Samenwerken met sportverenigingen voor een vitale samenleving

Samenwerken met
sportverenigingen voor
een vitale samenleving:
grijp die kans!
Hoe sportverenigingen en zorginstellingen elkaar
kunnen versterken in het veranderende sociale
landschap (en waarom dit nog nauwelijks gebeurt)
Drs. Sanne Scholten
Drs. Penny Nugteren
HULPVERLENERS DIE DE KRACHT VAN DE SPORTVERENIGING INZETTEN, KIEZEN VOOR EEN BETERE GEZONDHEID EN EEN SOCIAAL
NETWERK VOOR HUN CLIËNTEN
Samenwerking tussen sociale- en sportsector vraagt een toenadering
van beide kanten maar levert grote winstpunten op de voor de toekomst
Gemeenten staan vanaf 2015 voor enkele
enorme veranderingen:
• De invoering van de Participatiewet,
waardoor onder andere de sociale
werkvoorziening per 1 januari 2015 wordt
afgesloten voor nieuwe werknemers.
• De overheveling van Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de
Wet maatschappelijke ondersteuning
(Wmo), waarmee gemeenten
verantwoordelijk worden voor de
langdurige zorg voor ouderen, chronisch
zieken en gehandicapten.
• De overheveling van de jeugdzorg,
waardoor de gemeente verantwoordelijk
wordt voor het overgrote deel van de zorg
voor jeugd.
Key issues
1. De herinrichting van het sociale domein
vraagt om het meer en beter inzetten van
bestaande sociale netwerken.
2. Samenwerking met sportverenigingen
biedt kansen op minder dure interventies
en betere resultaten.
3. Om deze kansen te verzilveren hebben
professionals in de zorg- en welzijnssector
een cruciale rol. Zij kunnen sport als middel
structureel opnemen in hun werkprocessen
en hun cliënten wijzen op de (lokale)
mogelijkheden van sporten en bewegen.
Met deze transities is circa 8 miljard euro
gemoeid, een bedrag dat bijna 50 procent is
van de huidige omvang van het
Gemeentefonds.
Binnen deze ontwikkeling gaan er taken
vanuit het rijk naar de gemeenten. Dit
gebeurt vanuit de gedachte dat lokale
partijen in samenwerking met elkaar betere
ondersteuning kunnen geven aan mensen
die zorg of ondersteuning nodig hebben.
Daarnaast is er vanuit ‘het beleid’ meer
nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van
burgers en hun eigen sociale netwerken. De
verwachting is dat hierdoor problemen
enerzijds in een eerder stadium worden
ontdekt en anderzijds ook eerder verholpen
kunnen worden. De kosten voor zwaardere
vormen van zorg kunnen daarmee meer
worden voorkomen.
De decentralisaties gaan gepaard met grote
kortingen door het Rijk, waardoor de
gemeenten de taken met aanzienlijk minder
middelen moeten uitvoeren. De gedachte is
dat deze taken door de gemeente goedkoper
uitgevoerd kunnen worden, doordat het
mogelijk is meer gebruik te maken van de
mogelijkheden en verantwoordelijkheden die
mensen en hun netwerk zelf kunnen nemen.
Ook kunnen sportverenigingen hierin een
belangrijke rol vervullen, maar de
samenwerking tussen de sport- en
zorgsector verloopt nog moeizaam en is
allerminst vanzelfsprekend.
3
KEY ISSUE 1:
DE HERINRICHTING VAN HET SOCIALE DOMEIN VRAAGT OM HET
MEER EN BETER INZETTEN VAN BESTAANDE SOCIALE NETWERKEN.
De drie decentralisaties hebben een
gemeenschappelijk uitgangspunt: eigen
verantwoordelijkheid en mogelijkheden
van mensen komen meer centraal te
staan. De decentralisaties gaan gepaard
met forse bezuinigingen, die gemeenten
en zorgaanbieders voor grote uitdagingen
plaatsen. Mensen zullen meer gebruik
moeten maken van het eigen sociale netwerk
en minder vanzelfsprekend een beroep
kunnen doen op zorg.
