Brugopleggingen - Platform Voegovergangen en Opleggingen

Brugopleggingen
10/11/2003 J.S.Leendertz
Herzien 27/7/2004 J.H.v.d.Ven, J.S.Leendertz
1. Inleiding
2. Rubberopleggingen
3. Potopleggingen
4. Bolsegmentopleggingen
5. Taatsopleggingen
6. Rolopleggingen
7. Glijdelementen
8. Oplegsystemen
9. Belastingen
10. Eisen en Normen
11. Referenties
1
1. Inleiding
Meestal rusten bruggen op opleggingen die de verticale krachten uit eigen gewicht,
rustende belasting, verkeer, wind en temperatuur overdragen naar de onderbouw.
Opleggingen zijn ook ontworpen om translaties en rotaties op te nemen. Door een
optimale keuze van vaste, enkelzijdige en alzijdig beweegbare opleggingen kan een
oplegsysteem de dwangkrachten in de brug en de onderbouw minimaliseren. Tevens
kan slijtage in het oplegsysteem tot een minimum worden beperkt.
Opleggingen bij grote stalen en betonnen bruggen hebben over het algemeen een
levensduur die korter is dan de brug, het betekent dat er vijzelpunten moeten worden
opgenomen in de brug. Deze moeten sterk genoeg zijn om de brug inclusief
verkeersbelastingen en eventueel een gereduceerde windbelasting te dragen
De keuze van de opleggingen wordt bepaald door de keuze van het horizontale en
verticale oplegsysteem, drijvend of met vaste punten en geleidingen en de draagkracht
van de verschillende typen.
2
2. Rubberopleggingen
In figuur 2.1 wordt een gedeeltelijk opengewerkte rubberoplegging getoond.
Fig. 2.1 Isometrisch aanzicht rubberoplegging
Fig. 2.2 Rubberoplegging met afgesneden hoek
3
Fg. 2.3 Rubber oplegging met stofbalg, glijdelement en geleidingen
Materiaal
1.
2.
3.
4.
5.
Natuurubber (NR)
Natuurubber (NR) met chloropreen (CR) omhulling
Chloropreen (CR)
Staalplaten
Evt. aangevulcaniseerde stalen boven en onderplaten
Elementen
1.
2.
3.
4.
5.
Kernrubber
Wapeningsplaten
Omhulling
Bovenplaat en onderplaat
Aanslagen
Evt:
6. Glijdelement
7. Geleiding
Eigenschappen
1.
2.
3.
4.
Optredende drukspanningen ongeveer max. 15 N/mm2
Veerconstanten: Verticaal, horizontaal, rotatie
Stabiliteit
Opgebrachte rotatie t.o.v. opgebrachte belasting (gedeeltelijke uplift)
4
Invloeden
1. Weersinvloeden
2. Aantal belastingwisselingen
3. Speciale aandacht voor uplift, separatie van contactvlakken
Opmerking:
Horizontale krachten kunnen worden afgedragen, maar gaan gepaard met
vervorming van de opleggingen.
Inspectie
Onderdeel
1. Buitenoppervlak (vert.)
Eigenschap
Uiterlijk
2. Gevulcaniseerde vlakken
3. Plaats
Scheefstand
Aanhechting
Plaatsvastheid
4. Boven- en ondervlak
Voorgeschreven
stand
5. Glijdelementen en
geleidingen
Zie par. 7 en 8
5
Criterium
Geen barstvorming
Geen scheuren
Geen overmatige uitbolling
Geen scheefstand bij ~100C
Geen scheuren
Geen verplaatsing t.o.v. van
montageplaats
Meestal horizontaal
Afwijkingen < 0.005 rad. Bij
rustende belasting en 100C
-
3. Potopleggingen
Figuur 3.1 toont een potlegging.
Fig. 3.1 Isometrisch opengewerkt aanzicht van een potoplegging met glijdelement
Piston
Fig. 3.2 Doorsnede van een potoplegging met glijdelement
6
Fig.3.3 Enkelzijdig beweegbare potopegging met centrale geleiding, en
overgangsplaten, boven en onder.
