Handleiding VEGAPULS 61

Handleiding
Radarsensor voor continue niveaumeting
van vloeistoffen
VEGAPULS 61
Profibus PA
Document ID: 36501
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Over dit document
1.1 Functie ............................................................................................................................. 4
1.2 Doelgroep ........................................................................................................................ 4
1.3 Gebruikte symbolen ......................................................................................................... 4
2
Voor uw veiligheid
2.1 Geautoriseerd personeel.................................................................................................. 5
2.2 Correct gebruik................................................................................................................. 5
2.3 Waarschuwing voor misbruik............................................................................................ 5
2.4 Algemene veiligheidsinstructies ....................................................................................... 5
2.5 CE-conformiteit ................................................................................................................ 6
2.6 NAMUR-aanbevelingen ................................................................................................... 6
2.7 Radiotechnische toelating voor Europa ............................................................................ 6
2.8 Radiografische toelating voor USA/Canada ..................................................................... 6
2.9 Milieuvoorschriften ........................................................................................................... 7
3
Productbeschrijving
3.1 Constructie ....................................................................................................................... 8
3.2 Werking ............................................................................................................................ 9
3.3 Verpakking, transport en opslag ..................................................................................... 10
3.4 Toebehoren en reserve-onderdelen ............................................................................... 10
4
Monteren
4.1 Algemene instructies ...................................................................................................... 13
4.2 Wartel- of adapterflens ................................................................................................... 13
4.3 Montagevoorbereidingen montagebeugel ...................................................................... 14
4.4 Montage-instructies........................................................................................................ 15
4.5 Meetopstellingen - buizen .............................................................................................. 21
4.6 Meetopstellingen - doorstroming .................................................................................... 26
5
Op het bussysteem aansluiten
5.1 Aansluiting voorbereiden ................................................................................................ 28
5.2 Aansluiten ...................................................................................................................... 29
5.3 Aansluitschema eenkamerbehuizing.............................................................................. 31
5.4 Aansluitschema tweekamerbehuizing ........................................................................... 31
5.5 Aansluitschema tweekamerbehuizing Ex d ia ................................................................ 33
5.6 Tweekamerbehuizing met DIS-ADAPT ........................................................................... 34
5.7 Aansluitschema - uitvoering IP 66/IP 68, 1 bar ............................................................... 35
5.8 Instrumentadres instellen ............................................................................................... 35
5.9 Inschakelfase ................................................................................................................. 36
6
In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
6.1 Aanwijs- en bedieningsmodule inzetten ......................................................................... 37
6.2 Bedieningssysteem ........................................................................................................ 38
6.3 Parametrering................................................................................................................. 39
6.4 Opslaan van de parameters ........................................................................................... 52
7
In bedrijf nemen met PACTWARE
7.1 De PC aansluiten ........................................................................................................... 54
7.2 Parametrering................................................................................................................. 54
7.3 Opslaan van de parameters ........................................................................................... 55
2
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
1
Inhoudsopgave
8
In bedrijf nemen met andere systemen
8.1 DD-bedieningsprogramma's .......................................................................................... 56
9
Diagnose, Asset Management en Service
9.1 Onderhoud ..................................................................................................................... 57
9.2 Meetwaarde- en eventgeheugen .................................................................................... 57
9.3 Asset-management functie ............................................................................................ 58
9.4 Storingen oplossen ........................................................................................................ 62
9.5 Elektronica vervangen ................................................................................................... 65
9.6 Software-update ............................................................................................................. 66
9.7 Procedure in geval van reparatie .................................................................................... 66
10 Demonteren
10.1 Demontagestappen........................................................................................................ 67
10.2 Afvoeren ......................................................................................................................... 67
36501-NL-141016
11 Bijlage
11.1 Technische gegevens ..................................................................................................... 68
11.2 Communicatie Profibus PA ............................................................................................. 75
11.3 Afmetingen ..................................................................................................................... 79
Veiligheidsinstructies voor Ex-omgeving
Houdt in geval van Ex-toepassingen de Ex-specifieke veiligheidsinstructies aan. Deze zijn een onderdeel van dit bedrijfsvoorschrift en
worden bij ieder instrument met Ex-toelating meegeleverd.
Uitgave: 2014-09-04
VEGAPULS 61 • Profibus PA
3
1 Over dit document
1
Over dit document
1.1
Functie
1.2
Doelgroep
1.3
Gebruikte symbolen
Deze gebruiksaanwijzing geeft u de benodigde informatie voor de
montage, aansluiting en inbedrijfname plus belangrijke instructies
voor onderhoud en oplossen van storingen. Lees deze daarom voor
de inbedrijfname en bewaar deze daarom goed toegankelijk als
onderdeel van het product in de nabijheid van het instrument.
Deze gebruiksaanwijzing is bedoeld voor gekwalificeerd vakpersoneel. De inhoud van deze handleiding moet aan het personeel
beschikbaar worden gesteld.
Informatie, tip, instructie
Dit symbool markeert nuttige aanvullende informatie.
Voorzichtig: bij niet aanhouden van deze waarschuwing kunnen
storingen of foutief functioneren ontstaan.
Waarschuwing: bij niet aanhouden van deze waarschuwingen kan
persoonlijk letsel en/of zware materiële schade ontstaan.
Gevaar: bij niet aanhouden van deze waarschuwing kan ernstig
persoonlijk letsel en/of onherstelbare schade aan het instrument
ontstaan.
•
→
1
Ex-toepassingen
Dit symbool markeert bijzondere instructies voor Ex-toepassingen.
Lijst
De voorafgaande punt markeert een lijst zonder dwingende volgorde.
Handelingsstap
Deze pijl markeert een afzonderlijke handeling.
Handelingsvolgorde
Voorafgaande getallen markeren opeenvolgende handelingen.
Afvoeren batterij
Dit symbool markeert bijzondere instructies voor het afvoeren van
batterijen en accu's.
36501-NL-141016
4
VEGAPULS 61 • Profibus PA
2 Voor uw veiligheid
2
2.1
Voor uw veiligheid
Geautoriseerd personeel
Alle in deze gebruiksaanwijzing beschreven handelingen mogen
alleen door opgeleid en door de eigenaar van de installatie geautoriseerd vakpersoneel worden uitgevoerd.
Bij werkzaamheden aan en met het instrument moet altijd de benodigde persoonlijke beschermende uitrusting worden gedragen.
2.2
Correct gebruik
De VEGAPULS 61 is een sensor voor continue niveaumeting.
Gedetailleerde informatie over het toepassingsgebied is in het hoofdstuk "Productbeschrijving" opgenomen.
De bedrijfsveiligheid van het instrument is alleen bij correct gebruik
conform de specificatie in de gebruiksaanwijzing en in de evt. aanvullende handleidingen gegeven.
2.3
Waarschuwing voor misbruik
2.4
Algemene veiligheidsinstructies
Bij ondeskundig of niet correct gebruik kunnen door het instrument
toepassingsspecifieke gevaren ontstaan, zoals bijv. overlopen van
een tank of schade aan installatiedelen door verkeerde montage of
instelling.
Het instrument voldoet aan de laatste stand der techniek rekening
houdend met de geldende voorschriften en richtlijnen. Deze mag
alleen onder technisch optimale en bedrijfsveilige toestand worden
gebruikt. De eigenaar is verantwoordelijk voor het storingsvrij gebruik
van het instrument.
De operator is verder verplicht, tijdens de gehele toepassingsduur de
overeenstemming van de benodigde bedrijfsveiligheidsmaatregelen
met de actuele stand van de betreffende instituten vast te stellen en
nieuwe voorschriften aan te houden.
Door de gebruiker moeten de veiligheidsinstructies in deze handleiding, de nationale installatienormen en de geldende veiligheidsbepalingen en ongevallenpreventievoorschriften worden aangehouden.
Handelingen die verder gaan dan hetgeen beschreven in de gebruiksaanwijzing mogen uit veiligheids- en garantie-overwegingen
alleen door personeel worden uitgevoerd dat is geautoriseerde door
de leverancier. Eigenmachtig ombouwen of veranderen is uitdrukkelijk
verboden.
36501-NL-141016
Bovendien moeten de op het instrument aangebrachte veiligheidssymbolen en -instructies worden aangehouden.
De zendfrequenties van de radarsensoren liggen afhankelijk van de
uitvoering in de C- of K-band. De lage zendvermogens liggen ver
onder de internationaal toegelaten grenswaarden. Bij correct gebruik
bestaat geen enkel gevaar voor de gezondheid.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
5
2 Voor uw veiligheid
2.5
CE-conformiteit
Het instrument voldoet aan de wettelijke eisen van de geldende
EG-richtlijnen. Met de CE-markering bevestigen wij de succesvolle
beproeving.
De CE-conformiteitsverklaring vindt u in het download-bereik van
onze homepage.
Elektromagnetische compatibiliteit
Instrumenten in vierdraads- of Ex-d-ia-uitvoering zijn bedoeld voor
gebruik in industriële omgeving. Daarbij moet rekening worden
gehouden met kabelgebonden en afgestraalde storingsgrootheden,
zoals gebruikelijk is bij een instrument klasse A conform EN 61326-1.
Wanneer het apparaat in een andere omgeving moet worden toegepast, dan moet de elektromagnetische compatibiliteit met andere
instrumenten via daarvoor geschikte maatregelen worden gewaarborgd.
2.6
NAMUR-aanbevelingen
Namur is de belangenvereniging automatiseringstechniek binnen de
procesindustrie in Duitsland. De uitgegeven NAMUR-aanbevelingen
gelden als norm voor de veldinstrumentatie.
Het instrument voldoet aan de eisen van de volgende NAMUR-aanbevelingen:
•
•
•
NE 21 – elektromagnetische compatibiliteit van bedrijfsmaterieel
NE 53 – compatibiliteit van veldinstrumenten en aanwijs-/bedieningscomponenten
NE 107 – zelfbewaking en diagnose van veldinstrumenten
Zie voor meer informatie www.namur.de.
2.7
Radiotechnische toelating voor Europa
Het instrument is conform EN 302372-1/2 (2006-04) toegelaten voor
gebruik in gesloten tanks.
2.8 RadiografischetoelatingvoorUSA/Canada
Dit instrument voldoet aan deel 15 van de FCC-voorschriften. Voor het
gebruik moeten de volgende beide bepalingen worden aangehouden:
•
•
Het instrument mag geen storingsemissie veroorzaken
Het instrument moet ongevoelig zijn voor storingsimissies, ook
voor die, welke ongewenste bedrijfstoestanden veroorzaken
Door de leverancier niet uitdrukkelijk toegestane wijzigingen doen de
gebruikstoestemming conform FCC/IC komen te vervallen.
Het instrument voldoet aan de RS-210 van de IC-voorschriften.
6
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
Het instrument mag alleen in gesloten tanks van metaal, beton of
glasvezelversterkt kunststof worden gebruikt.
2 Voor uw veiligheid
2.9
Milieuvoorschriften
De bescherming van de natuurlijke levensbronnen is een van de belangrijkste taken. Daarom hebben wij een milieumanagementsysteem
ingevoerd met als doel, de bedrijfsmatige milieubescherming constant te verbeteren. Het milieumanagementsysteem is gecertificeerd
conform DIN EN ISO 14001.
Help ons, te voldoen aan deze eisen en houdt rekening met de milieu-instructies in deze handleiding.
Hoofdstuk "Verpakking, transport en opslag"
Hoofdstuk "Afvoeren"
36501-NL-141016
•
•
VEGAPULS 61 • Profibus PA
7
3 Productbeschrijving
3
Typeplaat
Productbeschrijving
3.1
Constructie
De typeplaat bevat de belangrijkste gegevens voor de identificatie en
toepassing van het instrument:
1
17
16
2
3
15
4
5
6
7
8
9
13
10
11
14
12
Fig. 1: Opbouw van de typeplaat (voorbeeld)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Serienummer - instrument zoeken
Instrumenttype
Productcode
Toelatingen
Voeding en signaaluitgang elektronica
Beschermingsgraad
Meetbereik
Proces- en omgevingstemperatuur, procesdruk
Materiaal onderdelen in aanraking met medium
Hard- en softwareversie
Opdrachtnummer
Serienummer van het instrument
Data-Matrix-Code voor Smartphone-App
Symbool voor instrumentveiligheidsklasse
ID-nummers instrumentdocumentatie
Aanwijzing voor het aanhouden van de instrumentdocumentatie
Erkend instituut voor de CE-markering
Toelatingsrichlijn
De typeplaat bevat het serienummer van het instrument. Daarmee
kunt u via onze homepage de volgende gegevens van het instrument
vinden:
•
•
•
•
•
Ga hiervoor naar www.vega.com, "VEGA Tools" en "Gerätesuche".
Voer daar het serienummer in.
Als alternatief kunt u de gegevens opzoeken via uw smartphone.
8
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
•
Productcode (HTML)
Leveringsdatum (HTML)
Opdrachtspecifieke instrumentspecificaties (HTML)
Handleidingen en beknopte handleidingen op het tijdstip van
uitlevering (PDF)
Opdrachtspecifieke sensorspecificaties voor vervangen elektronica (XML)
Testcertificaat (PDF) - optie
3 Productbeschrijving
•
•
•
Geldigheid van deze
handleiding
Uitvoeringen elektronica
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende instrumentuitvoeringen:
•
•
Standaard elektronica type PS60PAK.Elektronica met verhoogde gevoeligheid type PS60PAS.-
De levering bestaat uit:
•
•
•
•
Toepassingsgebied
Hardware vanaf 2.1.1
Software vanaf 4.5.0
Het instrument wordt met twee verschillende elektronica-uitvoeringen
geleverd. De telkens aanwezige uitvoering kan worden afgelezen via
de productcode op de typeplaat en op de elektronica.
•
•
Leveringsomvang
Smartphone-App "VEGA Tools" uit de "Apple App Store" of de
"Google Play Store" downloaden
Data-matrixcode op de typeplaat van het instrument scannen of
Serienummer handmatig in de app invoeren
Radarsensor
Montagebeugel met bevestigingsmateriaal (optie)
Documentatie
– Beknopte handleiding VEGAPULS 61
– Testcertificaat meetnauwkeurigheid (optioneel)
– Gebruiksaanwijzing "Display- en bedieningsmodule" (optie)
– Aanvullende handleiding "GSM/GPRS-radiografische module"
(optie)
– Aanvullende handleiding "Verwarming voor display- en bedieningsmodule" (optie)
– Aanvullende handleiding "Connector voor continu metende
sensoren" (optie)
– Ex-specifieke "Veiligheidsinstructies" (bij Ex-uitvoeringen)
– evt. andere certificaten
DVD "Software & Documents", daarin opgenomen
– Handleidingen
– Veiligheidsinstructies
– PACTware/DTM-Collection
– Driver-software
3.2
Werking
De VEGAPULS 61 is een radarsensor voor continue niveaumeting
van vloeistoffen onder eenvoudige procesomstandigheden.
Afhankelijk van het toepassingsgebied worden verschillende uitvoeringen gebruikt:
36501-NL-141016
•
•
•
VEGAPULS 61 • Profibus PA
Niveaumeting van agressieve vloeistoffen in kleine tanks: gekapseld antennesysteem
Doorstroommeting in open goten of niveaumeting in open water:
kunststof hoornantanne
Producten met een εr-waarde ≥ 1,8: standaard elektronica
9
3 Productbeschrijving
•
Producten met een εr-waarde ≥1,5, < 1,8; toepassingen met zeer
slechte reflecterende eigenschappen: elektronica met verhoogde gevoeligheid
De werkelijk bereikbare waarden hangen af van de meetomstandigheden, het antennesysteem resp. de standpijp of bypass.
Werkingsprincipe
Verpakking
Door de antenne van de radarsensor worden korte radarimpulsen (ca.
1 ns) uitgezonden. Deze worden door het medium gereflecteerd en
door de antenne als echo opgevangen. De looptijd van de radarimpuls van het moment van uitzenden tot het moment van ontvangen is
proportioneel met de afstand en dus met het niveau. Het zo bepaalde
niveau wordt in een genormeerd uitgangssignaal omgezet en als
meetwaarde uitgestuurd.
3.3
Verpakking, transport en opslag
Uw instrument werd op weg naar de inbouwlocatie beschermd door
een verpakking. Daarbij zijn de normale transportbelastingen door
een beproeving verzekerd conform ISO 4180.
Bij standaard instrumenten bestaat de verpakking uit karton; deze is
milieuvriendelijke en herbruikbaar. Bij speciale uitvoeringen wordt ook
PE-schuim of PE-folie gebruikt. Voer het overblijvende verpakkingsmateriaal af via daarin gespecialiseerde recyclingbedrijven.
Transport
Het transport moet rekening houdend met de instructies op de transportverpakking plaatsvinden. Niet aanhouden daarvan kan schade
aan het instrument tot gevolg hebben.
Transportinspectie
De levering moet na ontvangst direct worden gecontroleerd op volledigheid en eventuele transportschade. Vastgestelde transportschade
of verborgen gebreken moeten overeenkomstig worden behandeld.
Opslag
De verpakkingen moeten tot aan de montage gesloten worden
gehouden en rekening houdend met de extern aangebrachte opstellings- en opslagmarkeringen worden bewaard.
Verpakkingen, voor zover niet anders aangegeven, alleen onder de
volgende omstandigheden opslaan:
Opslag- en transporttemperatuur
10
•
Niet buiten bewaren
Droog en stofvrij opslaan
Niet aan agressieve media blootstellen
Beschermen tegen directe zonnestralen
Mechanische trillingen vermijden
Opslag- en transporttemperatuur zie "Appendix - Technische
gegevens - Omgevingscondities"
Relatieve luchtvochtigheid 20 … 85 %.
3.4
Toebehoren en reserve-onderdelen
De display- en bedieningsmodule PLICSCOM is bedoeld voor meetwaarde-aanwijzing, bediening en diagnose. Deze kan te allen tijde in
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
PLICSCOM
•
•
•
•
•
•
3 Productbeschrijving
de sensor resp. in de externe display- en bedieningseenheid worden
geplaatst en weer worden weggenomen.
Meer informatie vindt u in de handleiding "Display- en bedieningsmodule PLICSCOM" (document-ID 27835).
