Achtergronddocument KRW Maatregelen 2016-2021 Onderbouwing en effectbeschrijving van KRW maatregelen in het stroomgebied van de Stichtse Rijnlanden Hoe slaan we brug naar maatschappij? Aandacht voor stedelijk water Samenwerking met agrarische sector Gezond water is van ons allemaal DM 814053v5 September 2014 1 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding................................................................................................................................. 5 2. Gebiedsprocessen en beleidsontwikkeling: koersbepaling .................................................. 6 2.1 Aanpak van de planvorming ...................................................................................................... 6 2.2 Gebiedsprocessen......................................................................................................................... 7 2.3 Beleidsontwikkeling..................................................................................................................... 9 3. Kostenbatenanalyse van drie maatregelpakketten ............................................................. 10 3.1 Opbouw maatregelenpakketten ............................................................................................... 10 3.2 Effectbepaling KRW-effecten................................................................................................... 10 3.3 Effectbepaling overige effecten ................................................................................................ 12 3.4 Conclusie kostenbatenafweging ............................................................................................... 13 4. Maatregelpakket 2016-2021................................................................................................ 14 4.1 Algemene toelichting ................................................................................................................. 14 4.2 Toelichting per maatregel......................................................................................................... 16 Maatregel 1 Uitvoeren Emissiebeheerplan 2014-2021................................................................................ 16 Maatregel 2 Uitvoeren Convenant Schoon water Utrechtse fruitteelt ......................................................... 18 Maatregel 3 Programma groen-blauwe diensten......................................................................................... 18 Maatregel 4 Integrale beheerprogramma’s ................................................................................................. 19 Maatregel 5 Afwegen natuurvriendelijker peilbeheer.................................................................................. 20 Maatregel 6 Natuurvriendelijke oevers ontwikkelen/verbreding waterlichamen......................................... 20 Maatregel 7 Kunstwerken passeerbaar maken voor vis............................................................................... 22 Maatregel 8 Programma Synergieprojecten landelijk gebied...................................................................... 23 Maatregel 9 Programma Kwaliteitsimpuls Stedelijk water.......................................................................... 23 Maatregel 10 KRW-onderzoeksprogramma................................................................................................. 24 4.3 Voorbereiding uitvoering op weg naar 2016........................................................................... 24 4.4 ‘Afhechting’ intrekken van maatregelen SGBP1 ................................................................... 25 5. Fasering doelbereik............................................................................................................. 27 5.1 Prognose 2021 ............................................................................................................................ 27 5.2 Motiveringen voor fasering ...................................................................................................... 28 5.3 Toelichting gehanteerde motiveringen fasering doelbereik................................................... 29 Bijlage 1. Maatregelenoverzicht per waterlichaam................................................................ 31 Bijlage 2. Landelijke KRW maatregelcodes ........................................................................... 32 Bijlage 3. Rijn-West redeneerlijnen........................................................................................ 34 Bijlage 4. Werkwijze maatregeltoekenning per waterlichaam op basis van belastingen ..... 35 Bijlage 5. Ambitie stedelijke waterkwaliteit............................................................................ 37 3 4 1. Inleiding[NEV1] Waarom dit document De Kaderrichtlijn Water verplicht de lidstaten om elke zes jaar te rapporteren over haar KRW-plannen. In 2015 zal Nederland de stroomgebiedbeheerplannen voor de tweede KRW-periode vaststellen. Dit achtergronddocument geeft de onderbouwing voor het KRW-maatregelpakket van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden (HDSR) voor de periode 2016-2021. Het document is bedoeld als achtergrondinformatie voor andere overheden en derden die na inzien van factsheets of het WKP meer willen weten over de KRW-maatregelen binnen het beheergebied van HDSR. Daarnaast biedt het ook voor medewerkers van HDSR een overzicht van de achtergronden en redenaties, dat tijdens de uitvoering en ook bij het volgende planvormingstraject geraadpleegd kan worden. Afbakening Het achtergronddocument levert de onderbouwing voor de maatregelen van het waterschap. Hierbij worden ook verwachtingen benoemd over bijdragen van derden op basis van gebiedsprocessen en reeds lopende trajecten bij het waterschap. Over deze bijdragen bestaat geen zekerheid, en daarom worden deze ook niet als concrete maatregelen benoemd. Factsheets en vaststellingsprocedure De hier beschreven maatregelen worden ingevoerd in het Waterkwaliteitsportaal (WKP), dat wordt beheerd door het Informatiehuis Water (IHW). Uit het WKP kunnen factsheets worden gegenereerd. Sinds 2013 wordt ieder voorjaar een 'publieke versie' van de factsheets openbaar gemaakt. Ten behoeve van de ter inzage legging van de stroomgebiedbeheerplannen 2015 (SGBP-2) worden in het najaar van 2014 geactualiseerde factsheets gegenereerd en via internet toegankelijk gemaakt. Het ontwerp van de regionale plannen wordt in de tweede helft van 2014 door de bestuurslagen vastgesteld. Het waterschap stelt daarbij alleen haar eigen maatregelen vast, waarbij verwezen wordt naar de factsheets. De factsheets worden als onderdeel van het regionale plan van de provincie ter inzage gelegd. Na de inspraak worden de plannen eventueel aangepast en vastgesteld. Verwijzingen In dit document wordt regelmatig verwezen naar andere waterschapsdocumenten rapporten met een DM-nummer. Dit is een verwijzing naar het Document-managementsysteem van het waterschap, en is daarom vooral relevant voor medewerkers van het waterschap. Figuur 1. www.waterkwaliteitsportaal.nl 5 2. Gebiedsprocessen en beleidsontwikkeling: koersbepaling 2.1 Aanpak van de planvorming Het planproces werd voorbereid op basis van een inhoudelijke analyse, een verkenning van actuele (maatschappelijke) ontwikkelingen en aanbevelingen vanuit diverse gremia. De denklijnen zijn uitgeschreven in de Inhoudelijke startnotitie (HDSR oktober 2013, DM715612). Deze paragraaf geeft een korte samenvatting. Een overzicht van de belangrijkste aanbevelingen: - betrek belangenpartijen beter (rijk); - zorg voor betere transparantie en onderbouwing van uitzonderingen (Europese Commissie); - hanteer een duidelijke strategie voor terugdringen belasting uit de landbouw en verwerk klimaatverandering in de plannen (Europese Commissie); - integreer de KRW in het bestaande beleid van de organisatie en haal nog meer uit interne én externe samenwerking (Rekenkamercommissie waterschap); - benader water integraal in gebiedsprocessen en geef ook aandacht aan beschermde en nietKRW wateren (Klankbordgroep Rijn-West). Uit de inhoudelijke analyses bleek dat het waterschap op schema ligt met de uitvoering van de maatregelen voor de eerste periode, maar dat er nog een grote opgave is voor de komende periode(n). De KRW-doelen voor de chemie worden gehaald[NEV2], maar voor de ecologie nog niet. De opgave ligt vooral op het gebied van nutriënten en onvoldoende natuurlijke inrichting en beheer. Nutriënten Een te hoge belasting met nutriënten zorgt zowel in KRW-waterlichamen als in het overig water zoals veensloten en stedelijk water voor knelpunten (kroosdekken, zuurstofloosheid, vissterfte). Het water dat het beheergebied van HDSR verlaat is van slechtere kwaliteit dan het aangevoerde water, wat betekent dat er sprake is van afwenteling. Om de knelpunten op te lossen en om verslechtering van de kwaliteit als gevolg van klimaatverandering tegen te gaan is het (verder) terugdringen van de nutriëntenbelasting uit het beheergebied nodig. Inrichting en beheer De eerder geformuleerde restopgave voor de KRW-waterlichamen bestaat vooral uit inrichtingsmaatregelen zoals natuurvriendelijke oevers. Uit de uitgevoerde KRW-onderzoeken blijkt dat dit wel effectief is, maar lastig haalbaar in de KRW-waterlichamen in verband met vrijwillige grondverwerving. Ook is de verwachting dat deze maatregelen niet heel kosteneffectief zijn in vergelijking met maatregelen buiten de waterlichamen (‘overig water’). In het totale beheergebied verschilt het beeld ten aanzien van inrichting en beheer per type water en deelgebied. In het veengebied speelt vooral de afkalving van de oevers, waardoor snel ondiepe sloten met een dikke baggerlaag ontstaan. Dit is ongunstig voor waterkwaliteit, planten en dieren. In het overige agrarisch gebied zijn op sommige plaatsen heel weinig kansen voor de ecologie door krappe dimensionering en zeer steile oevers, terwijl op andere plaatsen wel meer ruimte is. In het stedelijk gebied speelt dit ook, dan is vooral in de oudere wijken en kernen weinig ruimte. Daarnaast spelen er ook typisch stedelijke knelpunten zoals zwerfvuil en snelle baggervorming door bladval, met name in geïsoleerde wateren. Op basis van de verkenning werd het planproces sober ingestoken (vanwege beperkte budgetten), met een focus op samenwerking (zowel intern als extern) en de maatschappelijke waarde van waterkwaliteit. Vooraf werd de projectstrategie “samenwerken aan gezond water met de volgende uitgangspunten vastgesteld: - We spreken over de opgave in termen van “gezond water”; niet over een bepaalde score op een KRW-maatlat; - We kiezen voor de meest effectieve schaal en locatie voor maatregelen, of dat nu binnen of buiten een KRW-waterlichaam is; - Gebiedsprocessen voor KRW sluiten zoveel mogelijk aan bij lopende trajecten zodat schaalniveau en onderwerp aansluit bij de doelgroep; - Inhoudelijk ligt de focus op optimalisatie van beheer (bestaand ‘beleid’) en terugdringen nutriënten, minder op inrichtingsmaatregelen; 6 - Maatregelen in rapportage aan Brussel op hoog abstractieniveau om flexibiliteit te houden tijdens de uitvoering en te kunnen inspelen op samenwerkingskansen. 2.2 Gebiedsprocessen De planvorming was opgedeeld in zes sporen (thema’s): nutriënten, beheer, inrichting, stedelijk gebied, beschermde gebieden en monitoring & analyse. Per spoor werden passende gebiedsprocessen gezocht of georganiseerd om de opgave en maatregelen en oplossingsrichtingen nader te bespreken, zowel binnen de organisatie als met derden. Aanvullend is in juli 2013 een 'watertafel’ georganiseerd op het schaalniveau van het hele beheergebied, in samenwerking met de Klankbordgroep Rijn-West. Hier konden partijen kennis nemen van elkaars inbreng en onderling discussiëren. In het najaar van 2014 [NEV3]werd een vergelijkbare bijeenkomst georganiseerd, voorafgaand aan de besluitvorming over het ontwerp-maatregelenpakket van het waterschap. Gezien bovenstaande uitgangspunten voor de planvorming heeft tijdens deze processen de focus niet zozeer op de KRW-waterlichamen gelegen (die slechts 3% van het water vormen binnen het beheergebied), maar op het gehele beheergebied. De inbreng van de maatschappelijke partijen is (per sector) opgenomen in het Achtergronddocument gebiedsprocessen (DM746789). Deze paragraaf geeft een toelichting op de gebiedsprocessen en de resultaten. 