7
Fig.3.4 Onderzadel van een potoplegging
8
Onderdelen
1.
2.
3.
4.
5.
Stalen onderzadel (pot)
Stalen bovenzadel (zuiger of “piston”)
Rubber kussen (pad)
Anti-extrusieafdichting tussen pot en zuiger
Stofafdichting
Evt.
6. Glijdelement
7. Geleidingen (intern of extern)
Eigenschappen
1.
2.
3.
4.
5.
Optredende spanningen in rubber maximaal ongeveer 35N/mm2
Horizontale belastingen worden opgenomen tussen zuiger en pot
Weerstand tegen rotatie afhankelijk van rotatiesnelheid
Kans op gedeeltelijke uplift a.g.v. snelle rotaties bij lage oplegkrachten
Slijtage van anti-extrusieafdichting
Invloeden
1. Rotaties t.g.v. verkeer
2. Dwangkrachten
3. Afstelling oplegsysteem
Opmerking:
De opleggingen zijn gevoelig voor minimale oplegkrachten in combinatie met
horizontale oplegkrachten en rotaties t.g.v. mobiele belasting
Inspectie
Onderdeel
1. Stofafdichting
Eigenschap
Aanwezigheid
Rubber
2. Anti-extrusieafdichting
Aanwezigheid en intact
(Niet direct te toetsen)
3. Stand van boven en
onderzadel
4. Glijdelement en
geleidingen
Horizontaal bij 100C onder
e.g. belasting van de brug
Zie par. 7 en 8
9
Criterium
Moet aanwezig zijn indien
deel uitmakend van het
ontwerp
Niet beschadigd
Niet bros
Geen lekkage van rubber,
geringe hoeveelheden
rubberstof toegestaan
Afwijking max. 0.005 rad.
4. Bolsegmentopleggingen
Figuur 4.1 toont een bolsegmentoplegging.
Fig. 4.1 Opengewerkt Isometrisch aanzicht van een bolsegmentoplegging met glijdelement
Fig. 4.2 Doorsnede van een bolsegmentoplegging met glijdelement
10
Fig.4.3 Enkelzijdig beweegbare potoplegging met externe geleidingen
Typen
A Horizontale krachtsafdracht d.mv. bolsegment
B. Horizontale krachtsafdracht uitsluitend d.m.v. externe geleidingen
Onderdelen
1.
2.
3.
4.
5.
Stalen of aluminium Bovenzadel (meestal bolvorm, “convex”)
Stalen of aluminium Onderzadel (meestal holvorm, “concaaf”)
PTFE glijlaag met smeerkuiltjes
Smering siliconenvet
Stofafdichting
Evt.
6. Glijdelement
7. Geleidingen (intern of extern)
11
Eigenschappen
1. Optredende spanningen in PTFE glijdvlak maximaal ongeveer 45 N/mm2
2. Horizontale belastingen in glijdvlak (Type A) of uitsluitend d.m.v. (externe)
geleidingen (Type B). Type A heeft over het algemeen een diepere kom dan
Type B.
3. Weerstand tegen rotatie afhankelijk van bovenbelasting en
wrijvingscoëfficient (Mw = V * f, theoretisch voor twee vlakken)
4. Kans op gedeeltelijke uplift door geometrie en afdracht in geleidingen van de
opleggingen. Ook de externe geleiding kan een verticale reactiekracht geven
bij rotaties in combinatie met een horizontale kracht.
5. Slijtage t.g.v. rotaties
Invloeden
1.
2.
3.
4.
Rotaties t.g.v. verkeer
Dwangkrachten
Afstelling oplegsysteem
Separatie van glijdvlakken
Opmerking:
De opleggingen kunnen relatief grotere hoekverdraaiingen aan dan potopleggingen.
