 3 Wet van 3 juni 2014 ter omzetting van de richtlijn 2011/70/Euratom in Belgisch recht De richtlijn 2011/70/Euratom moet binnen twee jaar na haar inwerkingtreding worden omgezet in nationaal recht, dus ten laatste op 23 augustus 2013. De wet van 3 juni 2014 die de richtlijn 2011/70/Euratom omzet in Belgisch recht, werd op 27 juni 2014 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Vele eisen die in de richtlijn staan, waren in feite al omgezet in Belgisch recht. De nieuwe wet heeft tot doel de bestaande wetgeving aan te vullen om ze in overeenstemming te brengen met de eisen van de richtlijn. Ook al beschikt België reeds over een nationaal kader voor een veilig en verantwoord beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval, is dit nog niet omgezet in nationale beleidsmaatregelen en programma's, zoals vereist door de richtlijn. De nieuwe wet voorziet in procedures om deze nationale beleidsmaatregelen en nationale programma's op te stellen. De nationale beleidsmaatregelen zullen worden bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, op voorstel van NIRAS en na advies van de bevoegde regelgevende overheid. Ze zullen in het bijzonder de regels omvatten voor hun eigen opvolging, desgevallend door een onafhankelijk multidisciplinair orgaan dat borg zou staan voor de goede uitvoering ervan. De wet van 3 juni 2014 bepaalt dat de nationale beleidsmaatregelen onderworpen zijn aan de bepalingen van de wet van 13 februari 2006 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma‟s en de inspraak van het publiek bij de uitwerking van de plannen en programma‟s in verband met het milieu. Dit betekent dat de regering, voor elk nationaal beleid dat ze instelt, de milieueffecten zal moeten laten beoordelen volgens de bepalingen van de wet van 13 februari 2006. De wet introduceert in de Belgische wetgeving tevens de concepten van omkeerbaarheid en terugneembaarheid, waarvan de draagwijdte per geval zal moeten worden bepaald in de nationale beleidsbeslissingen. De wet voorziet in de oprichting van een Comité van het Nationale Programma, dat belast zal zijn met het opstellen en bijhouden van het nationale programma, dat alle stappen van het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval zal omvatten. Het zijn de ministers die bevoegd zijn voor Energie en Economie die, bij ministerieel besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, het nationale programma zullen vastleggen op voorstel van het Comité van het Nationale Programma en na raadpleging van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC). België zal zijn nationale programma uiterlijk op 23 augustus 2015 en bij elke latere substantiële wijziging aan de Commissie moeten meedelen. België zal de Commissie eveneens, uiterlijk op 23 augustus 2015, een eerste verslag voorleggen over de uitvoering van de richtlijn, gebruikmakend van de toetsing en rapportering uit hoofde van het Gezamenlijk Verdrag.. NIRAS is belast met het coördineren van de opmaak en de kennisgeving van dit verslag aan de Commissie. Vervolgens moeten om de drie jaar voortgangsverslagen over de uitvoering van de richtlijn worden voorgelegd aan de Commissie, waarin alle aspecten zullen worden behandeld. - 4 Huidige stand van de nationale beleidsmaatregelen De wet ter omzetting van de richtlijn 2011/70/Euratom legt de verplichting op nationale beleidsmaatregelen vast te stellen "in functie van de fysische, chemische en radiologische eigenschappen van het afval en van de verbruikte splijtstof". In dit opzicht is het nuttig te herinneren aan de huidige stand van de nationale beleidsmaatregelen voor elke categorie of elk type van radioactief afval dat aanwezig is op Belgisch grondgebied: 1. Afval van categorie A: het nationale beleid voor het afval van categorie A is ingesteld door de beslissingen van de ministerraad van 16 januari 1998 en 23 juni 2006 (zie punt 2.2. hierna). 2. Afval van de categorieën B en C: het Afvalplan B en C, dat NIRAS op 23 september 2011 aan haar voogdijoverheid heeft bezorgd, bevat alle elementen die de regering in staat moeten stellen een beslissing te nemen over het nationale beleid voor het langetermijnbeheer van het afval van de categorieën B en C, inclusief de verbruikte splijtstof (zie punt 2.3. hierna). 3. Radiumhoudend afval: het gaat om een bijzonder type van afval dat min of meer aanzienlijke hoeveelheden radium bevat, waarvoor eveneens een nationaal beleid voor langetermijnbeheer moet worden ingesteld, op basis van een specifiek afvalplan dat nog moet worden opgesteld door de instelling (zie punt 2.4. hierna). 3. NORM- en TE-NORM-afval: het gaat om een bijzonder type van zeer laagradioactief afval dat aanwezig is op een aantal industriële sites die niet onderworpen zijn aan een nucleaire vergunning, waarvoor eveneens een nationaal beleid voor langetermijnbeheer moet worden ingesteld, op basis van een specifiek afvalplan dat nog moet worden opgesteld door de instelling (zie punt 2.4. hierna). - 5 Acties gevraagd aan de volgende regering 1. De volgende regering moet zo spoedig mogelijk de bepalingen van de wet van 3 juni 2014 ter omzetting van de richtlijn 2011/70/Euratom in Belgisch recht uitvoeren, en moet in het bijzonder: • de nationale beleidsmaatregelen bepalen, • het nationale beleid voor het afval van de categorieën B en C afwerken en invoeren (zie punt 2.4. hierna). Deze nationale beleidsmaatregelen zullen in het bijzonder de regels omvatten voor hun eigen opvolging, bijvoorbeeld door deze opvolging toe te vertrouwen aan een onafhankelijk multidisciplinair orgaan. 2. Indien de volgende regering voor deze weg opteert, zal zij het onafhankelijk multidisciplinair orgaan moeten oprichten dat belast zal zijn met de uitvoering van de nationale beleidsmaatregelen. 3. Op voorstel van het Comité van het Nationale Programma en na raadpleging van het FANC, zullen de ministers die bevoegd zijn voor Energie en Economie het nationale programma moeten vaststellen, bij ministerieel besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, en de Commissie daarvan uiterlijk op 23 augustus 2015 in kennis moeten stellen. 4. De ministers die bevoegd zijn voor Energie en Economie zullen de Commissie eveneens, uiterlijk op 23 augustus 2015, in kennis moeten stellen van een eerste verslag over de uitvoering van de richtlijn 2011/70/Euratom, gebruikmakend van de toetsing en rapportering uit hoofde van het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval. Aandachtspunt De ultieme datum voor de kennisgeving van het nationale programma en van het eerste verslag aan de Europese Commissie is 23 augustus 2015, overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn 2011/70/Euratom. 2.2. LANGETERMIJNBEHEER VAN HET AFVAL VAN CATEGORIE A Van een zuiver technische en wetenschappelijke benadering naar een participatieve benadering NIRAS bestudeert sinds 1985 de mogelijkheid om het laag- en middelactieve kortlevende afval (afval van categorie A) te bergen in een oppervlaktebergingsinstallatie. Gedurende een decennium beperkte het onderzoek van deze optie zich tot de zuiver technische en wetenschappelijke aspecten. De aandacht ging daarbij uit naar de veiligheid en de uitvoerbaarheid van een oppervlaktebergingssysteem, ergens op Belgisch grondgebied. Deze zuiver technische benadering stuitte in 1994 op algemeen verzet, waardoor het project jarenlang in een impasse verzeild raakte. - 6 Bij zijn beslissing van 16 januari 1998 legde de ministerraad de basis van het beleid voor het langetermijnbeheer van het afval van categorie A, door te opteren voor de uitvoering van een geleidelijke, flexibele en omkeerbare definitieve oplossing of een oplossing die definitief kon worden. Hij belastte NIRAS onder meer met de ontwikkeling van methodes, inclusief beheer- en overlegstructuren, om de oplossing te integreren op lokaal vlak. Om gevolg te geven aan de opdracht van het ministerraad van 16 januari 1998 wijzigde NIRAS volledig haar benadering en opteerde ze voor een participatieve aanpak om de bevolking van de gemeenten die in aanmerking kwamen voor een bergingsinstallatie de gelegenheid te bieden daadwerkelijk mee te werken aan de ontwikkeling van een lokaal voorontwerp. De oprichting van de nodige overlegstructuren om het bergingsproject op doelmatige wijze te integreren op maatschappelijk vlak – de lokale partnerschappen – heeft geleid tot een volkomen innovatieve benadering die vandaag echte internationale erkenning geniet, waarbij op evenwichtige wijze rekening werd genomen met alle aspecten van het project, de technische uitvoerbaarheid, de veiligheid en de bescherming van het milieu, maar ook met de wensen van de inwoners van de betrokken gemeenten. Drie partnerschappen tussen NIRAS en een paar van de betrokken gemeenten zagen aldus het daglicht: STOLA-Dessel, opgericht met de gemeente Dessel (provincie Antwerpen); MONA, opgericht met de gemeente Mol (provincie Antwerpen) en PaLoFF, opgericht met de gemeenten Fleurus en Farciennes (provincie Henegouwen). Elk partnerschap aanvaardde het aanbod om één of meer geïntegreerde voorontwerpen van berging te ontwikkelen: een bergingsinstallatie die gepaard ging met een geheel van voorwaarden die er onlosmakelijk mee verbonden zijn. Deze voorwaarden hadden betrekking op de veiligheid, de milieubescherming, de volksgezondheid, de controle van het bergingssysteem, het levenscomfort en het behoud van de participatiestructuren. Op basis van het voorontwerp dat ontwikkeld werd met STOLA-Dessel koos de ministerraad van 23 juni 2006 ervoor het afval van categorie A te bergen in een oppervlaktebergingsinstallatie in Dessel. Daarmee beschikte België meteen over een nationaal beleid voor het langetermijnbeheer van het afval van categorie A. De detailstudies lopen ten einde Begin 2007 startte NIRAS met de detailstudies ter voorbereiding van de concrete realisatie van alle onderdelen van het geïntegreerde project en met de opstelling van de nodige vergunningsaanvraagdossiers. Deze studies, die steeds in nauwe samenwerking met de lokale partnerschappen STORA (het vroegere STOLA-Dessel) in Dessel en MONA in Mol werden verricht, lopen stilaan ten einde. Het synthesedocument, Masterplan genoemd, geeft een volledige beschrijving van elk onderdeel alsook een globale kostenraming van het technische project en de bijbehorende voorwaarden. De raad van bestuur van NIRAS nam in zijn vergadering van 23 april 2010 kennis van het document en verleende volmacht aan de voorzitter en aan de directeur-generaal om het Masterplan te overhandigen aan de voogdijoverheid. Tegen eind 2014 is een herziening van het Masterplan gepland, om rekening te houden met de meest recente ontwikkelingen, vooral op het vlak van de uitvoeringsplanning. - 7 Zoals beslist door haar raad van bestuur op 2 oktober 2009, zal NIRAS zelf de exploitatie van de toekomstige oppervlaktebergingsinstallatie voor het afval van categorie A op zich nemen. NIRAS heeft de oprichtingsen exploitatievergunningsaanvraag voor de oppervlaktebergingsinstallatie voor het afval van categorie A op 31 januari 2013 ingediend bij het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC). De oppervlaktebergingsinstallatie van het afval van categorie A wordt beschouwd als een inrichting van klasse I volgens artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen. In de huidige fase antwoordt NIRAS op methodische en systematische wijze op de vragen en opmerkingen van het FANC en bereidt ze de nodige aanpassingen aan het veiligheidsrapport voor om het eerste advies van de Wetenschappelijke Raad van het FANC te verkrijgen. Rekening houdend met de termijn die nog nodig is om deze vergunning te verkrijgen, zou de eerste fase van de bouw van de bergingsmodules en de perifere installaties in de loop van 2017 van start kunnen gaan. De bouw zou drie tot vier jaar duren, waardoor de bergingsinstallatie ten vroegste in 2020 in gebruik zal kunnen worden genomen. De uitvoering van het geïntegreerde project voor de berging van het afval van categorie A vereist nog de volgende acties: vóór de start van de werkzaamheden: een nieuw koninklijk besluit dat de oprichting en exploitatie van de oppervlaktebergingsinstallatie voor het afval van categorie A toelaat, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen; vóór de start van de exploitatie van de bergingsinstallatie: o een nieuw koninklijk besluit dat de oprichtings- en exploitatievergunning bevestigt, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 20 juli 2011; o een nieuw koninklijk besluit dat NIRAS erkent als nucleair exploitant, ter uitvoering van artikel 10 van de wet van 22 juli 1985 betreffende de wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie. Stijving van het Fonds op middellange termijn De wet van 29 december 2010 houdende wijziging van de wet van 8 augustus 1980 (zie punt 2.6. hierna) voert het Fonds op middellange termijn (FMT) in, een speciaal fonds dat bestemd is om de kosten van de bijbehorende voorwaarden te dekken. Het bedrag van het FMT werd door de wet van 29 december 2010 vastgesteld op 130.000.000 geïndexeerde EUR. Het koninklijk besluit van 3 juli 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1981 houdende bepaling van de opdrachten en werkingsmodaliteiten van de openbare instelling voor het beheer van radioactief afval en splijtstoffen op het vlak van de fondsen voor middellange en lange termijn preciseert de oprichtings- en gebruiksregels van het FMT. Het stijven van het FMT zal uiterlijk drie maanden na de uitreiking van de oprichtings- en - 8 exploitatievergunning voor de bergingsinstallatie kunnen beginnen. Uiterlijk drie maanden na de bevestiging, bij koninklijk besluit, van de vergunning voor de bergingsinstallatie, dienen de middelen van het fonds overeen te stemmen met het bedrag van 130.000.000 EUR, dat geïndexeerd wordt op basis van de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen vanaf het jaar 2010 tot het jaar waarin het bedrag integraal zal zijn geheven bij de producenten. Volgens het laatste lid van punt 11° van artikel 179, § 2, van de wet van 8 augustus 1980, zoals gewijzigd door de wet van 29 december 2010, moet binnen NIRAS een toezichtcomité worden opgericht om de bestemming van de middelen van het FMT te controleren. De samenstelling van dit toezichtcomité en de regels voor de uitoefening van zijn opdracht zijn bepaald door het koninklijk besluit van 3 juli 2012. Het toezichtcomité werd opgericht door de raad van bestuur van NIRAS in zijn zitting van 21 juni 2013. De raad heeft eveneens de samenstelling van het comité vastgelegd. Acties gevraagd aan de volgende regering NIRAS is, overeenkomstig haar wettelijke opdrachten, exploitant van de toekomstige bergingsinstallatie voor het afval van categorie A. 1. Volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, moet NIRAS, vóór de start van de werkzaamheden voor de realisatie van de oppervlaktebergingsinstallatie voor het afval van categorie A, over een door het FANC uitgereikte oprichtings- en exploitatievergunning beschikken, in de vorm van een koninklijk besluit. 