paroliebol basis - Perscombinatie.nl

de PAROLIEBOL
Jaargang 2 nummer 4, april 2014
digitaal orgaan voor hen die bij Het Parool hebben gewerkt
Het Parool zat
in haar hart
6 mei 1945. Die dag verscheen de eerste bovengrondse editie van Het Parool. En die dag kwam
Betty Smit ter wereld. Ze zei dat haar
moeder had gewacht tot het vrede
was. Betty groeide op in West, op de
Postjesweg. Een geboren en getogen
Amsterdamse, die sinds haar huwelijk in 1969 met Marcel door het
leven ging als Betty Zwaaneveldt. Ze
woonde enige tijd in Amstelveen,
maar dat vond ze niks. In Amsterdam, daar werd je geboren. In Amsterdam, daar woonde je. En in
Amsterdam is Betty ZwaaneveldtSmit op 17 april overleden. In haar
slaap; op 68-jarige leeftijd.
Betty werkte 36 jaar bij Het Parool.
Van ergens in 1966 tot 6 november
2002, de dag dat ze 57,5 jaar werd. Ze
hoorde tot de lichting die op deze
leeftijd met pensioen mocht.
IN DIT NUMMER:
David Oranje in Aldus
Jacqueline Wesselius
en Haar Parijs
Iedereen die haar kent, reageert geschokt op het nieuws over haar overlijden. Paroolverslaggever Albert de
Lange: “Ik was onder de indruk van
haar schoonheid en allure, toen ik in
1985 als jochie bij de krant kwam. Ik
durfde pas met haar te praten, nadat
ten slotte
Betty Zwaaneveldt
1945-2014
ze me – vanuit een ver buitenland –
schitterend stenografisch had binnengeloodst. Toen ontdekte ik wat
een hartelijke en geestige vrouw ze
was.”
Lees verder op pagina 2
Marjon Bolwijn
van de Overkant
Karel van het Reve
brengt meer
herinneringen
naar boven
bij Robbert Keegel en
Gerrit Overdijkink
OPROEP
STUUR ONS
VOETBALFOTO’S
EN -VERHALEN
Het meinummer van de
Paroliebol zal onze
eigen voetbalspecial
bevatten.
Stuur uw foto’s,
glorieuze verhalen en
anekdotes over Paroolvoetbalwedstijden naar
[email protected]
Iedereen is weer
welkom op de
Parolieborrel,
donderdag 5 juni,
16.00 uur, café Leentje.
Kerstengel Frits Schaefer en achter hem engel Betty Zwaaneveldt.
april 2014 / 2
‘Buffelen, op een no-nonsensemanier’
Vervolg van pagina 1
Betty kwam bij de krant als stenotypiste. Met Ina Leidsman, Jo
Waasdorp, Jenny Hofman, Ineke
Wong, Hannie van Zweden en de
laatste jaren Gepke Broersma. Oudadjuncthoofdredacteur
Toon
Schmeink kende haar uit de begintijd: “We belden samen vanaf de
beurs de berichten door. Betty was
buitengewoon toegewijd. Nooit te beroerd iets extra’s te doen. En ze had
een fris soort humor. Een vrolijke
meid, met wie je kon lachen.” Chefsport Harry ten Asbroek: “Betty was
een spontane, charmante verschijning. Betrokken bij de krant, maar
vooral bij de mensen. Ik heb vanuit
Frankrijk vaak nieuws over de Tour
de France aan haar gedicteerd. Als ik
in de stress zat, bleef zij kalm. Een
onuitwisbare indruk.”
Iedereen begint over haar charme en
élégance. Voormalig hoofdredactiesecretaresse Elly Koekenbier: “Iedereen was wég van Betty. Ze deed alle
mannen struikelen. Al had ze een
juten zak aan, dan had ze nóg klasse.
Ze was een fantastisch mens met een
groot gevoel voor humor. En een
slimme vrouw. Een werkende moeder met twee kinderen, die later haar
makelaarspapieren haalde.”
Elly herinnert zich nog goed ‘het gele
monster’: de Fiat 500 van Betty. “Na
een borrel reed ze ons naar huis. We
zaten met ze vieren (!) in het gele
monster. Toen ze geparkeerd had,
konden de deuren niet open. Betty
stond te dicht op andere auto’s.