De sportvereniging:
lokale burgerkracht van oudsher
Sportverenigingen zijn in Nederland van
oudsher ontstaan rondom de kernbegrippen
gezondheid, het streven naar prestaties en
sportiviteit, het tonen van volharding, het
hanteren van goede omgangsvormen en
natuurlijk ontmoeting en plezier. Het zijn juist
die waarden die belangrijk zijn in de discussie
rondom de decentralisaties in de zorg.
En er is nog iets kenmerkend aan sportverenigingen. Daar waar bij branches als
kinderopvang, culturele vorming en het
welzijnswerk de afgelopen decennia een
professionaliseringsslag heeft plaatsgevonden, draaien de meeste sportverenigingen nog volledig op vrijwilligers.
De decentralisaties zetten in op meer
burgerkracht. Dit is bij sportverenigingen in
hoge mate aanwezig.
Waarom zou een vereniging dit willen?
Vaak wordt gedacht dat meer maatschappelijk
inzet door sportverenigingen is ingegeven
door de overheid. En dat de sportverenigingen
hiermee worden ‘opgezadeld’. Onze ervaring
in Rotterdam leert dat er op dit moment
een voorhoede van sportverenigingen is die
intrinsiek gemotiveerd is om een bijdrage
te leveren aan sociale vraagstukken en het
welzijn van mensen in hun wijk. Om haar
maatschappelijke ambitie duurzaam vorm
te kunnen geven, is het belangrijk dat een
club het eigenbelang koppelt aan die ambitie:
de maatschappelijke inzet moet een winwin-situatie opleveren, anders is deze niet
levensvatbaar.
4
De winst voor de vereniging zit vaak in
de aanwas van nieuwe leden uit nieuwe
doelgroepen. Extra inkomsten voor de
vereniging dus. Verder kan de vereniging
meer en andere vrijwilligers activeren door in
te zetten op specifieke onderwerpen als zorg,
duurzaamheid en jeugd. Uit ervaring van
clubs blijkt dat er leden zijn die geen behoefte
hebben aan traditionele vrijwilligerstaken,
zoals een bardienst draaien. Zij zijn echter wel
bereid hun specifieke kennis of netwerk in te
zetten voor de vereniging of bijvoorbeeld als
begeleider van kinderen met een beperking
op te treden. Hierdoor groeit de trots op de
vereniging van deze leden en voelen ze zich
meer verbonden.
Een belangrijk neveneffect kan zijn dat
de vereniging zich in de kijker speelt van
de lokale overheid. Door in te spelen op
beleidsdoelstellingen van de gemeente, wordt
de vereniging een volwaardige partner.
Een andere mogelijke winst voor
verenigingen die maatschappelijke
activiteiten ontplooien is het ontstaan
van samenwerkingsverbanden met
maatschappelijke instellingen. Steeds vaker
gaan dergelijke samenwerkingsverbanden
gepaard met een financiële impuls. Ook
kunnen maatschappelijke activiteiten
verenigingen helpen bij het aantrekken van
nieuwe sponsoren.
‘Samenwerking met sportverenigingen is een kans om
meer vanuit de eigen kracht
van het gezin te werken en niet
meteen te therapeutiseren’
Rigtje Smit, gezinstherapeut bij Parlan
KEY ISSUE 2:
SAMENWERKING MET SPORTVERENIGINGEN BIEDT KANSEN
OP MINDER DURE INTERVENTIES EN BETERE RESULTATEN.
Meerwaarde sport:
meer dan gezondheidswinst
Sporten is gezond en sporten bij een
sportvereniging levert niet alleen meer
beweging voor de persoon in kwestie. Er
komt steeds meer wetenschappelijk1 bewijs
dat de meerwaarde van sport verder gaat
dan puur gezondheidswinst. Voorbeelden
hiervan zijn:
• Senioren die blijven bewegen, winnen
gezonde levensjaren en verbeteren hun
geheugen en concentratievermogen.
