Discussienotitie

Discussienotitie fiets- en kantstroken
Utrecht, februari 2014
CROW-Fietsberaad, Ligtermoet & Partners
Versie 1
1
Inleiding
Veel wegbeheerders worstelen met de toepassing van fiets-, kant- en suggestiestroken. Ze
willen graag iets doen voor fietsers, maar er is weinig ruimte. Het resultaat is een grote
diversiteit aan fietsstroken, brede uitwijkstroken en smalle fietssuggestiestroken. Het is de
vraag of weggebruikers het verschil zien tussen al die stroken en weten welk gedrag er van
hen verwacht wordt.
Met deze notitie wil CROW-Fietsberaad de discussie starten over de toepassing van stroken
met een duidelijk einddoel: heldere aanbevelingen, die draagvlak hebben bij de
wegbeheerders en die daadwerkelijk toegepast worden in de praktijk.
In hoofdstuk 2 schetsen we huidige situatie en de knelpunten. In hoofdstuk 3 doen we
concrete voorstellen voor een eenduidige toepassing van stroken en in hoofdstuk 4 toetsen
we deze voorstellen aan een aantal praktijksituaties.
We zijn erg benieuwd naar uw reactie en suggesties. Graag nodigen we u uit om te reageren
via www.fietsberaad.nl, [email protected] of twitter (#fietsstroken). De reacties verwerken
we in een volgende versie.
Daarnaast wil CROW-Fietsberaad verschillende aannames en veronderstellingen die ten
grondslag liggen aan deze notitie toetsen in video-observatie-onderzoek. Ook daarvoor zijn
suggesties welkom.
1
2
Knelpunten in richtlijnen en praktijk
In dit hoofdstuk schetsen we een beeld van de huidige situatie. Wat staat er in de CROWrichtlijnen? Hoe passen wegbeheerders deze toe? En vooral: welke knelpunten ervaren de
weggebruikers?
2.1
Huidige CROW-richtlijnen
In diverse CROW-publicaties wordt aandacht besteed aan stroken. Het gaat daarbij om de
breedte, de kleur, het toepassingsgebied, de belijning (onderbroken of ononderbroken). Uit
de combinatie van richtlijnen blijkt:
- fietsstroken zijn in principe 200-250 cm. breed, met een minimum van 150 cm.
- suggestiestroken zijn 100-150 cm. breed
- uitwijkstroken zijn tot 50 cm. breed
Het onderscheid tussen fietsstrook, suggestiestrook en uitwijkstrook is op basis van de
breedte (en eventueel de markering) wel te maken, maar het is van de gemiddelde
verkeersdeelnemer niet te verwachten dat die dat verschil werkelijk begrijpt.
Zelden wordt in de richtlijnen ingegaan op de combinatie van rijstrook- en
fietsstrookbreedte. Alleen het Handboek Wegontwerp geeft voor wegen buiten de
bebouwde kom en smaller dan 600 cm. een tabel met de verdeling van de wegbreedte over
rijstrook (voor het autoverkeer) en suggestiestroken (voor de fiets).
2.2
De toepassing van stroken in de praktijk
We hebben de indruk dat wegbeheerders verschillende redenen hebben om fiets- en
kantstroken toe te passen, wanneer er geen ruimte is voor vrijliggende fietspaden:

Visueel versmallen van de weg om de snelheid te temperen

Scheiden van fietsen en auto’s door elk een eigen plek op de weg te geven

Automobilisten attenderen op de mogelijke aanwezigheid van fietsen;

