Handleiding Radarsensor voor continue niveaumeting van vloeistoffen VEGAPULS 61 Profibus PA Document ID: 36501 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Over dit document 1.1 Functie ............................................................................................................................. 4 1.2 Doelgroep ........................................................................................................................ 4 1.3 Gebruikte symbolen ......................................................................................................... 4 2 Voor uw veiligheid 2.1 Geautoriseerd personeel.................................................................................................. 5 2.2 Correct gebruik................................................................................................................. 5 2.3 Waarschuwing voor misbruik............................................................................................ 5 2.4 Algemene veiligheidsinstructies ....................................................................................... 5 2.5 CE-conformiteit ................................................................................................................ 6 2.6 NAMUR-aanbevelingen ................................................................................................... 6 2.7 Radiotechnische toelating voor Europa ............................................................................ 6 2.8 Radiografische toelating voor USA/Canada ..................................................................... 6 2.9 Milieuvoorschriften ........................................................................................................... 7 3 Productbeschrijving 3.1 Constructie ....................................................................................................................... 8 3.2 Werking ............................................................................................................................ 9 3.3 Verpakking, transport en opslag ..................................................................................... 10 3.4 Toebehoren en reserve-onderdelen ............................................................................... 10 4 Monteren 4.1 Algemene instructies ...................................................................................................... 13 4.2 Wartel- of adapterflens ................................................................................................... 13 4.3 Montagevoorbereidingen montagebeugel ...................................................................... 14 4.4 Montage-instructies........................................................................................................ 15 4.5 Meetopstellingen - buizen .............................................................................................. 21 4.6 Meetopstellingen - doorstroming .................................................................................... 26 5 Op het bussysteem aansluiten 5.1 Aansluiting voorbereiden ................................................................................................ 28 5.2 Aansluiten ...................................................................................................................... 29 5.3 Aansluitschema eenkamerbehuizing.............................................................................. 31 5.4 Aansluitschema tweekamerbehuizing ........................................................................... 31 5.5 Aansluitschema tweekamerbehuizing Ex d ia ................................................................ 33 5.6 Tweekamerbehuizing met DIS-ADAPT ........................................................................... 34 5.7 Aansluitschema - uitvoering IP 66/IP 68, 1 bar ............................................................... 35 5.8 Instrumentadres instellen ............................................................................................... 35 5.9 Inschakelfase ................................................................................................................. 36 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule 6.1 Aanwijs- en bedieningsmodule inzetten ......................................................................... 37 6.2 Bedieningssysteem ........................................................................................................ 38 6.3 Parametrering................................................................................................................. 39 6.4 Opslaan van de parameters ........................................................................................... 52 7 In bedrijf nemen met PACTWARE 7.1 De PC aansluiten ........................................................................................................... 54 7.2 Parametrering................................................................................................................. 54 7.3 Opslaan van de parameters ........................................................................................... 55 2 VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 1 Inhoudsopgave 8 In bedrijf nemen met andere systemen 8.1 DD-bedieningsprogramma's .......................................................................................... 56 9 Diagnose, Asset Management en Service 9.1 Onderhoud ..................................................................................................................... 57 9.2 Meetwaarde- en eventgeheugen .................................................................................... 57 9.3 Asset-management functie ............................................................................................ 58 9.4 Storingen oplossen ........................................................................................................ 62 9.5 Elektronica vervangen ................................................................................................... 65 9.6 Software-update ............................................................................................................. 66 9.7 Procedure in geval van reparatie .................................................................................... 66 10 Demonteren 10.1 Demontagestappen........................................................................................................ 67 10.2 Afvoeren ......................................................................................................................... 67 36501-NL-141016 11 Bijlage 11.1 Technische gegevens ..................................................................................................... 68 11.2 Communicatie Profibus PA ............................................................................................. 75 11.3 Afmetingen ..................................................................................................................... 79 Veiligheidsinstructies voor Ex-omgeving Houdt in geval van Ex-toepassingen de Ex-specifieke veiligheidsinstructies aan. Deze zijn een onderdeel van dit bedrijfsvoorschrift en worden bij ieder instrument met Ex-toelating meegeleverd. Uitgave: 2014-09-04 VEGAPULS 61 • Profibus PA 3 1 Over dit document 1 Over dit document 1.1 Functie 1.2 Doelgroep 1.3 Gebruikte symbolen Deze gebruiksaanwijzing geeft u de benodigde informatie voor de montage, aansluiting en inbedrijfname plus belangrijke instructies voor onderhoud en oplossen van storingen. Lees deze daarom voor de inbedrijfname en bewaar deze daarom goed toegankelijk als onderdeel van het product in de nabijheid van het instrument. Deze gebruiksaanwijzing is bedoeld voor gekwalificeerd vakpersoneel. De inhoud van deze handleiding moet aan het personeel beschikbaar worden gesteld. Informatie, tip, instructie Dit symbool markeert nuttige aanvullende informatie. Voorzichtig: bij niet aanhouden van deze waarschuwing kunnen storingen of foutief functioneren ontstaan. Waarschuwing: bij niet aanhouden van deze waarschuwingen kan persoonlijk letsel en/of zware materiële schade ontstaan. Gevaar: bij niet aanhouden van deze waarschuwing kan ernstig persoonlijk letsel en/of onherstelbare schade aan het instrument ontstaan. • → 1 Ex-toepassingen Dit symbool markeert bijzondere instructies voor Ex-toepassingen. Lijst De voorafgaande punt markeert een lijst zonder dwingende volgorde. Handelingsstap Deze pijl markeert een afzonderlijke handeling. Handelingsvolgorde Voorafgaande getallen markeren opeenvolgende handelingen. Afvoeren batterij Dit symbool markeert bijzondere instructies voor het afvoeren van batterijen en accu's. 36501-NL-141016 4 VEGAPULS 61 • Profibus PA 2 Voor uw veiligheid 2 2.1 Voor uw veiligheid Geautoriseerd personeel Alle in deze gebruiksaanwijzing beschreven handelingen mogen alleen door opgeleid en door de eigenaar van de installatie geautoriseerd vakpersoneel worden uitgevoerd. Bij werkzaamheden aan en met het instrument moet altijd de benodigde persoonlijke beschermende uitrusting worden gedragen. 2.2 Correct gebruik De VEGAPULS 61 is een sensor voor continue niveaumeting. Gedetailleerde informatie over het toepassingsgebied is in het hoofdstuk "Productbeschrijving" opgenomen. De bedrijfsveiligheid van het instrument is alleen bij correct gebruik conform de specificatie in de gebruiksaanwijzing en in de evt. aanvullende handleidingen gegeven. 2.3 Waarschuwing voor misbruik 2.4 Algemene veiligheidsinstructies Bij ondeskundig of niet correct gebruik kunnen door het instrument toepassingsspecifieke gevaren ontstaan, zoals bijv. overlopen van een tank of schade aan installatiedelen door verkeerde montage of instelling. Het instrument voldoet aan de laatste stand der techniek rekening houdend met de geldende voorschriften en richtlijnen. Deze mag alleen onder technisch optimale en bedrijfsveilige toestand worden gebruikt. De eigenaar is verantwoordelijk voor het storingsvrij gebruik van het instrument. De operator is verder verplicht, tijdens de gehele toepassingsduur de overeenstemming van de benodigde bedrijfsveiligheidsmaatregelen met de actuele stand van de betreffende instituten vast te stellen en nieuwe voorschriften aan te houden. Door de gebruiker moeten de veiligheidsinstructies in deze handleiding, de nationale installatienormen en de geldende veiligheidsbepalingen en ongevallenpreventievoorschriften worden aangehouden. Handelingen die verder gaan dan hetgeen beschreven in de gebruiksaanwijzing mogen uit veiligheids- en garantie-overwegingen alleen door personeel worden uitgevoerd dat is geautoriseerde door de leverancier. Eigenmachtig ombouwen of veranderen is uitdrukkelijk verboden. 36501-NL-141016 Bovendien moeten de op het instrument aangebrachte veiligheidssymbolen en -instructies worden aangehouden. De zendfrequenties van de radarsensoren liggen afhankelijk van de uitvoering in de C- of K-band. De lage zendvermogens liggen ver onder de internationaal toegelaten grenswaarden. Bij correct gebruik bestaat geen enkel gevaar voor de gezondheid. VEGAPULS 61 • Profibus PA 5 2 Voor uw veiligheid 2.5 CE-conformiteit Het instrument voldoet aan de wettelijke eisen van de geldende EG-richtlijnen. Met de CE-markering bevestigen wij de succesvolle beproeving. De CE-conformiteitsverklaring vindt u in het download-bereik van onze homepage. Elektromagnetische compatibiliteit Instrumenten in vierdraads- of Ex-d-ia-uitvoering zijn bedoeld voor gebruik in industriële omgeving. Daarbij moet rekening worden gehouden met kabelgebonden en afgestraalde storingsgrootheden, zoals gebruikelijk is bij een instrument klasse A conform EN 61326-1. Wanneer het apparaat in een andere omgeving moet worden toegepast, dan moet de elektromagnetische compatibiliteit met andere instrumenten via daarvoor geschikte maatregelen worden gewaarborgd. 2.6 NAMUR-aanbevelingen Namur is de belangenvereniging automatiseringstechniek binnen de procesindustrie in Duitsland. De uitgegeven NAMUR-aanbevelingen gelden als norm voor de veldinstrumentatie. Het instrument voldoet aan de eisen van de volgende NAMUR-aanbevelingen: • • • NE 21 – elektromagnetische compatibiliteit van bedrijfsmaterieel NE 53 – compatibiliteit van veldinstrumenten en aanwijs-/bedieningscomponenten NE 107 – zelfbewaking en diagnose van veldinstrumenten Zie voor meer informatie www.namur.de. 2.7 Radiotechnische toelating voor Europa Het instrument is conform EN 302372-1/2 (2006-04) toegelaten voor gebruik in gesloten tanks. 2.8 RadiografischetoelatingvoorUSA/Canada Dit instrument voldoet aan deel 15 van de FCC-voorschriften. Voor het gebruik moeten de volgende beide bepalingen worden aangehouden: • • Het instrument mag geen storingsemissie veroorzaken Het instrument moet ongevoelig zijn voor storingsimissies, ook voor die, welke ongewenste bedrijfstoestanden veroorzaken Door de leverancier niet uitdrukkelijk toegestane wijzigingen doen de gebruikstoestemming conform FCC/IC komen te vervallen. Het instrument voldoet aan de RS-210 van de IC-voorschriften. 6 VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 Het instrument mag alleen in gesloten tanks van metaal, beton of glasvezelversterkt kunststof worden gebruikt. 2 Voor uw veiligheid 2.9 Milieuvoorschriften De bescherming van de natuurlijke levensbronnen is een van de belangrijkste taken. Daarom hebben wij een milieumanagementsysteem ingevoerd met als doel, de bedrijfsmatige milieubescherming constant te verbeteren. Het milieumanagementsysteem is gecertificeerd conform DIN EN ISO 14001. Help ons, te voldoen aan deze eisen en houdt rekening met de milieu-instructies in deze handleiding. Hoofdstuk "Verpakking, transport en opslag" Hoofdstuk "Afvoeren" 36501-NL-141016 • • VEGAPULS 61 • Profibus PA 7 3 Productbeschrijving 3 Typeplaat Productbeschrijving 3.1 Constructie De typeplaat bevat de belangrijkste gegevens voor de identificatie en toepassing van het instrument: 1 17 16 2 3 15 4 5 6 7 8 9 13 10 11 14 12 Fig. 1: Opbouw van de typeplaat (voorbeeld) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 Serienummer - instrument zoeken Instrumenttype Productcode Toelatingen Voeding en signaaluitgang elektronica Beschermingsgraad Meetbereik Proces- en omgevingstemperatuur, procesdruk Materiaal onderdelen in aanraking met medium Hard- en softwareversie Opdrachtnummer Serienummer van het instrument Data-Matrix-Code voor Smartphone-App Symbool voor instrumentveiligheidsklasse ID-nummers instrumentdocumentatie Aanwijzing voor het aanhouden van de instrumentdocumentatie Erkend instituut voor de CE-markering Toelatingsrichlijn De typeplaat bevat het serienummer van het instrument. Daarmee kunt u via onze homepage de volgende gegevens van het instrument vinden: • • • • • Ga hiervoor naar www.vega.com, "VEGA Tools" en "Gerätesuche". Voer daar het serienummer in. Als alternatief kunt u de gegevens opzoeken via uw smartphone. 8 VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 • Productcode (HTML) Leveringsdatum (HTML) Opdrachtspecifieke instrumentspecificaties (HTML) Handleidingen en beknopte handleidingen op het tijdstip van uitlevering (PDF) Opdrachtspecifieke sensorspecificaties voor vervangen elektronica (XML) Testcertificaat (PDF) - optie 3 Productbeschrijving • • • Geldigheid van deze handleiding Uitvoeringen elektronica Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende instrumentuitvoeringen: • • Standaard elektronica type PS60PAK.Elektronica met verhoogde gevoeligheid type PS60PAS.- De levering bestaat uit: • • • • Toepassingsgebied Hardware vanaf 2.1.1 Software vanaf 4.5.0 Het instrument wordt met twee verschillende elektronica-uitvoeringen geleverd. De telkens aanwezige uitvoering kan worden afgelezen via de productcode op de typeplaat en op de elektronica. • • Leveringsomvang Smartphone-App "VEGA Tools" uit de "Apple App Store" of de "Google Play Store" downloaden Data-matrixcode op de typeplaat van het instrument scannen of Serienummer handmatig in de app invoeren Radarsensor Montagebeugel met bevestigingsmateriaal (optie) Documentatie – Beknopte handleiding VEGAPULS 61 – Testcertificaat meetnauwkeurigheid (optioneel) – Gebruiksaanwijzing "Display- en bedieningsmodule" (optie) – Aanvullende handleiding "GSM/GPRS-radiografische module" (optie) – Aanvullende handleiding "Verwarming voor display- en bedieningsmodule" (optie) – Aanvullende handleiding "Connector voor continu metende sensoren" (optie) – Ex-specifieke "Veiligheidsinstructies" (bij Ex-uitvoeringen) – evt. andere certificaten DVD "Software & Documents", daarin opgenomen – Handleidingen – Veiligheidsinstructies – PACTware/DTM-Collection – Driver-software 3.2 Werking De VEGAPULS 61 is een radarsensor voor continue niveaumeting van vloeistoffen onder eenvoudige procesomstandigheden. Afhankelijk van het toepassingsgebied worden verschillende uitvoeringen gebruikt: 36501-NL-141016 • • • VEGAPULS 61 • Profibus PA Niveaumeting van agressieve vloeistoffen in kleine tanks: gekapseld antennesysteem Doorstroommeting in open goten of niveaumeting in open water: kunststof hoornantanne Producten met een εr-waarde ≥ 1,8: standaard elektronica 9 3 Productbeschrijving • Producten met een εr-waarde ≥1,5, < 1,8; toepassingen met zeer slechte reflecterende eigenschappen: elektronica met verhoogde gevoeligheid De werkelijk bereikbare waarden hangen af van de meetomstandigheden, het antennesysteem resp. de standpijp of bypass. Werkingsprincipe Verpakking Door de antenne van de radarsensor worden korte radarimpulsen (ca. 1 ns) uitgezonden. Deze worden door het medium gereflecteerd en door de antenne als echo opgevangen. De looptijd van de radarimpuls van het moment van uitzenden tot het moment van ontvangen is proportioneel met de afstand en dus met het niveau. Het zo bepaalde niveau wordt in een genormeerd uitgangssignaal omgezet en als meetwaarde uitgestuurd. 3.3 Verpakking, transport en opslag Uw instrument werd op weg naar de inbouwlocatie beschermd door een verpakking. Daarbij zijn de normale transportbelastingen door een beproeving verzekerd conform ISO 4180. Bij standaard instrumenten bestaat de verpakking uit karton; deze is milieuvriendelijke en herbruikbaar. Bij speciale uitvoeringen wordt ook PE-schuim of PE-folie gebruikt. Voer het overblijvende verpakkingsmateriaal af via daarin gespecialiseerde recyclingbedrijven. Transport Het transport moet rekening houdend met de instructies op de transportverpakking plaatsvinden. Niet aanhouden daarvan kan schade aan het instrument tot gevolg hebben. Transportinspectie De levering moet na ontvangst direct worden gecontroleerd op volledigheid en eventuele transportschade. Vastgestelde transportschade of verborgen gebreken moeten overeenkomstig worden behandeld. Opslag De verpakkingen moeten tot aan de montage gesloten worden gehouden en rekening houdend met de extern aangebrachte opstellings- en opslagmarkeringen worden bewaard. Verpakkingen, voor zover niet anders aangegeven, alleen onder de volgende omstandigheden opslaan: Opslag- en transporttemperatuur 10 • Niet buiten bewaren Droog en stofvrij opslaan Niet aan agressieve media blootstellen Beschermen tegen directe zonnestralen Mechanische trillingen vermijden Opslag- en transporttemperatuur zie "Appendix - Technische gegevens - Omgevingscondities" Relatieve luchtvochtigheid 20 … 85 %. 3.4 Toebehoren en reserve-onderdelen De display- en bedieningsmodule PLICSCOM is bedoeld voor meetwaarde-aanwijzing, bediening en diagnose. Deze kan te allen tijde in VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 PLICSCOM • • • • • • 3 Productbeschrijving de sensor resp. in de externe display- en bedieningseenheid worden geplaatst en weer worden weggenomen. Meer informatie vindt u in de handleiding "Display- en bedieningsmodule PLICSCOM" (document-ID 27835). VEGACONNECT Met de interface-adapter VEGACONNECT kan een communicatief instrument op de USB-poort van een PC worden aangesloten. Voor de parametrering van dit instrument is de bedieningssoftware PACTware met VEGA-DTM nodig. Meer informatie vindt u in de handleiding "Interface-adapter VEGACONNECT" (document-ID 32628). VEGADIS 81 De VEGADIS 81 is een externe display- en bedieningseenheid voor VEGA-plics®-sensoren. Voor sensoren met tweekamerbehuizing is bovendien de interface-adapater "DISADAPT" voor de VEGADIS 81 nodig. Meer informatie vindt u in de handleiding "VEGADIS 81" (document-ID 43814). DIS-ADAPT De adapter "DIS-ADAPT" is een accessoire voor sensoren met tweekamerbehuizingen. Deze maakt aansluiting van de VEGADIS 81 mogelijk via een M12x1 stekker op de sensorbehuizing. Meer informatie vindt u in de aanvullende handleiding "Adapter DISADAPT" (document-ID 45250). PLICSMOBILE T61 De PLICSMOBILE T61 is een externe GSM/GPRS-radiografische eenheid voor de overdracht van meetwaarden en afstandsparametrering van plics®-sensoren. De bediening vindt plaats via PACTware/ DTM gebruik makend van de geïntegreerde USB-aansluiting. Meer informatie vindt u in de aanvullende handleiding "PLICSMOBILE T61" (document-ID 37700). PLICSMOBILE De PLICSMOBILE is een interne GSM/GPRS-radiografische eenheid voor de overdracht van meetwaarden en afstandsparametrering van plics®-sensoren. De bediening vindt plaats via PACTware/DTM gebruik makend van de geïntegreerde USB-aansluiting. Meer informatie vindt u in de aanvullende handleiding "PLICSMOBILE GSM/GPRS-radiografische module" (document-ID 36849). Beschermkap De beschermkap beschermt het sensorhuis tegen vervuiling en sterke opwarming door zonnestralen. 36501-NL-141016 Meer informatie vindt u in de extra handleiding "Beschermkap" (document-ID 34296). Elektronica De elektronica VEGAPULS serie 60 is een vervangingsdeel voor radarsensoren uit de VEGAPULS serie 60. Voor de verschillende signaaluitgangen staat telkens een eigen uitvoering ter beschikking. Meer informatie vindt u in de handleiding "Elektronica VEGAPULS serie 60 " (document-ID 36801). VEGAPULS 61 • Profibus PA 11 3 Productbeschrijving ExtraelektronicaProfibus PA De extra elektronica is een vervangingsonderdeel voor sensoren met Profibus PA en tweekamerbehuizing. Meer informatie vindt u in de handleiding "Extra elektronica voor Profibus PA" (document-ID 42767). 36501-NL-141016 12 VEGAPULS 61 • Profibus PA 4 Monteren 4 Inschroeven Monteren 4.1 Algemene instructies Bij instrumenten met procesaansluiting schroefdraad moet de zeskant met een passende steeksleutel worden aangetrokken. Sleutelwijdte zie hoofdstuk "Afmetingen". Waarschuwing: De behuizing mag niet worden gebruikt voor inschroeven van het instrument! Het vastdraaien kan op die manier schade aan het draaimechaniek van de behuizing veroorzaken. Bescherming tegen voch- Bescherm uw instrument door de volgende maatregelen tegen het tigheid binnendringen van vocht. • • • • Gebruik de aanbevolen kabel (zie hoofdstuk "Op de voedingsspanning aansluiten") Kabelwartel vast aantrekken Bij een horizontale montage de behuizing zo verdraaien, dat de wartel naar beneden wijst. Aansluitkabel voor de kabelwartel naar beneden toe installeren Dit geldt vooral: • • • Geschiktheid voor de procesomstandigheden Bij buitenmontage In ruimten, waar met vochtigheid rekening moet worden gehouden (bijv. door reinigingsprocessen) Op gekoelde resp. verwarmde tanks Waarborg dat alle onderdelen van het instrument die in aanraking komen met het proces, geschikt zijn voor de optredende procesomstandigheden. Daarbij behoren in het bijzonder: • • • Meetactieve deel Procesaansluiting Procesafdichting • • • • Procesdruk Procestemperatuur Chemische eigenschappen van het medium Abrasie en mechanische inwerkingen Procesomstandigheden zijn in het bijzonder: De specificaties van de procesomstandigheden vindt u in hoofdstuk "Technische gegevens" en op de typeplaat. 4.2 Wartel-ofadapterflens 36501-NL-141016 Voor de montage van het instrument op een sok staat een losse combi-overschuifflens voor DN80 (ASME 3" of JIS 80) ook voor uitrusting naderhand ter beschikking. Als optie kan het instrument ook af fabriek met een adapterflens vanaf DN 100 (ASME 4" of JIS 100) worden uitgevoerd. VEGAPULS 61 • Profibus PA 13 4 Monteren Bij de behuizingsvarianten kunststof, aluminium eenkamer en RVS kan de overschuifflens direct over de behuizing worden geschoven. Bij de aluminium tweekamerbehuizing is montage naderhand niet mogelijk, het type montage moet bij de bestelling worden opgegeven. Tekeningen betreffende deze montage-opties vindt u in hoofdstuk "Afmetingen". Fig. 2: Flensmontage van de radarsensor 4.3 Montagevoorbereidingen montagebeugel De montagebeugel maakt een eenvoudige montage op de tankwand of het silodak mogelijk. Deze is geschikt voor montage aan een wand, plafond of dwarsbalk. Vooral bij open tanks is dit een zeer eenvoudige en effectieve mogelijkheid om de sensor op het stortgoedoppervlak uit te richten. De beugel wordt los meegeleverd en moet voor de inbedrijfname met de drie inbusbouten M5 x 10 en de veerringen op de sensor worden geschroefd. Max. aandraaimoment zie hoofdstuk "Technische gegevens". Benodigd gereedschap: inbussleutel grootte 4. Voor het vastschroeven van de beugel op de sensor zijn twee varianten mogelijk. Afhankelijk van de gekozen variant kan de sensor als volgt in de beugel worden gedraaid: • 14 Tweekamerbehuizing – Hellingshoek 90° traploos – Hellingshoek in twee stappen 0° en 90° VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 • Eenkamerbehuizing – Hellingshoek 180° traploos – Hellingshoek in drie stappen 0°, 90° en 180° 4 Monteren Fig. 3: Verstelling van de hellingshoek Fig. 4: Draaien bij bevestiging in het midden Dichte inbouw van de kunststof hoornantenne 4.4 Montage-instructies Voor een dichte inbouw van de uitvoering met kunststof hoornantenne met de overschuif- of adapaterflens moet aan het volgende zijn voldaan: 1. Gebruik een bassende vlakke pakking bijv. van EPDM met Shore-hardheid 25 of 50 2. Aantal flensbouten overeenkomstig het aantal flensgaten 3. Trek alle schroeven aan met de aandraaimomenten gespecificeerd in de technische gegevens Polarisatie De uitgezonden radarimpulsen van de radarsensor zijn elektromagnetische golven. De polarisatie is de richting van het elektrische aandeel. Door draaien van het instrument in de verbindingsflens of inschroefsok kan de polarisatie worden gebruik, om de effecten van stoorecho's te reduceren. 36501-NL-141016 De positie van de polarisatie is door een markering op de procesaansluiting van het instrument aangegeven. VEGAPULS 61 • Profibus PA 15 4 Monteren 2 1 Fig. 5: Positie van de polarisatie 1 2 Inbouwpositie Markering bij uitvoering met kunststof hoornantenne Markering bij uitvoering met gekapseld antennesysteem Monteer de sensor op een positie, die minimaal op 200 mm afstand van de tankwand ligt. Wanneer de sensor in tanks met bol of rond dak wordt gemonteerd, kunnen veelvoudige echo's ontstaan, die door een inregeling moeten worden onderdrukt (zie hoofdstuk "Inbedrijfname"). Wanneer u deze afstand niet kunt aanhouden, moet u bij de inbedrijfname het stoorsignaalverloop opslaan. Dit geldt vooral, wanneer aanhechtingen op de tankwand te verwachten zijn. In dit geval verdient het aanbeveling, het opslaan van het stoorsignaalverloop op een later tijdstip wanneer de aanhechting aanwezig is, te herhalen. > 200 mm (7.87") Fig. 6: Montage van de radarsensor op ronde tankdaken Bij tanks met een conische bodem kan het een voordeel zijn, de sensor in het midden van de tank te monteren, omdat de meting dan tot op de bodem mogelijk is. 36501-NL-141016 16 VEGAPULS 61 • Profibus PA 4 Monteren Fig. 7: Montage van de radarsensor op tanks met conische bodem Instromend medium Monteer de instrumenten niet boven of in de vulstroom. Waarborg dat u het productoppervlak registreert en niet het instromende product. Fig. 8: Montage van de radarsensor bij instromend product Bij voorkeur moet u de sokken zodanig dimensioneren, dat de rand van de antenne min. 10 mm uit de sok steekt. 36501-NL-141016 Aansluitingen bij gekapselde antennesystemen VEGAPULS 61 • Profibus PA 17 ca. 10 mm 4 Monteren Fig. 9: Aanbevolen montage sok h Bij goede reflecterende eigenschappen van het product kunt u de VEGAPULS 61 ook op de sok monteren, als deze hoger is dan de lengte van de antenne. Richtwaarden voor de sokhoogte vindt u in de afbeelding hierna. Het sokeinde moet in dit geval glad zijn en vrij van bramen, indien mogelijk afgerond. Voer daarna een stoorecho-onderdrukking uit. d Fig. 10: Afwijkende sokmaten De tabellen hierna geven de maximale soklengte h afhankelijk van diameter d. Soklengte h 40 mm ≤ 200 mm 50 mm ≤ 250 mm 80 mm ≤ 300 mm 100 mm ≤ 400 mm 150 mm ≤ 500 mm Sokdiameter d Soklengte h 1½" ≤ 7.9 in 2" ≤ 9.9 in 3" ≤ 11.8 in VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 18 Sokdiameter d 4 Monteren Aansluitingen bij kunststof hoornantenne Sokdiameter d Soklengte h 4" ≤ 15.8 in 6" ≤ 19.7 in Voor de montage van de VEGAPULS 61 op een sok staat een bijbehorende overschuifflens voor DN 80 (ASME 3" of JIS 80) en een geschikte adapterflens ter beschikking. Bij de behuizingsvarianten kunststof, aluminium eenkamer en RVS kan de overschuifflens direct over de behuizing worden geschoven. Bij de aluminium tweekamerbehuizing is montage naderhand niet mogelijk, het type montage moet bij de bestelling worden opgegeven. Informatie: De aansluitingen moeten zo kort mogelijk worden gehouden en het uiteinde moet zijn afgerond. Daardoor worden storende reflecties door de tankaansluitingen geminimaliseerd. Fig. 11: Aanbevolen montage sok h Bij goede reflecterende eigenschappen van het product kunt u de VEGAPULS 61 ook op langere sokken monteren. Richtwaarden voor de sokhoogte vindt u in de afbeelding hierna. U moet daarna een stoorsignaalonderdrukking uitvoeren. d 36501-NL-141016 De tabellen hierna geven de maximale soklengte h afhankelijk van diameter d. VEGAPULS 61 • Profibus PA Sokdiameter d Soklengte h 80 mm ≤ 300 mm 19 4 Monteren Sensoruitlijning Sokdiameter d Soklengte h 100 mm ≤ 400 mm 150 mm ≤ 500 mm Sokdiameter d Soklengte h 3" ≤ 11.8 in 4" ≤ 15.8 in 6" ≤ 19.7 in Lijn de sensor in vloeistoffen zo loodrecht mogelijk uit op het productoppervlak, teneinde optimale meetresultaten te realiseren. Fig. 13: Uitlijnen in vloeistoffen Ingebouwde onderdelen in de tank De inbouwpositie van de radarsensor moet zodanig worden gekozen dat in de tank ingebouwde onderdelen de microgolfsignalen niet kruisen. Ingebouwde onderdelen zoals bijv. geleidingen, eindschakelaars, verwarmingsslangen, tankversterkingen enz. kunnen stoorecho's veroorzaken en de effectieve echo wegdrukken. Let bij het ontwerpen van uw meting op een zo vrij mogelijk "zicht" van de radarsensor op het product. Bij aanwezigheid van ingebouwde onderdelen in de silo moet u bij de inbedrijfname een stoorsignaalonderdrukking uitvoeren. Wanneer grote onderdelen zoals schoren en dragers in de tank stoorecho's veroorzaken, dan kunnen deze door aanvullende maatregelen worden afgezwakt. Kleine, schuin ingebouwde platen boven de ingebouwde onderdelen "verstrooien" de radarsignalen en voorkomen zo effectief directe stoorechoreflectie. Roerwerken 20 Bij roerwerken in de tank moet u een stoorecho-registratie bij een draaiend roerwerk bepalen. Zo is gewaarborgd, dat de stoorreflecties van het roerwerk in verschillende posities wordt opgeslagen. VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 Fig. 14: Gladde profielen met verstrooiplaten afdekken 4 Monteren Fig. 15: Roerwerken Schuimvorming Door vullen, een roerwerk of andere processen in de tank, kunnen deels zeer compacte schuimen op het productoppervlak worden gevormd, die het zendsignaal zeer sterk dempen. Wanneer schuim meetfouten veroorzaakt, moet u zo groot mogelijke radarantenne's, de elektronica met verhoogde gevoeligheid of laagfrequente radarsensoren (C-band) toepassen. Als alternatief kunnen sensoren met geleide microgolf worden overwogen. Deze worden niet beïnvloed door schuimvorming en zijn bijzonder goed geschikt voor deze toepassingen. Meting in dippijp 4.5 Meetopstellingen - buizen Door het meten in een dippijp in de tank zijn invloeden door ingebouwde onderdelen en turbulenties uitgesloten. Onder deze voorwaarden is de meting in producten met lage diëlektrische constanten(εr-waarde ≤ 1,6) mogelijk. Voor een meting in de dippijp moeten de volgende afbeeldingen en instructies worden aangehouden. 36501-NL-141016 Informatie: In producten die sterk neigen tot afzetten, is de meting in een dippijp niet zinvol. VEGAPULS 61 • Profibus PA 21 4 Monteren Opbouw dippijp 1 2 3 4 5 100% 6 7 8 9 45° 15° 0% 10 Fig. 16: Opbouw dippijp VEGAPULS 61 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Radarsensor Markering van de polarisatie Schroefdraad resp. flens op instrument Ontluchtingsgat Gaten Lasverbinding via U-profielen Kogelkraan met volledige doorlaat Uiteinde dippijp Reflectorplaat Bevestiging van de dippijp 36501-NL-141016 22 VEGAPULS 61 • Profibus PA 4 Monteren Verlenging dippijp 75° 4 mm (0.16") dx2 8 mm (0.32") ø 88,9 mm (3.5") 26 mm (1.02") 2 mm (0.08") 1 80 mm (3.15") mm ø 88,9 (3.5") 5 mm (0.20") Fig. 17: Lasverbinding bij verlenging dippijp voor verschillende voorbeelddiameters 1 Instructies en eisen dippijp Positie van de lasnaad bij langsgelaste pijpen Instructies voor uitlijnen van de polarisatie • Let op de markering van de polarisatie op de sensor • Bij schroefdraaduitvoeringen bevindt de markering zich op de zeskant, bij flensuitvoeringen tussen twee flensgaten. • De markering moet in één vlak liggen met de boringen in de dippijp Instructies meting Het 100%-punt moet onder het bovenste ontluchtingsgat en de antennerand liggen. • Het 0%-punt is het uiteinde van de dippijp. • Bij de parametrering moet "Toepassing standpijp" worden gekozen en de pijpdiameter worden ingevoerd, om fouten door looptijdverschuiving te compenseren. • Een stoorsignaalonderdrukking bij ingebouwde sensor verdient aanbeveling, is echter niet dwingend noodzakelijk. • De meting door een kogelkraan met volledige doorlaat is mogelijk 36501-NL-141016 • VEGAPULS 61 • Profibus PA 23 4 Monteren Constructieve eisen • Materiaal metaal, pijp intern glad • Bij voorkeur getrokken of langsnaadgelaste RVS-pijp. • Lasnaad moet zo vlak mogelijk zijn en in één lijn liggen met de gaten. • Flenzen zijn overeenkomstig de uitlijning van de polarisatie op de pijp gelast. • Bij gebruik van een kogelkraan, overgangen een de binnenzijde uitlijnen en nauwkeurig fixeren • Spleetgrootte bij overgangen ≤ 0,1 mm • Dippijpen moeten tot de gewenste minimale vulhoogte reiken, omdat een meting alleen in de pijp mogelijk is • Diameter gaten ≤ 5 mm, aantal willekeurig, eenzijdig of doorgaand • De antennediameter van de sensor moet zo mogelijk overeenkomen met de binnendiameter van de pijp. • Diameter moet constant zijn over de gehele lengte Instructies voor verlenging dippijp: Pijpuiteinden bij verlengingen moeten zijn afgeschuind en exact in lijn op elkaar worden geplaatst • Lasverbinding conform de afbeelding via buitenliggende U-profielen. Lengte van de U-profielen minimaal de dubbele pijpdiameter • Niet door de pijpwand lassen. De dippijp moet van binnen glad blijven. Bij onbedoeld doorlassen moeten oneffenheden die aan de binnenkant zijn ontstaan worden verwijderd, omdat deze sterke echo's veroorzaken en aanhechting bevorderen. • Een verlenging via voorlasflenzen of pijpmoffen is meettechnisch niet geschikt. • Meting in bypass Een alternatief voor de meting in de dippijp is de meting in een bypass buiten de tank. 36501-NL-141016 24 VEGAPULS 61 • Profibus PA 4 Monteren Opbouw bypass 1 2 3 4 100 % 6 5 0% Fig. 18: Opbouw bypass 1 2 3 4 5 6 Instructies en eisen bypass Radarsensor Markering van de polarisatie Instrumentflens Afstand sensorreferentievlak tot bovenste pijpverbinding Afstand pijpverbindingen Kogelkraan met volledige doorlaat Instructies voor uitlijnen van de polarisatie • Let op de markering van de polarisatie op de sensor • Bij schroefdraaduitvoeringen bevindt de markering zich op de zeskant, bij flensuitvoeringen tussen twee flensgaten. • De markering moet in één lijn met de pijpverbindingen met de tank liggen Instructies meting Het 100%-punt mag niet boven de bovenverbinding met de tank liggen. • Het 0%-punt mag niet onder de onderste verbinding met de tank liggen. • Minimale afstand sensorreferentievlak tot bovenkant bovenste verbinding > 300 mm. • Bij de parametrering moet "Toepassing standpijp" worden gekozen en de pijpdiameter worden ingevoerd, om fouten door looptijdverschuiving te compenseren. • Een stoorsignaalonderdrukking bij ingebouwde sensor verdient aanbeveling, is echter niet dwingend noodzakelijk. • De meting door een kogelkraan met volledige doorlaat is mogelijk 36501-NL-141016 • VEGAPULS 61 • Profibus PA 25 4 Monteren Constructieve eisen aan de bypass: • Materiaal metaal, pijp intern glad • Bij extreem ruwe binnenkant van de pijp een ingeschoven buis (buis in buis) of een radarsensor met pijpantenne gebruiken. • Flenzen zijn overeenkomstig de uitlijning van de polarisatie op de pijp gelast. • Spleetgrootte bij overgangen ≤ 0,1 mm, bijv. bij gebruik van een kogelkraan of tussenflenzen bij losse pijpstukken. • De antennediameter van de sensor moet zo mogelijk overeenkomen met de binnendiameter van de pijp. • Diameter moet constant zijn over de gehele lengte 4.6 Meetopstellingen - doorstroming De korte voorbeelden geven inleidende instructies voor de flowmeting. Gedetailleerde ontwerpspecificaties vindt u bij de leveranciers van goten en in de vakliteratuur. 1 dmin 3 ... 4 hmax 90° ≥ 50 mm 2 2 33 90° ≥ 2 mm x hmax hmax Flowmeting bij rechthoekige overstort 4 Fig. 19: Flowmeting met rechthoekige overstort: dmin. = minimale afstand van de sensor (zie hoofdstuk "Technische gegevens"); hmax. = max. vulhoogte rechthoekige overstortschot 1 2 3 4 Overstortgoten (zijaanzicht) Bovenstroom Benedenstrooms Overstortgoot (aanzicht vanaf benedenstrooms) In principe moet op het volgende worden gelet: • • 26 36501-NL-141016 • • • • Inbouw sensor bovenstrooms Inbouw midden boven de goot en loodrecht op het vloeistofoppervlak Afstand tot de overstort Afstand overstortopening boven de bodem Min. afstand overstortopening tot laagwater Min. afstand sensor t.o.v. max. opstuwhoogte VEGAPULS 61 • Profibus PA 4 Monteren Flowmeting bij Khafagi-venturigoten 3 ... 4 x hmax d 90° hmax 1 B 2 Fig. 20: Flowmeting met Khafagi-venturigoot: d = min. afstand van de sensor; hmax. = max. vulgraad van de goot; B = grootste insnoering van de goot 1 2 Positie sensor Venturigoot In principe moet op het volgende worden gelet: • • 36501-NL-141016 • • Inbouw van de sensor aan de ingangszijde Inbouw midden boven de goot en loodrecht op het vloeistofoppervlak Afstand tot venturi-goot Min. afstand sensor t.o.v. max. opstuwhoogte VEGAPULS 61 • Profibus PA 27 5 Op het bussysteem aansluiten 5 Veiligheidsinstructies Op het bussysteem aansluiten 5.1 Aansluiting voorbereiden Let altijd op de volgende veiligheidsinstructies: Waarschuwing: Alleen in spanningsloze toestand aansluiten. • • Voedingsspanning De elektrische aansluiting mag alleen door opgeleide en door de eigenaar geautoriseerde vakspecialisten worden uitgevoerd. Indien overspanningen kunnen worden verwacht, moeten overspanningsbeveiligingen worden geïnstalleerd. De voedingsspanning wordt verzorgd door een Profibus-DP-/PA-segmentkoppeling. De voedingsspanning kan verschillen afhankelijk van de instrumentuitvoering. De gegevens voor de voedingsspanning vindt u in hoofdstuk "Technische gegevens". Verbindingskabel De aansluiting wordt met afgeschermde kabel conform Profibus-specificaties uitgevoerd. De voedingsspanning en de overdracht van het digitale bussignaal gebruiken daarbij dezelfde tweedraads aansluitkabel. Gebruik kabels met ronde doorsnede bij instrument met behuizing en kabelwartel. Controleer voor welke kabeldiameter de kabelwartel geschikt is, om de afdichtende werking van de kabelwartel te waarborgen (IP-beschermingsklasse). Gebruik een bij de kabeldiameter passende kabelwartel. Let erop, dat uw installatie conform de Profibus-specificatie wordt uitgevoerd. Vooral het afsluiten van de bus via overeenkomstige afsluitweerstanden is belangrijk. Meer informatie ove kabelspecificatie, installatie en topologie vindt u in de "Profibus PA - User and Installation Guideline" op www.profibus.com. Kabelwartel ½ NPT Bij kunststofbehuizingen moet de NPT-kabelwartel resp. de conduit-stalen buis zonder vet in het schroefdraadelement worden geschroefd. Maximale aandraaimoment voor alle behuizingen zie hoofdstuk "Technische gegevens". Kabelafscherming en aarding Bij installaties met potentiaalvereffening sluit u de kabelafscherming direct aan op het aardpotentiaal op het voedingsapparaat, in de aansluitbox en op de sensor. Daarvoor moet de afscherming in de sensor direct op de interne aardklem worden aangesloten. De externe 28 VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 Let erop, dat kabelafscherming en aarde conform de veldbusspecificatie worden uitgevoerd. Indien elektromagnetische instrooiingen worden verwacht, die boven de testwaarden van de EN 61326-1 voor industriële omgeving liggen, moet de kabelafscherming aan beide zijden op het aardpotentiaal worden aangesloten. 5 Op het bussysteem aansluiten aardklem op de behuizing moet laagimpedant op de potentiaalvereffening zijn aangesloten. In installaties zonder potentiaalvereffening met afschermingsaansluiting aan beide zijden sluit u de kabelafscherming op het voedingsapparaat en op de sensor direct op het aardpotentiaal aan. In de aansluitbox resp. de T-verdeler mag de afscherming van de korte kabel naar de sensor niet met het aardpotentiaal en niet met een andere kabelafscherming worden verbonden. De kabelafschermingen naar het voedingsapparaat en naar de volgende verdeler moeten onderling worden verbonden en via een keramische condensator (bijv. 1 nF, 1500 V) met het aardpotentiaal worden verbonden. De laagfrequente potentiaalvereffeningsstromen worden nu geblokkeerd, maar de beschermende werking voor de hoogfrequente stoorsignalen blijft behouden. Aansluittechniek 5.2 Aansluiten De aansluiting van de voedingsspanning en de signaaluitgang wordt via veerkrachtklemmen in de behuizing uitgevoerd. De verbinding met de display- en bedieningsmodule resp. de interface-adapter wordt via contactpennen in de behuizing uitgevoerd. Informatie: Het klemmenblok is opsteekbaar en kan van de elektronica worden afgenomen. Hiervoor klemmenblok met een kleine schroevendraaier optillen en uittrekken. Bij opnieuw plaatsen moet deze hoorbaar vastklikken. Aansluitstappen Ga als volgt tewerk: 1. Deksel behuizing afschroeven 2. Eventueel aanwezige display- en bedieningsmodule door iets draaien naar links uitnemen. 3. Wartelmoer van de kabelwartel losmaken. 4. Aansluitkabel ca. 10 cm ontdoen van de mantel, aderuiteinde ca. 1 cm ontdoen van de isolatie. 36501-NL-141016 5. Kabel door de kabelwartel in de sensor schuiven VEGAPULS 61 • Profibus PA 29 5 Op het bussysteem aansluiten Fig. 21: Aansluitstappen 5 en 6 - eenkamerbehuizingen Fig. 22: Aansluitstappen 5 en 6 - tweekamerbehuizingen 6. Aderuiteinden conform aansluitschema in de klemmen steken Informatie: Massieve aders en soepele aders met adereindhuls worden direct in de klemopeningen geplaatst. Bij soepele aders zonder eindhuls met een kleine schroevendraaier boven op de klem drukken, de klemopening wordt vrijgegeven. Door loslaten van de schroevendraaier worden de klemmen weer gesloten. 7. Controleer of de kabels goed in de klemmen zijn bevestigd door licht hieraan te trekken 8. Afscherming op de interne aardklem aansluiten, de externe aardklem met de potentiaalvereffening verbinden 30 VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 Meer informatie over de max. aderdiameter vindt u onder "Technische gegevens/Elektromechanische gegevens" 5 Op het bussysteem aansluiten 9. Wartelmoer van de kabelwartel vast aandraaien. De afdichtring moet de kabel geheel omsluiten 10. Eventueel aanwezige display- en bedieningsmodule weer plaatsen 11. Deksel behuizing vastschroeven De elektrische aansluiting is zo afgerond. 5.3 2 3 78 45 6 1 78 901 23 1 0 (+)1 901 23 0 Bus 4 45 6 Elektronica- en aansluitruimte Aansluitschema eenkamerbehuizing De afbeelding hierna geldt zowel voor de niet-Ex-, als ook voor de Ex-ia-uitvoering. 2(-) 5 6 7 8 5 1 Fig. 23: Elektronica- en aansluitruimte eenkamerbehuizing 1 2 3 4 5 Voedingsspanning, signaaluitgang Voor display- en bedieningsmodule resp. interface-adapter Keuzeschakelaar voor busadres Voor externe display- en bedieningseenheid Aardklem voor aansluiting van de kabelafscherming. 5.4 2 3 78 1 78 0 1 36501-NL-141016 45 6 2(-) 901 23 1 (+)1 901 23 0 Bus 45 6 Elektronicaruimte Aansluitschema tweekamerbehuizing De afbeeldingen hierna gelden zowel voor de niet-Ex-, als ook voor de Ex-ia-uitvoering. 5 6 7 8 1 Fig. 24: Elektronicaruimte tweekamerbehuizing 1 2 3 VEGAPULS 61 • Profibus PA Interne verbinding naar aansluitruimte Contactpen voor display- en bedieningsmodule resp. interfaceadapter Keuzeschakelaar voor busadres 31 5 Op het bussysteem aansluiten Aansluitruimte 2 Bus (+)1 3 2(-) 1 Fig. 25: Aansluitruimte tweekamerbehuizing 1 2 3 Voedingsspanning, signaaluitgang Voor display- en bedieningsmodule resp. interface-adapter Aardklem voor aansluiting van de kabelafscherming. Aansluitruimte - radiografischePLICSMOBILE SIM-Card Status Test USB (+)1 2(-) 1 Fig. 26: Aansluitruimte - radiografische module PLICSMOBILE 1 Voedingsspanning Gedetailleerde informatie over de aansluiting vindt u in de aanvullende handleiding "PLICSMOBILE GSM/GPRS-radiografische module". 36501-NL-141016 32 VEGAPULS 61 • Profibus PA 5 Op het bussysteem aansluiten 5.5 Aansluitschema tweekamerbehuizing Ex d ia 2 3 0 1 78 1 78 45 6 2(-) 901 23 1 (+)1 901 23 0 Bus 45 6 Elektronicaruimte 5 6 7 8 4 Fig. 27: Elektronicaruimte tweekamerbehuizing Ex d ia 1 2 3 4 Interne verbinding naar aansluitruimte Contactpen voor display- en bedieningsmodule resp. interfaceadapter Keuzeschakelaar voor busadres Interne verbinding naar connector voor externe display- en bedieningseenheid (optie) Aansluitruimte Bus (+)1 2 2(-) 1 Fig. 28: Aansluitruimte tweekamerbehuizing Ex d ia 1 2 Voedingsspanning, signaaluitgang Aardklem voor aansluiting van de kabelafscherming. Stekker M12 x 1 voor externe display- en bedieningsmodule 4 3 1 2 Fig. 29: Blik op de connector 36501-NL-141016 1 2 3 4 VEGAPULS 61 • Profibus PA Pin 1 Pin 2 Pin 3 Pin 4 Contactpen Kleur verbindingskabel in de sensor Klem elektronica Pin 1 Bruin 5 33 5 Op het bussysteem aansluiten Elektronicaruimte Contactpen Kleur verbindingskabel in de sensor Klem elektronica Pin 2 Wit 6 Pin 3 Blauw 7 Pin 4 Zwart 8 5.6 Tweekamerbehuizing met DIS-ADAPT 1 2 3 Fig. 30: Een blik op de elektronicaruimte met DISADAPT voor aansluiting van de externe display- en bedieningseenheid 1 2 3 DIS-ADAPT Interne steekverbinding Connector M12 x 1 Bezetting van de connector 4 3 1 2 Fig. 31: Zicht op de connector M12 x 1 1 2 3 4 Contactpen Kleur verbindingskabel in de sensor Klem elektronica Pin 1 Bruin 5 Pin 2 Wit 6 Pin 3 Blauw 7 Pin 4 Zwart 8 VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 34 Pin 1 Pin 2 Pin 3 Pin 4 5 Op het bussysteem aansluiten Aderbezetting aansluitkabel 5.7 Aansluitschema-uitvoeringIP66/IP68,1bar 1 2 Fig. 32: Aderbezetting vast aangesloten aansluitkabel 1 2 Instrumentadres br (+) en bl (-) voor voedingsspanning resp. naar meetversterker. Afscherming 5.8 Instrumentadres instellen Ieder Profibus-PA-instrument moet een adres toegewezen krijgen. De toegestane adressen liggen in het bereik van 0 tot 126. Ieder adres mag in een Profibus-PA-netwerk slechts eenmaal worden toegekend. Alleen bij correct ingesteld adres wordt de sensor door het besturingssysteem herkend. Bij uitlevering af fabriek is het adres 126 ingesteld. Deze kan voor functionele beproeving van het instrument en voor aansluiting op een aanwezig Profibus-PA-netwerk worden gebruikt. Aansluitend moet dit adres gewijzigd worden, om andere instrumenten te kunnen opnemen. Het adres wordt naar keuze ingesteld via: • • • De hardware-adressering is actief, wanneer met de adreskeuzeschakelaar op het instrument een adres lager dan 126 wordt ingesteld. Daarmee is de software-adressering uitgeschakeld; het ingestelde hardware-adres geldt. 36501-NL-141016 Hardware-adressering De adreskeuzeschakelaar in de elektronicaruimte van het instrument (hardwarematige addresinstelling) De display- en bedieningsmodule (softwarematige adresinstelling) PACTware/DTM (softwarematige adresinstelling) VEGAPULS 61 • Profibus PA 35 5 Op het bussysteem aansluiten 1 2 3 78 45 6 1 78 45 6 0 2(-) 901 23 (+)1 1 Bus 901 23 0 5 6 7 8 Fig. 33: Adreskeuzeschakelaar 1 2 3 Software-adressering Adressen kleiner dan 100 (keuze 0), adressen groter dan 100 (keuze 1) Decimaal van het adres (keuze 0 tot 9) Teller van het adres (keuze 0 tot 9) De software-adressering is actief, wanneer met de adreskeuzeschakelaar op het instrument het adres 126 of groter is ingesteld. De adresseringsprocedure wordt in de handleiding "Display- en bedieningsmodule" beschreven. 5.9 Inschakelfase Na de aansluiting van de VEGAPULS 61 op het bussysteem voert het instrument eerst ca. 30 seconden lang een zelftest uit. De volgende stappen worden doorlopen: • • • • Interne test van de elektronica. Weergave van instrumenttype, hard- en softwareversie, meetplaatsnaam op display resp. PC Weergave van de statusmelding "F 105 bepaal meetwaarde" op display resp. PC Statusbyte gaat kort naar storing Zodra een plausibele meetwaarde is gevonden, wordt deze op de signaalkabel uitgestuurd. De waarde komt overeen met het actuele niveau en de al uitgevoerde instellingen, bijv. de fabrieksinregeling. 36501-NL-141016 36 VEGAPULS 61 • Profibus PA 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule 6 6.1 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule Aanwijs- en bedieningsmodule inzetten De display- en bedieningsmodule kan te allen tijde in de sensor worden geplaatst en weer worden verwijderd. Daarbij kan deze in vier posities worden geplaatst, telkens met 90° verdraaid. Een onderbreking van de voedingsspanning is hiervoor niet nodig. Ga als volgt tewerk: 1. Deksel behuizing afschroeven 2. Aanwijs- en bedieningsmodule in de gewenste positie op de elektronica plaatsen en naar rechts draaien tot deze vastklikt. 3. Deksel behuizing met venster vastschroeven De demontage volgt in omgekeerde volgorde De display- en bedieningsmodule wordt door de sensor gevoed, andere aansluitingen zijn niet nodig. 36501-NL-141016 Fig. 34: Plaatsen van de display- en bedieningsmodule bij eenkamerbehuizing in elektronicaruimte. VEGAPULS 61 • Profibus PA 37 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule 1 2 Fig. 35: Plaatsen van de display- en bedieningsmodule bij de tweekamerbehuizing 1 2 In de elektronicaruimte In aansluitruimte Opmerking: Indien u naderhand het instrument met een display- en bedieningsmodule voor permanente meetwaarde-aanwijzing wilt uitrusten, dan is een verhoogd deksel met venster nodig. 6.2 Bedieningssysteem 1 2 Toetsfuncties 38 1 2 LC-display Bedieningstoetsen • [OK]-toets: – Naar menu-overzicht gaan 36501-NL-141016 Fig. 36: Aanwijs- en bedieningselementen VEGAPULS 61 • Profibus PA 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule • • • Bedieningssysteem – Gekozen menu bevestigen – Parameter wijzigen – Waarde opslaan [->]-toets: – Weergave meetwaarde wisselen – Lijstpositie kiezen – Te wijzigen positie kiezen [+]-toets: – Waarde van een parameter veranderen [ESC]-toets: – Invoer onderbreken – Naar bovenliggend menu terugspringen U bedient het instrument via de vier toetsen van de display- en bedieningsmodule. Op het LC-display worden de afzonderlijke menupunten weergegeven. De functies van de toetsen vindt u hierboven. Ongeveer 60 minuten nadat voor het laatst een toets is bediend keert het instrument automatisch terug naar de meetwaarde-aanwijzing. Daarbij gaan de nog niet met de [OK]-toets bevestigde waarden verloren. 6.3 Parametrering Door de parametrering wordt het instrument op de toepassingsomstandigheden aangepast. De parametrering verloopt via een bedieningsmenu. Hoofdmenu Het hoofdmenu is in vijf bereiken verdeeld met de volgende functionaliteit: Inbedrijfname: instellingen bijv. voor meetplaatsnaam, medium, toepassing, tank, inregeling, AI FB 1 Channel - schaalinstelling demping Display: taalomschakeling, instellingen voor meetwaarde-aanwijzing en verlichting Diagnose: informatie bijv. over instrumentstatus, sleepwijzer, meetnauwkeurigheid, AL FB1-simulatie, echocurve Overige instellingen: instrumenteenheden, stoorsignaalonderdrukking, linearisatie, sensoradres, PIN, datum/tijd, reset, sensorgegevens kopiëren 36501-NL-141016 Info: instrumentnaam, hard- en softwareversie, kalibratiedatum, instrumentspecificaties In het hoofdmenupunt "inbedrijfname" moeten voor een optimale instelling van de meting de afzonderlijke submenupunten opeenvolgend worden gekozen en ingesteld op de juiste parameters. De procedure wordt hierna beschreven. VEGAPULS 61 • Profibus PA 39 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule Inbedrijfname - medium Ieder product heeft een ander reflectiegedrag. Bij vloeistoffen komen daar onrustige oppervlakken en schuimvorming als storende factoren bij. Bij stortgoed is dit de stofontwikkeling, het talud en extra echo's door de tankwand. Om de sensor aan deze verschillende meetomstandigheden aan te passen, moet in dit menupunt eerst de keuze "vloeistof" of "stortgoed" worden gemaakt. Door deze instelling wordt de sensor optimaal op het product aangepast en wordt de meetzekerheid vooral bij media met slechte reflecterende eigenschappen duidelijk verbeterd. Voer de gewenste parameter in via de betreffende toetsen, sla uw instellingen op met [OK] en ga met [ESC] en [->] naar het volgende menupunt. Inbedrijfname - toepassing Naast het medium kan ook de toepassing resp. de toepassingslocatie de meting beïnvloeden. Met dit menupunt is het mogelijk, de sensor op de meetomstandigheden aan te passen. De instelmogelijkheden hangen af van de keuze "Vloeistof" of "Stortgoed" onder "Medium". Bij "vloeistof" staan de volgende keuzemogelijkheden ter beschikking: De keuze "standpijp" opent een nieuw venster, waarin de binnendiameter van de gebruikte standpijp wordt ingevoerd. Opslagtank: • Constructie: groot volume, staand cilindrisch, liggend rond • Productsnelheid: langzaam vullen en legen • Proces-/meetomstandigheden: 40 VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 Aan de toepassingen liggen de volgende kenmerken ten grondslag: 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule • – Condensaatvorming – Rustig productoppervlak – Hoge eisen aan de meetnauwkeurigheid Eigenschappen sensor: – Geringe gevoeligheid voor sporadische stoorecho's – Stabiele en betrouwbare meetwaarden door gemiddelde waardebepaling – Hoge meetnauwkeurigheid – Korte reactietijd van de sensor niet nodig Opslagtank met productcirculatie Constructie: groot volume, staand cilindrisch, liggend rond Productsnelheid: langzaam vullen en legen Ingebouwde onderdelen: klein aan de zijkant ingebouwd of groot van bovenaf ingebouwd roerwerk • Proces-/meetomstandigheden: – Relatief rustig productoppervlak – Hoge eisen aan de meetnauwkeurigheid – Condensaatvorming – Geringe schuimvorming – Overvulling mogelijk • Eigenschappen sensor: – Geringe gevoeligheid voor sporadische stoorecho's – Stabiele en betrouwbare meetwaarden door gemiddelde waardebepaling – Hoge meetnauwkeurigheid, want niet voor maximale snelheid ingesteld – Stoorsignaalonderdrukking aanbevolen • • • Opslagtanks op schepen (Cargo Tank): Productsnelheid: langzaam vullen en legen Tank: – Ingebouwde onderdelen op de bodem (versterkingen, verwarmingsslangen) – Hoge sokken 200 ... 500 mm, ook met grote diameters • Proces-/meetomstandigheden: – Condensaatvorming, productafzettingen door beweging – Hoogste eisen aan de meetnauwkeurigheid vanaf 95% • Eigenschappen sensor: – Geringe gevoeligheid voor sporadische stoorecho's – Stabiele en betrouwbare meetwaarden door gemiddelde waardebepaling – Hoge meetnauwkeurigheid – Stoorsignaalonderdrukking nodig • • Roerwerktank (reactor) Constructie: alle tankafmetingen mogelijk Productsnelheid: – Snel tot langzaam vullen mogelijk – Tank wordt zeer vaak gevuld en geleegd • Tank: – Sokken aanwezig – Grote roerwerkschoepen van metaal 36501-NL-141016 • • VEGAPULS 61 • Profibus PA 41 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule • • – Stromingsbreker, verwarmingsslangen Proces-/meetomstandigheden: – Condensaatvorming, productafzettingen door beweging – Sterke wervelvorming – Sterk bewegend oppervlak, schuimvorming Eigenschappen sensor: – Hogere meetsnelheid door minder gemiddelde waardebepaling – Sporadische stoorecho's worden onderdrukt Doseertank Constructie: alle tankafmetingen mogelijk Productsnelheid: – Zeer snel vullen en legen – Tank wordt zeer vaak gevuld en geleegd • Tank: beperkte inbouwsituatie • Proces-/meetomstandigheden: – Condensaatvorming, productafzettingen aan de antenne – Schuimvorming • Eigenschappen sensor: – Meetsnelheid optimaal dankzij nagenoeg geen gemiddelde waardebepaling – Sporadische stoorecho's worden onderdrukt – Stoorsignaalonderdrukking aanbevolen • • Standpijp: Productsnelheid: zeer snel vullen en legen Tank: – Ontluchtingsgat – Verbindingsplaatsen zoals flenzen, lasnaden – Looptijdverschuiving in de pijp • Proces-/meetomstandigheden: – Condensaatvorming – Aanhechtingen • Eigenschappen sensor: – Meetsnelheid optimaal dankzij weinig gemiddelde waardebepaling – Invoer van de binnendiameter houdt rekening met de looptijdverschuiving – Echodetectiegevoeligheid gereduceerd • • Bypass: Productsnelheid: – Snel tot langzaam vullen bij korte tot lange bypasses mogelijk – Vaak wordt het niveau via een regeling vastgehouden • Tank: – Toegangen en aftakkingen aan de zijkant – Verbindingsplaatsen zoals flenzen, lasnaden – Looptijdverschuiving in de pijp • Proces-/meetomstandigheden: – Condensaatvorming – Aanhechtingen – Scheiding van olie en water mogelijk – Overvullen tot in de antenne mogelijk • VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 42 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule • Eigenschappen sensor: – Meetsnelheid optimaal dankzij weinig gemiddelde waardebepaling – Invoer van de binnendiameter houdt rekening met de looptijdverschuiving – Echodetectiegevoeligheid gereduceerd – Stoorsignaalonderdrukking aanbevolen Kunststof tank: Tank: – Meting vast aan- resp. ingebouwd – Meting afhankelijk van de toepassing door het tankdak – Bij een lege tank kan de meting door de bodem gaan • Proces-/meetomstandigheden: – Condensaatvorming aan het kunststof dak – Bij buitenopstelling is verzamelen van water of sneeuw op het tankdak mogelijk • Eigenschappen sensor: – Met stoorsignalen buiten de tank wordt ook rekening gehouden – Stoorsignaalonderdrukking aanbevolen • Transportabele kunststof tank: Tank: – Materiaal en dikte verschillend – Meting door het tankdak • Proces-/meetomstandigheden: – Meetwaardesprong bij tankwisseling • Eigenschappen sensor: – Snelle aanpassing op veranderde reflectie-omstandigheden door tankwisseling – Stoorsignaalonderdrukking nodig • Open water (peilmeting) Peilveranderingssnelheid: langzame peilverandering Proces-/meetomstandigheden: – Afstand sensor-wateroppervlak is groot – Hoge demping van het uitgangssignaal vanwege golfvorming – IJs- en condensaatvorming aan de antenne mogelijk – Spinnen en insecten nestelen in de antennes – Drijvende objecten of dieren sporadisch op het wateroppervlak • Eigenschappen sensor: – Stabiele en betrouwbare meetwaarden door hoge gemiddelde waardebepaling – Ongevoelig op korte afstand • • Open goot (doorstroommeting) Peilveranderingssnelheid: langzame peilverandering Proces-/meetomstandigheden: – IJs- en condensaatvorming aan de antenne mogelijk – Spinnen en insecten nestelen in de antennes – Rustig wateroppervlak – Nauwkeurige meetresultaten gevraagd – Afstanden tot het wateroppervlak relatief groot 36501-NL-141016 • • VEGAPULS 61 • Profibus PA 43 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule • Eigenschappen sensor: – Stabiele en betrouwbare meetwaarden door hoge gemiddelde waardebepaling – Ongevoelig op korte afstand Regenwateroverstort (schot): Peilveranderingssnelheid: langzame peilverandering Proces-/meetomstandigheden: – IJs- en condensaatvorming aan de antenne mogelijk – Spinnen en insecten nestelen in de antennes – Turbulent wateroppervlak – Sensoroverstroming mogelijk • Eigenschappen sensor: – Stabiele en betrouwbare meetwaarden door hoge gemiddelde waardebepaling – Ongevoelig op korte afstand • • Demonstratie: Instelling voor alle toepassingen, die niet typische niveaumetingen zijn – Instrumentdemonstratie – Objectherkenning/-bewaking (aanvullende instellingen nodig) • Eigenschappen sensor: – Sensor accepteert iedere meetwaardeverandering binnen het meetbereik direct – Hoge gevoeligheid voor storingen vanwege praktisch geen gemiddelde waardebepaling • Opgelet: Indien in de tank een scheiding van vloeistoffen met verschillende diëlektrische constante optreedt, bijv. door vorming van condens, dan kan de radarsensor onder bepaalde omstandigheden alleen het product met de hogere diëlektrische constante detecteren. Let erop, dat scheidingslagen daardoor foutieve metingen kunnen veroorzaken. Wanneer u de totale hoogte van de beide vloeistoffen betrouwbaar wilt meten, neem dan contact op met onze service-afdeling of gebruik een instrument voor scheidingslaagmeting. Bij "stortgoed" staan de volgende keuzemogelijkheden ter beschikking: Aan de toepassingen liggen de volgende kenmerken ten grondslag: 44 VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 Silo (slank en hoog) • Tank van metaal: lasnaden • Proces-/meetomstandigheden: – Vullen dicht bij de sensor – Systeemruis bij volledig lege silo verhoogd • Eigenschappen sensor: – Stabiele meetwaarden door hoge gemiddelde waardebepaling 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule – Stoorsignaalonderdrukking bij inbedrijfname aanbevolen voor automatische stoorsignaalonderdrukking nodig – Automatische stoorsignaalonderdrukking bij deels gevulde tank Bunker (groot volume) Tank van beton of metaal: – Gestructureerde tankwanden – Ingebouwde onderdelen aanwezig • Proces-/meetomstandigheden: – Grote afstand tot medium – Grote storthoek • Eigenschappen sensor: – Gemiddelde waardebepaling – Grote meetwaardesprongen worden geaccepteerd • Bunker met snelle vulling: Tank van beton of metaal, ook meerkamersilo – Gestructureerde tankwanden – Ingebouwde onderdelen aanwezig • Proces-/meetomstandigheden: – Meetwaardesprongen, bijv. door vrachtwagenbelading – Grote afstand tot medium – Grote storthoek • Eigenschappen sensor: – Geringe gemiddelde waardebepaling – Zeer grote meetwaardesprongen worden geaccepteerd • Stortberg: Sensormontage op beweegbare transportband Registratie van het stortbergprofiel Hoogteregistratie tijdens het storten Proces-/meetomstandigheden: – Meetwaardesprongen bijv. door het profiel van de stortberg en traversen – Grote storthoek – Meting dichtbij de vulstroom • Eigenschappen sensor: – Gemiddelde waardebepaling – Grote meetwaardesprongen worden geaccepteerd • • • • Breker: Tank: ingebouwde onderdelen, slijt- en beveiligingsinrichtingen aanwezig • Proces-/meetomstandigheden: – Meetwaardesprongen, bijv. door vrachtwagenbelading – Hoge reactiesnelheid – Grote afstand tot medium • Eigenschappen sensor: – Nauwelijks gemiddelde waardebepaling – Maximale reactiesnelheid, zeer grote meetwaardesprongen worden geaccepteerd 36501-NL-141016 • VEGAPULS 61 • Profibus PA 45 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule Demonstratie: • Instelling voor alle toepassingen, die niet typische niveaumetingen zijn – Instrumentdemonstratie – Objectherkenning/-bewaking (aanvullende instellingen nodig) • Eigenschappen sensor: – Sensor accepteert iedere meetwaardeverandering binnen het meetbereik direct – Hoge gevoeligheid voor storingen vanwege praktisch geen gemiddelde waardebepaling Door deze keuze wordt de sensor optimaal op de toepassing resp. op de toepassingslocatie aangepast en de meetnauwkeurigheid onder de verschillende randvoorwaarden wordt duidelijk verbeterd. Voer de gewenste parameter in via de betreffende toetsen, sla uw instellingen op met [OK] en ga met [ESC] en [->] naar het volgende menupunt. Inbedrijfname - tankhoog- Door deze keuze wordt het werkgebied van de sensor aangepast op te, meetbereik de tankhoogte en de meetnauwkeurigheid wordt onder de verschillende randvoorwaarden duidelijk verbeterd. Onafhankelijk daarvan moet vervolgens nog de min.-inregeling worden uitgevoerd. Voer de gewenste parameter in via de betreffende toetsen, sla uw instellingen op met [OK] en ga met [ESC] en [->] naar het volgende menupunt. Inbedrijfname - tankvorm Naast het medium en de toepassing kan ook de tankvorm de meting beïnvloeden. Om de sensor aan deze meetomstandigheden aan te passen, biedt dit menupunt u bij bepaalde toepassingen voor tankbodem en -dak verschillende keuzemogelijkheden. Voer de gewenste parameter in via de betreffende toetsen, sla uw instellingen op met [OK] en ga met [ESC] en [->] naar het volgende menupunt. Voor het uitvoeren van deze inregeling wordt de afstand bij volle en lege tank ingevoerd, zie het volgende voorbeeld: 46 VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 Inbedrijfname - inregeling Omdat de radarsensor een afstandsmeetinstrument is, wordt de afstand van de sensor tot het productoppervlak gemeten. Om de eigenlijke producthoogte te kunnen weergeven, moet de gemeten afstand aan de procentuele hoogte worden toegekend. 3 100% 2 5m (196.9") 0,5 m (19.68") 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule 0% 1 Fig. 37: Parametreervoorbeeld min.-/max.-inregeling 1 2 3 Min. niveau = max. meetafstand Max. niveau = min. meetafstand Referentievlak Wanneer deze waarden niet bekend zijn, kan ook met de afstanden bijvoorbeeld van 10% en 90% worden ingeregeld. Uitgangspunt voor deze afstandsinstellingen is altijd het referentievlak, d.w.z. het afdichtvlak van het schroefdraad of de flens. Specificaties over het referentievlak vindt u in het hoofdstuk "Technische gegevens". Aan de hand van deze instellingen wordt dan de eigenlijke vulhoogte berekend. Het actuele niveau speelt bij deze inregeling geen rol, de min.-/ max.-inregeling wordt altijd zonder verandering van het productniveau uitgevoerd. Daarom kunnen deze instellingen al vooraf worden ingevoerd, zonder dat het instrument hoeft te zijn ingebouwd. Inbedrijfname - min.-inregeling Ga als volgt tewerk: 1. Het menupunt "Inbedrijfname" met [->] kiezen en met [OK] bevestigen. Nu met [->] het menupunt "Min.-inregeling" kiezen en met [OK] bevestigen. 36501-NL-141016 2. Met [OK] de procentuele waarde aanpassen en de cursor met [->] op de gewenste positie plaatsen. 3. De gewenste procentuele waarde met [+] instellen en met [OK] opslaan. De cursor verspringt nu naar de afstandswaarde. VEGAPULS 61 • Profibus PA 47 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule 4. Voer de bij de procentuele waarde horende afstandswaarde in meters in voor de lege tank (bijv. afstand van de sensor tot aan de tankbodem). 5. Instellingen met [OK] opslaan en met [ESC] en [->] naar max.-inregeling gaan. Inbedrijfname - max.-inregeling Ga als volgt tewerk: 1. Met [->] het menupunt max.-inregeling kiezen en met [OK] bevestigen. 2. Met [OK] de procentuele waarde voor aanpassen voorbereiden en de cursor met [->] op de gewenste positie plaatsen. 3. De gewenste procentuele waarde met [+] instellen en met [OK] opslaan. De cursor verspringt nu naar de afstandswaarde. 4. Voer de bij de procentuele waarde passende afstandswaarde in meters in voor de volle tank. Let erop dat het maximale niveau onder de minimale afstand tot de antennerand moet liggen. 5. Instellingen met [OK] opslaan In de sensor worden de minimale en maximale meetwaarde opgeslagen. In het menupunt "Sleepaanwijzer" worden de waarden getoond. Diagnose - meetzekerheid Bij contactloos werkende niveausensoren kan de meting door de procesomstandigheden worden beïnvloed. In dit menupunt wordt de meetzekerheid van de niveau-echo als dB-waarde weergegeven. De meetzekerheid is signaalsterkte minus ruis. Des te groter de waarde is, des te betrouwbaarder functioneert de meting. Bij een werkende meting zijn de waarden > 10 dB. 48 VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 Diagnose - aanwijzing 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule Diagnose - curveweergave De "Echocurve" geeft de signaalsterkte van de echo over het meetbereik in dB weer. De signaalsterkte maakt beoordeling van de kwaliteit van de meting mogelijk. De "Stoorsignaalonderdrukking" geeft de opgeslagen stoorecho's (zie menu "Overige instellingen") weer van de lege tank met signaalsterkte in "dB" over het meetbereik. Een vergelijking van de echocurve en de stoorsignaalonderdrukking maakt een nauwkeurigher uitspraak over de meetzekerheid mogelijk. De gekozen curve wordt voortdurend geactualiseerd. Met de toets [OK] wordt een submenu met zoomfuncties geopend: • • • Overige instellingen stoorsignaalonderdrukking "X-zoom": loepfunctie voor de meetafstand "Y-zoom": 1-, 2-, 5- en 10-voudige vergroting van het signaal in "dB" "Unzoom": terugzetten van de weergave naar het nominale meetbereik met enkele vergroting De volgende omstandigheden veroorzaken stoorreflecties en kunnen de meting beïnvloeden: • • • • Hoge sokken Ingebouwde delen in de tank, zoals versterkingen Roerwerken Aanhechtingen of lasnaden aan tankwanden Opmerking: Een stoorsignaalonderdrukking registreert, markeert en bewaart deze stoorsignalen, zodat deze voor de niveaumeting worden genegeerd. Dit moet bij laag niveau worden uitgevoerd, zodat eventueel aanwezige storende reflecties kunnen worden geregistreerd. Ga als volgt tewerk: 36501-NL-141016 1. Met [->] het menupunt "Stoorsignaalonderdrukking" kiezen en met [OK] bevestigen. VEGAPULS 61 • Profibus PA 49 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule 2. Weer met [OK] bevestigen. 3. Weer met [OK] bevestigen. 4. Weer met [OK] bevestigen en de werkelijke afstand van de sensor tot het oppervlak van het product invoeren. 5. Alle in dit bereik aanwezige stoorsignalen worden nu na bevestigen met "OK" door de sensor geregistreerd en opgeslagen. Opmerking: Controleer de afstand tot het productoppervlak, omdat bij een verkeerde (te grote) opgave het actuele niveau als stoorsignaal wordt opgeslagen. Zo kan in dit bereik het niveau niet meer worden bepaald. Wanneer in de sensor al een stoorsignaalonderdrukking is aangemaakt, dan verschijnt bij de keuze "Stoorsignaalonderdrukking" het volgende menuvenster: "Wissen": een al aanwezige stoorsignaalonderdrukking wordt compleet gewist. Dit is nuttig, wanneer de aanwezige stoorsignaalonderdrukking niet meer bij de meettechnische omstandigheden van de tank past. "Uitbreiden": een al aangemaakte stoorsignaalonderdrukking wordt uitgebreid. Dit is zinvol, wanneer een stoorsignaalonderdrukking bij een te hoog niveau werd uitgevoerd en dus niet alle stoorecho's konden worden geregistreerd. Bij de keuze "Uitbreiden" wordt de afstand tot het mediumoppervlak van de aangemaakte stoorsignaalonderdrukking getoond. Deze waarde kan nu worden veranderd en de stoorsignaalonderdrukking kan tot dit bereik worden uitgebreid. 50 Een linearisatie is bij alle tanks nodig, waarbij het tankvolume niet lineair toeneemt met het niveau, bijv. bij een liggende cilindrische tank of een boltank, en de weergave of het uitsturen van het volume is gewenst. Voor deze tanks zijn overeenkomstige linearisatiecurven opgeslagen. Deze staan voor de verhouding van het procentuele niveau en het tankvolume. VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 Overige instellingen linearisatiecurve 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule Door het activeren van de passende curve wordt het procentuele tankvolume correct weergegeven. Indien het volume niet in procenten, maar bijvoorbeeld in liters of kilogrammen moet worden weergegeven, kan bovendien een schaalverdeling in het menupunt "display" worden ingesteld. Voer de gewenste parameter in via de betreffende toetsen, sla uw instellingen op en ga met de [ESC]- en [->]-toets naar het volgende menupunt. Opgelet: Bij toepassing van instrumenten met bijbehorende toelating als onderdeel van een overvulbeveiliging conform WHG moet op het volgende worden gelet: Wanneer een linearisatiecurve wordt gekozen, dan is het meetsignaal niet meer altijd lineair met het niveau. Hiermee moet de gebruiker rekening houden, in het bijzonder bij de instelling van het schakelpunt op de grenswaardesignalering. Overige instellingen reset Bij een reset worden alle instellingen behalve enkele uitzonderingen gereset. De uitzonderingen zijn: PIN, taal, verlichting, SIL en HART-modus. De volgende resetfuncties staan ter beschikking: • • 36501-NL-141016 • • VEGAPULS 61 • Profibus PA Uitleveringstoestand: herstellen van de parameterinstellingen naar het tijdstip van uitlevering af fabriek incl. de opdrachtspecifieke instellingen. Een aangemaakte stoorsignaalonderdrukking, vrij geprogrammeerde linearisatiecurve, meetwaardegeheugen, echocurvegeheugen en eventgeheugen worden gewist. Basisinstellingen: resetten van de parameterinstellingen incl. speciale parameters naar de defaultwaarden van het betreffende instrument. Een aangemaakte stoorsignaalonderdrukking, vrij geprogrammeerde linearisatiecurve, meetwaardegeheugen, echocurvegeheugen en eventgeheugen worden gewist. Inbedrijfname: resetten van de parameterinstellingen in het menupunt inbedrijfname naar de defaultwaarden van het betreffende instrument. Opdrachtgerelateerde instellingen blijven behouden, maar worden niet in de actuele parameters overgenomen. Een aangemaakte stoorsignaalonderdrukking, vrij geprogrammeerde linearisatiecurve en het meetwaardegeheugen worden gewist. Stoorsignaalonderdrukking: wissen van een eerder aangemaakte stoorsignaalonderdrukking. De af fabriek ingestelde stoorsignaalonderdrukking blijft actief. 51 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule • Sleepwijzer meetwaarde: terugzetten van de gemeten min. en max. afstanden op de actuele meetwaarde. Kies de gewenste resetfunctie met [->] en bevestig dit met [OK]. De volgende tabel toont de default-waarde van de VEGAPULS 61: Menu Menupunt Default-waarde Inbedrijfname Meetplaatsnaam Sensor Medium Vloeistof/wateroplossing Toepassing Opslagtank Tankvorm Tankbodem bolvormig Stortgoed/schrot, kiezel Silo Tankdak bolvormig Tankhoogte/meet- Aanbevolen meetbereik, zie "Technibereik sche gegevens" in appendix Min.-inregeling Aanbevolen meetbereik, zie "Technische gegevens" in appendix Max.-inregeling 0,000 m(d) AI FB1 Channnel PV (lin. Proz.) AI FB1 schaaleen- Hoogte heid % AI FB1 schaalver- 0,00 lin %, 0,00 % deling 100,00 lin %, 100,00 % Display Overige instellingen 6.4 AI FB1 Demping 0s Bediening blokkeren Vrijgegeven Taal Conform opdracht Aanwijswaarde SV 1 Verlichting Uitgeschakeld Afstandseenheid m Temperatuureenheid °C Eenheid SV2 m Sondelengte Lengte standpijp af fabriek Linearisatiecurve Lineair Sensoradres 126 Opslaan van de parameters 52 VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 Het verdient aanbeveling, de ingestelde waarden te noteren, bijv. in deze handleiding, en aansluitend te archiveren. Deze kunnen daardoor nogmaals worden gebruikt en zijn beschikbaar voor bijv. servicedoeleinden. 6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule Wanneer het instrument is uitgerust met een display- en bedieningsmodule, dan kunnen de belangrijkste data uit de sensor in de display- en bedieningsmodule worden ingelezen. De procedure wordt beschreven in de handleiding "Display- en bedieningsmodule" onder het menupunt "Sensordata worden". De data blijven daar permanent opgeslagen, ook bij uitval van de voedingsspanning. De volgende data resp. instellingen van de bediening van de displayen bedieningsmodule worden hierbij opgeslagen: • • • Alle gegevens uit de menu's "Inbedrijfname" en "Display" In het menu "Overige instellingen" de punten "Sensorspecifieke eenheden, temperatuureenheid en linearisatie" De waarden van de vrij programmeerbare lineariseringscurve 36501-NL-141016 De functie kan ook worden gebruikt, om instellingen van het ene instrument naar een ander instrument van hetzelfde type over te dragen. Wanneer een verwisseling van de sensor nodig mocht zijn, dan wordt de display- en bedieningsmodule in het vervangende instrument geplaatst en de data tevens via het menupunt "Sensorgegevens kopiëren" in de sensor geschreven. VEGAPULS 61 • Profibus PA 53 7 In bedrijf nemen met PACTWARE 7 In bedrijf nemen met PACTWARE 7.1 De PC aansluiten Via interface-adapter direct op de sensor 2 1 3 Fig. 38: Aansluiting van de PC via interface-adapter direct op de sensor 1 2 3 Voorwaarden USB-kabel naar PC Interface-adapter VEGACONNECT Sensor 7.2 Parametrering Voor de parametrering van het instrument via een Windows-PC is de configuratiesoftware PACTware en een passende instrumentdriver (DTM) conform de FDT-standaard nodig. De meest actuele PACTware-versie en alle beschikbare DTM's zijn in een DTM Collection opgenomen. Bovendien kunnen de DTM's in andere applicaties conform FDT-standaard worden opgenomen. Opmerking: Om de ondersteuning van alle instrumentfuncties te waarborgen, moet u altijd de nieuwste DTM Collection gebruiken. Bovendien zijn niet alle beschreven functies in oudere firmwareversies opgenomen. De nieuwste instrumentsoftware kunt u van onze homepage downloaden. Een beschrijving van de update-procedure is ook op internet beschikbaar. 54 VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 De verdere inbedrijfname wordt in de gebruiksaanwijzing "DTM-Collection/PACTware" beschreven, die met iedere DTM Collection wordt meegeleverd en via internet kan worden gedownload. Een aanvullende beschrijving is in de online-help van PACTware en de VEGA-DTM's opgenomen. 7 In bedrijf nemen met PACTWARE Fig. 39: Voorbeeld van een DTM-aanzicht Standaard-/volledige versie Alle instrument-DTM's zijn leverbaar als gratis standaard versie en als volledige versie tegen betaling. In de standaard versie zijn alle functies voor een complete inbedrijfname opgenomen. Een assistent voor eenvoudige projectopbouw vereenvoudigt de bediening aanmerkelijk. Ook het opslaan/afdrukken van het project en een import-/exportfunctie zijn onderdeel van de standaard versie. In de volledige versie is bovendien een uitgebreide afdrukfunctie beschikbaar voor de volledige projectdocumentatie en het opslaan van meetwaarde- en echocurven. Bovendien is hier een tankberekeningsprogramma en een multiviewer voor weergave en analyse van de opgeslagen meetwaarde- en echocurven beschikbaar. De standaardversie kan op www.vega.com/downloads en "Software" worden gedownload. De volledige versie kunt u op een CD krijgen via uw vertegenwoordiging. 7.3 Opslaan van de parameters 36501-NL-141016 Het verdient aanbeveling de parameters via PACTware te documenteren resp. op te slaan. Deze kunnen daardoor nogmaals worden gebruikt en staan voor servicedoeleinden ter beschikking. VEGAPULS 61 • Profibus PA 55 8 In bedrijf nemen met andere systemen 8 8.1 In bedrijf nemen met andere systemen DD-bedieningsprogramma's Voor het instrument staan instrumentbeschrijvingen als Enhanced Device Description (EDD) voor DD-bedieningsprogramma's zoals bijv. AMS™ en PDM ter beschikking. De bestanden kunnen op www.vega.com/downloads en "Software" worden gedownload. 36501-NL-141016 56 VEGAPULS 61 • Profibus PA 9 Diagnose, Asset Management en Service 9 Diagnose, Asset Management en Service 9.1 Onderhoud 9.2 Meetwaarde- en eventgeheugen Bij correct gebruik is bij normaal bedrijf geen onderhoud nodig. Het instrument beschikt over meerdere geheugens, die voor diagnosedoeleinden ter beschikking staan. De gegevens blijven ook bij onderbreking van de voedingsspanning behouden. Meetwaardegeheugen Tot maximaal 100.000 meetwaarden kunnen in de sensor worden opgeslagen in een ringgeheugen. Iedere positie bevat datum/tijd en de betreffende meetwaarde. Bewaarbare waarden zijn bijv.: • • • • • • • • Afstand Vulhoogte Procentuele waarde Lin. procent Op schaal Stroomwaarde Meetzekerheid Elektronicatemperatuur Het meetwaardegeheugen is bij uitlevering actief en slaat elke 3 minuten afstand, meetzekerheid en elektronicatemperatuur op. De gewenste waarde en registratievoorwaarden worden via een PC met PACTware/DTM resp. het besturingssysteem met EDD vastgelegd. Op die manier worden de data uitgelezen resp. ook gereset. Eventgeheugen Tot maximaal 500 events worden met tijdstempel automatisch in de sensor permanent opgeslagen. Iedere positie bevat datum/tijd, eventtype, eventbeschrijving en waarde. Eventtypen zijn bijv.: • • • • Verandering van een parameter In- en uitschakeltijdstippen Statusmeldingen (conform NE 107) Foutmeldingen (conform NE 107) Via een PC met PACTware/DTM resp. het besturingssysteem met EDD worden de data uitgelezen. Echocurvegeheugen De echocurven worden hierbij met datum en tijd en de bijbehorende echogegevens opgeslagen. Het geheugen is in twee sectoren onderverdeeld: 36501-NL-141016 Echocurve van de inbedrijfname: Deze is bedoeld als referentie-echocurve voor de meetomstandigheden bij de inbedrijfname. Veranderingen van de meetomstandigheden tijdens bedrijf of aanhechtingen aan de sensor kunnen zo worden herkend. De echocurve van de inbedrijfname wordt opgeslagen via: • • • VEGAPULS 61 • Profibus PA PC met PACTware/DTM Besturingssysteem met EDD Display- en bedieningsmodule 57 9 Diagnose, Asset Management en Service Overige echocurven: in dit geheugengebied kunnen maximaal 10 echocurven in de sensor in een ringgeheugen worden opgeslagen. De overige echocurven worden opgeslagen via: • • PC met PACTware/DTM Besturingssysteem met EDD 9.3 Asset-management functie Het instrument beschikt over een zelfbewaking en diagnose conform NE 107 en VDI/VDE 2650. Voor de in de volgende tabel genoemde statusmeldingen zijn gedetailleerde storingsmeldingen onder het menupunt "Diagnose" via display- en bedieningsmodule, PACTware/ DTM en EDD beschikbaar. Statusmeldingen De statusmeldingen zijn onderverdeeld in de volgende categorieën: • • • • Uitval Functiecontrole Buiten de specificaties Onderhoud nodig en door pictogrammen verduidelijkt: 1 2 3 4 Fig. 40: Pictogrammen van de statusmeldingen 1 2 3 4 Uitval (failure) - rood Buiten de specificatie (out of specification) - geel Functiecontrole (function check) - oranje Onderhoud nodig (maintenance) - blauw Uitval (Failure): vanwege een herkende functiestoring in het instrument geeft het instrument een storingsmelding. Deze statusmelding is altijd actief. Deactiveren door de gebruiker is niet mogelijk. Functiecontrole (Function check): aan het instrument wordt gewerkt, de meetwaarde is tijdelijk ongeldig (bijv. tijdens de simulatie). Deze statusmelding is standaard niet actief. Activeren is door de gebruiker mogelijk via PACTware/DTM of EDD. Deze statusmelding is standaard niet actief. Activeren is door de gebruiker mogelijk via PACTware/DTM of EDD. Onderhoud nodig (Maintenance): door externe invloeden is de instrumentfunctie beperkt. De meting wordt beïnvloed, de meetwaar58 VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 Buitendespecificaties(Outofspecification): de meetwaarde isonzeker, omdat de instrumentspecificaties zijn overschreden (bijv. elektronicatemperatuur). 9 Diagnose, Asset Management en Service de is nog geldig. Plan het instrument in voor onderhoud, omdat uitval binnen afzienbare tijd valt te verwachten (bijv. door aangroei). Deze statusmelding is standaard niet actief. Activeren is door de gebruiker mogelijk via PACTware/DTM of EDD. Failure (storing) De volgende tabel toont de codes en tekstmeldingen van de statusmelding "Failure" en geeft informatie over oorzaken en oplossingen. Code Oplossen PA DevSpec – Sensor detecteert tijdens bedrijf geen Geen meetecho waarde – Antennesysteem aanwezig vervuild of defect – Inbouw en/of parametrering controleren resp. corrigeren – Procesmodule resp. antenne reinigen of vervangen Bit 0 F017 – Inregeling niet binnen de specificatie – Inregeling overeenkomstig de grenswaarden veranderen (verschil tussen min. en max. ≥ 10 mm) Bit 1 F025 – Steunpunten zijn niet – Linearisatietabel Bit 2 constant stijgend, bijv. controleren onlogische waarde– Tabel wissen/opnieuw paren aanmaken F036 – Mislukte of onderbroken software-update Bit 3 – Software-update herhalen – Uitvoering elektronica controleren – Elektronica vervangen – Instrument ter reparatie opsturen F040 – Hardwaredefect – Elektronica vervangen Bit 4 – Instrument ter reparatie opsturen F080 – Algemene softwarefout – Bedrijfsspanning kort- Bit 5 stondig onderbreken F105 – Instrument bevindt zich nog in de startfase, de meetwaarde kon nog niet worden bepaald. – Einde van de inschakelfase afwachten – Duur afhankelijk van de uitvoering en parametrering ca. 3 min. F113 – Fout in de interne instrumentcommunicatie – Bedrijfsspanning kort- Bit 7 stondig onderbreken – Instrument ter reparatie opsturen Tekstmelding Oorzaak Diagnosis F013 Inregelbereik te klein Fout in de lineariseringstabel Geen goede software Fout in de elektronica Bepaal meetwaarde 36501-NL-141016 Communicatiefout VEGAPULS 61 • Profibus PA Bit 6 59 9 Diagnose, Asset Management en Service Code Tekstmelding Oorzaak Oplossen PA DevSpec Diagnosis F125 – Temperatuur van de – Omgevingstemperaelektronica niet binnen tuur controleren Ontoegespecificeerd bereik – Elektronica isoleren laatbare – Instrument met hoger temperatuur temperatuurbereik elektronica toepassen Bit 8 F260 – Fout in de af fabriek uitgevoerde kalibratie – Fout in EEPROM – Elektronica vervangen Bit 9 – Instrument ter reparatie opsturen F261 – Fout bij de inbedrijfname – Stoorsignaalonderdrukking fout – Fout bij uitvoeren van een reset – Inbedrijfname herhalen – Reset herhalen Fout in de kalibratie Fout in de configuratie Bit 10 F264 – Inregeling ligt niet – Inbouw en/of paraBit 11 binnen de tankhoogte/ metrering controleren Inbouw-/ het meetbereik resp. corrigeren inbedrijfna– Maximale meetbereik – Instrument met groter mefout van het instrument is meetbereik toepassen niet voldoende F265 – Sensor voert geen meting meer uit Meetfunctie – Voedingsspanning gestoord te laag Function check De volgende tabel toont de foutcodes en tekstmeldingen in de statusmelding "Function check" en geeft informatie over oorzaken en oplossingen. Code Oorzaak Oplossen C700 – Een simulatie is actief – Simulatie beëindigen – Automatisch einde na 60 min. afwachten Tekstmelding Simulatie actief Outofspecification De volgende tabel toont de codes en tekstmeldingen in de statusmelding "Out of specification" en geeft informatie over oorzaken en oplossingen. Oorzaak S600 – Temperatuur van de elektro- – Omgevingstemperatuur nica niet binnen gespecificontroleren ceerd bereik – Elektronica isoleren – Instrument met hoger temperatuurbereik toepassen Ontoelaatbare temperatuur elektronica Oplossen VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 Code Tekstmelding 60 Bit 12 – Bedrijfsspanning controleren – Reset uitvoeren – Bedrijfsspanning kortstondig onderbreken 9 Diagnose, Asset Management en Service Code Oorzaak Oplossen S601 – Gevaar bij overvullen van de tank – Waarborg, dat verder vullen niet kan plaatsvinden – Niveau in tank controleren S603 – Bedrijfsspanning onder toegestane bereik – Elektrische aansluiting controleren – Eventueel bedrijfsspanning verhogen Tekstmelding Overvulling Ontoelaatbare bedrijfsspanning Maintenance De volgende tabel toont de foutcodes en tekstmeldingen in de statusmelding "Maintenance" en geeft informatie over oorzaken en oplossingen. Code Oorzaak Oplossen M500 – Bij reset naar de uitleveringstoestand konden de data niet worden hersteld. – Reset herhalen – XML-bestand met sensordata in sensor laden M501 – Hardwarefout EEPROM – Elektronica vervangen – Instrument ter reparatie opsturen M502 – Hardwarefout EEPROM – Elektronica vervangen – Instrument ter reparatie opsturen M503 Meetzekerheid te laag – De echo-/ruisverhouding is te klein voor een betrouwbare meting – Inbouw- en procesomstandigheden controleren – Antenne reinigen – Polarisatierichting veranderen – Instrument met hogere gevoeligheid toepassen M504 – Hardwaredefect – Aansluitingen controleren – Elektronica vervangen – Instrument ter reparatie opsturen M505 – Niveau-echo kan niet meer worden gedetecteerd – Antenne reinigen – Gebruik een beter geschikte antenne/sensor – Evt. aanwezige stoorecho's wegnemen – Sensorpositie en -uitlijning optimaliseren Tekstmelding Fout bij reset uitleveringstoestand Fout in de niet actieve linearisatietabel Fout in diagnosegeheugen Fout van een instrument-interface 36501-NL-141016 Geen echo aanwezig VEGAPULS 61 • Profibus PA 61 9 Diagnose, Asset Management en Service Gedrag bij storingen Procedure voor oplossen van storingen 9.4 Storingen oplossen Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de installatie, geschikte maatregelen voor het oplossen van optredende storingen te nemen. De eerste maatregelen zijn: • • • Analyse van storingsmeldingen, bijv. via de display- en bedieningsmodule Controle van het uitgangssignaal Behandeling van meetfouten Meer uitgebreide diagnosemogelijkheden biedt een PC met de software PACTware en de passende DTM. In veel gevallen kunnen de oorzaken hiermee worden vastgesteld en de storingen worden opgelost. Behandeling van meetfoutenbijvloeistoffen De tabel hieronder geeft typische voorbeelden voor toepassingstechnische meetfouten bij vloeistoffen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen meetfouten bij: • • • Constant niveau Vullen Aftappen Level De afbeeldingen in de kolom "Storingsbeeld" tonen telkens het werkelijke niveau gestippeld en het door de sensor getoonde niveau als doorgetrokken lijn. 1 2 0 1 2 time Werkelijk niveau Door sensor getoond niveau Opmerkingen: • Overal, waar de sensor een constante waarde aangeeft, kan de oorzaak ook in de storingsinstelling van de stroomuitgang op "Waarde houden" liggen. • Bij te lage niveau-indicatie kan de oorzaak ook een te hoge kabelweerstand zijn 36501-NL-141016 62 VEGAPULS 61 • Profibus PA 9 Diagnose, Asset Management en Service Meetfout bij constant niveau Oorzaak Oplossen 1. Meetwaarde geeft te laag resp. te hoog niveau aan – Min-Max inregeling niet correct – Min-Max inregeling aanpassen – Linearisatiecurve verkeerd – Linearisatiecurve aanpassen Level Storingsbeschrijving Storingsbeeld 0 Level 2. Meetwaarde verspringt richting 0% time 0 – Veelvoudige echo (tankdeksel, productoppervlak) met amplitude groter dan niveau-echo. – Parameter toepassing controleren, speciaal tankdak, mediumtype, bolle bodem, hoge diëlektrische constante, evt. aanpassen – Procesafhankelijk neemt de amplitude van de niveau-echo af – Stoorsignaalonderdrukking werd niet uitgevoerd – Stoorsignaalonderdrukking uitvoeren – Amplitude of plaats van een stoorecho is veranderd (bijv. condensaat, productafzettingen); stoorsignaalonderdrukking past niet meer – Oorzaak van de veranderde stoorsignalen bepalen, stoorsignaalonderdrukking met bijv. condensaat uitvoeren time Level 3. Meetwaarde verspringt richting 100% – Inbouw in bypass- of standpijp, – Paramtere Toepassing condaardoor looptijdfout (kleine troleren, resp. tankvorm, evt. meetfout nabij 100%/ grote fout aanpassen (bypass, standpijp, nabij 0%) diameter) 0 time Meetfout bij vullen Oorzaak Oplossen 4. Meetwaarde blijft bij het vullen stilstaan – Stoorecho's in het nabijbereik te groot resp. niveau-echo te klein – Sterke schuim- of wervelvorming – Max inregeling niet correct – Stoorsignalen in nabijbereik wegnemen – Meetsituatie controleren: antenne moet uit de sok steken, ingebouwde onderdelen – Vervuilingen aan de antenne oplossen – Bij storingen door ingebouwde onderdelen in het nabijbereik: polarisatierichting veranderen – Stoorsignaalonderdrukking opnieuw uitvoeren – Max.