• Mensen die voldoen aan de beweegnorm2
voelen zich gezonder en hebben
minder last van acute en chronische
gezondheidsaandoeningen. Ook verkleint
bij hen de kans op kanker.
• Sporten bij een sportvereniging geeft
zelfvertrouwen om ook weer op andere
terreinen in de samenleving mee te gaan
doen.
• Met sporten en bewegen kunnen sociale
emotionele klachten als angst in interactie
met anderen en depressie worden
voorkomen.
• Sporten kan voorkomen dat ouderen in een
sociaal isolement terechtkomen.
• Kinderen ontwikkelen door te sporten
impulscontrole, concentratievermogen en
motorische vaardigheden.
• Indien de juiste sociale context bij
een vereniging aanwezig is, draagt
sporten en bewegen ook bij aan betere
schoolprestaties en het verminderen van
gedragsproblemen.
De plus van de vereniging:
sociale binding
De opkomst en spectaculaire groei van
fitness en van ongeorganiseerd sporten
(onder andere hardlopen en wielrennen),
leken in de jaren ’90 verenigingen
overbodig te maken. Bovendien werd het
steeds lastiger om vrijwilligers te binden
aan de vereniging. Een toekomstscenario
waarin helemaal werd overgegaan op
ongeorganiseerd of commercieel sporten en
bewegen, leek een reële optie.
andere woorden: hoe meer sociale binding,
hoe langer mensen blijven sporten. Sociale
binding is weliswaar niet de belangrijkste
beïnvloedende factor bij het gaan en blijven
sporten (dat is gezondheidsperceptie),
maar het is wel de enige factor die de
sportaanbieder direct kan beïnvloeden. De
sociale binding bij verenigingen is significant
hoger dan bij individueel sporten of sporten
bij een sportschool.
Als we de (sport)participatie van kwetsbare
groepen willen verhogen, is het zinvol om in
te zetten op sociale binding. De vereniging
biedt daarvoor de beste voedingsbodem. Die
sociale binding binnen de sport is echter niet
alleen relevant voor het stimuleren van de
sportdeelname van mensen. Als samenleving
streven we naar participatie in de breedste
zin van het woord. De vereniging is
onderdeel van het sociale netwerk van haar
leden.
1
e waarde van Sport – prognose van het
D
maatschappelijke rendement van het programma “Sportplus- 30 clubs helpen Rotterdam vooruit, Verwey-Jonker instituut,
oktober 2011.
2
eze norm definieert een minimaal niveau
D
van bewegen dat nodig is om gezondheidswinst te behalen. Voor volwassenen komt
dit neer op dagelijks een halfuur matig
intensief bewegen, gedurende minimaal 5
dagen per week.
3
Boeien en Binden - de invloed van sociale
binding op sportparticipatie, Insites Consulting 2011.
‘De samenhang van welzijn,
preventie, zorg en sport leidt
tot meer efficiency als je dit
strategisch aanpakt: beschouw
de samenwerking met een
sportvereniging als interventie en laat een hulpverlener de
supervisie uitvoeren, waardoor
minder dure tijd nodig is’
Marco Florijn, voormalig wethouder
werk, inkomen, zorg en bestuur, gemeente Rotterdam
Laagdrempelig sporten blijkt vaak
laagdrempelig afhaken te zijn. Uit onderzoek
van Insites uit 20113 blijkt dat sociale binding
en sportparticipatie samenhangen. Met
5
Voor mensen met een beperkt netwerk is
de vereniging een prachtige aanvulling.
Voor mensen met een ‘fout’ netwerk, zoals
jongeren die in of op het randje van het
criminele circuit zitten, is de vereniging
een alternatief sociaal milieu. Bovendien
krijg je bij de vereniging de kans om
maatschappelijke ervaring op te doen, als
lid van een commissie, als trainer of in een
bestuurlijke functie.