1. Nutriënten: HDSR heeft actief meegewerkt aan het nutriëntenproject Rijn-West en andere gebiedsprojecten en daarnaast vooral aansluiting gezocht bij de ontwikkelingen vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het Deltaplan Agrarisch waterbeheer. Hiervoor heeft het waterschap veelvuldig contact gezocht met (koepels van) agrarische natuurverenigingen en de LTO. Intern is ook gezocht naar synergie mogelijkheden met de maatregelen in het kader van de wateropgave wateroverlast (DM 765496). Daarnaast is een vervolgstudie uitgevoerd naar de mogelijkheden voor het afstemmen van RWZI-effluent op het watersysteem. Resultaten: de agrarische sector vraagt om inpassing van vergroening en innovatie van de sector in de KRW, met haalbare waterkwaliteitsdoelen en een voor de sector gunstig peilbeheer. Er wordt veel waarde gehecht aan de regionale gebiedsgerichte projecten zoals het nutriëntenproject Rijn-West, waarbinnen het Besluit tot Samenwerking en vervolgens de Bestuurlijke samenwerkingsovereenkomst Veenweiden voor het uitvoeren van 13 nutriëntenmaatregelen is ondertekend. Tijdens de gebiedsprocessen werd steeds duidelijker dat de vergroening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (via POP3) veel kansen biedt voor waterkwaliteit in het landelijk gebied. De agrarische collectieven in oprichting binnen het beheergebied willen ook watermaatregelen uitwerken in de gebiedsoffertes en staan positief tegenover samenwerking met het waterschap daarvoor. Figuur 2.1 Ondertekening Bestuurlijke Samenwerkingsovereenkomst Veenweiden, oktober 2013 2. Optimalisatie maaien, baggeren en peilbeheer. Via interne bijeenkomsten en met andere waterschappen heeft HDSR de mogelijkheden onderzocht voor optimalisatie van het eigen beheer (maaibeheer, baggeren, flexibel peilbeheer) én van beheer door derden. Het beheer door derden is vervolgens verder uitgewerkt via de lopende contacten in het eerste spoor, mede omdat dit gedeeltelijk om dezelfde maatregelen gaat (natuurvriendelijker slootschonen). Resultaten: het maaibeheer is in 2014 vanwege bezuinigingen aangepast, wat mogelijk positief uitwerkt. Dit moet nog worden geëvalueerd. Voor het baggeren wordt gedurende de volgende KRW-periode een nieuw beheerplan opgesteld, waarin nieuwe inzichten ten aanzien van natuurvriendelijkere fasering, methodes etc. kan worden ingebracht. Peilbeheer wordt per gebied afgewogen. Ook hiervoor geldt dat in de komende periode de nieuwe inzichten (ten aanzien van flexibel peilbeheer) in de peilbesluiten kunnen worden meegenomen. 7 3. Inrichtingsmaatregelen in het landelijk gebied. Dit kunnen vispassages zijn, maar ook maatregelen waarvoor ruimte nodig is, zoals natuurvriendelijke oevers. HDSR heeft via gesprekken met gemeenten en terreinbeherende organisaties synergiekansen hiervoor verkend. Ook is afgestemd met de Visstandbeheercommissie (VBC), waarin de sport- en beroepsvisserij in het gebied vertegenwoordigd wordt. Resultaten: De natuurorganisaties hebben aandacht gevraagd voor de kleinere (niet-KRW) wateren, ook op het vlak van natuurvriendelijker beheer en flexibel peilbeheer. Zij zien goede synergie- en samenwerkingskansen bijvoorbeeld binnen en rond EHS, maar ook vanwege wijzigingen in het vergoedingenstelsel. De particuliere grondeigenaren hebben aangegeven dat zij vaak meerdere belangen hebben (landbouw, natuur en recreatie), en hun verzoek is om grondbezitters individueel aan te spreken. De sport- en beroepsvissers ondersteunen de noodzaak voor vispassages, maar vragen ook aandacht voor natuurlijker peilbeheer (met name in februari-april), baggeren en zuurstofloosheid in kleinere wateren, maatschappelijk aansprekende eindbeelden en kaders voor het uitzetten van vis. 4. Stedelijk water. Het waterschap heeft een effectieve aanpak van waterkwaliteit verkend via het samenwerkingsverband met gemeenten in de waterketen (Winnet). Hierbij is zowel gekeken naar het watersysteem als naar de waterketen. Resultaten: In 2014 is HDSR gestart met een nieuwe stimuleringsregeling voor het oplossen van waterkwaliteitsknelpunten in stedelijk water, waarvoor bij gemeenten ruim voldoende ideeën en aanvragen blijken te zijn. In een studiegroep met vertegenwoordigers van waterschap en gemeenten wordt nagedacht over vervolgmaatregelen op basis van een systeemanalyse, wat ook bestuurlijk is bekrachtigd. 5. Beschermde gebieden. Voor Natura2000-gebieden, drinkwaterbeschermingsgebieden en zwemwateren worden al afspraken gemaakt via andere beleidsprocessen. Als het nodig is zorgt het waterschap voor extra uitwerking van deze afspraken. Resultaten: Ten behoeve van de KRW-doelen voor grondwater heeft de provincie Utrecht om bevestiging gevraagd van de uitvoering van een aantal maatregelen uit de Utrechtse drinkwaterdossiers. HDSR heeft dit bevestigd per bestuurlijke brief (DM817401) met een aantal opmerkingen (zie tabel 2.1). 6. Monitoring en analyse. In overleg met de andere waterbeheerders binnen Rijn-West wordt gezocht naar een efficiëntere inzet en gebruik van monitoring. Hierdoor kan het waterschap in de toekomst beter de effectiviteit van maatregelen inschatten. Resultaten: Intern is vastgesteld dat het belangrijk is om gerichter de effecten van maatregelen te monitoren, omdat het lastig is om daarover uitspraken te doen op basis van de KRWtoestandsmonitoring. Tabel 2.1. Maatregelen in de drinkwaterdossiers binnen de provincie Utrecht relevant voor de KRWdoelen voor grondwater met een taak voor HDSR Maatregel drinkwaterdossiers Taak Opmerking HDSR regulier 1. Uitvoeren gebiedsaanpak regulier 2. Voorkantsturing ruimtelijke bescherming extra taak wij zien dit als reguliere taak 3. Bewustwording in grondwaterbeschermingszones 4. Emissiereductie bestrijdingsmiddelen stedelijk gebied extra taak regulier 5. Drinkwaterbelang in calamiteitenplannen regulier 7. Goede staat riolering regulier 8. Evaluatie beleid en regels voor afkoppelen 9. Emissiereductie gewasbeschermingsmiddelen regulier = Convenant Utrechtse Fruitteelt, fruitteelt neemt HDSR op als KRW-maatregel 10. Optimalisatie monitoringsmeetnet early warning regulier Graag passender formuleren als nieuwe stoffen "Verkenning optimalisatie …." 13. Onderzoek herkomst verontreinigingen ARK extra taak Nieuwersluis 8 2.3 Beleidsontwikkeling Op basis van de resultaten van de inhoudelijke analyses en verkenningen en de gebiedsprocessen heeft het College in december 2013 een beleidslijn voor het KRW maatregelenpakket 2016-2021 vastgesteld. De redeneerlijn was als volgt: - De uitvoering van de KRW in de eerste planperiode (2010-2015) loopt volgens planning en binnen de beschikbaar gestelde kredieten. - De restopgave vanaf 2016 zoals in 2009 in het WBP vastgelegd bestaat vooral uit inrichtingsmaatregelen langs KRW-waterlichamen. Uit onderzoek is gebleken dat de uitvoering van deze inrichtingsmaatregelen slecht haalbaar is langs KRW-waterlichamen, en dat het wenselijk is om het zoekgebied te vergroten naar het achterland (op basis van systeemanalyse; uitgangspunt blijft haalbaar en betaalbaar). - Daarnaast is er een opgave om (nutriënten)emissies tegen te gaan. Deze opgave ligt zowel bij het waterschap als bij de agrarische sector, zoals voor het veenweidegebied is uitgewerkt en door alle partijen bekrachtigd in de bestuurlijke samenwerkingsovereenkomst veenweiden. - In de voorbereiding is al gekozen om op zoek te gaan naar kansen voor coproductie en synergie, voor kosteneffectiviteit en maatschappelijk draagvlak. Op basis van de gebiedsprocessen blijkt dat partijen willen samenwerken op het gebied van inrichting, beheer en nutriënten, zoals de agrarische gebiedscollectieven (in ontwikkeling), natuurorganisaties en gemeenten en provincies. Omdat het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) vanaf 2016 voor maatregelen in het landelijk gebied de mogelijkheid biedt voor 50% cofinanciering uit Europa is inzet in het landelijk gebied zeer aantrekkelijk. - Het is niet mogelijk om uit te werken wat minimaal gedaan moet worden om de KRW-doelen te halen, omdat er discussie is over de doelen. [NEV4]De KRW-doelen zijn vastgelegd voor de KRWwaterlichamen, terwijl deze in het beheergebied slechts 3% van het water vormen. De maatschappelijke partijen vragen om ook maatregelen te nemen in de ‘kleine wateren’ ofwel ‘het overige water’. Sommige waterschappen zeggen dat dit ‘business as usual’ is, want waterschappen zorgen overal voor een goede waterkwaliteit. Maar je kunt een euro maar één keer uitgeven. Daarom is het logischer om een integrale afweging te maken vanuit het financiële kader. Op basis van bovenstaande redeneringen en motivaties is de volgende beleidslijn vastgesteld voor het KRW maatregelenpakket voor de 2e KRW-periode: - een substantieel aandeel aan KRW-maatregelen gericht op coproductie en synergie, onder andere voor nutriënten en beheer. Dit is een verschuiving ten opzichte van het pakket in de 1e KRW-periode met vooral inrichtingsmaatregelen voor het waterschap. - maximaal gebruik maken van (landbouw)subsidies om met de beschikbare middelen meer te kunnen doen. - uitgaan van het bestaande KRW-budget (geen bezuinigingen, maar ook geen aanvulling) met een verschuiving van investeringen naar exploitatie passend bij de voorgestelde verschuiving. Voor het terugdringen van probleemstoffen werd in 2013 het Emissiebeheerplan 2014-2021 voorbereid, dat in het voorjaar van 2014 is vastgesteld. Naast nutriënten gaat dit over bestrijdingsmiddelen, zware metalen en nieuwe stoffen zoals medicijnresten en microplastics. En ook hier is de strategie om in te zetten op een intensivering van samenwerking, zowel extern als intern. 9 3. Kostenbatenanalyse van drie maatregelpakketten 3.1 Opbouw maatregelenpakketten Voor een eerste bestuurlijke keuze op hoofdlijnen ten aanzien van de maatregelen zijn drie varianten van maatregelpakketten opgesteld. Hierbij is uitgegaan van kosteneffectieve maatregelen (deels op een vrij hoog abstractieniveau), waarvoor in de gebiedsprocessen draagvlak is gevonden en waarbij het geheel past binnen de beleidslijn die in december 2013 was vastgesteld: aanzienlijk aandeel maatregelen voor coproductie/synergie, aandacht voor nutriënten en beheer, maximale benutting van (landbouw)subsidies en uitgaan van beschikbare budgetten. De drie varianten verschillen van elkaar in inhoudelijke focus, niet in kosten omdat wordt uitgegaan van het bestaande budget. De meeste maatregelen komen in enige mate in alle varianten terug, zoals natuurvriendelijke oevers langs waterlichamen, vispassages en groenblauwe diensten, maar het beschikbare budget is per variant verschillend verdeeld over de maatregelen (tabel 3.1). In de variant ‘focus landelijk gebied’ is relatief veel budget ingezet op groenblauwe diensten en ook op ‘synergieprojecten landelijk gebied’. In het pakket ‘focus stedelijk gebied’ is juist relatief veel ingezet op het stedelijk water. Om het bestuur een keuze te kunnen laten maken werden de effecten op KRW-doelen en overige effecten bepaald (paragraaf 3.2 en 3.3). Tabel 3.1. Budgetverdeling bij de drie pakketten. [NEV5] focus KRWwaterlichamen Groenblauwe diensten €€ Integraal beheer €€€ Natuurvriendelijke oevers langs KRW€€€ waterlichamen Vispassages € Synergieprojecten landelijk gebied 0[NEV6] Kwaliteitsimpuls stedelijk water € focus landelijk gebied €€€ € focus stedelijk gebied € €€ € € € €€€ € € 0 €€€€ 3.2 Effectbepaling KRW-effecten Voor de KRW-doelen is per maatregel bepaald welk aandeel van de waterlichamen resp. het achterland significant kan worden verbeterd op KRW-deelmaatlatten zoals waterplanten, macrofauna, vis en nutriënten. Dit is deels uitgevoerd op basis van rekenwerk en kennisregels, maar deels ook op basis van expert-judgement vanwege de grote onzekerheden. Dit wordt hier beschreven. Tabel 3.2 Effectentabel[NEV7]. KRW doelen: het aandeel waterlichamen resp. overig water waarin een significante verbetering kan worden bereikt. Overige effecten: een + wordt toegekend als het pakket op dat aspect beter scoort dan de andere pakketten. Effectentabel KRW doelen Waterlichamen Overig water ondersteunend: nutrienten Overige effecten Synergie doelen wateropgave wateroverlast landschap en beleving natuur bodemdaling Klimaat CO2 robuustheid (nutriënten) Zichtbaarheid maatregelen stedelijk gebied Samenwerking partijen landelijk gebied partijen stedelijk gebied Maatregelpakketten focus waterlichamen 12% 11% 13% 20% 0 0 0 0 0 10 focus landelijk gebied 19% 16% 21% 33% ++ + + + + + + + + 0 + + focus stedelijk gebied 4% 4% 4% 13% + 0 0 + + + + Ecologie De ecologische effecten van maatregelen in de verschillende varianten zijn ingeschat op basis van kennis over de huidige situatie, rekenregels en expert judgement. Voor waterplanten en vis is hierbij gebruik gemaakt van de rekenregels uit de KRW-Verkenner[NEV8], voor macrofauna vooral van expertjudgement. Op basis van het beschikbare budget per variant is voor alle maatregelen, indien mogelijk, een globale invulling van de maatregelen bepaald, die haalbaar en uitvoerbaar is. Uitgaande van de huidige ecologische toestand en de hoeveelheid toegepaste maatregel is de verbetering van de waterkwaliteit ingeschat. In tabel 3.3 is aangegeven wat het effect is van de maatregelen per relevant waterlichaam of achterliggend gebied, waarbij één plus een verbetering binnen een klasse oplevert, twee plussen een klasse en drie plussen tot twee klassen verbetering opleveren. Tabel 3.3 Effecten van de maatregelen per waterlichaam/gebied. Hoe meer plusjes, hoe groter het effect. 0 = verwaarloosbaar effect, + verbetering binnen 1 klasse, ++ verbetering met 1 klasse +++ verbetering tot 2 klassen.[NEV9] focus focus focus waterlandelijk stedelijk Maatregelen KRW doelen lichamen gebied gebied Groen-blauwe diensten waterlichamen ++ +++ + overig water ++ +++ + Integrale beheerprogramma's waterlichamen + 0 + overig water ++ + + Natuurvriendelijke oevers/verbreding waterlichamen waterlichamen ++ +[NEV10] + overig water 0 0 0 Vispassages waterlichamen + + + overig water ++ ++ ++ Synergieprojecten landelijk gebied waterlichamen 0 0 0 overig water 0 + 0 Kwaliteitsimpuls Stedelijk waterbeheer waterlichamen 0 0 0 overig water + + ++ Vervolgens is de grootte van het effect gecombineerd met het percentage oppervlaktewater waar de maatregel effect heeft. De combinatie van deze twee (grootte van het effect + oppervlakte waar de maatregel invloed heeft) geeft het effect in termen van aandeel waterlichamen of achterliggend gebied waar de waterkwaliteit significant verbeterd, zoals (voor alle maatregelen totaal) opgenomen in tabel 3.2. Bijvoorbeeld in de variant Focus Waterlichamen wordt 6 km natuurvriendelijke oever in de waterlichamen extra aangelegd ten opzichte van de andere varianten. Door deze extra natuurvriendelijke oevers is de inschatting dat in 20% van de waterlichamen (6 stuks) de ecologische kwaliteit tussen de 0.1 en 0.2 EQR toeneemt. De rekenregels en expert judgement zijn toegepast op basis van best beschikbare kennis. Ecologische ontwikkeling is echter onzeker en afhankelijk van vele factoren. Daarom moet dit geschatte effect niet als absoluut worden gezien, maar dient het vooral om de verschillende varianten onderling te vergelijken. De uitgebreide analyse is opgenomen in DM860797. Inzet op het landelijk gebied is naar verwachting het meest effectief. De effectiviteit van groen-blauwe diensten wordt positief ingeschat doordat het direct (via schoning, baggeren of inrichting) en indirect (via terugdringen nutriënten) werkt op het voorkomen van soorten. Daarnaast zijn het relatief goedkope maatregelen waardoor meer areaal beïnvloed kan worden dan met investeringsmaatregelen. Dit resulteert samen met de andere maatregelen in deze variant tot het grootste aandeel water, zowel KRW waterlichaam als overig water, dat kwalitatief vooruit gaat ten opzichte van de huidige situatie. [NEV11] Nutriënten Op basis van de nutriëntenopgave per deelgebied, het jaarlijkse budget per variant en de kosteneffectiviteitskentallen van de maatregelen is een inschatting gemaakt van het aantal waterlichamen en afvoergebieden waarvan de nutriëntenbelastingen naar het gewenste niveau teruggebracht kan worden in 2021 (tabel 3.4). In alle drie de varianten is uitgegaan van drie nutriëntenmaatregelen (kringlooplandbouw, baggerspuit & natuurvriendelijk slootschonen en aanleg & 11 beheer van natuurvriendelijke oevers), waarbij steeds een zelfde percentage van het nutriëntenmaatregelen budget wordt toegekend: 10% aan stimuleren kringlooplandbouw en respectievelijk 60% en 30% aan het ondersteunen van de baggerspuit & natuurlijk slootschonen en aanleg & beheer van natuurvriendelijke oevers als groenblauwe dienst. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de HDSR-budgetten worden verdubbeld door de Europese landbouwsubsidie, omdat deze maatregelen passen binnen de steeds duidelijker wordende kaders voor het Europese landbouwbeleid en de uitvoering via het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) en op alle daarvoor relevante lijstjes staan (bijv. Nutriëntenproject Rijn-West, Groenblauwe diensten catalogus, maatregelenlijst Deltaplan Agrarisch Waterbeheer). De maatregelen kringlooplandbouw en natuurvriendelijk slootschonen kunnen op veel draagvlak rekenen uit de agrarische sector; de maatregel natuurvriendelijke oevers is lokaal kansrijk door te koppelen aan andere belangen en doelen zoals afkalvende oevers en natuurdoelen. [NEV12] Deze maatregelen hebben in eerste instantie vooral een effect op het achterliggende afvoergebied van de KRW-waterlichamen, en vervolgens, indirect op de KRW-waterlichamen. De beoordeling in tabel 3.4 is een indicatie op basis van expert-judgement. Het is erg moeilijk om hier precieze berekeningen op los te laten, omdat veel factoren de nutriëntenhuishouding bepalen en de kentallen onzeker zijn. De uitgebreide analyse is opgenomen in DM788239. Tabel 3.4. Beoordeling effecten verschillende nutriëntenpakketten. Hoe meer plusjes, in hoe meer waterlichamen of afvoergebieden de nutriëntenbelasting naar een gewenst niveau kan worden teruggebracht: 0 geen effect, + gering effect, ++ matig effect, +++ veel effect focus focus focus waterlichamen landelijk stedelijk Budget groenblauwe diensten €€ €€€ € Deelgebied veenweide + + 0 Deelgebied overig agrarisch west + ++ + Deelgebied overig agrarisch oost ++ +++ + Deelgebied stedelijk 0 + 0[NEV13] Van de drie verschillende maatregelenpakketten wordt bij het pakket “Focus landelijk” het meeste geld uitgegeven aan nutriëntenmaatregelen. Logischerwijs heeft daarom dit pakket het meeste effect op de nutriëntenreductie van zowel de waterlichamen als het overig water. Het bepalen van het effect van de maatregelen op de nutriëntenbelasting van het water gaat gepaard met grote onzekerheden. Grote onzekerheden zitten in het bepalen van de actuele belasting, de kritische belasting en de kentallen van de effectiviteit van maatregelen. Tevens is in deze variantenvergelijking het effect van autonome ontwikkelingen niet meegenomen, waardoor het effect iets onderschat wordt. De resultaten moeten worden beschouwd als een indicatie voor de effectiviteit van de verschillende maatregelenpakketten op de nutriëntenhuishouding en daarmee op het halen van de nutriëntendoelen. De maatregelen zijn naar verwachting het meest effectief in de deelgebieden (overig west en oost) waar de opgave het kleinst is. In het veenweide gebied is de opgave vaak zo groot dat ondanks de reductie de belasting alsnog te hoog is om aan de doelen te voldoen. Mogelijk dat door het verdisconteren van de achtergrondbelasting de opgave in sommige waterlichamen/afvoergebieden kleiner wordt (zie DM 852524). De drie geselecteerde maatregelen hebben allemaal effect op de nutriëntenhuishouding in het landelijke gebied. De maatregelen zijn niet direct van invloed op de waterkwaliteit in de stad, maar door verbetering van de kwaliteit van het inlaatwater zal er toch een indirect positief effect zijn. Vraagstukken met betrekking tot de effectiviteit van maatregelen zullen zoveel mogelijk beantwoord worden in samenwerking met de nutriëntenadviesgroep van Rijn-West. Omdat veel maatregelen nu net in uitvoering zijn, zullen de inzichten over de effectiviteit pas in een later stadium duidelijk worden. 3.3 Effectbepaling overige effecten Voor de overige effecten (redenaties per aspect zie tabel 3.5) scoort het pakket “focus landelijk gebied” ook het hoogst, omdat er vanwege het grotere zoekgebied meer flexibiliteit is om synergie te zoeken met andere doelen en samenwerkingspartners, en omdat het totale systeem klimaatrobuuster wordt door de grotere inzet op reductie van nutriënten. Alleen op zichtbaarheid scoort het pakket 12 “focus stedelijk gebied” het beste, omdat in het stedelijk gebied de meeste mensen wonen, en waterkwaliteitsknelpunten in het stedelijk gebied vaak heel zichtbaar zijn. Tabel 3.5 Redenaties per aspect, op basis waarvan is beoordeeld welk pakket het beste scoorde op dat aspect Overige effecten Redenering Synergie doelen Wateropgave wateroverlast Hogere score bij meer natuurvriendelijke oevers/verbreding, vooral wanneer dit doel kan meespelen bij de locatiekeus. En hogere score bij meer natuurvriendelijk beheer van tertiair systeem (via groenblauwe diensten). Landschap en beleving Hogere score bij meer inzet in overig water, want dan zal dit criterium in meer gevallen meespelen bij de selectie en uitwerking van projecten Natuur Idem Bodemdaling Onderwaterdrainage is een van de nutriëntenmaatregelen die mogelijk hier en daar al toegepast kan worden, mogelijk ondersteund door HDSR. De kans daarop is het grootst bij de meeste financiële speelruimte in het landelijk gebied. Klimaat CO2 Zie redenatie bodemdaling Robuustheid (nutriënten) Hogere score bij hogere reductie van emissies Zichtbaarheid Maatregelen stedelijk gebied Samenwerking Partijen landelijk gebied Partijen stedelijk gebied Hogere score bij meer maatregelen in het stedelijk gebied, waar meer mensen wonen Hogere score bij meer samenwerking met partijen in het landelijk gebied Hogere score bij meer samenwerking met partijen in het stedelijk gebied 3.4 Conclusie kostenbatenafweging Het pakket ‘focus landelijk gebied’ levert de hoogste score op voor zowel de KRW-waterlichamen als voor het overig water, ondanks dat er in het pakket ‘focus waterlichamen’ twee keer zoveel natuurvriendelijke oevers langs KRW-waterlichamen worden aangelegd, en meer wordt ingezet op beheermaatregelen in het primaire systeem (waarbinnen de KRW-waterlichamen liggen[NEV14]). De inzet in het achterliggend gebied via de agrarische collectieven, waarbij gebruik wordt gemaakt van de cofinanciering (‘multiplier’) door het GLB), zorgt niet alleen voor sterkere terugdringing van nutriënten, die uiteindelijk meetbaar is in de waterlichamen, maar ook voor een betere ecologie in de sloot. Voor het bepalen van een totaalscore is aan de scores voor waterlichamen en overig water een gelijke weging meegegeven. Aangezien het overig water binnen het beheergebied 97% (in lengte) van al het water uitmaakt, lijkt het in een integrale afweging gerechtvaardigd om deze score voor 50% mee te laten tellen. Het bestuur heeft ingestemd met het voorkeurspakket landelijk gebied, waarna dit verder werd uitgewerkt tot een definitief (ontwerp) maatregelenpakket. 13 4. Maatregelpakket 2016-2021 4.1 Algemene toelichting Het voorkeurspakket landelijk gebied is in het voorjaar van 2014 verder uitgewerkt tot een Ontwerpmaatregelpakket met 10 maatregelen op programmaniveau (4.1a en b). Deze paragraaf geeft een algemene toelichting en motivatie voor de samenstelling van dit pakket, met speciale aandacht voor het hogere abstractieniveau van de maatregelen in vergelijking met het eerste KRW-plan van HDSR. Bijlage 1 geeft een overzicht van de maatregelen per KRW-waterlichaam. Tabel 4.1a. Ontwerp KRW Maatregelenpakket 2016-2021 Maatregel 1. Uitvoeren Emissiebeheerplan 2014-2021 2. Uitvoeren Convenant Schoon water Utrechtse fruitteelt 3. Programma groen-blauwe diensten 4. Integrale beheerprogramma's 5. Afwegen natuurvriendelijker peilbeheer 6. Natuurvriendelijke oevers ontwikkelen/verbreding waterlichamen 7. Kunstwerken passeerbaar maken voor vis 8. Programma Synergieprojecten landelijk gebied 9. Programma Kwaliteitsimpuls Stedelijk water 10 KRW -onderzoeksprogramma Waar beheergebied beheergebied beheergebied beheergebied meerdere waterlichamen meerdere waterlichamen meerdere waterlichamen beheergebied beheergebied beheergebied Omvang 1 exemplaar 1 exemplaar 1 exemplaar 1 exemplaar 9 exemplaren minimaal 6 km minimaal 14 exemplaren 1 exemplaar 1 exemplaar 1 exemplaar Tabel 4.1b. Toelichting per maatregel zoals ingevuld in het waterkwaliteitsportaal. De (SGBP)-codes verwijzen naar landelijke KRW-maatregelcategorieën (bijlage 2). Maatregel 1. Uitvoeren Emissiebeheerplan 2014-2021 code S06 2. Uitvoeren Convenant Schoon water Utrechtse fruitteelt S06 3. Programma groen-blauwe diensten S05 Programma gericht op emissiereductie van nutriënten, ontwikkeling ecologie en wateropgave wateroverlast door stimulering diensten in tertiaire watergangen. Specifieke (bovenwettelijke) diensten worden in overleg met relevante partijen in 2014-2015 uitgewerkt en vallen in uiteenlopende categorieën: Natuurvriendelijker beheer en onderhoud in en om de sloot en inrichtingsmaatregelen (SGBP-codes BE03, BE04, BE06, BR01, BR02, BR03, IM08, IM09, IN01, IN07, IN08, IN12, IN20) 4. Integrale beheerprogramma's BE08 Afspraak dat bij aanpassing van beheerprogramma's van het waterschap (peilbeheer, maaien, baggeren en zuiveren) doelen voor ecologie en waterkwaliteit integraal worden meegewogen (SGBP-codes o.a. IN02, IN03, IN14, IM01, IM02, BE03, BE04). 5. Afwegen natuurvriendelijker peilbeheer S06 6. Natuurvriendelijke oevers ontwikkelen/verbreding waterlichamen IN08 Meer natuurlijke peilfluctuatie is nodig voor met name oeverplanten; bij een volgend peilbesluit of watergebiedsplan wordt dit integraal afgewogen. Naar verwachting is dat voor 9 waterlichamen binnen de periode 2015-2021. Creëert geschikt leefgebied voor planten en dieren. In totaal gaan we uit van 6 km. Afhankelijk van beschikbaarheid gronden en subsidiemogelijkheden kan tot 9 km extra worden gerealiseerd. Toelichting Programma gericht op emissiereductie van probleemstoffen zoals nutrienten, zware metalen, medicijnen, (tekort aan) zuurstof en overige stoffen. Het betreft voorbereiden en stimuleren van bronmaatregelen (SGBP-codes BR01 t/m BR10). Programma gericht op emissiereductie van bestrijdingsmiddelen in de fruitteelt (SGBPcode BR03). 7. Kunstwerken passeerbaar maken IN15 voor vis Heft barrieres voor vismigratie op. Er worden 14-18 vispassages gerealiseerd afhankelijk van synergiekansen en financiële mee- en tegenvallers 8. Programma Synergieprojecten landelijk gebied IN20 Programma gericht op verbetering waterkwaliteit en ecologie in het landelijk gebied, waarbij prioriteit is voor projecten met synergie met andere (water)doelen en coproductie. Bij de inrichtingsmaatregelen valt te denken aan zuiveringsmoerassen, vispassages, verbreden watergangen (SGBP-codes o.a. IN08, IN15, IN20) 9. Programma Kwaliteitsimpuls Stedelijk water S05 10 KRW -onderzoeksprogramma S01 Programma gericht op verbetering waterkwaliteit en ecologie in het stedelijk gebied (oplossen knelpunten), waarbij jaarlijks een maatregelpakket wordt vastgesteld (bijvoorbeeld aanpassen van doorspoelregime) afhankelijk van verzoeken en beschikbare cofinanciering van gemeenten (SGBP-code o.a. IN03). Onderzoeksprogramma nog nader in te vullen [NEV15] 14 Afbakening maatregelenpakket Alle in dit document beschreven maatregelen van de variant ‘focus landelijk gebied’ zijn opgenomen in het uiteindelijke Ontwerp-pakket. Hier wordt toegelicht waarom er nog vier extra maatregelen zijn toegevoegd, en waarom sommige andere maatregelen niet zijn opgenomen. De maatregelen 1 ‘uitvoeren Emissiebeheerplan’ en 2 ‘uitvoeren Convenant Schoon water Utrechtse Fruitteelt’ zijn toegevoegd als KRW-maatregel, omdat dit herkenbaar en sturend is voor het terugdringen van andere probleemstoffen dan nutriënten. Het uitvoeren van de Samenwerkingsovereenkomst Nutriënten Veenweide Rijn-West is niet als aparte maatregel opgenomen omdat de hierin afgesproken maatregelen ondergebracht zijn in de andere KRWmaatregelen (1, 3, 4, 5, 6 en 8); De maatregel ‘Afwegen natuurvriendelijker peilbeheer’ was in eerste instantie niet apart opgenomen omdat dit valt binnen KRW-maatregel 4 (Integrale beheerprogramma’s). Maar omdat de peilbesluitplanning op grote lijnen al bekend is, is het wel mogelijk om iets te zeggen over de gebieden (en waterlichamen daarbinnen) waarvoor flexibel peilbeheer zal worden afgewogen. Met de provincies is afgesproken dat het niet nodig is om maatregelen voor de beschermde gebieden binnen het beheergebied van HDSR op te nemen als specifieke KRW-maatregelen, omdat deze maatregelen reeds zijn uitgevoerd, regulier zijn, of nog in een te onzeker stadium zijn (zie eventueel ook Redeneerlijnen Rijn-West, nr 11, 12, en 13 (bijlage 5); De maatregel ‘uitvoeren KRW-onderzoeksprogramma’ is toegevoegd, omdat er nog kennislacunes zijn ten aanzien van het functioneren van het systeem en kosteneffectiviteit van maatregelen. Niet opgenomen zijn investeringsmaatregelen op rioolzuiveringsinstallaties, omdat de komende jaren (nog) geen nieuwe investeringen in de zuiveringen voorzien worden ten behoeve van verbetering van waterkwaliteit. Wel zal hiervoor beleid ontwikkeld worden, wat is opgenomen in de KRW-maatregelen 1 en 4. Algemene motivering voor het maatregelenpakket 1. Dit maatregelenpakket geeft op doelmatige wijze invulling aan de doelen van de Kaderrichtlijn water Het pakket bevat alleen die (relatief dure) inrichtingsmaatregelen ín KRW-waterlichamen, waar dat haalbaar en zinvol wordt geacht op basis van de uitgevoerde KRW-onderzoeken in de huidige periode. De focus ligt op het landelijk gebied inclusief overig water, waar investeringsmaatregelen ter bevordering van waterkwaliteit vooral worden ingezet waar synergie mogelijk is met andere (water)doelen. Nieuw in dit pakket zijn de “slimme” maatregelen in het tertiaire systeem via de agrarische collectieven, waardoor niet alleen nutriëntenemissies bij de bron worden aangepakt, wat uiteindelijk ook terug te meten is in de KRW-waterlichamen, maar waarmee ook de ecologie ‘in de sloot’ verbetert. Omdat deze nutriënten- en beheermaatregelen op grote schaal kunnen worden ingezet, wordt bijgedragen aan een klimaatrobuust systeem in het hele beheergebied, in plaats van aan ecologische verbetering in enkele KRW-waterlichamen. Bij de inzet van de beschikbare budgetten wordt zoveel mogelijk naar synergie gezocht met andere doelen, zowel binnen als buiten het waterschap, waardoor ook inzet van andere budgetten en partijen wordt gestimuleerd. Met deze focus op het landelijk gebied wordt maximaal gebruik gemaakt van de beschikbare Europese Landbouwsubsidies en POP3. 2. Dit maatregelpakket sluit goed aan op de maatschappelijke behoeftes in het gebied met betrekking tot schoon water De keuze voor maatregelen in het overig water sluit aan bij de maatschappelijke vragen, die gesteld zijn in de gebiedsprocessen (m.n. vanuit landbouw, natuur, sportvisserij). Deze partijen zien veel kansen en maatschappelijke relevantie in beheer en inrichting in de kleinere wateren en/of specifiek gericht op maatschappelijk relevante wateren zoals in natuur- en recreatiegebieden en in de stad (zie eventueel ook redeneerlijn Rijn-west nr. 3: Overige wateren (bijlage 5). De focus op samenwerking met andere partijen schept daarnaast veel gelegenheid voor uitwisseling van kennis en ervaring, waar door andere partijen specifiek om is gevraagd. Uiteraard werkt dat ook de andere kant op. 3. Het maatregelenpakket past geheel binnen de kaders die de Kaderrichtlijn Water stelt De Kaderrichtlijn Water gaat over al het water. De verschuiving in de focus van inrichting in waterlichamen naar nutriënten, beheer en inrichting in overig water kan op basis van de uitgevoerde KRW-onderzoeken en het kosteneffectiviteit-argument goed worden onderbouwd voor Europa. Ten opzichte van de eerste planperiode rapporteren wij nu de maatregelen op een hoger abstractieniveau. 15 Dit is al in een heel vroeg stadium in de planvorming aan alle partijen gecommuniceerd, inclusief het Ministerie van I&M. Provincies zijn verantwoordelijk voor het vaststellen van de KRW-doelen, en waterbeheerders voor het treffen van maatregelen die bijdragen aan deze doelen. Het voorgestelde concept-maatregelenpakket is goed afgestemd met de beide provincies Utrecht en Zuid-Holland. Extra toelichting hogere abstractieniveau Er is bewust gekozen voor een hoger abstractieniveau van de meeste maatregelen dan in de eerste KRW-periode. De concrete maatregelen, die direct aan waterlichamen kunnen worden gekoppeld (natuurvriendelijke oevers en vispassages) zijn voor de waterlichamen waar deze waarschijnlijk kunnen worden uitgevoerd geclusterd aangeleverd in het WKP. De andere concrete maatregelen (groenblauwe diensten, synergieprogramma landelijk gebied en kwaliteitsimpuls stedelijk gebied) zijn op programmaniveau geformuleerd (steeds 1 maatregel voor het hele beheergebied). De overige maatregelen zijn meer instrumentele maatregelen en afspraken, waarbij het waterschap zichzelf én externe partijen probeert te stimuleren tot innovatieve en natuurvriendelijke maatregelen. Deze zijn ook steeds als 1 maatregel geformuleerd zoals het uitvoeren van het Emissiebeheerplan of het zorgen voor Integrale beheerprogramma’s. Hieronder valt ook het KRW-onderzoeksprogramma, dat nu 1 maatregel vormt (vergelijk: in de eerste KRW-periode werd over 137 onderzoeksmaatregelen gerapporteerd). Argumenten hiervoor zijn: Een hoger abstractieniveau sluit beter aan bij de praktijk. De ervaring in de eerste KRW-periode leert dat tijdens de planvorming niet voorzien kan worden welke kansen er zijn voor effectieve maatregelen tijdens de uitvoering. Waar kansen lijken te ontstaan kan dat tegenvallen, en waar je niks verwacht kan ineens dynamiek ontstaan. Als je dat allemaal heel strak vastlegt snijd je jezelf in de vingers. De keuze voor een hoger abstractieniveau en het alleen globaal inventariseren van kansen vooraf, biedt flexibiliteit tijdens de uitvoering en voorkomt onnodig tijdverlies aan administratieve verschuivingen. Uit de KRW-onderzoeken blijkt dat de eerder voorgenomen maatregelen in de KRWwaterlichamen zoals natuurvriendelijke oevers beperkt haalbaar zijn (in verband met vrijwilligheid bij grondverwerving) én niet meest kosteneffectief vanuit het perspectief van het totale gebied. Investeren in KRW-waterlichamen is in sommige gevallen relatief duur omdat dit juist de meest intensief gebruikte kanalen en weteringen zijn, waar de strakste eisen aan waterdoorvoer, oeverstabiliteit en peilbeheer worden gesteld. Het is kosteneffectiever om in de kleinere watergangen te investeren, zeker wanneer daar synergie met andere doelen kan worden bereikt. Dit is vrijwel altijd in het ‘overige water’. Vanwege het eerste argument is het niet mogelijk en wenselijk om nu al precies in beeld te brengen welke kansen zich daarbij zullen voordoen. In verband met de verschuiving van de aandacht naar het overig water wordt op dit moment een verkenning uitgevoerd naar het vergroten van KRW-waterlichamen. Besluitvorming hierover is echter niet haalbaar vóór de ter inzage legging van de maatregelen voor de tweede KRWperiode. Deze (mogelijke) overgangssituatie zorgt er ook voor dat het nu niet heel zinvol wordt geacht om zeer gedetailleerd maatregelen per waterlichaam uit te werken. De maatregelen voor het terugdringen van nutriëntenemissies via GLB/POP3 dragen naar verwachting sterk bij aan de KRW-doelen (in alle waterlichamen). Deze maatregelen zijn nog niet concreet aan gebieden/waterlichamen op te hangen omdat dit hele traject nog volop in ontwikkeling is. Via een maatregelprogramma kun je er toch een KRW-status aan geven. Maatregelenpakket in formele KRW-rapportages en factsheets De verschuiving in de focus van KRW-waterlichamen naar het overig water en de keuze voor maatregelen op een hoger abstractieniveau heeft tot gevolg dat het lastig is om de totale inzet van HDSR voor waterkwaliteit te rapporteren in de formele KRW-rapportages. Dit komt omdat via het Waterkwaliteitsportaal (en de gegenereerde factsheets) alle informatie over maatregelen, prognose, doelbereik etc. slechts wordt gerapporteerd per KRW-waterlichaam, en niet per beheergebied. De KRW-maatregelen die gelden voor het hele beheergebied zijn in elk waterlichaam opgenomen. 4.2 Toelichting per maatregel Maatregel 1 Uitvoeren Emissiebeheerplan 2014-2021 Het waterschap zet met het nieuwe Emissiebeheerplan (EBP) voor de periode 2014 – 2021 een nieuwe strategie uit om emissies van milieubelastende stoffen tot het gewenste niveau terug te dringen. Dit heeft betrekking op de opgave in de KRW-waterlichamen, de opgave in de regionale 16 wateren en de wateropgave in de stad. De belangrijkste probleemstoffen zijn nutriënten, bestrijdingsmiddelen en zuurstofvragende stoffen. Stoffen die ook de aandacht vragen zijn medicijnresten, zware metalen en overige stoffen (prioritaire stoffen, zwerfvuil, PAK’s etc.). Het Emissiebeheerplan (EBP) is geen “waterkwaliteitsbeheerplan”, maar beperkt zich uitsluitend tot de emissies. Andere factoren die van invloed zijn op de waterkwaliteit, zoals inrichting, beheer & onderhoud vallen buiten dit beheerplan. Het emissiebeheer is gestoeld op twee hoofdpijlers: 1. “verbetering eigen inzet”: het waterschap wil de inspanning vanuit de eigen verantwoordelijkheden verbeteren en het “waterkwaliteitsdenken” verankeren binnen de organisatie. 2. “externe samenwerking”: het waterschap wil de emissies aanpakken door zoveel mogelijk samen te werken met externe partijen. Per probleemstof is hiertoe een strategie opgesteld met activiteiten en procesafspraken. Deze strategie is gebaseerd op samenwerking met andere partijen en de koppeling van belangen. Belangrijkste speerpunten Emissiebeheerplan De belangrijkste speerpunten van het Emissiebeheerplan zijn de uitvoering van de afspraken in de bestuursovereenkomst “Nutriënten in Veenweiden Rijn-West” en de uitvoering van de afspraken uit het convenant “Schoon water Utrechtse fruitteelt” (zie KRW-maatregel 2). Het waterschap zal (een belangrijk deel van) de regie voeren om de maatregelen uit de bestuursovereenkomst te implementeren bij de agrariërs in het beheergebied. Hierbij handelt het waterschap proactief om voorwaarden te creëren en kennis te delen die essentieel is voor een goede implementatie. Hierbij werkt het waterschap zoveel mogelijk samen met partijen als de Provincie Utrecht, LTO, Agrarische Natuurverenigingen en het Veenweide Innovatie Centrum VIC. Tevens wordt aansluiting gezocht bij het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) van de LTO. In het DAW-project BodegravenWoerden wordt hier al op kleine schaal mee geëxperimenteerd. Zelf neemt het waterschap zijn verantwoordelijkheid als het gaat om investeringen in het eigen systeem. Andere activiteiten in het agrarische gebied zijn: participeren in de innovatieraad kringlooplandbouw met 30 agrariërs, participeren in projecten om erfafspoeling tegen te gaan, promoten van de baggerspuit, onderzoek verwijderen slootmaaisel en het participeren in het onderzoek naar de (kwalitatieve) effecten van onderwaterdrainage. Ook in het stedelijke oppervlaktewater is de nutriëntenbelasting vaak te hoog. Het waterschap heeft 3 ton per jaar (cofinanciering) beschikbaar gesteld om waterkwaliteitsproblemen in het stedelijk gebied samen met de gemeenten op te lossen, wat als aparte KRW-maatregel is opgenomen (zie maatregel 9). De aanpak van chronische waterkwaliteitsproblemen gebeurt bij voorkeur op basis van een watersysteemanalyse in samenwerking met de gemeente. Het waterschap doet onderzoek om de kwaliteit van het effluent van de rioolwaterzuiveringen af te stemmen op de KRW-doelen van het ontvangende oppervlaktewater. In de tweede nota gewasbeschermingsmiddelen zijn verboden voorgesteld voor middelen buiten de landbouw. Het waterschap wil samen met Provincie Utrecht de gemeenten ondersteunen met de overgang naar een chemievrij beheer door de kennis te delen die is opgedaan in het project “Schoon water Utrechtse Heuvelrug”. Het WINNET- platform wordt gebruikt om kennis en ervaring te delen met de gemeenten. Zuurstofvragende stoffen, medicijnresten, zware metalen en overige stoffen Voor de aanpak van medicijnresten prefereert het waterschap een bronaanpak boven een end of pipe aanpak in de rioolwaterzuiveringen, wat in lijn is met de landelijke koers. Het waterschap sluit aan bij de strategie van de Unie van Waterschappen voor het opzetten van een landelijk monitoringprogramma voor het meten van geneesmiddelen in oppervlaktewater. Voor specifieke probleemwateren gaat het waterschap zoveel mogelijk gezamenlijk met andere partijen aan bronmaatregelen werken. Normoverschrijdingen door zware metalen komen nauwelijks nog voor binnen het beheergebied van het waterschap. Ten aanzien van de emissiereductie van zware metalen zal het waterschap het huidige gevoerde beheer daarom voortzetten. Net als bij nutriënten worden zuurstofproblemen zoveel mogelijk opgelost door middel van een watersysteemanalyse. Uit de nulmeting en uit recentere metingen zijn bij het waterschap geen normoverschrijdingen aangetoond van prioritaire stoffen. Voor oplossingsrichtingen van nieuwe probleemstoffen (en zwerfvuil) wordt aansluiting gezocht bij andere partijen. 17 Zie ook: http://www.hdsr.nl/actueel/abonneren/nieuwsbrieven/kopiesjabloon/@8839/emissiebeheerplan/ Maatregel 2 Uitvoeren Convenant Schoon water Utrechtse fruitteelt Een van de speerpunten uit het Emissiebeheerplan is het convenant “Schoon water Utrechtse fruitteelt”. Het doel voor de komende planperiode is om het aantal normoverschrijdingen uit de fruitteelt terug te brengen met 80 procent in 2015 ten opzichte van het referentiejaar (gemiddelde van 2007 t/m 2010). Om dit te halen heeft het waterschap samen met de Utrechtse fruitsector, Nederlandse Fruitteelt Organisatie en LTO) en de Provincie Utrecht afspraken gemaakt in het convenant “Schoon water Utrechtse fruitteelt” om de belasting van het grond- en oppervlaktewater met middelen die in de reguliere fruitteelt gebruikt worden te verminderen. Als initiatiefnemer van het convenant is het waterschap coördinator, bewaker en regisseur van het proces om de afspraken uit te voeren en het convenant tot een succes te maken. Deze maatregel wordt ook ondersteund door de provincie Utrecht in het kader van de drinkwaterdossiers en in het kader van de KRW-doelen voor grondwater. Zie daarvoor ook de resultaten van de gebiedsproces ‘beschermde gebieden’ (paragraaf 2.2) Zie: http://www.hdsr.nl/info_op_maat/agrariers/nieuws-0/praktisch-slag-0/ Maatregel 3 Programma groen-blauwe diensten De herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) heeft onder andere vergroening en verduurzaming van de agrarische sector als doel, waarbij waterkwaliteit nadrukkelijk ook als doel is benoemd. Via het POP3 1-instrumentarium zijn subsidies mogelijk voor diensten door agrariërs (deze maatregel) en voor investeringen van o.a. waterschappen en andere partijen (maatregel 8). De diensten vallen allen onder de noemer ‘agrarisch natuurbeheer’, maar hieronder kunnen ook groenblauwe diensten of water- en milieudiensten worden verstaan. Omdat aanvragen voor agrarisch natuurbeheer voortaan collectief gedaan moeten worden nu overal agrarische collectieven gevormd. Vanwege de grote nutriëntenopgave, het draagvlak voor nutriëntenmaatregelen waarbij ook biodiversiteit in overig water vergroot wordt en de beschikbare Europese subsidies wil het waterschap vanaf 2016 starten met een Programma groen-blauwe diensten. Omdat uit- en afspoeling uit landbouwgronden de grootste beïnvloedbare nutriëntenbron is, wordt verwacht dat nutriëntenmaatregelen door agrariërs zeer effectief zijn om de belasting terug te dringen. Omdat deze maatregelen op grote schaal kunnen worden ingezet, wordt bijgedragen aan een klimaatrobuust systeem in het hele beheergebied. En ook zijn er kansen om via diensten de wateropgave wateroverlast aan te pakken. Een belangrijk aspect van dit programma is het samenwerken met de streek, anders kijken naar de boerensloot. Het waterschap ziet de collectieven daarbij als loket, tussenpersoon naar de agrarische bedrijven. Op dit moment (september 2014) heeft het waterschap een werklijst van maatregelen die bijdragen aan de waterdoelen, waarvoor het waterschap cofinanciering beschikbaar wil stellen. Specifieke diensten zullen in overleg met relevante partijen in 2014-2015 gebiedsspecifiek worden uitgewerkt. De maatregelen betreffen beheerdiensten zoals baggeren & natuurvriendelijk slootschonen, maar ook inrichtingsmaatregelen zoals de aanleg van een soortenrijke oever. Het waterschap wil voor de beheermaatregelen om nutrientenemissies tegen te gaan geen restricties opleggen wat betreft voorkeursgebieden, omdat de nutrientenopgave in vrijwel het hele beheergebied speelt. Voor de relatief duurdere inrichtingsmaatregelen heeft het waterschap wel de voorkeur om dit te beperken tot gebieden waar een hogere actuele of potentiële kwaliteit bestaat. Een conceptkaart/handreiking hiervoor binnen de provincie Utrecht is inmiddels beschikbaar, op basis waarvan nadere afstemming met andere overheden en collectieven plaatsvindt. De intentie van het waterschap is dat het programma tijdelijk is, dat op den duur de agrariërs een natuurvriendelijker beheer van sloot en oever vanzelfsprekend is (= stip op de horizon). 1 3e Plattelandsontwikkelingsprogramma (2014-2020) voor innovatie en duurzaamheid in de e landbouwsector, gefinancierd vanuit de 2 pijler van het Gemeenschappelijke Europese Landbouwbeleid. 18 Maatregel 4 Integrale beheerprogramma’s Voor de meeste primaire watergangen inclusief alle KRW-waterlichamen voert het waterschap op dit moment het bagger-, maai- en peilbeheer uit. En ook voor het zuiveringsbeheer via de rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s) is het waterschap verantwoordelijk. Dit beheer is cruciaal voor de ontwikkeling van de ecologische toestand van de watergangen. Buiten de morfologie heeft het beheer in een watergang directe invloed op het voorkomen van soorten en hun aantallen. Voor 12 KRW-waterlichamen wordt het intensieve beheer en onderhoud momenteel beschouwd als een significante belasting. Met deze KRW-maatregel wordt vastgelegd dat doelen voor waterkwaliteit integraal afgewogen worden in de beheerprogramma's van het waterschap (peilbeheer, maaien, baggeren en zuiveren). Hieronder wordt dit per onderdeel verder toegelicht. Baggeren Vanuit bezuinigingen ingegeven gaat het waterschap over op toestandsafhankelijk baggeren in plaats van een standaardfrequentie. Bij het opstellen van het volgende baggerprogramma gebruikt het waterschap de nieuwe inzichten op het gebied van optimalisatie van frequentie, methode (materieel) en periode ten behoeve van waterkwaliteit en ecologie. Dit gebeurt in principe binnen de bestaande budgetten met mogelijke een kleine plus vanuit het budget voor deze KRW-maatregel. Onderdeel wordt het opnemen van een zogenaamd waterkwaliteitsprofiel in de legger. Dit profiel is het meest optimaal voor de waterkwaliteit[NEV16] en wordt meegenomen in de afweging voor het te baggeren profiel. Maaien Recent heeft het waterschap vanuit een bezuinigingsslag het maaibeheer in veel watergangen aangepast. Het aangepaste maaibeheer heeft betrekking op de frequentie en methode. Het tijdstip, frequentie en methode van maaien zijn belangrijke factoren die van invloed zijn op de ecologie in een watergang. Gemiddeld gezien lijken de aanpassingen in het maaibeheer positief voor de waterkwaliteit (meer of langer bedekkingen gedurende het groieseizoengroeiseizoen), echter een aantal wijzigingen kunnen lokaal voor een achteruitgang zorgen (maaisel laten drijven of rigoureuzer schonen)[NEV17]. Bij de evaluatie van het proefjaar 2014 (en mogelijk 2015) zal het waterschap het maaibeheer op plaatsen nog aanpassen worden vanuit waterkwantiteits- of -kwaliteitsoverwegingen. Vanuit deze KRW-maatregel is jaarlijks een klein budget beschikbaar om optimalisatie voor waterkwaliteit in het maaibeheer door te voeren. Peilbeheer De waterkwaliteit (fysisch-chemisch) kan voor een belangrijk deel gestuurd worden via het peilbeheer (gebiedsvreemd water weren, doorspoelen, uit- en afspoeling). Daarnaast heeft het peilbeheer een grote invloed op de ontwikkeling van oevertalud en -vegetatie en daarmee ook de macrofauna en vis. Het peilbeheer is op dit moment voor 21 waterlichamen een significante belasting. Vanuit inzichten in de bijdragen van de verschillende bronnen aan de actuele belasting kan via peilbeheer gestuurd worden op de inlaat van het water, vaak zonder extra kosten. Dit wordt in de komende planperiode waar mogelijk ingevoerd. Daarnaast zal tijdens peilbesluit-processen flexibel peilbeheer worden afgewogen. Flexibel peilbeheer is in de KRW-onderzoeken gebleken effectief is en in sommige gevallen beter haalbaar dan gedacht. Hiervoor wordt verwezen naar KRW- maatregel 5. Zuiveren In het Emissiebeheerplan is opgenomen dat in de tweede KRW-periode de effluenteisen van de rwzi’s worden afgestemd op de KRW-doelen van het ontvangende oppervlaktewater. De ecologische kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater is hierbij het uitgangspunt. Van de 17 rwzi’s lozen acht op Rijkswater, acht op water in beheer van het waterschap en één op de Vecht (beheergebied waterschap Amstel, Gooi en Vecht). In de huidige situatie is de resultaatverplichting van de rwzi gebaseerd op de landelijke effluenteisen (figuur 4-2, a). In de gewenste situatie worden de nutriëntennormen van het ontvangende oppervlaktewater vertaald naar effluenteisen voor rwzi’s (figuur 4-2, b). De bijdrage van de rwzi op de totale nutriëntenbelasting verschilt per waterlichaam. Inzicht in het aandeel van de verschillende bronnen maakt het mogelijk maatregelen af te wegen. Is het nodig om het zuiveringsrendement van de rwzi te optimaliseren, of kan het waterschap beter investeren in maatregelen die andere bronnen reduceren? 19 Maatregel 5 Afwegen natuurvriendelijker peilbeheer Meer natuurlijke peilfluctuatie is gunstig voor met name oeverplanten; [NEV18]bij een volgend peilbesluit of watergebiedsplan wordt dit integraal afgewogen. Het peilbeheer is op dit moment voor 21 waterlichamen een significante belasting. Naar verwachting speelt er voor negen waterlichamen een peilbesluitproces binnen de periode 2016-2021, waarin dit kan worden afgewogen. In de boezem wordt een vast peil gehanteerd waarbij het GEP haalbaar zou moeten zijn (volgens de uitgangspunten van de maatlatten sloten en kanalen). In alle waterlichamen daarbuiten geldt een tegennatuurlijk peil, wat als significante belasting wordt beschouwd. Een natuurvriendelijker peilbeheer kan worden afgewogen voor waterlichamen die binnen peilgebieden liggen waarvoor in 2016-2021 een peilbesluit wordt verwacht (tabel 4.2). De datum van het verwachte AB-besluit is daarbij als het uitgangspunt gehanteerd. Op basis hiervan wordt verwacht dat in de periode 20162021 in voor 9 waterlichamen wordt afgewogen of een natuurvriendelijker peilbeheer mogelijk is. Dit heeft tot gevolg dat voor de waterlichamen in andere peilgebieden het gerelateerde doelbereik wordt gefaseerd vanwege ‘synergie met andere beleidsvoornemens’. Tabel 4.2 Planning peilgebieden en inliggende waterlichamen, waarbij tegennatuurlijk peilbeheer een significante belasting is voor de ecologie. Peilgebied In of na 2021 KRW-waterlichamen 1 Linschoterwaard Ja[NEV19] 14_23 Snelrewaard 2 Lopikerwaard - de Koekoek Na 2021 14_13 De Koekoek Lopikerwaard (noord) Na 2021 14_11 De Keulevaart 2 14_12 De Pleyt 3 Utrecht Na 2021 4 Nieuwegein Na 2021 5 Eiland van Schalkwijk Ja 14_4 Honswijk 6 Bodegraven Na 2021 14_26 Meijepolder Zegveld Ja 14_28 Zegveld 14_30 Kockengen 7 8 Woerden Na 2021 8 Boezem Oude Rijn Na 2021 9 Leidsche Rijn (VINEX) Ja Groenraven-Oost (noord) Ja 14_5 Biltse Grift 10 14_9 Maartensdijk 11 Driebruggen Ja 12 Kamerik Na 2021 14_31 Kamerik Teylingens Kromme Rijn & Houten Na 2021 14_2 Kromme Rijn 14_3 Westerlaak 14_6 Ravense wetering 13 14_32 Houtense wetering 14 Langbroekerwetering Na 2021 14_1 Langbroekerwetering Haarzuilens & De Tol Ja 14_20 De Tol 14_21 Ouwenaar-Haarrijn 15 16 Gerverscop & Kockengen Ja 14_19 Gerverscop Rijnenburg Na 2021 14_15 Bijleveld 17 (onbekend) 14_18 Galecop 18 Hollandse IJssel Ja Maatregel 6 Natuurvriendelijke oevers ontwikkelen/verbreding waterlichamen Steile oevers en beschoeiingen vormen bij een aantal KRW-waterlichamen een significante belasting op de ontwikkeling van de ecologie. Door de aanleg van natuurvriendelijke oevers wordt leefgebied voor aan water gebonden planten en daarvan afhankelijke diersoorten toegevoegd aan een systeem. Met deze maatregel kunnen de significante belastingen door de steile oevers en beschoeiingen gemitigeerd worden. 20 Voor het bepalen van het wenselijke areaal aan te leggen natuurvriendelijke oevers is het uitgangspunt dat het percentage beschoeid/zeer steil gecompenseerd wordt. Daarbij wordt ook gekeken naar het aandeel van de watergang dat in de huidige toestand al natuurvriendelijk is, of dat binnen de huidige KRW-periode wordt aangelegd en of dit kan compenseren voor de steile delen (zie voor de methode bijlage 4). Vanuit de huidige inrichting van het waterlichaam (percentage beschoeid/zeer steil en percentage natuurvriendelijk) en de huidige toestand is aangegeven of er een opgave ligt (tabel 4.3). Specifiek voor deze druk is gekeken naar de deelmaatlat abundantie groeivormen, aangezien de druk hier direct invloed op heeft. Geen van de 30 waterlichamen voldoet in de huidige toestand aan het GEP voor de abundantie groeivormen. In 16 waterlichamen zijn het aandeel steile oevers een significante belasting en in 6 waterlichamen ook het aandeel beschoeiing. In 16 waterlichamen is het aanleggen van natuurvriendelijke oevers een goede maatregel om de belasting op de groeivormen te compenseren. Tabel 4.3 Overzicht van de belastingen steile en beschoeide oevers en beoordeling abundantie groeivormen per waterlichaam[NEV20] Waterlichaam Significant Abundantie kansen NVO Opmerking belasting oevers groeivormen eqr JA NL14_1 0.26 NEE 0.38 NL14_2 JA JA JA JA NL14_3 0.28 NL14_4 0.32 NEE nvo nog gepland in SGBP1 JA JA NL14_5 0.32 NEE JA JA NL14_6 0.27 NL14_7 NEE NEE Scheepvaartkanaal NL14_8 NEE 0.02 NEE beoordelen als scheepvaartkanaal JA NL14_9 0.26 NEE NL14_10 NEE 0.03 NEE Scheepvaartkanaal JA NL14_11 0.28 NEE NL14_12 NEE 0.47 NEE JA NL14_13 0.42 NEE NL14_15 NEE 0.57 NEE NL14_16 NEE 0.33 Scheepvaartkanaal JA NL14_18 NEE 0.23 NEE aangelegde nvo heft belasting op NL14_19 0.19 NEE JA NL14_20 0.23 NEE oeverafkalving JA NL14_21 NEE 0.48 NEE NL14_22 NEE 0.26 NEE beoordelen als scheepvaartkanaal JA JA NL14_23 0.59 beoordelen als scheepvaartkanaal NL14_24 NEE 0.47 NEE NL14_25 NEE 0.51 NEE beoordelen als scheepvaartkanaal JA JA NL14_26 0.22 NL14_27 NEE 0.38 NEE Scheepvaartkanaal NL14_28 0.24 NEE JA beoordelen als scheepvaartkanaal NL14_29 NEE 0.16 NEE NL14_30 0.20 NEE JA NL14_31 NEE 0.49 NEE obv huidige begrenzing JA NL14_32 0.27 NEE Op basis van gebiedskennis binnen het waterschap is geïnventariseerd welke kansen er liggen langs de waterlichamen voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers (tabel 4.4). In principe zijn dit de waterlichamen waarbinnen het maatregelprogramma ingezet wordt op de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Op het moment dat zich gedurende de planperiode nieuwe kansen voordoen in waterlichamen waar de inrichting en de bedekkingen ook niet op orde zijn, wordt afgewogen waar de meeste potentie voor een goede ontwikkeling is en kan een deel van de maatregelen buiten de opgevoerde waterlichamen uitgevoerd worden. 21 Tabel 4.4 Kansen voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers of verbreding van de watergang Waterlichaam 14_2 Kromme Rijn 14_3 Westerlaak 14_6 Ravensewetering 14_16 Leidsche Rijn 14_23 Snelrewaard 14_26 Meijepolder totaal (m) lengte kans Voldoet aan GEP NVO/verbreden deelmaatlat abundantie (m) Nee 4000 Nee 500 Nee 300 Nee 500 Nee 1000 Nee 2400 8700 Vanuit de kostentoedeling is het mogelijk minimaal 6 kilometer natuurvriendelijke oever te realiseren. Afhankelijk van de beschikbaarheid van gronden en subsidiemogelijkheden kan dit oplopen tot in ieder geval 2,7 km extra gezien de huidige inzichten in kansen voor natuurvriendelijke oevers. Maatregel 7 Kunstwerken passeerbaar maken voor vis In 15 waterlichamen zijn barrières (niet of moeilijk vispasseerbare gemalen, stuwen en dammen) aanwezig die een significante belasting vormen voor de ecologie. Gemiddeld scoren de waterlichamen heel goed op de visstand. Toch voldoen 7 van de 30 waterlichamen niet aan de doelstelling en scoren 3 waterlichamen net rond de 0,6. Gezien natuurlijke fluctuaties en incidenten (zoals weersextremen) is dit niet robuust genoeg en is er aanleiding om maatregelen te treffen. Daarnaast treden in het overig water (buiten de waterlichamen) lokaal of incidenteel problemen met zuurstoftekorten op en kunnen ingrepen in het watersysteem zorgen voor verkleining van het leefgebied.[NEV21] Voor de waterlichamen betekent het dat in ongeveer 30% nog een opgave voor vis ligt. Daarnaast is in de gezamenlijke Visie Vismigratie Rijn-West opgenomen dat vispassages op de overgangen tussen de ‘watersnelwegen’ (Rijkswateren) en regionale waterwegen een grote prioriteit krijgen. Het aanleggen van vispassages zorgt voor een verbinding tussen buitenwater en polders, maar vergroot ook vooral het leefgebied van zogenaamde poldervissen. Van alle vismigratieknelpunten in het beheergebied van de Stichtse Rijnlanden is een lijst beschikbaar. De vismigratieknelpunten uit deze lijst zijn geprioriteerd. Op basis van deze prioritering en de kansen die zich voordoen vanuit het GOP kunstwerken en gebiedsontwikkelingen, wordt gekeken welke vispassages de komende jaren gerealiseerd worden. Het is afhankelijk van het knelpunt welke kosten gemoeid zijn met het maken van een vispassage. Op basis van de kostenkentallen van reeds aangelegde vispassages en een analyse van de peilverschillen die overbrugd moeten worden bij de vispassages met een hoge prioriteit, is een eerste inschatting van het type en de kosten van de vispassages gegeven. Op basis van het beschikbare budget in het KRW maatregelenpakket voor dit onderdeel zouden 18 vispassages met hoge prioriteit kunnen worden gerealiseerd als alleen gekeken wordt naar investeringskosten. Als ook gekeken wordt naar bijkomende kosten kunnen voor het hetzelfde bedrag 14 vispassages gerealiseerd worden. De overige kosten voor bestaan uit pompkosten door lekverliezen en onderhoudskosten. In het tekstkader zijn de KRW-waterlichamen opgenomen die ecologisch profiteren van aanleg van vispassages met een hoge prioriteit (in totaal 8 vispassages nodig). De overige vispassages dienen vooral het verbinden en daarmee vergroten van het leefgebied (overig water). Ravense Wetering Door het opheffen van knelpunten bij de kunstwerken 75 en 76 wordt het leefgebied vergroot (singels Lunetten en fortgrachten Lunetten komen erbij) en ontstaat een verbinding met de Kromme Rijn Prioriteit betreffende knelpunten: Hoog(1) Westerlaak Het aanleggen van een vispassage is hier vanwege versnippering en lastige infrastructuur niet haalbaar tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Prioriteit betreffende knelpunten (maar vooralsnog geen knelpunten benoemd): Hoog(1) 22 Kockengen Door het oplossen van de knelpunten voor vis bij de kunstwerken 45, 316 en 341 is vrije vismigratie mogelijk tussen het waterlichaam, de Bijleveld en de polders Spengen, Kockengen en Teckop. Prioriteit betreffende knelpunten: Hoog(3) De Tol Gemaal Haarrijn (object 92) en stuw Kortrijk (object 47) wordt voor 2016 vispasseerbaar gemaakt (uitvoering loopt). Met het oplossen van de knelpunten voor vis bij de kunstwerken 46 en 116 is het gehele waterlichaam verbonden met het achterland (polder de Tol) en de Haarrijn/ARK. Connectiviteit is dan geen probleem meer. Prioriteit betreffende knelpunten: Hoog(2) De inschatting van de effectiviteit is gedaan op basis van het percentage water(lichaam) dat een klasse verbeterd. Voor de waterlichamen zijn dit 4 waterlichamen van de 30 stuks (=13%) (zie tekstkader). Door het waterlichaam te verbinden met het achterland, wordt ook in het overig water de visstand met deze maatregelen verbeterd. Dit betekent dat 4 afvoergebieden profiteren. Dit is een verbetering van 6% (4 van de 63 afvoergebieden). Voor de overige 6 vispassages wordt ingeschat dat er gemiddeld gezien 2 stuks nodig zijn om 1 afgebied te verbeteren qua visstand (= 5%). Dit betekent dat de investering leidt tot 11% verbetering van het overig water en 13% van de waterlichamen. Momenteel scoren 7 waterlichamen onvoldoende op basis van de visstand. Deze te lage score is niet altijd te herleiden naar vismigratie, maar ligt ook aan lokale omstandigheden in het waterlichaam. [NEV22] Maatregel 8 Programma Synergieprojecten landelijk gebied Programma gericht op verbetering waterkwaliteit en ecologie in het landelijk gebied, waarbij prioriteit is voor projecten met synergie met andere (water)doelen en coproductie. Rol van het waterschap (trekker dan wel participant) en financiering kan per project verschillen, waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van subsidies. Wat betreft type maatregelen kan gedacht worden aan zuiveringsmoerassen, vispassages, verbreden van watergangen, gekoppeld aan maatregelen voor de andere doelen. In de verkennende gesprekken met o.a. terreinbeherende organisaties en gemeenten zijn verschillende mogelijke projecten genoemd, en daarnaast zijn er mogelijk nog kansen binnen of rond de Ecologische hoofdstructuur. Omdat dit gaat om relatief dure inrichtingsmaatregelen heeft het waterschap de voorkeur om daar te investeren waar hoge actuele of potentiële kwaliteiten bestaan. Onder andere om die reden is het evenals voor KRW-maatregel 3 Groenblauwe diensten noodzakelijk om in de voorbereiding een toetsingskader te ontwikkelen. Maatregel 9 Programma Kwaliteitsimpuls Stedelijk water Het waterschap heeft vanaf 2014 jaarlijks een budget beschikbaar gesteld voor verbetering van waterkwaliteit en ecologie in het stedelijk gebied (m.n. oplossen knelpunten), waarbij jaarlijks een maatregelpakket wordt vastgesteld (bijvoorbeeld aanpassen van doorspoelregime) afhankelijk van verzoeken en beschikbare cofinanciering van gemeenten. Dit past binnen het beleid voor de verbetering van het oppervlaktewater van het stedelijk water is opgenomen in het regionaal afvalwaterketen beleid dat eind 2014 is opgesteld in het samenwerkingsverband WINNET. Hoewel het oppervlaktewater in stedelijk gebied geen onderdeel is van de afvalwaterketen, zijn er meerdere redenen om het wel in het regionaal afvalwaterketen beleid te betrekken. Gemaakte beleidsafspraken zijn: Wij zien de waterkwaliteit in het stedelijk gebied als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente en waterschap en zijn bereid er gezamenlijk in te investeren. De verdeelsleutel kan gebaseerd worden op het eigenaarschap van het oppervlakte water. Wij brengen de huidige situatie van ons stedelijk water in kaart op basis van ecoscans en klachten van burgers. Vervolgens bepalen we voor elke (groep) watergang(en) het streefbeeld: zichtbaar, levendig of natuurlijk. De (voorlopige) 2 ambitie is dat het stedelijk water binnen het Winnet-gebied in 2027 minimaal aan het streefbeeld “zichtbaar” voldoet (zie bijlage 5). Winnetpartners zijn vrij om hogere streefbeelden na te streven voor 2 Jaar dat de KRW-doelstelling in de KRW-lichamen behaald moeten zijn. 23 hun grondgebied of specifieke watergangen met hogere potentie. Gemeente en waterschap voeren gezamenlijk watersysteemanalyses en no-regret maatregelen uit om de afgesproken ambitie voor stedelijk water te realiseren. We gaan efficiënter samenwerken op het gebied van: ontsluiting van beschikbare waterkwaliteitsgegevens en per gemeente gezamenlijk aanbesteden en laten uitvoeren van ecoscans, dagelijks en groot onderhoud van watergangen. Hiermee verhogen wij de kwaliteit en eenduidigheid van het waterbeheer en verlagen wij de kosten. Op basis van ecoscans en klachten van burgers wordt een eerste indicatie van knelpunten en mogelijke maatregelen gegeven. Er zijn twee categorieën aangehouden om waterkwaliteitsproblemen gezamenlijk op te lossen: 1. No regret-maatregelen: Als de problemen zeer duidelijk zijn, bijvoorbeeld veel drijfvuil als gevolg van een verzakte duiker, dan kan de gemeente in samenwerking met het waterschap gebruik maken van de Kwaliteitsimpuls Stedelijk Water die beschikbaar is gesteld door het waterschap (50/50: gemeente/waterschap). 2. Watersysteemanalyses: Voor waterkwaliteitsproblemen waarbij de oorzaak niet duidelijk is, wordt een gezamenlijke watersysteemanalyse uitgevoerd door gemeente en waterschap. Het doel van een watersysteemanalyse is om begrip van het watersysteem te ontwikkelen dat als basis dient voor het treffen van de juiste beslissingen/maatregelen. De invloed van de afvalwaterketen is hierbij van groot belang. Het denkstappenmodel en de ecologische sleutelfactoren van de STOWA bieden veel handvatten voor deze aanpak. De gemeenten hebben weinig ervaring met deze watersysteemanalyses, maar worden uitgedaagd om op een zo kosteneffectief mogelijke manier de watersysteemanalyse uit te voeren. In Winnet verband willen we van elkaar leren, daarom voert elke gemeente separaat een watersysteemanalyse uit, waarvan de resultaten vervolgens worden gedeeld in een themabijeenkomst “stedelijk water”. Maatregel 10 KRW-onderzoeksprogramma Met het tweede stroomgebiedplan en de achterliggende besluitvorming zijn een aantal nieuwe wegen ingezet en aandachtspunten benoemd die nadere invulling behoeven. Ten aanzien de nutriëntenproblematiek blijft de vraag om de achtergrondbelasting te verdisconteren in het doel. Dat vergt een beter inzicht in de bijdrage van de verschillende bronnen en in de vertaling van het effect van een bepaalde belasting op de ecologie. Het bepalen van de kritische belasting per polder is hierbij een belangrijk gegeven. Het mogelijk vergroten van de waterlichamen en/of het stellen van doelen voor het overig water vraagt inzichten in de toestand en potentie. Vergroten van het over te rapporteren areaal vraagt om slimmere en goedkopere manieren om de toestand en potentie in beeld te krijgen. Maatregel-effect relaties zijn nog steeds een aandachtspunt en blijven belangrijk gezien de doelmatigheidsvraag bij de invulling van dit SGBP2-maatregelpakket, omdat de maatregelen immers in programma’s zitten en nog toegekend moeten worden aan wateren op basis van kansen en effectiviteit. Inhoudelijk wordt daarom verder gewerkt aan het fijnslijpen en door experts laten toetsen van de onderbouwingen van de doelen en maatregelen. Hiervoor is veel systeemkennis en kennis van maatregel-effectrelaties nodig, waar zeker nog kennislacunes zijn. De vragen die hierbij overblijven worden zo efficiënt mogelijk belegd in overleg met andere partijen, te weten Stowa/WatermozaiekWatermozaïek en andere waterschappen, bijvoorbeeld binnen Rijn-West. De overblijvende, naar verwachting vooral HDSR-specifieke zaken worden in de loop van 2015 gebundeld in een KRW-onderzoeksprogramma voor 2016-2021. 