VEGACONNECT
Met de interface-adapter VEGACONNECT kan een communicatief instrument op de USB-poort van een PC worden aangesloten. Voor de
parametrering van dit instrument is de bedieningssoftware PACTware
met VEGA-DTM nodig.
Meer informatie vindt u in de handleiding "Interface-adapter VEGACONNECT" (document-ID 32628).
VEGADIS 81
De VEGADIS 81 is een externe display- en bedieningseenheid voor
VEGA-plics®-sensoren.
Voor sensoren met tweekamerbehuizing is bovendien de interface-adapater "DISADAPT" voor de VEGADIS 81 nodig.
Meer informatie vindt u in de handleiding "VEGADIS 81" (document-ID 43814).
DIS-ADAPT
De adapter "DIS-ADAPT" is een accessoire voor sensoren met
tweekamerbehuizingen. Deze maakt aansluiting van de VEGADIS 81
mogelijk via een M12x1 stekker op de sensorbehuizing.
Meer informatie vindt u in de aanvullende handleiding "Adapter DISADAPT" (document-ID 45250).
PLICSMOBILE T61
De PLICSMOBILE T61 is een externe GSM/GPRS-radiografische
eenheid voor de overdracht van meetwaarden en afstandsparametrering van plics®-sensoren. De bediening vindt plaats via PACTware/
DTM gebruik makend van de geïntegreerde USB-aansluiting.
Meer informatie vindt u in de aanvullende handleiding "PLICSMOBILE T61" (document-ID 37700).
PLICSMOBILE
De PLICSMOBILE is een interne GSM/GPRS-radiografische eenheid
voor de overdracht van meetwaarden en afstandsparametrering
van plics®-sensoren. De bediening vindt plaats via PACTware/DTM
gebruik makend van de geïntegreerde USB-aansluiting.
Meer informatie vindt u in de aanvullende handleiding "PLICSMOBILE GSM/GPRS-radiografische module" (document-ID 36849).
Beschermkap
De beschermkap beschermt het sensorhuis tegen vervuiling en sterke opwarming door zonnestralen.
36501-NL-141016
Meer informatie vindt u in de extra handleiding "Beschermkap" (document-ID 34296).
Elektronica
De elektronica VEGAPULS serie 60 is een vervangingsdeel voor
radarsensoren uit de VEGAPULS serie 60. Voor de verschillende
signaaluitgangen staat telkens een eigen uitvoering ter beschikking.
Meer informatie vindt u in de handleiding "Elektronica VEGAPULS
serie 60 " (document-ID 36801).
VEGAPULS 61 • Profibus PA
11
3 Productbeschrijving
ExtraelektronicaProfibus PA
De extra elektronica is een vervangingsonderdeel voor sensoren met
Profibus PA en tweekamerbehuizing.
Meer informatie vindt u in de handleiding "Extra elektronica voor
Profibus PA" (document-ID 42767).
36501-NL-141016
12
VEGAPULS 61 • Profibus PA
4 Monteren
4
Inschroeven
Monteren
4.1
Algemene instructies
Bij instrumenten met procesaansluiting schroefdraad moet de zeskant met een passende steeksleutel worden aangetrokken. Sleutelwijdte zie hoofdstuk "Afmetingen".
Waarschuwing:
De behuizing mag niet worden gebruikt voor inschroeven van het
instrument! Het vastdraaien kan op die manier schade aan het draaimechaniek van de behuizing veroorzaken.
Bescherming tegen voch- Bescherm uw instrument door de volgende maatregelen tegen het
tigheid
binnendringen van vocht.
•
•
•
•
Gebruik de aanbevolen kabel (zie hoofdstuk "Op de voedingsspanning aansluiten")
Kabelwartel vast aantrekken
Bij een horizontale montage de behuizing zo verdraaien, dat de
wartel naar beneden wijst.
Aansluitkabel voor de kabelwartel naar beneden toe installeren
Dit geldt vooral:
•
•
•
Geschiktheid voor de
procesomstandigheden
Bij buitenmontage
In ruimten, waar met vochtigheid rekening moet worden gehouden
(bijv. door reinigingsprocessen)
Op gekoelde resp. verwarmde tanks
Waarborg dat alle onderdelen van het instrument die in aanraking
komen met het proces, geschikt zijn voor de optredende procesomstandigheden.
Daarbij behoren in het bijzonder:
•
•
•
Meetactieve deel
Procesaansluiting
Procesafdichting
•
•
•
•
Procesdruk
Procestemperatuur
Chemische eigenschappen van het medium
Abrasie en mechanische inwerkingen
Procesomstandigheden zijn in het bijzonder:
De specificaties van de procesomstandigheden vindt u in hoofdstuk
"Technische gegevens" en op de typeplaat.
4.2 Wartel-ofadapterflens
36501-NL-141016
Voor de montage van het instrument op een sok staat een losse combi-overschuifflens voor DN80 (ASME 3" of JIS 80) ook voor uitrusting
naderhand ter beschikking. Als optie kan het instrument ook af fabriek
met een adapterflens vanaf DN 100 (ASME 4" of JIS 100) worden
uitgevoerd.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
13
4 Monteren
Bij de behuizingsvarianten kunststof, aluminium eenkamer en RVS
kan de overschuifflens direct over de behuizing worden geschoven.
Bij de aluminium tweekamerbehuizing is montage naderhand niet
mogelijk, het type montage moet bij de bestelling worden opgegeven.
Tekeningen betreffende deze montage-opties vindt u in hoofdstuk
"Afmetingen".
Fig. 2: Flensmontage van de radarsensor
4.3
Montagevoorbereidingen montagebeugel
De montagebeugel maakt een eenvoudige montage op de tankwand
of het silodak mogelijk. Deze is geschikt voor montage aan een wand,
plafond of dwarsbalk. Vooral bij open tanks is dit een zeer eenvoudige
en effectieve mogelijkheid om de sensor op het stortgoedoppervlak
uit te richten.
De beugel wordt los meegeleverd en moet voor de inbedrijfname met
de drie inbusbouten M5 x 10 en de veerringen op de sensor worden
geschroefd. Max. aandraaimoment zie hoofdstuk "Technische gegevens". Benodigd gereedschap: inbussleutel grootte 4.
Voor het vastschroeven van de beugel op de sensor zijn twee varianten mogelijk. Afhankelijk van de gekozen variant kan de sensor als
volgt in de beugel worden gedraaid:
•
14
Tweekamerbehuizing
– Hellingshoek 90° traploos
– Hellingshoek in twee stappen 0° en 90°
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
•
Eenkamerbehuizing
– Hellingshoek 180° traploos
– Hellingshoek in drie stappen 0°, 90° en 180°
4 Monteren
Fig. 3: Verstelling van de hellingshoek
Fig. 4: Draaien bij bevestiging in het midden
Dichte inbouw van de
kunststof hoornantenne
4.4
Montage-instructies
Voor een dichte inbouw van de uitvoering met kunststof hoornantenne met de overschuif- of adapaterflens moet aan het volgende zijn
voldaan:
1. Gebruik een bassende vlakke pakking bijv. van EPDM met Shore-hardheid 25 of 50
2. Aantal flensbouten overeenkomstig het aantal flensgaten
3. Trek alle schroeven aan met de aandraaimomenten gespecificeerd in de technische gegevens
Polarisatie
De uitgezonden radarimpulsen van de radarsensor zijn elektromagnetische golven. De polarisatie is de richting van het elektrische
aandeel. Door draaien van het instrument in de verbindingsflens of
inschroefsok kan de polarisatie worden gebruik, om de effecten van
stoorecho's te reduceren.
36501-NL-141016
De positie van de polarisatie is door een markering op de procesaansluiting van het instrument aangegeven.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
15
4 Monteren
2
1
Fig. 5: Positie van de polarisatie
1
2
Inbouwpositie
Markering bij uitvoering met kunststof hoornantenne
Markering bij uitvoering met gekapseld antennesysteem
Monteer de sensor op een positie, die minimaal op 200 mm afstand
van de tankwand ligt. Wanneer de sensor in tanks met bol of rond dak
wordt gemonteerd, kunnen veelvoudige echo's ontstaan, die door
een inregeling moeten worden onderdrukt (zie hoofdstuk "Inbedrijfname").
Wanneer u deze afstand niet kunt aanhouden, moet u bij de inbedrijfname het stoorsignaalverloop opslaan. Dit geldt vooral, wanneer aanhechtingen op de tankwand te verwachten zijn. In dit geval verdient
het aanbeveling, het opslaan van het stoorsignaalverloop op een later
tijdstip wanneer de aanhechting aanwezig is, te herhalen.
> 200 mm
(7.87")
Fig. 6: Montage van de radarsensor op ronde tankdaken
Bij tanks met een conische bodem kan het een voordeel zijn, de
sensor in het midden van de tank te monteren, omdat de meting dan
tot op de bodem mogelijk is.
36501-NL-141016
16
VEGAPULS 61 • Profibus PA
4 Monteren
Fig. 7: Montage van de radarsensor op tanks met conische bodem
Instromend medium
Monteer de instrumenten niet boven of in de vulstroom. Waarborg dat
u het productoppervlak registreert en niet het instromende product.
Fig. 8: Montage van de radarsensor bij instromend product
Bij voorkeur moet u de sokken zodanig dimensioneren, dat de rand
van de antenne min. 10 mm uit de sok steekt.
36501-NL-141016
Aansluitingen bij gekapselde antennesystemen
VEGAPULS 61 • Profibus PA
17
ca. 10 mm
4 Monteren
Fig. 9: Aanbevolen montage sok
h
Bij goede reflecterende eigenschappen van het product kunt u de
VEGAPULS 61 ook op de sok monteren, als deze hoger is dan de
lengte van de antenne. Richtwaarden voor de sokhoogte vindt u in de
afbeelding hierna. Het sokeinde moet in dit geval glad zijn en vrij van
bramen, indien mogelijk afgerond. Voer daarna een stoorecho-onderdrukking uit.
d
Fig. 10: Afwijkende sokmaten
De tabellen hierna geven de maximale soklengte h afhankelijk van
diameter d.
Soklengte h
40 mm
≤ 200 mm
50 mm
≤ 250 mm
80 mm
≤ 300 mm
100 mm
≤ 400 mm
150 mm
≤ 500 mm
Sokdiameter d
Soklengte h
1½"
≤ 7.9 in
2"
≤ 9.9 in
3"
≤ 11.8 in
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
18
Sokdiameter d
4 Monteren
Aansluitingen bij kunststof hoornantenne
Sokdiameter d
Soklengte h
4"
≤ 15.8 in
6"
≤ 19.7 in
Voor de montage van de VEGAPULS 61 op een sok staat een
bijbehorende overschuifflens voor DN 80 (ASME 3" of JIS 80) en een
geschikte adapterflens ter beschikking.
Bij de behuizingsvarianten kunststof, aluminium eenkamer en RVS
kan de overschuifflens direct over de behuizing worden geschoven.
Bij de aluminium tweekamerbehuizing is montage naderhand niet
mogelijk, het type montage moet bij de bestelling worden opgegeven.
Informatie:
De aansluitingen moeten zo kort mogelijk worden gehouden en het
uiteinde moet zijn afgerond. Daardoor worden storende reflecties
door de tankaansluitingen geminimaliseerd.
Fig. 11: Aanbevolen montage sok
h
Bij goede reflecterende eigenschappen van het product kunt u de
VEGAPULS 61 ook op langere sokken monteren. Richtwaarden voor
de sokhoogte vindt u in de afbeelding hierna. U moet daarna een
stoorsignaalonderdrukking uitvoeren.
d
36501-NL-141016
De tabellen hierna geven de maximale soklengte h afhankelijk van
diameter d.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
Sokdiameter d
Soklengte h
80 mm
≤ 300 mm
19
4 Monteren
Sensoruitlijning
Sokdiameter d
Soklengte h
100 mm
≤ 400 mm
150 mm
≤ 500 mm
Sokdiameter d
Soklengte h
3"
≤ 11.8 in
4"
≤ 15.8 in
6"
≤ 19.7 in
Lijn de sensor in vloeistoffen zo loodrecht mogelijk uit op het productoppervlak, teneinde optimale meetresultaten te realiseren.
Fig. 13: Uitlijnen in vloeistoffen
Ingebouwde onderdelen
in de tank
De inbouwpositie van de radarsensor moet zodanig worden gekozen
dat in de tank ingebouwde onderdelen de microgolfsignalen niet
kruisen.
Ingebouwde onderdelen zoals bijv. geleidingen, eindschakelaars,
verwarmingsslangen, tankversterkingen enz. kunnen stoorecho's
veroorzaken en de effectieve echo wegdrukken. Let bij het ontwerpen
van uw meting op een zo vrij mogelijk "zicht" van de radarsensor op
het product.
Bij aanwezigheid van ingebouwde onderdelen in de silo moet u bij de
inbedrijfname een stoorsignaalonderdrukking uitvoeren.
Wanneer grote onderdelen zoals schoren en dragers in de tank
stoorecho's veroorzaken, dan kunnen deze door aanvullende maatregelen worden afgezwakt. Kleine, schuin ingebouwde platen boven de
ingebouwde onderdelen "verstrooien" de radarsignalen en voorkomen zo effectief directe stoorechoreflectie.
Roerwerken
20
Bij roerwerken in de tank moet u een stoorecho-registratie bij een
draaiend roerwerk bepalen. Zo is gewaarborgd, dat de stoorreflecties
van het roerwerk in verschillende posities wordt opgeslagen.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
Fig. 14: Gladde profielen met verstrooiplaten afdekken
4 Monteren
Fig. 15: Roerwerken
Schuimvorming
Door vullen, een roerwerk of andere processen in de tank, kunnen
deels zeer compacte schuimen op het productoppervlak worden
gevormd, die het zendsignaal zeer sterk dempen.
Wanneer schuim meetfouten veroorzaakt, moet u zo groot mogelijke
radarantenne's, de elektronica met verhoogde gevoeligheid of laagfrequente radarsensoren (C-band) toepassen.
Als alternatief kunnen sensoren met geleide microgolf worden
overwogen. Deze worden niet beïnvloed door schuimvorming en zijn
bijzonder goed geschikt voor deze toepassingen.
Meting in dippijp
4.5
Meetopstellingen - buizen
Door het meten in een dippijp in de tank zijn invloeden door ingebouwde onderdelen en turbulenties uitgesloten. Onder deze voorwaarden is de meting in producten met lage diëlektrische constanten(εr-waarde ≤ 1,6) mogelijk.
Voor een meting in de dippijp moeten de volgende afbeeldingen en
instructies worden aangehouden.
36501-NL-141016
Informatie:
In producten die sterk neigen tot afzetten, is de meting in een dippijp
niet zinvol.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
21
4 Monteren
Opbouw dippijp
1
2
3
4
5
100%
6
7
8
9
45°
15°
0%
10
Fig. 16: Opbouw dippijp VEGAPULS 61
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Radarsensor
Markering van de polarisatie
Schroefdraad resp. flens op instrument
Ontluchtingsgat
Gaten
Lasverbinding via U-profielen
Kogelkraan met volledige doorlaat
Uiteinde dippijp
Reflectorplaat
Bevestiging van de dippijp
36501-NL-141016
22
VEGAPULS 61 • Profibus PA
4 Monteren
Verlenging dippijp
75°
4 mm
(0.16")
dx2
8 mm
(0.32")
ø 88,9 mm
(3.5")
26 mm
(1.02")
2 mm
(0.08")
1
80 mm
(3.15")
mm
ø 88,9
(3.5")
5 mm
(0.20")
Fig. 17: Lasverbinding bij verlenging dippijp voor verschillende voorbeelddiameters
1
Instructies en eisen
dippijp
Positie van de lasnaad bij langsgelaste pijpen
Instructies voor uitlijnen van de polarisatie
• Let op de markering van de polarisatie op de sensor
• Bij schroefdraaduitvoeringen bevindt de markering zich op de
zeskant, bij flensuitvoeringen tussen twee flensgaten.
• De markering moet in één vlak liggen met de boringen in de
dippijp
Instructies meting
Het 100%-punt moet onder het bovenste ontluchtingsgat en de
antennerand liggen.
• Het 0%-punt is het uiteinde van de dippijp.
• Bij de parametrering moet "Toepassing standpijp" worden gekozen
en de pijpdiameter worden ingevoerd, om fouten door looptijdverschuiving te compenseren.
• Een stoorsignaalonderdrukking bij ingebouwde sensor verdient
aanbeveling, is echter niet dwingend noodzakelijk.
• De meting door een kogelkraan met volledige doorlaat is mogelijk
36501-NL-141016
•
VEGAPULS 61 • Profibus PA
23
4 Monteren
Constructieve eisen
• Materiaal metaal, pijp intern glad
• Bij voorkeur getrokken of langsnaadgelaste RVS-pijp.
• Lasnaad moet zo vlak mogelijk zijn en in één lijn liggen met de
gaten.
• Flenzen zijn overeenkomstig de uitlijning van de polarisatie op de
pijp gelast.
• Bij gebruik van een kogelkraan, overgangen een de binnenzijde
uitlijnen en nauwkeurig fixeren
• Spleetgrootte bij overgangen ≤ 0,1 mm
• Dippijpen moeten tot de gewenste minimale vulhoogte reiken,
omdat een meting alleen in de pijp mogelijk is
• Diameter gaten ≤ 5 mm, aantal willekeurig, eenzijdig of doorgaand
• De antennediameter van de sensor moet zo mogelijk overeenkomen met de binnendiameter van de pijp.
• Diameter moet constant zijn over de gehele lengte
Instructies voor verlenging dippijp:
Pijpuiteinden bij verlengingen moeten zijn afgeschuind en exact in
lijn op elkaar worden geplaatst
• Lasverbinding conform de afbeelding via buitenliggende U-profielen. Lengte van de U-profielen minimaal de dubbele pijpdiameter
• Niet door de pijpwand lassen. De dippijp moet van binnen glad
blijven. Bij onbedoeld doorlassen moeten oneffenheden die aan
de binnenkant zijn ontstaan worden verwijderd, omdat deze sterke
echo's veroorzaken en aanhechting bevorderen.
• Een verlenging via voorlasflenzen of pijpmoffen is meettechnisch
niet geschikt.