Sport als middel
Sporten of bewegen bij een sportvereniging
kan worden ingezet als middel voor
kwetsbare doelgroepen zonder dat
de betreffende persoon direct in het
hulpverleningscircuit terechtkomt. Dit sluit
aan bij de gedachte dat bijvoorbeeld de
jeugdzorg moet ontmedicaliseren. Bewegen
heeft vaak een positief effect op de fysieke
en mentale ontwikkeling van het kind en
maakt onderdeel uit van het ‘normale’
sociale leven.
De professional kan bijvoorbeeld een
rol spelen bij het contact leggen met de
trainer van de sportvereniging en houdt de
vorderingen in de gaten. Mogelijk zijn ook
minder dure uren van de zorgprofessional
nodig door gebruik te maken van de kracht
van bewegen en het sociale netwerk van
de sportvereniging. Daarbij moet worden
6
aangemerkt dat de sport niet altijd
automatisch voorziet in een positieve
sociale binding. Een positief en veilig klimaat
bij verenigingen is niet iets dat vanzelf
ontstaat, maar iets waaraan gewerkt moet
worden. In Rotterdam wordt door Rotterdam
Sportsupport al enkele jaren gewerkt met
pedagogisch adviseurs bij sportverenigingen
en landelijk zet men met de aanpak Veilig
Sportklimaat in op de verbetering van
gedrag binnen de sport. Dit thema krijgt bij
steeds meer sportverenigingen aandacht,
wat ten goede komt aan de bestaande leden
en bezoekers van de vereniging én aan
nieuwe, meer kwetsbare doelgroepen.
‘Hoeveel beter is het voor
een kind als het kan zeggen
dat het naar de voetbaltraining
gaat in plaats van naar een
training sociale vaardigheid
of naar de diëtist?’
Harry Schaarman, adviseur sport en zorg, FlexusJeugdplein
Drie voorbeelden van projecten bij sportverenigingen
Het aanbieden van beweegaanbod voor
chronisch zieken of ouderen. Dit kan
een andere sport zijn dan het huidige
sportaanbod van de vereniging en wordt
meestal niet in competitieverband
georganiseerd (bijvoorbeeld Kombifit bij een
korfbalvereniging).
Creëren van plaatsen voor dagbesteding
voor mensen met een verstandelijke
beperking. Deelnemers voeren klusjes uit op
de vereniging en komen ook sporten op de
vereniging.
Sport als onderdeel van een
lifestyleprogramma om weer te kunnen
participeren op de arbeidsmarkt. In
Rotterdam is het programma ‘Bewegen
naar Werk’ hier een goed voorbeeld
van. Langdurig werklozen krijgen als
onderdeel van een re-integratieprogramma
een beweegaanbod dat samen met
sportverenigingen wordt georganiseerd.
7
KEY ISSUE 3:
OM DEZE KANSEN TE VERZILVEREN HEBBEN PROFESSIONALS IN
DE ZORG- EN WELZIJNSSECTOR EEN CRUCIALE ROL. ZIJ KUNNEN
SPORT ALS MIDDEL STRUCTUREEL OPNEMEN IN HUN WERKPROCESSEN EN HUN CLIËNTEN WIJZEN OP DE (LOKALE)
MOGELIJKHEDEN VAN SPORT EN BEWEGEN.
De sportsector en in het bijzonder
sportverenigingen bieden kansen als het
gaat om het fitter, vitaler en zelfstandiger
maken van bijzondere doelgroepen. De
sportparticipatie van deze doelgroepen is
vaak nog beperkt en te weinig zorg- en
welzijnsorganisaties stimuleren hun cliënten
om te gaan sporten.
Als er bij deze instanties wel aan sport wordt
gedacht, wordt vaak een zwaar eisenpakket
bij de sportvereniging neergelegd om de
deelname van de doelgroep mogelijk te
maken. Als verenigingen daar niet aan
voldoen, wordt er ofwel niet gesport of de
zorgorganisatie organiseert de sport binnen
de eigen instelling.
