Afbouw-/Opheffingsplan Productschap MVO

Afbouw-/Opheffingsplan
Productschap MVO
(mei 2014)
Dit is een geactualiseerde versie van het afbouwplan zoals dat is besproken en goedgekeurd
door het bestuur op 28 november 2013.
De oorspronkelijke bijlagen (herziene begroting 2013 en begroting 2014) zijn vervallen.
In plaats daarvan is een Herziene begroting 2014 toegevoegd waarin onder meer voorstellen
zijn opgenomen tot aanvullende financiering van activiteiten voor 2014.
1
Inhoudsopgave
Pagina
Hoofdstukken
I
II
III
IV
V
VI
VII
VIII
IX
Voorwoord
Inleiding
Uitgangspunten bij het ontwikkelen en uitvoeren van dit afbouwplan
Overdracht van taken en middelen
Juridische consequenties van de afbouw/opheffing
Personele consequenties van de afbouw/opheffing
Financiële situatie van het Productschap MVO per ultimo 2013
Consequenties ten aanzien van de reserves en op te leggen heffingen
Specifieke onderwerpen
Voorbereiding op de vereffening
1 Herziene Begroting 2014
2
3
5
8
9
11
13
15
16
17
18
Voorwoord
Namens het dagelijks bestuur wordt u hierbij het afbouw-/opheffingsplan Productschap MVO
aangeboden inclusief een herziene begroting 2014.
Vanaf de oprichting in 1956 heeft MVO onafgebroken bijgedragen aan de versterking van de
concurrentiepositie en de verduurzaming van de Nederlandse oliën- en vettensector.
De rol van MVO is altijd geweest het verbinden van het sectorale met het algemene, maatschappelijke
belang. Aan deze rol komt een eind als de herziening van de Wet op de bedrijfsorganisatie een feit is
en daarmee de product- en bedrijfschappen zijn opgeheven. Deze opheffing zal naar verwachting eind
2014 geschieden.
De ondernemingen in de MVO-sector zijn altijd een groot voorstander geweest van het behoud van de
PBO als instituut. In de laatste decennia zijn er verschillende ondernemingspeilingen gehouden en
steeds werden de functies en activiteiten van de MVO-organisatie hoog gewaardeerd, het laatst nog
bij de Ondernemingspeiling 2011.
Toen duidelijk werd dat er politiek onvoldoende draagvlak was voor handhaving van de PBO in
aangepaste vorm, hebben de in deze sector actieve ondernemingen en het Bestuur van het
Productschap MVO hun verantwoordelijkheid genomen en initiatieven in gang gezet om de MVOorganisatie (al of niet in publiekrechtelijke vorm) toekomstbestendig te maken.
In 2011 zijn de activiteiten en hun toegevoegde waarde voor de sector kritisch bekeken. Hieruit bleek
dat de MVO-organisatie nog scherper aan de wind kon varen en de samenwerking met de
onderscheiden brancheorganisaties verder kon verbeteren.
Als gevolg hiervan werden begin 2012 de activiteiten op het gebied van marktonderzoek en statistiek
en eind 2012 het volgen van de wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van Voeding en
Gezondheid gestaakt.
Eind oktober 2012 werd in het regeerakkoord van PvdA en VVD opgenomen dat de product- en
bedrijfschappen moesten worden opgeheven. Sindsdien zijn er twee reorganisaties doorgevoerd (per
1 november 2012 resp. 1 september 2013) in de aanloop naar de opheffing van het productschap en
naar de overname van productschapstaken door een nieuwe private ketenorganisatie.
Dit alles heeft ertoe geleid dat met ingang van 1 januari 2014 het Productschap MVO zijn
(inhoudelijke) activiteiten grotendeels heeft beëindigd en inmiddels ook heeft overgedragen aan een
nieuw opgerichte, private Ketenorganisatie voor de oliën en vetten, afgekort MVO. ‘MVO, de
Ketenorganisatie voor oliën en vetten’ is een van de weinige, zo niet de enige ketenorganisatie die op
deze wijze is georganiseerd.
Nagenoeg alle belangrijke ondernemingen in de oliën- en vettensector hebben inmiddels hun
handtekening gezet onder het lidmaatschap van de Ketenorganisatie. Daarom komt de
Ketenorganisatie uit op meer dan 95% van de handelsstromen die zij vertegenwoordigt.
De vorm van de ketenorganisatie, het Business Plan inclusief financiering van de doorlopende
activiteiten en overgang van medewerkers van het productschap naar deze nieuwe organisatie zijn na
zorgvuldig overleg met de ondernemingen in de oliën- en vettenketen tot stand gekomen.
De 11 actieve MVO-medewerkers die per ultimo 2013 in dienst van het Productschap MVO waren, zijn
per 1 januari 2014 in dienst getreden van ‘MVO, de Ketenorganisatie voor oliën en vetten’.
3
Na 1 januari 2014 blijft het Productschap MVO formeel bestaan totdat de Intrekkingswet van de Wet
op de bedrijfsorganisatie van kracht is. Tot die tijd blijft het bestuur volledig verantwoordelijk voor zijn
taken. Voor de resterende activiteiten is een Begroting 2014 opgesteld.
Dit afbouwplan geeft inzicht in oorzaken en gevolgen van, en getroffen en voorziene maatregelen in
verband met de afbouw en opheffing van het Productschap MVO.
Wim Oosterhuis, voorzitter
Frans Claassen, secretaris
4
I
Inleiding
Politieke ontwikkelingen leidend tot opheffing
In november 2010 zijn tijdens het Algemeen Overleg van de Tweede Kamer over het Toezichtsverslag PBO van de Sociaal-Economische Raad over 2009 vragen gerezen over nut en noodzaak van
de product- en bedrijfschappen (PBO-instellingen). Dit heeft ertoe geleid dat tijdens het Voortgezet
Algemeen Overleg (februari 2011) een motie door de Tweede Kamer is aangenomen waarin de
regering werd verzocht:
• te onderzoeken welke taken naast medebewindstaken onmisbaar zijn;
• te onderzoeken of en zo ja waar/hoe deze taken zonder product- en bedrijfschappen zouden
kunnen worden ondergebracht/uitgevoerd;
• dit onderzoek binnen zes maanden uit te voeren en aan de Tweede Kamer voor te leggen.