Inspecteren
Onderdeel
1. Glijdelementen en
geleiding
2. Stand van boven en
onderzadel
3. Stofafdichting
Eigenschap
Zie par. 7 en 8
Criterium
Horizontaal
Afwijking max. 0.005 rad.
Aanwezigheid
Materiaal
Moet aanwezig zijn
Niet bros
12
5. Taatsopleggingen
Fig. 5.1 toont een punttaatsoplegging
Fig. 5.1 Opengewerkt isometrisch aanzicht van een punttaatsoplegging
Fig. 5.2 toont een lijntaatsoplegging.
Fig. 5.2 Opengewerkt isometrisch aanzicht van een lijntaatsoplegging
13
Fig.5.3 Enkelzijdig beweegbare punttaatsoplegging met glijdelement, geleidingen en
ankerplaat boven.
Fig.5.4 onderzadel van een punttaatsoplegging
14
Typen
A. Punttaatsopleggingen
B. Lijntaatsopleggingen
Onderdelen
1. Stalen bovenzadel
2. Stalen onderzadel
Evt.
3. Glijdelement
4. Geleidingen
Eigenschappen
1. Contactpanningen en belasting afhankelijk van geometrie en opneembare
spanningen vlgs. Hertz.
2. Afstelling
3. Lijntaatsopleggingen (Type B) kunnen dwangkrachten ontwikkelen
Invloeden
1. Zettingen
2. Dwangkrachten
Opmerking:
De opleggingen zijn zeer stijf in verticale richting. Glijden van de taats bedreigt de
contactvlakken.
Inspecties
Onderdeel
1. Contactvlakken van
boven en onderzadel
Eigenschap
Glad
Criterium
Moet aanliggen
Niet beschadigd
Niet meer dan licht
gecorrodeerd
2. Stand boven en
onderzadel
3. Glijdelementen en
geleidingen
Horizontaal
Afwijking kleiner dan
0.005 rad.
Zie par. 7 en 8
15
6. Rolopleggingen
Fig.6.1 toont een roloplegging.
Fig. 6.1 Perpectief van een roloplegging met rolgeleiding en gelijkloop
Fig.6.2 oplegging als 6.1
16
Typen
A. Enkele rollen
B. Meerdere rollen
Onderdelen
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Stalen bovenzadel
Stalen onderzadel
Rol(len)
Interne of externe rolgeleiding
Gelijkloopinrichting
Eindstop
Evt.
5. Smeerbad
6. Glijdelement
7. Geleidingen
Eigenschappen
1. Contactpanningen en belasting afhankelijk van geometrie en opneembare
spanningen vlgs. Hertz.
2. Afstelling
3. Kan dwangkrachten afgeven naar de constructie
4. Opleggingen (Type B) kunnen ongelijkmatig dragen ontwikkelen
Opmerking:
Opleggingen met meerdere rollen kunnen een slecht draagbeeld vertonen in de
contactvlakken. In het vlak loodrecht op de translatiebeweging kan een groot
inklemmoment worden gegenereerd.
Invloeden
1.
2.
3.
4.
Zettingen
Vervuiling
Dwangkrachten
Slijtage
17
Inspectie
Onderdeel
1. Contactvlakken
Eigenschap
Glad
2. Rol
3. Stand boven en
onderzadel
Draagbeeld
Translatiecapaciteit
Horizontaal
Parallel
4. Rolgeleidingen
5. Gelijkloop
6. Oliebad indien
aanwezig
7. Glijdelementen en
geleidingen
Spelingen
Materiaaldikte
Aanwezig
Vulling
Zie par. 7 en 8
18
Criterium
Geen beschadigingen
Geringe corrosie toegestaan
Moeten aanliggen
Voldoende voor ontwerploopweg
Afwijking < 0.005 rad.