-inregeling aanpassen – Tankbodemecho groter dan de niveau-echo, bijv. bij producten met εr < 2,5 op olie gebaseerd, oplosmiddelen – Parameters medium, tankhoogte en bodemvorm controleren, evt. aanpassen – Turbulenties op het productoppervlak, snelle vulling – Parameter controleren, evt. veranderen, bijv. in doseervat, reactor Level Storingsbeschrijving Storingsbeeld 5. Meetwaarde blijft bij het vullen in het onderste gebied staan 36501-NL-141016 time Level 0 6. Meetwaarde blijft bij het vullen tijdelijk staan en verspringt dan naar het juiste niveau time Level 0 0 VEGAPULS 61 • Profibus PA time 63 9 Diagnose, Asset Management en Service Oorzaak 7. Meetwaarde verspringt bij het vullen in de richting van 0% – Amplitude van een veelvoudige – Parameter toepassing conecho (tankdeksel, productroleren, speciaal tankdak, toppervlak) is groter dan de mediumtype, bolle bodem, niveau-echo hoge diëlektrische constante, evt. aanpassen Level Storingsbeschrijving Storingsbeeld 0 Level 8. Meetwaarde verspringt bij het vullen in de richting van 100% time 0 0 time Level 10. Meetwaarde verspringt naar ≥ 100 % resp. 0 m afstand 0 – Niveau-echo kan op een stoorecholocatie niet van de stoorecho worden onderscheiden (verspringt naar veelvoudige echo) – Bij storingen door ingebouwde onderdelen in het nabijbereik: polarisatierichting veranderen – Gunstiger inbouwpositie kiezen – Door sterke turbulentie en schuimvorming bij het vullen neemt de amplitude van de niveau-echo af. Meetwaarde verspringt naar stoorecho. – Stoorsignaalonderdrukking uitvoeren – Variërend condensaat of vervui- – Stoorsignaalonderdrukking ling aan de antenne uitvoeren of stoorsignaalonderdrukking met condensaat/ vervuiling in het nabijbereik via bewerken verhogen. Level 9. Meetwaarde verspringt bij vullen sporadisch naar 100% time Oplossen time – De niveauecho wordt in het nabijbereik vanwege schuim– Meetplaats controleren: vorming of stoorsignalen in het antenne moet uit de sok steken nabijbereik niet meer gede– Vervuilingen aan de antenne tecteerd. De sensor gaat in de oplossen overvulbeveiliging. Het max. niveau (0 m afstand) en de sta- – Sensor met beter geschikte antenne gebruiken tusmelding "overvulbeveiliging" worden uitgestuurd. Meetfout bij aftappen Oplossen 11. Meetwaarde blijft bij aftappen in nabijbereik staan – Stoorecho groter dan niveauecho – Niveau-echo te klein – Stoorsignaal in het nabijbereik oplossen. Daarbij controleren: antenne moet uit de sok steken – Vervuilingen aan de antenne oplossen – Bij storingen door ingebouwde onderdelen in het nabijbereik: polarisatierichting veranderen – Na het oplossen van de stoorecho's moet de stoorsignaalonderdrukking worden gewist. Nieuwe stoorsignaalonderdrukking uitvoeren – Tankbodemecho groter dan de niveau-echo, bijv. bij producten met εr < 2,5 op olie gebaseerd, oplosmiddelen – Parameters mediumtype, tankhoogte en bodemvorm controleren, evt. aanpassen Level Oorzaak 12. Meetwaarde verspringt bij het aftappen in de richting van 0% 0 64 time Level 0 time VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 Storingsbeschrijving Storingsbeeld 9 Diagnose, Asset Management en Service Oorzaak 13. Meetwaarde verspringt bij het aftappen sporadisch in de richting van 100% – Variërend condensaat of vervui- – Stoorsignaalonderdrukking ling aan de antenne uitvoeren of stoorsignaalonderdrukking in het nabijbereik door bewerken verhogen – Bij stortgoederen radarsensor met luchtspoelaansluiting gebruiken Level Storingsbeschrijving Storingsbeeld 0 time Oplossen Gedrag na oplossen storing Afhankelijk van de oorzaak van de storing en genomen maatregelen moeten evt. de in hoofdstuk "Inbedrijfname" beschreven handelingen opnieuw worden genomen resp. op plausibiliteit en volledigheid worden gecontroleerd. 24-uurs service hotline Wanneer deze maatregelen echter geen resultaat hebben, neem dan in dringende gevallen contact op met de VEGA service-hotline onder tel.nr. +49 1805 858550. De hotline staat ook buiten de gebruikelijke kantoortijden 7 dagen per week, 24 uur per dag ter beschikking. Omdat wij deze service wereldwijd aanbieden, is deze ondersteuning in het Engels. De service is gratis, alleen de telefoonkosten zijn van toepassing. 9.5 Elektronica vervangen Bij een defect kan de elektronica door de gebruiker worden vervangen. Bij Ex-toepassingen mag slechts één instrument en één elektronica met bijbehorende Ex-toelating worden ingezet. Indien lokaal geen elektronica beschikbaar is, kan deze via uw vertegenwoordiging besteld worden. De elektronica is op de betreffende sensor afgestemd en verschilt bovendien in signaaluitgang resp. voor wat betreft de voedingsspanning. De nieuwe elektronica moet met de fabrieksinstellingen van de sensor geladen worden. Hiervoor bestaan de volgende mogelijkheden: • • Af fabriek Lokaal door de gebruiker In beide gevallen is opgave van het serienummer van de sensor nodig. Het serienummer vindt u op de typeplaat van het instrument, op de binnenwand van de behuizing en op de pakbon. Bij het locaal laden moeten vooraf de opdrachtgegevens van het internet worden gedownload (zie handleiding "elektronica"). 36501-NL-141016 Opgelet: Alle toepassingstechnische instellingen moeten opnieuw worden ingevoerd. Daarom moet u na het vervangen van de elektronica een nieuwe inbedrijfname uitvoeren. Wanneer u bij de eerste inbedrijfname van de sensor de gegevens van de parametrering heeft opgeslagen, kunt u deze weer naar de VEGAPULS 61 • Profibus PA 65 9 Diagnose, Asset Management en Service vervangende elektronica overdragen. Een nieuwe inbedrijfname is dan niet meer nodig. 9.6 Software-update Voor update van de instrumentsoftware zijn de volgende componenten nodig • • • • • Instrument Voedingsspanning Interface-adapter VEGACONNECT PC met PACTware Actuele instrumentsoftware als bestand De actuele instrumentsoftware en gedetailleerde informatie over de procedure vindt u op onze homepage onder "www.vega.com/downloads" en "software". Opgelet: Instrumenten met toelatingen kunnen aan bepaalde softwareversies zijn gebonden. Waarborg daarbij, dat bij een software-update de toelating actief blijft. Meer informatie vindt u op www.vega.com/downloads en "toelatingen". 9.7 Procedure in geval van reparatie Een reparatieformulier en gedetailleerde informatie over de procedure vindt u op www.vega.com/downloads en "Formulieren en certificaten". U helpt on zo, de reparatie snel en zonder tijdverlies vanwege vragen uit te voeren. Wanneer een reparatie nodig is, gaat u als volgt te werk: • • • • Omschrijving van de opgetreden storing. Het instrument schoonmaken en goed inpakken Het ingevulde formulier en eventueel een veiligheidsspecificatieblad buiten op de verpakking aanbrengen. Vraag het adres voor de retourzending op bij uw vertegenwoordiging. Deze vindt u op onze homepage www.vega.com. 36501-NL-141016 66 VEGAPULS 61 • Profibus PA 10 Demonteren 10 Demonteren 10.1 Demontagestappen Waarschuwing: Let voor het demonteren goed op gevaarlijke procesomstandigheden zoals bijv. druk in de tank of leiding, hoge temperaturen, agressieve of toxische media enz. Houdt de hoofdstukken "Monteren" en "Op de voedingsspanning aansluiten" aan en voer de daar genoemde handelingen uit in omgekeerde volgorde. 10.2 Afvoeren Het instrument bestaat uit materialen die door gespecialiseerde recyclingbedrijven weer kunnen worden hergebruikt. Wij hebben daarom de elektronica eenvoudig demonteerbaar ontworpen en gebruiken recyclebare materialen. Een deskundige afvoer voorkomt negatieve effecten op mens en milieu en maakt hergebruik van waardevolle grondstoffen mogelijk. Materialen: zie hoofdstuk "Technische gegevens" Wanneer u niet de mogelijkheid heeft, het ouder instrument goed af te voeren, neem dan met ons contact op voor terugname en afvoer. 36501-NL-141016 WEEE-richtlijn2002/96/EG Dit instrument valt niet onder de WEEE-richtlijn 2002/96/EG en de betreffende nationale wetgeving. Voer het instrument af direct naar een gespecialiseerd recyclingbedrijf en gebruik daarvoor niet de gemeentelijke vuilophaaldiensten. Deze mogen alleen voor privé producten conform de WEEE-richtlijn worden gebruikt. VEGAPULS 61 • Profibus PA 67 11 Bijlage 11 Bijlage 11.1 Technische gegevens Algemenespecificaties 316L komt overeen met 1.4404 of 1.4435 Materialen, in aanraking met medium bij gekapseld antennesysteem Ʋ Procesaansluiting Ʋ Procesafdichting PVDF, 316L FKM (IDG FKM 13-75) Ʋ Antenne PVDF Ʋ Adapterflens PP-GF30 zwart Ʋ Antenne PBT-GF 30 Materialen, in aanraking met medium bij kunststof hoornantenne Ʋ Afdichting adapterflens FKM (COG VI500), EPDM (COG AP310) Ʋ Focusseerlens PP Ʋ Overschuifflens PP-GF30 zwart Ʋ Bevestigingsbouten montagebeugel 316L Materialen, niet in aanraking met medium Ʋ Montagebeugel Ʋ Bevestigingsbouten adapterflens Ʋ Kunststof behuizing Ʋ Gietaluminium behuizing Ʋ RVS-behuizing 316L 304 Kunststof PBT (polyester) Gietaluminium AlSi10Mg, poedergecoat - basis: polyester 316L Ʋ Afdichting tussen behuizing en deksel NBR (RVS-huis, fijngegoten), siliconen (aluminium/ behuizing kunststof huis; RVS-huis, anodisch gepolijst) Ʋ Kijkglas in deksel behuizing (optie) Ʋ Aardklem Procesaansluitingen Ʋ Leidingschroefdraad, cilindrisch (ISO 228 T1) Polycarbonaat 316L G1½ Ʋ Amerikaans leidingschroefdraad, conisch 1½ NPT Ʋ Hygienische aansluitingen Clamp, melkkoppeling conform DIN 11851, Tuchenhagen Varivent Ʋ Flenzen Gewicht, afhankelijk van procesaansluiting en huismateriaal Max. aandraaimoment flensbouten Ʋ Overschuifflens DN 80 Ʋ Adapterflens DN 100 68 0,7 … 3,4 kg (1.543 … 7.496 lbs) 4 Nm 36501-NL-141016 Max. aandraaimoment montagebouten bevestigingsbeugel op sensorbehuizing DIN vanaf DN 80, ASME vanaf 3", JIS vanaf DN 100 10K 5 Nm (3.689 lbf ft) 7 Nm (5.163 lbf ft) VEGAPULS 61 • Profibus PA 11 Bijlage Max. aandraaimoment voor NPT-kabelwartels en conduit-buizen Ʋ Kunststof behuizing Ʋ Aluminium/RVS-behuizing Ingangsgrootheden Meeteenheid 10 Nm (7.376 lbf ft) 50 Nm (36.88 lbf ft) De meetgrootheid is de afstand tussen de procesaansluiting van de sensor en het mediumoppervlak. Het referentievlak is het afdichtingsoppervlak op het zeskant resp. de onderzijde van de flens. 3 4 1 2 Fig. 55: Data betreffende ingangsgrootheid 1 2 3 4 Referentievlak Meetgrootheid, max. meetbereik Antennelengte Effectief meetbereik Standaard elektronica Max. meetbereik Aanbevolen meetbereik 36501-NL-141016 Ʋ Gekapseld antennesysteem Ʋ Kunststof hoornantenne 35 m (114.8 ft) tot 10 m (32.81 ft) tot 20 m (65.62 ft) Elektronica met verhoogde gevoeligheid Max. meetbereik VEGAPULS 61 • Profibus PA 35 m (114.8 ft) 69 11 Bijlage Aanbevolen meetbereik Ʋ Gekapseld antennesysteem Ʋ Kunststof hoornantenne Uitgangsgrootheid Uitgangssignaal Sensoradres tot 10 m (32.81 ft) tot 20 m (65.62 ft) Digitaal uitgangssignaal, formaat conform IEEE-754 126 (default-instelling) Demping (63% van de ingangsgrootheid) 0 … 999 s, instelbaar Profibus-PA-Profiel Aantal FB's met AI (functieblokken met analogue input) Defaultwaarde Ʋ 1. FB Ʋ 2. FB 3.02 3 PV SV 1 Ʋ 3. FB SV 2 Ʋ Niet-Ex- en Ex ia-instrumenten 10 mA, ±0.5 mA Stroomwaarde Ʋ Ex-d-instrumenten Meetresolutie digitaal 16 mA, ±0,5 mA < 1 mm (0.039 in) Meetnauwkeurigheid (volgens DIN EN 60770-1) Procesreferentie-omstandigheden conform DIN EN 61298-1 Ʋ Temperatuur Ʋ Relatieve luchtvochtigheid Ʋ Luchtdruk Inbouw-referentie-omstandigheden +18 … +30 °C (+64 … +86 °F) 45 … 75 % 860 … 1060 mbar/86 … 106 kPa (12.5 … 15.4 psig) Ʋ Min. afstand tot ingebouwde onderdelen > 200 mm (7.874 in) Ʋ Stoorreflecties Grootste stoorsignaal 20 dB kleiner dan effectief signaal Ʋ Reflector Meetafwijking bij vloeistoffen Vlakke platenreflector Zie volgende diagrammen 36501-NL-141016 70 VEGAPULS 61 • Profibus PA 11 Bijlage 10 mm (0.394 in) 2 mm (0.079 in) 0 - 2 mm (- 0.079 in) 0,5 m (1.6 ft) - 10 mm (- 0.394 in) 1 2 3 Fig. 56: Meetafwijking onder referentie-omstandigheden - gekapseld antennesysteem 1 2 3 Referentievlak Antennerand Aanbevolen meetbereik 10 mm (0.394 in) 2 mm (0.079 in) 0 - 2 mm (- 0.079 in) 0,5 m (1.6 ft) - 10 mm (- 0.394 in) 3 1 2 Fig. 57: Meetafwijking onder referentie-omstandigheden - kunststof hoornantenne 1 2 3 Referentievlak Antennerand Aanbevolen meetbereik Reproduceerbaarheid Meetafwijking bij stortgoederen ≤ ±1 mm De waarden zijn sterk afhankelijk van de toepassing. Bindende specificaties zijn daarom niet mogelijk. Invloeden op de meetnauwkeurigheid Temperatuurdrift - digitale uitgang ±3 mm/10 K, max. 10 mm 36501-NL-141016 Extra meetafwijking door elektromagne- < ±50 mm tische instrooiingen in het kader van de EN 61326 Meetkarakteristiekenenspecificaties Meetfrequentie K-band (26 GHz-technologie) Meetcyclustijd Ʋ Standaardelektronica ca. Ʋ Elektronica met verhoogde gevoeligheid ca. VEGAPULS 61 • Profibus PA 450 ms 700 ms 71 11 Bijlage Sprongantwoordtijd1) Stralingshoek2) Ʋ Gekapseld antennesysteem Ʋ Kunststof hoornantenne ≤3s 22° 10° Uitgestraalde HF-vermogen (afhankeliijk van de parametrering)3) Ʋ Gemiddelde spectrale zendvermogensdichtheid -14 dBm/MHz EIRP Ʋ Max. vermogensdichtheid op 1 m afstand < 1 µW/cm² Ʋ Maximale spectrale zendvermogens- +43 dBm/50 MHz EIRP dichtheid Omgevingscondities Omgevings-, opslag- en transporttemperatuur -40 … +80 °C (-40 … +176 °F) Procescondities Voor de procesomstandigheden moeten bovendien de specificaties op de typeplaat worden aangehouden. De lagere waarde geldt. Tankdruk Ʋ Gekapseld antennesysteem -1 … 3 bar (-100 … 300 kPa/-14.5 … 43.5 psi) Ʋ Uitvoering met adapterflens vanaf DN 100 PP resp. PP-GF 30 -1 … 1 bar (-100 … 100 kPa/-14.5 … 14,5 psig) Ʋ Kunststof hoornantenne Procestemperatuur (gemeten aan de procesaansluiting) Trillingsbestendigheid Ʋ Met adapterflens Ʋ Met montagebeugel Schokbestendigheid -1 … 2 bar (-100 … 200 kPa/-14.5 … 29.0 psig) -40 … +80 °C (-40 … +176 °F) 2 g bij 5 … 200 Hz conform EN 60068-2-6 (trilling bij resonantie) 1 g bij 5 … 200 Hz conform EN 60068-2-6 (trilling bij resonantie) 100 g, 6 ms conform EN 60068-2-27 (mechanische schok) Elektromechanischegegevens-uitvoeringIP66/IP67enIP66/IP68;0,2bar Kabelwartel M20 x 1,5 of ½ NPT Aderdiameter (veerkrachtklemmen) Ʋ Massieve ader, litze Ʋ Litze met adereindhuls 2) 3) 72 0,2 … 1,5 mm² (AWG 24 … 16) Tijdsperiode na sprongsgewijze verandering van de meetafstand met max. 0,5 m bij vloeistoftoepassingen, max. 2 m bij stortgoedtoepassingen, tot het uitgangssignaal voor de eerste keer 90% van de stabiele waarde heeft aangenomen (IEC 61298-2). Buiten de opgegeven stralingshoek heeft de energie van het radarsignaal een met 50% (-3 dB) gereduceerd niveau EIRP: Equivalent Isotropic Radiated Power VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 1) 0,2 … 2,5 mm² (AWG 24 … 14) 11 Bijlage Elektromechanischegegevens-uitvoeringIP66/IP68(1bar) Opties voor de kabelinstallatie Ʋ Kabelwartel met geïntegreerde aansluitkabel M20 x 1,5 (kabel: ø 5 … 9 mm) Ʋ Blindplug M20 x 1,5; ½ NPT Ʋ Kabelinvoer Verbindingskabel Ʋ Aderdiameter ½ NPT 0,5 mm² (AWG 20) Ʋ Aderweerstand < 0,036 Ω/m Ʋ Standaard lengte 5 m (16.4 ft) Ʋ Trekvastheid Ʋ Max. lengte Ʋ Min. buigstraal < 1200 N (270 lbf) 180 m (590.6 ft) 25 mm (0.984 in) bij 25 °C (77 °F) Ʋ Diameter ca. 8 mm (0.315 in) Ʋ Kleur - Ex-uitvoering Blauw Ʋ Kleur - niet-Ex uitvoering Display- en bedieningsmodule Aanwijselement Meetwaarde-aanwijzing Ʋ Aantal cijfers Ʋ Cijfergrootte Bedieningselementen Beschermingsgraad Ʋ Los Zwart Display met achtergrondverlichting 5 B x H = 7 x 13 mm 4 toetsen IP 20 Ʋ Ingebouwd in behuizing zonder deksel IP 40 Materialen Ʋ Behuizing Ʋ Venster ABS Polyesterfolie Interface naar externe display- en bedieningsmodule Data-overdracht digitaal (I²C-Bus) Opbouw verbindingskabel vieraderig, afgeschermd Geïntegreerde klok Datumformaat Dag.Maand.Jaar Tijdzone af fabriek CET Kabellengte max. 36501-NL-141016 Tijdformaat Gangafwijking max. Meting elektronicatemperatuur Resolutie VEGAPULS 61 • Profibus PA 25 m 12 h/24 h 10,5 min/jaar 0,1 °C (1.8 °F) 73 11 Bijlage Nauwkeurigheid Toegestane temperatuurbereik Voedingsspanning Bedrijfsspanning UB Ʋ Niet-Ex instrument Ʋ Ex-ia-instrument - voeding FISCO-model ±1 °C (1.8 °F) -40 … +85 °C (-40 … +185 °F) 9 … 32 V DC 9 … 17,5 V DC Ʋ Ex-ia-instrument - voeding ENTITY-model 9 … 24 V DC Ʋ Niet-Ex instrument 13,5 … 32 V DC Ʋ Ex-ia-instrument - voeding ENTITY-model 13,5 … 24 V DC Ʋ Niet-Ex 32 Bedrijfsspanning UB - verlichte display- en bedieningsmodule Ʋ Ex-ia-instrument - voeding FISCO-model 13,5 … 17,5 V DC Aantal sensoren per DP-/PA-segmentkoppelaar max. Ʋ Ex 10 Elektrische veiligheidsmaatregelen Beschermingsgraad Materiaal behuizing Uitvoering IP-beschermingsklasse NEMA-beschermingsklasse Kunststof Eenkamer IP 66/IP 67 NEMA 4X Tweekamer IP 66/IP 67 NEMA 4X Aluminium Eenkamer IP 66/IP 68 (0,2 bar) NEMA 6P Tweekamer IP 66/IP 67 NEMA 4X IP 68 (1 bar) IP 66/IP 68 (0,2 bar) IP 68 (1 bar) NEMA 6P NEMA 6P NEMA 6P RVS, geëlektropoleerd Eenkamer IP 66/IP 68 (0,2 bar) NEMA 6P RVS, fijngietmetaal Eenkamer IP 66/IP 68 (0,2 bar) NEMA 6P Tweekamer IP 66/IP 67 NEMA 4X IP 68 (1 bar) NEMA 6P Veiligheidsklasse 4) 5) 74 IP 66/IP 68 (0,2 bar) NEMA 6P NEMA 6P III4) 36501-NL-141016 Overspanningscategorie IP 68 (1 bar) III5) IEC 61010-1 IEC 61010-1 VEGAPULS 61 • Profibus PA 11 Bijlage Toelatingen Instrumenten met toelatingen kunnen afhankelijk van de uitvoering verschillende technische specificaties hebben. Bij deze instrumenten moeten daarom de bijbehorende toelatingsdocumenten worden aangehouden. Deze zijn met het instrument meegeleverd of kunnen onder www.vega.com via "VEGA Tools" en "Instrument zoeken" en via "www.vega.com/Downloads" en "Toelatingen" worden gedownload. 11.2 CommunicatieProfibusPA Instrumentstambestand Het instrumentstambestand (GSD) bevat de specificaties van het Profibus PA-instrument. Tot deze data behoren bijv. de toegestane overdrachtssnelheden en informatie over diagnosewaarden en het formaat van de door het PA-instrument geleverde meetwaarde. Voor het projecteringstool van het Profibus-netwerk wordt bovendien een bitmap-bestand ter beschikking gesteld. Deze wordt automatisch bij het opnemen van het GSD-bestand ook geïnstalleerd. Het bitmap-bestand is bedoeld voor de symbolische weergave van het PA-instrument in het configuratietool. ID-nummer Ieder Profibus-instrument krijgt van de Profibus-gebruikersorganisatie (PNO) een uniek ID-nummer als identificatienummer. Dit ID-nummer is ook in de naam van het GSD-bestand opgenomen. Als optie naast dit fabrikantspecifieke GSD-bestand wordt door de PNO nog een algemeen zogenaamd profielspecifiek GSD-bestand ter beschikking gesteld. Wanneer dit algemene GSD-bestand wordt gebruikt, dan moet de sensor via DTM-software op het profielspecifieke identificatienummer worden omgezet. Standaard werkt de sensor met het fabrikantspecifieke ID-nummer. Bij toepassing van de instrumenten op een segmentkoppelaar SK-2 of SK-3 zijn geen speciale GSD-bestanden nodig. De volgende tabel geeft de instrument-ID en de GSD-bestandsnaam voor de radarsensoren VEGAPULS. 36501-NL-141016 Instrumentnaam Instrument-ID GSD-bestandsnaam VEGA Instrumentklasse inprofiel3.02 VEGA Profielspecifiek VEGAPULS WL 61 0x0CDB 0x9702 PS61WL0CDB.GSD PA139702.GSD VEGAPULS 61 0x0BFC 0x9702 PS610BFC.GSD PA139702.GSD VEGAPULS 62 0x0BFD 0x9702 PS620BFD.GSD PA139702.GSD VEGAPULS 63 0x0BFE 0x9702 PS630BFE.GSD PA139702.GSD VEGAPULS 65 0x0BFF 0x9702 PS650BFF.GSD PA139702.GSD VEGAPULS 66 0x0C00 0x9702 PS660C00.GSD PA139702.GSD VEGAPULS 67 0x0C01 0x9702 PS670C01.GSD PA139702.GSD VEGAPULS SR 68 0x0CDC 0x9702 PS68R0CDC.GSD PA139702.GSD VEGAPULS 68 0x0C02 0x9702 PS680C02.GSD PA139702.GSD VEGAPULS 69 ?? 0x9702 PS690???.GSD PA139702.GSD Cyclisch dataverkeer Door de master klasse 1 (bijv. PLC) worden tijdens bedrijf cyclisch de meetwaardegegevens uit de sensor gelezen. Tot welke gegevens de PLC toegang heeft, is te zien in het blokschema hierna. VEGAPULS 61 • Profibus PA 75 11 Bijlage Fig. 58: VEGAPULS 61: Block diagram with AI FB 1 … AI FB 3 OUT values TB Transducer Block FB 1 … FB 3 Function Block Module PA-sensoren Voor het cyclische dataverkeer stelt de VEGAPULS 61 de volgende modules ter beschikking: • • • • AI FB1 (OUT) – Out-waarde van de AI FB1 na schaalinstelling AI FB2 (OUT) – Out-waarde van de AI FB2 na schaalinstelling AI FB3 (OUT) – Out-waarde van de AI FB3 na schaalinstelling Free Place – Deze module moet gebruikt worden, wanneer een waarde in het datatelegram van het cyclische dataverkeer niet moet worden gebruikt (bijv. temperatuur en Additional Cyclic Value vervangen). Opmerking: De module is in twee uitvoeringen leverbaar: 76 VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 Er kunnen maximaal drie modules actief zijn. M.b.v. de configuratiesoftware van de Profibusmaster kunt u met deze modules de opbouw van het cyclische datatelegram bepalen. De procedure hangt af van de betreffende configuratiesoftware. 11 Bijlage • • Afkorting voor Profibusmasters, die alleen een „Identifier Format“-byte ondersteunen, bijv. Allen Bradley Long voor Profibusmaster, die alleen het „Identifier Format“-byte ondersteunen, bijv. Siemens S7-300/400 Voorbeelden voor de telegramopbouw Hierna worden voorbeelden getoond, hoe de modules kunnen worden gecombineerd en hoe het bijbehorende datatelegram is opgebouwd. Voorbeeld 1 • • • AI FB1 (OUT) AI FB2 (OUT) AI FB3 (OUT) Byte-No. Format 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 IEEE-754-Floating point value Status IEEE-754-Floating point value Status IEEE-754-Floating point value Status AI FB1 (OUT) AI FB1 AI FB2 (OUT) AI FB2 AI FB3 (OUT) AI FB3 Value Voorbeeld 2 • • • AI FB1 (OUT) Free Place Free Place Byte-No. 1 Format 2 3 4 5 IEEE-754-Floating point value Status AI FB1 (OUT) AI FB1 Value Opmerking: De bytes 6-15 zijn in dit voorbeeld niet bezet. Dataformaat van het uitgangssignaal Byte4 Byte3 Byte2 Byte1 Byte0 Status Value (IEEE-754) Fig. 59: Dataformaat van het uitgangssignaal De statusbyte is gecodeerd conform profiel 3.02 "Profibus PA Profile for Process Control Devices". De status "Meetwaarde OK" is als 80 (hex) gecodeerd (Bit7 = 1, Bit6 … 0 = 0). 36501-NL-141016 De meetwaarde wordt als 32 bits getal met drijvende komma in IEEE-754-formaat overgedragen. VEGAPULS 61 • Profibus PA 77 11 Bijlage Byte n+2 Byte n+3 Byte n Byte n+1 Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit Bit 7 6 5 4 3 2 1 0 7 6 5 4 3 2 1 0 7 6 5 4 3 2 1 0 7 6 5 4 3 2 1 0 VZ 27 26 25 24 23 22 21 20 2-1 2-2 2-3 2-4 2-5 2-6 2-7 2-8 2-9 2-10 2-11 2-12 2-13 2-14 2-15 2-16 2-17 2-18 2-19 2-20 2-21 2-22 2-23 Sign Significant Significant Exponent Significant Bit Value = (-1)VZ 2 (Exponent - 127) (1 + Significant) Fig. 60: Dataformaat van de meetwaarde Codering van de statusbyte bij PA-uitgangswaarde Meer informatie over de codering van de statusbyte vindt u in de Device Description op www.profibus.com. Beschrijving conform Profibusnorm. Mogelijke oorzaak 0 x 00 bad - non-specific Flash-Update actief 0 x 04 bad - configuration error – – – – Inregelfout Configuratiefout bij PV-Scale (PV-Span too small) Maateenheid onjuist Fout in de lineariseringstabel 0 x 0C bad - sensor failure – – – – Hardware-fout Omvormerfout Lekpulsfout Triggerfout 0 x 10 bad - sensor failure – Fout meetwaardeverzameling – Fout temperatuurmeting 0 x 1f bad - out of service constant "Out of Service"-modus ingeschakeld 0 x 44 uncertain - last unstable value Failsafe-vervangingswaarde (Failsafe-modus = "Last value" en al geldige meetwaarde sinds inschakeling) 0 x 48 uncertain substitute set – Simulatie inschakelen – Failsafe-vervangingswaarde (Failsafe-modus = "Fsafe value") 0 x 4c uncertain - initial value Failsafe-vervangingswaarde (Failsafe-modus = "Last valid value" en nog geen geldige meetwaarde sinds inschakeling) 0 x 51 uncertain - sensor; conversion not accurate - low limited Sensorwaarde < onderste grens 0 x 52 uncertain - sensor; conSensorwaarde > bovenste grens version not accurate - high limited 0 x 80 good (non-cascade) - OK 0 x 84 good (non-cascade) - acti- Static revision (FB, TB) changed (10 sec lang actief, ve block alarm nadat parameters van de static-categorie werden geschreven) 78 OK VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 Statuscode 11 Bijlage Statuscode Beschrijving conform Profibusnorm. Mogelijke oorzaak 0 x 89 good (non-cascade) - active advisory alarm - low limited Lo-Alarm 0 x 8a good (non-cascade) - active advisory alarm - high limited Hi-Alarm 0 x 8d good (non-cascade) - active critical alarm - low limited Lo-Lo-Alarm 0 x 8e good (non-cascade) - active critical alarm - high limited Hi-Hi-Alarm 11.3 Afmetingen De volgende maattekeningen geven slechts een deel van de mogelijke uitvoeringen weer. Gedetailleerde maattekeningen kunnen via www.vega.com/downloads en "Tekeningen" worden gedownload. Kunststof behuizing ~ 69 mm (2.72") ø 79 mm (3.11") ~ 84 mm (3.31") ø 79 mm (3.11") M20x1,5/ ½ NPT 1 112 mm (4.41") 112 mm (4.41") M16x1,5 M20x1,5/ ½ NPT 2 Fig. 61: Huisuitvoeringen in beschermingsklasse IP 66/IP 68, (0,2 bar) - met ingebouwde display- en bedieningsmodule wordt het huis 9 mm hoger Eenkameruitvoering Tweekameruitvoering 36501-NL-141016 1 2 VEGAPULS 61 • Profibus PA 79 11 Bijlage Aluminium behuizing ~ 116 mm (4.57") ~ 87 mm (3.43") ø 86 mm (3.39") ø 86 mm (3.39") 120 mm (4.72") 116 mm (4.57") M16x1,5 M20x1,5 M20x1,5/ ½ NPT M20x1,5/ ½ NPT 1 2 Fig. 62: Huisuitvoeringen in beschermingsklasse IP 66/IP 68, (0,2 bar) - met ingebouwde display- en bedieningsmodule wordt het huis 9 mm hoger 1 2 Eenkameruitvoering Tweekameruitvoering AluminiumbehuizinginbeschermingsklasseIP66/IP68,1bar ~ 105 mm (4.13") ~ 150 mm (5.91") ø 86 mm (3.39") ø 86 mm (3.39") 120 mm (4.72") 116 mm (4.57") M16x1,5 M20x1,5 M20x1,5 1 M20x1,5/ ½ NPT 2 Fig. 63: Huisuitvoeringen in beschermingsklasse IP 66/IP 68 (1 bar) met ingebouwde display- en bedieningsmodule wordt het huis 9 mm hoger 1 2 Eenkameruitvoering Tweekameruitvoering 36501-NL-141016 80 VEGAPULS 61 • Profibus PA 11 Bijlage RVS-behuizing ~ 87 mm (3.43") ~ 69 mm (2.72") ø 79 mm (3.11") ~ 59 mm (2.32") ø 80 mm (3.15") ø 86 mm (3.39") M20x1,5/ ½ NPT M20x1,5/ ½ NPT 1 120 mm (4.72") 112 mm (4.41") 117 mm (4.61") M16x1,5 M20x1,5/ ½ NPT 2 3 Fig. 64: Huisuitvoeringen in beschermingsklasse IP 66/IP 68, (0,2 bar) - met ingebouwde display- en bedieningsmodule wordt het huis 9 mm hoger 1 2 3 Eenkameruitvoering elektrolytisch gepolijst Eenkameruitvoering fijngegoten Tweekameruitvoering fijngegoten RVS-behuizinginbeschermingsklasseIP66/IP68,1bar ~ 93 mm (3.66") ~ 103 mm (4.06") ø 80 mm (3.15") ~ 105 mm (4.13") ø 79 mm (3.11") ø 86 mm (3.39") M20x1,5/ ½ NPT 120 mm (4.72") 112 mm (4.41") 117 mm (4.61") M16x1,5 M20x1,5 1 2 M20x1,5/ ½ NPT 3 Fig. 65: Huisuitvoeringen in beschermingsklasse IP 66/IP 68 (1 bar) met ingebouwde display- en bedieningsmodule wordt het huis 9 mm hoger Eenkameruitvoering elektrolytisch gepolijst Eenkameruitvoering fijngegoten Tweekameruitvoering fijngegoten 36501-NL-141016 1 2 3 VEGAPULS 61 • Profibus PA 81 11 Bijlage 78 mm (3.07") G1½A / 1½ NPT 20 mm (0.79") SW 50 mm (1.97") 43 mm (1.69") VEGAPULS 61, schroefdraaduitvoering ø 39 mm (1.54") Fig. 66: VEGAPULS 61, schroefdraaduitvoering G1½ en 1½ NPT 36501-NL-141016 82 VEGAPULS 61 • Profibus PA 11 Bijlage VEGAPULS 61, aseptische aansluiting ø 64 mm (2.52") 1 ø 91 mm (3.58") ø 39 mm (1.54") ø 78 mm (3.07") ø 95 mm (3.74") 2 121 mm (4.76") SW 50 mm (1.97") SW 50 mm (1.97") 121 mm (4.76") 121 mm (4.76") SW 50 mm (1.97") ø 39 mm (1.54") ø 68 mm (2.68") ø 84 mm (3.31") 3 Fig. 67: VEGAPULS 61, aseptische aansluiting Clamp 2" (ø64 mm) en 3" (ø91 mm) PN 16 DIN 32676, ISO 2852/316L Melkkoppeling conform DIN 11851 DN 50 en DN 80 Tuchenhagen Varivent DN 32 36501-NL-141016 1 2 3 VEGAPULS 61 • Profibus PA 83 11 Bijlage VEGAPULS 61, uitvoering met montagebeugel 125 mm (4.92") 98 mm (3.86") 107 mm (4.21") 9 mm (0.35") 115 mm (4.53") 9 mm (0.35") 85 mm (3.35") 12 mm (0.47") 75 mm (2.95") 15 mm (0.59") 8,5 mm (0.34") 19 mm (0.75") 170 mm (6.69") 300 mm (11.81") 2,5 mm (0.10") 12 mm (0.47") 36501-NL-141016 Fig. 68: VEGAPULS 61, montagebeugel in 170 of 300 mm lengte 84 VEGAPULS 61 • Profibus PA 11 Bijlage VEGAPULS 61, uitvoering met montagebeugel en klemmen 125 mm (4.92") ø 107 mm (4.21") 12 mm (0.47") 117 mm (4.61") ø 115 mm (4.53") 85 mm (3.35") 12 mm (0.47") 9 mm (0.35") ø 75 mm (2.95") 15 mm (0.59") 8,5 mm (0.34") 19 mm (0.75") 170 mm (6.69") 300 mm (11.81") 2,5 mm (0.10") 36501-NL-141016 9 mm (0.35") Fig. 69: VEGAPULS 61, montagebeugel in 170 of 300 mm lengte VEGAPULS 61 • Profibus PA 85 11 Bijlage VEGAPULS61,uitvoeringmetmontagebeugelenreflector 115,5 mm (4.55") 71 mm (2.8") ø9m m (0.35 ") 218 mm (8.58") 17,5 mm (0.69") 60 mm (2.36") 45° 110 mm (4.33") 160 mm (6.30") 107,5 mm (4.23") 117,5 mm (4.63") Fig. 70: VEGAPULS 61, montagebeugel en reflector 36501-NL-141016 86 VEGAPULS 61 • Profibus PA 11 Bijlage 19 mm (0.75") 126 mm (4.96") 10,5 mm (0.41") VEGAPULS61,uitvoeringmetoverschuifflens ø 107 mm (4.21") ø 21 mm (0.83") ø 75 mm (2.95") ø 115 mm (4.53") ø 156 mm (6.14") ø 200 mm (7.87") 36501-NL-141016 Fig. 71: VEGAPULS 61, overschuifflens passend voor DN 80 PN 16/ASME 3" 150lbs/JIS80 10K VEGAPULS 61 • Profibus PA 87 11 Bijlage 20 mm (0.79") ø 75 mm (2.95") ø 98 mm (3.86") 8 mm (0.32") 1 31 mm (1.22") 138 mm (5.43") VEGAPULS61,uitvoeringmetadapterflens 2 Fig. 72: VEGAPULS 61, adapterflens 1 2 Adapterflens Afdichting 36501-NL-141016 88 VEGAPULS 61 • Profibus PA 11 Bijlage 11.4 Industrieel octrooirecht VEGA product lines are global protected by industrial property rights. Further information see www.vega.com. Only in U.S.A.: Further information see patent label at the sensor housing. VEGA Produktfamilien sind weltweit geschützt durch gewerbliche Schutzrechte. Nähere Informationen unter www.vega.com. Les lignes de produits VEGA sont globalement protégées par des droits de propriété intellectuelle. Pour plus d'informations, on pourra se référer au site www.vega.com. VEGA lineas de productos están protegidas por los derechos en el campo de la propiedad industrial. Para mayor información revise la pagina web www.vega.com. Линии продукции фирмы ВЕГА защищаются по всему миру правами на интеллектуальную собственность. Дальнейшую информацию смотрите на сайте www.vega.com. VEGA系列产品在全球享有知识产权保护。 进一步信息请参见网站<www.vega.com。 11.5 Handelsmerken 36501-NL-141016 Alle gebruikte merken en handels- en bedrijfsnamen zijn eigendom van hun rechtmatige eigenaar/ auteur. VEGAPULS 61 • Profibus PA 89 INDEX INDEX A Aansluiten – Elektrisch 29 – Op de PC 54 Aansluiting – Stappen 29 – Techniek 29 Aansluitingen 17, 19 B Bediening – Systeem 39 C Curveweergave – Echocurve 49 – Stoorsignaalonderdrukking 49 Cyclisch dataverkeer 75 D Dataformaat uitgangssignaal 77 E Echocurvegeheugen 57 EDD (Enhanced Device Description) 56 Eventgeheugen 57 F Flowmeting 26, 27 G GSD-bestand 75 H Hardware-adressering 35 Hoofdmenu 39 Meetwaardegeheugen 57 Meetzekerheid 48 Meting in bypass 24 Meting in dippijp 21 N NAMUR NE 107 61 – Failure 59 O Overvulbeveiliging conform WHG 51 P PA-module 76 Polarisatie 15 R Reflectie-eigenschappen 40 Reparatie 66 Reserve-onderdelen – Extra elektronica Profibus PA 12 Roerwerken 20 S Schuimvorming 21 Sensoruitlijning 20 Service-hotline 65 Sleepaanwijzer 48 Software-adressering 36 Statusbyte PA-uitgangswaarde 78 Statusmeldingen - NAMUR NE 107 58 Stoorsignaalonderdrukking 49 Storingen verhelpen 62 Storingscodes 60 T L W Linearisatiecurve 50 Werkingsprincipe 10 M Meetafwijking 62 90 VEGAPULS 61 • Profibus PA 36501-NL-141016 Inbouwpositie 16 Ingebouwde onderdelen in de tank 20 Inregeling 47, 48 Instromend medium 17 Instrumentadres 35 Instrumentstambestand 75 Tankhoogte 46 Tankvorm 46 Telegramopbouw 77 Toepassing – Standpijp 40 – Stortgoed 44 – Vloeistof 40 Typeplaat 8 I 36501-NL-141016 Notes VEGAPULS 61 • Profibus PA 91 De gegevens omtrent leveromvang, toepassing, gebruik en bedrijfsomstandigheden van de sensoren en weergavesystemen geeft de stand van zaken weer op het moment van drukken. Wijzigingen voorbehouden © VEGA Grieshaber KG, Schiltach/Germany 2014 VEGA Grieshaber KG Am Hohenstein 113 77761 Schiltach Germany Phone +49 7836 50-0 Fax +49 7836 50-201 E-mail: [email protected] www.vega.com 36501-NL-141016 Printing date:
© Copyright 2024 ExpyDoc