•
Meting in bypass
Een alternatief voor de meting in de dippijp is de meting in een bypass buiten de tank.
36501-NL-141016
24
VEGAPULS 61 • Profibus PA
4 Monteren
Opbouw bypass
1
2
3
4
100 %
6
5
0%
Fig. 18: Opbouw bypass
1
2
3
4
5
6
Instructies en eisen
bypass
Radarsensor
Markering van de polarisatie
Instrumentflens
Afstand sensorreferentievlak tot bovenste pijpverbinding
Afstand pijpverbindingen
Kogelkraan met volledige doorlaat
Instructies voor uitlijnen van de polarisatie
• Let op de markering van de polarisatie op de sensor
• Bij schroefdraaduitvoeringen bevindt de markering zich op de
zeskant, bij flensuitvoeringen tussen twee flensgaten.
• De markering moet in één lijn met de pijpverbindingen met de tank
liggen
Instructies meting
Het 100%-punt mag niet boven de bovenverbinding met de tank
liggen.
• Het 0%-punt mag niet onder de onderste verbinding met de tank
liggen.
• Minimale afstand sensorreferentievlak tot bovenkant bovenste
verbinding > 300 mm.
• Bij de parametrering moet "Toepassing standpijp" worden gekozen
en de pijpdiameter worden ingevoerd, om fouten door looptijdverschuiving te compenseren.
• Een stoorsignaalonderdrukking bij ingebouwde sensor verdient
aanbeveling, is echter niet dwingend noodzakelijk.
• De meting door een kogelkraan met volledige doorlaat is mogelijk
36501-NL-141016
•
VEGAPULS 61 • Profibus PA
25
4 Monteren
Constructieve eisen aan de bypass:
• Materiaal metaal, pijp intern glad
• Bij extreem ruwe binnenkant van de pijp een ingeschoven buis
(buis in buis) of een radarsensor met pijpantenne gebruiken.
• Flenzen zijn overeenkomstig de uitlijning van de polarisatie op de
pijp gelast.
• Spleetgrootte bij overgangen ≤ 0,1 mm, bijv. bij gebruik van een
kogelkraan of tussenflenzen bij losse pijpstukken.
• De antennediameter van de sensor moet zo mogelijk overeenkomen met de binnendiameter van de pijp.
• Diameter moet constant zijn over de gehele lengte
4.6
Meetopstellingen - doorstroming
De korte voorbeelden geven inleidende instructies voor de flowmeting. Gedetailleerde ontwerpspecificaties vindt u bij de leveranciers
van goten en in de vakliteratuur.
1
dmin
3 ... 4 hmax
90°
≥ 50 mm
2 2
33
90°
≥ 2 mm x hmax hmax
Flowmeting bij rechthoekige overstort
4
Fig. 19: Flowmeting met rechthoekige overstort: dmin. = minimale afstand van de
sensor (zie hoofdstuk "Technische gegevens"); hmax. = max. vulhoogte rechthoekige overstortschot
1
2
3
4
Overstortgoten (zijaanzicht)
Bovenstroom
Benedenstrooms
Overstortgoot (aanzicht vanaf benedenstrooms)
In principe moet op het volgende worden gelet:
•
•
26
36501-NL-141016
•
•
•
•
Inbouw sensor bovenstrooms
Inbouw midden boven de goot en loodrecht op het vloeistofoppervlak
Afstand tot de overstort
Afstand overstortopening boven de bodem
Min. afstand overstortopening tot laagwater
Min. afstand sensor t.o.v. max. opstuwhoogte
VEGAPULS 61 • Profibus PA
4 Monteren
Flowmeting bij Khafagi-venturigoten
3 ... 4 x hmax
d
90°
hmax
1
B
2
Fig. 20: Flowmeting met Khafagi-venturigoot: d = min. afstand van de sensor;
hmax. = max. vulgraad van de goot; B = grootste insnoering van de goot
1
2
Positie sensor
Venturigoot
In principe moet op het volgende worden gelet:
•
•
36501-NL-141016
•
•
Inbouw van de sensor aan de ingangszijde
Inbouw midden boven de goot en loodrecht op het vloeistofoppervlak
Afstand tot venturi-goot
Min. afstand sensor t.o.v. max. opstuwhoogte
VEGAPULS 61 • Profibus PA
27
5 Op het bussysteem aansluiten
5
Veiligheidsinstructies
Op het bussysteem aansluiten
5.1
Aansluiting voorbereiden
Let altijd op de volgende veiligheidsinstructies:
Waarschuwing:
Alleen in spanningsloze toestand aansluiten.
•
•
Voedingsspanning
De elektrische aansluiting mag alleen door opgeleide en door de
eigenaar geautoriseerde vakspecialisten worden uitgevoerd.
Indien overspanningen kunnen worden verwacht, moeten overspanningsbeveiligingen worden geïnstalleerd.
De voedingsspanning wordt verzorgd door een Profibus-DP-/PA-segmentkoppeling.
De voedingsspanning kan verschillen afhankelijk van de instrumentuitvoering. De gegevens voor de voedingsspanning vindt u in hoofdstuk "Technische gegevens".
Verbindingskabel
De aansluiting wordt met afgeschermde kabel conform Profibus-specificaties uitgevoerd. De voedingsspanning en de overdracht van het
digitale bussignaal gebruiken daarbij dezelfde tweedraads aansluitkabel.
Gebruik kabels met ronde doorsnede bij instrument met behuizing
en kabelwartel. Controleer voor welke kabeldiameter de kabelwartel
geschikt is, om de afdichtende werking van de kabelwartel te waarborgen (IP-beschermingsklasse).
Gebruik een bij de kabeldiameter passende kabelwartel.
Let erop, dat uw installatie conform de Profibus-specificatie wordt
uitgevoerd. Vooral het afsluiten van de bus via overeenkomstige
afsluitweerstanden is belangrijk.
Meer informatie ove kabelspecificatie, installatie en topologie
vindt u in de "Profibus PA - User and Installation Guideline" op
www.profibus.com.
Kabelwartel ½ NPT
Bij kunststofbehuizingen moet de NPT-kabelwartel resp. de conduit-stalen buis zonder vet in het schroefdraadelement worden
geschroefd.
Maximale aandraaimoment voor alle behuizingen zie hoofdstuk
"Technische gegevens".
Kabelafscherming en
aarding
Bij installaties met potentiaalvereffening sluit u de kabelafscherming
direct aan op het aardpotentiaal op het voedingsapparaat, in de
aansluitbox en op de sensor. Daarvoor moet de afscherming in de
sensor direct op de interne aardklem worden aangesloten. De externe
28
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
Let erop, dat kabelafscherming en aarde conform de veldbusspecificatie worden uitgevoerd. Indien elektromagnetische instrooiingen
worden verwacht, die boven de testwaarden van de EN 61326-1 voor
industriële omgeving liggen, moet de kabelafscherming aan beide
zijden op het aardpotentiaal worden aangesloten.
5 Op het bussysteem aansluiten
aardklem op de behuizing moet laagimpedant op de potentiaalvereffening zijn aangesloten.
In installaties zonder potentiaalvereffening met afschermingsaansluiting aan beide zijden sluit u de kabelafscherming op het voedingsapparaat en op de sensor direct op het aardpotentiaal aan. In
de aansluitbox resp. de T-verdeler mag de afscherming van de korte
kabel naar de sensor niet met het aardpotentiaal en niet met een
andere kabelafscherming worden verbonden. De kabelafschermingen naar het voedingsapparaat en naar de volgende verdeler moeten
onderling worden verbonden en via een keramische condensator
(bijv. 1 nF, 1500 V) met het aardpotentiaal worden verbonden. De
laagfrequente potentiaalvereffeningsstromen worden nu geblokkeerd,
maar de beschermende werking voor de hoogfrequente stoorsignalen blijft behouden.
Aansluittechniek
5.2
Aansluiten
De aansluiting van de voedingsspanning en de signaaluitgang wordt
via veerkrachtklemmen in de behuizing uitgevoerd.
De verbinding met de display- en bedieningsmodule resp. de interface-adapter wordt via contactpennen in de behuizing uitgevoerd.
Informatie:
Het klemmenblok is opsteekbaar en kan van de elektronica worden
afgenomen. Hiervoor klemmenblok met een kleine schroevendraaier optillen en uittrekken. Bij opnieuw plaatsen moet deze hoorbaar
vastklikken.
Aansluitstappen
Ga als volgt tewerk:
1. Deksel behuizing afschroeven
2. Eventueel aanwezige display- en bedieningsmodule door iets
draaien naar links uitnemen.
3. Wartelmoer van de kabelwartel losmaken.
4. Aansluitkabel ca. 10 cm ontdoen van de mantel, aderuiteinde ca.
1 cm ontdoen van de isolatie.
36501-NL-141016
5. Kabel door de kabelwartel in de sensor schuiven
VEGAPULS 61 • Profibus PA
29
5 Op het bussysteem aansluiten
Fig. 21: Aansluitstappen 5 en 6 - eenkamerbehuizingen
Fig. 22: Aansluitstappen 5 en 6 - tweekamerbehuizingen
6. Aderuiteinden conform aansluitschema in de klemmen steken
Informatie:
Massieve aders en soepele aders met adereindhuls worden direct in
de klemopeningen geplaatst. Bij soepele aders zonder eindhuls met
een kleine schroevendraaier boven op de klem drukken, de klemopening wordt vrijgegeven. Door loslaten van de schroevendraaier
worden de klemmen weer gesloten.
7. Controleer of de kabels goed in de klemmen zijn bevestigd door
licht hieraan te trekken
8. Afscherming op de interne aardklem aansluiten, de externe aardklem met de potentiaalvereffening verbinden
30
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
Meer informatie over de max. aderdiameter vindt u onder "Technische
gegevens/Elektromechanische gegevens"
5 Op het bussysteem aansluiten
9. Wartelmoer van de kabelwartel vast aandraaien. De afdichtring
moet de kabel geheel omsluiten
10. Eventueel aanwezige display- en bedieningsmodule weer plaatsen
11. Deksel behuizing vastschroeven
De elektrische aansluiting is zo afgerond.
5.3
2
3
78
45 6
1
78
901
23
1
0
(+)1
901
23
0
Bus
4
45 6
Elektronica- en aansluitruimte
Aansluitschema eenkamerbehuizing
De afbeelding hierna geldt zowel voor de niet-Ex-, als ook voor de
Ex-ia-uitvoering.
2(-)
5
6
7
8
5
1
Fig. 23: Elektronica- en aansluitruimte eenkamerbehuizing
1
2
3
4
5
Voedingsspanning, signaaluitgang
Voor display- en bedieningsmodule resp. interface-adapter
Keuzeschakelaar voor busadres
Voor externe display- en bedieningseenheid
Aardklem voor aansluiting van de kabelafscherming.
5.4
2
3
78
1
78
0
1
36501-NL-141016
45 6
2(-)
901
23
1
(+)1
901
23
0
Bus
45 6
Elektronicaruimte
Aansluitschema tweekamerbehuizing
De afbeeldingen hierna gelden zowel voor de niet-Ex-, als ook voor
de Ex-ia-uitvoering.
5
6
7
8
1
Fig. 24: Elektronicaruimte tweekamerbehuizing
1
2
3
VEGAPULS 61 • Profibus PA
Interne verbinding naar aansluitruimte
Contactpen voor display- en bedieningsmodule resp. interfaceadapter
Keuzeschakelaar voor busadres
31
5 Op het bussysteem aansluiten
Aansluitruimte
2
Bus
(+)1
3
2(-)
1
Fig. 25: Aansluitruimte tweekamerbehuizing
1
2
3
Voedingsspanning, signaaluitgang
Voor display- en bedieningsmodule resp. interface-adapter
Aardklem voor aansluiting van de kabelafscherming.
Aansluitruimte - radiografischePLICSMOBILE
SIM-Card
Status
Test
USB
(+)1
2(-)
1
Fig. 26: Aansluitruimte - radiografische module PLICSMOBILE
1
Voedingsspanning
Gedetailleerde informatie over de aansluiting vindt u in de aanvullende handleiding "PLICSMOBILE GSM/GPRS-radiografische module".
36501-NL-141016
32
VEGAPULS 61 • Profibus PA
5 Op het bussysteem aansluiten
5.5
Aansluitschema tweekamerbehuizing Ex d ia
2
3
0
1
78
1
78
45 6
2(-)
901
23
1
(+)1
901
23
0
Bus
45 6
Elektronicaruimte
5
6
7
8
4
Fig. 27: Elektronicaruimte tweekamerbehuizing Ex d ia
1
2
3
4
Interne verbinding naar aansluitruimte
Contactpen voor display- en bedieningsmodule resp. interfaceadapter
Keuzeschakelaar voor busadres
Interne verbinding naar connector voor externe display- en bedieningseenheid (optie)
Aansluitruimte
Bus
(+)1
2
2(-)
1
Fig. 28: Aansluitruimte tweekamerbehuizing Ex d ia
1
2
Voedingsspanning, signaaluitgang
Aardklem voor aansluiting van de kabelafscherming.
Stekker M12 x 1 voor
externe display- en bedieningsmodule
4
3
1
2
Fig. 29: Blik op de connector
36501-NL-141016
1
2
3
4
VEGAPULS 61 • Profibus PA
Pin 1
Pin 2
Pin 3
Pin 4
Contactpen
Kleur verbindingskabel in de sensor
Klem elektronica
Pin 1
Bruin
5
33
5 Op het bussysteem aansluiten
Elektronicaruimte
Contactpen
Kleur verbindingskabel in de sensor
Klem elektronica
Pin 2
Wit
6
Pin 3
Blauw
7
Pin 4
Zwart
8
5.6
Tweekamerbehuizing met DIS-ADAPT
1
2
3
Fig. 30: Een blik op de elektronicaruimte met DISADAPT voor aansluiting van
de externe display- en bedieningseenheid
1
2
3
DIS-ADAPT
Interne steekverbinding
Connector M12 x 1
Bezetting van de connector
4
3
1
2
Fig. 31: Zicht op de connector M12 x 1
1
2
3
4
Contactpen
Kleur verbindingskabel in de sensor
Klem elektronica
Pin 1
Bruin
5
Pin 2
Wit
6
Pin 3
Blauw
7
Pin 4
Zwart
8
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
34
Pin 1
Pin 2
Pin 3
Pin 4
5 Op het bussysteem aansluiten
Aderbezetting aansluitkabel
5.7 Aansluitschema-uitvoeringIP66/IP68,1bar
1
2
Fig. 32: Aderbezetting vast aangesloten aansluitkabel
1
2
Instrumentadres
br (+) en bl (-) voor voedingsspanning resp. naar meetversterker.
Afscherming
5.8
Instrumentadres instellen
Ieder Profibus-PA-instrument moet een adres toegewezen krijgen. De
toegestane adressen liggen in het bereik van 0 tot 126. Ieder adres
mag in een Profibus-PA-netwerk slechts eenmaal worden toegekend.
Alleen bij correct ingesteld adres wordt de sensor door het besturingssysteem herkend.
Bij uitlevering af fabriek is het adres 126 ingesteld. Deze kan voor
functionele beproeving van het instrument en voor aansluiting op
een aanwezig Profibus-PA-netwerk worden gebruikt. Aansluitend
moet dit adres gewijzigd worden, om andere instrumenten te kunnen
opnemen.
Het adres wordt naar keuze ingesteld via:
•
•
•
De hardware-adressering is actief, wanneer met de adreskeuzeschakelaar op het instrument een adres lager dan 126 wordt ingesteld.
Daarmee is de software-adressering uitgeschakeld; het ingestelde
hardware-adres geldt.
36501-NL-141016
Hardware-adressering
De adreskeuzeschakelaar in de elektronicaruimte van het instrument (hardwarematige addresinstelling)
De display- en bedieningsmodule (softwarematige adresinstelling)
PACTware/DTM (softwarematige adresinstelling)
VEGAPULS 61 • Profibus PA
35
5 Op het bussysteem aansluiten
1
2
3
78
45 6
1
78
45 6
0
2(-)
901
23
(+)1
1
Bus
901
23
0
5
6
7
8
Fig. 33: Adreskeuzeschakelaar
1
2
3
Software-adressering
Adressen kleiner dan 100 (keuze 0), adressen groter dan 100 (keuze 1)
Decimaal van het adres (keuze 0 tot 9)
Teller van het adres (keuze 0 tot 9)
De software-adressering is actief, wanneer met de adreskeuzeschakelaar op het instrument het adres 126 of groter is ingesteld.
De adresseringsprocedure wordt in de handleiding "Display- en
bedieningsmodule" beschreven.
5.9
Inschakelfase
Na de aansluiting van de VEGAPULS 61 op het bussysteem voert het
instrument eerst ca. 30 seconden lang een zelftest uit. De volgende
stappen worden doorlopen:
•
•
•
•
Interne test van de elektronica.
Weergave van instrumenttype, hard- en softwareversie, meetplaatsnaam op display resp. PC
Weergave van de statusmelding "F 105 bepaal meetwaarde" op
display resp. PC
Statusbyte gaat kort naar storing
Zodra een plausibele meetwaarde is gevonden, wordt deze op de
signaalkabel uitgestuurd. De waarde komt overeen met het actuele
niveau en de al uitgevoerde instellingen, bijv. de fabrieksinregeling.
36501-NL-141016
36
VEGAPULS 61 • Profibus PA
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
6
6.1
In bedrijf nemen met de display- en
bedieningsmodule
Aanwijs- en bedieningsmodule inzetten
De display- en bedieningsmodule kan te allen tijde in de sensor
worden geplaatst en weer worden verwijderd. Daarbij kan deze in vier
posities worden geplaatst, telkens met 90° verdraaid. Een onderbreking van de voedingsspanning is hiervoor niet nodig.
Ga als volgt tewerk:
1. Deksel behuizing afschroeven
2. Aanwijs- en bedieningsmodule in de gewenste positie op de
elektronica plaatsen en naar rechts draaien tot deze vastklikt.
3. Deksel behuizing met venster vastschroeven
De demontage volgt in omgekeerde volgorde
De display- en bedieningsmodule wordt door de sensor gevoed,
andere aansluitingen zijn niet nodig.