2. Nog altijd volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 20 juli 2011 moet NIRAS, vóór de start van de exploitatie van de bergingsinstallatie, over een bevestiging van de door het FANC uitgereikte oprichtings- en exploitatievergunning beschikken, in de vorm van een bevestigingsbesluit. 3. Als gevolg van de erkenning van de hoedanigheid van nucleair exploitant van NIRAS moet een koninklijk besluit worden genomen, ter uitvoering van artikel 10 van de wet van 22 juli 1985 betreffende de wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie. - 9 2.3. LANGETERMIJNBEHEER VAN HET AFVAL VAN DE CATEGORIEEN B EN C (INCLUSIEF BESTRAALDE SPLIJTSTOF) Veertig jaar vruchtbare R&D In België wordt de mogelijkheid om het afval van de categorieën B en C, inclusief de bestraalde splijtstof die als afval wordt beschouwd, te bergen in een diepgelegen kleiformatie al sinds 1974 grondig onderzocht, waardoor het één van de baanbrekers is op dit gebied. Het onderzoek dat sinds een paar decennia wordt gevoerd door NIRAS, in samenwerking met het SCK•CEN (Studiecentrum voor Kernenergie in Mol), het ESV EURIDICE en verschillende studiebureaus en universiteiten, heeft tot doel na te gaan of de berging in een weinig verharde kleilaag (zoals de Boomse klei in het noordoosten van België of de Ieperiaankleien in het noordwesten van België) technisch uitvoerbaar is en of deze oplossing de langetermijnveiligheid van mens en milieu kan verzekeren. Hoewel de besluiten van de onderzoekswerkzaamheden die sinds bijna veertig jaar op dit gebied worden uitgevoerd veelbelovend zijn en de optie van geologische berging tot dusver geen enkel onoverkomelijk obstakel aan het licht heeft gebracht, werd in België nog geen beslissing genomen over het beleid voor het langetermijnbeheer van het afval van de categorieën B en C. Overeenkomstig de resolutie van de Kamer van 22 december 1993, die geleid heeft tot de opschorting van de opwerking van bestraalde splijtstof uit de kerncentrales, die door de ministerraad van 4 december 1998 bevestigd werd, plaatst NIRAS de studie van de geologische berging van het opwerkingsafval en de studie van de geologische berging van de niet-opgewerkte bestraalde splijtstoffen op voet van gelijkheid. Dit betekent dat er vandaag twee scenario's voor het langetermijnbeheer van het afval van de categorieën B en C naast elkaar bestaan in de RD&Dprogramma's en in de economische studies van de instelling: het scenario „volledige stopzetting van de opwerking‟ en het scenario „volledige opwerking‟. Volgens de hypotheses van het rapport dat de kernprovisievennootschap Synatom in 2013 aan de Commissie voor nucleaire voorzieningen heeft overhandigd, zal het in werkelijkheid om een gemengd scenario gaan, rekening houdend met de verplichtingen opgelegd door de wet van 18 december 2013 op de geleidelijke uitstap uit kernenergie en met de mogelijkheden inzake het beheer van de splijtstoffen afkomstig van een eventuele opwerking. Het Afvalplan B en C Om NIRAS in staat te stellen haar opdracht van openbare dienstverlening integraal te vervullen, haar huidige systeem voor het beheer van het afval van de categorieën B en C te optimaliseren, haar beheerkosten correct te ramen en te beheersen, het beheersysteem voor het beschouwde afval doeltreffend te sluiten, is het belangrijk dat de regering zo spoedig mogelijk het beleid vastlegt voor het langetermijnbeheer van dit afval. In deze optiek en overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, § 3, punt 1, littera c), van het koninklijk besluit van 30 maart 1981, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 16 oktober 1991, dat NIRAS opdraagt een algemeen beheerprogramma op lange termijn op te maken en bij te houden met een technisch-economische beschrijving van de acties die ze overweegt om het radioactieve afval te beheren, heeft NIRAS het initiatief genomen om in één document, Afvalplan genoemd, alle noodzakelijke elementen bijeen te brengen om de federale regering in staat te stellen het beleid voor het langetermijnbeheer van het afval van de categorieën B en C met kennis van zaken vast te leggen. - 10 Overeenkomstig de wet van 13 februari 2006 die erop van toepassing is, werd het Ontwerp van Afvalplan, dat gepaard ging met een beoordeling van de gevolgen voor het milieu van plannen en programma‟s (Strategic Environmental Assessment – SEA), in 2010 ter raadpleging voorgelegd aan het publiek en aan een aantal institutionele instanties, waaronder het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. De talrijke opmerkingen die werden ontvangen, werden geanalyseerd en in aanmerking genomen bij het opstellen van de eindversie van het Afvalplan. Het Afvalplan en de bijbehorende documenten werden aangenomen door de raad van bestuur van NIRAS in zijn zitting van 23 september 2011 en diezelfde dag overhandigd aan de voogdij van de instelling. In haar antwoord van 3 oktober 2011 heeft de voogdij een aantal aanbevelingen geformuleerd om de continuïteit van het R&D-programma voor de berging van het afval van de categorieën B en C te verzekeren, in afwachting van een beslissing over het beleid dat moet worden gevoerd voor het beheer van dit afval. Het Afvalplan bevat alle elementen die nodig zijn om het nationale beleid voor het afval van de categorieën B en C te bepalen. Overzicht van het lopende RD&D-programma NIRAS gaat NIRAS door met haar onderzoeks-, ontwikkelings- en demonstratieactiviteiten (RD&D) aangaande de oplossing die zij als referentie aanbeveelt voor België, namelijk de berging van het afval van de categorieën B en C en van de verbruikte splijtstoffen in een diepe kleiformatie (Boomse klei en Ieperiaankleien). NIRAS verbindt zich ertoe dat deze oplossing in alle opzichten voldoet aan de voorwaarden van een duurzame oplossing, dit is een oplossing die erin slaagt de vier onafscheidelijke dimensies van elke milieuproblematiek met elkaar te verzoenen. wetenschappen en technieken ecologie en veiligheid economie en financiën ethiek en maatschappij. Het doel van het lopende RD&D-programma is het algemene vertrouwen in de berging van al het beschouwde afval in de Boomse klei of de Ieperaankleien te versterken en aldus de nodige stof te leveren voor de toekomstige argumentatiedossiers. Op basis hiervan moet tegen 2025 kunnen worden geconcludeerd dat de voorgestelde oplossing geen onoverkomelijk obstakel vormt op het vlak van de veiligheid, de fenomenologie en de uitvoerbaarheid. De Safety and Feasibility Case 1 (SFC1) is het eerste van de argumentatiedossiers dat aan de bevoegde overheid zal worden overhandigd. Het zal bestaan uit een geheel van kwalitatieve en kwantitatieve argumenten die aantonen dat de voorgestelde oplossing de operationele en de langetermijnveiligheid kan garanderen en dat ze uitvoerbaar is. Het zal als leidraad en als basis dienen voor de multidisciplinaire integratie van het gehele programma. Voor de inhoud van het toekomstige SFC1 zal uiteraard rekening worden gehouden met de beslissingen en voorwaarden die zullen voortkomen uit het nationale beleid dat zal worden ingevoerd voor het afval van de categorieën B en C, overeenkomstig de wet ter omzetting van de richtlijn 2011/70/Euratom (zie punt 2.1. hierboven) en, in het bijzonder, de eisen inzake omkeerbaarheid, terugneembaarheid en monitoring. - 11 Van de experimenten die voorbereid worden in het ondergronds laboratorium HADES in Mol dat beheerd wordt door het ESV EURIDICE, het economisch samenwerkingsverband dat werd opgericht door NIRAS en het SCK•CEN, is het meest belangrijke ongetwijfeld de grootschalige verwarmingstest in situ PRACLAY (Preliminary thermomechanical demonstration test for clay disposal of high radioactive waste) die momenteel wordt geïnstalleerd. Deze test, die tot doel heeft te bevestigen dat de Boomse klei in staat is warmteafgevend afval te ontvangen, zal gedurende tien jaar worden uitgevoerd op representatieve schaal. NIRAS is van plan de eerste resultaten van de PRACLAY-proef te integreren in het argumentatiedossier en in de besluiten van de SFC1. Een tweede argumentatiedossier over de uitvoerbaarheid en de veiligheid, Safety and Feasibility Case 2 (SFC2), zal vooral gebaseerd zijn op de definitieve resultaten van de PRACLAY-proef. In haar brief van 3 oktober 2011 die de ontvangst van het Afvalplan bevestigde, heeft de voogdij een reeks aanbevelingen geformuleerd om de continuïteit van het O&O-programma voor de berging van het afval van de categorieën B en C te verzekeren, in afwachting van de principebeslissing die de regering kan nemen nu ze beschikt over het Afvalplan. Deze aanbevelingen zijn gestructureerd volgens vier parallelle en elkaar aanvullende assen: 1. Een technisch-wetenschappelijke as, die tot doel heeft de RD&D betreffende berging in weinig verharde klei voort te zetten om de technische en wetenschappelijke bases van deze oplossing te bevestigen en te verfijnen; daarbij zullen ook de ontwikkelingen worden gevolgd in verband met beheerpistes die in het Afvalplan werden onderzocht maar niet behouden. 2. Een maatschappelijke as, die tot doel zal hebben het overleg met alle belanghebbende partijen te versterken om, enerzijds, het besluitvormingsproces te preciseren en, anderzijds, de eisen inzake recupereerbaarheid, controle en kennisoverdracht te verduidelijken; dit besluitvormingsproces – dat stapsgewijs, participatief, aanpasbaar, transparant dient te zijn en de continuïteit en de integratie van de technische en maatschappelijke aspecten dient te verzekeren – zal de ontwikkeling en realisatie van de beheeroplossing begeleiden. 3. Een normatieve as die, zoals dat het geval is in vele landen die zich actief ontwikkelen op het vlak van het langetermijnbeheer van radioactief afval, een institutionele en juridische omkadering zal voorstellen voor de uitvoering van het Afvalplan; het doel is, in het bijzonder, te preciseren hoe de stappen moeten worden genomen tussen het nemen van een principebeslissing en het indienen van de nucleaire vergunningsaanvraag (identificatie van de te nemen essentiële beslissingen, van de respectieve rollen en verantwoordelijkheden, van de belanghebbende partijen, van de ondersteunende documenten enz.). 4. Een financiële as om, enerzijds, te garanderen dat het volledige B&C-programma op het vereiste niveau zal worden gefinancierd door de producenten en, anderzijds, de raming van de kostprijs van het langetermijnbeheer van het afval van de categorieën B en C te verfijnen. Nationaal beleid voor het afval van de categorieën B en C Zoals vermeld in punt 2.1, voorziet de wet ter omzetting van de richtlijn 2011/70/Euratom in Belgisch recht in de invoering van nationale beleidsmaatregelen voor het beheer van radioactief afval en bestraalde splijtstof in de vorm van koninklijke besluiten vastgesteld na overleg in de - 12 ministerraad. Er zal dus een nationaal beleid moeten worden ingevoerd voor het afval van de categorieën B en C. Met het Afvalplan B en C beschikt de Belgische regering over alle elementen om, met kennis van zaken, een beslissing te nemen over het beleid voor het langetermijnbeheer van het afval van de categorieën B en C. In deze context herinneren we eraan dat het Afvalplan B en C er in zijn eindaanbevelingen op aandringt dat de volgende punten zouden worden opgehelderd: het statuut (hulpbron of afval) van bestraalde splijtstof uit commerciële reactoren, het statuut (hulpbron of afval) van verrijkte splijtstoffen en plutoniumhoudende stoffen. Deze opheldering is nodig om een nationaal programma op te maken op basis van een uniek en geloofwaardig referentiescenario wat de te beheren hoeveelheden opwerkingsafval en bestraalde splijtstof en de productieplanning betreft. Tot slot moet het nationale beleid, overeenkomstig artikel 4 van de wet ter omzetting van de richtlijn 2011/70/Euratom, voorzien in een besluitvormingsproces voor de concrete uitvoering van alle stappen van de gekozen oplossing voor het langetermijnbeheer. Omdat de zones met kleihoudende formaties, die mogelijk in aanmerking komen voor geologische berging, zich ten zuiden van de Belgisch-Nederlandse grens bevinden, moet Nederland in het kader van het besluitvormingsproces geraadpleegd worden over de grensoverschrijdende aspecten, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 13 februari 2006 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's en de inspraak van het publiek bij de uitwerking van de plannen en programma's in verband met het milieu en van het verdrag van Espoo van 25 februari 1991. Actie gevraagd aan de volgende regering De volgende regering dient, bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, het specifieke nationale beleid (waarvan sprake in punt 2.1. hierboven) in te voeren voor het langetermijnbeheer van het afval van de categorieën B en C. 2.4. REFERENTIEKADER VOOR HET LANGETERMIJNBEHEER VAN AL HET AFVAL Voor elke categorie radioactief afval moet er een gekende en aanvaarde oplossing voor het langetermijnbeheer zijn. Dit is één van de doelstellingen van de nationale beleidsmaatregelen die worden ingevoerd door de wet ter omzetting van de richtlijn 2011/70/Euratom. In de praktijk zal het afval van categorie A aan de oppervlakte worden geborgen, overeenkomstig de beslissing van de ministerraad van 23 juni 2006 (zie punt 2.2 hierboven), terwijl het beleid dat NIRAS in het Afvalplan B en C (zie punt 2.3 hierboven) aanbeveelt voor het langetermijnbeheer van het afval van de categorieën B en C, namelijk geologische berging in weinig verharde klei, nog moet worden aangenomen door de regering. Er dient opgemerkt dat er geen nationaal beleid bestaat voor twee bijzondere types radioactief afval, namelijk radiumhoudend afval en NORM- en TE-NORM-afval. - 13 Er bevinden zich grote hoeveelheden radiumhoudend afval op de site van Umicore in Olen, die afkomstig zijn van de historische radiumproductieactiviteiten van het vroegere Union Minière (vandaag Umicore genoemd), maar ook onder het historische afval dat deel uitmaakt van het passief BP2 en waarvoor de Belgische Staat financieel verantwoordelijk is. Het