4.3 Voorbereiding uitvoering op weg naar 2016 De maatregelen worden uitgevoerd vanaf 2016, na de vaststelling in 2015. Tot die tijd wordt gewerkt aan interne en externe borging van het maatregelenpakket, waardoor het waterschap in 2016 direct van start kan gaan. Inhoudelijk gebeurt dit (ambtelijk) via de volgende activiteiten: - Intern: we integreren de KRW-kennis en -ervaringen (o.a. uit Rijn-West) in de ontwikkelingen in de nieuwe maai- en baggerprogramma’s en we nemen een extra handreiking op voor het afwegen van flexibel peil in de nota Peilbeheer en we zetten een organisatiestructuur en toetsingskader op voor het programma Groen-blauwe diensten en Synergieprogramma Landelijk 24 - gebied. Voor het programma Kwaliteitsimpuls Stedelijk water bestaat dit al. Deze regeling is in 2014 gestart; Extern: we leggen de maatregelen vast in het landelijke Waterkwaliteitsportaal (WKP) met ‘KRWproof’-onderbouwingen, die zoveel mogelijk zijn afgestemd met de gemeenschappelijke RijnWest redeneerlijnen. De informatie in het WKP wordt gebruikt door het rijk voor het opstellen van het landelijke Stroomgebiedbeheerplan. Daarnaast stemmen we af met o.a. provincies en collectieven i.o. over uitwerking POP3 -organisatie, doelen en maatregelen. Ook hiervoor is het bovengenoemde toetsingskader gewenst. Communicatie over het Ontwerp Maatregelenpakket (najaar 2014) vindt plaats via korte stukjes in bestaande interne en externe nieuwsbrieven, met verwijzingen naar inter- en intranet (september 2014), een terugkoppeling in doorlopende gebiedsprocessen waarvan is gebruik gemaakt, en een klankbordgroep (‘watertafel’) op 25 september 2014, voorafgaand aan de bestuurlijke vaststelling van het Ontwerppakket. Ook wordt de KRW-aanpak opgenomen in de communicatie rond het 4e Waterbeheerplan. Doel van de communicatie in deze fase is partijen informeren en consulteren over de maatregelen en tot afspraken komen over de invulling van de samenwerking tijdens de uitvoering. Inspraak op het Ontwerp Maatregelenpakket start in januari 2015 tegelijk met de inspraak op plannen van andere regionale partijen en het landelijke Stroomgebiedbeheerplan; voor de regionale plannen is de inspraakperiode 6 weken. Het waterschap streeft ernaar de inspraakreacties zoveel mogelijk digitaal te ontvangen. Maar mondeling en schriftelijk is ook nog mogelijk, de inspraak volledig digitaal is juridisch nog niet mogelijk. Voor het overig water ontbreekt momenteel een toetsingskader voor waterkwaliteit, omdat alleen de grotere wateren zijn aangewezen als KRW-waterlichamen. Vanaf 2016 hebben zowel waterschappen als provincies een toetsingskader nodig, om te kunnen prioriteren in de gebiedsoffertes van agrarische collectieven en eigen (synergie)projecten. Daarom zal in 2015 veel aandacht worden besteed aan het opzetten van een toetsingskader, wat nauwe samenhang heeft met eventueel op te stellen doelen overig water en/of eventueel vergrote waterlichamen (afhankelijk van de resultaten van de verkenning die momenteel wordt uitgevoerd). Afstemming met de provincies is daarbij zeer belangrijk, zowel vanwege hun rol in het POP3-proces, maar ook om synergie tussen water en natuur optimaal te kunnen stimuleren. Daarnaast is het van belang om ook maatschappelijke partijen te betrekken. 4.4 ‘Afhechting’ intrekken van maatregelen SGBP1 In het Waterbeheerplan ‘Water Voorop’ heeft het waterschap het maatregelenpakket voor de eerste KRW-periode (2010-2015) vastgesteld. Daarbij werd ook een (indicatief) maatregelenpakket opgenomen voor de periode nà 2015. Deze (132) maatregelen stonden in het WKP onder planperiode 'SGBP1 2009-2015' opgenomen met als uitvoeringsperiode '2015-2021'. De status van de voortgang werd standaard aangegeven als 'gefaseerd', omdat uitvoering pas in een latere planperiode gepland was. In enkele gevallen is al in de eerstee planperiode met de uitvoering gestart omdat samenloop met andere projecten kansen boden bood om de maatregel tegen lagere kosten uit te voeren. Voor dit soort gevallen was een apart KRW-'kansenkrediet' beschikbaar gesteld. Het gaat om de vervroegde aanleg van één natuurvriendelijke oever (NL14_28, Zegveld) en de vervroegde aanleg van een aantal vispassages in meerdere waterlichamen. Bij het planvormingsproces voor SGBP2 is gekozen voor een andere aanpak en zijn maatregelen op een ander abstractieniveau benoemd. Deze komen in de plaats van de 'oude' 132 maatregelen voor de periode na 2015, die dus niet opnieuw zijn opgenomen onder de volgende planperiode [SGBP2]). Om deze maatregelen netjes ‘af te hechten’ wordt de status van deze maatregelen op 'ingetrokken'[NEV23] gezet, met als korte motivatie 'Voor 2015-2021 is een geheel nieuw maatregelenpakket opgesteld'. Daarbij wordt een uitzondering gemaakt voor de maatregelen die vervroegd zijn opgepakt (in uitvoering of al uitgevoerd). Dit wordt afgehecht in het WKP, komt niet tot uiting in de factsheets. De volgende werkwijze is gehanteerd: 1. Bij maatregelen die geheel vervroegd uitgevoerd of in uitvoering zijn wordt de status als zodanig aangepast. De planperiode wordt aangepast naar '2009-2015' waardoor deze maatregel een nieuwe maatregel wordt van het SGBP1. 25 2. Maatregelen die gedeeltelijk vervroegd zijn opgepakt worden ingetrokken. Voor de reeds opgepakte delen (bijvoorbeeld 2 van de 3 vispassages) wordt een nieuwe maatregel toegevoegd in het WKP onder SGBP1. 3. Maatregel 89837, Baggeren of verdiepen in NL14_07 [Merwedekanaal] is een uitzondering. Deze valt onder RWS, die het baggeren niet in SGBP2 maar later oppakt. Deze maatregel wordt daarom als -wederom- gefaseerde maatregel onder SGBP2 in het WKP opgenomen. 26 5. Fasering doelbereik 5.1 Prognose 2021 Voor alle ecologische kwaliteitselementen en stoffen die in de prognose voor 2021 nog onvoldoende scoren, is sprake van fasering van doelbereik, ofwel uitgesteld doelbereik. Dit is ook zichtbaar in de factsheets, omdat hierin de prognose 2021 is opgenomen. In 2009 werden in de toenmalige factsheets expliciet de maatregelen gefaseerd, maar dat is nu dus niet meer aan de orde. In de meeste KRW-waterlichamen van HDSR scoren naar verwachting één of meerdere kwaliteitselementen nog niet goed in 2021 (tabel 5.1).[NEV24] Tabel 5.1 Prognose 2021 zoals ingevuld op 22-8-2014 (DM809400)[NEV25] Macrofauna (EKR) Macrofyten (EKR) NL14_1 Langbroekerwetering NL14_2 Kromme Rijn ontoereikend matig NL14_3 Westerlaak NL14_4 Honswijk NL14_5 Biltse Grift NL14_6 Ravensewetering NL14_7 Merwedekanaal NL14_8 Binnenstad Utrecht NL14_9 Maartensdijk NL14_10 Hollandse IJssel NL14_11 De Keulevaart NL14_12 De Pleijt NL14_13 De Koekoek NL14_15 Bijleveld NL14_16 Leidsche Rijn NL14_18 Galecop NL14_19 Gerverscop NL14_20 De Tol NL14_21 Ouwenaar-Haarrijn NL14_22 Wiericke's NL14_23 Snelrewaard NL14_24 Lange Linschoten NL14_25 Montfoortse Vaart NL14_26 Meijepolder NL14_27 Oude Rijn NL14_28 Zegveld NL14_29 Grecht NL14_30 Kockengen NL14_31 Kamerik Teijlingens NL14_32 Houtensewetering matig Vis (EKR) Fytoplankton (EKR) Totaal-P ZHJ (mg/l) TotaalN ZHJ (mg/l) Specifiek verontreini gende st. matig voldoet niet [NEV26] nvt slecht matig ontoereikend ontoereikend matig nvt nvt [NEV27] matig matig ontoereikend ontoereikend ontoereikend nvt ontoereikend ontoereikend ontoereikend matig ontoereikend ontoereikend matig voldoet niet matig matig matig ontoereikend voldoet niet matig matig matig matig matig matig ontoereikend matig matig nvt matig voldoet niet matig voldoet niet voldoet niet matig matig matig matig matig voldoet niet matig voldoet niet matig matig nvt matig matig voldoet niet matig matig matig nvt matig matig matig nvt matig matig nvt voldoet niet matig matig 27 voldoet niet 5.2 Motiveringen voor fasering De Kaderrichtlijn biedt ruimte voor het niet tijdig bereiken van de doelen, maar dit moet wel passen binnen de randvoorwaarden van de richtlijn. Het gebruik van deze uitzondering moet goed gemotiveerd worden. Er kunnen in het WKP motiveringen worden aangedragen op basis van drie faseringsgronden: - Technisch onhaalbaar - Onevenredig kostbaar - Natuurlijke omstandigheden. Het samenwerkingsverband Rijn-West heeft een memo met diverse motiveringen voor fasering opgesteld (DM813349). Ten behoeve van de transparantie en een sterker verhaal binnen Rijn-West heeft HDSR hier actief aan bijgedragen en vervolgens daar waar relevant deze motiveringen opgenomen in het WKP (tabel 5.2). Tabel 5.2 Overzicht van gehanteerde motiveringen per waterlichaam zoals ingevuld op 22-8-2014. Faseringsgrond Technisch Onevenredig Natuurlijke omstandigheden onhaalbaar kostbaar grondsynergie kosten- kostenachterhistrage verwer- andere effectivi- effectivigrondtorische effecten ving beleidsteit (1)* teit (2)** belasting belasting maatvoornemens *** regelen Waterlichaam NL14_1 Langbroekerwetering NL14_2 Kromme Rijn NL14_3 Westerlaak NL14_4 Honswijk NL14_5 Biltse Grift NL14_6 Ravensewetering NL14_7 Merwedekanaal NL14_8 Binnenstad Utrecht NL14_9 Maartensdijk NL14_10 Hollandse IJssel NL14_11 De Keulevaart NL14_12 De Pleijt NL14_13 De Koekoek NL14_15 Bijleveld NL14_16 Leidsche Rijn NL14_18 Galecop NL14_19 Gerverscop NL14_20 De Tol NL14_21 Ouwenaar-Haarrijn NL14_22 Wiericke's NL14_23 Snelrewaard NL14_24 Lange Linschoten NL14_25 Montfoortse Vaart NL14_26 Meijepolder NL14_27 Oude Rijn NL14_28 Zegveld NL14_29 Grecht NL14_30 Kockengen NL14_31 Kamerik Teijlingens NL14_32 Houtensewetering Aantal keer toegepast 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 12 1 8 2 1 12 8 1 1 18 * te geringe baten **elders kosteneffectiever ***vanwege onvoldoende kennis nog niet verdisconteerd in het GEP 28 1 1 2 5.3 Toelichting gehanteerde motiveringen fasering doelbereik Tabel 5.3 geeft aan in welke gevallen een bepaalde motivatie is toegepast. Daaronder wordt een aantal keuzes nog extra toegelicht. Tabel 5.3 Toelichting op het toepassen van de motiveringen Motiveringsgrond Mechanisme # Technisch onhaalbaar Onevenredig kostbaar Natuurlijke omstandigheden Vrijwillige grondverwerving 12 Synergie andere beleidsvoornemens 8 Kosteneffectiviteit (1) onvoldoende zekerheid over kostenbaten 1 Kosteneffectiviteit (2) elders kosteneffectiever 12 Achtergrondbelasting (vanwege onvoldoende kennis nog niet verdisconteerd in het GEP) 8 Historische belasting 18 Trage effecten maatregelen 2 Toelichting Ingevuld waar inrichting een significante belasting vormt maar natuurvriendelijke oevers/verbreding niet haalbaar én kosteneffectief is afgezet tegen maatregelen buiten het waterlichaam. Ingevuld waar peilbeheer tegennatuurlijk is (significante belasting) én dit als knelpunt wordt gezien bij prognose 2021 én geen peilbesluiten worden genomen in 2016-2021 Ingevuld voor waterlichaam waar wel kleine kans is voor natuurvriendelijke oever en vispassage, maar nog een kosten-batenanalyse moet worden opgesteld Ingevuld waar ruimte en/of oevers een significante belasting vormen maar natuurvriendelijke oevers/verbreding niet haalbaar én kosteneffectief is. Ingevuld voor alle waterlichamen met veen in de bodem én een resterend nutriëntenknelpunt in 2021 Ingevuld voor alle waterlichamen met een resterend knelpunt met nutriënten of andere specifieke verontreinigingen, omdat effect van de maatregelen nog erg onzeker is, onder andere door de historische belasting Ingevuld voor waterlichamen waar in de komende periode maatregelen worden uitgevoerd die mogelijk net voldoende zijn om het GEP te bereiken, wat in 2021 mogelijk nog niet zichtbaar is. Technisch onhaalbaar Er zijn twee motivaties voor het in veel KRW-waterlichamen niet uitvoeren van de oorspronkelijk geformuleerde restopgave op het gebied van natuurvriendelijke oevers en verbreding die nodig is om in die waterlichamen het GEP te halen. Deze zijn in dit achtergronddocument uitvoerig beschreven: haalbaarheid ivm vrijwillige grondverwerving (technisch onhaalbaar) én elders kosteneffectiever (onevenredig kostbaar). Daarom zijn steeds beide argumenten opgenomen voor de 12 waterlichamen waarvoor geen kansen worden gezien voor deze inrichtingsmaatregelen. Zie ook redeneerlijnen Rijn-West, nr. 7 Motiveringen voor Fasering: technisch onhaalbaar (bijlage 3) Onevenredig kostbaar Voor het KRW-Maatregelenpakket is uitgegaan van het in 2009 vastgestelde budget voor de uitvoering van de KRW. Ondanks deze tijd van bezuinigingen wordt niet gekort op waterkwaliteit. Aan de andere kant wordt ook geen extra budget beschikbaar gesteld voor KRW, ondanks dat we in 2021 de doelen naar verwachting nog niet halen. Europa vraagt om transparante onderbouwingen waarom het doel in 2021 nog niet wordt gehaald, met name als betoogd wordt dat dit tot disproportionele kosten zou leiden. Dit doet HDSR vooral op basis van de redeneerlijn ‘kosteneffectiviteit’ (“de totale kosten van de benodigde maatregelen in de KRW-waterlichamen wegen niet op tegen de maatschappelijke baten, omdat maatregelen buiten het KRW-waterlichaam kosteneffectiever zijn”). 29 Daarnaast geldt algemeen dat dit aansluit bij de Voorjaarsnota 2014 “Sober maar robuust”, waarin het waterschap kiest voor ‘geen lastenverzwaring voor de burger’, conform landelijk overheidsbeleid. Zie ook redeneerlijnen Rijn-West, nr. 8 Motiveringen voor Fasering: Onevenredig kostbaar (bijlage 3) Natuurlijke omstandigheden Voor waterlichamen met een hoge ‘natuurlijke’ achtergrondbelasting moet worden onderzocht of het doel (GEP) haalbaar is. Dit is voor HDSR beschreven in het ‘Achtergronddocument stroomgebiedsanalyse’ (DM710910). Bij HDSR zijn geen waterlichamen waar natuurlijke achtergrondbelasting een overheersende rol speelt, maar er zijn wel waterlichamen waar achtergrondbelasting waarschijnlijk een significante rol speelt (Keulevaart, Gerverscop, Meijepolder, Zegveld, Kockengen en Kamerik-Teijlingens) en waar dit mogelijk het geval is (Langbroekerwetering, De Koekoek en Snelrewaard). Hier is namelijk in enige mate veen in de (water)bodem, waardoor nutriënten vrijkomen als gevolg van het verlagen van het grondwaterpeil ten behoeve van de landbouw. Voor die waterlichamen gaat het waterschap de komende periode gebruiken om indien nodig een nieuwe ‘haalbare’ ecologische doelstelling af te leiden, afgestemd met de nutriëntenadviesgroep Rijn-West. Voor deze waterlichamen is daarom gesteld dat het doelbereik (mogelijk) niet wordt gehaald in 2021 als gevolg van de achtergrondbelasting. Het waterschap wil voor het hele beheergebied via stimulering en communicatie (maatregel 1) en het programma groenblauwe diensten (maatregel 3) inzetten op nutriëntenmaatregelen. Daarnaast wordt door het rijk de mestwetgeving aangescherpt. Het effect hiervan hebben wij bij het invullen van de prognose 2021 voorzichtig ingeschat, aansluitend bij de redeneerlijn Rijn-West, nr. 1 Nutriënten, Nee tenzij (bijlage 3). Wij hebben gekozen om als motivatie voor het achterblijven van het doelbereik in 2021 in het WKP alle argumenten te vatten onder het kopje “historische belasting”, en niet alle mogelijke argumenten uit te splitsen. Zie ook redeneerlijnen Rijn-West, nr. 9 Motiveringen voor Fasering: Natuurlijke omstandigheden (bijlage 3). 30 Bijlage 1. Maatregelenoverzicht per waterlichaam KRW-waterlichaam Maatregel 5 6 9 10 11 12 13 15 16 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 Uitvoeren Emissiebeheerplan 2014-2021 x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x NL14_2002 Uitvoeren Convenant Schoon water Utrechtse fruitteelt x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x NL14_2003 Programma groen-blauwe diensten x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x NL14_2004 Integrale beheerprogramma's x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x NL14_2005 Afwegen natuurvriendelijker peilbeheer 1 1 NL14_2006 Natuurvriendelijke oevers ontwikkelen/verbreding waterlicha C NL14_2007 Kunstwerken passeerbaar maken voor vis C NL14_2008 Programma Synergieprojecten landelijk gebied NL14_2001 1 x 2 3 x 4 7 8 x 1 C x x 1 1 C C C C 1 C C x x 1 x C x x C C C 1 C C C x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x NL14_2009 Programma Kwaliteitsimpuls Stedelijk water x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x NL14_2010 KRW-onderzoeksprogramma x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x = beheergebied breed (de maatregel is niet in te delen naar een KRW-waterlichaam) C = geclusterd voor meerdere waterlichamen (de maatregel wordt uitgevoerd in één of meerdere van de genoemde waterlichamen) 1 = per waterlichaam (de maatregel wordt in elk genoemd waterlichaam uitgevoerd) Lijst KRW-waterlichamen (1 t/m 32) NL14_1 Langbroekerwetering NL14_18 Galecop NL14_2 Kromme Rijn NL14_19 Gerverscop NL14_3 Westerlaak NL14_20 De Tol NL14_4 Honswijk NL14_21 Ouwenaar-Haarrijn NL14_5 Biltse Grift NL14_22 Wiericke's NL14_6 Ravensewetering NL14_23 Snelrewaard NL14_7 Merwedekanaal NL14_24 Lange Linschoten NL14_8 Binnenstad Utrecht NL14_25 Montfoortse Vaart NL14_9 Maartensdijk NL14_26 Meijepolder NL14_10 Hollandse IJssel NL14_27 Oude Rijn NL14_11 De Keulevaart NL14_28 Zegveld NL14_12 De Pleijt NL14_29 Grecht NL14_13 De Koekoek NL14_30 Kockengen NL14_15 Bijleveld NL14_31 Kamerik Teijlingens NL14_16 Leidsche Rijn NL14_32 Houtensewetering 31 Bijlage 2. Landelijke KRW maatregelcodes CODE BE01 BE02 BE03 BE04 BE05 BE06 BE07 BE08 BR01 BR02 BR03 BR04 BR05 BR06 BR07 BR08 BR09 BR10 GGOR IM01 IM02 IM03 IM04 IM05 IM06 IM07 IM08 IM09 IM10 IM11 IM12 IN01 IN02 IN03 IN04 IN05 IN06 IN07 IN08 IN09 IN10 IN11 IN12 IN13 IN14 IN15 IN16 IN17 MAATREGELNAAM uitvoeren actief visstands- of schelpdierstandsbeheer uitvoeren actief vegetatiebeheer (enten, zaaien, planten) uitvoeren op waterkwaliteit gericht onderhouds-/maaibeheer (water & natte oever) verwijderen eutrofe bagger verwijderen vervuilde bagger (m.u.v. eutrofe bagger) aanpassen begroeiing langs water beheren van grootschalige grondwaterverontreinigingen overige beheermaatregelen verminderen emissie nutriënten landbouw verminderen emissie zware metalen en overige microverontreinigingen landbouw verminderen emissie gewasbeschermingsmiddelen landbouw verminderen emissie scheepvaart verminderen emissie verkeer verminderen diffuse emissie industrie saneren uitlogende oeverbescherming verminderen emissies bouwmaterialen verminderen emissie gewasbeschermingsmiddelen stad overige bronmaatregelen GGOR maatregelen verminderen belasting RWZI - nutrienten verminderen belasting RWZI - overige stoffen aanpakken overstorten gemengde stelsels zuiveren + afkoppelen verhard oppervlak herstellen lekke riolen opheffen ongezuiverde lozingen spuitvrije zones mestvrije zones aanleg zuiveringsmoeras bij lozings- en/of innamepunt saneren verontreinigde landbodems saneren verontreinigde landbodem en/of grondwater overige emissiereducerende maatregelen vasthouden water in haarvaten van het systeem omleiden/scheiden waterstromen invoeren/wijzigen doorspoelen verbreden (snel) stromend water / hermeanderen, NVO < 3 m verbreden (snel) stromend water / hermeanderen, 3m < NVO < 10 m verbreden (snel) stromend water/ hermeanderen , NVO >10 m verbreden watergang/-systeem langzaam stromend of stilstaand: NVO < 3 m verbreden watergang/-systeem langzaam stromend of stilstaand: 3m < NVO < 10 m verbreden watergang/-systeem langzaam stromend of stilstaand: NVO >10 m verbreden watergang/-systeem: aansluiten wetland of verlagen uiterwaard aanleg nevengeul / herstel verbinding verdiepen watergang/-systeem (overdimensioneren) verondiepen watergang/-systeem aanpassen streefpeil vispasseerbaar maken kunstwerken verwijderen stuw aanleg speciale leefgebieden voor vis 32 IN18 IN19 IN20 RO01 RO02 RO03 RO04 RO05 RO06 RO07 RO08 RO09 S01 S02 S03 S04 S05 S06 WB21 aanleg speciale leefgebieden flora en fauna aanleg zuiveringsmoeras overige inrichtingsmaatregelen wijzigen landbouwfunctie beperken recreatie beperken scheepvaart wijzigen visserij wijzigen stedelijke functie mijden risicovolle functies in grondwaterbeschermingsgebieden verminderen / verplaatsen van de grondwaterwinning stopzetten van kleine winningen (campings) overige RO-maatregelen uitvoeren onderzoek geven van voorlichting aanpassen/introduceren (nieuwe) wetgeving opstellen nieuw plan financiele maatregelen overige instrumentele maatregelen WB21 maatregelen 33 Bijlage 3. Rijn-West redeneerlijnen Definitieve versie nog niet beschikbaar, daarom hier het overzicht opgenomen uit de (samenvatting van) de Adviesnota Rijn-West, waar ze ook staan uitgeschreven. 34 Bijlage 4. Werkwijze maatregeltoekenning per waterlichaam op basis van belastingen Ten aanzien van het toekennen van maatregelen aan een waterlichaam is onderstaande beslisboom gebruikt. De stappen in de beslisboom maken gebruik van de uitkomsten van de belastingentabel per waterlichaam (welke drukken zijn significant en beperken dus het ecologisch potentieel) en kennis over de huidige toestand van het water. Onder de beslisboom staan de uitgangspunten voor de toekenning van de verschillende maategelen uitgewerkt. Voldoet waterlichaam aan GEP? Geen maatregele n nodig ja nee nee Knelpunt in kanalisatie en/of beschoeiing? Fasering, evt. doelverlaging in 2021 ja Maatregelen tbv natuurvriendelijke inrichting zijn zinvol Zijn maatregelen haalbaar? ja nee Maatregelen tbv natuurvriendelijke inrichting (buiten watergang) nee Knelpunt in begroeibaar areaal met geschikt substraat gedurende heel groeiseizoen? ja Maatregelen tbv substraat of beheer zijn zinvol. Zijn maatregelen haalbaar? ja Maatregelen tbv substraat of beheer (binnen watergang) nee Inrichting voldoet. Kijk naar (fys)chemische waterkwaliteit Uitgangspunten voor de maatregelbeslisboom: Bezien vanuit de huidige morfologie en het beheer wordt hieronder toegelicht op welk moment de toepassing van een inrichtings- of beheermaatregel noodzakelijk en zinvol wordt geacht. Tevens wordt hierbij toegelicht hoe de gewenste omvang van de maatregel bepaald wordt. 1. Aanleg nvo's Indien de deelmaatlat abundantie groeivormen de afgelopen 3 meetjaren voldoet aan het GEP, en er zijn geen redenen om toekomstige achteruitgang, is er geen extra opgave in nvo's meer. Indien het waterlichaam voor meer dan 10% is beschoeid of voorzien van een zeer steile oever (steiler dan 1:1), dan is er WEL een opgave (m.u.v. de kanalen met scheepvaart). Indien dat niet het geval is, dan is er GEEN opgave. Om de omvang van de opgave te bepalen wordt ervan uitgegaan dat een normale oever (talud 1:1) per strekkende meter een 2 begroeibaar areaal van 1 m heeft. Elke strekkende kilometer beschoeide of zeer steile oever (meer dan 10%) moet dan gecompenseerd worden door 1000 m2 nvo. Bij een talud van 1:5 is dat dus 200 strekkende meter nvo, bij een talud van 1:2 is dat 500 strekkende meter nvo. 35 Schematisch: 2. aanleg extra wateroppervlak Het creëren van extra wateroppervlak is gerelateerd aan het begroeibaar areaal. Voor de uitwerking zie de maatregel 100% natuurvriendelijk beheer en onderhoud. 3. toepassen natuurvriendelijke beheer en onderhoud; Indien de deelmaatlat abundantie groeivormen de afgelopen 3 meetjaren voldoet aan het GEP, en er zijn geen redenen om toekomstige achteruitgang, is er geen extra opgave mbt extra wateroppervlak of natuurvriendelijker beheer en onderhoud. Als dit niet voldoet, wordt de ruimte voor begroeiing uit het "beheerplan nat profiel" vergeleken met de benodigde ruimte voor de GEP. Voor de categorie watergangen uit het 'normaal' of 'ruim' geldt dat er dan voldoende ruimte is voor 30% begroeiing en dus geen noodzaak tot het verruimen van de watergang. Voor 'krappe' en 'zeer krappe' watergangen is dat zeker wel het geval (zie bijlage 1 Bedekkingsgraden beheerplan Nat profiel irt KRW. Het percentage krappe en zeer krappe watergangen kan gecompenseerd worden door het aandeel ruime watergangen binnen het waterlichaam en anders moet extra wateroppervlak gerealiseerd worden, liefst in de vorm van een natuurvriendelijke oever. Indien het waterlichaam een scheepvaartkanaal is, wordt geen extra oppervlaktewater aangelegd (functie scheepvaart beperkt het begroeibaar areaal); Indien het waterlichaam een kanaal is, dient het aandeel krap (10% bedekking) gecompenseerd te worden met extra wateroppervlak, zodat het begroeibaar areaal niet frequent gemaaid hoeft te worden, tenzij binnen het waterlichaam gecompenseerd wordt met delen die normaal tot ruim (bedekking 50 – 70%) zijn. 4. flexibel peilbeheer. In de maatlatten wordt uitgegaan van een zomerpeil lager of maximaal gelijk aan winterpeil. Dit betekent dat in principe met een vast peil de goede toestand bereikt zou kunnen worden. Voor de boezemwateren, die grotendeels bestaan uit kanalen met scheepvaart lijkt dit een terechte aanname. Voor de wateren met zachte oevers is een vast peil beter dan een tegennatuurlijk peil, maar niet voldoende om de goede toestand te bereiken. Voorkeurspeil is een flexibel peil (DM703681). 5. alle benodigde vispassages, overwinteringsputten, vooroevers, paaiplaatsen, verdiepen tot 1 m en in veengebieden 10% peilopzet en 10% beperken gebiedsvreemd water (waterlichaamspecifiek geanalyseerd) Dit is uitgewerkt via gebiedssessies en een visanalyse (referentie: N. Jaarsma, 2013) (zie ook stoplichtentabel DM 635733) voor samenvatting). De bestuurlijk vastgestelde vismigratieknelpunten blijven uitgangspunt voor de waterlichamen en achterliggend gebied. Mogelijk komt daar als gevolg van visevaluatie nog wat knelpunten bij. 36 Bijlage 5. Ambitie stedelijke waterkwaliteit Ambitie Voor elke sloot of waterpartij kunnen we een streefbeeld bepalen. De streefbeelden voor het stedelijk water zijn weergegeven in figuur B5.1. In deze streefbeelden zijn de aanwezigheid van flora en fauna, de helderheid van het water en de aanwezige voedingsstoffen en de aanwezigheid van zwerfvuil in het waterbelangrijk. Streefbeeld Beeld Laag Aanwezigheid >25% algen, kroos Doorzicht Gering, troebel Aantal soorten Geen onder waterplanten Fosfaatbelasting Hoog Zwerfvuil Hoog Figuur B5.1. Ambities stedelijk water Zichtbaar Levendig Natuurlijk <25% <25% <25% Gering, troebel Eén of overheersende soorten Hoog Laag Hoog, helder Diverse soorten Hoog, helder Grote variëteit aan soorten Laag Laag Laag Laag Het eerste streefbeeld “Laag” betreft water met zichtbare knelpunten, zoals blauwalgen, kroos (bedekking >25%), botulisme, zwerfvuil, plaagsoorten etc. In de huidige situatie worden deze problemen zelden bij de bron aangepakt. Alleen de veiligheid wordt gewaarborgd, bijvoorbeeld door het in de zomer plaatsen van een bordje “pas op, blauwalg, contact met het water vermijden!” in plaats van het probleem echt op lossen. Het tweede streefbeeld “zichtbaar” heeft als doel de knelpunten op te lossen van het eerste streefbeeld zodat het water altijd zichtbaar is, maar heeft geen hoge ecologische ambities. Het streefbeeld “levendig” heeft een middelhoge en “natuurlijk” een hoge ecologische ambitie met helder water en veel waterplanten. In veel gemeenten is er geen inzicht in de huidige situatie. Bovendien zijn er grote verschillen in de beschikbare financiële middelen. Daarom checken we in 2016 na het uitvoeren van de ecoscans of deze ambitie haalbaar is. 37
© Copyright 2024 ExpyDoc