36501-NL-141016
Fig. 34: Plaatsen van de display- en bedieningsmodule bij eenkamerbehuizing
in elektronicaruimte.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
37
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
1
2
Fig. 35: Plaatsen van de display- en bedieningsmodule bij de tweekamerbehuizing
1
2
In de elektronicaruimte
In aansluitruimte
Opmerking:
Indien u naderhand het instrument met een display- en bedieningsmodule voor permanente meetwaarde-aanwijzing wilt uitrusten, dan
is een verhoogd deksel met venster nodig.
6.2
Bedieningssysteem
1
2
Toetsfuncties
38
1
2
LC-display
Bedieningstoetsen
•
[OK]-toets:
– Naar menu-overzicht gaan
36501-NL-141016
Fig. 36: Aanwijs- en bedieningselementen
VEGAPULS 61 • Profibus PA
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
•
•
•
Bedieningssysteem
– Gekozen menu bevestigen
– Parameter wijzigen
– Waarde opslaan
[->]-toets:
– Weergave meetwaarde wisselen
– Lijstpositie kiezen
– Te wijzigen positie kiezen
[+]-toets:
– Waarde van een parameter veranderen
[ESC]-toets:
– Invoer onderbreken
– Naar bovenliggend menu terugspringen
U bedient het instrument via de vier toetsen van de display- en
bedieningsmodule. Op het LC-display worden de afzonderlijke menupunten weergegeven. De functies van de toetsen vindt u hierboven.
Ongeveer 60 minuten nadat voor het laatst een toets is bediend keert
het instrument automatisch terug naar de meetwaarde-aanwijzing.
Daarbij gaan de nog niet met de [OK]-toets bevestigde waarden
verloren.
6.3
Parametrering
Door de parametrering wordt het instrument op de toepassingsomstandigheden aangepast. De parametrering verloopt via een
bedieningsmenu.
Hoofdmenu
Het hoofdmenu is in vijf bereiken verdeeld met de volgende functionaliteit:
Inbedrijfname: instellingen bijv. voor meetplaatsnaam, medium,
toepassing, tank, inregeling, AI FB 1 Channel - schaalinstelling demping
Display: taalomschakeling, instellingen voor meetwaarde-aanwijzing
en verlichting
Diagnose: informatie bijv. over instrumentstatus, sleepwijzer, meetnauwkeurigheid, AL FB1-simulatie, echocurve
Overige instellingen: instrumenteenheden, stoorsignaalonderdrukking, linearisatie, sensoradres, PIN, datum/tijd, reset, sensorgegevens kopiëren
36501-NL-141016
Info: instrumentnaam, hard- en softwareversie, kalibratiedatum,
instrumentspecificaties
In het hoofdmenupunt "inbedrijfname" moeten voor een optimale
instelling van de meting de afzonderlijke submenupunten opeenvolgend worden gekozen en ingesteld op de juiste parameters. De
procedure wordt hierna beschreven.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
39
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
Inbedrijfname - medium
Ieder product heeft een ander reflectiegedrag. Bij vloeistoffen komen
daar onrustige oppervlakken en schuimvorming als storende factoren
bij. Bij stortgoed is dit de stofontwikkeling, het talud en extra echo's
door de tankwand.
Om de sensor aan deze verschillende meetomstandigheden aan te
passen, moet in dit menupunt eerst de keuze "vloeistof" of "stortgoed"
worden gemaakt.
Door deze instelling wordt de sensor optimaal op het product
aangepast en wordt de meetzekerheid vooral bij media met slechte
reflecterende eigenschappen duidelijk verbeterd.
Voer de gewenste parameter in via de betreffende toetsen, sla uw
instellingen op met [OK] en ga met [ESC] en [->] naar het volgende
menupunt.
Inbedrijfname - toepassing
Naast het medium kan ook de toepassing resp. de toepassingslocatie
de meting beïnvloeden.
Met dit menupunt is het mogelijk, de sensor op de meetomstandigheden aan te passen. De instelmogelijkheden hangen af van de keuze
"Vloeistof" of "Stortgoed" onder "Medium".
Bij "vloeistof" staan de volgende keuzemogelijkheden ter beschikking:
De keuze "standpijp" opent een nieuw venster, waarin de binnendiameter van de gebruikte standpijp wordt ingevoerd.
Opslagtank:
• Constructie: groot volume, staand cilindrisch, liggend rond
• Productsnelheid: langzaam vullen en legen
• Proces-/meetomstandigheden:
40
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
Aan de toepassingen liggen de volgende kenmerken ten grondslag:
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
•
– Condensaatvorming
– Rustig productoppervlak
– Hoge eisen aan de meetnauwkeurigheid
Eigenschappen sensor:
– Geringe gevoeligheid voor sporadische stoorecho's
– Stabiele en betrouwbare meetwaarden door gemiddelde waardebepaling
– Hoge meetnauwkeurigheid
– Korte reactietijd van de sensor niet nodig
Opslagtank met productcirculatie
Constructie: groot volume, staand cilindrisch, liggend rond
Productsnelheid: langzaam vullen en legen
Ingebouwde onderdelen: klein aan de zijkant ingebouwd of groot
van bovenaf ingebouwd roerwerk
• Proces-/meetomstandigheden:
– Relatief rustig productoppervlak
– Hoge eisen aan de meetnauwkeurigheid
– Condensaatvorming
– Geringe schuimvorming
– Overvulling mogelijk
• Eigenschappen sensor:
– Geringe gevoeligheid voor sporadische stoorecho's
– Stabiele en betrouwbare meetwaarden door gemiddelde waardebepaling
– Hoge meetnauwkeurigheid, want niet voor maximale snelheid
ingesteld
– Stoorsignaalonderdrukking aanbevolen
•
•
•
Opslagtanks op schepen (Cargo Tank):
Productsnelheid: langzaam vullen en legen
Tank:
– Ingebouwde onderdelen op de bodem (versterkingen, verwarmingsslangen)
– Hoge sokken 200 ... 500 mm, ook met grote diameters
• Proces-/meetomstandigheden:
– Condensaatvorming, productafzettingen door beweging
– Hoogste eisen aan de meetnauwkeurigheid vanaf 95%
• Eigenschappen sensor:
– Geringe gevoeligheid voor sporadische stoorecho's
– Stabiele en betrouwbare meetwaarden door gemiddelde waardebepaling
– Hoge meetnauwkeurigheid
– Stoorsignaalonderdrukking nodig
•
•
Roerwerktank (reactor)
Constructie: alle tankafmetingen mogelijk
Productsnelheid:
– Snel tot langzaam vullen mogelijk
– Tank wordt zeer vaak gevuld en geleegd
• Tank:
– Sokken aanwezig
– Grote roerwerkschoepen van metaal
36501-NL-141016
•
•
VEGAPULS 61 • Profibus PA
41
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
•
•
– Stromingsbreker, verwarmingsslangen
Proces-/meetomstandigheden:
– Condensaatvorming, productafzettingen door beweging
– Sterke wervelvorming
– Sterk bewegend oppervlak, schuimvorming
Eigenschappen sensor:
– Hogere meetsnelheid door minder gemiddelde waardebepaling
– Sporadische stoorecho's worden onderdrukt
Doseertank
Constructie: alle tankafmetingen mogelijk
Productsnelheid:
– Zeer snel vullen en legen
– Tank wordt zeer vaak gevuld en geleegd
• Tank: beperkte inbouwsituatie
• Proces-/meetomstandigheden:
– Condensaatvorming, productafzettingen aan de antenne
– Schuimvorming
• Eigenschappen sensor:
– Meetsnelheid optimaal dankzij nagenoeg geen gemiddelde
waardebepaling
– Sporadische stoorecho's worden onderdrukt
– Stoorsignaalonderdrukking aanbevolen
•
•
Standpijp:
Productsnelheid: zeer snel vullen en legen
Tank:
– Ontluchtingsgat
– Verbindingsplaatsen zoals flenzen, lasnaden
– Looptijdverschuiving in de pijp
• Proces-/meetomstandigheden:
– Condensaatvorming
– Aanhechtingen
• Eigenschappen sensor:
– Meetsnelheid optimaal dankzij weinig gemiddelde waardebepaling
– Invoer van de binnendiameter houdt rekening met de looptijdverschuiving
– Echodetectiegevoeligheid gereduceerd
•
•
Bypass:
Productsnelheid:
– Snel tot langzaam vullen bij korte tot lange bypasses mogelijk
– Vaak wordt het niveau via een regeling vastgehouden
• Tank:
– Toegangen en aftakkingen aan de zijkant
– Verbindingsplaatsen zoals flenzen, lasnaden
– Looptijdverschuiving in de pijp
• Proces-/meetomstandigheden:
– Condensaatvorming
– Aanhechtingen
– Scheiding van olie en water mogelijk
– Overvullen tot in de antenne mogelijk
•
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
42
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
•
Eigenschappen sensor:
– Meetsnelheid optimaal dankzij weinig gemiddelde waardebepaling
– Invoer van de binnendiameter houdt rekening met de looptijdverschuiving
– Echodetectiegevoeligheid gereduceerd
– Stoorsignaalonderdrukking aanbevolen
Kunststof tank:
Tank:
– Meting vast aan- resp. ingebouwd
– Meting afhankelijk van de toepassing door het tankdak
– Bij een lege tank kan de meting door de bodem gaan
• Proces-/meetomstandigheden:
– Condensaatvorming aan het kunststof dak
– Bij buitenopstelling is verzamelen van water of sneeuw op het
tankdak mogelijk
• Eigenschappen sensor:
– Met stoorsignalen buiten de tank wordt ook rekening gehouden
– Stoorsignaalonderdrukking aanbevolen
•
Transportabele kunststof tank:
Tank:
– Materiaal en dikte verschillend
– Meting door het tankdak
• Proces-/meetomstandigheden:
– Meetwaardesprong bij tankwisseling
• Eigenschappen sensor:
– Snelle aanpassing op veranderde reflectie-omstandigheden
door tankwisseling
– Stoorsignaalonderdrukking nodig
•
Open water (peilmeting)
Peilveranderingssnelheid: langzame peilverandering
Proces-/meetomstandigheden:
– Afstand sensor-wateroppervlak is groot
– Hoge demping van het uitgangssignaal vanwege golfvorming
– IJs- en condensaatvorming aan de antenne mogelijk
– Spinnen en insecten nestelen in de antennes
– Drijvende objecten of dieren sporadisch op het wateroppervlak
• Eigenschappen sensor:
– Stabiele en betrouwbare meetwaarden door hoge gemiddelde
waardebepaling
– Ongevoelig op korte afstand
•
•
Open goot (doorstroommeting)
Peilveranderingssnelheid: langzame peilverandering
Proces-/meetomstandigheden:
– IJs- en condensaatvorming aan de antenne mogelijk
– Spinnen en insecten nestelen in de antennes
– Rustig wateroppervlak
– Nauwkeurige meetresultaten gevraagd
– Afstanden tot het wateroppervlak relatief groot
36501-NL-141016
•
•
VEGAPULS 61 • Profibus PA
43
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
•
Eigenschappen sensor:
– Stabiele en betrouwbare meetwaarden door hoge gemiddelde
waardebepaling
– Ongevoelig op korte afstand
Regenwateroverstort (schot):
Peilveranderingssnelheid: langzame peilverandering
Proces-/meetomstandigheden:
– IJs- en condensaatvorming aan de antenne mogelijk
– Spinnen en insecten nestelen in de antennes
– Turbulent wateroppervlak
– Sensoroverstroming mogelijk
• Eigenschappen sensor:
– Stabiele en betrouwbare meetwaarden door hoge gemiddelde
waardebepaling
– Ongevoelig op korte afstand
•
•
Demonstratie:
Instelling voor alle toepassingen, die niet typische niveaumetingen
zijn
– Instrumentdemonstratie
– Objectherkenning/-bewaking (aanvullende instellingen nodig)
• Eigenschappen sensor:
– Sensor accepteert iedere meetwaardeverandering binnen het
meetbereik direct
– Hoge gevoeligheid voor storingen vanwege praktisch geen
gemiddelde waardebepaling
•
Opgelet:
Indien in de tank een scheiding van vloeistoffen met verschillende
diëlektrische constante optreedt, bijv. door vorming van condens,
dan kan de radarsensor onder bepaalde omstandigheden alleen het
product met de hogere diëlektrische constante detecteren. Let erop,
dat scheidingslagen daardoor foutieve metingen kunnen veroorzaken.
Wanneer u de totale hoogte van de beide vloeistoffen betrouwbaar
wilt meten, neem dan contact op met onze service-afdeling of gebruik
een instrument voor scheidingslaagmeting.
Bij "stortgoed" staan de volgende keuzemogelijkheden ter beschikking:
Aan de toepassingen liggen de volgende kenmerken ten grondslag:
44
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
Silo (slank en hoog)
• Tank van metaal: lasnaden
• Proces-/meetomstandigheden:
– Vullen dicht bij de sensor
– Systeemruis bij volledig lege silo verhoogd
• Eigenschappen sensor:
– Stabiele meetwaarden door hoge gemiddelde waardebepaling
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
– Stoorsignaalonderdrukking bij inbedrijfname aanbevolen voor
automatische stoorsignaalonderdrukking nodig
– Automatische stoorsignaalonderdrukking bij deels gevulde tank
Bunker (groot volume)
Tank van beton of metaal:
– Gestructureerde tankwanden
– Ingebouwde onderdelen aanwezig
• Proces-/meetomstandigheden:
– Grote afstand tot medium
– Grote storthoek
• Eigenschappen sensor:
– Gemiddelde waardebepaling
– Grote meetwaardesprongen worden geaccepteerd
•
Bunker met snelle vulling:
Tank van beton of metaal, ook meerkamersilo
– Gestructureerde tankwanden
– Ingebouwde onderdelen aanwezig
• Proces-/meetomstandigheden:
– Meetwaardesprongen, bijv. door vrachtwagenbelading
– Grote afstand tot medium
– Grote storthoek
• Eigenschappen sensor:
– Geringe gemiddelde waardebepaling
– Zeer grote meetwaardesprongen worden geaccepteerd
•
Stortberg:
Sensormontage op beweegbare transportband
Registratie van het stortbergprofiel
Hoogteregistratie tijdens het storten
Proces-/meetomstandigheden:
– Meetwaardesprongen bijv. door het profiel van de stortberg en
traversen
– Grote storthoek
– Meting dichtbij de vulstroom
• Eigenschappen sensor:
– Gemiddelde waardebepaling
– Grote meetwaardesprongen worden geaccepteerd
•
•
•
•
Breker:
Tank: ingebouwde onderdelen, slijt- en beveiligingsinrichtingen
aanwezig
• Proces-/meetomstandigheden:
– Meetwaardesprongen, bijv. door vrachtwagenbelading
– Hoge reactiesnelheid
– Grote afstand tot medium
• Eigenschappen sensor:
– Nauwelijks gemiddelde waardebepaling
– Maximale reactiesnelheid, zeer grote meetwaardesprongen
worden geaccepteerd
36501-NL-141016
•
VEGAPULS 61 • Profibus PA
45
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
Demonstratie:
• Instelling voor alle toepassingen, die niet typische niveaumetingen
zijn
– Instrumentdemonstratie
– Objectherkenning/-bewaking (aanvullende instellingen nodig)
• Eigenschappen sensor:
– Sensor accepteert iedere meetwaardeverandering binnen het
meetbereik direct
– Hoge gevoeligheid voor storingen vanwege praktisch geen
gemiddelde waardebepaling
Door deze keuze wordt de sensor optimaal op de toepassing resp. op
de toepassingslocatie aangepast en de meetnauwkeurigheid onder
de verschillende randvoorwaarden wordt duidelijk verbeterd.
Voer de gewenste parameter in via de betreffende toetsen, sla uw
instellingen op met [OK] en ga met [ESC] en [->] naar het volgende
menupunt.
Inbedrijfname - tankhoog- Door deze keuze wordt het werkgebied van de sensor aangepast op
te, meetbereik
de tankhoogte en de meetnauwkeurigheid wordt onder de verschillende randvoorwaarden duidelijk verbeterd.
Onafhankelijk daarvan moet vervolgens nog de min.-inregeling worden uitgevoerd.
Voer de gewenste parameter in via de betreffende toetsen, sla uw
instellingen op met [OK] en ga met [ESC] en [->] naar het volgende
menupunt.
Inbedrijfname - tankvorm
Naast het medium en de toepassing kan ook de tankvorm de meting
beïnvloeden. Om de sensor aan deze meetomstandigheden aan te
passen, biedt dit menupunt u bij bepaalde toepassingen voor tankbodem en -dak verschillende keuzemogelijkheden.
Voer de gewenste parameter in via de betreffende toetsen, sla uw
instellingen op met [OK] en ga met [ESC] en [->] naar het volgende
menupunt.
Voor het uitvoeren van deze inregeling wordt de afstand bij volle en
lege tank ingevoerd, zie het volgende voorbeeld:
46
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
Inbedrijfname - inregeling Omdat de radarsensor een afstandsmeetinstrument is, wordt de
afstand van de sensor tot het productoppervlak gemeten. Om de
eigenlijke producthoogte te kunnen weergeven, moet de gemeten
afstand aan de procentuele hoogte worden toegekend.
3
100%
2
5m
(196.9")
0,5 m
(19.68")
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
0%
1
Fig. 37: Parametreervoorbeeld min.-/max.-inregeling
1
2
3
Min. niveau = max. meetafstand
Max. niveau = min. meetafstand
Referentievlak
Wanneer deze waarden niet bekend zijn, kan ook met de afstanden
bijvoorbeeld van 10% en 90% worden ingeregeld. Uitgangspunt voor
deze afstandsinstellingen is altijd het referentievlak, d.w.z. het afdichtvlak van het schroefdraad of de flens. Specificaties over het referentievlak vindt u in het hoofdstuk "Technische gegevens". Aan de hand
van deze instellingen wordt dan de eigenlijke vulhoogte berekend.
Het actuele niveau speelt bij deze inregeling geen rol, de min.-/
max.-inregeling wordt altijd zonder verandering van het productniveau
uitgevoerd. Daarom kunnen deze instellingen al vooraf worden ingevoerd, zonder dat het instrument hoeft te zijn ingebouwd.