Fietsers het gevoel geven dat ze een eigen plek hebben.
Enige overzichtsgegevens over de breedte van fietsstroken komen van de Fietsersbond: Uit
de recente netwerkanalyse blijkt dat binnen de bebouwde kom 7% van het totale
hoofdfietsnetwerk bestaat uit te smalle fiets(suggestie)stroken. Dit is 64% van alle
fiets(suggestie)stroken op het fietsnetwerk binnen de kom.
Omdat er verder (voor zover ons bekend) verder weinig onderzoek gedaan is naar
uitvoeringsvormen van stroken, inventariseerden we voor deze notitie zoveel mogelijk
soorten ‘wegen met fietsstroken’. We gingen daarbij niet specifiek op zoek naar goede of
slechte voorbeelden, maar streefden naar zo veel mogelijk verschillende ‘soorten’. We keken
naar wegen binnen en buiten de bebouwde kom, erftoegangswegen en
gebiedsontsluitingswegen, met brede en smalle rijbanen en fietsstroken en alle combinaties
daarvan. Een bloemlezing met foto’s en een eerste analyse vindt u in bijlage II. Daaruit blijkt
dat er veel stroken zijn die niet goed zijn te relateren aan de richtlijnen uit paragraaf 2.1. Zo
zijn er suggestiestroken van 90 cm. of stroken met fietssymbool, maar smaller dan 150 cm.
2
We constateren vooral dat er heel veel verschillen zijn en dat inderdaad veel (fiets)stroken
onder de minimale breedte van 150 meter blijven. Uit een eerste analyse blijkt ook dat de
totale wegbreedte de beste voorspeller is voor de breedte van de fietsstrook. Het lijkt erop
dat wegbeheerders de beschikbare ruimte zo eerlijk mogelijk proberen te verdelen, zonder
minimale maten voor de fietsstrook te hanteren.
2.3
Het gebruik en de effecten van de stroken
Ook over het gebruik en de effecten van stroken is weinig bekend. Welke invloed hebben de
verschillende oplossingen met stroken op het gedrag van automobilisten en fietsers? Wat is
de beleving? En wat zijn de gevolgen voor het aantal slachtoffers en de
verkeersafwikkeling? Uit het schaarse onderzoek blijkt het volgende:

Snelheid auto’s: Onderzoek van de SWOV wijst uit dat auto’s een heel klein beetje
langzamer rijden na toepassing van stroken. Ouder onderzoek uit Enschede kwam erop
uit dat auto’s iets sneller rijden vanwege een geleidend effect van de stroken.

Dwarspositie auto: Onderzoek van de SWOV wijst uit dat stroken leiden tot iets minder
afstand van auto’s tot fietsers

De studie van Paul Schepers geeft aanwijzingen dat smalle stroken leiden tot meer
ongevallen met trottoirbanden en bermen. De hypothese is dat fietsers bij smalle
stroken minder afstand houden tot de wegrand.
De beschikbare onderzoeken bieden onvoldoende gegevens om een duidelijke relatie te
leggen tussen de vormgeving (met name breedte stroken) en de effecten op gedrag en
veiligheid. Dat is ook de reden waarom CROW-Fietsberaad graag observatie- en
belevingsonderzoek wil doen.
Op basis van eigen observaties en ervaringen hebben we een aantal hypotheses opgesteld,
die getoetst kunnen worden in het onderzoek en die ook gebruikt zijn voor de aanbevelingen
in het vervolg van deze notitie:

Weggebruikers zien het verschil niet tussen fietsstroken, fietssuggestiestroken en
bredere uitwijkstroken;

Voor fietsers die naast elkaar willen fietsen zijn smalle (fiets)stroken onprettig. De linker
fietser rijdt gevoelsmatig op het autogedeelte en zal zich opgejaagd voelen als er een
auto aankomt. Een deel van de automobilisten zal ook van mening zijn dat de linker
fietser op de strook moet blijven;

Veel solo-fietsers zijn wel blij met relatief smalle stroken, vanuit de gedachte ‘beter iets
dan niets’. Dit is echter schijnveiligheid (zie volgende punten) en weegt niet op tegen het
nadeel voor een ‘tweede’ fietser;

Bij smalle stroken houden passerende automobilisten een kleinere afstand aan tot
fietsers, waardoor de veiligheidsrisico’s groter zijn;