Zie ontwerp. Dit is kritisch voor
opleggingen met meerdere rollen
Geen verklemming
Geen abnormale slijtage
Geen beschadigingen
Geheel gevuld met schone olie
7. Glijdelementen
Onderdelen
1. Glijdplaat van Polytetrafluorethyleen (PTFE) plaat met smeerkuiltjes ingelaten
in een stalen basisplaat
2. Tegenloopvlak van roestvast staal of aluminium
3. Smering van siliconenvet
4. Stofafdichting
Eigenschappen
1. Wrijvingscoëfficient
Tegenloopvlak
Staal
3% - 8%
Aluminium 5% - 12%
2. Optredende contactspanningen maximaal 45N/mm2
3. Loopweg i.v.m. slijtage
4. Gevoelig voor (gedeeltelijke) uplift
Invloeden
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Slijtage
Uitwalsen
Vervuiling
Zettingen
Overbelasting
Separatie van contactvlakken
Opmerking:
Overbelasting, uplift en ongelijkmatig dragen kunnen de levensduur aanzienlijk
bekorten.
Inspecteren
Onderdeel
1. Afdichting
2. PTFE-plaat
3. Tegenloopvlak
4. Samenstelling
Eigenschap
Aanwezigheid
Beschadiging
Verbrossing
Glijdspleet
Uitwalsen
Lipvorming
Smering
Gladheid
Vlakheid
Loopweg
19
Criterium
Aanwezig
Intact
Flexibel
> 1.0mm
Geen uitwalsing
Geen of geringe tongvorming
Aanwezig, mag enigszins verouderd
zijn
Geen krassen
Geen rimpelingen (“Crippling”)
Moet voldoende zijn voor
ontwerpbewegingen
8. Geleidingen
Onderdelen
1. Loopvlakken uit staal of roestvast staal
2. Tegenloopvlak uit initieel gesmeerde PTFE zonder smeerkuiltjes of
matrixmateriaal (DU-A, DU-B).
Eigenschappen
1. Speling
2. Materiaaldikte
3. Oppervlaktegesteldheid
Invloeden
1. Slijtage
2. Uitwalsen (bij ingekamerde PTFE)
Inspectie
Onderdeel
1. -
Eigenschap
Speling
2. Contactoppervlak
glijdmateriaal
3. Contactoppervlak
(roestvast) staal
4. Dikte geleiding
Glad
Glad
Voldoende draagkracht
20
Criterium
Mag de ontwerpwaarden
niet overschrijden.
Mag niet verklemmen
Voldoende dikte, geen
abnormale slijtage
Geen groeven of
vreetverschijnselen
Voldoende materiaal, geen
abnormale slijtage
9. Oplegsystemen
Het oplegsysteem van de brug heeft een grote invloed op de horizontale, maar ook de
verticale belastingafdracht via de opleggingen
In Figuur 9.1 wordt een overzicht getoond van
een oplegssyteem van een tweelingbrug. In dit
geval de Brug in de autosnelweg bij
Hagestein.
Het verdient aanbeveling om de brug in het
horizontale vlak zoveel mogelijk statisch
bepaald op te leggen. Wel dient er rekening
gehouden te worden met de
bewegingsmogelijkheden van de
voegovergangen. Wanneer de
zijoverspanningen niet in dwarsrichting
zouden worden ondersteund kunnen grote
dwarsverplaatsingen aan het eind van de
zijoverspanningen als gevolg van temperatuur
Fig. 9.1 Voorbeeld van een oplegsysteem
ontstaan. Deze zijn niet toelaatbaar voor de
van een tweelingbrug
voegovergang en kunnen tot gevaarlijke
situaties leiden voor het verkeer. Daarom is er gekozen voor een “ligger op vier
steunpunten”. Bij iedere pijler echter wordt de brug maar door één oplegging
ondersteund, omdat bij twee opleggingen de kracht niet gelijkmatig over twee
opleggingen wordt verdeeld. Er zijn omstandigheden, zoals bij de Scharbergbrug over
de Maas en het Julianakanaal waar iedere oplegging is ondersteund door één kolom
(in dwarsrichting flexibel) waar wel twee opleggingen samen de reactiekracht in
dwarsrichting opnemen.
Figuur 9.2 laat zien hoe de brug
doorbuigt onder
verkeersbelasting.