Het kabinet (Rutte I) heeft de motie tot uitvoering gebracht door een inventariserend onderzoek te
laten uitvoeren naar de taken van de product- en bedrijfschappen door onderzoeksbureau EIM/IOO en
opdracht te geven aan drie bestuurders (mevrouw Jorritsma en de heren Van de Donk en Van Eijck)
om de taken van de product- en bedrijfschappen te beoordelen en een visie op de toekomst van de
PBO te geven.
In oktober 2011 heeft het kabinet, op basis van de rapportages van onderzoeksbureau EIM/IOO en de
Commissie Jorritsma, zijn standpunt bepaald en bekendgemaakt. De essentie van dit standpunt was
dat het takenpakket van de product- en bedrijfschappen zich moet beperken tot taken met een publiek
belang (medebewindstaken, plant- en diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid en
gezondheid).
In december 2011 nam een meerderheid van de Tweede Kamer geen genoegen met het standpunt
van het kabinet; er werd bij motie gestemd voor het afschaffen van de product- en bedrijfschappen.
Aan het kabinet werd in de motie voorts verzocht met een voorstel te komen voor het elders
onderbrengen van wettelijke taken en de hiervoor genoemde publieke taken. Tevens werd het kabinet
gevraagd in overleg te treden met werkgevers- en werknemersorganisaties over de vraag of, en zo ja
waar zij niet-wettelijke taken in het private domein willen onderbrengen.
Op 29 oktober 2012 hebben de onderhandelaars van VVD en PvdA hun regeerakkoord (Bruggen
slaan) gepresenteerd. Uit dit regeerakkoord blijkt dat het kabinet (Rutte II) voornemens is om de
product- en bedrijfschappen en de PBO-heffing af te schaffen. De medebewindstaken en overige
publieke taken van de product- en bedrijfschappen worden op grond van dit regeerakkoord vanaf
2014 door het Ministerie van Economische Zaken uitgevoerd.
Bestuurlijke besluitvorming naar aanleiding van deze ontwikkelingen
De politieke discussie en de mogelijke discontinuïteit van de organisatie als onderdeel van de PBO
was voor het betrokken bedrijfsleven in de oliën- en vettensector en het bestuur van het productschap
aanleiding om begin 2012 kritisch te kijken naar de toenmalige activiteiten van het productschap en
focus te leggen op lobby, issue- en crisesmanagement en minder te richten op informatievoorziening
en marktonderzoek.
Naar aanleiding daarvan is per 1 november 2012 besloten tot een verdere reductie van de formatie en
een verdergaande samenwerking met de brancheorganisaties. Op deze wijze probeerde het bestuur
de organisatie toekomstbestendig te maken.
Na het bekend worden van het regeerakkoord op 29 oktober 2012 heeft het MVO-bestuur op 17
januari 2013 besloten om volledige medewerking te verlenen aan het streven van het betrokken
bedrijfsleven om het grootste deel van de activiteiten van het Productschap MVO voort te zetten in
5
een private MVO-ketenorganisatie. De reden tot dit besluit was dat een dergelijke stap bijdraagt aan
de meest efficiënte wijze van opheffing van het Productschap MVO.
Bij een rondgang van de directeur/secretaris van het Productschap MVO bij een aantal key companies
bleek veel draagvlak te zijn voor een private doorstart van een groot deel van de activiteiten. De
conclusies van deze rondgang sloten aan bij de uitkomsten van een in 2011 gehouden
ondernemerspeiling, waaruit bleek dat bijna alle activiteiten van MVO als (zeer) belangrijk worden
bestempeld door de deelnemende bedrijven.
Begin 2013 werd een ‘Werkgroep MVO-privaat’ opgericht met als opdracht om de oprichting van een
private organisatie verder te onderzoeken en voor te bereiden. Het bestuur gaf toestemming aan
secretaris en hoofd staf om deze werkgroep vanuit de MVO-organisatie te ondersteunen.
In mei 2013 werd het Business Plan van de Ketenorganisatie voor oliën en vetten vastgesteld,
inclusief de onderkende thema’s en activiteiten, het financieringsmodel en een aangepaste wijze van
werken. Daarna startte er een periode waarin ondernemingen formeel werden gevraagd lid te worden
van de nieuwe organisatie.
In augustus 2013 werd het MVO-bestuur op de hoogte gebracht van het heuglijke feit dat het
overgrote deel van de bedrijven in de MVO-sector de Letter of Intent voor de oprichting van een
nieuwe organisatie middels een handtekening had bevestigd.
Ook werd in dezelfde periode duidelijk dat de Wet Overgang van Onderneming voor zowel het
productschap als de ketenorganisatie meer consequenties had dan oorspronkelijk werd aangenomen.
Deze nieuwe inzichten hebben ertoe geleid om extra te letten op de uitgaven van het productschap in
de tweede helft van 2013. Mede in relatie tot de personele mogelijkheden vanwege de opzet van de
private ketenorganisatie werden gesprekken gestart over het afkopen van de wachtgeldrechten.
Besloten werd om met de noodzakelijke verdere inkrimping van de MVO-organisatie niet te wachten
tot de daadwerkelijke beëindiging en overdracht van taken ultimo 2013 maar waar mogelijk eerder van
medewerkers afscheid te nemen. Concreet betekende dit dat per 1 september 2013 drie medewerkers
boventallig zijn verklaard en met één medewerker afspraken zijn gemaakt voor een vertrek per 1 april
2014. Deze kosten zijn in zijn geheel verantwoord onder de reorganisatiekosten september 2013.
De medewerkers van het Productschap MVO, voor zover niet boventallig verklaard, zijn per 1 januari
2014 overgegaan naar de Ketenorganisatie MVO. Een overzicht van deze formatie is te vinden in de
Overeenkomst van Overdracht (zie Bijlage) die tussen het Productschap MVO en MVO – de
ketenorganisatie voor oliën en vetten is afgesloten.