Bij smalle stroken gaan fietsers dichter tegen de rand van de rijbaan fietsen. Hierdoor
neemt de kans op enkelzijdige ongevallen toe. Daarnaast is de fietser minder prominent
aanwezig in het wegbeeld, wat een snelheidsverhogend effect kan hebben op het
autoverkeer. Bij brede stroken daarentegen nemen fietsers meer ruimte.
3
3
Voorlopige aanbevelingen
In dit hoofdstuk doen we aanbevelingen voor de toepassing van fiets-, suggestie- en
kantstroken binnen en buiten de bebouwde kom. Een belangrijk pluspunt ten opzichte van
bestaande richtlijnen is dat we altijd de aanbevelingen voor fietsstroken combineren met
aanbevelingen voor autorijstroken. Het één kan niet los gezien worden van het ander. Tenzij
anders vermeld, zijn de maten die we in de tekst gebruiken exclusief markering; het midden
van de markering is dan de grens tussen twee weggedeelten.
Aan de basis van onze aanbevelingen ligt het volgende uitgangspunt:
Een fietsstrook is altijd breed genoeg voor minimaal twee fietsers naast elkaar.
Het kan gaan om twee fietsers die voor de gezelligheid naast elkaar willen fietsen, om een
volwassene die voor de veiligheid naast een kind wil fietsen, of om een snellere fietser die
een langzame fietser wil inhalen. Fietsers moeten veilig en comfortabel van de strook
gebruik kunnen maken, zonder het gevoel hebben dat ze opgejaagd worden door
motorvoertuigen. De breedte van de strook moet bevorderen dat passerende automobilisten
voldoende afstand houden tot de fietsers.
Hier past overigens wel een relativerende kanttekening: een wegindeling met stroken zal
waarschijnlijk enige invloed hebben op het gedrag en de beleving van weggebruikers, maar
we mogen er geen al te hoge verwachtingen van hebben. Het blijft een milde vorm van
sturing.
Concreet betekent bovenstaande uitgangspunt dat een fietsstrook bij voorkeur 2 tot 2,5
meter breed is. Het absolute minimum is 1,7 meter (uitgaande van minimaal 0,5 meter vrije
ruimte aan de rechterzijde van de strook).
Alle stroken met een breedte tussen 0,25 meter en 1,7 meter gaan wat ons betreft in de ban.
Alleen zo kunnen we op den duur duidelijkheid krijgen in strokenland. En nog belangrijker:
alleen zo kunnen we het gewenste (inhaal-)gedrag bevorderen.
4
3.1
Situaties binnen de bebouwde kom
In onze aanbevelingen voor de toepassing van fietsstroken binnen de bebouwde kom
maken we onderscheid tussen drie situaties:
a) Gebiedsonsluitingswegen (GOW’s)
b) Grijze wegen en bredere erftoegangswegen (ETW’s)
c) Erftoegangswegen (ETW’s)
De eerste en de laatste categorie zijn duidelijk, op basis van breedte en intensiteit. Daar
tussenin zitten de lastige wegen. Qua functie vaak nog een GOW, maar met te weinig ruimte
om deze goed vorm te geven.
We hebben de aanbevelingen verwerkt in een handige grafiek met de ideale indelingen.
Hierin komt ook de verwevenheid tussen functie, verhardingsbreedte en intensiteiten tot
uitdrukking. De grafiek staat in paragraaf 3.2, details en minimummaten staan in bijlage 1.
a) Fietsstroken op GOW: eigen domein voor fietsers
Bij een GOW met maximumsnelheid van 50 km/uur moeten auto’s en fietsers conform