Inbedrijfname - min.-inregeling
Ga als volgt tewerk:
1. Het menupunt "Inbedrijfname" met [->] kiezen en met [OK]
bevestigen. Nu met [->] het menupunt "Min.-inregeling" kiezen en
met [OK] bevestigen.
36501-NL-141016
2. Met [OK] de procentuele waarde aanpassen en de cursor met
[->] op de gewenste positie plaatsen.
3. De gewenste procentuele waarde met [+] instellen en met [OK]
opslaan. De cursor verspringt nu naar de afstandswaarde.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
47
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
4. Voer de bij de procentuele waarde horende afstandswaarde in
meters in voor de lege tank (bijv. afstand van de sensor tot aan de
tankbodem).
5. Instellingen met [OK] opslaan en met [ESC] en [->] naar max.-inregeling gaan.
Inbedrijfname - max.-inregeling
Ga als volgt tewerk:
1. Met [->] het menupunt max.-inregeling kiezen en met [OK] bevestigen.
2. Met [OK] de procentuele waarde voor aanpassen voorbereiden
en de cursor met [->] op de gewenste positie plaatsen.
3. De gewenste procentuele waarde met [+] instellen en met [OK]
opslaan. De cursor verspringt nu naar de afstandswaarde.
4. Voer de bij de procentuele waarde passende afstandswaarde in
meters in voor de volle tank. Let erop dat het maximale niveau
onder de minimale afstand tot de antennerand moet liggen.
5. Instellingen met [OK] opslaan
In de sensor worden de minimale en maximale meetwaarde opgeslagen. In het menupunt "Sleepaanwijzer" worden de waarden getoond.
Diagnose - meetzekerheid
Bij contactloos werkende niveausensoren kan de meting door de
procesomstandigheden worden beïnvloed. In dit menupunt wordt de
meetzekerheid van de niveau-echo als dB-waarde weergegeven. De
meetzekerheid is signaalsterkte minus ruis. Des te groter de waarde
is, des te betrouwbaarder functioneert de meting. Bij een werkende
meting zijn de waarden > 10 dB.
48
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
Diagnose - aanwijzing
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
Diagnose - curveweergave
De "Echocurve" geeft de signaalsterkte van de echo over het meetbereik in dB weer. De signaalsterkte maakt beoordeling van de kwaliteit
van de meting mogelijk.
De "Stoorsignaalonderdrukking" geeft de opgeslagen stoorecho's (zie
menu "Overige instellingen") weer van de lege tank met signaalsterkte in "dB" over het meetbereik.
Een vergelijking van de echocurve en de stoorsignaalonderdrukking
maakt een nauwkeurigher uitspraak over de meetzekerheid mogelijk.
De gekozen curve wordt voortdurend geactualiseerd. Met de toets
[OK] wordt een submenu met zoomfuncties geopend:
•
•
•
Overige instellingen stoorsignaalonderdrukking
"X-zoom": loepfunctie voor de meetafstand
"Y-zoom": 1-, 2-, 5- en 10-voudige vergroting van het signaal in
"dB"
"Unzoom": terugzetten van de weergave naar het nominale meetbereik met enkele vergroting
De volgende omstandigheden veroorzaken stoorreflecties en kunnen
de meting beïnvloeden:
•
•
•
•
Hoge sokken
Ingebouwde delen in de tank, zoals versterkingen
Roerwerken
Aanhechtingen of lasnaden aan tankwanden
Opmerking:
Een stoorsignaalonderdrukking registreert, markeert en bewaart deze
stoorsignalen, zodat deze voor de niveaumeting worden genegeerd.
Dit moet bij laag niveau worden uitgevoerd, zodat eventueel aanwezige storende reflecties kunnen worden geregistreerd.
Ga als volgt tewerk:
36501-NL-141016
1. Met [->] het menupunt "Stoorsignaalonderdrukking" kiezen en
met [OK] bevestigen.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
49
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
2. Weer met [OK] bevestigen.
3. Weer met [OK] bevestigen.
4. Weer met [OK] bevestigen en de werkelijke afstand van de sensor tot het oppervlak van het product invoeren.
5. Alle in dit bereik aanwezige stoorsignalen worden nu na bevestigen met "OK" door de sensor geregistreerd en opgeslagen.
Opmerking:
Controleer de afstand tot het productoppervlak, omdat bij een verkeerde (te grote) opgave het actuele niveau als stoorsignaal wordt opgeslagen. Zo kan in dit bereik het niveau niet meer worden bepaald.
Wanneer in de sensor al een stoorsignaalonderdrukking is aangemaakt, dan verschijnt bij de keuze "Stoorsignaalonderdrukking" het
volgende menuvenster:
"Wissen": een al aanwezige stoorsignaalonderdrukking wordt
compleet gewist. Dit is nuttig, wanneer de aanwezige stoorsignaalonderdrukking niet meer bij de meettechnische omstandigheden van de
tank past.
"Uitbreiden": een al aangemaakte stoorsignaalonderdrukking wordt
uitgebreid. Dit is zinvol, wanneer een stoorsignaalonderdrukking bij
een te hoog niveau werd uitgevoerd en dus niet alle stoorecho's konden worden geregistreerd. Bij de keuze "Uitbreiden" wordt de afstand
tot het mediumoppervlak van de aangemaakte stoorsignaalonderdrukking getoond. Deze waarde kan nu worden veranderd en de
stoorsignaalonderdrukking kan tot dit bereik worden uitgebreid.
50
Een linearisatie is bij alle tanks nodig, waarbij het tankvolume niet
lineair toeneemt met het niveau, bijv. bij een liggende cilindrische
tank of een boltank, en de weergave of het uitsturen van het volume
is gewenst. Voor deze tanks zijn overeenkomstige linearisatiecurven
opgeslagen. Deze staan voor de verhouding van het procentuele
niveau en het tankvolume.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
Overige instellingen linearisatiecurve
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
Door het activeren van de passende curve wordt het procentuele
tankvolume correct weergegeven. Indien het volume niet in procenten, maar bijvoorbeeld in liters of kilogrammen moet worden weergegeven, kan bovendien een schaalverdeling in het menupunt "display"
worden ingesteld.
Voer de gewenste parameter in via de betreffende toetsen, sla uw
instellingen op en ga met de [ESC]- en [->]-toets naar het volgende
menupunt.
Opgelet:
Bij toepassing van instrumenten met bijbehorende toelating als
onderdeel van een overvulbeveiliging conform WHG moet op het
volgende worden gelet:
Wanneer een linearisatiecurve wordt gekozen, dan is het meetsignaal
niet meer altijd lineair met het niveau. Hiermee moet de gebruiker
rekening houden, in het bijzonder bij de instelling van het schakelpunt
op de grenswaardesignalering.
Overige instellingen reset
Bij een reset worden alle instellingen behalve enkele uitzonderingen gereset. De uitzonderingen zijn: PIN, taal, verlichting, SIL en
HART-modus.
De volgende resetfuncties staan ter beschikking:
•
•
36501-NL-141016
•
•
VEGAPULS 61 • Profibus PA
Uitleveringstoestand: herstellen van de parameterinstellingen
naar het tijdstip van uitlevering af fabriek incl. de opdrachtspecifieke instellingen. Een aangemaakte stoorsignaalonderdrukking,
vrij geprogrammeerde linearisatiecurve, meetwaardegeheugen,
echocurvegeheugen en eventgeheugen worden gewist.
Basisinstellingen: resetten van de parameterinstellingen incl.
speciale parameters naar de defaultwaarden van het betreffende
instrument. Een aangemaakte stoorsignaalonderdrukking, vrij
geprogrammeerde linearisatiecurve, meetwaardegeheugen, echocurvegeheugen en eventgeheugen worden gewist.
Inbedrijfname: resetten van de parameterinstellingen in het
menupunt inbedrijfname naar de defaultwaarden van het
betreffende instrument. Opdrachtgerelateerde instellingen
blijven behouden, maar worden niet in de actuele parameters
overgenomen. Een aangemaakte stoorsignaalonderdrukking, vrij
geprogrammeerde linearisatiecurve en het meetwaardegeheugen
worden gewist.
Stoorsignaalonderdrukking: wissen van een eerder aangemaakte stoorsignaalonderdrukking. De af fabriek ingestelde
stoorsignaalonderdrukking blijft actief.
51
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
•
Sleepwijzer meetwaarde: terugzetten van de gemeten min. en
max. afstanden op de actuele meetwaarde.
Kies de gewenste resetfunctie met [->] en bevestig dit met [OK].
De volgende tabel toont de default-waarde van de VEGAPULS 61:
Menu
Menupunt
Default-waarde
Inbedrijfname
Meetplaatsnaam
Sensor
Medium
Vloeistof/wateroplossing
Toepassing
Opslagtank
Tankvorm
Tankbodem bolvormig
Stortgoed/schrot, kiezel
Silo
Tankdak bolvormig
Tankhoogte/meet- Aanbevolen meetbereik, zie "Technibereik
sche gegevens" in appendix
Min.-inregeling
Aanbevolen meetbereik, zie "Technische gegevens" in appendix
Max.-inregeling
0,000 m(d)
AI FB1 Channnel
PV (lin. Proz.)
AI FB1 schaaleen- Hoogte
heid
%
AI FB1 schaalver- 0,00 lin %, 0,00 %
deling
100,00 lin %, 100,00 %
Display
Overige instellingen
6.4
AI FB1 Demping
0s
Bediening blokkeren
Vrijgegeven
Taal
Conform opdracht
Aanwijswaarde
SV 1
Verlichting
Uitgeschakeld
Afstandseenheid
m
Temperatuureenheid
°C
Eenheid SV2
m
Sondelengte
Lengte standpijp af fabriek
Linearisatiecurve
Lineair
Sensoradres
126
Opslaan van de parameters
52
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
Het verdient aanbeveling, de ingestelde waarden te noteren, bijv.
in deze handleiding, en aansluitend te archiveren. Deze kunnen
daardoor nogmaals worden gebruikt en zijn beschikbaar voor bijv.
servicedoeleinden.
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
Wanneer het instrument is uitgerust met een display- en bedieningsmodule, dan kunnen de belangrijkste data uit de sensor in de
display- en bedieningsmodule worden ingelezen. De procedure wordt
beschreven in de handleiding "Display- en bedieningsmodule" onder
het menupunt "Sensordata worden". De data blijven daar permanent
opgeslagen, ook bij uitval van de voedingsspanning.
De volgende data resp. instellingen van de bediening van de displayen bedieningsmodule worden hierbij opgeslagen:
•
•
•
Alle gegevens uit de menu's "Inbedrijfname" en "Display"
In het menu "Overige instellingen" de punten "Sensorspecifieke
eenheden, temperatuureenheid en linearisatie"
De waarden van de vrij programmeerbare lineariseringscurve
36501-NL-141016
De functie kan ook worden gebruikt, om instellingen van het ene
instrument naar een ander instrument van hetzelfde type over te dragen. Wanneer een verwisseling van de sensor nodig mocht zijn, dan
wordt de display- en bedieningsmodule in het vervangende instrument geplaatst en de data tevens via het menupunt "Sensorgegevens
kopiëren" in de sensor geschreven.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
53
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
7
In bedrijf nemen met PACTWARE
7.1
De PC aansluiten
Via interface-adapter
direct op de sensor
2
1
3
Fig. 38: Aansluiting van de PC via interface-adapter direct op de sensor
1
2
3
Voorwaarden
USB-kabel naar PC
Interface-adapter VEGACONNECT
Sensor
7.2
Parametrering
Voor de parametrering van het instrument via een Windows-PC is
de configuratiesoftware PACTware en een passende instrumentdriver (DTM) conform de FDT-standaard nodig. De meest actuele
PACTware-versie en alle beschikbare DTM's zijn in een DTM Collection opgenomen. Bovendien kunnen de DTM's in andere applicaties
conform FDT-standaard worden opgenomen.
Opmerking:
Om de ondersteuning van alle instrumentfuncties te waarborgen,
moet u altijd de nieuwste DTM Collection gebruiken. Bovendien zijn
niet alle beschreven functies in oudere firmwareversies opgenomen.
De nieuwste instrumentsoftware kunt u van onze homepage downloaden. Een beschrijving van de update-procedure is ook op internet
beschikbaar.
54
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
De verdere inbedrijfname wordt in de gebruiksaanwijzing "DTM-Collection/PACTware" beschreven, die met iedere DTM Collection wordt
meegeleverd en via internet kan worden gedownload. Een aanvullende beschrijving is in de online-help van PACTware en de VEGA-DTM's
opgenomen.
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
Fig. 39: Voorbeeld van een DTM-aanzicht
Standaard-/volledige
versie
Alle instrument-DTM's zijn leverbaar als gratis standaard versie en als
volledige versie tegen betaling. In de standaard versie zijn alle functies voor een complete inbedrijfname opgenomen. Een assistent voor
eenvoudige projectopbouw vereenvoudigt de bediening aanmerkelijk.
Ook het opslaan/afdrukken van het project en een import-/exportfunctie zijn onderdeel van de standaard versie.
In de volledige versie is bovendien een uitgebreide afdrukfunctie
beschikbaar voor de volledige projectdocumentatie en het opslaan
van meetwaarde- en echocurven. Bovendien is hier een tankberekeningsprogramma en een multiviewer voor weergave en analyse van
de opgeslagen meetwaarde- en echocurven beschikbaar.
De standaardversie kan op www.vega.com/downloads en "Software"
worden gedownload. De volledige versie kunt u op een CD krijgen via
uw vertegenwoordiging.
7.3
Opslaan van de parameters
36501-NL-141016
Het verdient aanbeveling de parameters via PACTware te documenteren resp. op te slaan. Deze kunnen daardoor nogmaals worden
gebruikt en staan voor servicedoeleinden ter beschikking.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
55
8 In bedrijf nemen met andere systemen
8
8.1
In bedrijf nemen met andere systemen
DD-bedieningsprogramma's
Voor het instrument staan instrumentbeschrijvingen als Enhanced
Device Description (EDD) voor DD-bedieningsprogramma's zoals
bijv. AMS™ en PDM ter beschikking.
De bestanden kunnen op www.vega.com/downloads en "Software"
worden gedownload.
36501-NL-141016
56
VEGAPULS 61 • Profibus PA
9 Diagnose, Asset Management en Service
9
Diagnose, Asset Management en Service
9.1
Onderhoud
9.2
Meetwaarde- en eventgeheugen
Bij correct gebruik is bij normaal bedrijf geen onderhoud nodig.
Het instrument beschikt over meerdere geheugens, die voor diagnosedoeleinden ter beschikking staan. De gegevens blijven ook bij
onderbreking van de voedingsspanning behouden.
Meetwaardegeheugen
Tot maximaal 100.000 meetwaarden kunnen in de sensor worden
opgeslagen in een ringgeheugen. Iedere positie bevat datum/tijd en
de betreffende meetwaarde. Bewaarbare waarden zijn bijv.:
•
•
•
•
•
•
•
•
Afstand
Vulhoogte
Procentuele waarde
Lin. procent
Op schaal
Stroomwaarde
Meetzekerheid
Elektronicatemperatuur
Het meetwaardegeheugen is bij uitlevering actief en slaat elke 3
minuten afstand, meetzekerheid en elektronicatemperatuur op.
De gewenste waarde en registratievoorwaarden worden via een PC
met PACTware/DTM resp. het besturingssysteem met EDD vastgelegd. Op die manier worden de data uitgelezen resp. ook gereset.
Eventgeheugen
Tot maximaal 500 events worden met tijdstempel automatisch in de
sensor permanent opgeslagen. Iedere positie bevat datum/tijd, eventtype, eventbeschrijving en waarde. Eventtypen zijn bijv.:
•
•
•
•
Verandering van een parameter
In- en uitschakeltijdstippen
Statusmeldingen (conform NE 107)
Foutmeldingen (conform NE 107)
Via een PC met PACTware/DTM resp. het besturingssysteem met
EDD worden de data uitgelezen.
Echocurvegeheugen
De echocurven worden hierbij met datum en tijd en de bijbehorende echogegevens opgeslagen. Het geheugen is in twee sectoren
onderverdeeld:
36501-NL-141016
Echocurve van de inbedrijfname: Deze is bedoeld als referentie-echocurve voor de meetomstandigheden bij de inbedrijfname.
Veranderingen van de meetomstandigheden tijdens bedrijf of aanhechtingen aan de sensor kunnen zo worden herkend. De echocurve
van de inbedrijfname wordt opgeslagen via:
•
•
•
VEGAPULS 61 • Profibus PA
PC met PACTware/DTM
Besturingssysteem met EDD
Display- en bedieningsmodule
57
9 Diagnose, Asset Management en Service
Overige echocurven: in dit geheugengebied kunnen maximaal 10
echocurven in de sensor in een ringgeheugen worden opgeslagen.
De overige echocurven worden opgeslagen via:
•
•
PC met PACTware/DTM
Besturingssysteem met EDD
9.3
Asset-management functie
Het instrument beschikt over een zelfbewaking en diagnose conform
NE 107 en VDI/VDE 2650. Voor de in de volgende tabel genoemde
statusmeldingen zijn gedetailleerde storingsmeldingen onder het
menupunt "Diagnose" via display- en bedieningsmodule, PACTware/
DTM en EDD beschikbaar.
Statusmeldingen
De statusmeldingen zijn onderverdeeld in de volgende categorieën:
•
•
•
•
Uitval
Functiecontrole
Buiten de specificaties
Onderhoud nodig
en door pictogrammen verduidelijkt:
1
2
3
4
Fig. 40: Pictogrammen van de statusmeldingen
1
2
3
4
Uitval (failure) - rood
Buiten de specificatie (out of specification) - geel
Functiecontrole (function check) - oranje
Onderhoud nodig (maintenance) - blauw
Uitval (Failure): vanwege een herkende functiestoring in het instrument geeft het instrument een storingsmelding.
Deze statusmelding is altijd actief. Deactiveren door de gebruiker is
niet mogelijk.
Functiecontrole (Function check): aan het instrument wordt gewerkt, de meetwaarde is tijdelijk ongeldig (bijv. tijdens de simulatie).
Deze statusmelding is standaard niet actief. Activeren is door de
gebruiker mogelijk via PACTware/DTM of EDD.
Deze statusmelding is standaard niet actief. Activeren is door de
gebruiker mogelijk via PACTware/DTM of EDD.