Wij ontkennen niet dat de sport vaak nog
een ontwikkeling moet doormaken om deze
kwetsbare personen te ontvangen. Overheden
zetten zich in toenemende mate in om
sportverenigingen - die wel willen maar nog
niet helemaal kunnen - te ondersteunen
bij deze ontwikkeling. In Den Haag doet de
gemeente dat onder de noemer Buurthuis
van de Toekomst. Sportverenigingen krijgen
een bijdrage voor het aanpassen van
de accommodatie voor meer en andere
doelgroepen uit de wijk. Daarnaast worden ze
organisatorisch ondersteund. In Rotterdam
krijgen clubs ondersteuning van een adviseur
in het kader van het Sportplusprogramma.
In Enschede werken ze met de Vitale
Sportvereniging. Ook NOC*NSF steunt deze
ontwikkeling met het Open Club Concept.
Gezien de aantoonbare bijdrage die de
sportvereniging voor kwetsbare
doelgroepen heeft, loont het voor zorg- en
welzijnsorganisaties om te investeren in
de samenwerking met sportverenigingen.
Hiervoor zijn volgens ons de volgende zaken
van belang.
8
1. Zet de (voor)oordelen overboord en leer
elkaar kennen
“DAAR WERKEN ALLEEN VRIJWILLIGERS,
DAAR IS GEEN KWALITEIT”
Om beter samen te werken, moeten de zorgen welzijnssector en de sport elkaar beter
leren kennen. Zorg- en welzijnsprofessionals
hebben vaak een beperkt beeld van de
sportsector. Zomaar wat (voor)oordelen over
sportverenigingen:
• Daar is iedereen super sportief, daar past
mijn cliënt/patiënt niet tussen
• Daar werken alleen vrijwilligers, daar is
geen kwaliteit
• Daar moet je meedoen aan wedstrijden
• Daar moet je achter de bar staan
Vanwege het vrijwillige karakter van sportverenigingen plaatsen professionals soms
vraagtekens bij de stabiliteit en kwaliteit van de
organisatie. Ze vragen zich af of ze wel kunnen
samenwerken met een organisatie die volledig
wordt gerund door vrijwilligers en of de vrijwilligers hun doelgroep wel kunnen begeleiden
tijdens het sporten.
Dergelijke beelden behoeven nuancering.
Omdat ze niet meer kloppen of omdat ze nooit
waar zijn geweest.
We zien steeds meer verenigingen die afscheid
nemen van het beeld van de ‘traditionele’
vereniging. Deze verenigingen bieden andere
sporten aan omdat ze ‘een gat in de markt’
zien. Ze bieden een aangepaste versie van
hun sport aan om oudere leden te behouden,
mensen met een beperking aan te trekken
of jonge kinderen eerder aan zich te kunnen
binden.
En in het clubhuis of de kantine is er niet alleen
meer een derde helft, maar ook een kaartavond
of een huiswerkklas. Of de plaatselijke fysiotherapeut werkt er een dagdeel. De opstart
van dergelijke ontwikkelingen worden soms
ook nog eens financieel ondersteund, met
de Sportimpuls (de subsidieregeling van
ZonMw), door het Oranjefonds of via een lokale
subsidieregeling.
Sportverenigingen zijn er omdat een groep
mensen een sport wil beoefenen en daarvoor
een organisatie wil oprichten en draaiend houden. Dat was vroeger zo en dat is nog steeds de
basis. Dat die basis sterk is, moge duidelijk zijn:
veel verenigingen draaien inmiddels 100 tot
150 jaar. Op vrijwilligers. Al die tijd draaide het
om samen trainen, om wedstrijden, om gezelligheid, om organiseren en besturen.
Het werken met vrijwilligers vraagt wel een
andere benadering. Dit betekent over het
algemeen andere werktijden (avonden en
weekenden) dan voor de meeste professionals
gebruikelijk is. Maar ook een ander tempo.
Hoewel…. Je moet de verenigingen de kost geven die teleurgesteld zijn over de lage snelheid
van de gemiddelde professionele organisatie.
2. Organiseer samenwerking op alle niveaus
‘We moeten zorgen dat verbindingen
ontstaan, organisaties moeten met elkaar in
contact komen.’ Een veelgehoorde kreet die
wel klopt, maar na een eerste ontmoeting
begint het pas.
Samenwerking is mensenwerk, dus het
eerste contact tussen personen is van groot
belang. Maar die contacten moeten op alle
niveaus geregeld zijn: directies en besturen
moeten elkaar kennen en achter de ambities
staan, maar ook op de werkvloer moeten er
samenwerkingsverbanden tussen mensen
ontstaan.
Het partnership werkt het best als je elkaar
versterkt: benut elkaars kracht, neem elkaars
rol niet over en ondersteun de ander met
jouw kennis en expertise. Wil je binnen een
zorgorganisatie sport organiseren? Laat
dit dan over aan je sportpartner. Heeft de
sportpartner (te) weinig kennis van jouw
specifieke doelgroep? Draag jouw kennis dan
over of blijf op de achtergrond beschikbaar
als vraagbaak.
Het denken over sport als interventie
moet ook zijn weg vinden naar de wijk- of
buurtteams die op dit moment op veel
plaatsen worden gevormd. Gemeenten
zouden er goed aan doen zorg- en
welzijnsinstellingen te stimuleren sporten
en bewegen op te nemen in het aanbod
richting cliënten door hier iets over op te
nemen in de aanbestedingscriteria of de
opdrachtformulering.
Als dit niet gebeurt is de kans groot dat
binnen de instellingen het inzetten van sport
en bewegen iets extra’s blijft omdat er geen
prestatie-indicatoren en dus geld en uren
aan zijn gekoppeld. Dan is sporten leuk voor
erbij of afhankelijk van de inzet van een paar
‘sportminded’ zorgprofessionals. Dit terwijl er
sociaal en economisch zaken gedaan kunnen
worden die lonen.
3. Ga aan de slag
En dan: ga het gewoon doen! Het hoeft
niet altijd groots en meeslepend: ga op één
locatie, met één groep aan de slag en leer
daarvan. Voel je vrij om je kwetsbaar op
te stellen en fouten te maken gedurende
de ontdekkingstocht waarin verschillende
werelden elkaar gaan vinden. Vanuit die
ervaringen kun je gaan opschalen naar je
hele stad, naar andere dorpen of naar nieuwe
doelgroepen.
‘We kunnen nog veel meer winnen met sport.
Door niet alleen te doen wat verenigingen al
jaren doen, maar door goed te luisteren naar de
behoeften van alle mensen die al op en rond de
club actief zijn. Leden, ouders van jeugdleden,
buurtbewoners, nabijgelegen scholen,
ZZP’ers, bedrijven: het zijn allemaal kansrijke
doelgroepen die de sportvereniging iets kunnen
geven, waardoor de club nog meer relevantie en
bestaansrecht krijgt binnen haar omgeving.’
Richard Kaper, manager sportparticipatie, NOC*NSF
9
Healthy Alliance framework: HALL
Institutionele factoren
- Beleid
- Visie
- Financiering
P
R
Samenwerking
zorg en preventie
W
O
Persoonlijke factoren
- Houding en overtuiging
- Self-efficacy
- Sociale identiteit
- Relaties
E
Organisatie van het samenwerkingsverband
Flexibele tijdsplanning | Gedeelde doelen
Rollen en verantwoordelijkheden | Vaardigheden
Communicatiestructuur | Zichtbaarheid
Management
Koelen et al. 2012
‘We moeten een stap
naar voren doen en de
sportvereniging opzoeken.
Zo komen we beter in
contact met wijkbewoners
die ons niet zelf benaderen,
maar wel hulp kunnen
gebruiken.’
Tanja Jagtenberg, projectmanager Zowel Zorg en Welzijn
10
Gemeenten, zorg- en welzijnsinstellingen en
sportorganisaties zijn niet gewend om met
elkaar samen te werken en samenwerking
wordt niet altijd beloond. Gezondheids- en
welzijnsproblemen zijn doorgaans complexe
kwesties waaraan verschillende factoren
ten grondslag liggen. Het HALL raamwerk4
noemt drie componenten en de bijbehorende
factoren voor succesvolle samenwerking.
De factoren in de eerste twee componenten
hebben betrekking op de afzonderlijke
betrokkenen en hebben invloed op het al dan
niet tot stand komen van de samenwerking.
De factoren in de derde component hebben
betrekking op de betrokkenen samen
en spelen een rol zodra er sprake is van
samenwerking.
Het HALL raamwerk kan worden gebruikt
voor het begrijpen van bevorderende
en belemmerende factoren in de
samenwerking tussen sportverenigingen en
maatschappelijke organisaties.
Koelen, M. A., Vaandrager, L., &
Wagemakers, A. (2012). The healthy alliances
(HALL) framework: prerequisites for success.
Family Practice 29(1), 132-138.
4
CONCLUSIE
SAMENWERKING TUSSEN ZORGAANBIEDERS EN
SPORTVERENIGINGEN BIEDT GROTE KANSEN MAAR VRAAGT
INZET VAN BEIDE KANTEN
De waarden waarop sportverenigingen van
oudsher zijn gestoeld, sluiten helemaal
aan bij de uitgangspunten van de huidige
decentralisaties en transities: dichtbij mensen,
sterk gestoeld op eigen kracht van mensen
en sociale netwerken. Als één van de weinige
sectoren in Nederland, is de sport nog vrijwel
geheel met vrijwilligers georganiseerd.
Door de sportvereniging als interventie
in te zetten zijn minder dure uren van
zorgprofessionals nodig. Sporten bij een
sportvereniging kan een gezondere,
duurzamere en efficiëntere oplossing
zijn voor gezondheidsproblemen en
sociale vraagstukken dan medicatieve
of therapeutische behandelingen. Van
blijven sporten gaat vervolgens ook een
preventieve werking uit voor nieuwe
gezondheidsproblemen. Sporten bij een
sportvereniging draagt niet alleen bij
aan de gezondheidswinst van kwetsbare
doelgroepen. Sporten bij een sportvereniging
geeft vaak zelfvertrouwen om ook weer op
andere terreinen mee te gaan doen, voorkomt
dat ouderen in een sociaal isolement
terechtkomen en helpt met het verminderen
van gedragsproblemen van kinderen. Genoeg
redenen dus om te veronderstellen dat
investeren in sport en bewegen loont zeker
ook ten opzichte van de bespaarde curatieve
kosten.
Over de schrijvers
Drs. Penny Nugteren is eigenaar van
adviesbureau Penderfields dat zich richt
op nieuwe samenwerkingsverbanden
tussen overheid, burgers en bedrijfsleven.
Van 1999 tot 2007 was zij senior adviseur
bij Bestuur en Management Consultants
(BMC) en adviseerde vele gemeenten
over de uitvoering van hun sport- en
welzijnsbeleid. Vanaf november 2012 is zij
werkzaam voor Rotterdam Sportsupport,
onder meer als coördinator van het
Sportplusprogramma.
Drs. Sanne Scholten is als adviseur
strategie en beleid werkzaam bij Rotterdam
Sportsupport. Zij was verantwoordelijk voor
de vormgeving van het Sportplusprogramma
en richt zich ook nu nog vooral op de
verbinding van sport met andere sectoren.
Zij is tevens gemeenteraadslid voor D66 in
Utrecht en is onder andere woordvoerder
sport. Van 2003 tot 2010 was zij senior
adviseur bij Bestuur en Management
Consultants (BMC) op het terrein van
cultuurbeleid, sportbeleid en sociaal beleid.
Zij werkte daarin onder andere mee aan de
invoering van de Wmo in enkele gemeenten.
Deze kansen verzilveren vraagt een
investering van beide kanten. Zorg- en
welzijnsorganisaties moeten vanuit een
duidelijke visie met de sport samenwerken:
wat willen zij zelf bereiken? En wat heeft de
sportvereniging er dan aan? Daarbij is het
verdiepen in elkaar onontbeerlijk: weet welke
clubs in je buurt interessant zijn, leer het
bestuur kennen. En niet alleen het bestuur/
management moet in de samenwerking
geloven, ook de uitvoerders moeten erachter
staan.