Duurzaam Veilig van elkaar gescheiden worden. Daarvoor is idealiter een vrijliggend
fietspad nodig, maar het mag ook met fietsstroken. De fietsstrook moet dan wel een
werkelijk eigen domein afbakenen. De rijstroken voor het autoverkeer zijn zo breed, dat
auto’s en vrachtauto’s geen gebruik hoeven te maken van de fietsstrook (aanbevolen
rijstrookbreedte 2,90 meter). De fietsstrook is breed genoeg om het fietsverkeer (inclusief
inhalende fietsers) veilig en comfortabel af te wikkelen (aanbevolen strookbreedte 2 tot 2,50
meter, afhankelijk van de fietsintensiteit).
Om te bevorderen dat passerende (vracht-)auto’s voldoende afstand houden tot fietsers,
bevelen we aan om tussen fietsstrook en rijstrook altijd een tussenruimte van 0,5 meter aan
te houden. Dit is vrij nieuw voor de Nederlandse situatie, maar in het buitenland komt dit
vaker voor. Bij ruimtegebrek kan nog wel ‘bespaard’ worden op de breedtes van de
fietsstroken en de rijstroken, maar de tussenruimte van 50 centimeter is wat ons betreft
heilig. De exacte vormgeving van de tussenruimte is nog punt van discussie. We denken
aan een doorgetrokken lijn aan beide zijden van de tussenruimte. Eventueel kan afwijkende
verharding toegepast worden. Een hoogteverschil raden we in de meeste situaties af, omdat
het motorvoertuigen nauwelijks tegenhoudt en wel nadelen heeft voor fietsers. Overigens is
dat juridisch ook geen fietsstrook meer, maar een (aanliggend) fietspad.
5
b) Fietsstroken op Grijze weg of Brede ETW: houd rekening met fietsers
Als er minder ruimte beschikbaar is, is het onvermijdelijk dat er af en toe ruimte gedeeld
wordt. Automobilisten moeten soms uitwijken over de fietsstrook vanwege een bus uit de
tegenrichting. Of snelle fietsers moeten even gebruik maken van de rijstrook om een bakfiets
in te halen. Er is dan geen sprake meer van exclusieve domeinen. En dus ook niet meer
van een volwaardige GOW.
Dit soort wegen past niet goed in Duurzaam Veilig, maar ze bestaan wel. Om de functie voor
fietsverkeer te benadrukken en/of de auto’s niet te veel naar rechts te laten rijden, zijn
stroken nog steeds aan te bevelen. Hoewel de functie van de strook anders is, heten ze nog
steeds ‘fietsstroken’. De aanbevolen strookbreedte is 2 meter, met een absoluut minimum
van 1,7 meter (zie uitgangspunten).
Een asmarkering is bij deze wegen ongewenst. Die zorgt te veel voor de uitstraling van een
volwaardige GOW. Bovendien is er te weinig ruimte voor volwaardige rijstroken. Bestuurders
van (vracht-)auto’s die de asmarking volgen zullen te weinig afstand aanhouden tot fietsers
op de fietsstrook.
Er is in deze situaties dus één ongedeelde rijstrook beschikbaar voor automobilisten in twee
richtingen. Wat de breedte van deze rijstrook betreft, moet de ontwerper wat ons betreft een
duidelijke keuze maken. De rijstrook is breed genoeg voor één of twee personenauto’s naast
elkaar. Rijstrookbreedtes tussen de 3,8 meter en de 4,5 meter mogen in onze visie dus niet
voorkomen. Op deze manier laat de wegindeling duidelijk zien wat de bedoeling is als een
automobilist een tegenligger tegenkomt. Er zijn twee opties:

Variant B1: de meeste tegenliggers kunnen elkaar (met gematigde snelheid) passeren,
zonder gebruik te hoeven maken van de fietsstroken. De aanbevolen rijstrookbreedte is
5,5 meter, met een minimum van 4,5 meter. We beseffen dat dit krap is, maar de
passeerafstand tot fietsers willen we vooral waarborgen met de minimummaat voor de
fietsstrook van 1,7 meter. De oplossing zal in de praktijk vooral voorkomen op grijze
wegen: eigenlijk zou de weg een erftoegangsfunctie moeten hebben, maar vanwege de
intensiteiten en de uitstraling, durft men het toch (nog) niet aan. Een ontwerpsnelheid
van 40 km/uur is gewenst.
6

Variant B2: bij een tegenligger moeten automobilisten bewust uitwijken over de
fietsstrook, waarbij ze het fietsverkeer niet mogen hinderen. De rijstrookbreedte is
maximaal 3,8 meter. Een maximum snelheid van 30 km/uur is gewenst.
c) Wegen smaller dan 5,8 meter: geen fietsstroken; eventueel fietsstraat
Als de beschikbare wegbreedte kleiner is dan 5,8 meter, is er geen ruimte meer voor aparte
stroken. Dan kan gekozen worden voor een fietsstraat om de fietsfunctie te benadrukken.
Als het geen hoofdfietsroute betreft, is een volledig gemengd profiel toereikend.
7
3.2
Aanbevelingen in grafiek Aanbevelingen stroken binnen de bebouwde kom
Rijbaanbreedte (cm)
0
200
ETW gemengd profiel. Tot circa 400 mvt/uur
C3
Fietsstraat smal. Tot ca. 200 mtv/uur
C2
Fietsstraat breed. Tot ca. 400 mtv/uur
C1
ETW 30 km/uur. Tot ca 600 mvt/uur
B2
GRIJS 50 of 30 km/uur.Tot ca 1.000 mvt/uur
B1
GOW 50 km/uur. Tot ca 2.000 mvt/uur
A
400
600
800
1000
1200
Tip voor het gebruik van het figuur in bestaande situaties: zoek de beschikbare
rijbaanbreedte op X-as en ga vervolgens loodrecht naar beneden tot u op een balk stuit. Dat
is de aanbevolen wegindeling. Met behulp van de tabel in bijlage I kan het ontwerp
verder gedetailleerd worden. Tot slot kunnen we toetsen of de functie van de weg en de
auto-intensiteit in overeenstemming zijn met de wegindeling. Bijvoorbeeld: stel de
wegbreedte is 700 cm. Via de stippellijn komen we op vormgeving B2, maar we hebben niet
de ruimte om dit profiel helemaal volgens de aanbevolen maten te realiseren. Het resultaat
is bijvoorbeeld 1,80 fietsstrook – 3,40 rijstrook – 1,80 fietsstrook.
3.3
Aanvullende aanbevelingen

Heel belangrijk!: Een parkeervak naast een fietsstrook is altijd minimaal 2,3 meter breed,
vanwege de schuwafstand die fietsers aanhouden tot geparkeerde auto’s en
openslaande deuren. Als parkeervakken smaller zijn dan 2,3 meter, moet de fietsstrook
(of gemengde rijbaan) navenant breder. Op GOW’s (optie A) worden in geen geval
parkeervakken met fietsstrook toegepast.

Ontwerpers kunnen kantmarkering toepassen om te voorkomen dat weggebruikers van
de weg raken, bijvoorbeeld bij een gevaarlijke berm of in een bocht. De afstand tot de
rand van de verharding is maximaal 0,25 meter, om te voorkomen dat fietsers achter de
kantmarkering gaan fietsen. Als de kantmarkering wordt toepast in combinatie met een
fietsstrook of fietsstraat, adviseren we een kantmarkering met een breedte van 0,05
meter op 0,1 meter van de rand van de verharding.

Onder verkeerskundigen is de gewoonte ontstaan om te smalle fietsstroken
‘fietssuggestiestroken’ te noemen. Bij toepassing van deze aanbevelingen komen te
smalle fietsstroken niet meer voor. Toch kan een ontwerper overwegingen hebben om
wel een strook te willen toepassen zonder de juridische status van een fietsstrook,
bijvoorbeeld om incidenteel laden en lossen toe te staan. Dit kan door het fietssymbool
achterwege te laten. Formeel dus een suggestiestrook, in de praktijk voor de meeste
8
weggebruikers geen verschil. Wat ons betreft is het enige verschil in het uiterlijk van een
fietsstrook en een suggestiestrook de aanwezigheid van het fietssymbool. Verder geldt
voor beide typen stroken een aanbevolen breedte van minimaal 1,7 meter en de
voorkeur voor de kleur rood. Met een (fiets)suggestiestrook wil de ontwerper immers zo
goed mogelijk een fietsstrook suggereren, dus moet de suggestiestrook ook zoveel
mogelijk lijken op een formele fietsstrook.
De hoofdvormen functioneren elk relatief goed tót een bepaalde intensiteit. Bij overschrijding
van die intensiteit komen gevaarlijke of hinderlijke combinaties van verkeersdeelnemers te
vaak voor. De weg is dan simpelweg te smal om het verkeer te verwerken. Dat probleem is
niet op te lossen met het aanbrengen van stroken. Het achterwege laten van fietsstroken is
overigens ook geen oplossing. Vaak is het toepassen van fietsstroken (vooralsnog) het
hoogst haalbare. Maak ze dan wel breed genoeg, conform de aanbevelingen in deze notitie.
3.4
Aanbevelingen buiten de bebouwde kom
Onze aanbevelingen voor wegen buiten de bebouwde kom zijn eenvoudiger:

Pas alleen stroken toe op ETW’s met een rijbaanbreedte tussen 5,80 en 7,90 meter. Dit
is vergelijkbaar met optie B2 binnen de kom: een rijstrook die breed genoeg is voor één
auto. Omdat de snelheid van auto’s hoger ligt, zijn te smalle fietsstroken nóg vervelender
en onveiliger. Ook daar dus 170 cm. als absoluut minimum.