Onderhoud nodig (Maintenance): door externe invloeden is de
instrumentfunctie beperkt. De meting wordt beïnvloed, de meetwaar58
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
Buitendespecificaties(Outofspecification): de meetwaarde
isonzeker, omdat de instrumentspecificaties zijn overschreden (bijv.
elektronicatemperatuur).
9 Diagnose, Asset Management en Service
de is nog geldig. Plan het instrument in voor onderhoud, omdat uitval
binnen afzienbare tijd valt te verwachten (bijv. door aangroei).
Deze statusmelding is standaard niet actief. Activeren is door de
gebruiker mogelijk via PACTware/DTM of EDD.
Failure (storing)
De volgende tabel toont de codes en tekstmeldingen van de statusmelding "Failure" en geeft informatie over oorzaken en oplossingen.
Code
Oplossen
PA DevSpec
– Sensor detecteert
tijdens bedrijf geen
Geen meetecho
waarde
– Antennesysteem
aanwezig
vervuild of defect
– Inbouw en/of parametrering controleren
resp. corrigeren
– Procesmodule resp.
antenne reinigen of
vervangen
Bit 0
F017
– Inregeling niet binnen
de specificatie
– Inregeling overeenkomstig de grenswaarden veranderen
(verschil tussen min.
en max. ≥ 10 mm)
Bit 1
F025
– Steunpunten zijn niet – Linearisatietabel
Bit 2
constant stijgend, bijv.
controleren
onlogische waarde– Tabel wissen/opnieuw
paren
aanmaken
F036
– Mislukte of onderbroken software-update
Bit 3
– Software-update
herhalen
– Uitvoering elektronica
controleren
– Elektronica vervangen
– Instrument ter reparatie opsturen
F040
– Hardwaredefect
– Elektronica vervangen Bit 4
– Instrument ter reparatie opsturen
F080
– Algemene softwarefout
– Bedrijfsspanning kort- Bit 5
stondig onderbreken
F105
– Instrument bevindt
zich nog in de startfase, de meetwaarde
kon nog niet worden
bepaald.
– Einde van de inschakelfase afwachten
– Duur afhankelijk van
de uitvoering en parametrering ca. 3 min.
F113
– Fout in de interne
instrumentcommunicatie
– Bedrijfsspanning kort- Bit 7
stondig onderbreken
– Instrument ter reparatie opsturen
Tekstmelding
Oorzaak
Diagnosis
F013
Inregelbereik te klein
Fout in de
lineariseringstabel
Geen goede software
Fout in de
elektronica
Bepaal
meetwaarde
36501-NL-141016
Communicatiefout
VEGAPULS 61 • Profibus PA
Bit 6
59
9 Diagnose, Asset Management en Service
Code
Tekstmelding
Oorzaak
Oplossen
PA DevSpec
Diagnosis
F125
– Temperatuur van de
– Omgevingstemperaelektronica niet binnen
tuur controleren
Ontoegespecificeerd bereik – Elektronica isoleren
laatbare
– Instrument met hoger
temperatuur
temperatuurbereik
elektronica
toepassen
Bit 8
F260
– Fout in de af fabriek
uitgevoerde kalibratie
– Fout in EEPROM
– Elektronica vervangen Bit 9
– Instrument ter reparatie opsturen
F261
– Fout bij de inbedrijfname
– Stoorsignaalonderdrukking fout
– Fout bij uitvoeren van
een reset
– Inbedrijfname herhalen
– Reset herhalen
Fout in de
kalibratie
Fout in de
configuratie
Bit 10
F264
– Inregeling ligt niet
– Inbouw en/of paraBit 11
binnen de tankhoogte/
metrering controleren
Inbouw-/
het meetbereik
resp. corrigeren
inbedrijfna– Maximale meetbereik – Instrument met groter
mefout
van het instrument is
meetbereik toepassen
niet voldoende
F265
– Sensor voert geen
meting meer uit
Meetfunctie
– Voedingsspanning
gestoord
te laag
Function check
De volgende tabel toont de foutcodes en tekstmeldingen in de
statusmelding "Function check" en geeft informatie over oorzaken en
oplossingen.
Code
Oorzaak
Oplossen
C700
– Een simulatie is actief
– Simulatie beëindigen
– Automatisch einde na 60
min. afwachten
Tekstmelding
Simulatie actief
Outofspecification
De volgende tabel toont de codes en tekstmeldingen in de statusmelding "Out of specification" en geeft informatie over oorzaken en
oplossingen.
Oorzaak
S600
– Temperatuur van de elektro- – Omgevingstemperatuur
nica niet binnen gespecificontroleren
ceerd bereik
– Elektronica isoleren
– Instrument met hoger temperatuurbereik toepassen
Ontoelaatbare
temperatuur
elektronica
Oplossen
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
Code
Tekstmelding
60
Bit 12
– Bedrijfsspanning
controleren
– Reset uitvoeren
– Bedrijfsspanning kortstondig onderbreken
9 Diagnose, Asset Management en Service
Code
Oorzaak
Oplossen
S601
– Gevaar bij overvullen van
de tank
– Waarborg, dat verder vullen
niet kan plaatsvinden
– Niveau in tank controleren
S603
– Bedrijfsspanning onder
toegestane bereik
– Elektrische aansluiting
controleren
– Eventueel bedrijfsspanning
verhogen
Tekstmelding
Overvulling
Ontoelaatbare
bedrijfsspanning
Maintenance
De volgende tabel toont de foutcodes en tekstmeldingen in de
statusmelding "Maintenance" en geeft informatie over oorzaken en
oplossingen.
Code
Oorzaak
Oplossen
M500
– Bij reset naar de uitleveringstoestand konden de
data niet worden hersteld.
– Reset herhalen
– XML-bestand met sensordata in sensor laden
M501
– Hardwarefout EEPROM
– Elektronica vervangen
– Instrument ter reparatie
opsturen
M502
– Hardwarefout EEPROM
– Elektronica vervangen
– Instrument ter reparatie
opsturen
M503
Meetzekerheid te laag
– De echo-/ruisverhouding is
te klein voor een betrouwbare meting
– Inbouw- en procesomstandigheden controleren
– Antenne reinigen
– Polarisatierichting veranderen
– Instrument met hogere
gevoeligheid toepassen
M504
– Hardwaredefect
– Aansluitingen controleren
– Elektronica vervangen
– Instrument ter reparatie
opsturen
M505
– Niveau-echo kan niet meer
worden gedetecteerd
– Antenne reinigen
– Gebruik een beter
geschikte antenne/sensor
– Evt. aanwezige stoorecho's
wegnemen
– Sensorpositie en -uitlijning
optimaliseren
Tekstmelding
Fout bij reset
uitleveringstoestand
Fout in de niet
actieve linearisatietabel
Fout in
diagnosegeheugen
Fout van een
instrument-interface
36501-NL-141016
Geen echo
aanwezig
VEGAPULS 61 • Profibus PA
61
9 Diagnose, Asset Management en Service
Gedrag bij storingen
Procedure voor oplossen
van storingen
9.4
Storingen oplossen
Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de installatie,
geschikte maatregelen voor het oplossen van optredende storingen
te nemen.
De eerste maatregelen zijn:
•
•
•
Analyse van storingsmeldingen, bijv. via de display- en bedieningsmodule
Controle van het uitgangssignaal
Behandeling van meetfouten
Meer uitgebreide diagnosemogelijkheden biedt een PC met de
software PACTware en de passende DTM. In veel gevallen kunnen
de oorzaken hiermee worden vastgesteld en de storingen worden
opgelost.
Behandeling van meetfoutenbijvloeistoffen
De tabel hieronder geeft typische voorbeelden voor toepassingstechnische meetfouten bij vloeistoffen. Daarbij wordt onderscheid
gemaakt tussen meetfouten bij:
•
•
•
Constant niveau
Vullen
Aftappen
Level
De afbeeldingen in de kolom "Storingsbeeld" tonen telkens het werkelijke niveau gestippeld en het door de sensor getoonde niveau als
doorgetrokken lijn.
1
2
0
1
2
time
Werkelijk niveau
Door sensor getoond niveau
Opmerkingen:
• Overal, waar de sensor een constante waarde aangeeft, kan de
oorzaak ook in de storingsinstelling van de stroomuitgang op
"Waarde houden" liggen.
• Bij te lage niveau-indicatie kan de oorzaak ook een te hoge kabelweerstand zijn
36501-NL-141016
62
VEGAPULS 61 • Profibus PA
9 Diagnose, Asset Management en Service
Meetfout bij constant niveau
Oorzaak
Oplossen
1. Meetwaarde geeft te
laag resp. te hoog niveau aan
– Min-Max inregeling niet correct
– Min-Max inregeling aanpassen
– Linearisatiecurve verkeerd
– Linearisatiecurve aanpassen
Level
Storingsbeschrijving Storingsbeeld
0
Level
2. Meetwaarde verspringt richting 0%
time
0
– Veelvoudige echo (tankdeksel,
productoppervlak) met amplitude groter dan niveau-echo.
– Parameter toepassing controleren, speciaal tankdak,
mediumtype, bolle bodem,
hoge diëlektrische constante,
evt. aanpassen
– Procesafhankelijk neemt de
amplitude van de niveau-echo
af
– Stoorsignaalonderdrukking
werd niet uitgevoerd
– Stoorsignaalonderdrukking
uitvoeren
– Amplitude of plaats van een
stoorecho is veranderd (bijv.
condensaat, productafzettingen); stoorsignaalonderdrukking past niet meer
– Oorzaak van de veranderde
stoorsignalen bepalen, stoorsignaalonderdrukking met bijv.
condensaat uitvoeren
time
Level
3. Meetwaarde verspringt richting 100%
– Inbouw in bypass- of standpijp, – Paramtere Toepassing condaardoor looptijdfout (kleine
troleren, resp. tankvorm, evt.
meetfout nabij 100%/ grote fout
aanpassen (bypass, standpijp,
nabij 0%)
diameter)
0
time
Meetfout bij vullen
Oorzaak
Oplossen
4. Meetwaarde blijft bij
het vullen stilstaan
– Stoorecho's in het nabijbereik
te groot resp. niveau-echo te
klein
– Sterke schuim- of wervelvorming
– Max inregeling niet correct
– Stoorsignalen in nabijbereik
wegnemen
– Meetsituatie controleren:
antenne moet uit de sok steken,
ingebouwde onderdelen
– Vervuilingen aan de antenne
oplossen
– Bij storingen door ingebouwde
onderdelen in het nabijbereik:
polarisatierichting veranderen
– Stoorsignaalonderdrukking
opnieuw uitvoeren
– Max.-inregeling aanpassen
– Tankbodemecho groter dan de
niveau-echo, bijv. bij producten
met εr < 2,5 op olie gebaseerd,
oplosmiddelen
– Parameters medium, tankhoogte en bodemvorm controleren, evt. aanpassen
– Turbulenties op het productoppervlak, snelle vulling
– Parameter controleren, evt.
veranderen, bijv. in doseervat,
reactor
Level
Storingsbeschrijving Storingsbeeld
5. Meetwaarde blijft bij
het vullen in het onderste gebied staan
36501-NL-141016
time
Level
0
6. Meetwaarde blijft bij
het vullen tijdelijk staan
en verspringt dan naar
het juiste niveau
time
Level
0
0
VEGAPULS 61 • Profibus PA
time
63
9 Diagnose, Asset Management en Service
Oorzaak
7. Meetwaarde verspringt bij het vullen in
de richting van 0%
– Amplitude van een veelvoudige – Parameter toepassing conecho (tankdeksel, productroleren, speciaal tankdak,
toppervlak) is groter dan de
mediumtype, bolle bodem,
niveau-echo
hoge diëlektrische constante,
evt. aanpassen
Level
Storingsbeschrijving Storingsbeeld
0
Level
8. Meetwaarde verspringt bij het vullen in
de richting van 100%
time
0
0
time
Level
10. Meetwaarde verspringt naar ≥ 100 %
resp. 0 m afstand
0
– Niveau-echo kan op een
stoorecholocatie niet van de
stoorecho worden onderscheiden (verspringt naar veelvoudige echo)
– Bij storingen door ingebouwde
onderdelen in het nabijbereik:
polarisatierichting veranderen
– Gunstiger inbouwpositie kiezen
– Door sterke turbulentie en
schuimvorming bij het vullen
neemt de amplitude van de
niveau-echo af. Meetwaarde
verspringt naar stoorecho.
– Stoorsignaalonderdrukking
uitvoeren
– Variërend condensaat of vervui- – Stoorsignaalonderdrukking
ling aan de antenne
uitvoeren of stoorsignaalonderdrukking met condensaat/
vervuiling in het nabijbereik via
bewerken verhogen.
Level
9. Meetwaarde verspringt bij vullen
sporadisch naar 100%
time
Oplossen
time
– De niveauecho wordt in het
nabijbereik vanwege schuim– Meetplaats controleren:
vorming of stoorsignalen in het
antenne moet uit de sok steken
nabijbereik niet meer gede– Vervuilingen aan de antenne
tecteerd. De sensor gaat in de
oplossen
overvulbeveiliging. Het max.
niveau (0 m afstand) en de sta- – Sensor met beter geschikte
antenne gebruiken
tusmelding "overvulbeveiliging"
worden uitgestuurd.
Meetfout bij aftappen
Oplossen
11. Meetwaarde blijft
bij aftappen in nabijbereik staan
– Stoorecho groter dan niveauecho
– Niveau-echo te klein
– Stoorsignaal in het nabijbereik
oplossen. Daarbij controleren:
antenne moet uit de sok steken
– Vervuilingen aan de antenne
oplossen
– Bij storingen door ingebouwde
onderdelen in het nabijbereik:
polarisatierichting veranderen
– Na het oplossen van de
stoorecho's moet de stoorsignaalonderdrukking worden
gewist. Nieuwe stoorsignaalonderdrukking uitvoeren
– Tankbodemecho groter dan de
niveau-echo, bijv. bij producten
met εr < 2,5 op olie gebaseerd,
oplosmiddelen
– Parameters mediumtype,
tankhoogte en bodemvorm
controleren, evt. aanpassen
Level
Oorzaak
12. Meetwaarde verspringt bij het aftappen
in de richting van 0%
0
64
time
Level
0
time
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
Storingsbeschrijving Storingsbeeld
9 Diagnose, Asset Management en Service
Oorzaak
13. Meetwaarde verspringt bij het aftappen
sporadisch in de richting van 100%
– Variërend condensaat of vervui- – Stoorsignaalonderdrukking
ling aan de antenne
uitvoeren of stoorsignaalonderdrukking in het nabijbereik door
bewerken verhogen
– Bij stortgoederen radarsensor
met luchtspoelaansluiting
gebruiken
Level
Storingsbeschrijving Storingsbeeld
0
time
Oplossen
Gedrag na oplossen
storing
Afhankelijk van de oorzaak van de storing en genomen maatregelen
moeten evt. de in hoofdstuk "Inbedrijfname" beschreven handelingen opnieuw worden genomen resp. op plausibiliteit en volledigheid
worden gecontroleerd.
24-uurs service hotline
Wanneer deze maatregelen echter geen resultaat hebben, neem dan
in dringende gevallen contact op met de VEGA service-hotline onder
tel.nr. +49 1805 858550.
De hotline staat ook buiten de gebruikelijke kantoortijden 7 dagen per
week, 24 uur per dag ter beschikking.
Omdat wij deze service wereldwijd aanbieden, is deze ondersteuning
in het Engels. De service is gratis, alleen de telefoonkosten zijn van
toepassing.
9.5
Elektronica vervangen
Bij een defect kan de elektronica door de gebruiker worden vervangen.
Bij Ex-toepassingen mag slechts één instrument en één elektronica
met bijbehorende Ex-toelating worden ingezet.
Indien lokaal geen elektronica beschikbaar is, kan deze via uw vertegenwoordiging besteld worden. De elektronica is op de betreffende
sensor afgestemd en verschilt bovendien in signaaluitgang resp. voor
wat betreft de voedingsspanning.
De nieuwe elektronica moet met de fabrieksinstellingen van de sensor geladen worden. Hiervoor bestaan de volgende mogelijkheden:
•
•
Af fabriek
Lokaal door de gebruiker
In beide gevallen is opgave van het serienummer van de sensor
nodig. Het serienummer vindt u op de typeplaat van het instrument,
op de binnenwand van de behuizing en op de pakbon.
Bij het locaal laden moeten vooraf de opdrachtgegevens van het
internet worden gedownload (zie handleiding "elektronica").
36501-NL-141016
Opgelet:
Alle toepassingstechnische instellingen moeten opnieuw worden
ingevoerd. Daarom moet u na het vervangen van de elektronica een
nieuwe inbedrijfname uitvoeren.
Wanneer u bij de eerste inbedrijfname van de sensor de gegevens
van de parametrering heeft opgeslagen, kunt u deze weer naar de
VEGAPULS 61 • Profibus PA
65
9 Diagnose, Asset Management en Service
vervangende elektronica overdragen. Een nieuwe inbedrijfname is
dan niet meer nodig.
9.6
Software-update
Voor update van de instrumentsoftware zijn de volgende componenten nodig
•
•
•
•
•
Instrument
Voedingsspanning
Interface-adapter VEGACONNECT
PC met PACTware
Actuele instrumentsoftware als bestand
De actuele instrumentsoftware en gedetailleerde informatie over de procedure vindt u op onze homepage onder
"www.vega.com/downloads" en "software".
Opgelet:
Instrumenten met toelatingen kunnen aan bepaalde softwareversies
zijn gebonden. Waarborg daarbij, dat bij een software-update de
toelating actief blijft.
Meer informatie vindt u op www.vega.com/downloads en "toelatingen".
9.7
Procedure in geval van reparatie
Een reparatieformulier en gedetailleerde informatie over de procedure
vindt u op www.vega.com/downloads en "Formulieren en certificaten".
U helpt on zo, de reparatie snel en zonder tijdverlies vanwege vragen
uit te voeren.
Wanneer een reparatie nodig is, gaat u als volgt te werk:
•
•
•
•
Omschrijving van de opgetreden storing.
Het instrument schoonmaken en goed inpakken
Het ingevulde formulier en eventueel een veiligheidsspecificatieblad buiten op de verpakking aanbrengen.