Het is duidelijk dat de
opleggingen verdraaien bij het
passeren van een vrachtauto.
Deze hoekverdraaiingen kunnen
zeker bij meer flexibele bruggen
aanzienlijk zijn.
Fig. 9.2 Vervorming van de brug onder verkeersbelasting
21
Omdat in veel gevallen de
opleggingen zelf het
rotatiecentrum zijn met een
afstand tot aan de neutrale lijn
zal als gevolg van de
hoekverdraaiingen de brug een
Fig. 9.3 Langsverplaatsing .tg.v. de afstand tussen neutrale langsverplaatsing t.o.v. het vaste
lijn van de brug en het draaipunt van de oplegging
steunpunt vertonen.
De beweegbare opleggingen
zullen als gevolg daarvan een
nog grotere translatie laten zien.
Bij ongelijke belasting van de
hoofdliggers verdraait de brug
om het dwarskrachtencentrum
Fig. 9.4 Verdraaiing van de brug om het
dwarskrachtentcentrum bij open kokerconstructies
Daarbij oefent de brug
dwangkrachten uit op de
geleidingen, zoals
afgeleid kan worden uit
de horizontale
vervorming van de brug
in Fig. 9.5.
Fig. 9.5 Horizontale vervorming van de brug t.g.v. ongelijke belasting van
de hoofdliggers
22
10. Belastingen
De bronnen voor belastingen op opleggingen zijn:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Eigen gewicht
Rustende belastingen
Voorspaneffecten
Zettingen
Krimp (bij betonnen bruggen)
Kruip (bij betonnen bruggen)
Temperatuur
Verkeersbelasting
Wind
De verplaatsingen en rotaties bij de opleggingen kunnen worden beinvloed door:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Zettingen
Krimp (bij betonnen bruggen)
Kruip (bij betonnen bruggen)
Temperatuur
Verkeersbelasting
Wind
Bij diverse typen opleggingen is het belangrijk om minimaal de volgende twee
belastingcombinaties te onderzoeken:
1. Maximale verticale en horizontale belastingen met maximale
hoekverdraaiingen en maximale translaties
2. Minimale verticale en maximale horizontale belastingen met maximale
hoekverdraaiingen en maximale translaties
23
11. Eisen en Normen
In Nederland waren geen normen voor opleggingen.
Vanaf 1988 is de Europese norm EN 1337 “Structural bearings” in ontwikkeling
Het volgende overzicht geeft de huidige status van de normdelen:
Deel
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Onderwerp
Algemeen
Glijdelementen
Rubberopleggingen
Rolopleggingen
Potpleggingen
Taatsopleggingen
Bolvormige (bolsegment) en cylindrische
opleggingen
Geleidingsopleggingen en vasthoudopleggingen
Bescherming
Inspectie
Transport, opslag en montage
Status
Van kracht
Van kracht
Goedgekeurd
Goedgekeurd
Goedgekeurd
Goedgekeurd
Van kracht
In (Europese) stemming
Van kracht
Goedgekeurd
Van kracht
Bij Rijkswaterstaat worden zowel de actieve als de conceptnormdelen gebruikt met
als aanvulling: NBD 00702A, waarin de afnameëisen en toetsingen nader zijn
geregeld.
Voor rubberopleggingen bestaat voor de keuring, niet het ontwerp, de MRB 1996, een
update van de MRB 1988 in de richting van de EN 1337-3. Wanneer de gehele
Europese norm van kracht is, is de MRB overbodig.
Wel kan het noodzakelijk zijn om een Nationale Annex te schrijven als verbinding
van de EN 1991 etc. met de annexen voor opleggingen, om aan te sluiten bij de
Nederlandse situatie.
11. Referenties
www.maurer-soehne.de
www.mageba.ch
www.freyssinet.com
www.sollingerhuette.de
www.rw-engineering.co.at
www.proceq.com
www.pretread.com
www.fip-group.it
www.alga.it
www.trelleborgbakker.com
24