Als de rijbaan smaller is dan 5,8 meter kunnen ontwerpers de functie voor het
fietsverkeer benadrukken door het toepassen van een fietsweg-inrichting (vergelijkbaar
met optie C binnen de kom). Een ongedeelde rijbaan is bij 5,80 en smaller ook een
optie.

Buiten de kom is het vaker wenselijk om kantmarkering toe te passen, omdat openbare
verlichting ontbreekt en/of omdat bermen gevaarlijker zijn. Om ervoor te zorgen dat
kantmarkering ook echt als kantmarkering functioneert, adviseren wij om deze maximaal
op 0,25 meter van de verhardingsrand aan te brengen. Bij een grotere afstand tot de
verhardingsrand zal een deel van de fietsers achter de markering gaan fietsen met een
verhoogde kans op een bermongeval. Als de kantmarkering wordt toepast in combinatie
met een fietsstrook of fietsweg, adviseren we een kantmarkering met een breedte van
0,05 meter op 0,1 meter van de rand van de verharding.
3.5
Strijdigheden met bestaande richtlijnen (PM)

De basiskenmerken wegontwerp geven aan dat op een ETW30 en ook op een ETW-2
(buiten de kom) geen markering gewenst is, wij bevelen hier aan om vanaf een breedte
van 580 cm. wel fietsstroken aan te brengen. Zo’n weg zal voor fietsers een belangrijke
route zijn. Het feit dat het voor auto’s een ETW is, doet daar niet aan af.

De breedte van een uitwijkstrook (achter de kantmarkering) is in deze notitie maximaal
25 cm, in het HWO is deze (inclusief markering) juist 35-50 cm.