Relevante wet- en regelgeving
De Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie (PBO, het systeem met de SER en alle product- en
bedrijfschappen) omvat publieke organen en de door de bedrijfsgenoten opgebrachte middelen van
schappen (heffingen) zijn daardoor aan te merken als publieke middelen. Dit impliceert dat er niet
alleen dient te worden voldaan aan de algemeen geldende wet- en regelgeving [ zoals de Algemene
wet bestuursrecht (Awb) ], maar dat ook gezien het publieke karakter van de PBO zeer nadrukkelijk
moet worden voldaan aan de beginselen van zorgvuldigheid, transparantie en integriteit.
De in 1950 ingevoerde en in 2009 voor het laatst aangepaste Wet op de Bedrijfsorganisatie (Wbo) is
geschreven vanuit de gedachte van continuïteit van de PBO en biedt daarom geen direct inzicht voor
de vraagstukken van afbouw of opheffing.
6
Gezien de politieke ontwikkelingen in de afgelopen jaren en teneinde bestuurders en schappen
gedurende het proces van afbouw of opheffing inzicht te bieden in en te ondersteunen bij de
toepassing van de voor de PBO geldende wet- en regelgeving heeft de Sociaal-Economische Raad in
juli 2012 de ‘Leidraad afbouw of opheffing product- en bedrijfschappen’ opgesteld.
De SER heeft bij het opstellen van deze leidraad drie uitgangspunten geformuleerd:
1 Ook ten tijde van afbouw of opheffing kan het doen van uitgaven en ontvangen van inkomsten door
een schap alleen geschieden op basis van een vooraf goedgekeurde begroting, dan wel herziene
begroting, waaruit de gemaakte beleidskeuzes van het schap voldoende zichtbaar worden.
2 Ten tijde van de afbouw of opheffing dient het schap aan alle (toekomstige) verplichtingen te
kunnen voldoen, zo nodig met aanwending van alle reserves.
3 Het ten tijde van de afbouw of opheffing overdragen van taken of activiteiten en de daarbij
behorende middelen kan pas geschieden nadat aan alle (toekomstige) verplichtingen kan worden
voldaan, waarbij de door de bedrijfsgenoten opgebrachte middelen zoveel als mogelijk moeten
worden benut voor het doel of de doelgroep waarvoor deze zijn bijeengebracht.
De SER adviseert de product- en bedrijfschappen op basis van deze ’leidraad’ bij afbouw of opheffing
een plan op te stellen dat een onderbouwd en integraal inzicht geeft in de gemaakte beleidskeuzes en
de financiële huishouding van het betreffende product- of bedrijfschap.
Dit Plan van Afbouw geeft invulling aan de door de SER gedane adviezen.
Bestuurlijke verantwoordelijkheid
In de van toepassing zijnde wet- en regelgeving wordt veel aandacht besteed aan de naleving van de
beginselen van zorgvuldigheid, transparantie en integriteit.
Het Bestuur van MVO is zich terdege bewust van zijn rol en verantwoordelijkheid in dezen en heeft om
deze reden dit afbouw-/opheffingsplan (als onderdeel van de herziene begroting 2013 en de
opheffingsbegroting 2014) vastgesteld.
Dit afbouw-/opheffingsplan is op een aantal onderdelen nog niet definitief en zal indien noodzakelijk
aan gewijzigde inzichten worden aangepast.
Niettemin geeft het inzicht in de gemaakte beleidskeuzes en de gevolgen voor de afbouw/opheffing
van het Productschap MVO en overgang naar de nieuwe, private Ketenorganisatie MVO.
7
II
Uitgangspunten bij het ontwikkelen en uitvoeren van dit afbouwplan
De uitgangspunten die zijn gehanteerd bij het ontwikkelen en uitvoeren van dit afbouwplan, zijn hierna
weergegeven gerangschikt naar de aandachtsgebieden:
1
2
3
4
5
Algemeen
Juridisch
Personeel & Organisatie
Financiën
Code Goed Bestuur
II.1
Algemeen
• MVO zal per 1 januari 2014 alle inhoudelijke activiteiten beëindigen. Vanaf 2014 worden geen
inhoudelijke taken meer uitgevoerd met uitzondering van reeds lopende verplichtingen in verband
met een toegezegde bijdrage in de secretariaatskosten van de NEN-normcommissie 370 002
Plantaardige en dierlijke vetten.
• Hoewel er geen inhoudelijke activiteiten meer zijn, blijft het Productschap MVO als organisatie
formeel bestaan totdat de Wijziging op de Wet op de bedrijfsorganisatie (Intrekkingswet) van kracht
is geworden. De verwachting is dat dit eind 2014 zal zijn.
De vereffeningsorganisatie (Ministerie van EZ) neemt daarna eventueel nog af te wikkelen zaken
van MVO over. MVO heeft de vereffeningsorganisatie inmiddels al laten weten dat er eind 2014
geen MVO-activiteiten meer zijn die in aanmerking komen voor overdracht naar de
vereffeningsorganisatie.
• Resterende corporate zaken zoals jaarplan (2014), jaarverslag (2013 en 2014), innen van
overlopende heffingen (notarun november 2013 en december 2013) e.d. zullen nog op zeer sobere
en doelmatige wijze worden uitgevoerd, met inachtneming van de van toepassing zijnde wet- en
regelgeving.
II.2
Juridisch
• Zaken van enig financieel belang worden vooraf gereserveerd (Herziene begroting 2013 en
Jaarrekening 2013). De begroting 2014 is opgesteld voor een aantal afrondende activiteiten.
• In de bestuursvergadering van juni 2014 staat een Herziene begroting 2014 op de agenda met
voorstellen tot aanvullende financiering van activiteiten door het Productschap MVO voor 2014.
• Alle contracten die onder naam van MVO zijn afgesloten, worden zo spoedig mogelijk beëindigd.
• De vereffeningsorganisatie treedt per 1 januari 2015 in de plaats van het Productschap MVO en
neemt, na inwerkingtreding van de Intrekkingswet, de hiermee samenhangende (bestuurlijke)
verantwoordelijkheid over.
II.3
Personeel en Organisatie
• Alle 11 actieve medewerkers van het Productschap MVO zijn per 1 januari 2014 overgegaan naar
de Ketenorganisatie MVO.