Moesten we door het dak naar buiten
klimmen. Met Frank Zijp erbij!”
Voormalig kopijloper Jaap
Klein mijmert: “Als Betty ergens binnenkwam, strooide ze natuurlijke
warmte in het rond. Gelijk een straalkachel. En als het warm was, wuifde
ze je met haar prachtige wimpers
koelte toe. Als waren het waaiers.”
Muziekredacteur Erik Voermans:
“Alle mannen waren verliefd op
Betty.” Hij voegt er aan toe: “Nou ja,
alle échte mannen.” Oud-verslaggever Frans Bosman: “Haar glamour
ontsteeg Het Parool.” En kunstredacteur Jos Bloemkolk: “Ze was een
knappe, rijzige, prachtig gebouwde
Italiaanse die geen Italiaanse was.”
Hij memoreert de kerstbomencompetitie op de krant tussen de binnen-
Tineke Vos, Ludo Smissaert, Gepke Broersma, Betty Zwaaneveldt en Anne-Rose
Bantzinger.
landredactie en de media- en agendaredactie, met Betty in het koor: “Achter het koor liep een baardige engel,
met vleugels en in zijn pijp een brandende kaars. Die engel heette Frits
Schaefer. Betty was de andere engel,
hoewel zij geen vleugels droeg.”
Met Frits stond Betty vaak achter de bar in het Parooltheater, dat –
tot haar trots – een uithangbord had
met haar geboortedag: de dag van
het eerste bovengrondse Parool. Verslaggeefster Corrie Verkerk, medeverantwoordelijk voor het Parooltheater, zegt dat Betty enorm punctueel was: “Je kon altijd op haar rekenen.”
Een harde werker, dat was ze. Dat
merkte Tineke Vos, toen toenmalig
hoofdredacteur Matthijs van Nieuwkerk haar en Betty vroeg om in 1999
samen de agenda voor de PS van de
Week op te zetten. Tineke: “In die
tijd merkte ik dat Betty niet alleen de
chicste vrouw van de redactie was,
maar dat ze ook geweldig kon aanpakken. Buffelen, op een no-nonsensemanier.”
Veel (oud-)collega’s zagen
Betty 9 januari voor het laatst. In café
Leentje bij de Paroliebolborrel, die zij
die dag voor het eerst bezocht. Albert
de Lange: “Daar zagen en hoorden
we dat ze nooit is veranderd. Een verschijning, een personality, zeer bijzonder.” Haar dochter Myra: “We
hebben haar echt moeten overhalen
naar die borrel te gaan. Ze was bescheiden, altijd bang dat ze te veel
was. Ze ging na haar pensioen nooit
naar Paroolfeesten, hoewel ze de
mensen van de krant bleef zien als
familie. Maar ze vond: als je met pensioen bent, moet je de nieuwe generatie niet voor de voeten lopen.
Mama vergeleek het reilen en zeilen
op de krant met hoe ze zelf in het
leven stond. ‘Kan niet’ bestond bij
haar niet. Alles was altijd mogelijk;
tot de deadline. Ze praatte vol liefde
over oud-collega’s. Het Parool zat in
haar hart.”
Myra vraagt nadrukkelijk of hier
ook vermeld kan worden dat de begrafenis vrijdag 25 april is, om 14.00
uur op Zorgvlied. Myra: “Alle Paroliebol-abonnees zijn welkom.”
ANNE-ROSE BANTZINGER
aldus
april 2014 / 3
Niks is niks
David Oranje met pa op de achtergrond.
David Oranje (23) loopt sinds anderhalve maand stage bij Het Parool. De verhouding met zijn vader
Roderik Oranje is er alleen maar op
vooruitgegaan.
Waar sta je in het gezin Oranje?
“Ik ben de jongste. Ik heb nog een halfbroer van midden dertig. Ik zit op de
School voor de Journalistiek in Utrecht en
dit is mijn eerste stage.”
Leuk?
“Ja ik heb het erg naar mijn zin. Het is leuk
dat mijn stukken ook echt worden gepubliceerd. Mijn werk voor de Staatskrant,
het huis aan huis blad in Amsterdam-West,
heb ik even on hold gezet om me volledig
op Het Parool te concentreren.”
Waarom koos je voor Het Parool?
“We konden in Amsterdam maar uit twee
kranten kiezen. De Echo en Het Parool. Dan
is de keuze snel gemaakt.”
Ondanks of dankzij je vader?
“Ik heb van tevoren met hem afgesproken
dat hij met zijn tengels van mijn stukken af
zou blijven. Hij heeft zich ook buiten de
sollicitatieprocedure gehouden.”
Er is niemand onder druk gezet?
“Nee en dat valt me echt mee. Hij is blij
omdat hij nu zelf ziet dat ik nuttig bezig
ben. Daarvoor heb ik tussen eerdere studies in toch vooral twee jaar uit mijn neus
zitten eten.”
Bij welke deelredactie zit je?
“Half bij de Amsterdamredactie en half bij
PS De Wereld. Ik heb mijn minor Arabisch
en heb een maand in Marokko gezeten.
Ik wil ook Arabische taal en cultuur als
vervolgstudie gaan doen.Voor de krant
mocht ik naar Oman. Binnenkort kun je
mijn spread daarover op de reispagina’s
lezen.”
Houdt je vader zich aan jullie afspraken?
“Tot nu toe is hij er grotendeels in geslaagd zich niet met mij te bemoeien. Hij
heeft maar één keer een stuk van me
doorgegeven. Dat was tijdens de vrijdagavonddienst toen er een gat was gevallen.
Hij stuurde me om half twee in de nacht
een sms dat mijn stuk een dag eerder mee
moest dan gepland.”
Roderik valt dus best mee?
“Ik heb nog geen woedeaanvallen van hem
meegemaakt. Hij kan wel flink tekeer gaan.
Bijvoorbeeld dat het woordje ‘niks’ niks is
en ‘niets’ moet zijn. Dan zit hij daar in zijn
eentje drie minuten over door te kwetteren terwijl de anderen gewoon rustig
doorgaan met hun werk. Ja, hij is wel duidelijk aanwezig op de redactie.”
Aard je naar je vader?
“Ik ben geen eindredacteur, heb niet zo’n
drang anderen te corrigeren. Ik kan wel
heel driftig worden. Dat is op de redactie
gelukkig nog niet gebeurd. Hier zitten
mensen met veel ervaring. Ik maak dankbaar gebruik van hun feedback. Zo zijn
mijn intro’s vaak wat saai. Die maken we
dan wat puntiger.”
Ga je je vader achterna in de journalistiek?
“Ik vind mooie stukken schrijven erg fijn.
En dat dan liefst vanuit het Midden-Oosten.”
Waaruit bestaat het dagelijkse ritueel tussen jullie beiden?
“Pa is elke ochtend net iets eerder op de
redactie dan ik. Als ik dan koffie ga halen,
loop ik even bij hem langs. Op zijn beurt
komt hij soms even over mijn schouder
meekijken. Zonder commentaar. Hij doet
het echt heel goed. We hebben op de
krant een prima vaderzoonrelatie.”
FRANS BOSMAN
Een bourdaloue
onder de rok
In Tussen kunst & kitsch kwam
een bourdaloue ter sprake.
Een wat? Blijkt een po voor
kerkgangers te zijn.Vernoemd
naar de Franse geestelijke
Bourdaloue, in de zeventiende
eeuw berucht om zijn lange
preken.
Gegoede dames lieten in vroeger
eeuwen een bourdaloue meenemen
door de dienster, en bij een lange
preek en hoge nood werd deze
kleine langwerpige po onder de rokken vol geplast. Daarna werd de
bourdaloue buiten geloosd door de
dienstmeid.
De bourdaloue is niet opgenomen in
het woordenboekspel. Uit dit in de
vorige eeuw door Aldert Walrecht
bedachte taalspel een vijftal duistere
woorden uit de schrijfwereld.