De breedte van een fietsstrook of suggestiestrook is in deze notitie minimaal 170 cm
volgens de redenering dat die altijd door twee fietsers naast elkaar gebruikt moet kunnen
worden. Dit minimum sluit niet aan op de nieuwe ASVV waar 200 cm. de minimummaat
is, maar ook niet op HWO (en nog de ontwerpwijzer fietsverkeer) waar 150 cm. nog in
genoemd wordt. De aanbevolen maat van 200 cm sluit wél goed aan.
9
4
Eerste praktijktoets
Met behulp van enkele wegbeheerders en experts is gekeken hoe de aanbevelingen zouden
uitpakken bij lastige situaties op enkele bestaande wegen.
4.1
Brede weg, te smal voor een volwaardige GOW  Categorie B1
Huidige situatie
Profiel
Auto haalt tweede fietser te krap in
Indeling volgens nieuwe aanbeveling
Profiel
Auto rijdt meer naar links
10
4.2
Brede weg, te smal voor een volwaardige GOW  Categorie B1
Huidige situatie
Profiel
Zeer smalle stroken en asmarkering, volgens de nieuwe
aanbevelingen ongewenst op deze weg.
Indeling volgens nieuwe aanbeveling
Profiel
Fietser(s) verder uit de kant
11
4.3
ETW, geen ruimte voor twee auto’s, wel brede stroken  Categorie B2
Huidige situatie
Profiel
Tweede fiets onnodig krap; autorijstrook toch te smal
Indeling volgens nieuwe aanbeveling
Profiel
Ruimte voor tweede fiets
12
4.4
Smalle ETW  Categorie B2
Huidige situatie
Profiel
Onduidelijke rijstrook voor net geen twee auto’s
Indeling volgens nieuwe aanbeveling
Profiel
Keuze: één auto, minimale fietsstrook mogelijk
13
4.5
Te brede uitwijkstrook, geïnterpreteerd als fietsstrook  Categorie C
Huidige situatie
Profiel
Fiets te veel in de kant
Indeling volgens nieuwe aanbeveling
Profiel
Fiets meer middenop, auto meer opzij
(kantmarkering mogelijk, max 25 cm van de wegkant)
14
4.6
Grijze weg met asmarkering, categorie B2
Huidige situatie
Profiel
Voor twee fietsers goed, maar auto ver naar rechts
Indeling volgens nieuwe aanbeveling
Profiel
Auto meer middenop
15
I
Tabel met aanbevelingen naar wegbreedte
Hier vindt u per wegcategorie de ideale en minimale maten. De optelling van de minimale
maten sluit steeds aan op de ideale/maximale maat van de onderliggende categorie. Op
deze manier is voor elke wegbreedte een indeling mogelijk.
Type functie auto
A
GOW 50 km/uur.
Tot ca 2.000
mvt/uur
functie fiets
omschrijving
rijbaanindeling (cm)
totaal (cm)
wel en geen
hoofdfietsroute
Fietsstrook biedt aparte
ruimte voor fietsers.
Voldoet aan eisen van
Duurzaam Veilig voor
gebiedsontsluitingswegen
fietsstrook 250 (170) +
brede markering 50 (50) +
rijstrook 290 (250) +
1210 (955)
asmarkering 30 (15) +
rijstrook 290 (250) +
brede markering 50 (50) +
fietsstrook 250 (170)
B1
GRIJS 50 of 30
km/uur.
Ontwerpsnelheid
40 km/uur.
Tot ca 1.000
mvt/uur
wel en geen
hoofdfietsroute
Fietsstrook geeft aan dat
automobilisten rekening
moeten houden met
fietsers. Rijstrook is twee
auto's breed
fietsstrook 195 (165) +
markering 10 +
rijstrook 540 (440) +
markering 10 +
fietsstrook 195 (165)
950 (790)
B2
ETW 30 km/uur.
Tot ca 600 mvt/uur
hoofdfietsroute
Fietsstrook geeft aan dat
automobilisten rekening
moeten houden met
fietsers. Rijstrook is één
auto breed
fietsstrook 195 (165) +
markering 10 +
rijstrook 370 (230) +
markering 10 +
fietsstrook 195 (165)
780 (580)
C1
ETW 30 km/uur
hoofdfietsroute
fietsstraat breed.
Tot ca. 400 mtv/uur
Fietsstraat geeft aan dat rode_strook 250 (225) +
automoblisten te gast zijn overrijdbare as 80 (30) +
rode_strook 250 (225)
580 (480)
C2
ETW 30 km/uur
hoofdfietsroute
fietsstraat smal.
Tot ca. 200 mtv/uur
Fietsstraat geeft aan dat rabatstrook 25 (10) +
automoblisten te gast zijn rode_strook 400 (350) +
rabatstrook 25 (10)
440 (370)
C3
ETW, gemengd
geen
hoofdfietsroute
gemengd profiel 450
450
16
Analyse bestaande situaties
In de bloemlezing op de volgende pagina’s vindt u een aantal praktijksituaties die door
Ligtermoet & Partners zijn verzameld. De totale inventarisatie bestaat uit 38 wegen die
verzameld zijn door heel Nederland. Daarbij is niet specifiek op zoek gegaan naar ‘goede’ of
‘slechte’ wegen, maar is getracht een volledig overzicht te geven van de aanwezige
diversiteit aan stroken.