• De Wet Overgang van Onderneming is hierbij van toepassing.
• De unit P&O van Productschappen Vee, Vlees en Eieren waarmee MVO samenwerkt, zorgt voor
een correcte overgang van de actieve medewerkers en draagt richting boventalligverklaarden en/of
ex-medewerkers zorg voor een correcte wijze van uitvoering van het Sociaal Plan.
8
II.4
Financiën
• Het doen van uitgaven en ontvangen van inkomsten door MVO kan, ook ten tijde van afbouw of
opheffing, alleen geschieden op basis van een vooraf door de SER goedgekeurde (herziene)
begroting.
Ten tijde van de afbouw of opheffing dient MVO aan alle toekomstige verplichtingen te kunnen
voldoen, zo nodig met aanwending van alle reserves.
• Op basis van de Jaarrekening 2013 en de Herziene Begroting 2014 is sprake van een beperkt
restsaldo.
• Het opheffingsplan en de (herziene) begroting 2013 en 2014 zijn opgesteld op basis van de
Verordening Financiën Bedrijfslichamen, en met inachtneming van het Besluit beleidsregels
toezicht (Bbt) beleidsregel 7 en de ‘Leidraad afbouw of opheffing product- en bedrijfschappen’ van
de SER d.d. 6 juli 2012.
II.5
Code Goed Bestuur
•
In de voorbereiding naar het oprichten van een nieuwe organisatie zijn door het bestuur van MVO
afspraken gemaakt dat de voorzitter van het Productschap MVO specifiek zou letten op de
belangen van het productschap.
•
Nu de oprichting van de ketenorganisatie met ingang van 5 november 2013 een feit is, de
directeur-secretaris van het productschap ook is benoemd als directeur van de ketenorganisatie
en verscheidene bestuurders van het productschap deel uitmaken van het bestuur van de
ketenorganisatie, zal extra worden gelet op transparantie en zorgvuldigheid bij het maken van
afspraken. Informatie afkomstig uit een van de organisaties zal uiterst vertrouwelijk worden
behandeld.
•
Om belangenverstrengeling tussen productschap en private ketenorganisatie te voorkomen, zijn
er aanvullende afspraken gemaakt met de directeur, bestuursleden en andere betrokkenen die
zowel bij de nieuwe vereniging als bij het productschap bestuurlijke verantwoordelijkheid hebben.
Daar waar belangen of posities van het Productschap MVO verschillen van of botsen met
belangen of posities van de Ketenorganisatie MVO, treedt de heer Wim Oosterhuis (in zijn functie
als voorzitter van het Productschap MVO) op namens het productschap en de heer Loek Favre
(in zijn functie als voorzitter van de Ketenorganisatie MVO) namens de ketenorganisatie.
•
Directeur-secretaris en andere betrokkenen die in de besturen van beide organisaties een functie
vervullen, betrachten in dergelijke situaties uiterste terughoudendheid. In principe dienen zij geen
rol te spelen in omstandigheden waarin de belangen van productschap en ketenorganisatie
(dreigen te) conflicteren en/of waarin er tussen beide organisaties contractuele afspraken worden
gemaakt.
III
III.1
Overdracht van taken en middelen
Overdracht van publieke taken
Volgens het regeerakkoord worden de huidige publieke taken van de schappen overgenomen door
het Rijk (EZ of een ander ministerie). Tot publieke taken worden gerekend: medebewind, voeding en
voedselveiligheid, dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn.
Voor de overdracht van deze publieke taken is door EZ een programma PBO opgezet, onder leiding
van een programmadirecteur.
De taken die door MVO aan de Rijksoverheid zijn overgedragen, zijn zeer beperkt en betreffen met
name de activiteiten op het gebied van de Productschappencommissie Levensmiddelen Wetgeving
(PLW). De taken van de PLW worden overgenomen door het Ministerie van VWS.
Met het Ministerie van VWS wordt overlegd op welke wijze de verschillende sectoren betrokken
kunnen blijven en invloed kunnen uitoefenen op (toekomstige) wetgeving.
9
Het Productschap MVO voert op dit moment activiteiten uit op het gebied van registratie en
handelsstatistieken en vervult ook een intermediaire rol in het risico- en crisismanagement.
Voor MVO zijn deze activiteiten per 31 december 2013 beëindigd.
Het Ministerie van EZ heeft deze taken en verantwoordelijkheden overgenomen en de afgelopen
maanden is met Werkgroepen waar ook de productschappen deel van uitmaakten overleg gepleegd
op welke wijze deze zaken in de toekomst zouden moeten worden ingevuld.
De nieuwe Ketenorganisatie heeft aan EZ aangegeven een rol te willen spelen bij deze zaken.
Sectorkennis, het kunnen beschikken over samenstelling van de handelsstromen en andere informatie
en het opschalen van de noodzakelijke kennis uit de sector zijn onontbeerlijk om crises te helpen
voorkomen en eventueel in goede banen te leiden.
Overdracht van deze publieke taken is per 1 januari 2014 geschied. Hoe de situatie er na 1 januari
2014 precies gaat uitzien, is nog niet volledig duidelijk. Het Productschap MVO heeft hierover richting
programmadirecteur zijn zorgen geuit. Totdat hier duidelijkheid over bestaat, zal het Productschap
MVO de handelsstromen blijven verzamelen. Deze gegevens blijven onder de vertrouwelijkheid van
het productschap vallen. Het productschap zal deze alleen op geaggregeerd niveau met de
ketenorganisatie delen. Bij een crisis in de sector kan de ketenorganisatie een verzoek indienen bij het
productschap voor aanvullende informatie.
Op initiatief van MVO – de ketenorganisatie is er meerdere malen overleg geweest met EZ om
hierover in het belang van de sector maar ook in het algemeen belang sluitende afspraken te maken.
Door het uitblijven van duidelijkheid en het intensiever en langer inzetten van twee medewerkers zijn
de kosten voor het Productschap MVO hoger dan oorspronkelijk was voorzien in de Begroting 2014.
De extra kosten hiervan zijn verwerkt in de Herziene Begroting 2014.
III.2
Overdracht van niet-publieke taken
Naast de overdracht van publieke taken aan de Rijksoverheid zijn de schappen zelf verantwoordelijk
voor de overdracht of afbouw van niet-publieke (autonome) activiteiten.
Het bestuur is zeer verheugd over het feit dat het grootste deel van de taken en activiteiten van het
Productschap MVO overgenomen is door de nieuwe private Ketenorganisatie MVO. Het bestuur is er
van overtuigd dat daarmee de door het betrokken bedrijfsleven als waardevol en noodzakelijk
gekwalificeerde ondersteuning en belangenbehartiging, zal worden gecontinueerd. De
Ketenorganisatie MVO is daarmee tevens de enige partij waaraan het productschap, mèt de
overdracht van taken en activiteiten, ook de daarbij behorende middelen, eigendomsrechten èn
betrokken medewerkers kon overdragen. De wijze waarop dit kon worden gerealiseerd heeft
voorkòmen dat het productschap met aanmerkelijk hogere beëindigingskosten zou worden
geconfronteerd, m.n. uit hoofde van het sociale dossier.
De formele overdracht is eind 2013 geschied middels een door de voorzitter van betrokken
organisaties getekende overeenkomst waarin alle relevante zaken zijn benoemd. De Overeenkomst
van Overdracht tussen beide organisaties is op 30 december 2013 ondertekend (zie bijlage).
Aan de orde zijn: overdracht van middelen, eigendomsrechten en medewerkers.
Middelen
In het geval van overdracht van MVO-middelen (afkomstig uit publieke heffingen) zal dat geschieden
in de vorm van een overeenkomst tussen het Productschap MVO en de Ketenorganisatie MVO.
Middelen die overgaan zijn: inventaris zoals bureaus, bureaustoelen en kasten, laptops en docking
stations, mobiele telefoons, licenties voor programmatuur, voorlichtingsmateriaal, boeken,
vakliteratuur en ordners met beleidsstukken.
Deze middelen staan per 31 december 2013 met een 0-bedrag op de balans van het Productschap
MVO. Deze middelen zijn op basis van reguliere termijnen afgeschreven. De betreffende activa zijn
tegen boekwaarde overgedragen aan de Ketenorganisatie MVO.
10
Eigendomsrechten
Eigendomsrechten die overgaan zijn: informatie- en beeldmateriaal inclusief logo’s van het
Productschap MVO en van het Voorlichtingsbureau MVO, registraties van bestaande websites en
geclaimde domeinregistraties, programmatuur en computerbestanden van het Productschap MVO.
De betreffende eigendomsrechten van het Productschap MVO en van het Voorlichtingsbureau MVO
stonden niet geactiveerd op de balans omdat zij geen materiële waarde vertegenwoordigden en zijn
als zodanig overgedragen aan de Ketenorganisatie MVO.
Medewerkers
De medewerkers van het Productschap MVO worden per 31 december 2013 overgedragen aan de
Ketenorganisatie MVO binnen de daarop van toepassing zijnde wet- en regelgeving. In de toelichting
op de bestuurlijke besluitvorming is uitvoerig ingegaan op de beleidskeuzes die zijn gemaakt en de
vraag in welke stappen is gekomen tot een situatie waarin deze medewerkers kunnen overgaan naar
de private organisatie.
IV
Juridische consequenties van de afbouw/opheffing
In dit onderdeel van het afbouwplan komen de volgende zaken aan de orde:
1. Private organisaties waarin MVO bestuurlijk en/of financieel deelneemt
2. Aanbestedingstrajecten
3. Steunmeldingen
4. Beleidsmatige en heffingsverordeningen
5. Juridische procedures en claims
6. Overige zaken die onderhanden zijn bij de rechter
7. Contractuele verplichtingen
IV.1
Overzicht van private organisaties waarin MVO bestuurlijk en/of financieel deelneemt
• Stichting Voorlichtingsbureau MVO
Aard van de deelneming: zowel bestuurlijk als financieel.
Op donderdag 13 maart 2014 heeft het voltallige bestuur van de Stichting Voorlichtingsbureau
MVO besloten om met onmiddellijke ingang de formele procedure te starten voor het ontbinden
van de Stichting, inclusief het opstellen van de laatste jaarrekening. Het bestuur van MVO zal
worden gevraagd in te stemmen met dit besluit. Na afwikkeling van de reguliere (financiële) zaken
zal de Stichting Voorlichtingsbureau MVO in de loop van 2014 worden opgeheven.
• Nederlands Normalisatie-instituut
Aard van de deelneming: financieel.
In verband met een reeds toegezegde financiële bijdrage voor 2014 zal de relatie per 31 december
2014 zijn beëindigd.
IV.2
Overzicht van lopende aanbestedingstrajecten
Er zijn geen lopende aanbestedingstrajecten.
IV.3
Overzicht van steunmeldingen
Er zijn geen lopende steunmeldingen.
IV.4
Overzicht van beleidsmatige en heffingsverordeningen
11
Beleidsmatige verordeningen
MVO Verordening Eetbare Oliën en Vetten
De beleidsmatige verordeningen worden meegenomen in een door de Directie WJZ van het Ministerie
van Economische Zaken geïnitieerd project met het oog op eventuele voortzetting in 2014.
Samen met het Ministerie van VWS en het betrokken bedrijfsleven is onderzocht op welke wijze voor
de toekomst noodzakelijke onderdelen konden worden ingepast in bestaande wetgeving. Naar
verwachting zal een deel van de MVO Verordening worden opgenomen in andere Nederlandse
wetgeving.
Per 1 januari 2014 zijn de activiteiten op het gebied van Voeding en Gezondheid door het
Productschap MVO overgedragen aan MVO – de ketenorganisatie voor oliën en vetten.
Uiteindelijk heeft de nieuw ingestelde werkgroep Voeding en Gezondheid van MVO- de
ketenorganisatie tijdens de vergadering van 24 februari 2014 besloten dat de gehele MVO
Verordening Eetbare Oliën en Vetten kan worden ingetrokken.
In plaats daarvan willen MVO – de ketenorganisatie en IMACE NL een leidraad ontwikkelen met een
aantal omschrijvingen / definities met betrekking tot eetbare oliën en vetten, die zoveel mogelijk in
overeenstemming zijn met bijvoorbeeld de bestaande Codex. De definitie van eetbare oliën/vetten zal
bijvoorbeeld worden opgenomen in dit document. Het is de bedoeling dat dit document op de MVOwebsite wordt gepubliceerd.
Heffingsverordeningen
MVO Verordening Administratieve Heffingen 2009
De heffingsverordening MVO administratieve heffing 2009 is een doorlopende verordening en behoeft
in beginsel geen afwikkeling, wel een eventuele wijziging van tarieven, afhankelijk van bestuurlijke
besluitvorming terzake.
De grondslag van de heffingen berust op gegevens van de douane en op bedrijfsgegevens; de
betreffende bedrijven (of derde aangevers bij Geautomatiseerde Periodieke Aangiften bij invoer uit
derde landen) verstrekken hiertoe opgaven aan het productschap. Bij invoer of productie van MVOproducten wordt een heffing opgelegd van € 0,40 per 1.000 kg (op 100% vet-/oliebasis).
Er is voor gekozen geen heffing meer op te leggen in 2014. Heffingen worden doorgaans 6-8 weken
na afloop van de maand opgelegd.
Op basis van de Jaarrekening 2013 en Herziene Begroting 2014 is duidelijk geworden dat het
Productschap MVO aan al zijn financiële verplichtingen kan voldoen en er geen heffing meer hoeft te
worden opgelegd. Voor de vergadering van 3 juni 2014 zal het Bestuur worden gevraagd, middels een
wijziging van de Verordening Administratieve Heffingen 2009, het tarief met terugwerkende kracht tot
1 januari 2014 op 0 te zetten.
De MVO Verordening Administratieve Heffingen 2009 bouwt voort op bedrijfsgegevens die ontleend
worden aan de MVO Verordening Algemene Bepalingen 2009 en de MVO Verordening Verstrekking
Gegevens Intra en Extrahandel 2009.
Deze verordeningen zijn eveneens doorlopende verordeningen. Deze verordeningen blijven eveneens
tot nadere order van kracht en zullen vervallen indien er in het kader van het crisismanagement
nieuwe afspraken zijn gemaakt over het continueren en beschikbaar hebben van goede informatie
over de handelsstromen in de sector of indien de Intrekkingswet PBO van kracht wordt.
12
IV.5
Juridische procedures en claims
MVO heeft geen juridische procedures en/of claims onderhanden, die kunnen uitmonden in financiële
claims. Er behoeft geen financieel risico voor een juridische claim te worden afgedekt.
IV.6
Overige zaken die onderhanden zijn bij de rechter
Er zijn geen zaken met mogelijke financiële repercussies voor MVO die onder de rechter zijn.
IV.7
Contractuele verplichtingen
Er zijn, met uitzondering van de eerder toegelichte bijdrage aan de NEN-commissie, geen langlopende
overeenkomsten en convenanten waarin MVO partij is (geweest).
Overeenkomsten, contracten (bijvoorbeeld voor mobiele telefoons, leaseauto, printers) en/of convenanten
worden ultimo 2013 door MVO beëindigd c.q. omgezet naar de Ketenorganisatie MVO. Hiervoor behoeven
geen extra kosten te worden gereserveerd.
13
V
Personele consequenties van de afbouw / opheffing
In dit onderdeel van het afbouwplan komen de volgende zaken aan de orde:
1 Algemeen
2 Gehanteerde uitgangspunten bij de totstandkoming van het ‘personele afbouwplan’
3 Bepaling hoogte reorganisatievoorziening
4 Overige verplichtingen jegens het Pensioenfonds Productschappen
V.1
Algemeen
Het uitgangspunt van het MVO-beleid is de medewerkers zoveel mogelijk hun werk te laten volgen
naar de Ketenorganisatie MVO (‘van werk naar werk’). De Wet Overgang van Onderneming is van
toepassing op deze overgang en de MVO-medewerkers worden dan ook niet boventallig.
Voor de medewerkers die overgaan naar de private organisatie, worden per medewerker maatwerkafspraken gemaakt.
Voor een aantal MVO-medewerkers was overdracht van werk naar werk niet mogelijk. Deze
medewerkers zijn per 1 oktober 2012 dan wel per 1 september 2013 boventallig verklaard.
Voor deze medewerkers is een pakket van regels, procedures en (financiële) voorzieningen
samengesteld en vervat in een Sociaal Plan. Dit plan is op 12 april 2012 vastgesteld en heeft een
looptijd tot 1 januari 2017. Vanzelfsprekend maken ook de arbeidsvoorwaardelijke rechten deel uit van
het Sociaal Plan.
Door transparant en open met de individuele medewerkers over dit onderwerp te spreken heeft MVO
op gestructureerde wijze sturing gegeven aan het afbouwproces en hebben de huidige medewerkers
duidelijkheid over hun persoonlijke positie.
V.2
Gehanteerde uitgangspunten bij de totstandkoming van het ‘personele afbouwplan’
Bij het tot stand komen van het personele afbouwplan zijn de volgende algemene uitgangspunten
gehanteerd:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
De afbouw van het personeel is altijd een resultante van de afbouw van taken.
Bij overdracht van taken geldt het principe ‘mens volgt werk’.
Indien een taak eindigt, wordt de (voorlopige) datum van boventalligheid bepaald.
Indien een taak wordt overgedragen, wordt de (voorlopige) datum van overgang bepaald.
Rechten van medewerkers worden zoveel mogelijk gegarandeerd of gecompenseerd.
Afvloeiing van boventallige medewerkers heeft plaatsgehad op basis van het Sociaal Plan van de
gezamenlijke productschappen voor de periode 2012-2017.
De datum van het onderbrengen in een vereffeningsorganisatie van de 'nalatenschap' van MVO
respectievelijk de PBO is voorlopig vastgesteld op 1 januari 2015. Vanaf 2015 heeft de
afwikkeling van de opheffing van de schappen in gezamenlijk verband plaats.
Deze datum kan ook eerder (of later) zijn, afhankelijk van nadere besluitvorming door betrokken
partijen (schappen/EZ/ SoZaWe, SER).
In de begroting 2014 is er rekening mee gehouden dat er naast de parttime-inzet van voorzitter
en secretaris nog enkele medewerkers (tijdelijk) werkzaamheden voor het productschap
verrichten, bijvoorbeeld voor de oplevering van het jaarverslag 2013, de jaarrekening 2013 en
2014 en het actualiseren van de website (zeer beperkt). Twee medewerkers zijn op parttimebasis (0,2 resp. 0,4 fte) ingehuurd van MVO de ketenorganisatie, in afwachting van nieuwe
afspraken hierover met EZ, en zijn in 2014 belast met het verzamelen en registreren van
handelsgegevens ten behoeve van de continuering van de informatiebehoefte met betrekking tot
crisismanagement.
14
V.3
Bepaling hoogte reorganisatievoorziening
De kosten van de reorganisatie in 2012 ad € 310.000 zijn volledig verantwoord in 2012 onder Overige
Lasten. Daarnaast werd ultimo 2012 de voorziening wachtgeld verhoogd met € 258.000 voor een
medewerker wiens verplichtingen doorlopen tot 1 februari 2017.
Ultimo 2013 zijn 11 medewerkers overgegaan naar de private organisatie. Om de nieuwe private
organisatie niet te belasten zijn door het productschap voor twee medewerkers de langlopende
wachtgeldverplichtingen in 2013 afgekocht. De medewerkers die een afkoopvergoeding hebben
ontvangen, starten bij de private organisatie derhalve met nul dienstjaren.
Het merendeel van de medewerkers heeft RUBO-rechten opgebouwd. Voor de RUBO-rechten is in de
Herziene Begroting 2013 een reservering opgenomen van € 268.000 (100% van de opgebouwde
rechten). Ten tijde van de overgang zijn op basis van de stand van zaken op dat moment de
berekeningen opnieuw uitgevoerd. In de Jaarrekening 2013 is uiteindelijk een bedrag van € 253.259
hiervoor verantwoord en op 30 december 2013 ter beschikking gesteld van MVO – de
ketenorganisatie. De ketenorganisatie heeft dit bedrag als reservering opgenomen op de balans.
V.4
Overige verplichtingen jegens het Pensioenfonds Productschappen (PfP)
Het opheffen van de schappen heeft grote gevolgen voor het PfP.
Door het opheffen van de productschappen neemt het aantal deelnemers en pensioengerechtigden af
en is er op termijn ook geen sprake meer van werkgevers en werknemers. Dit leidt ertoe dat
waarschijnlijk al in 2015 het vermogen en de pensioenaanspraken van PfP elders worden
ondergebracht en dat de uitvoeringsorganisatie van het PfP wordt ontmanteld.
De kosten die direct en indirect hiermee samenhangen, zijn circa € 3,9 miljoen meer dan de reguliere
operationele kosten van de uitvoeringsorganisatie van het PfP; het grootste deel van deze kosten
heeft betrekking op de uitvoering van het Sociaal Plan, dat voor de Productschappen - en in het
verlengde daarvan ook voor het PfP - van toepassing is (zie ook V.1 van dit plan).
Deze kosten worden op basis van de loonsom op 31 december 2012 omgeslagen over de
afzonderlijke schappen; dit resulteert erin dat aan MVO kosten zijn toegerekend ter grootte van
ongeveer € 132.000. Deze kosten zijn opgenomen in de Herziene Begroting 2013.
In het College van Voorzitters Productschappen is uiteindelijk een iets andere verdeelsleutel
aangenomen met iets hogere kosten voor MVO. In de Jaarrekening 2013 is hiervoor uiteindelijk een
bedrag opgenomen van € 138.000.
15
VI Beschrijving van de financiële situatie van het Productschap MVO
per ultimo 2013 (jaarrekening 2013)
Uiteenzetting Balanspositie en Vermogensbeleid
Het Productschap MVO kent geen bestemmingsheffingen van waaruit bepaalde activiteiten worden
gefinancierd maar maakt uitsluitend gebruik van een financieringsheffing.
De Algemene Reserve staat geheel ter vrije beschikking van het bestuur en zal in 2013 en in 2014
worden aangewend om de gevolgen van afbouw van activiteiten en de opheffing van de organisatie
op te vangen. Ultimo 2013 bedroeg het Eigen Vermogen € 299.653.
Op 31 december 2012 beschikte MVO over een bedrag van € 105.836 aan effecten en over een
bedrag van € 752.174 aan liquide middelen. De liquide middelen betreffen rekening-courantsaldi en
spaartegoeden die worden aangehouden bij de ABN-AMRO en de Rabobank.
Over zowel de financiële waarde van de effecten als de liquide middelen kan op korte termijn worden
beschikt. De effecten zijn eind 2013 verkocht.
De vaste activa stonden per 31 december 2012 voor € 74.766 op de balans. Deze middelen zullen in
2013 conform de reguliere afschrijvingstermijnen volledig zijn afgeschreven en zullen per 31
december 2013 met een 0-bedrag op de balans staan (Jaarrekening 2013).
De vorderingen op korte termijn bestaan uit vorderingen uit hoofde van heffingen, te verrekenen
subsidies, vooruitbetaalde kosten, doorberekende kosten aan derden en lopende interest.
Er is geen voorziening voor dubieusheid (vorderingen uit hoofde van heffingen) en er wordt naar
gestreefd het saldo van de vorderingen zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op 31 december 2014 nihil
te doen zijn.
De Wachtgeldvoorziening heeft betrekking op verplichtingen van de bestaande afvloeiingsregeling van
de reorganisatie die in 2012 is doorgevoerd. Deze lopen tot februari 2017.
Er zijn geen schulden op lange termijn.
De schulden op korte termijn bestaan uit af te dragen belastingen, transitoria en betalingen aan
crediteuren.
Ultimo 2013 is de reservering voor niet opgenomen vakantiedagen afgebouwd. MVO-medewerkers
die per 1 januari 2014 overgaan naar de private organisatie, hebben een beperkt aantal verlofdagen
meegenomen. In de Overeenkomst van Overdracht en in de Jaarrekening 2013 is hiertoe een bedrag
overgedragen van € 15.313. Bij de afvloeiing van de medewerkers uit de reorganisaties 2012 en 2013
zijn de openstaande verlofdagen door de medewerkers opgenomen en in voorkomende gevallen ook
afgekocht.
Er wordt naar gestreefd het saldo van de kortlopende schulden zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op
31 december 2014 nihil te doen zijn.
Verder zijn er geen niet uit de balans blijkende verplichtingen en hiervoor hoeft derhalve ook geen
reservering te worden opgenomen.
16
VII Consequenties ten aanzien van het Eigen Vermogen en nog op te
leggen heffingen
Ten aanzien van de inzet van het Eigen Vermogen heeft het MVO-bestuur de volgende
uitgangspunten geformuleerd:
• MVO dient aan alle (toekomstige) verplichtingen te kunnen voldoen.
• De met afbouw/opheffing/overdracht gemoeide kosten worden zoveel als mogelijk gefinancierd uit
het per ultimo 2013 aanwezige Eigen Vermogen.
• Om dubbele heffingen met de private organisatie te voorkomen zullen er geen heffingen meer
worden opgelegd in 2014.
• Het overdragen van taken of activiteiten en de daarbij behorende middelen kan pas geschieden
indien aan alle (toekomstige) verplichtingen kan worden voldaan.
• Het doen van uitgaven en ontvangen van inkomsten inzake de afbouw kan alleen plaatshebben op
basis van een vooraf door de SER goedgekeurde (herziene) begroting, waaruit de gemaakte
beleidskeuzes voldoende zichtbaar zijn.
• Voor een eventueel resterend saldo (na vereffening) zal het MVO-bestuur voorstellen formuleren
voor één of meer bestemmingen die ten nutte komen van de gehele sector.
Op basis van de Jaarrekening 2013 is het Eigen Vermogen per ultimo 2013 € 299.653. Dit is
voldoende om de uitgaven van de Begroting 2014 mee op te vangen. In de Herziene Begroting 2014
zijn voorstellen verwerkt tot aanvullende financiering van activiteiten door het Productschap MVO voor
2014.
17
VIII Specifieke onderwerpen
Archivering
De Erfgoedinspectie houdt toezicht op de naleving van de Archiefwet 1995. De archiefwet beoogt dat
een overheidsinstelling - waaronder het Productschap MVO in dit kader ook wordt gerangschikt voorafgaand aan een organisatieverandering een juridische voorziening treft voor de daarbij betrokken
(digitale) archiefbescheiden.
Voor wat betreft de overdracht van archieven geldt dan het volgende:
-
Medebewindstaken en publieke taken worden overgedragen aan de overheid i.c. het Ministerie
van Economische Zaken. Het hele archief gaat over. Dit is voor MVO niet van toepassing.
-
Stukken met een historisch belang worden overgedragen aan het Nationaal Archief (o.a.
oprichtingsstukken, bestuursstukken, bijzondere publicaties en/of rapportages). Hiervoor zullen
nadere afspraken worden gemaakt in de loop van 2014.
-
Het dynamische (niet-afgesloten) archief waarvoor geen wettelijke bewaarplicht is, wordt ter
beschikking gesteld aan de organisatie waaraan de taken worden overgedragen. De
Ketenorganisatie MVO zal deze archieven overnemen. Het betreft hier de werkdossiers op het
betreffende thema: Voeding en Gezondheid, Duurzame ontwikkeling, Handelspolitiek en
Voedsel- en diervoederveiligheid.
-
Stukken waarvoor een wettelijke bewaarplicht geldt (personeelsdossiers, financiële
administraties, salarisadministraties, bedrijfsrapportages, etc.), worden door de
Ketenorganisatie overgenomen voor zover er nog een relatie is met of belang voor de
ketenorganisatie. Voor de andere stukken worden afspraken gemaakt om deze extern op te
slaan tot de vernietigingsdatum.
-
Archieven van taken waarbij geen sprake is van overdracht, kunnen worden beëindigd.
De kosten die gepaard gaan met het overdragen en/of archiveren van documenten voor de wettelijke
archiefperiode worden geraamd op € 20.000. Hiervoor is een voorziening opgenomen in de herziene
begroting 2013. Dit bedrag is ook opgenomen als nog te betalen kosten in de Jaarrekening 2013.
18
IX
Voorbereiding op de vereffening
Tot aan het tijdstip van de opheffing van de schappen geldt het huidige regelgevingskader, zijnde de
Verordening Financiën Bedrijfslichamen (VFB 2011), de ‘Leidraad afbouw of opheffing product- en
bedrijfschappen’ d.d. 6 juli 2012 en Beleidsregel 7 van de Sociaal-Economische Raad (Begrotingen
bedrijfslichamen in verband met opheffing).
Op grond van de bestaande regelgeving ziet de SER toe op de opheffingsbegroting, waarvan dit
afbouw-/opheffingsplan deel uitmaakt, en de eindafrekening. De opheffingsbegroting en
eindafrekening worden door de SER goedgekeurd.
Vaststellen van de vereffenaar
De zorg voor de vereffening van het (uiteindelijke) vermogen wordt bepaald in het wetsvoorstel tot
opheffing van het PBO-stelsel. De algemene verwachting is dat de Minister van Economische Zaken
als zodanig in de wet zal worden aangewezen. In overleg met de Tweede Kamer moet dat nog
formeel in de wet worden vastgelegd.
Welke onder de Minister ressorterende dienst of door hem ingeschakelde externe organisatie de
feitelijke uitvoering ter hand neemt, is thans nog niet bekend. Vanuit de Productschappen worden
voorstellen uitgewerkt om dit op een efficiënte wijze in te vullen, zoveel mogelijk ook gebruikmakend
van de bij de schappen aanwezige kennis.
Wijze van vereffening van het Eigen Vermogen van MVO
Naar verwachting zijn er eind 2014 geen activiteiten of middelen meer van MVO die in aanmerking
komen voor overdracht naar de vereffeningsorganisatie.
-0-0-0-0-0-
Zoetermeer, 7 mei 2013
19