NORM-afval (naturally occurring radioactive materials) en TE-NORM-afval (technologically enhanced naturally occurring radioactive materials) is zeer laagradioactief afval dat aanwezig is op een aantal industriële sites die niet onderworpen zijn aan een nucleaire vergunning, zoals de sites waar gebruikgemaakt wordt van fosfaatertsen, zand en zirkoonoxides, titaniumdioxide ..., en dat NIRAS mogelijk zal moeten overnemen indien het FANC beslist om één of meer van deze sites radiologisch te saneren. Deze bijzondere afvaltypes vereisen eveneens een coherent nationaal beleid voor het langetermijnbeheer, dit wil zeggen een beleid dat rekening houdt met de sterke gelijkenissen die ze vertonen in termen van radiologische risico's, omdat het vooral gaat om hoge volumes laag- tot zeer laagactief maar langlevend radioactief afval, en dat beantwoordt aan de beslissingen die het FANC daarover in de toekomst zal nemen. Om een zo volledig overzicht te geven van de situatie van al het bestaande of verwachte radioactieve afval in België en een algemene strategie voor te stellen voor de identificatie van oplossingen voor het langetermijnbeheer, meer bepaald voor de afvaltypes die nog niet opgenomen zijn in haar huidige beheersysteem, heeft NIRAS een ontwerp van Referentiekader voor het langetermijnbeheer van radioactief afval opgesteld, dat ze eind 2013 ter advies aan het FANC heeft voorgelegd. Eind februari 2014 heeft het FANC een voorlopig advies aan NIRAS bezorgd. Het FANC heeft zijn eindadvies overhandigd per brief van 11 april 2014. NIRAS zal met dit advies rekening houden om de definitieve versie van het Referentiekader voor het langetermijnbeheer van radioactief afval op te stellen. Ze zal dit vervolgens voorleggen aan haar raad van bestuur, waarna het aan de voogdijoverheid zal worden bezorgd. Het Referentiekader voor het langetermijnbeheer van radioactief afval kan ook als basis dienen voor de opstelling van een nationaal beleid en een nationaal programma voor het langetermijnbeheer van het radiumhoudende afval en het NORM- en TE-NORM-afval. Nog een laatste nuttige precisering: het Referentiekader voor het langetermijnbeheer van radioactief afval is onder meer gebaseerd op een visiedocument dat NIRAS en Umicore gezamenlijk hebben opgesteld en begin 2013 hebben goedgekeurd, namelijk het Vision document on the long-term management of the radioactively contaminated sites and the radioactive waste at the Olen-Site. 2.5. EEN ORGANISATIE DIE DE NIEUWE VERANTWOORDELIJKHEDEN AANKAN Recente ontwikkelingen In de voorbije vijf jaar vonden vijf gebeurtenissen plaats die een niet te verwaarlozen impact hadden op de organisatie van NIRAS. - 14 1. In zijn vergadering van 2 oktober 2009 heeft de raad van bestuur van NIRAS beslist dat de instelling zelf de taak van exploitant van de toekomstige bergingsinstallatie voor het afval van categorie A in Dessel (nucleaire installatie van klasse I) op zich zou nemen. Deze installatie zou op zijn vroegst in 2020 in gebruik worden genomen onder de naam „NIRAS-Site Dessel‟. 2. Met de publicatie van het koninklijk besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties verplicht de Belgische wetgeving elke exploitant van een nucleaire installatie van klasse I voortaan over een geïntegreerd managementsysteem (IMS voor Integrated Management System) te beschikken, dat alle bepalingen betreffende de organisatie, de verantwoordelijkheden, de middelen, de processen en de kwaliteitszorg omvat. 3. Als gevolg van het faillissement van Best Medical Belgium S.A. in Fleurus, droeg Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie, Mobiliteit en Staatshervorming, NIRAS in zijn brief van 1 augustus 2012 op de installaties van dit bedrijf te saneren en te ontmantelen. Sinds 8 oktober 2012 exploiteert NIRAS, als exploitant van klasse II, het deel van de installaties van de vroegere site van Best Medical Belgium S.A. waarvoor geen overnemer werd gevonden en dat voortaan „ONDRAF-Site Fleurus‟ wordt genoemd. NIRAS beschikt daarvoor over een vergunning die haar is uitgereikt door het FANC. 4. Naast de vereisten inzake nationaal beleid, nationaal kader en nationaal programma, die het voorwerp zijn van het vorige punt, leggen de richtlijn 2011/70/Euratom en haar omzetting in Belgisch recht een reeks eisen op die meer specifiek te maken hebben met de organisatie van het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstof: het in aanmerking nemen van de onderlinge afhankelijkheid van de verschillende stappen van de productie en het beheer van radioactief afval, een duidelijk onderscheid tussen de regelgevende functies en de functies inzake het beheer van radioactief afval en bestraalde splijtstof, het behoud en de ontwikkeling van de competenties en kwalificaties van het personeel, de toereikendheid en beschikbaarheid van de financiële middelen enz. 5. Tijdens een routine-inspectie in februari 2013 werd een gelachtige substantie aangetroffen aan het oppervlak van de betonmatrix van bepaalde vaten met evaporatorconcentraten en harsen geconditioneerd door de kerncentrale van Doel, volgens een procedé waarbij gebruikgemaakt wordt van een betonnen immobilisatiematrix (zie punt 2.8). Meer dan 10.000 colli, met evaporatorconcentraten of met ionenwisselende harsen, werden volgens dit procedé geproduceerd in de kerncentrale van Doel en zouden, in meerdere of mindere mate, betrokken kunnen zijn bij dit verschijnsel. Naar aanleiding van de officiële kennisgeving van deze ontdekking stuurde de voogdijoverheid op 21 oktober 2013 een brief naar NIRAS waarin ze de instelling vroeg een aantal acties te ondernemen. Eén daarvan heeft meer in het bijzonder te maken met twee van de fundamenten van het beheersysteem: een evaluatie maken van het acceptatieproces en van het erkenningsproces en aanbevelingen formuleren om deze processen te verbeteren. De wijze waarop rekening wordt gehouden met deze nieuwe realiteit in de huidige en toekomstige organisatie van het beheer van radioactief afval in België wordt hieronder beschreven. - 15 NIRAS is voortaan nucleair exploitant NIRAS staat sinds 8 oktober 2012 in voor de exploitatie van een deel van de vroegere installaties van Best Medical BelgiumS.A., die ze moet saneren en ontmantelen. (deze site wordt voortaan 'ONDRAF-Site Fleurus' genoemd). NIRAS gaat tegelijkertijd door met de opdrachten die de wetgever haar heeft toevertrouwd inzake het beheer van radioactief afval, met een beheersing en een doeltreffendheid die erkend zijn en regelmatig bevestigd worden door internationale peerreviews en audits waaraan het beheersysteem en de programma's van de instelling worden onderworpen. Alle maatregelen werden genomen om haar nieuwe rol van nucleair exploitant optimaal te integreren in het afvalbeheersysteem. Deze integratie maakt het mogelijk, enerzijds, te voldoen aan de reglementaire verplichtingen voor de nucleaire exploitanten van klasse II en, anderzijds, een duidelijke afbakening te garanderen tussen de verantwoordelijkheden van NIRAS als beheerder van radioactief afval en de verantwoordelijkheden die haar worden toevertrouwd als exploitant van nucleaire sites en in het kader waarvan zij onderworpen is aan de controle van de nucleaire veiligheidsautoriteit (FANC). Ten slotte bereidt NIRAS zich, naar aanleiding van de beslissing van de raad van bestuur van 2 oktober 2009 (zie supra), voor op haar taak als exploitant van klasse I van de oppervlaktebergingsinstallatie voor afval van categorie A in Dessel. Naar een IMS voor alle activiteiten van NIRAS Hoewel de bepalingen van het koninklijk besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties enkel van toepassing zijn op de nucleaire exploitanten van klasse I, in het geval van NIRAS dus tot de exploitatie van de toekomstige oppervlaktebergingssite voor afval van categorie A, heeft de instelling beslist het toepassingsveld van het IMS uit te breiden tot al haar activiteiten. Zonder voorbij te gaan aan de nieuwe eisen inzake de organisatie van het beheer van radioactief afval en bestraalde splijtstof in België, ten gevolge van de omzetting van de richtlijn 2011/70/Euratom in Belgisch recht door de wet van 3 juni 2014, en aan de opdracht van de voogdij om de acceptatie- en erkenningsprocessen te verbeteren, is NIRAS bezig met haar huidige beheersysteem aan te passen om er een IMS van te maken dat beantwoordt aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 30 november 2011. Ze baseert zich daarop op beproefde internationale normen en, in het bijzonder, op de Safety Requirements n° GS-R-3 van het IAEA: The Management System for Facilities and Activities. Het herziene beheersysteem zal zowel de specifieke processen van haar opdrachten als beheerder van radioactief afval als de specifieke processen van haar opdrachten als nucleair exploitant omvatten. Zoals bepaald in de strategische verklaring van NIRAS, neemt de nucleaire veiligheid een centrale plaats in het beheersysteem van NIRAS in. De verplichting om over een IMS te beschikken betreft meer dan één actor in het beheer van radioactief afval in België. Alle huidige en toekomstige houders van een vergunning van klasse I en, in het bijzonder, de grote afvalproducenten en Belgoprocess, de industriële dochtermaatschappij van NIRAS in Dessel, zijn erbij betrokken. Het nieuwe IMS van NIRAS zal worden geharmoniseerd met het beheersysteem van de andere belanghebbende partijen bij het beheer van radioactief afval. Deze harmonisatie zal niet worden gerealiseerd door een verdubbeling van de verschillende IMS'en, - 16 maar door de interactie van de IMS'en onderling te organiseren. IMS processus O/N Exploitant Site d'exploitation (T/C & E) IMS Belgoprocess IMS Transporteurs IMS Producteurs De hierna volgende figuur toont hoe, onder de controle van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en de andere bevoegde overheden, de beheersystemen van de verschillende belanghebbende partijen bij het beheer van radioactief afval in België (de producenten en de vervoerders van afval, Belgoprocess en NIRAS als toekomstig nucleair exploitant van de bergingsinstallatie voor het afval van categorie A), waarin de operationele veiligheid zal primeren, zullen georganiseerd zijn rond het IMS van NIIRAS als beheerder van radioactief afval, waarin de langetermijnveiligheid een centrale plaats zal innemen. IMS O/N Gestionnaire Assure la sûreté à long terme Flux d'information nécessaire pour garantir la qualité des étapes successives du cycle de gestion des déchets I Sûreté operationnelle Sûreté operationnelle Sûreté operationnelle Sûreté operationnelle Op die manier zullen alle stappen van de logistieke keten van het beheer van radioactief afval, vanaf de productie van het afval tot zijn oppervlakteberging of berging in een geologische formatie, gecoördineerd zijn. De Belgische Staat moet de werkbaarheid van het beheer van het radioactieve afval in België en, meer bepaald, die van het geïntegreerde managementsysteem van NIRAS garanderen. IMS proces O/N Exploitant bergingssite (V/C & O) IMS Belgoprocess IMS Transporteurs IMS Producenten Voor een doeltreffende werking, dit wil zeggen een werking die zowel de korte- als langetermijnveiligheid garandeert maar ook de opzet van de toegepaste oplossingen en, in een ruimer kader, de opzet van alle beheerfasen, ongeacht de dienstverlener die erbij betrokken is, is het belangrijk dat binnen een redelijke termijn een aantal beslissingen worden genomen. Twee aan de gang zijnde dossiers zijn in dit geval prioritair: IMS O/N Beheerder Verzekert de veiligheid op lange termijnA in Dessel (zie punt 2.2. de oppervlaktebergingsinstallatie voor het afval van categorie hierboven) bevindt zich in de licensingfase. In het vooruitzicht van de stopzetting van de kernreactoren Doel 1 en Doel 2 aan het eind van veertig jaar exploitatie, dus op 15 februari en 1 december 2015, zijn NIRAS en Electrabel gestart met overleg over de interfaces tussen de ontmantelingsoperaties voor beide reactoren en de verschillende stappen van het beheer van het afval dat daaruit zal voortkomen. Zonder uitreiking van de exploitatievergunning voor de oppervlaktebergingsinstallatie voor het afval van categorie A, maar ook zonder Informatieflux noodzakelijk om de kwaliteit van de opeenvolgende stappen van de afvalbeheercyclus te garanderen Operationele veiligheid Operationele veiligheid Operationele veiligheid Operationele veiligheid - 17 voldoende kennis van de voorwaarden die het FANC voor de exploitatie zal opleggen, is het moeilijk de voorbereiding van de ontmantelingsoperaties en van het latere beheer van het afval – voornamelijk van categorie A – dat bij deze operaties zal worden voortgebracht, doeltreffend aan te pakken en vooral tot een goed einde te brengen; er wordt een nationaal beleid verwacht voor het beheer van radioactief afval en bestraalde splijtstof, ter uitvoering van de wet ter omzetting van de richtlijn 2011/70/Euratom in Belgisch recht (zie punt 2.1 hierboven). Dit nationale beleid zou in het bijzonder de principebeslissing over de oplossing voor het langetermijnbeheer van het afval van de categorieën B en C, op basis van het Afvalplan dat op 23 september 2011 aan de voogdij werd bezorgd (zie punt 2.3 hierboven), moeten omvatten, alsook het andere afval waarvoor nog een langetermijnbeheeroplossing moet worden ontwikkeld, zoals het NORM- en TENORM-afval en het radiumhoudende afval (zie punt 2.4 hierboven). Zonder een duidelijke visie op de toekomst van deze afvalgroepen is het moeilijk de verschillende stappen van het toekomstige beheer ervan te optimaliseren en, nog minder, de kostprijs van dit beheer te ramen en te dekken, ter uitvoering van het beginsel 'de vervuiler betaalt', en daarbij het ontstaan van nucleaire passiva te voorkomen. We onderstrepen nog dat als dit nodig mocht blijken, NIRAS haar organisatie zal aanpassen om rekening te houden met de eventuele impact van de beslissingen die de regering zal nemen in de voornoemde dossiers, waarbij ze erop zal toezien dat ze de nieuwe functies die ze eventueel zal moeten creëren toewijst aan competent en opgeleid personeel. Het zou kunnen dat NIRAS in de komende jaren ook om een aanpassing van haar organiek kader zal moeten vragen om aan haar nieuwe verplichtingen te voldoen. Actie gevraagd aan de volgende regering NIRAS past haar organisatie aan om rekening te houden met de talrijke evoluties van het wettelijk en reglementair kader, met de nieuwe opdrachten die haar worden toevertrouwd, maar ook met de inhoud van het nationale beleid en de nationale programma's waarvan sprake is in punt 2.1. hierboven, waarbij ze erop toeziet dat de eventueel gecreëerde nieuwe functies worden toegewezen aan competent en opgeleid personeel. Op basis van wat voorafgaat, zou het kunnen dat NIRAS in de komende jaren om een uitbreiding van haar organiek kader zal moeten vragen om aan haar nieuwe verplichtingen te voldoen. - 18 Aandachtspunten 1. Zonder een operationele bergingsinstallatie voor het afval van categorie A (zie punt 2.2 hierboven) is het voor NIRAS, als beheerder van het radioactieve afval, moeilijk de talrijke stappen van het beheersysteem voor het afval van categorie A, in het bijzonder het afval afkomstig van de ontmanteling van de kerncentrales, doeltreffend te organiseren en is het voor Electrabel moeilijk de ontmanteling van de kernreactoren, te beginnen met Doel 1 en Doel 2, in goede omstandigheden te aan te pakken. 2. Bij gebrek aan een nationaal beleid voor het beheer op lange termijn van radioactief afval en bestraalde splijtstof is het voor NIRAS moeilijk de stappen van het toekomstig beheer van het afval van de categorieën B en C (zie punt 2.3 hierboven) en van de andere afvalgroepen, zoals het NORM- en TE-NORM-afval en het radiumhoudende afval (zie punt 2.4 hierboven), te organiseren, plannen en optimaliseren en het behoud op lange termijn van de noodzakelijke kennis en knowhow voor de goede uitvoering van haar opdrachten te garanderen. - 19 - 2.6. HERZIENING VAN HET FINANCIERINGSSYSTEEM VAN NIRAS Krachtens de toepasbare wettelijke bepalingen kan de uitdaging voor NIRAS op het vlak van het financieel beheer als volgt worden samengevat: de juiste dekking van elke uitgave van de instelling verzekeren tegen kostprijs, zonder winsten noch verliezen, door de kosten zo objectief mogelijk te verdelen onder de rechtstreekse en onrechtstreekse begunstigden van haar diensten. Overzicht van de recentste ontwikkelingen Er werd een Fonds op lange termijn (FLT) opgericht om alle kosten en investeringen te dekken die noodzakelijk zijn om het radioactieve afval op te slaan en om bergingsinstallaties voor het afval te bouwen, te exploiteren en te sluiten, en er de institutionele controle van te verzekeren, in overeenstemming met de vergunningen die uitgereikt zijn om deze activiteiten uit te voeren. Al in 1981 voorzag artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 maart 1981 in de mogelijkheid om een FLT op te richten. Deze mogelijkheid was toen echter niet vastgelegd in een wet. Hoofdstuk 3 van de wet van 29 december 2010 houdende diverse bepalingen voorzag in deze leemte door twee andere fondsen in te voeren: het Fonds op middellange termijn (FMT), dat door NIRAS beheerd wordt en bestemd is om de kosten te dekken van de bijbehorende voorwaarden die werden goedgekeurd door de gemeenteraden van Dessel en Mol ; Het Lokaal Fonds (FL), dat de vorm aanneemt van een privaatrechtelijke stichting en dat tot doel heeft een duurzame meerwaarde te creëren voor de lokale collectiviteit. Het FLT wordt gestijfd door retributies voor rekening van de producenten van radioactief afval. Deze retributies worden berekend op basis van de kosten die toe te schrijven zijn aan het respectieve afval van deze producenten en die worden geraamd op basis van de leidende beginselen die door de Koning worden vastgesteld. Het koninklijk besluit van 3 juli 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1981 vult bepaalde werkingsregels van het FLT aan en legt de werkingsregels van het FMT en van het LF vast. Als gevolg van het beroep dat Synatom heeft aangetekend bij de Raad van State om de nietigverklaring van het koninklijk besluit van 3 juli 2012 te verkrijgen, werd een nieuw koninklijk besluit genomen dat de leidende beginselen bepaalt die ten grondslag liggen aan de vaststelling van de retributies voor het stijven van het FLT. Dit koninklijk besluit, dat dateert van 25 april 2014, werd op 18 juni 2014 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het afstemmen van het financieringssysteem voor het langetermijnbeheer met de leidende beginselen is één van de prioriteiten van NIRAS. De contracten die ze heeft afgesloten met de afvalproducenten moeten ten laatste op 31 december 2018 aangepast zijn. Ten slotte herinneren we eraan dat de richtlijn 2011/70/Euratom (zie punt 2.1) en meer bepaald artikel 9 van de richtlijn de lidstaten uitdrukkelijk verplicht ervoor te zorgen “dat het nationale kader voorschrijft dat voldoende financiële middelen beschikbaar moeten zijn, op het moment dat zulks nodig is voor het uitvoeren van de nationale programma‟s, in het bijzonder voor het beheer van - 20 verbruikte splijtstof en radioactief afval, en dat daarbij voldoende rekening moet worden gehouden met de verantwoordelijkheid van de producenten van verbruikte splijtstof en radioactief afval.” Noodzaak van een herziening van het financieringssysteem Op het vlak van de financiering moet NIRAS momenteel het hoofd bieden aan verschillende moeilijkheden: het feit dat verschillende grote producenten, waaronder Belgonucleaire en FBFCInternational, het einde van hun levensduur bereiken, doet steeds prangender het probleem rijzen van het bepalen van de voorwaarden waarop zij definitief het door NIRAS ontwikkelde contractuele systeem zullen kunnen verlaten; het wettelijk en reglementair kader waarin de exploitanten en NIRAS zich momenteel bevinden voor de dekking van de nucleaire kosten bevat talrijke leemtes en vereist aanpassingen (zie deel 2.7 hierna); het geldende tariefsysteem, dat met name de mogelijkheid biedt een eventuele inkomstenderving op te vangen die zich in een vroegere periode heeft voorgedaan, door een herziening van de kosten van de overname van het toekomstige afval, stuit op de realiteit dat deze toekomstige afvalhoeveelheden voortdurend afnemen, terwijl de ramingen van de kosten van het langetermijnbeheer blijven toenemen; dit heeft een versterkend effect op het bedrag van de tarieven voor het langetermijnbeheer, in het bijzonder voor de opslag- en de bergingstarieven; de duur van de uitvoering van oplossingen voor het langetermijnbeheer wordt langer en de onzekerheden omtrent de technische concepten en de exploitatievoorwaarden (hoeveelheden en types afval die moeten worden beheerd, reglementaire eisen, kosten van de grondstoffen, arbeidskosten, realiseerbare productiesnelheid ...) blijven aanzienlijk, waardoor de begrotingsoefeningen complexer worden; de financieringscontracten tussen NIRAS en de afvalproducenten, die de retributies bepalen voor de financiering van de diensten van de instelling in het kader van de overname van radioactief afval, zullen overigens moeten worden aangepast om rekening te houden met de leidende beginselen die vastgesteld zijn in het koninklijk besluit. Het financieringssysteem voor het beheer van radioactief afval moet grondig worden herzien, onder meer om het behoud van het financieel evenwicht op korte en lange termijn te garanderen, alsook de naleving van het beginsel van transgenerationele billijkheid dat erin bestaat geen onaanvaardbare lasten door te schuiven naar de toekomstige generaties. Bijzondere problematiek van de dekking van de nucleaire kosten De nucleaire kosten zijn, ter herinnering, als volgt samengesteld: voor een geklasseerde site gaat het om alle ontmantelingskosten en alle kosten voor het beheer van het fysiek aanwezige radioactieve afval en de kerntechnische materialen; voor een site die radioactieve stoffen bevat maar geen nucleaire vergunning bezit, gaat het om alle saneringskosten. - 21 De evaluatie, in het kader van de inventaris van de nucleaire passiva (zie punt 2.7 hierna) van de provisies die door de financieel verantwoordelijken worden aangelegd om hun nucleaire kosten te dekken, toont aan dat er een risico bestaat dat deze kosten onvoldoende gedekt zijn. Voor het overige bestaat er in België geen algemeen wettelijk en reglementair kader dat de dekking van de nucleaire kosten regelt. Er bestaat a fortiori geen enkele algemene bepaling die de financieel verantwoordelijken ertoe verplicht voldoende provisies aan te leggen om hun nucleaire kosten te dekken en nog minder ervoor te zorgen dat de overeenstemmende financiële middelen te gelegener tijd beschikbaar zullen zijn. Het risico is niet onbestaande dat de Belgische Staat zich in de plaats zal moeten stellen van een onvermogende financieel verantwoordelijke, een situatie die, in voorkomend geval, in tegenspraak zou zijn met de fundamentele beginselen van het beheer van radioactief afval zoals het beginsel 'de vervuiler betaalt' of het beginsel van transgenerationele billijkheid. Naar aanleiding van deze vaststellingen, die al in het inventarisrapport 2003-2007 waren opgenomen, heeft de voogdij van NIRAS, in haar brief van 9 januari 2009, de instelling opgedragen aanbevelingen te formuleren om een wettelijk en reglementair kader te ontwikkelen dat de dekking van de nucleaire kosten organiseert. De kritische analyse die NIRAS geeft gemaakt van de juridische en economische aspecten van het huidige wettelijk en reglementair kader en van het contractueel stelsel waarin NIRAS en de exploitanten zich bevinden, heeft geleid tot een aantal besluiten die opgenomen zijn in de rapporten die NIRAS aan haar voogdij heeft bezorgd om gevolg te geven aan de opdracht die de voogdij haar had toevertrouwd in haar brief van 9 januari 2009. Een eerste rapport, gewijd aan de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van splijtstoffen bestraald in deze kerncentrales, werd aan de raad van bestuur voorgesteld in zijn zitting van 25 juni 2010. De raad heeft ermee ingestemd het rapport voor te leggen aan de voogdijoverheid. Een tweede rapport over de uitvoering van een coherent wettelijk en reglementair kader voor de dekking voor de dekking van de nucleaire kosten, voor de voorzieningen aangelegd door de exploitanten van installaties en/of nucleaire sites die radioactieve stoffen bevatten, werd voorgelegd aan de raad van bestuur in zijn zitting van 9 december 2011, die ermee heeft ingestemd om het aan de voogdijoverheid te bezorgen. Hoofdstuk 9 van het derde inventarisrapport over de nucleaire passiva dat NIRAS aan haar voogdij heeft bezorgd (periode 2008-2012) en waarvan sprake is in punt 2.7 hierna, geeft de meest recente en volledige toestand van de aanbevelingen die NIRAS heeft geformuleerd om te voorzien in de leemtes van het wettelijk en reglementair kader dat de dekking van de nucleaire kosten organiseert. In hun brief van 10 december 2013 betreffende de audit van het Rekenhof over de rekeningen 2012 van NIRAS, dragen de voogdijministers, verwijzend naar de rapporten van 2010 en 2011, de instelling op voorstellen te doen om haar eigen aanbevelingen om te zetten in reglementaire teksten. Werkgroep ingesteld door de ministerraad van 31 januari 2014 De ministerraad van 31 januari 2014 heeft beslist een werkgroep op te richten, bestaande uit de Administratie voor Energie, die de werkgroep voorzit, NIRAS, die instaat voor het secretariaat, en Synatom. De ministerraad heeft zijn beslissing aan de instelling meegedeeld in zijn brief van - 22 21 februari 2014. Deze groep, die het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle raadpleegt voor kwesties die tot zijn bevoegdheid behoren, is belast met het onderzoek van de punten van de wetgeving en de reglementering over het beheer van radioactief afval en bestraalde splijtstof die verbeterd moeten worden op basis van de werkzaamheden en de ervaringen van de voorbije jaren. Daarbij wordt voorrang gegeven aan de volgende aspecten: het verzekeren van de dekking van de kosten door de producenten en de beschikbaarheid van de benodigde financiële middelen, structurele dekking van de kosten met betrekking tot de wettelijke opdrachten van NIRAS, voorbereiding en organisatie van de ontmantelingsactiviteiten, maatregelen om het onvermogen van producenten te voorkomen en te beheren, stopzetting van de activiteiten van de producenten, financiële dekking van het beheer van de ingekapselde bronnen (de omzetting van de richtlijn 2003/122/Euratom van de Raad van 22 december 2003 inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen moet worden afgerond). In dit kader moeten de wettelijke bepalingen over de voorbereiding en de organisatie van de ontmantelingsactiviteiten verduidelijkt en/of vervolledigd worden, meer bepaald artikel 5 van het koninklijk besluit van 30 maart 1981 houdende bepaling van de opdrachten en de werkingsmodaliteiten van de openbare instelling voor het beheer van radioactief afval en splijtstoffen, dat bepaalt dat elke persoon die nucleaire installaties exploiteert of een aanvraag indient om dergelijke installaties te exploiteren NIRAS te gelegener tijd en ten laatste drie jaar voor de definitieve stillegging van deze installaties, alle inlichtingen moet verstrekken in verband met de vooruitzichten inzake de ontmanteling van deze installaties en in verband met het afval dat daaruit zal voortkomen. Het huidige wettelijke en reglementaire kader bevat geen duidelijke verplichting voor de nucleaire exploitanten voor de periode voorafgaand aan de voornoemde termijn van drie jaar, met name wat de opvolging en het verstrekken van informatie betreft. Het begrip “definitieve stopzetting” is trouwens het voorwerp van diverse interpretaties. De wet van 19 maart 2014 houdende wijzigingen van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle bepaalt dat, ingeval de verantwoordelijke persoon geen uitvoering geeft of kan geven aan de opgelegde veiligheidsmaatregelen, de personeelsleden van het FANC belast met de nucleaire inspecties, op kosten van de verantwoordelijke persoon, kunnen bevelen de radioactieve stoffen die het voorwerp ervan uitmaken af te voeren en te behandelen als radioactief afval (artikel 11, § 3). De uitvoering van deze bepaling is onlosmakelijk verbonden met de aanneming van een koninklijk besluit houdende de regels volgens welke de kosten die voortvloeien uit de uitvoering van de beslissing om de genoemde stoffen als afval te kwalificeren, gedekt zijn. De aanpassing van het wettelijke en reglementaire kader van het beheer van radioactief afval en, - 23 meer bepaald, de verbetering van zijn coherentie, is van essentieel belang omdat de uitwerking en de uitvoering van het nationaal beheerprogramma vereist door de bovenvermelde wet van 3 juni 2014 ervan afhangen. De werkgroep zal de wetgevende en reglementaire aanpassingen voorstellen die ze nodig acht, door na te gaan of het opportuun en mogelijk is alle bestaande bepalingen of een deel ervan te groeperen in één enkele tekst, om de coherentie te verzekeren en te versterken en de verstaanbaarheid ervan te vergemakkelijken. Eind 2014 moet de werkgroep een eerste tussentijds rapport voorleggen aan een groep die de beleidsmaatregelen moet voorbereiden, bestaande uit vertegenwoordigers van de leden van de beperkte ministerraad en van de bevoegde ministers. Het eindrapport zal midden 2016 aan de ministerraad worden voorgelegd. Aandachtspunt Bij gebrek aan een nationaal beleid voor het beheer van radioactief afval en bestraalde splijtstof, in het bijzonder voor het beheer van het afval van de categorieën B en C en van de andere afvaltypes (NORM- en TE-NORM-afval en radiumhoudend afval), is het voor NIRAS moeilijk de kosten van dit langetermijnbeheer nauwkeurig te ramen en de goede uitvoering van het beginsel 'de vervuiler betaalt', die de risico's en gevolgen van een ontoereikende financiering voor de Belgische Staat moet beperken, correct te evalueren. Actie gevraagd aan de volgende regering De ministerraad zal de aanpassingen voorgesteld in het eindrapport dat de werkgroep hem midden 2016 zal voorleggen, bestuderen en de beslissingen nemen die hij op basis daarvan nodig acht. - 24 2.7. VOORSTEL TOT AANPASSING VAN HET WETTELIJK KADER VAN DE OPDRACHT TOT INVENTARIS VAN DE NUCLEAIRE PASSIVA Inventaris van de nucleaire passiva Omdat het ontstaan van nieuwe nucleaire passiva te vermijden, geeft artikel 9 van de programmawet van 12 december 1997 NIRAS de opdracht alle nodige elementen te verzamelen om na te gaan of de ontmantelings- en saneringskosten effectief gedekt zullen zijn op het gewenste ogenblik. Deze opdracht wordt 'inventaris van de nucleaire passiva' genoemd, wat niet helemaal juist is omdat het enkel gaat om 'potentiële' nucleaire passiva en de inventaris net tot doel heeft het ontstaan ervan te voorkomen. De inventarisopdracht wordt gefinancierd door bijdragen, volgens de bepalingen van artikelen 87 tot 94 van de programmawet van 30 december 2001 houdende wijziging van de wet van 8 augustus 1980. Om de vijf jaar publiceert NIRAS een rapport over de evaluatie van het bestaan, de toereikendheid en de beschikbaarheid van de provisies bestemd om de geraamde nucleaire kosten te dekken met betrekking tot de nucleaire installaties en de sites die radioactieve stoffen bevatten, behalve de kosten van het beheer van het toekomstige exploitatieafval. Het eerste rapport over de inventaris van de nucleaire passiva omvatte de periode 1998-2002, het tweede de periode 2003-2007. Het derde rapport van NIRAS over de inventaris van de nucleaire passiva (periode 2008-2013) werd begin februari 2013 aan de voogdij bezorgd. Het bevat de meest recente analyse van de potentiële nucleaire passiva verbonden aan de nucleaire installaties en de sites die radioactieve stoffen bevatten. Voorstellen tot wijziging van het wettelijk kader van de inventarisopdracht In het derde rapport over de inventaris van de nucleaire passiva (periode 2008-2012) formuleert NIRAS een aantal aanbevelingen om de uitvoering, de draagwijdte en de kwaliteit van het resultaat van haar inventarisopdracht te verbeteren:. Zo beveelt ze onder meer aan: dat de periodiciteit van de inventarisopdracht teruggebracht zou worden tot drie jaar, ten minste wat het onderzoek van de toereikendheid van de provisies en de beschikbaarheid van de financiële middelen betreft; dat het toepassingsgebied van de inventarisopdracht zou worden gepreciseerd (soorten stoffen, soorten sites in België, verantwoordelijkheden in het buitenland enz.); dat de inventarisopdracht expliciet in de analyse van de beschikbaarheid van de provisies zou voorzien; dat haar bevoegdheden inzake het verzamelen van de benodigde technische en financiële gegevens voor het opstellen van de inventaris zouden worden versterkt. De door NIRAS geformuleerde aanbevelingen slaan echter hoofdzakelijk op een prioritaire problematiek die al in het tweede inventarisrapport was aangekaart: de noodzaak om over een meer coherente wettelijk en reglementair kader te beschikken voor de dekking van de nucleaire kosten door de financieel verantwoordelijken van de betrokken sites (zie punt 2.6 hierboven). - 25 Mogelijkheid tot uitbreiding van de draagwijdte van de opdrachten gedekt door de bijdragen die bestemd zijn om de inventaris van de nucleaire passiva te financieren De opdracht inzake de inventaris van de nucleaire passiva wordt gefinancierd door middel van een jaarlijkse bijdrage per type van installatie of site. Alinea 2 van punt 11° van paragraaf 2 van artikel 179 van de wet van 8 augustus 1980 beperkt het gebruik dat NIRAS kan maken van de opbrengst van deze bijdrage uitdrukkelijk tot de dekking van de kosten verbonden aan het opmaken en bijhouden van de inventaris. Zoals de twee voorgaande rapporten maakt het derde vijfjaarlijks rapport over de inventaris van de nucleaire passiva de volledige balans op van de inkomsten en uitgaven met betrekking tot de inventarisopdracht, sinds het ontstaan van deze opdracht. NIRAS meent dat de middelen die gegenereerd worden door de inning van deze bijdragen voor andere doeleinden zouden kunnen worden gebruikt, mits de wetgever de bepalingen van alinea 2 van punt 11° van paragraaf 2 van artikel 179 van de wet van 8 augustus 1980 wijzigt. Er wordt in het bijzonder gedacht aan de andere opdrachten van de instelling die geassimileerd kunnen worden met overheidstaken zoals de erkenning, de vaststelling van de acceptatiecriteria, de goedkeuring van de ontmantelingsplannen, de technische inventaris van het radioactieve afval; daaraan zou men nog de oriënterende studies kunnen toevoegen die bestemd zijn om de eindbestemming van specifiek afval zoals radiumhoudend afval of NORM- en TE-NORM-afval te bepalen en, logischerwijs, ook het ALM (Asset and Liability Management) dat de instelling drie jaar geleden heeft opgestart en dat tot doel heeft de toereikendheid van de voorzieningen in de door NIRAS beheerde fondsen te evalueren en het beheer van de beleggingen te verbeteren. In zijn zitting van 20 september 2013 heeft de raad van bestuur de directeur-generaal volmacht verleend om een voorstel uit te werken tot uitbreiding van de perimeter van de activiteiten die gedekt zijn door alinea 2 van punt 11° van paragraaf 2 van artikel 179 van de wet van 8 augustus 1980. De eventuele gevolgen van deze uitbreiding voor het bedrag van de benodigde middelen zullen te gelegener tijd worden onderzocht. Daarbij onderstrepen wij dat artikel 7 van de wet ter omzetting van de richtlijn 2011/70/Euratom in Belgisch recht (zie punt 2.1. hierboven) het gebruik van de opbrengst van de bijdragen van de inventaris van de nucleaire passiva reeds uitbreidt tot de dekking van de kosten voor het opmaken van de door de richtlijn opgelegde nationale programma's. Acties gevraagd aan de volgende regering 1. Het wettelijk kader van de opdracht inzake de inventaris van de nucleaire passiva zou moeten worden herzien om rekening te houden met de aanbevelingen geformuleerd in het derde inventarisrapport (2008-2012) over de inhoud, de regels en de draagwijdte van de inventarisopdracht. 2. De opbrengst van de bijdragen van de inventaris van de nucleaire passiva zou eveneens de structurele financiering moeten dekken van bepaalde reglementaire opdrachten van NIRAS die gelijkgesteld kunnen worden met overheidstaken. - 26 - 2.8. RESULTATEN VAN HET VISUEEL INSPECTIEPROGRAMMA VOOR DE OPGESLAGEN COLLI RADIOACTIEF AFVAL Visueel inspectieprogramma VIP In 2003 is NIRAS gestart met een uitgebreid systematisch visueel inspectieprogramma (VIP voor Visual Inspection Programme) voor alle colli geconditioneerd afval die opgeslagen zijn in haar opslaggebouwen op sites 1 en 2 die geëxploiteerd worden door haar dochtermaatschappij Belgoprocess. Het inspectieprogramma omvat twee grote luiken, namelijk: een visueel onderzoek van de colli die aanwezig zijn in de opslaggebouwen op de sites 1 en 2, met het oog op de opmaak van een inventaris van de colli die niet conform bevonden worden; een deskundig onderzoek van de niet-conforme colli met het oog op het bepalen van de oorsprong van de non-conformiteit en het uitwerken van een oplossing om de colli conform te maken. Met zijn brief van 9 januari 2007 heeft de voogdijminister de instelling gevraagd hem een vijfjaarlijks rapport voor te leggen over de evolutie van het programma en de acties die NIRAS en Belgoprocess ondernemen om het langetermijnbeheer van de aan de visuele inspectiecriteria nietconform bevonden colli te verzekeren. Elke nieuwe evolutie in het kader van het visueel inspectieprogramma moet evenwel onverwijld worden gemeld aan de voogdijminister. Het volgende vijfjaarlijks rapport over de periode 2012-2016 zal in 2017 worden voorgelegd aan de voogdij. Van de 42.453 colli geconditioneerd afval die geïnspecteerd waren op 31 december 2011 werden er 1.671 (4% van het totale aantal geïnspecteerde colli) niet conform bevonden ten opzichte van de door de instelling vastgestelde visuele inspectiecriteria. Het gaat hoofdzakelijk om colli gecementeerd of gebitumineerd laag- of middelactief afval die aan de buitenkant corrosieverschijnselen vertonen of om colli gebitumineerd afval waarvan de matrix zwellingsverschijnselen vertoont. Er zijn onderzoeksprogramma's aan de gang om de oorsprong van de waargenomen corrosie- en zwellingsverschijnselen te bepalen. Het opzwellen en overlopen van de bitumenmatrix zou te wijten zijn aan de combinatie van, enerzijds, de vorming van waterstof door radiolyse en, anderzijds, vroegere conditioneringspraktijken waarbij hoge vulpercentages werden getolereerd; het zwellingsverschijnsel wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van een zuivere bitumenlaag die de waterstof nauwelijks doorlaat en als een soort van stop fungeert. Er werden preventieve maatregelen genomen om het corrosierisico te beperken, waaronder een controle van de luchthygrometrie in de opslaggebouwen. Deze non-conformiteiten vormen geen enkel onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van de operatoren van Belgoprocess of voor de omwonenden. De radioactieve stoffen in het afval die in dit afval aanwezig zijn, blijven immers ingesloten in hun conditioneringsmatrix. - 27 Afval met concentraten en harsen geconditioneerd door de kerncentrale van Doel Er is een nieuw probleem opgedoken met de ontdekking, tijdens een routine-inspectie in het opslaggebouw 151 in februari 2013, van een gelachtige substantie aan het oppervlak van de betonmatrix van bepaalde colli met laagactieve evaporatorconcentraten geconditioneerd in een betonmatrix door de kerncentrale van Doel. Hoewel de vastgestelde afwijkingen geen enkel probleem opleveren op het vlak van de radiologische veiligheid in de afvalopslagplaatsen, moest een prioritair actieplan in werking worden gezet om de omvang en de belangrijkste oorzaken van het verschijnsel te bepalen, alsook de bevolking en de politieke wereld te informeren. Naar aanleiding van het verzoek van de voogdijoverheid in haar brief van 9 januari 2007 heeft NIRAS deze vaststellingen aan haar voogdijministers meegedeeld in haar brief van 21 augustus 2013. NIRAS heeft een eerste rapport aan haar raad van bestuur voorgelegd, die er in zijn zitting van 20 september 2013 mee ingestemd heeft dat het rapport zou worden doorgegeven aan de voogdijministers. In hun antwoord van 21 oktober 2013 hebben de voogdijministers van NIRAS de instelling gevraagd een aantal maatregelen te nemen inzake controles, analyse van de omvang van het verschijnsel, begrip van de mechanismen die ten grondslag liggen aan het verschijnsel, onderzoek van de conformiteit van deze colli met de geplande eindbestemmingen of verificatie van de dekking van de kosten verbonden aan de vastgestelde verschijnselen. Ze vragen NIRAS tevens een evaluatie te maken van de acceptatie- en erkenningsprocessen en aanbevelingen te formuleren om deze processen te verbeteren. Er werd een uitgebreid controleprogramma opgezet om de balans van de situatie op te maken. In het kader van dit programma werden alle productiecampagnes voor afval geconditioneerd door de kerncentrale van Doel onderzocht. Het gaat om colli met het zelfde afvaltype als de colli waarop gel werd ontdekt of colli die volgens een soortgelijk procedé geconditioneerd werden. Uit voorzorg werden eveneens colli met afval geconditioneerd door andere afvalproducenten, zoals de kerncentrale van Tihange, onderzocht maar op deze colli werd geen enkele gelvorming aangetroffen. Dit intensieve controleprogramma werd eind 2013 afgesloten. De resultaten bevestigen dat het verschijnsel van gelvorming voornamelijk, maar in zeer diverse mate, betrekking heeft op de colli met concentraten en harsen geconditioneerd door de kerncentrale van Doel, waarbij een betonmatrix werd gebruikt. Het gaat daarbij om bijna 9.000 colli. De wetenschappelijke studies die werden uitgevoerd om de oorsprong van de gelvorming te achterhalen, lijken te wijzen op een alkali-silicareactie in de betonmatrix. Het gaat om een complexe chemische reactie tussen de alkaliën van het afval dat concentraten of harsen bevat en het reactieve silica dat aanwezig is in de bestanddelen van het beton (beton is samengesteld uit cement, een bindmiddel en granulaat zoals zand en grind), die aanleiding kan geven tot de productie van een gelachtige substantie zoals die welke ontdekt werd aan het oppervlak van de betonmatrix van bepaalde colli. NIRAS heeft de erkenning van de kerncentrale van Doel om concentraten en harsen te verwerken en conditioneren ingetrokken. - 28 NIRAS heeft een tweede rapport aan haar raad van bestuur voorgelegd, die er in zijn zitting van 6 december 2013 mee ingestemd heeft dat het rapport zou worden doorgegeven aan de voogdijministers. Er dient opgemerkt dat de veiligheid van de opslag van de colli die dit gelvormingsverschijnsel vertonen op elk ogenblik verzekerd is en constant in de gaten wordt gehouden (uitgebreide controles, continue opvolging van de luchtkwaliteit in de opslaggebouwen). Het FANC besteedt bijzondere aandacht aan de opvolging van de evolutie van het dossier. Vóór deze vaststellingen werden de beschouwde colli a priori verenigbaar geacht met de kenmerken en beperkingen van een oppervlaktebergingsinstallatie. In overleg met het FANC onderzoekt NIRAS, bijgestaan door een panel van internationale deskundigen, de impact van de verschijnselen op de veiligheid van het middellange- en langetermijnbeheer van het betrokken afval. Acties gevraagd aan de volgende regering 1. NIRAS zal haar voogdijoverheid voortgangsrapporten bezorgen over de uitvoering van de diverse maatregelen en acties die de voogdijoverheid haar in haar brief van 21 oktober 2013 heeft toevertrouwd, naar aanleiding van de vaststelling in 2013 van de aanwezigheid van een gelachtige substantie op de colli met concentraten en harsen geconditioneerd door de kerncentrale van Doel. 2. Het volgende vijfjaarlijks rapport (periode 2012-2016) over de visuele inspectie van de colli geconditioneerd afval opgeslagen op de sites 1 en 2 die geëxploiteerd worden door Belgoprocess, zal in 2017 worden voorgelegd aan de voogdijoverheid. 3. Indien zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, zullen specifieke rapporten worden opgemaakt en aan de voogdijoverheid worden bezorgd, overeenkomstig de wens die de voogdijminister van NIRAS heeft geformuleerd in zijn brief van 9 januari 2007. 2.9. SANERING VAN DE NUCLEAIRE PASSIVA Nucleaire passiva BP1 en BP2 Het beheer van het nucleair passief BP1 omvat de sanering en ontmanteling van de vroegere installaties van Eurochemic die geen nut meer hebben, alsook het beheer van het historische afval of het afval dat bij deze operaties wordt voortgebracht. Het beheer van het nucleair passief BP2 omvat de sanering en ontmanteling van de vroegere installaties van de Waste-afdeling van het SCK•CEN die geen nut meer hebben, alsook het beheer van het historische afval of het afval dat bij deze operaties wordt voortgebracht. NIRAS vertrouwt de uitvoering van de sanering van de passiva BP1 en BP2 toe aan haar industriële dochtermaatschappij Belgoprocess. In zijn zitting van 22 juni 2012 heeft de raad van bestuur unaniem van NIRAS de basisprincipes goedgekeurd die van toepassing zijn bij de opstelling van het industriële en saneringsplan van site 2, dat het voorwerp is van het document Industrieel en saneringsplanning site 2 (INSAP2) dat de - 29 doelstellingen op middellange termijn voor alle sanerings- en ontmantelingsactiviteiten op site 2 bepaalt. In zijn zitting van 14 december 2012 heeft de raad van bestuur de basisprincipes van de geïntegreerde aanpak van de industriële en saneringsplanning van de door Belgoprocess geëxploiteerde sites 1 en 2 goedgekeurd. Ze zullen worden toegepast bij de opstelling van de industriële planning voor de sanering van site 1 (INSAP1), die de doelstellingen op middellange termijn voor alle activiteiten op site 1 zal bepalen, dit wil zeggen zowel het gecentraliseerde beheer van de verwerking, conditionering en opslag van het radioactieve afval als de sanering en ontmanteling van de installaties van het passief BP1. Voor site 1 wordt de nadruk gelegd op het industriële luik, terwijl de installaties die in het ontmantelingsplan zijn opgenomen en waarvan bevestigd is dat ze geen nut meer hebben, zo spoedig mogelijk zullen worden ontmanteld. Wat site 2 betreft, zal de oppervlakte van het terrein geleidelijk worden verkleind naargelang van de vooruitgang van het ontmantelingsplan, om de kosten met betrekking tot de veiligheid en de standby te verminderen. Op termijn zal site 2 uitsluitend gebruikt worden voor het beheer van het radiumhoudende afval, in afwachting dat beslissingen worden genomen over het nationale beleid voor het langetermijnbeheer van dit afval (zie punten 2.1 en 2.4 hierboven). Site 1 zal aldus voor België de enige site voor het gecentraliseerde beheer van al het radioactieve afval worden, met uitzondering van het radiumbesmette afval dat verder zal worden beheerd op site 2. Financiering van de sanering van de nucleaire passiva BP1 en BP2 Tot in 2000 droegen Electrabel en Synatom, naast de Belgische staat, rechtstreeks bij in de financiering van de sanering van de nucleaire passiva BP1 et BP2. Artikel 12 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, aangevuld door artikel 432 van de programmawet van 24 december 2002, heeft de financieringsmodaliteiten voor de sanering van de nucleaire passiva BP1 en BP2 gewijzigd. Het bepaalt in hoofdzaak dat de beheerder van het elektriciteitsnet voortaan een extra belasting, „federale bijdrage‟ genoemd, heft op de tarieven (verbruikte kWh), voor rekening van de gebruikers van het net, die deze belasting kunnen doorberekenen aan de eindklant. Op basis van de wet van 20 juli 2005 is het de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) die belast is met het uitvoeren van deze heffing. De opbrengst van deze toeslag is bestemd voor de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de denuclearisering van de nucleaire sites BP1 en BP2, alsook uit de verwerking, conditionering, opslag en berging van het geaccumuleerde radioactieve afval, met inbegrip van het radioactieve afval afkomstig van de gedenucleariseerde installaties, ten gevolge van de nucleaire activiteiten op de genoemde sites. Krachtens de overeenkomst van 23 juni 2005 tussen de Belgische staat en NIRAS betreffende de fondsen voor de sanering van de nucleaire passiva BP1 en BP2, dient NIRAS voor elke vijfjaarlijkse periode de saneringsdoelstellingen te bepalen in overleg met de vertegenwoordigers van de Belgische staat. Op basis hiervan stelt NIRAS een activiteitenplan op dat leidt tot de uitwerking van - 30 een financieringsplan. Dit plan houdt rekening met de beschikbare middelen in het fonds, na afloop van elke vijfjaarlijkse periode. Het financieringsplan stelt een jaarlijks te financieren bedrag voor tijdens de beschouwde vijfjaarlijkse periode. De instelling dient dit plan, vergezeld van het advies van het toezichtcomité van de passiva, voor te leggen aan haar voogdijminister, vóór het einde van het tweede trimester van het jaar dat voorafgaat aan de beschouwde periode. Het vorige vijfjarenplan voor de financiering van de nucleaire passiva BP1 en BP2 omvatte de periode 2009-2013. Om de continuïteit van de saneringsactiviteiten met betrekking tot de nucleaire passiva BP1 en BP2 te verzekeren, heeft NIRAS het saneringsprogramma en het bijbehorende budget voor de periode 2014-2018 opgesteld en op 21 juni 2013 aan haar voogdij overhandigd. De gebudgetteerde bedragen voor de periode 2014-2018 bieden de mogelijkheid de continuïteit van de saneringsactiviteiten op de sites BP1 en BP2 te verzekeren en tegelijkertijd rekening te houden met de nieuwe, door het FANC opgelegde verplichtingen inzake veiligheid en beveiliging van nucleaire sites en met het programma voor de reorganisatie en modernisering van de sites BP1 en BP2, zoals goedgekeurd door de raden van bestuur van NIRAS en Belgoprocess. De financiering, via de federale bijdrage, ten bedrage van 69 miljoen EUR per jaar (btw niet inbegrepen) van de verplichtingen voortvloeiend uit de sanering van de nucleaire passiva BP1 en BP2 werd goedgekeurd door het koninklijk besluit van 26 januari 2014. Het gaat om het deel van de federale bijdrage dat bestemd is voor de financiering van de nucleaire passiva BP1 en BP2. Het koninklijk besluit van 26 januari 2014 werd van kracht op 1 januari 2014. De wet ter bevestiging van dit koninklijk besluit werd goedgekeurd. Opmerking: tijdens de besprekingen die werden gevoerd om het bedrag vast te stellen van het deel van de federale bijdrage dat bestemd is voor de financiering van de nucleaire passiva BP1 en BP2, werd overeengekomen dat de Belgische Staat geen provisies meer zou aanleggen voor de ontmanteling van de installaties en andere investeringen die hij volledig in zijn eentje heeft gefinancierd in het kader van het nucleair passief BP, in ruil voor een versterking van zijn contractuele verbintenis in de toekomstige financiering van de ontmanteling van deze installaties. Deze wijziging vereist een herziening van de overeenkomst van 23 juni 2005 tussen de Belgische Staat en NIRAS betreffende de fondsen voor de sanering van de nucleaire passiva BP1 en BP2. Actie gevraagd aan de volgende regering De overeenkomst van 23 juni 2005 tussen de Belgische Staat en NIRAS betreffende de fondsen voor de sanering van de nucleaire passiva BP1 en BP2 moet worden herzien om rekening te houden met het feit dat de Belgische Staat geen voorzieningen meer zal aanleggen voor de ontmanteling van de installaties en andere investeringen die hij in zijn eentje heeft gefinancierd in het kader van het nucleair passief BP, in ruil voor een versterking van zijn contractuele verbintenis in de toekomstige financiering van de ontmanteling van deze installaties. Nucleair passief van het SCK•CEN De financiering van het nucleair passief van het SCK•CEN wordt geregeld door het koninklijk besluit van 16 oktober 1991, dat voorziet in de storting van een jaarlijkse dotatie, tot in 2019, door de Belgische staat aan NIRAS voor de sanering van dit passief. Er dient opgemerkt dat de Belgische Staat de verschuldigde dotaties tussen 2008 en 2014 niet heeft gestort en niet van plan is het fonds te - 31 stijven zolang er een positief saldo blijft. Het is dus absoluut noodzakelijk dat het koninklijk besluit van 16 oktober 1991 wordt aangepast om een nieuwe planning voor de jaarlijkse stortingen op te maken. Er wordt momenteel een voorstel voorbereid om het koninklijk besluit van 16 oktober 1991 aan te passen. Dit voorstel voert een nieuwe financieringswijze in voor het Fonds voor het technisch passief van het SCK•CEN en breidt de definitie van het technisch passief van het Studiecentrum voor Kernenergie uit tot de conventionele afbraak van de gebouwen, behalve wanneer deze gebouwen een andere bestemming krijgen, en tot de sanering van giftige en/of gevaarlijke stoffen, met inbegrip van de gronden die erdoor besmet zijn. Het maximum dat, volgens de economische voorwaarden van 1988, geraamd wordt op 161.379.000 EUR voor de saneringskosten van het technisch passief van het SCK•CEN blijft ongewijzigd. De actualisatievoet voor de berekening van het geactualiseerde bedrag van de jaarlijkse betalingen zou daarentegen afnemen van 8% tot 2%. Wat de BR3-reactor betreft, werd de financiering van 25% van de ontmantelingskosten, die door de Europese Commissie als gestrande kosten worden beschouwd, formeel ten laste gelegd van de federale bijdrage door de wet van 26 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake energie, overeenkomstig de beslissing van de ministerraad van 28 november 2003. In 2013 werd een voorstel van vijfjarenplan voorgelegd aan de leden van het toezichtcomité van het technisch passief van het SCK•CEN. Het comité moet dit plan, dat de grote lijnen van de sanering van het technisch passief van het SCK•CEN voor de periode 2015-2019 vastlegt, nog onderzoeken. Actie gevraagd aan de volgende regering Het koninklijk besluit van 16 oktober 1991, dat de financiering van het nucleair passief van het SCK•CEN regelt, moet worden aangepast om een nieuwe planning voor de jaarlijkse stortingen op te stellen. Aandachtspunt Indien dit niet gebeurt, zou NIRAS zich verplicht kunnen zien de door de wetgeving bepaalde bedragen aan de Belgische Staat te factureren. Nucleair passief van het IRE Het koninklijk besluit van 16 oktober 1991 houdende de regelen betreffende het toezicht op en de subsidiëring van het Nationaal Instituut voor Radio-elementen (IRE) en tot wijziging van de statuten van dit Instituut vertrouwt het beheer van het fonds voor de sanering van het passief van het IRE toe aan NIRAS. Dit koninklijk besluit bepaalt grosso modo dat de ministers die bevoegd zijn voor Economische Zaken en Energie jaarlijks in hun begroting de dotaties dienen in te schrijven die bestemd zijn om het beheer van het technisch passief van het IRE te dekken. De jaarlijkse dotatie wordt gestort op een speciale rekening die door NIRAS wordt beheerd. Op 19 november 1998 hebben de Belgische Staat, NIRAS en het IRE een overeenkomst gesloten - 32 om de financiering te regelen van de noodzakelijke werkzaamheden voor de sanering van het passief van het IRE met betrekking tot het radioactieve afval en het exploitatie-uranium afkomstig van de activiteiten van het IRE, met uitzondering van de denuclearisatie van de gebouwen en installaties. Naar aanleiding van de vaststelling dat het bedrag van de jaarlijkse dotatie niet volstond om de kosten te dekken van de activiteiten die in 2011 en in de daaropvolgende jaren gepland zijn, werd bijgevolg een verzoek ingediend bij de Federale overheidsdienst Economie om een verhoging van de jaarlijkse dotatie te verkrijgen voor de komende jaren. Op verzoek van de voogdijminister van de instelling wordt, in aanwezigheid van het IRE, een nieuwe overeenkomst tussen de Belgische Staat en NIRAS voorbereid dat de verantwoordelijkheden van de partijen verduidelijkt en bepalingen bevat in verband met de denuclearisatie van de installaties van het IRE die tot dusver door geen enkele andere overeenkomst gedekt was. Deze overeenkomst moet de overeenkomst van 19 november 1998 tussen de Belgische staat, het IRE en NIRAS vervangen. Bijzondere problematiek van het hoogverrijkte uranium (HEU) Eind van de jaren 70 is het Nationaal Instituut voor Radio-elementen (IRE) begonnen met de commerciële productie van radio-isotopen voor diverse medische toepassingen (hoofdzakelijk 99m Tc). Deze activiteit heeft geleid tot de geleidelijke vorming van een voorraad 'bijproducten' van het fabricageprocedé: bestraald hoogverrijkt uranium (HEU). Uranium wordt per definitie als hoogverrijkt beschouwd wanneer zijn isotoop 235-gehalte hoger is dan 20% Tot op heden werd dit HEU vooral opgeslagen op de site van het IRE, in afwachting van een beheeroplossing. In de huidige operationele omstandigheden van het IRE zal de door het FANC toegelaten limiet voor de opslag van bestraald HEU op zijn site op korte termijn bereikt worden (rond 2015). Het IRE heeft het FANC om een uitbreiding van deze limiet gevraagd. Deze zal waarschijnlijk enkel worden toegestaan indien een beslissing wordt genomen over de keuze van een structurele oplossing, goedgekeurd door de bevoegde overheid, voor de verwerking of afvoer van het op de site van het IRE opgeslagen uranium en indien een planning voor de uitvoering van deze oplossing wordt meegedeeld. Zoals aangegeven in het vorige deel werd NIRAS door de Staat belast met het beheer van het technisch passief van het IRE. Dit beheer omvat alle werkzaamheden die nodig zijn voor het beheer van de radioactieve stoffen en van het exploitatie-uranium afkomstig van de activiteiten van het IRE, alsook de verplichtingen voortvloeiend uit de denuclearisatie van de installaties, zoals bepaald door het koninklijk besluit van 16 oktober 1991. Het beheer van het courant geproduceerde radioactieve afval van het IRE en van het bestraalde HEU maakt integraal deel uit van deze opdracht. In hun brief van 21 september 2012 hebben de voogdijministers NIRAS gevraagd een vergelijkende analyse te maken van vier oplossingen die in aanmerking worden genomen voor de sanering van de voorraad bestraald hoogverrijkt HEU van het IRE (het project RECUMO van het SCK•CEN, verzending voor verwerking door AREVA in La Hague (Frankrijk), overbrenging naar de Verenigde Staten en verwerking als radioactief afval door Belgoprocess). Daarbij moet de instelling erover - 33 waken dat de oplossing die effectief zal worden gekozen, wordt geoptimaliseerd in termen van nucleaire veiligheid, bestrijding van proliferatie en kostprijs. Het rapport van NIRAS over de mogelijkheden voor het beheer van de bestraalde kerntechnische materialen die opgeslagen zijn op de site van het IRE, werd voorgelegd aan het toezichtcomité van het fonds voor de verwerking van het technisch passief van het IRE. In zijn zitting van 22 november 2013 heeft dit comité twee pistes in aanmerking genomen voor de sanering van de voorraad bestraald HEU en van de toekomstige producties lichtverrijkt uranium (LEU) van het IRE: de overbrenging van bestraald HEU naar de Verenigde Staten onder controle van het DOE (Department of Energy), in het kader van zijn initiatief om de proliferatierisico's te beperken, de verwerking van HEU en LEU in de installaties van AREVA in Frankrijk, of eventueel een combinatie van beide opties. De afvoer op korte termijn van de voorraad bestraald HEU op de site van het IRE vormt, voor het toezichtcomité, een absolute prioriteit. Deze voorraad zal in 2015 de door het FANC toegestane limiet bereiken. Hoewel een uitbreiding van de huidige opslagvergunning wordt bestudeerd, zal de maximale capaciteit van de huidige installaties worden bereikt in 2017. De ministerraad van 25 april 2014 heeft beslist een maximale hoeveelheid bestraald uranium van het IRE af te voeren naar de Verenigde Staten in het kader van het overnameprogramma dat momenteel aan de gang is. De Belgische Staat verbindt zich daarbij zijn wettelijke en contractuele verplichtingen ter zake na te komen, met uitzondering van de kosten die zullen worden gedragen door de Verenigde Staten. De ministerraad heeft de Federale overheidsdienst Economie bovendien opgedragen een vergelijkende analyse te maken van de mogelijke structurele oplossingen voor het beheer van het bestraalde uranium, namelijk: de voortzetting van het programma voor afvoer naar de Verenigde Staten, buiten de momenteel bepaalde termijnen; het RECUMO-project; de opwerking door AREVA. Het IRE zal bovendien zeker een nieuw productieprocedé moeten ontwikkelen en vanaf 2015 geleidelijk toepassen, gebruikmakend van het lichtverrijkte uranium (LEU). De toepassing van dit procedé hangt evenwel af van het verkrijgen van een nieuwe exploitatievergunning die moet worden uitgereikt door het FANC. Om te vermijden dat een voorraad bestraald LEU zou worden opgestapeld op de site van het IRE zonder dat er een beheersysteem bestaat, eist het FANC dat zo spoedig mogelijk een structurele oplossing voor de verwijdering van de voorraad LEU zou worden bepaald. Om deze prioritaire acties tot een goed einde te brengen, moet vanaf 2014 in een aanvullende stijving van het fonds van het technisch passief van het IRE worden voorzien. De continuïteit daarvan moet worden verzekerd tijdens de gehele duur van het project. Onder voorbehoud van een latere optimalisering en bij wijze van voorbeeld ziet het benodigde budget voor de uitvoering van de sanering van de voorraad bestraald HEU, geraamd op basis van de overbrenging naar DOE van een - 34 fractie (30%) van de hoeveelheid bestraald HEU die momenteel opgeslagen is op de site van het IRE en van de verwerking door AREVA van de rest van het bestraalde HEU, er als volgt uit: prognoses voor 2014: ongeveer 6 MEUR totaal budget (2014 tot ± 2023): ongeveer 63 MEUR. De beslissing van 22 november 2013 van het toezichtcomité van het fonds voor de verwerking van het technisch passief van het IRE werd meegedeeld aan de Belgische staat, via zijn vertegenwoordigers in het toezichtcomité, en aan de voogdijoverheden van het IRE en van NIRAS. Om de continuïteit van de productie van medische radio-isotopen te verzekeren, moeten de eerste acties zeker in 2014 van start gaan. De uitbreiding van de productiecapaciteit voor radio-isotopen en van de vergunningslimieten voor de opslag van uranium bij het IRE is afhankelijk van de uitvoering (en dus het beschikbaar stellen van de financiering) van de oplossing voor het beheer van het bestraalde HEU. Acties gevraagd aan de volgende regering 1. De Belgische Staat en NIRAS moeten zo spoedig mogelijk, in het bijzijn van het IRE, de nieuwe overeenkomst voor de financiering van de sanering van het passief van het IRE afsluiten. Deze nieuwe overeenkomst zal de overeenkomst van 19 november 1998 tussen de Belgische staat, NIRAS en het IRE vervangen. 2. Het is de taak van de Belgische Staat de financiering van de sanering van de voorraad bestraald LEU van het IRE te verzekeren, krachtens de bepalingen van het koninklijk besluit van 16 oktober 1991 en de overeenkomst van 19 november 1998 tussen de Belgische Staat, NIRAS en het IRE, die binnenkort zal worden vervangen door de nieuwe overeenkomst die voorbereid wordt door NIRAS en de Belgische Staat, in het bijzijn van het IRE. Passief Best Medical Belgium S.A. Voorgeschiedenis Ten gevolge van het vonnis van faillietverklaring van Best Medical Belgium S.A. (Fleurus), een bedrijf gespecialiseerd in de productie van radio-isotopen, dat de rechtbank van koophandel van Charleroi heeft uitgesproken op 14 mei 2012, en overeenkomstig de wettelijke opdracht van NIRAS, krachtens artikel 179, § 2, 9°, van de wet van 8 augustus 1980 en artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 30 maart 1981, droeg Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie, Mobiliteit en Staatshervorming, NIRAS in zijn brief van 1 augustus 2012 (ref. BP/mk-2012.7.26CE2908) op om, in nauwe samenwerking met de veiligheidsoverheid, alle nodige maatregelen te nemen om het risico met betrekking tot het deel van de installaties van Best Medical Belgium S.A. waarvoor geen overnemer werd gevonden te beperken en de toestand snel te saneren. - 35 NIRAS is voortaan nucleair exploitant van klasse II Naar aanleiding van de aanvraag die NIRAS op 28 september 2012 heeft ingediend bij het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC), werd op 5 oktober 2012 een vergunning van klasse II voor de exploitatie van de vroegere installaties van Best Medical Belgium S.A. in Fleurus uitgereikt aan de instelling. Deze vergunning werd van kracht op 8 oktober 2012. De vergunning omvat alle activiteiten de nodig zijn voor de sanering van de installaties, maar nog niet de ontmanteling ervan. Deze dient immers het voorwerp te zijn van een specifieke vergunningsaanvraag. NIRAS heeft de exploitatie van de site, die voortaan 'ONDRAF-Site Fleurus‟ wordt genoemd, toevertrouwd aan een lokaal team van een tiental personen. De belangrijkste activiteiten slaan momenteel op de afvoer van het historische afval, de sanering van de vroegere installaties van Best Medical Belgium S.A. en de voorbereiding van de ontmanteling. Het actieplan voor de ontmanteling werd in oktober 2013 aan het FANC bezorgd, die geen enkele belangrijke opmerking heeft geformuleerd. In 2013 werd een overheidsopdracht voor diensten uitgeschreven voor de opstelling van het finaal ontmantelingsplan voor de installaties van het passief van Best Medical Belgium S.A. Financiering van de sanering en ontmanteling van de installaties van ONDRAF-Site Fleurus Gezien het spoedeisende karakter stond Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie, Mobiliteit en Staatshervorming, NIRAS in zijn brief van 1 augustus 2012 toe een beroep te doen op de middelen van het Insolvabiliteitsfonds, zonder afbreuk te doen aan de verplichting om de kosten later door te berekenen aan de geïdentificeerde financieel verantwoordelijken. Deze toestand kan alleen maar tijdelijk zijn omdat het Insolvabiliteitsfonds enkel als aanvulling dient en elk gebruik dat ervan gemaakt wordt, moet worden verantwoord ten aanzien van artikel 15, § 5, van het koninklijk besluit van 30 maart 1981 houdende bepaling van de opdrachten en de werkingsmodaliteiten van NIRAS. Ter informatie: de totale kosten toegewezen aan het Insolvabiliteitsfonds voor het jaar 2013 alleen bedragen ongeveer 6 MEUR. Deze situatie zou het evenwicht van het fonds in gevaar kunnen brengen indien de financiering van de sanering en ontmanteling van de installaties van ONDRAF-Site Fleurus niet spoedig geregeld wordt met de belangrijkste financieel verantwoordelijke: het Waalse Gewest. Het Waalse Gewest is immers verantwoordelijk voor de financiering van een deel van de kosten van het beheer van het radioactieve afval en de radioactieve bronnen en voor de totale kosten van de toekomstige ontmanteling van de installaties, krachtens drie akkoorden die in de jaren 1990 werden afgesloten, namelijk: de overeenkomst van 14 juni 1990 tussen de Belgische staat en de Waalse Executieve, waarbij het Waalse Gewest zich ertoe verbindt zelf de totale kosten van de ontmanteling van de installaties van MDS Nordion (de voorganger van Best Medical Belgium S.A.) voor zijn rekening te nemen en zelf de kosten te dragen die resulteren uit het verschil tussen de forfaitaire bijdrage die contractueel aanvaard is door MDS Nordion voor het verwijderen van zijn afval en 'de door NIRAS toegepaste tarieven'; - 36 het contrat déchets van 30 november 1990 tussen het IRE en Nordion Europe S.A., dat de verantwoordelijkheden en de financieringsmodaliteiten inzake de ophaling en het beheer door het IRE van het door MDS Nordion geproduceerde radioactieve afval vastlegt; de overeenkomst van 19 maart 1998 tussen de Belgische staat en de Waalse regering, dat bepaalt van welke gebouwen de ontmantelingskosten gedragen worden door het Waalse Gewest. In juni 2012 bevestigde de Waalse regering dat ze de verbintenissen die het Waalse Gewest heeft aangegaan krachtens de historische overeenkomsten zou nakomen, maar dat ze niet meer zou tegemoetkomen in de kosten van de verwerking van het afval dat later zou worden geproduceerd door een eventuele overnemer noch in het aanleggen van voorzieningen voor de ontmantelingskosten van de overgedragen installaties, omdat de tegemoetkoming van de regering eindigt bij de overname van de activiteiten. In zijn brief van 29 november 2013 heeft Jean-Claude Marcourt, de Waalse minister voor Economie, KMO's, Buitenlandse Handel en Nieuwe Technologieën Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie, Mobiliteit en Staatshervorming, in kennis gesteld van de beslissing van de Waalse regering om de samenwerking met NIRAS voort te zetten teneinde een overeenkomst uit te werken voor de financiering, door het Waalse Gewest, van zijn verplichtingen in het kader van de sanering van het passief van Best Medical Belgium S.A. NIRAS is dus gestart met overleg met de vertegenwoordigers van het Waalse Gewest om de modaliteiten te bepalen voor de uitvoering van de financiële verplichtingen die het gewest heeft aangegaan in zijn hoedanigheid van financieel verantwoordelijke. Dit overleg heeft tot doel de financieringsregels te bepalen met betrekking tot de verplichtingen van het Waalse Gewest. Tussen het Waalse Gewest en NIRAS, in het bijzijn van de Belgische Staat en het IRE, wordt momenteel een overeenkomst uitgewerkt voor de financiering van de denuclearisatie van de installaties van het passief van Best Medical Belgium S.A. Deze voorziet in de oprichting van een toezichtcomité voor de opvolging en controle van de sanerings- en ontmantelingsactiviteiten en van de aanwending van de ter beschikking gestelde financiële middelen. De overeenkomst moet de omvang van de verantwoordelijkheid van NIRAS verduidelijken, in het bijzonder wat betreft de toestand waarin de installaties uiteindelijk moeten worden gebracht. In zijn brief van 29 april 2014 aan Jean-Claude Marcourt, minister voor Economie, KMO's, Buitenlandse Handel en Nieuwe Technologieën in de Waalse regering, dringt Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie, Mobiliteit en Staatshervorming, erop aan dat het Waalse Gewest met de nodige zorgvuldigheid maatregelen zou nemen om, samen met NIRAS, de uitvoeringsvoorwaarden voor de financiële verplichtingen die het heeft aangegaan en die het beloofd heeft na te komen bij overeenkomst te regelen. In zijn brief van 15 mei 2014 aan Melchior Wathelet laat Jean-Claude Marcourt weten dat hij het dossier nauwgezet volgt, dat de ontwerpovereenkomsten van NIRAS grondig geanalyseerd worden en dat de staatssecretaris op de hoogte zal worden gehouden van de beslissingen die de Waalse regering hierover zal nemen. Een andere overeenkomst tussen het Waalse Gewest en NIRAS, in het bijzijn van de Belgische Staat en het IRE, dient betrekking te hebben op de financiering van het beheer van het historisch afval van - 37 Best Medical Belgium en van zijn voorganger Nordion S.A., waarvan het grootste deel momenteel opgeslagen is in de installaties van het IRE in Fleurus. Om de transparantie en de opspoorbaarheid te garanderen van de financiering van de sanering en ontmanteling van de vroegere installaties van Best Medical Belgium S.A., die beheerd worden door NIRAS, werd een speciaal fonds opgericht, namelijk het fonds 'passief Best Medical Belgium', dat onafhankelijk is van de andere financieringsfondsen. In afwachting dat er meer duidelijkheid komt over de verdeling van de lasten onder de verschillende financieel verantwoordelijken voor de sanering van het nucleair passief veroorzaakt door het faillissement van Best Medical Belgium S.A., worden de noodmaatregelen die werden genomen om de veiligheid van de site te verbeteren gefinancierd door het Insolvabiliteitsfonds. Dit doet geen afbreuk aan de verplichting van NIRAS om de kosten ervan later door te berekenen aan de geïdentificeerde financieel verantwoordelijken, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 1981. Op 6 juli 2012 stuurde NIRAS een provisionele schuldvordering naar de griffie van de handelsrechtbank van Charleroi voor een totaal bedrag van 3.500.000 EUR, overeenstemmend met de kosten die nodig zijn voor het beheer van het radioactieve afval en de ontmanteling van de installaties. Een strafrechtelijk dossier, door het parket ingeleid tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie van Best Medical Belgium S.A., is momenteel in vooronderzoek. De belangen van NIRAS als schuldeiser, omwille van haar statuut van beheerder van het Insolvabiliteitsfonds, worden vertegenwoordigd door de curatele. In dit verband moet worden opgemerkt dat een nieuwe wettekst over de aanstelling en de bevoegdheden van de personeelsleden van het FANC die belast zijn met de nucleaire inspecties, tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende het FANC, werd goedgekeurd en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 6 juni 2014. De wet verleent de inspecteurs van het FANC bijkomende bevoegdheden om situaties waarin een verantwoordelijk nalaat de door het agentschap opgelegde veiligheidsmaatregelen toe te passen beter te beheren. Zo kunnen ze in het bijzonder bevelen dat de radioactieve stoffen die er het voorwerp van zijn op kosten van de verantwoordelijke worden afgevoerd en als radioactief afval worden beheerd door NIRAS. De inwerkingtreding van deze wet moet in de toekomst het risico beperken dat zich een soortgelijke toestand voordoet als die met Best Medical Belgium S.A. Om de nieuwe wettekst toepasbaar te maken, moet de Koning, bij een in ministerraad overlegd besluit, de regels bepalen volgens welke de kosten van de uitvoering van de beslissing om de radioactieve stoffen als radioactief afval af te voeren, gedekt zullen worden (zie punt 2.6. hierboven). Aandachtspunt De inwerkingtreding van de nieuwe wettekst tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende het FANC en betreffende de bevoegdheden van de personeelsleden van het FANC die belast zijn met de nucleaire inspecties, zou het risico moeten beperken dat zich een soortgelijke situatie voordoet als die met het nucleaire bedrijf Best Medical Belgium S.A. - 38 Acties gevraagd aan de volgende regering 1. De Belgische Staat zal de overeenkomst tussen het Waalse Gewest en NIRAS voor de financiering, door het Waalse Gewest, van de sanering en de ontmanteling van de gebouwen en installaties van het passief van Best Medical Belgium S.A. mee moeten ondertekenen. 2. De Belgische Staat zal de overeenkomst tussen het Waalse Gewest en NIRAS voor de financiering, door het Waalse Gewest, van het beheer van het historische afval van Best Medical Belgium S.A. en zijn voorganger Nordion S.A. mee moeten ondertekenen. 3. Om de nieuwe wet betreffende de aanstelling en de bevoegdheden van de personeelsleden van het FANC die belast zijn met de nucleaire inspecties, tot wijziging van de wet van 15 april 1994, toepasbaar te maken, moet de Koning, bij een in ministerraad overlegd besluit, de regels bepalen volgens welke de kosten van de uitvoering van de beslissing om de radioactieve stoffen als radioactief afval af te voeren, gedekt zullen worden. 2.10. VERWERKING VAN BUITENLANDS AFVAL IN BELGIE Wettelijke en reglementaire bepalingen Artikel 179, § 2, 3°, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 19791980 bepaalt in hoofdzaak dat NIRAS afval van buitenlandse oorsprong mag beheren op voorwaarde dat ze instemming heeft verkregen van haar voogdijoverheid. De ministerraad van 2 juni 2006 heeft ingestemd met de mogelijkheid om buitenlands radioactief afval te verwerken en conditioneren in België, op voorwaarde dat aan strikte voorwaarden wordt voldaan. Tijdens zijn vergadering van 29 september 2006 heeft de raad van bestuur van NIRAS de regels goedgekeurd die werden voorgesteld om de naleving van de door de ministerraad opgelegde voorwaarden op reglementair, technisch en administratief niveau te garanderen. Deze voorstellen werden aan de voogdij bezorgd per brief van 9 oktober 2006, waarin gepreciseerd werd dat elk concreet aanvraagdossier voor de verwerking van buitenlands afval in België geval per geval zou worden onderzocht, op basis van de bovenvermelde voorstellen, behoudens andere instructies vanwege de voogdijoverheid. Het procedurereglement voor het beheer van een aanvraag voor de verwerking en conditionering van buitenlands afval is vastgelegd in het document „Procedure and regulations BelgoprocessNIRAS for foreign waste‟, dat in het Engels opgesteld is ten behoeve van mogelijke klanten. Dit reglement, dat rekening houdt met de voorwaarden opgelegd door de ministerraad van 2 juni 2006, werd goedgekeurd door de raad van bestuur van 27 juni 2008. In zijn zitting van 25 juni 2010 heeft de raad van bestuur een herziening van dit procedurereglement goedgekeurd. Eerste dossier voor de verwerking van buitenlands afval: het afval van Nuclitec In 2009 werd een eerste aanvraagdossier voor de verwerking van buitenlands afval ontvangen. Het gaat om het beheer in België (verbranding in de CILVA-installatie op site 1 van Dessel) van 120 ton brandbaar laagactief afval uit de medische sector, voor rekening van het Duitse bedrijf Nuclitec. - 39 In hun brief van 3 maart 2011 hebben de twee voogdijministers van de instelling NIRAS toestemming gegeven om dit afval in België te beheren, vermits ze van mening zijn dat alle toepassingsvoorwaarden voor dit type aanvraag verenigd zijn. Aan deze toestemming zijn strikte voorwaarden gekoppeld. De voorzitter en de directeur-generaal van NIRAS hebben de driepartijenovereenkomst Nuclitec-NIRAS-Belgoprocess ondertekend op 24 maart 2011. Ter uitvoering van het koninklijk besluit van 24 maart 2009 tot regeling van de invoer, de doorvoer en de uitvoer van radioactieve stoffen heeft Nuclitec, via de bevoegde overheid in Duitsland, een vergunningsaanvraag ingediend bij het FANC voor de invoer van zijn afval in België. Ter uitvoering van artikel 15.1. van datzelfde koninklijk besluit heeft NIRAS, in haar brief van 27 juni 2011, aan het FANC laten weten dat zij een positief advies uitbracht over deze invoer van afval vanuit Duitsland. NIRAS heeft dit positieve advies herbevestigd aan het FANC in haar brief van 7 november 2011. Tussen 19 en 30 november 2012 heeft Belgoprocess een eerste partij van 13,1 ton Nuclitec-afval verwerkt in de CILVA-installatie. De verbrandingsassen van deze eerste partij zullen in de loop van 2014 terug naar Duitsland worden gestuurd. De rest van de verbrandingscampagne voor het Nuclitec-afval zal worden uitgevoerd in de periode 2014-2016. Tweede dossier voor de verwerking van buitenlands afval: het afval van ECN Op 23 januari 2012 heeft het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), gevestigd in Petten (Nederland), een offerteaanvraag ingediend voor de verwerking van ongeveer 21 m³ historisch vast radioactief afval dat sinds 1962 opgeslagen is in Petten. Het gaat voornamelijk om laag- en middelactief afval metaalafval afkomstig van bestralingsproeven (productie van kobalt 60 door neutronenactivering), maar ook om diverse elementen (werktuigen, pvc, reinigingsdoeken, verpakkingselementen) die tijdens deze proeven besmet zijn geraakt. Dit afval zou worden verwerkt in de PAMELA-installatie op site 1, die het meest geschikt is voor de verwerking van dit type van afval. PAMELA wordt momenteel gebruikt voor de verwerking (versnijding, compactie) en de conditionering (omhulling in een cementmatrix) van afval met een hoog gehalte aan alfastralers en vast middel- en hoogactief afval afkomstig van de sanering van de passiva BP1 en BP2, van het passief van het SCK•CEN en van het passief van het IRE. Het geconditioneerde afval afkomstig van de verwerking van het ECN-afval zal worden teruggestuurd naar Nederland om er te worden opgeslagen in de installaties van COVRA, het Nederlandse agentschap voor het beheer van radioactief afval in Borsele. Het aanvraagdossier van ECN werd geëvalueerd door NIRAS overeenkomstig de toepassingsvoorwaarden voor de verwerking van buitenlands afval. De instelling is tot het besluit gekomen dat de voorwaarden opgelegd door de ministerraad van 2 juni 2006 werden nageleefd en dat de aanvraag van ECN dus ontvankelijk was. Het aanvraagdossier voor de verwerking werd tijdens de zitting van 21 maart 2014 voor akkoord voorgelegd aan de raad van bestuur van NIRAS, teneinde het ter goedkeuring voor te leggen aan de voogdijoverheid. In haar brief van 25 april 2014 heeft de voogdij NIRAS in kennis gesteld van het akkoord van de ministerraad van 4 april 2014 met de verwerking en conditionering van het ECN- - 40 afval in PAMELA, voor zover voldaan is aan de voorwaarden opgelegd door de ministerraad van 2 juni 2006 en mits het afval na verwerking en conditionering teruggestuurd wordt naar Nederland. Tussen de drie partijen (ECN, NIRAS en Belgoprocess) werd een overeenkomst opgesteld, die op 11 juni 2014 ondertekend werd. De verwerking van het ECN-afval in PAMELA zou niet vóór 2015 van start gaan omdat een aantal kleine aanpassingen aan de bestaande installatie nodig zijn om dit afval te kunnen verwerken. Impact van de verwerking van buitenlands afval op de economie van het beheer van radioactief afval in België In België komen momenteel twee installaties in aanmerking voor de verwerking van buitenlands afval: de CILVA-installatie en de PAMELA-installatie, beide gelegen op site 1 in Dessel, die geëxploiteerd wordt door Belgoprocess. De CILVA-installatie zorgt, sinds haar ingebruikneming in 1992, voor de sortering, verbranding, supercompactie en conditionering van vast en vloeibaar laagactief afval dat geproduceerd wordt in België. Door een gestage vermindering van de ophalingsaanvragen van de Belgische afvalproducenten gebruikt CILVA sinds enkele jaren maar de helft van haar capaciteit. De structurele kosten van de exploitatie van CILVA door Belgoprocess blijven echter toenemen. Deze toestand heeft een bijzonder nadelig dubbel effect op de economie van het beheer van radioactief afval, wat op termijn de toegevoegde waarde van een centrale verwerkings- en conditioneringsinfrastructuur in België ter discussie zou kunnen stellen. Om het Belgische afval met een hoog gehalte aan alfastralers en vast middel- en hoogactief afval te kunnen overnemen, werden in het midden van de jaren 2000 aanzienlijke investeringen gedaan in de PAMELA-installatie. Deze investeringskosten werden volledig in rekening gebracht van de twee afvalproducenten die destijds betrokken waren, namelijk de Belgische Staat, financieel verantwoordelijke van de passiva BP1 en BP2, en Belgonucleaire. Met uitzondering van enkele aanvragen voor de verwerking van afval van het passief SCK•CEN en van het passief IRE, zijn de toekomstige verwerkingsperspectieven voor Belgisch afval in PAMELA zeer beperkt. De kosten voor het in werking houden van PAMELA zijn bovendien aanzienlijk en zullen vanaf 2015 bijna uitsluitend gedragen worden door de Belgische Staat, de financieel verantwoordelijke voor de voornoemde passiva. Door de verwerking van buitenlands afval in de CILVA- en PAMELA-installaties, volgens de voorwaarden die de regering heeft opgelegd, worden de vaste kosten van deze installaties verdeeld over een groter aantal gebruikers en vermindert tegelijkertijd het deel dat moet worden gedragen door de Belgische producenten, in het bijzonder de Belgische Staat. Sinds 2012 hebben andere buitenlandse bedrijven belangstelling getoond voor de verwerking van radioactief afval door Belgoprocess. De verschillende dossiers worden gezamenlijk door NIRAS en Belgoprocess bestudeerd, volgens de toepasselijke procedure. - 41 Aandachtspunt In de komende jaren zullen nieuwe aanvragen van buitenlandse bedrijven voor de verwerking van hun afval in België worden behandeld, overeenkomstig de procedure voor het beheer van een aanvraag voor verwerking en conditionering van buitenlands afval die rekening houdt met de voorwaarden opgelegd door de ministerraad van 2 juni 2006. 2.11. BESMETTINGSINCIDENT BIJ DUFERCO (LA LOUVIERE) Op 30 september 2011 vond een incident plaats op de site van Duferco La Louvière Produits Longs die geëxploiteerd wordt door Duferco Belgium S.A.: een Cesium 137-bron kwam bij vergissing in de elektrische oven voor het smelten van schroot terecht en is er gesmolten, waardoor een deel van de installaties besmet werd. Het incident had geen gevolgen voor het exploitatiepersoneel en het leefmilieu. Bij de saneringswerkzaamheden werd echter bijna 600 ton besmet metaalstof geproduceerd (tussen 0 en 700 Bq/gram). Op 21 september 2012 heeft het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) een nucleaire vergunning van klasse II uitgereikt aan Duferco Belgium S.A., om het besmette stof op te slaan en ondertussen een oplossing te vinden om dit stof te verwerken en conditioneren. Deze vergunning is vijf jaar geldig. Het besmette stof met een activiteit van minder dan 1 Bq/g (ongeveer 100 ton) kan worden vrijgegeven, maar wordt momenteel bewaard in een hal die eigendom is van Duferco Wallonie S.A. en die ter beschikking van Duferco Belgium S.A. wordt gesteld door middel van een contract in de vorm van een eenvoudige huurovereenkomst, ingeval dat stof gebruikt zou kunnen worden in een toekomstige verwerkingsinstallatie. Het besmette stof met een activiteit tussen 1 en 10 Bq/g (ongeveer 150 ton) werd naar Indaver gestuurd voor verwerking en klassieke storting, overeenkomstig de bepalingen van de door het FANC erkende vrijgaveprocedure. Het besmette stof met een activiteit van meer dan 10 Bq/g (ongeveer 350 ton) is momenteel opgeslagen is de opslaghal van de site, in afwachting van een toepasbare verwerkingsoplossing. Volgens de vergunning die het FANC op 21 september 2012 heeft verleend, beschikt Duferco S.A. over een termijn van twee jaar om een aanvaardbare verwerkingsoplossing voor te stellen. Gebeurt dit niet, dan zal Duferco Belgium S.A. bij NIRAS een aanvraag moeten indienen om dit stof als radioactief afval op te halen en te verwerken. In zijn brief van 20 februari 2013 heeft Duferco de hulp van NIRAS ingeroepen om de mogelijke procedés voor de verwerking van het besmette stof te onderzoeken. NIRAS heeft in dit kader het Spaanse agentschap Enresa gecontacteerd, dat ervaring op dat gebied heeft opgedaan ten gevolge van een vergelijkbaar incident in Spanje enkele jaren geleden. - 42 Intussen heeft Duferco, op 27 september 2013, beslist een einde te stellen aan zijn industriële activiteiten op de site van La Louvière, wegens de slechte economische toestand. Met de sociale partners werden onderhandelingen gestart over een collectief ontslag, in het kader van de wetRenault. Ten gevolge van deze tijdelijke vergunning heeft NIRAS, ter uitvoering van haar verplichtingen in het kader van haar wettelijke opdracht tot het inventariseren van de nucleaire passiva, een brief aan Duferco gericht om informatie in te winnen over de mechanismen voor de dekking van de kosten van het beheer van het radioactieve afval afkomstig van de saneringsoperaties. NIRAS onderzoekt momenteel waar de financiële verantwoordelijkheden liggen en of het bedrijf in staat is het hoofd te bieden aan deze verantwoordelijkheden.
© Copyright 2025 ExpyDoc