In de bloemlezing is van elke soort weg een typisch voorbeeld opgenomen, met een korte
beoordeling van de werking in de praktijk en een hypothese over de achterliggende
mechanismen van die werking. De exacte locatie van de weg doet niet ter zake; elk van dit
soort wegen zou in heel Nederland kunnen voorkomen.
Verband tussen fietsstrook- en rijbaanbreedte
Uit een analyse van de 38 geïnventariseerde wegen blijkt een vrij sterk verband tussen de
fietsstrookbreedte en de rijbaanbreedte. Kennelijk bepaalt de ontwerper op basis van de
beschikbare rijbaanbreedte wat een redelijke breedte is voor de fietsstroken. Binnen de
bebouwde kom geldt dat van elke extra breedte-meter die een ontwerper ter beschikking
heeft, 28 centimeter toebedeeld wordt aan de fietsstroken. Buiten de kom komt zelfs de helft
van elke extra meter ten goed aan de fietsstroken.
Het redelijkheidsuitgangspunt (de ruimte eerlijke verdelen) lijkt hier belangrijker dan de
functionele eisen die vanuit fietsers gesteld moeten worden aan fietsstroken. Voor fietsers
maakt het immers niet uit of ze op een brede of smalle weg fietsen. Ze hebben altijd
evenveel ruimte nodig.
verband tussen fietsstrook- en rijbaanbreedte
200
180
160
fietsstrookbreedte (cm)
II
140
120
bibeko
100
bubeko
Lineair (bibeko)
80
Lineair (bubeko)
60
strookbreedte bibeko = 0,14 * rijbaanbreedte + 22
R² = 0,40
40
strookbreedte bubeko = 0,25 * rijbaanbreedte - 32
R² = 0,42
20
0
350
450
550
650
750
850
rijbaanbreedte (cm)
950
1050
1150
17
Bloemlezing
Brede wegen, brede stroken
Gaat redelijk.
Fietsstrook
mag nog wel
iets ruimer.
Fietspaden
zouden ook
passen.
Gaat goed.
Mede omdat
de gereden
snelheid laag
is.
185-520-185
180 - 660 (2*330) - 180
Brede wegen, smalle stroken
Eén fiets gaat
redelijk, maar
bij twee
fietsers naast
elkaar echt
gevaarlijk:
Auto’s zoeken
de streep op,
de tweede
fietser past er
niet binnen.
Gaat mis bij
twee fietsers,
ingehaald
door een auto.
Mede door
asmarkering
blijft auto ‘te
ver’ rechts.
120 – 620 (2*310) - 120
140-600-140
Veel te krap,
twee fietsen
moeten vaak
(binnen de
weghelft)
worden
ingehaald door
één auto en
dat past niet.
Gaat prima
met één fiets,
maar erg
onduidelijk
met twee
fietsen naast
elkaar en twee
passerende
auto’s.
135 – 520 – 135
130 – 580 (2*290) - 130
Smalle wegen, (relatief) brede stroken
Gaat redelijk.
Auto’s
wachten om
elkaar te
passeren.
Maar dan is
370 voor de
auto eigenlijk
niet nodig en
passen iets
bredere
stroken ook.
165-370-165
Gaat redelijk.
Auto’s
wachten om
elkaar te
passeren.
Maar dan is
370 voor de
auto eigenlijk
niet nodig en
passen iets
bredere
stroken ook.
160 – 370 - 160
18
Net te smalle wegen met net te smalle stroken
Drukke weg
met
hardrijdend
verkeer.
Waarom de
stroken niet
wat breder?
Twee auto’s
passen toch
niet op het
zwart.
Niemands
domein
voldoet. De
ontstane
chaos werkt,
maar meer
‘ondanks’ de
inrichting.
115 – 450 – 115
145 - 380 - 145
Voor iedereen
smal. Gevaar:
Twee auto’s
en een fiets.
Aangezien
twee auto’s
toch niet
passen:
waarom
stroken niet
wat breder?
Al voor één
fietser smal.
Auto’s
passeren wel
met fiets
ernaast. Zie
foto: daar past
eigenlijk geen
auto tussen…
095 – 400 - 095
135 – 310 - 135
Onduidelijke (kant)stroken
Niet goed.
Omdat de
uitwijkstrook
te breed is,
wordt deze als
fietsstrook
beschouwd.
Auto’s houden
daardoor
minder
afstand (en
rijden hard!).
Niet goed.
Omdat de
uitwijkstrook te
breed is, wordt
deze als
fietsstrook
beschouwd.
Auto’s houden
daardoor
minder
afstand.
075 – 390 - 075
050 - 300 - 050
Geen stroken
Functioneert
aardig, maar
dat komt ook
door de lage
intensiteiten
2*325, asmarkering
Gaat goed
omdat het
rustig is
2* 350 asmarkering
19
We zijn erg benieuwd naar uw reactie en suggesties. Graag nodigen we u uit
om te reageren via www.fietsberaad.nl, [email protected] of twitter
(#fietsstroken). De reacties verwerken we in een volgende versie.
Daarnaast wil CROW-Fietsberaad verschillende aannames en
veronderstellingen die ten grondslag liggen aan deze notitie toetsen in videoobservatie-onderzoek. Ook daarvoor zijn suggesties welkom.
CROW-Fietsberaad, Ligtermoet & Partners
Februari 2014
20