En dan: ga het gewoon doen! Het hoeft niet
altijd groots en meeslepend: ga op één locatie,
met één groep aan de slag en leer daarvan.
Vanuit die ervaringen kun je gaan opschalen
naar je hele stad, naar andere dorpen, naar
nieuwe doelgroepen.
11
Over Rotterdam Sportsupport
TIEN TIPS VOOR SAMENWERKING MET SPORTVERENIGINGEN
Rotterdam Sportsupport werkt aan een
hoogwaardig sportklimaat in Rotterdam.
De stad Rotterdam heeft ongeveer 350
sportverenigingen waar ruim 100.000
mensen sporten in circa 80 verschillende
sporttakken. De organisatie spant zich
in voor vitale sportverenigingen, streeft
ernaar sport toegankelijk te maken voor
alle Rotterdammers en organiseert steeds
nieuwe manieren om sport in te zetten als
instrument voor het behalen van andere
maatschappelijke doelstellingen.
1. Zorg voor een duidelijk doel voor de samenwerking en maak afspraken over de verdeling
van rollen en verantwoordelijkheden.5
2. Zorg dat betrokken partijen hun kernfunctie behouden: de sportvereniging als organisator
van de sport en de zorg- of welzijnsorganisatie als hulpverlener.6
3. Leer van succesverhalen, faciliteer het leren en bezoek bestaande initiatieven.
4. Maak iemand binnen de maatschappelijke organisatie verantwoordelijk voor het
sportminded maken van medewerkers. Iemand die, met mandaat van de directie, dit met
passie kan uitdragen aan zijn of haar collega’s.
5. Benoem per organisatieonderdeel sportambassadeurs die erop toezien dat sporten en
bewegen wordt ingezet als onderdeel van het behandelplan of aanbod aan cliënten.
6. Ga waar mogelijk de samenwerking aan met lokale sportserviceorganisaties. Zij kennen
de vitale sportverenigingen en de maatschappelijke ambities van het bestuur waardoor je
niet zelf op zoek hoeft te gaan.
7. Selecteer verenigingen met een positief pedagogisch klimaat. Steeds meer verenigingen
besteden hier aandacht aan.
8. Organiseer de mogelijkheid voor medewerkers om ’s avonds te werken. Sportbestuurders
zijn vaak alleen in de avonduren beschikbaar.
9. Organiseer (samen met de lokale overheid) bijeenkomsten zodat sportminded organisaties
uit de sociale sector en vitale maatschappelijk gerichte sportverenigingen elkaar leren
kennen.
10. Neem initiatief, probeer dingen. Te vaak sneuvelen ideeën op de tekentafel. Start met
kleine haalbare afspraken.
Rotterdam Sportsupport is initiator en
organisator van het Sportplusprogramma.
Rotterdam Sportsupport staat voor de kracht
van de sportverenigingen en hun bijdrage
aan een beter Rotterdam. De organisatie
zet in op een stad waar iedereen sportief en
maatschappelijk kan meedoen. Rotterdam
Sportsupport brengt werelden bij elkaar en
helpt organisaties letterlijk en figuurlijk in
beweging te komen.
Voor meer informatie:
Penny Nugteren:
[email protected]
Sanne Scholten:
[email protected]
Rotterdam Sportsupport
Website: www.rotterdamsportsupport.nl
E-mail: [email protected]
Facebook: /sportsupport
Twitter: @RdSportsupport
12
+ 6 Sportverenigingen in beeld bij de Wmo: De rol van de gemeente bij de samenwerking
tussen de sociale sector en sportverenigingen Verwey-Jonker Instituut april 2013.
5
Voor meer informatie:
Penny Nugteren:
[email protected]
Sanne Scholten:
[email protected]
Rotterdam Sportsupport
Website: www.rotterdamsportsupport.nl
E-mail: [email protected]
Facebook: /sportsupport
Twitter: @RdSportsupport