De bourdaloue
lijstjes
– entrefilet
ingevoegd kort bericht in de krant
tussen het redactionele gedeelte
– journalees
clichéachtig taalgebruik van sensatiebladen
– maggelen
slecht schrijven (Bargoens)
– minuteren
schriftelijk vastleggen
– verbigeratie
zinloze herhaling van woorden
HANS HOEKSTRA
april 2014 / 4
Bij Het Parool ben ik ontgroend
A
ls jongste bediende
kwam ik binnen bij
Het Parool, oktober
1988. De arbeidsmarkt voor vers afgestudeerden was net zo beroerd als
tegenwoordig, dus ik was al lang blij
met het zeswekencontract op de binnenlandredactie. Met dank aan Toon
Schmeink, zonder wie ik absoluut in
de goot was beland. Want zelfs de
Provinciale Zeeuwse Courant zag
niets in mij. Dan kun je het overal
wel vergeten. Meteen bij binnenkomst op sollicitatiegesprek gaf de
hoofdredacteur van de PZC mij te
verstaan dat ik een carrière bij zijn
prachtkrant op mijn buik kon schrijven, want ik was tien minuten te
laat. In mijn handgeschreven
nieuwsbericht over de arrestatie van
een joyrider, waarvan ik onderweg
getuige was geweest en die mijn oponthoud verklaarde, toonde hij geen
interesse.
Ik kom overigens nog steeds overal
te laat. En in mijn stukjes tegenwoordig voor de Volkskrant dwaal ik hopelijk nooit zo af als ik nu ongegeneerd
doe.
Die ontgroening. Zes weken had ik
als onrijpe vrucht om mij te bewijzen als eindredacteur binnenland
van Het Parool. Daar begreep ik al helemaal niets van; waarom laat je iemand die net van school komt teksten van ervaren verslaggevers
redigeren? De frisse blik misschien.
de overkant
Marjon Bolwijn
De tweede week had ik vrijdagavonddienst. Ik kreeg een groot stuk toegeschoven over misdaad in Amsterdam. Van ene Bart Middelburg, nooit
van gehoord. (Ik was een provinciaal,
opgegroeid met Trouw en NRC Handelsblad). Een deel moest op de voorpagina, en de overige 180 regels
moesten binnenin. De auteur had
zelf al een scheidslijn aangegeven.
Maar als fris jong ding vond ik die
niet logisch, dus ik schoof wat met
alinea’s en zo kwam het zaterdag in
de krant.
En zo werd ik de maandag er op ontboden bij de hoofdredacteur, Sytze
van der Zee. Bart Middelburg vond
dat ik zijn tekst had ‘verkracht’. De
hoofdredacteur vroeg of ik wel wist
Hanneloes Pen en Marjon Bolwijn achter het Atexscherm.
wie Bart Middelburg was. Nee, eh
hoezo? Ik heb mijn werk zo goed mogelijk gedaan, meer niet, meneer. De
hoofdredacteur vond het best oké
wat ik had gedaan, maar onnodig. Of
ik de volgende keer alleen maar een
kop wilde maken boven de teksten
van deze auteur.
Zo zit de wereld dus in elkaar. Mijn
zeswekencontract werd toch verlengd met een tweemaandencontract en zo werd de spanning steeds
verder opgebouwd tot uiteindelijk
een vaste aanstelling. Zoals iedere geboren verslaggever wilde ik natuurlijk niet alleen maar de stukken van
anderen in de krant zetten. Daarom
draaide ik al gauw dubbele diensten
door mij na de deadline om 13.00 uur
te melden bij chef verslaggeverij
Irwin Kraal. Werkdagen van 7.00 tot
12.00 uur ’s nachts – eindeloos pielen
aan een stuk – waren normaal.
Jonge verslaggevers mogen uitgebuit
worden, daar zijn ze voor. Maar na
vier jaar sloven – dat is heel erg lang
voor een twintiger – vond ik het tijd
worden mijn begeerde doel te bereiken. Allerlei verzoeken en smeekbedes om overplaatsing naar de verslaggeverij bleven zonder resultaat. Dus
restte uiteindelijk de overmoedige
chantagetruc. Ik meldde Sytze dat ik
ging omkijken naar een andere baan
waar ik wel fulltime verslaggever
zou kunnen zijn. Dezelfde dag nog
zette Van der Zee mij het land uit.
Ik kreeg een ticket naar Dublin, waar
iedereen zich druk maakte om een
vijftienjarig meisje dat zwanger was
geraakt na de verkrachting door de
vader van haar vriendin, maar geen
abortus mocht ondergaan. Echt een
onderwerp voor mij. Vrouwenleed
beschrijven, ik kan er nog steeds
geen genoeg van krijgen.
Vier dagen leefde ik op water alleen
en schreef ik mijn handen blauw. Bij
terugkeer mocht ik een blok verhuizen.
H
et zijn altijd mannen geweest die mij de kans gaven
mij te ontwikkelen. Toon,
Sytze, Remco de Jong en tot slot Arie
Elshout, die mij na tien jaar de gelegenheid gaf mij los te weken uit de
vrolijke kleffe Paroolbedoening,
zodat ik mijn vleugels verder kon uitslaan aan De Vermaledijde Overkant.
Het thema ‘ontgroening’ waarmee ik
de lezer hoopte te verleiden dit epistel te gaan lezen, heb ik inderdaad teleurstellend slecht uitgewerkt. Ik
had nog van alles uit de doeken willen doen over getrouwde collega’s
die allerlei ingewikkelde toeren uithalen om jonge bediendes te schaken, over overrijpe verslaggeefsters
die jonge strakke meiden hardop uitlachen als ze zeggen niet te weten
wie Vera Lynn is en hoger geplaatste
heren die denken je te kunnen onderbetalen als chef – omdat ze eerst
willen zien ‘of je het wel kan’. Die
avonturen bewaar ik voor de volgende Paroliebolrubriek ‘Achter de
Schermen’.
april 2014 / 5
Anekdotes bij Het Parool door Gerrit Overdijkink – deel 12
De KGB op bezoek
N
a de vorige aflevering
over de correspondenten van Het Parool in
Moskou schoten me
nog een paar zaken te
binnen die over dit onderwerp het
vertellen waard zijn. Voordat Karel
van het Reve naar Moskou ging,
had de krant daar drie correspondenten. Antonie Dake, Jan Bezemer
en Martin van den Heuvel. Van
Dake, telg van een Amsterdamse
witgoedhandelaar, weet ik bijzonder weinig. Bezemer was een beminnelijke, beetje saaie hoogleraar
in de Russische taal en Ruslandkunde. De flamboyante Martin van
den Heuvel, jarenlang verbonden
aan het Oost-Europa Instituut, was
in mijn ogen van deze drie het nuttigst als correspondent. Hij was een
beetje een jongen van de gestampte
pot, met een goede neus voor
nieuws. Martin kwam uit Haarlem,
waar hij voor de bekende voetbalclub van die naam speelde, sprak
niet het gepolijste Nederlands dat
aan Haarlemmers wordt toegeschreven en hield van grappen.
Toen Kees van Kooten de tv-figuur
dr. Clavan schiep, dachten aanvankelijk velen dat dit een parodie was
op Martin van den Heuvel, die in
die tijd nogal eens op de buis verscheen om kwesties achter het IJzeren Gordijn te verklaren. Hij kon
daar onbedaarlijk om lachen.
Van de avonturen die Martin in de
Sovjet-Unie beleefde, herinner ik
me er één haarscherp. Hij vertelde
eens dat hij zeker wist dat hij in
Moskou ongevraagd bezoek kreeg
van de KGB, de Russische geheime
dienst, die natuurlijk ook zijn telefoon afluisterde. Hij had een ijzersterke controlemethode, vertelde
hij. Zijn boeken had hij allemaal genummerd in kasten opgesteld. Die
nummers waren in potlood geschreven op een vaste pagina in elk
boek, de boeken stonden in volgorde van de nummers in de kasten.
Als Martin thuiskwam na een wat
langer uitstapje ontdekte hij steevast dat de volgorde niet meer
klopte. De KGB’ers snuffelden in
zijn boeken, maar hadden niet in
de gaten dat ze waren genummerd.
ven, maar nog nooit iemand geïnterviewd en
nog nooit een bericht
gemaakt. Een dag of
wat voor mijn vertrek
naar Moskou meldde ik
mij ter redactie om het
vak te leren. Ik praatte
met de chef der redactie, Bob Steinmetz, en
terwijl wij spraken
kwam Peter van Straaten binnen met een tekening. Het was in de
zomer van 1967 en het
was heel warm. Die tekening van Peter bestond uit twee plaatjes.
Op het ene zag je een
dames- en een herenfiets tegen een boom
staan, met daarachter
dicht struikgewas. Op
het andere zag je diezelfde fietsen tegen diezelfde boom staat, met
datzelfde struikgewas
erachter. Onder het ene
plaatje stond: ‘Nee
Jan…’ en onder het andere ‘…daar is het te
warm voor…’ Bob SteinAntonie Dake, Jan Bezemer en Martin van den Heuvel
metz bekeek die plaatjes en zei: ‘Drieduizend
En vaak was er nog een andere duiabonnees. Die plaats ik niet!’ Hij bedelijke aanwijzing, lachte Martin.
doelde dat als hij ze plaatste, drie“Als ik in één keer doorliep naar de
duizend lezers, verontwaardigd
bovenste etage, zat daar meestal
over zoveel onzedelijkheid, hun
mijn kat, helemaal gestrest. Nieabonnement zouden opzeggen.
mand van de KGB’ers dacht blijkPeter vertrok naar huis om een
baar aan een kat in huis. En omdat
nieuwe tekening te maken.
ze dan kennelijk achter het dier
‘Ook maakte ik die dag kennis met
aanjoegen raakte hij helemaal van
de chef buitenland, Leo Pam. Hij
streek en kregen ze hem niet te
maakte diepe indruk op mij. Hij zat
pakken.”
aan een tafel met een grote stapel
papier voor zich, allemaal telexberichten die op het buitenland beVoorbereiding
trekking hadden. Pam pakte ze één
voor één op, bekeek ze gedurende
og aan aanvulling op het
enkele seconden en gooide ze dan
Van het Reveverhaal van voin een prullenmand. Af en toe berige keer. Ik vond bij toeval
waarde hij er één. Dat was dan een
in Het Parool van 23 december
bericht waarvan hij publicatie over1989 een artikel van de man die
Van den Heuvel opvolgde en waarin woog.’
hij schrijft hoe mager voorbereid
‘Het vak leerde ik die dag niet (…)
hij aan zijn correspondentschap
Een week of wat later begon ik als
begon. ‘Ik was geen journalist. Ik
correspondent in Moskou – eigenhad wel stukjes in kranten geschrelijk zonder journalistieke ervaring.’
N
april 2014 / 6
‘Wat is er nou weer?’
T
oen ik Gerrit Overdijkinks anekdote over
Karel van het Reve las,
realiseerde ik me dat ik
een van de weinige (zo
niet de enige) Paroolmensen ben
die ook bij Karel thuis in Moskou is
geweest. Dat kwam zo: het communistische reisbureau Vernu (Vereniging Nederland-USSR) stelde in
1968 voor het eerst reizen naar het
arbeidersparadijs open voor anderen dan de gestaalde kaders. Het
ging om een rondreis van, ik meen,
dertien dagen naar Moskou, Kiev en
Leningrad, voor een werkelijke
spotprijs. Hoeveel precies weet ik
niet meer, maar ik kon het van m’n
leerlingensalaris, getrouwd en al,
betalen.
Met Karel, die toen dus onze correspondent ginds was, had ik afgesproken dat ik hem zou bellen zodra ik
in ons hotel was. Dat werd een uur
of elf ’s avonds, want onze ‘delega-
tie’ (een zeer gemêleerd gezelschap,
veel mensen met familieleden in de
Sovjet-Unie die ze voor het eerst
konden bezoeken, maar ook de dirigent van de Bayerische Staatsoper)
was op de luchthaven uitermate
plechtig ontvangen, met veel spijzen, kaviaar en een grenzeloze hoeveelheid wodka.
Ik dus bellen en Karel neemt op
met: ‘Wat is er nou weer?’ Lachen
geblazen en dat plezier is gebleven,
wanneer we de Van het Reves opzochten en later ook met ze de stad
zijn ingegaan. In de Paroolflat aan
de Kutuzovsky Prospekt (collega Jan
de Graaf tegen een of andere secretaresse aan de telefoon: Kutuzovsky, zal ik dat even spellen?
K-U-T, heeft u dat?), nadat we de
wachtposten van de Militie (of KGB)
ongedeerd waren gepasseerd, erg
hartelijk ontvangen. Meteen wees
Karel op de afluistermicrofoons die
overal in de flat hingen. Hij haalde
ze niet weg, ‘want dan kwamen er
alleen maar modernere en dus betere’, iets wat zijn voorganger Martin van den Heuvel me ook al had
verteld.
Karel had toen al veel contacten
met dissidenten en de conversatie
daarover verliep in cryptische termen, met zoveel mogelijk Bargoens
er door, om de afluisteraars in de
war te brengen. Essentiële namen
en gegevens werden op zo’n kinderleitje geschreven dat je met een uittrekfunctie kon wissen. Heel
spannend.
V
an Karel kregen we heerlijk
tegengif tegen de propagandataal die we dagelijks van
de Intouristgids voorgeschoteld kregen. “Graanopbrengst een record,”
hoonde Karel dan. “Ze moesten dit
jaar importeren!” Van die dingen –
en dan op z’n Reviaans.
Op een avond op straat, waar we
met ons vieren liepen, werd ik
opeens beetgegrepen door een Rus,
die me uitfoeterde. Karel kwam tussenbeide en suste het geheel. Hij
legde uit dat de man had gevraagd
‘of ik hem bedoelde met dat ruwe
woord’. Waarschijnlijk, zo reconstrueerden we, had ik goeienavond
of zo gezegd en choej is ‘lul’ in het
Russisch.
Leuk gehad, met ze.
Onze vakantie werd afgesloten met
een treinreis met de Krasnaja Strela
(Rode Ster), de nachttrein naar Leningrad, en geheel toevallig stond
Karel bij aankomst in Rusland op
het perron om iemand anders af te
halen. Hij vertelde me dat de Russen net Tsjecho-Slowakije waren
binnengevallen, Ik was waarschijnlijk de enige buitenlandredacteur
ter wereld die dat niet wist, want
de laatste dagen was er geen buitenlandse krant meer binnen ons bereik geweest.
N
Vernu Reizen op de hoek van de Utrechtsestraat en de Keizersgracht.
adat Karel binnen een jaar
daarna hals over kop was teruggekeerd (anders was ie er
uit gezet), belde hij me met enige
regelmaat en zeker wanneer hij aan
een nieuwe auto toe was. Ik legde
hem dan precies uit wat het beste
voor hem was – en dan kocht ie
tóch weer een Peugeot.
ROBBERT KEEGEL
april 2014 / 7
mijn Parijs
1
2
3
4
5
6
Jacqueline Wesselius (1943) werkte bijna een kwart
eeuw in Parijs, als correspondent voor De Groene, de Vara,
de Wereldomroep en de Volkskrant. Na terugkeer in Amsterdam (1985) begon zij als freelancer voor Het Parool. Ze versloeg o.a. het proces (1987) in Lyon tegen oorlogsmisdadiger Klaus Barbie.Van 2001 tot haar pensioen maakte ze
deel uit van de redactie van De Journalist (nu Villamedia).
Restaurant
Voor een soupe chinoise (bij voorkeur
de pho bo of soupe au boeuf): een van
die vele Chinees-Vietnamezen in het
13e of in Belleville, zoals Le Pacifique
(35, rue de Belleville, 20e). En voor een
echte maaltijd Le Terminus (tegenover
Gare du Nord).
Café
Café des Phares op de Place de la Bastille (4e). Op zondagmorgen is het
‘Café des Philosophes’ – ja, er wordt
echt gefilosofeerd. Lekker op het terras naar het drukke plein kijken.
Salon de Thé
Mariage Frères (30, rue du Bourg Tibourg, 4e). Waar word je nog bediend
door frêle jongemannen met witte
handschoentjes aan? In een koloniaal
kader compleet met palmbomen?
Waar krijg je op je donder als je de
thee niet volgens de regels drinkt? En
waar kom je figuren tegen zoals die
negentiende-eeuwse dandy aan het tafeltje naast ons, met een air van: ‘Heb
ik wat van je an?’
Dagelijkse boodschappen 1
Op de markt, natuurlijk. Boulevard Richard Lenoir bijvoorbeeld (tiens, daar
woonde Maigret, ook toevallig). Bij de
groenteman die je bijna zou doen geloven dat hij zijn citroenen zelf uit Sicilië heeft gehaald en het eiervrouwtje
wier oeufs – naar ze zegt – warm onder
de kip vandaan komen.
Museum 2
Carnavalet (16, rue des Francs-Bourgeois, 3e, en rue Saint-Antoine, 4e),
een historisch gebouw over de historie
van Parijs, met een mooie tuin, waar
je gratis en voor niks in het zonnetje
kunt zitten en waar een kolonie mussen een hele muur bevolkt.
Plein 3
Place des Vosges (3e en 4e ), gebouwd
ten tijde van Henri IV als Place Royale,
maar na de Franse Revolutie herdoopt
als beloning voor de Vogezen, het eerste departement dat zijn belastingen
betaalde.
Mooiste gevel 4
Behalve de bakstenen gevels van de
Place des Vosges, die van het kerkje
Saint-Etienne-du-Mont (Place SainteGeneviève, achter het Panthéon), met
ernaast de toren van het Lycée Henri
IV. En (misschien) de mooiste moderne
gevel: de Opéra Bastille, vooral in het
lentezonnetje.
Mooiste lied over Parijs
Sous le ciel de Paris, liefst gezongen
door Julliette Gréco. http://youtu.be/
D8pkrpJExbE Of gespeeld op de piano in
de Harry’s Bar (5, rue Daunou).
Markt
Nog eentje dan: Rue Daguerre.
Begraafplaats
Montparnasse, al was het maar vanwege Simone de Beauvoir en Jean-Paul
Sartre. En het lieve kerkhofje SaintVincent op Montmartre (luister naar
La complainte de la Butte, door Mouloudji, http://youtu.be/kR_qmwA3cxQ)
Mijn buurt
Ik was nooit zo standvastig, qua buurt.
Tegenwoordig is mijn quartier dat
rondom La Bastille. Maak van daaruit,
sentimental journeys, naar het 9e (rue
de la Victoire!), het Quartier Latin, het
10e rond het Canal Saint-Martin…
Favoriete winkel(s)
Voor thee Mariage Frères, Damman of
Palais des Thés, voor chocola of ander
zoet spul A la Mère de Famille (Faubourg Montmartre), voor hebbedingetjes de overdekte Passages bij de
Grands Boulevards (Passage Jouffroy,
Passage des Panoramas). Warenhuis en
luxe supermarkt: Au Bon Marché.
Een avondje stappen in Parijs met
Het spook van de Opera.
Grootse gemis in de stad
Frisse lucht.
Dieren in Parijs 5
Onze Klaasje, trouw achter het raam
aan de binnenplaats om te kijken of
we er al aan kwamen. Of haar voorganger, Grote Klaas, de blouson noir van
de Porte de Saint-Ouen, waarschijnlijk
geëindigd in een couscous.
Verliefd in Parijs
Herhaaldelijk en hartstochtelijk. En
ook langdurig. Maar vooral: verliefd óp
Parijs. Al meer dan een halve eeuw.
Wil nog altijd
Weer eens zwemmen in het Piscine
Molitor, volgens de oom van Pi (de film
Life of Pi) het mooiste van Parijs. In
mijn herinnering een plek met klierige jongemannen op de versiertoer.
Mooiste herinnering
Een nachtelijke wandeling van Belleville naar de Place de la Sorbonne, op
een zwoele zomeravond.
Beste plek om te sporten 6
Het parkje langs de linker Seine-oever
tussen Pont de Sully (Institut du
Monde Arabe) en Pont d’Austerlitz, en
de Jardin des Plantes daar tegenover.
Beste krant van Frankrijk
Le Monde.
Beste hoofdredacteur Het Parool
Erik van Gruijthuijsen. Hij durfde het
aan om uit PCM te stappen.
april 2014 / 8