Vraag het adres voor de retourzending op bij uw vertegenwoordiging. Deze vindt u op onze homepage www.vega.com.
36501-NL-141016
66
VEGAPULS 61 • Profibus PA
10 Demonteren
10 Demonteren
10.1 Demontagestappen
Waarschuwing:
Let voor het demonteren goed op gevaarlijke procesomstandigheden
zoals bijv. druk in de tank of leiding, hoge temperaturen, agressieve of
toxische media enz.
Houdt de hoofdstukken "Monteren" en "Op de voedingsspanning
aansluiten" aan en voer de daar genoemde handelingen uit in omgekeerde volgorde.
10.2 Afvoeren
Het instrument bestaat uit materialen die door gespecialiseerde recyclingbedrijven weer kunnen worden hergebruikt. Wij hebben daarom
de elektronica eenvoudig demonteerbaar ontworpen en gebruiken
recyclebare materialen.
Een deskundige afvoer voorkomt negatieve effecten op mens en
milieu en maakt hergebruik van waardevolle grondstoffen mogelijk.
Materialen: zie hoofdstuk "Technische gegevens"
Wanneer u niet de mogelijkheid heeft, het ouder instrument goed af te
voeren, neem dan met ons contact op voor terugname en afvoer.
36501-NL-141016
WEEE-richtlijn2002/96/EG
Dit instrument valt niet onder de WEEE-richtlijn 2002/96/EG en de
betreffende nationale wetgeving. Voer het instrument af direct naar
een gespecialiseerd recyclingbedrijf en gebruik daarvoor niet de
gemeentelijke vuilophaaldiensten. Deze mogen alleen voor privé
producten conform de WEEE-richtlijn worden gebruikt.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
67
11 Bijlage
11 Bijlage
11.1 Technische gegevens
Algemenespecificaties
316L komt overeen met 1.4404 of 1.4435
Materialen, in aanraking met medium bij gekapseld antennesysteem
Ʋ Procesaansluiting
Ʋ Procesafdichting
PVDF, 316L
FKM (IDG FKM 13-75)
Ʋ Antenne
PVDF
Ʋ Adapterflens
PP-GF30 zwart
Ʋ Antenne
PBT-GF 30
Materialen, in aanraking met medium bij kunststof hoornantenne
Ʋ Afdichting adapterflens
FKM (COG VI500), EPDM (COG AP310)
Ʋ Focusseerlens
PP
Ʋ Overschuifflens
PP-GF30 zwart
Ʋ Bevestigingsbouten montagebeugel
316L
Materialen, niet in aanraking met medium
Ʋ Montagebeugel
Ʋ Bevestigingsbouten adapterflens
Ʋ Kunststof behuizing
Ʋ Gietaluminium behuizing
Ʋ RVS-behuizing
316L
304
Kunststof PBT (polyester)
Gietaluminium AlSi10Mg, poedergecoat - basis: polyester
316L
Ʋ Afdichting tussen behuizing en deksel NBR (RVS-huis, fijngegoten), siliconen (aluminium/
behuizing
kunststof huis; RVS-huis, anodisch gepolijst)
Ʋ Kijkglas in deksel behuizing (optie)
Ʋ Aardklem
Procesaansluitingen
Ʋ Leidingschroefdraad, cilindrisch
(ISO 228 T1)
Polycarbonaat
316L
G1½
Ʋ Amerikaans leidingschroefdraad,
conisch
1½ NPT
Ʋ Hygienische aansluitingen
Clamp, melkkoppeling conform DIN 11851, Tuchenhagen Varivent
Ʋ Flenzen
Gewicht, afhankelijk van procesaansluiting en huismateriaal
Max. aandraaimoment flensbouten
Ʋ Overschuifflens DN 80
Ʋ Adapterflens DN 100
68
0,7 … 3,4 kg (1.543 … 7.496 lbs)
4 Nm
36501-NL-141016
Max. aandraaimoment montagebouten
bevestigingsbeugel op sensorbehuizing
DIN vanaf DN 80, ASME vanaf 3", JIS vanaf DN 100 10K
5 Nm (3.689 lbf ft)
7 Nm (5.163 lbf ft)
VEGAPULS 61 • Profibus PA
11 Bijlage
Max. aandraaimoment voor NPT-kabelwartels en conduit-buizen
Ʋ Kunststof behuizing
Ʋ Aluminium/RVS-behuizing
Ingangsgrootheden
Meeteenheid
10 Nm (7.376 lbf ft)
50 Nm (36.88 lbf ft)
De meetgrootheid is de afstand tussen de procesaansluiting van de sensor en het mediumoppervlak. Het
referentievlak is het afdichtingsoppervlak op het zeskant
resp. de onderzijde van de flens.
3
4
1
2
Fig. 55: Data betreffende ingangsgrootheid
1
2
3
4
Referentievlak
Meetgrootheid, max. meetbereik
Antennelengte
Effectief meetbereik
Standaard elektronica
Max. meetbereik
Aanbevolen meetbereik
36501-NL-141016
Ʋ Gekapseld antennesysteem
Ʋ Kunststof hoornantenne
35 m (114.8 ft)
tot 10 m (32.81 ft)
tot 20 m (65.62 ft)
Elektronica met verhoogde gevoeligheid
Max. meetbereik
VEGAPULS 61 • Profibus PA
35 m (114.8 ft)
69
11 Bijlage
Aanbevolen meetbereik
Ʋ Gekapseld antennesysteem
Ʋ Kunststof hoornantenne
Uitgangsgrootheid
Uitgangssignaal
Sensoradres
tot 10 m (32.81 ft)
tot 20 m (65.62 ft)
Digitaal uitgangssignaal, formaat conform IEEE-754
126 (default-instelling)
Demping (63% van de ingangsgrootheid) 0 … 999 s, instelbaar
Profibus-PA-Profiel
Aantal FB's met AI (functieblokken met
analogue input)
Defaultwaarde
Ʋ 1. FB
Ʋ 2. FB
3.02
3
PV
SV 1
Ʋ 3. FB
SV 2
Ʋ Niet-Ex- en Ex ia-instrumenten
10 mA, ±0.5 mA
Stroomwaarde
Ʋ Ex-d-instrumenten
Meetresolutie digitaal
16 mA, ±0,5 mA
< 1 mm (0.039 in)
Meetnauwkeurigheid (volgens DIN EN 60770-1)
Procesreferentie-omstandigheden conform DIN EN 61298-1
Ʋ Temperatuur
Ʋ Relatieve luchtvochtigheid
Ʋ Luchtdruk
Inbouw-referentie-omstandigheden
+18 … +30 °C (+64 … +86 °F)
45 … 75 %
860 … 1060 mbar/86 … 106 kPa (12.5 … 15.4 psig)
Ʋ Min. afstand tot ingebouwde onderdelen
> 200 mm (7.874 in)
Ʋ Stoorreflecties
Grootste stoorsignaal 20 dB kleiner dan effectief signaal
Ʋ Reflector
Meetafwijking bij vloeistoffen
Vlakke platenreflector
Zie volgende diagrammen
36501-NL-141016
70
VEGAPULS 61 • Profibus PA
11 Bijlage
10 mm (0.394 in)
2 mm (0.079 in)
0
- 2 mm (- 0.079 in)
0,5 m (1.6 ft)
- 10 mm (- 0.394 in)
1 2
3
Fig. 56: Meetafwijking onder referentie-omstandigheden - gekapseld antennesysteem
1
2
3
Referentievlak
Antennerand
Aanbevolen meetbereik
10 mm (0.394 in)
2 mm (0.079 in)
0
- 2 mm (- 0.079 in)
0,5 m (1.6 ft)
- 10 mm (- 0.394 in)
3
1 2
Fig. 57: Meetafwijking onder referentie-omstandigheden - kunststof hoornantenne
1
2
3
Referentievlak
Antennerand
Aanbevolen meetbereik
Reproduceerbaarheid
Meetafwijking bij stortgoederen
≤ ±1 mm
De waarden zijn sterk afhankelijk van de toepassing.
Bindende specificaties zijn daarom niet mogelijk.
Invloeden op de meetnauwkeurigheid
Temperatuurdrift - digitale uitgang
±3 mm/10 K, max. 10 mm
36501-NL-141016
Extra meetafwijking door elektromagne- < ±50 mm
tische instrooiingen in het kader van de
EN 61326
Meetkarakteristiekenenspecificaties
Meetfrequentie
K-band (26 GHz-technologie)
Meetcyclustijd
Ʋ Standaardelektronica ca.
Ʋ Elektronica met verhoogde gevoeligheid ca.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
450 ms
700 ms
71
11 Bijlage
Sprongantwoordtijd1)
Stralingshoek2)
Ʋ Gekapseld antennesysteem
Ʋ Kunststof hoornantenne
≤3s
22°
10°
Uitgestraalde HF-vermogen (afhankeliijk van de parametrering)3)
Ʋ Gemiddelde spectrale zendvermogensdichtheid
-14 dBm/MHz EIRP
Ʋ Max. vermogensdichtheid op 1 m
afstand
< 1 µW/cm²
Ʋ Maximale spectrale zendvermogens- +43 dBm/50 MHz EIRP
dichtheid
Omgevingscondities
Omgevings-, opslag- en transporttemperatuur
-40 … +80 °C (-40 … +176 °F)
Procescondities
Voor de procesomstandigheden moeten bovendien de specificaties op de typeplaat worden aangehouden. De lagere waarde geldt.
Tankdruk
Ʋ Gekapseld antennesysteem
-1 … 3 bar (-100 … 300 kPa/-14.5 … 43.5 psi)
Ʋ Uitvoering met adapterflens vanaf
DN 100 PP resp. PP-GF 30
-1 … 1 bar (-100 … 100 kPa/-14.5 … 14,5 psig)
Ʋ Kunststof hoornantenne
Procestemperatuur (gemeten aan de
procesaansluiting)
Trillingsbestendigheid
Ʋ Met adapterflens
Ʋ Met montagebeugel
Schokbestendigheid
-1 … 2 bar (-100 … 200 kPa/-14.5 … 29.0 psig)
-40 … +80 °C (-40 … +176 °F)
2 g bij 5 … 200 Hz conform EN 60068-2-6 (trilling bij
resonantie)
1 g bij 5 … 200 Hz conform EN 60068-2-6 (trilling bij
resonantie)
100 g, 6 ms conform EN 60068-2-27 (mechanische
schok)
Elektromechanischegegevens-uitvoeringIP66/IP67enIP66/IP68;0,2bar
Kabelwartel
M20 x 1,5 of ½ NPT
Aderdiameter (veerkrachtklemmen)
Ʋ Massieve ader, litze
Ʋ Litze met adereindhuls
2)
3)
72
0,2 … 1,5 mm² (AWG 24 … 16)
Tijdsperiode na sprongsgewijze verandering van de meetafstand met max. 0,5 m bij vloeistoftoepassingen,
max. 2 m bij stortgoedtoepassingen, tot het uitgangssignaal voor de eerste keer 90% van de stabiele waarde
heeft aangenomen (IEC 61298-2).
Buiten de opgegeven stralingshoek heeft de energie van het radarsignaal een met 50% (-3 dB) gereduceerd
niveau
EIRP: Equivalent Isotropic Radiated Power
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
1)
0,2 … 2,5 mm² (AWG 24 … 14)
11 Bijlage
Elektromechanischegegevens-uitvoeringIP66/IP68(1bar)
Opties voor de kabelinstallatie
Ʋ Kabelwartel met geïntegreerde aansluitkabel
M20 x 1,5 (kabel: ø 5 … 9 mm)
Ʋ Blindplug
M20 x 1,5; ½ NPT
Ʋ Kabelinvoer
Verbindingskabel
Ʋ Aderdiameter
½ NPT
0,5 mm² (AWG 20)
Ʋ Aderweerstand
< 0,036 Ω/m
Ʋ Standaard lengte
5 m (16.4 ft)
Ʋ Trekvastheid
Ʋ Max. lengte
Ʋ Min. buigstraal
< 1200 N (270 lbf)
180 m (590.6 ft)
25 mm (0.984 in) bij 25 °C (77 °F)
Ʋ Diameter ca.
8 mm (0.315 in)
Ʋ Kleur - Ex-uitvoering
Blauw
Ʋ Kleur - niet-Ex uitvoering
Display- en bedieningsmodule
Aanwijselement
Meetwaarde-aanwijzing
Ʋ Aantal cijfers
Ʋ Cijfergrootte
Bedieningselementen
Beschermingsgraad
Ʋ Los
Zwart
Display met achtergrondverlichting
5
B x H = 7 x 13 mm
4 toetsen
IP 20
Ʋ Ingebouwd in behuizing zonder deksel IP 40
Materialen
Ʋ Behuizing
Ʋ Venster
ABS
Polyesterfolie
Interface naar externe display- en bedieningsmodule
Data-overdracht
digitaal (I²C-Bus)
Opbouw verbindingskabel
vieraderig, afgeschermd
Geïntegreerde klok
Datumformaat
Dag.Maand.Jaar
Tijdzone af fabriek
CET
Kabellengte max.
36501-NL-141016
Tijdformaat
Gangafwijking max.
Meting elektronicatemperatuur
Resolutie
VEGAPULS 61 • Profibus PA
25 m
12 h/24 h
10,5 min/jaar
0,1 °C (1.8 °F)
73
11 Bijlage
Nauwkeurigheid
Toegestane temperatuurbereik
Voedingsspanning
Bedrijfsspanning UB
Ʋ Niet-Ex instrument
Ʋ Ex-ia-instrument - voeding FISCO-model
±1 °C (1.8 °F)
-40 … +85 °C (-40 … +185 °F)
9 … 32 V DC
9 … 17,5 V DC
Ʋ Ex-ia-instrument - voeding ENTITY-model
9 … 24 V DC
Ʋ Niet-Ex instrument
13,5 … 32 V DC
Ʋ Ex-ia-instrument - voeding ENTITY-model
13,5 … 24 V DC
Ʋ Niet-Ex
32
Bedrijfsspanning UB - verlichte display- en bedieningsmodule
Ʋ Ex-ia-instrument - voeding FISCO-model
13,5 … 17,5 V DC
Aantal sensoren per DP-/PA-segmentkoppelaar max.
Ʋ Ex
10
Elektrische veiligheidsmaatregelen
Beschermingsgraad
Materiaal behuizing
Uitvoering
IP-beschermingsklasse
NEMA-beschermingsklasse
Kunststof
Eenkamer
IP 66/IP 67
NEMA 4X
Tweekamer
IP 66/IP 67
NEMA 4X
Aluminium
Eenkamer
IP 66/IP 68 (0,2 bar)
NEMA 6P
Tweekamer
IP 66/IP 67
NEMA 4X
IP 68 (1 bar)
IP 66/IP 68 (0,2 bar)
IP 68 (1 bar)
NEMA 6P
NEMA 6P
NEMA 6P
RVS, geëlektropoleerd
Eenkamer
IP 66/IP 68 (0,2 bar)
NEMA 6P
RVS, fijngietmetaal
Eenkamer
IP 66/IP 68 (0,2 bar)
NEMA 6P
Tweekamer
IP 66/IP 67
NEMA 4X
IP 68 (1 bar)
NEMA 6P
Veiligheidsklasse
4)
5)
74
IP 66/IP 68 (0,2 bar)
NEMA 6P
NEMA 6P
III4)
36501-NL-141016
Overspanningscategorie
IP 68 (1 bar)
III5)
IEC 61010-1
IEC 61010-1
VEGAPULS 61 • Profibus PA
11 Bijlage
Toelatingen
Instrumenten met toelatingen kunnen afhankelijk van de uitvoering verschillende technische specificaties hebben.
Bij deze instrumenten moeten daarom de bijbehorende toelatingsdocumenten worden aangehouden. Deze zijn met het instrument meegeleverd of kunnen onder www.vega.com via "VEGA Tools"
en "Instrument zoeken" en via "www.vega.com/Downloads" en "Toelatingen" worden gedownload.
11.2 CommunicatieProfibusPA
Instrumentstambestand
Het instrumentstambestand (GSD) bevat de specificaties van het Profibus PA-instrument. Tot deze
data behoren bijv. de toegestane overdrachtssnelheden en informatie over diagnosewaarden en het
formaat van de door het PA-instrument geleverde meetwaarde.
Voor het projecteringstool van het Profibus-netwerk wordt bovendien een bitmap-bestand ter
beschikking gesteld. Deze wordt automatisch bij het opnemen van het GSD-bestand ook geïnstalleerd. Het bitmap-bestand is bedoeld voor de symbolische weergave van het PA-instrument in het
configuratietool.
ID-nummer
Ieder Profibus-instrument krijgt van de Profibus-gebruikersorganisatie (PNO) een uniek ID-nummer
als identificatienummer. Dit ID-nummer is ook in de naam van het GSD-bestand opgenomen. Als
optie naast dit fabrikantspecifieke GSD-bestand wordt door de PNO nog een algemeen zogenaamd
profielspecifiek GSD-bestand ter beschikking gesteld. Wanneer dit algemene GSD-bestand wordt
gebruikt, dan moet de sensor via DTM-software op het profielspecifieke identificatienummer worden
omgezet. Standaard werkt de sensor met het fabrikantspecifieke ID-nummer. Bij toepassing van de
instrumenten op een segmentkoppelaar SK-2 of SK-3 zijn geen speciale GSD-bestanden nodig.
De volgende tabel geeft de instrument-ID en de GSD-bestandsnaam voor de radarsensoren VEGAPULS.
36501-NL-141016
Instrumentnaam
Instrument-ID
GSD-bestandsnaam
VEGA
Instrumentklasse
inprofiel3.02
VEGA
Profielspecifiek
VEGAPULS WL 61
0x0CDB
0x9702
PS61WL0CDB.GSD PA139702.GSD
VEGAPULS 61
0x0BFC
0x9702
PS610BFC.GSD
PA139702.GSD
VEGAPULS 62
0x0BFD
0x9702
PS620BFD.GSD
PA139702.GSD
VEGAPULS 63
0x0BFE
0x9702
PS630BFE.GSD
PA139702.GSD
VEGAPULS 65
0x0BFF
0x9702
PS650BFF.GSD
PA139702.GSD
VEGAPULS 66
0x0C00
0x9702
PS660C00.GSD
PA139702.GSD
VEGAPULS 67
0x0C01
0x9702
PS670C01.GSD
PA139702.GSD
VEGAPULS SR 68
0x0CDC
0x9702
PS68R0CDC.GSD
PA139702.GSD
VEGAPULS 68
0x0C02
0x9702
PS680C02.GSD
PA139702.GSD
VEGAPULS 69
??
0x9702
PS690???.GSD
PA139702.GSD
Cyclisch dataverkeer
Door de master klasse 1 (bijv. PLC) worden tijdens bedrijf cyclisch de meetwaardegegevens uit de
sensor gelezen. Tot welke gegevens de PLC toegang heeft, is te zien in het blokschema hierna.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
75
11 Bijlage
Fig. 58: VEGAPULS 61: Block diagram with AI FB 1 … AI FB 3 OUT values
TB Transducer Block
FB 1 … FB 3
Function Block
Module PA-sensoren
Voor het cyclische dataverkeer stelt de VEGAPULS 61 de volgende modules ter beschikking:
•
•
•
•
AI FB1 (OUT)
– Out-waarde van de AI FB1 na schaalinstelling
AI FB2 (OUT)
– Out-waarde van de AI FB2 na schaalinstelling
AI FB3 (OUT)
– Out-waarde van de AI FB3 na schaalinstelling
Free Place
– Deze module moet gebruikt worden, wanneer een waarde in het datatelegram van het
cyclische dataverkeer niet moet worden gebruikt (bijv. temperatuur en Additional Cyclic Value
vervangen).
Opmerking:
De module is in twee uitvoeringen leverbaar:
76
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
Er kunnen maximaal drie modules actief zijn. M.b.v. de configuratiesoftware van de Profibusmaster
kunt u met deze modules de opbouw van het cyclische datatelegram bepalen. De procedure hangt
af van de betreffende configuratiesoftware.
11 Bijlage
•
•
Afkorting voor Profibusmasters, die alleen een „Identifier Format“-byte ondersteunen,
bijv. Allen Bradley
Long voor Profibusmaster, die alleen het „Identifier Format“-byte ondersteunen, bijv.
Siemens S7-300/400
Voorbeelden voor de telegramopbouw
Hierna worden voorbeelden getoond, hoe de modules kunnen worden gecombineerd en hoe het
bijbehorende datatelegram is opgebouwd.
Voorbeeld 1
•
•
•
AI FB1 (OUT)
AI FB2 (OUT)
AI FB3 (OUT)
Byte-No.
Format
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
IEEE-754-Floating point
value
Status
IEEE-754-Floating point
value
Status
IEEE-754-Floating point
value
Status
AI FB1 (OUT)
AI
FB1
AI FB2 (OUT)
AI
FB2
AI FB3 (OUT)
AI
FB3
Value
Voorbeeld 2
•
•
•
AI FB1 (OUT)
Free Place
Free Place
Byte-No.
1
Format
2
3
4
5
IEEE-754-Floating point value
Status
AI FB1 (OUT)
AI FB1
Value
Opmerking:
De bytes 6-15 zijn in dit voorbeeld niet bezet.
Dataformaat van het uitgangssignaal
Byte4 Byte3 Byte2 Byte1 Byte0
Status
Value (IEEE-754)
Fig. 59: Dataformaat van het uitgangssignaal
De statusbyte is gecodeerd conform profiel 3.02 "Profibus PA Profile for Process Control Devices".
De status "Meetwaarde OK" is als 80 (hex) gecodeerd (Bit7 = 1, Bit6 … 0 = 0).
36501-NL-141016
De meetwaarde wordt als 32 bits getal met drijvende komma in IEEE-754-formaat overgedragen.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
77
11 Bijlage
Byte n+2
Byte n+3
Byte n
Byte n+1
Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit
7 6 5 4 3 2 1 0 7 6 5 4 3 2 1 0 7 6 5 4 3 2 1 0 7 6 5 4 3 2 1 0
VZ 27 26 25 24 23 22 21 20 2-1 2-2 2-3 2-4 2-5 2-6 2-7 2-8 2-9 2-10 2-11 2-12 2-13 2-14 2-15 2-16 2-17 2-18 2-19 2-20 2-21 2-22 2-23
Sign
Significant
Significant
Exponent
Significant
Bit
Value = (-1)VZ
2 (Exponent - 127)
(1 + Significant)
Fig. 60: Dataformaat van de meetwaarde
Codering van de statusbyte bij PA-uitgangswaarde
Meer informatie over de codering van de statusbyte vindt u in de Device Description op
www.profibus.com.
Beschrijving conform
Profibusnorm.
Mogelijke oorzaak
0 x 00
bad - non-specific
Flash-Update actief
0 x 04
bad - configuration error
–
–
–
–
Inregelfout
Configuratiefout bij PV-Scale (PV-Span too small)
Maateenheid onjuist
Fout in de lineariseringstabel
0 x 0C
bad - sensor failure
–
–
–
–
Hardware-fout
Omvormerfout
Lekpulsfout
Triggerfout
0 x 10
bad - sensor failure
– Fout meetwaardeverzameling
– Fout temperatuurmeting
0 x 1f
bad - out of service constant
"Out of Service"-modus ingeschakeld
0 x 44
uncertain - last unstable
value
Failsafe-vervangingswaarde (Failsafe-modus = "Last
value" en al geldige meetwaarde sinds inschakeling)
0 x 48
uncertain substitute set
– Simulatie inschakelen
– Failsafe-vervangingswaarde (Failsafe-modus =
"Fsafe value")
0 x 4c
uncertain - initial value
Failsafe-vervangingswaarde (Failsafe-modus = "Last
valid value" en nog geen geldige meetwaarde sinds inschakeling)
0 x 51
uncertain - sensor; conversion not accurate - low
limited
Sensorwaarde < onderste grens
0 x 52
uncertain - sensor; conSensorwaarde > bovenste grens
version not accurate - high
limited
0 x 80
good (non-cascade) - OK
0 x 84
good (non-cascade) - acti- Static revision (FB, TB) changed (10 sec lang actief,
ve block alarm
nadat parameters van de static-categorie werden geschreven)
78
OK
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
Statuscode
11 Bijlage
Statuscode
Beschrijving conform
Profibusnorm.
Mogelijke oorzaak
0 x 89
good (non-cascade) - active advisory alarm - low
limited
Lo-Alarm
0 x 8a
good (non-cascade) - active advisory alarm - high
limited
Hi-Alarm
0 x 8d
good (non-cascade) - active critical alarm - low
limited
Lo-Lo-Alarm
0 x 8e
good (non-cascade) - active critical alarm - high
limited
Hi-Hi-Alarm
11.3 Afmetingen
De volgende maattekeningen geven slechts een deel van de mogelijke uitvoeringen weer. Gedetailleerde maattekeningen kunnen via www.vega.com/downloads en "Tekeningen" worden gedownload.
Kunststof behuizing
~ 69 mm
(2.72")
ø 79 mm
(3.11")
~ 84 mm
(3.31")
ø 79 mm
(3.11")
M20x1,5/
½ NPT
1
112 mm
(4.41")
112 mm
(4.41")
M16x1,5
M20x1,5/
½ NPT
2
Fig. 61: Huisuitvoeringen in beschermingsklasse IP 66/IP 68, (0,2 bar) - met ingebouwde display- en bedieningsmodule wordt het huis 9 mm hoger
Eenkameruitvoering
Tweekameruitvoering
36501-NL-141016
1
2
VEGAPULS 61 • Profibus PA
79
11 Bijlage
Aluminium behuizing
~ 116 mm
(4.57")
~ 87 mm
(3.43")
ø 86 mm
(3.39")
ø 86 mm
(3.39")
120 mm
(4.72")
116 mm
(4.57")
M16x1,5
M20x1,5
M20x1,5/
½ NPT
M20x1,5/
½ NPT
1
2
Fig. 62: Huisuitvoeringen in beschermingsklasse IP 66/IP 68, (0,2 bar) - met ingebouwde display- en bedieningsmodule wordt het huis 9 mm hoger
1
2
Eenkameruitvoering
Tweekameruitvoering
AluminiumbehuizinginbeschermingsklasseIP66/IP68,1bar
~ 105 mm
(4.13")
~ 150 mm
(5.91")
ø 86 mm
(3.39")
ø 86 mm
(3.39")
120 mm
(4.72")
116 mm
(4.57")
M16x1,5
M20x1,5
M20x1,5
1
M20x1,5/
½ NPT
2
Fig. 63: Huisuitvoeringen in beschermingsklasse IP 66/IP 68 (1 bar) met ingebouwde display- en bedieningsmodule wordt het huis 9 mm hoger
1
2
Eenkameruitvoering
Tweekameruitvoering
36501-NL-141016
80
VEGAPULS 61 • Profibus PA
11 Bijlage
RVS-behuizing
~ 87 mm
(3.43")
~ 69 mm
(2.72")
ø 79 mm
(3.11")
~ 59 mm
(2.32")
ø 80 mm
(3.15")
ø 86 mm
(3.39")
M20x1,5/
½ NPT
M20x1,5/
½ NPT
1
120 mm
(4.72")
112 mm
(4.41")
117 mm
(4.61")
M16x1,5
M20x1,5/
½ NPT
2
3
Fig. 64: Huisuitvoeringen in beschermingsklasse IP 66/IP 68, (0,2 bar) - met ingebouwde display- en bedieningsmodule wordt het huis 9 mm hoger
1
2
3
Eenkameruitvoering elektrolytisch gepolijst
Eenkameruitvoering fijngegoten
Tweekameruitvoering fijngegoten
RVS-behuizinginbeschermingsklasseIP66/IP68,1bar
~ 93 mm
(3.66")
~ 103 mm
(4.06")
ø 80 mm
(3.15")
~ 105 mm
(4.13")
ø 79 mm
(3.11")
ø 86 mm
(3.39")
M20x1,5/
½ NPT
120 mm
(4.72")
112 mm
(4.41")
117 mm
(4.61")
M16x1,5
M20x1,5
1
2
M20x1,5/
½ NPT
3
Fig. 65: Huisuitvoeringen in beschermingsklasse IP 66/IP 68 (1 bar) met ingebouwde display- en bedieningsmodule wordt het huis 9 mm hoger
Eenkameruitvoering elektrolytisch gepolijst
Eenkameruitvoering fijngegoten
Tweekameruitvoering fijngegoten
36501-NL-141016
1
2
3
VEGAPULS 61 • Profibus PA
81
11 Bijlage
78 mm (3.07")
G1½A / 1½ NPT
20 mm
(0.79")
SW 50 mm
(1.97")
43 mm
(1.69")
VEGAPULS 61, schroefdraaduitvoering
ø 39 mm
(1.54")
Fig. 66: VEGAPULS 61, schroefdraaduitvoering G1½ en 1½ NPT
36501-NL-141016
82
VEGAPULS 61 • Profibus PA
11 Bijlage
VEGAPULS 61, aseptische aansluiting
ø 64 mm (2.52")
1
ø 91 mm (3.58")
ø 39 mm
(1.54")
ø 78 mm (3.07")
ø 95 mm (3.74")
2
121 mm (4.76")
SW 50 mm
(1.97")
SW 50 mm
(1.97")
121 mm (4.76")
121 mm (4.76")
SW 50 mm
(1.97")
ø 39 mm
(1.54")
ø 68 mm
(2.68")
ø 84 mm
(3.31")
3
Fig. 67: VEGAPULS 61, aseptische aansluiting
Clamp 2" (ø64 mm) en 3" (ø91 mm) PN 16 DIN 32676, ISO 2852/316L
Melkkoppeling conform DIN 11851 DN 50 en DN 80
Tuchenhagen Varivent DN 32
36501-NL-141016
1
2
3
VEGAPULS 61 • Profibus PA
83
11 Bijlage
VEGAPULS 61, uitvoering met montagebeugel
125 mm
(4.92")
98 mm
(3.86")
107 mm
(4.21")
9 mm
(0.35")
115 mm
(4.53")
9 mm
(0.35")
85 mm
(3.35")
12 mm
(0.47")
75 mm
(2.95")
15 mm
(0.59")
8,5 mm
(0.34")
19 mm
(0.75")
170 mm
(6.69")
300 mm
(11.81")
2,5 mm
(0.10")
12 mm
(0.47")
36501-NL-141016
Fig. 68: VEGAPULS 61, montagebeugel in 170 of 300 mm lengte
84
VEGAPULS 61 • Profibus PA
11 Bijlage
VEGAPULS 61, uitvoering met montagebeugel en klemmen
125 mm
(4.92")
ø 107 mm
(4.21")
12 mm
(0.47")
117 mm
(4.61")
ø 115 mm
(4.53")
85 mm
(3.35")
12 mm
(0.47")
9 mm
(0.35")
ø 75 mm
(2.95")
15 mm
(0.59")
8,5 mm
(0.34")
19 mm
(0.75")
170 mm
(6.69")
300 mm
(11.81")
2,5 mm
(0.10")
36501-NL-141016
9 mm
(0.35")
Fig. 69: VEGAPULS 61, montagebeugel in 170 of 300 mm lengte
VEGAPULS 61 • Profibus PA
85
11 Bijlage
VEGAPULS61,uitvoeringmetmontagebeugelenreflector
115,5 mm (4.55")
71 mm
(2.8")
ø9m
m
(0.35
")
218 mm (8.58")
17,5 mm
(0.69")
60 mm
(2.36")
45°
110 mm
(4.33")
160 mm
(6.30")
107,5 mm
(4.23")
117,5 mm
(4.63")
Fig. 70: VEGAPULS 61, montagebeugel en reflector
36501-NL-141016
86
VEGAPULS 61 • Profibus PA
11 Bijlage
19 mm
(0.75")
126 mm
(4.96")
10,5 mm
(0.41")
VEGAPULS61,uitvoeringmetoverschuifflens
ø 107 mm
(4.21")
ø 21 mm
(0.83")
ø 75 mm (2.95")
ø 115 mm (4.53")
ø 156 mm (6.14")
ø 200 mm (7.87")
36501-NL-141016
Fig. 71: VEGAPULS 61, overschuifflens passend voor DN 80 PN 16/ASME 3" 150lbs/JIS80 10K
VEGAPULS 61 • Profibus PA
87
11 Bijlage
20 mm
(0.79")
ø 75 mm (2.95")
ø 98 mm (3.86")
8 mm
(0.32")
1
31 mm
(1.22")
138 mm (5.43")
VEGAPULS61,uitvoeringmetadapterflens
2
Fig. 72: VEGAPULS 61, adapterflens
1
2
Adapterflens
Afdichting
36501-NL-141016
88
VEGAPULS 61 • Profibus PA
11 Bijlage
11.4 Industrieel octrooirecht
VEGA product lines are global protected by industrial property rights. Further information see
www.vega.com.
Only in U.S.A.: Further information see patent label at the sensor housing.
VEGA Produktfamilien sind weltweit geschützt durch gewerbliche Schutzrechte.
Nähere Informationen unter www.vega.com.
Les lignes de produits VEGA sont globalement protégées par des droits de propriété intellectuelle. Pour plus d'informations, on pourra se référer au site www.vega.com.
VEGA lineas de productos están protegidas por los derechos en el campo de la propiedad industrial. Para mayor información revise la pagina web www.vega.com.
Линии продукции фирмы ВЕГА защищаются по всему миру правами на интеллектуальную
собственность. Дальнейшую информацию смотрите на сайте www.vega.com.
VEGA系列产品在全球享有知识产权保护。
进一步信息请参见网站<www.vega.com。
11.5 Handelsmerken
36501-NL-141016
Alle gebruikte merken en handels- en bedrijfsnamen zijn eigendom van hun rechtmatige eigenaar/
auteur.
VEGAPULS 61 • Profibus PA
89
INDEX
INDEX
A
Aansluiten
– Elektrisch 29
– Op de PC 54
Aansluiting
– Stappen 29
– Techniek 29
Aansluitingen 17, 19
B
Bediening
– Systeem 39
C
Curveweergave
– Echocurve 49
– Stoorsignaalonderdrukking 49
Cyclisch dataverkeer 75
D
Dataformaat uitgangssignaal 77
E
Echocurvegeheugen 57
EDD (Enhanced Device Description) 56
Eventgeheugen 57
F
Flowmeting 26, 27
G
GSD-bestand 75
H
Hardware-adressering 35
Hoofdmenu 39
Meetwaardegeheugen 57
Meetzekerheid 48
Meting in bypass 24
Meting in dippijp 21
N
NAMUR NE 107 61
– Failure 59
O
Overvulbeveiliging conform WHG 51
P
PA-module 76
Polarisatie 15
R
Reflectie-eigenschappen 40
Reparatie 66
Reserve-onderdelen
– Extra elektronica Profibus PA 12
Roerwerken 20
S
Schuimvorming 21
Sensoruitlijning 20
Service-hotline 65
Sleepaanwijzer 48
Software-adressering 36
Statusbyte PA-uitgangswaarde 78
Statusmeldingen - NAMUR NE 107 58
Stoorsignaalonderdrukking 49
Storingen verhelpen 62
Storingscodes 60
T
L
W
Linearisatiecurve 50
Werkingsprincipe 10
M
Meetafwijking 62
90
VEGAPULS 61 • Profibus PA
36501-NL-141016
Inbouwpositie 16
Ingebouwde onderdelen in de tank 20
Inregeling 47, 48
Instromend medium 17
Instrumentadres 35
Instrumentstambestand 75
Tankhoogte 46
Tankvorm 46
Telegramopbouw 77
Toepassing
– Standpijp 40
– Stortgoed 44
– Vloeistof 40
Typeplaat 8
I
36501-NL-141016
Notes
VEGAPULS 61 • Profibus PA
91
De gegevens omtrent leveromvang, toepassing, gebruik en bedrijfsomstandigheden van de sensoren en weergavesystemen geeft de stand van zaken weer op het
moment van drukken.
Wijzigingen voorbehouden
© VEGA Grieshaber KG, Schiltach/Germany 2014
VEGA Grieshaber KG
Am Hohenstein 113
77761 Schiltach
Germany
Phone +49 7836 50-0
Fax +49 7836 50-201
E-mail: [email protected]
www.vega.com
36501-NL-141016
Printing date: