1 Mariëtte Reijn http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl m.reijn

1
Mariëtte Reijn
http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl [email protected] 06-19803786
2
INLEIDING
Een ouder zijn van een kind met een ernstige verstandelijke, meervoudige beperking (EMB of EVB)
kan best moeilijk zijn. Het vraagt meer zorg en begeleiding maar hoe geef je begeleiding aan een kind
met EMB of EVB, hoe communiceer je? Waar moet je rekening mee houden en wat heb je nodig? Dat
is waar dit E-book over gaat.
Wat ik belangrijk vind is dat kinderen of mensen met EMB of EVB een zinvolle dag invulling hebben.
Kinderen met EMB of EVB hebben vaak het vermogen niet om te zeggen wat ze willen of wat ze leuk
vinden. Dat maakt dat je activiteiten moet uit gaan proberen en hen moet laten ervaren en proeven
hoe de activiteit is en dat je daarna moet observeren wat het kind met EMB of EVB ervan vindt maar
dit vraagt wel wat geduld en tijd van ouders.
Wat ik graag met dit E-book wil bereiken is dat ouders van een kind met een EMB of EVB handvaten
krijgen om meteen goed en actief met de mogelijkheden van hun kind aan de slag te gaan. Een kind
met EMB of EVB hebben vertrouwen, veiligheid en structuur nodig om te kunnen ervaren en te leren.
Dit kunnen ze het beste doen thuis bij hun ouders, waar ze zich vertrouwd voelen.
Ik wens je veel plezier met het lezen van dit E-book. En graag ontvang ik jouw aanvullingen,
opmerkingen en vragen!
En…. Zou je hierin ondersteuning willen in de vorm van een hulpvraaggesprek of een training kijk dan
op mijn website voor verdere informatie of neem gerust contact op…….
Mariëtte Reijn-van der Vinne
De professionele oudercounselor
Voor ouders van een kind met een ernstige verstandelijke of meervoudige beperking
Bel mij gerust: 06- 19803786
Mariëtte Reijn
http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl [email protected] 06-19803786
3
ZINTUIGEN
Kinderen met een ernstige meervoudige beperking maken veel gebruik van hun zintuigen. Ze ervaren
door hun zintuigen. Door het gebruik van zintuigen ga je beleven en voelen. Hiervan kan je een fijn
gevoel krijgen, hier wordt je er blij van.
Maar wat zijn eigenlijk zintuigen?
Je hebt 5 zintuigen:
Je ogen om mee te kunnen zien.
Je oren om ermee te kunnen horen.
Je tong om ermee te proeven.
Je tast om mee te voelen.
Je neus om mee te ruiken.
Je gebruikt je zintuigen de hele dag. Ze zijn de verkenners van je lichaam. Ze sturen berichten naar de
hersenen en zo ervaar je en weet je wat er om je heen gebeurd.
OGEN
Met je ogen kun je zien wat er in je omgeving gebeurd. T.a.v. jouw kind met EMB of EVB is het
belangrijk om te weten dat; als het licht genoeg is je kleuren kunt zien en naarmate het donkerder
wordt de kleuren grijzer en grijzer worden.
Veel mensen kunnen in de verte of dichtbij niet meer scherp zien.
Omdat we twee ogen hebben kunnen we goed afstanden inschatten, met maar één oog is dit veel
moeilijker.
Tips:
 Als je wilt weten of de ogen van jouw kind met EMB of EVB goed werken? Dan wil ik je graag
doorverwijzen naar Visio. (http://www.visio.org/home)
 Zorg voor voldoende licht zodat jouw kind kleuren kan ervaren.
 Zorg dat jouw kind op een overzichtelijke plaats staat of ligt zodat hij kan zien dat er iemand
aan komt en er geen schrikreactie kan ontstaan.
Mariëtte Reijn
http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl [email protected] 06-19803786
4
 Zorg ervoor als je een b.v. een broodje voor jouw kind maakt, hem mee neemt naar het
aanrecht en hij kan zien hoe je een broodje smeert.
 Zorg ervoor dat jouw kind jouw gezicht kan zien. Het kind voelt vaak hoe jij je voelt en daar
reageert het kind ook op.
OREN
Je oren vangen geluiden op en geven ze door aan je hersenen.
Sommige geluiden zijn mooi, zoals een muziekdoosje of klassieke muziek of een vogeltje wat fluit.
Geluid kan je ook waarschuwen voor gevaar. Een brandalarm geeft aan dat er brand is en dat je zo
snel mogelijk uit je huis moet.
Je hebt harde en zachte geluiden. Je weet of iemand ver of dichtbij is. Omdat het geluid je ene oor
eerder binnen komt dan in je andere oor weet je uit welke richting het geluid komt.
Het is belangrijk dat als we met elkaar praten, elkaar kunnen verstaan.
Tips:
 Zorg ervoor dat jouw kind op een plaats staat of zit zodat hij alles kan overzien. Zorg ervoor
dat niemand ongemerkt achter het kind kan lopen. Dit kan schrikreacties veroorzaken.
 Onverwachtse harde geluiden kunnen ook schrikreacties veroorzaken. Moet het brandalarm
getest worden? Zorg ervoor dat je dan bij het kind bent voor geruststelling en vertel wat er
komt en dat wat er aan de hand is.
 Zorg ervoor als je tegen het kind praat hem aan kijkt en kunt zien hoe jouw boodschap over
komt.
PROEVEN
Met je tong kan je goed proeven. Je tong heeft smaakpapillen, die kun je goed zien zitten als je je
tong bekijkt in de spiegel. Voor verschillende smaken heb je aparte papillen.
Je hebt vier smaken:
Zuur, zoet, zout en bitter
Zout en zoet proef je beter dan bitter en zuur.
Voordat je iets kunt proeven moet het eten eerst een beetje opgelost worden in speeksel.
Mariëtte Reijn
http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl [email protected] 06-19803786
5
Alle smaken liggen op verschillende plaatsen op je tong:
Op het puntje van je tong proef je vooral zoete dingen.
Aan de rand van de voorste helft van je tong proef je zout.
Aan de rand achter op je tong proef je zure dingen.
Midden achter op je tong proef je bittere dingen.
Midden op je tong kun je niks proeven daar zitten geen smaakpapillen
Tips:
 Als jouw kind niet toe is aan eten laat het dan zachte of gepureerd eten proeven. Proeven
moet leuk zijn. Spuugt hij veel eten uit of laat hij het eten uit zijn mond lopen? Laat hij het
eten vooral in de mond? Dit kan een teken zijn dat hij het lekker of niet zo lekker vind.
 Betrek jouw kind met sondevoeding bij het eten aan tafel. Wat ik bemerk is dat de
sondevoeding op andere tijden aangesloten wordt als de normale etenstijden. Niets mis mee
maar betrek hem wel bij de normale etenstijden want dit bepaald ook het ritme van de dag.
Geen etenstijden, geen ritme van de dag.
 Observeer jouw kind als hij aan tafel zit. Wordt hij uitgelokt om iets te eten? Kijkt hij naar het
eten? Maakt hij een geluidje? Maakt hij een beweging?
 Meestal geef je jouw kind de volgende hap als de hap doorgeslikt is maar wat gebeurd er als
je even langer wacht met het geven van de volgende hap? Gaat het kind op zijn manier
vertellen dat hij klaar is voor de volgende hap? Maakt hij een geluidje? Gaat hij lachen? Op
deze manier kan jouw kind invloed krijgen en hebben.
NEUS
Je kunt met je neus ruiken. Als je ademt komt er een stof of geur in je neus. Daar worden ze
opgevangen door cellen met reukhaartjes. Het reukcentrum geeft een seintje door aan je hersenen.
Het is een belangrijk zintuig omdat je ruikt of iets lekker is of vies is.
De neus kan je waarschuwen voor gevaar, bij b.v. brandlucht.
Tips:
 Een kind met EMB of EVB herkent zijn moeder door haar parfum. Het voelt vertrouwd.
Probeer daarom zoveel mogelijk dezelfde parfum te gebruiken.
 Neemt het kind mee de keuken in als je gaat koken of gaat bakken. Laat het kind proeven
waarmee je bezig bent. Dat de keuken iets is waar je iets lekkers maakt.
Mariëtte Reijn
http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl [email protected] 06-19803786
6
HUID
Met je huid kan je voelen. Je huid is gevoelig voor de aanrakingen van andere dingen. Je hele lichaam
zit vol met cellen. De cellen geven prikkels door aan je hersenen. Die zorgen ervoor dat je iets gaat
doen. Als iets jeukt weten je hersenen precies waar het jeukt, en ga je krabben.
Je hebt verschillende soorten van gevoel:
Tastzin
Pijnzin
Warmtezin
Koudezin
Tastzin:
Met tasten voel je voorwerpen. Het voelen doe je het beste met je vingertoppen, voorhoofd, lippen
en tong. Baby’s herkennen het speelgoed door alles in hun mond te steken.
Tips:
 Een kind met EMB is afhankelijk van speelgoed van anderen. Het moet voor hem gepakt
worden. Let erop dat er geen speelgoed is met scherpe randen waaraan hij zich kan bezeren
als hij iets in zijn mond steekt.
 Observeer wat jouw kind met welke speelgoed doet. Heeft hij voorkeur? Wordt hij blij of
boos?
 Laat hem twee soorten speelgoed zien en kijk of hij hieruit kan kiezen? Kiest hij door blij te
worden en te kijken naar een speelgoed? Pakt hij een speelgoed? Of laat hij het door een
andere manier merken?
Warmte en koude zin:
Je kunt koud en warm herkennen. Je lichaamstemperatuur is normaal 37 C. Als het iets warmer of
kouder is dan jouw dan voel je dat. Je voelt niet alleen met je huid. Koud en warm kun je ook voelen
in de mond en de slokdarm. Denk maar eens aan je tong verbranden of een te hete aardappel die je
hebt ingeslikt, voel je hier.
Tips:
 Kinderen die stil zitten krijgen het sneller koud dan kinderen die veel bewegen. Zorg voor
genoeg warme kleding.
 Zorg ervoor dat eten niet te koud maar ook niet te warm is. Observeer jouw kind als hij eet.
Schrikt hij van de koude of schrikt hij juist doordat het eten te warm is?
 Misschien kan je het kind voorbereiden door hem te laten voelen op zijn hand hoe warm of
koud het is.
 Let op de temperatuur van jouw handen als je je kind gaat verzorgen. Een koude hand op de
buik of een koud aanraking kan al een schrikreactie te weeg brengen.
 Keuzemoment? Een beker met warme thee laten voelen, of een beker met koud limonade
laten voelen aan zijn hand? Welke drinkt hij op?
Mariëtte Reijn
http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl [email protected] 06-19803786
7
Pijnzin:
Pijn voel je niet alleen in je huid. Ook in je hele lichaam. Als je hoofdpijn hebt of als je een gebroken
bot hebt is dat niet op de huid. Pijn is een waarschuwing. Dan weet je dat er iets niet goed is.
Tips:
 Misschien heb je bemerkt dat jouw kind uit zijn doen is. Huilt hij veel en wil hij niets? Probeer
hem eens pijnstilling te geven en kijk of het hiervan beter wordt. Mag hij paracetamol? Geef
hem dan 2 tabletten. Dan weet je zeker dat het effect heeft. Als hij daarna blijer en
gelukkiger is geeft het toch aan dat het kind ergens pijn heeft. Als dit een aantal dagen
aanhoud maak dan een afspraak bij de huisarts.
 Als het gedrag door blijft gaan bedenk dan wat er aan de hand kan zijn door de dag door te
nemen en te kijken wat er anders is gegaan.
 Observeer hem en kijk wanneer zijn gedrag veranderd. Is dit met het eten? Is het iets wat hij
graag wil hebben maar niet krijgt? Is er iets gebeurd bij de dagbesteding? Ging het anders als
anders?
METHODE TIMMERS-HUIGENS: Ervaringsordening
Ervaringsordening is ontwikkeld en beschreven door de Nederlandse psycholoog en theoloog Dr D.
Timmers-Huigens. Zij realiseerde zich eind jaren ’60 toen zij werkzaam was in een instelling voor
mensen met een verstandelijke beperking, dat er een groot verschil was in de beleving van de
cliënten en de manier waarop medewerkers hen behandelde.
Ze raakte ervan overtuigd dat er een betere aanpak moest zijn, waarmee zowel cliënten als de
zorgverleners vreugde kon beleven aan hun mens zijn. Omdat zij zelf de antwoorden niet kon vinden
in de bestaande theorieën en methoden is zij gaan beschrijven wat zij dacht dat de cognitieve
schema’s waren die bepaalden hoe cliënten en medewerkers zich gedroegen. Op basis hiervan begon
ze collega’s en staf te adviseren hoe zij het welbevinden van zowel de cliënten als zichzelf konden
verbeteren en het resultaat was verbluffend.
VIER DELEN VAN ERVARINGSORDENING
De theorie van ervaringsordening gaat uit van verschillende manieren van ordenen van ervaringen,
die elkaar in onze ontwikkeling opvolgen. Al deze manieren van ordenen is belangrijk in onze
ontwikkeling en we behouden er kenmerken in onze verdere ontwikkeling.
LICHAAMSGEBONDEN ERVARINGSORDENING: Geeft informatie over de veiligheid van het fysieke
bestaan. Is mijn lichaam veilig?
De wereld wordt beleefd uit het tastbare, vanuit het contact via het eigen lichaam. Kinderen die op
dit niveau functioneren hebben behoefte aan begeleiding uit de directe omgeving. Begrippen als; ik
ben even weg of ik kom zo terug begrijpen zij niet. De gesproken taal heeft geen inhoudelijke
betekenis. Het kind kent geen andere wereld dan dat aan zijn eigen lichaam of in de directe
omgeving gebonden is.
Deze kinderen zijn gebonden aan zintuigelijke sensaties.
Kinderen met een lichaam gebonden ervaring ordening reageren heel primair: Een lichamelijke
behoefte (honger of dorst) moet bevredigd worden. Het kind maakt zijn behoeften duidelijk door een
brommend geluid te maken of door te huilen. Als begeleiders hierop positief reageren door het kind
eten of drinken te geven wordt dit door het kind als positief ervaren. Het kind leert hiervan. Hij gaat
de reactie herkennen als hij zijn lichamelijke behoefte uit door te gaan huilen of te brommen. Door
Mariëtte Reijn
http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl [email protected] 06-19803786
8
dit vaker mee te maken treedt er herkenning op. Het kind gaat de omstandigheden waarnemen
waarin er een gewenste reactie komt. Als hij weet dat als hij bij de tafel gezet wordt eten volgt. Zal
hij dit ook gaan verwachten. Krijgt hij dit niet, dan zal hij zijn ongenoegen uiten door te gaan huilen.
Dit is een primaire vorm van leren.
De taal naar deze kinderen in de lichaam gebonden ervaringsordening is beperkt tot het maken van
geluiden om iets kenbaar te maken. De inhoud wat begeleiders of ouders zeggen word niet
begrepen. Wel kan er door het kind een betekenis gegeven worden aan de intonatie en aan de
herkenning van de stem.
Kenmerken van de lichaam gebonden ervaringsordening:
 Lichamelijk en zintuiglijk beleven.
 Via het lichaam de omgeving leren kennen.
 Nauwelijks besef van de functies van het eigen lichaam.
 Vaak moeilijk te achterhalen stemmingsuitingen.
 De communicatie vindt plaats via lichaamstaal, klanken en intonatie.
 Het contactmoment moet kort en vluchtig zijn. Het contact komt vooral vanuit de
ouders/begeleiders.
 Motorische reacties of gebeurtenissen, motorische beperkingen.
 Herkenning door veel herhaling en regelmaat.
 Kan zich niet verplaatsen in de ander.
ASSOCIATIEVE ERVARINGSORDENING: Is mijn omgeving betrouwbaar?
Het associatief geeft aan hoe deze kinderen hun ervaringen ordenen: Dit hoor ik, dat zie ik, dat voel
ik, dat ruik ik, dat proef ik, dat gebeurt er, dat is er en dat hoort bij de situatie. Ze zijn in staat om
verbanden te leggen tussen gebeurtenissen.
Een valkuil is dat kinderen in de loop van de jaren een patroon van ervaringen opbouwen en dus keer
op keer hetzelfde meemaken, ontstaan er vaste verwachtingen en handelingspatronen. Deze
kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid, voorspelbaarheid en regelmaat worden veel dagelijkse
gebeurtenissen steeds op dezelfde wijze uitgevoerd, met dezelfde vaste rituelen. Het gaat hier om
een reactie (respons) die in beweging gezet wordt door consequente prikkels (stimulus). Het kan zijn
dat je dan de indruk krijgt dat een kind meer begrijpt dan werkelijk het geval is. Door dit soort gedrag
kan het ontwikkelingsniveau van dit kind weleens verkeerd ingeschat worden waardoor de
activiteiten met dit kind ook niet optimaal worden afgestemd.
Deze associatieve ervaringsordening wordt gekenmerkt door een zekere mate van weten. Als het
kind het koffiezetapparaat hoort gaat hij alvast in de koffiehoek zitten. Hij weet dan dat het koffietijd
is. Dat doet hij ook als het koffiezetapparaat schoongemaakt wordt. Hij combineert het geluid met
dat het koffietijd is. Dit betekend niet dat hij inzicht heeft in oorzaak en gevolg. Dit kind heeft een
beginnende associatieve ervaringsordening.
Van een echte associatie is er pas sprake als een kind in de koffiehoek gaat zitten als er koffie wordt
gezet en niet wanneer hij ziet dat er een schoonmaakmiddel wordt gepakt. Er wordt gebruik gemaakt
van eenvoudige gedachten.
Mariëtte Reijn
http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl [email protected] 06-19803786
9
Dit zie ik gebeuren; koffie in de filter, water erbij, dan gaat er vervolgens dat gebeuren
(koffiedrinken). Neem ik iets anders waar, (geen koffie maar schoonmaakmiddelen), in andere
omstandigheden (b.v. pruttelen niet op het goede tijdstip en niet als iedereen in de koffiehoek zit,
we gepruttel van het apparaat maar niet de geur van koffie), dan volgt er ook iets anders
(koffiezetapparaat schoonmaken).
Wanneer het kind op het gebied van ontwikkeling verder is worden er bewustere associaties
gemaakt. Het kind heeft meer inzicht in de situatie en het leggen van verbanden.
Bij associatieve ervaringsordening is herkenbaarheid (gestructureerde dagindeling, herhaling)
belangrijk. Het kind maakt het verschil tussen ik en mijn omgeving maar zich verplaatsen in een
ander kan hij niet.
Het kind die zit in de associatieve ervaringsordening maakt gebruik van losse woorden of zinnetjes en
van enkele woorden. Korte concrete zinnen, ondersteund met concrete verwijzingen, worden
begrepen. Daar staan je schoenen. Schoenen worden als woord herkend en daar wordt duidelijk
gemaakt door het aan te wijzen.
Kinderen die aan het begin staan van de associatieve ervaringsordening hebben vooral behoefte aan
vaste patronen, herkenbaarheid en herhaling. Dit wordt ook weleens verward met dwangmatigheid.
Deze kinderen krijgen hiervan zekerheid. Om aan te sluiten bij de belevingswereld van het kind is
voorspelbaarheid van de begeleider nodig.
Gevorderde kinderen in de associatieve ervaringsordening kunnen meer aan en reageren daardoor
wat flexibeler op onverwachte situaties.
Kenmerken van associatieve ervaringsordening:









Personen herkennen en hun rol.
Terugkerende situaties en de functie van voorwerpen herkennen.
Functioneel en op zichzelf gericht contact. (je hebt de ander nodig om je doel te bereiken)
Je ontdekt je eigen lichamelijke mogelijkheden en beperkingen.
Vaste patronen en voorspelbaarheid geven zekerheid, welbevinden en veiligheid.
Ze ontwikkelen oorzaak en gevolg.
Door veel herhaling kunnen ze eenvoudige verbanden leggen.
De taalontwikkeling is beginnend. Losse woorden en heel korte zinnen.
Middel- doelrelaties zien. Dit heb ik nodig om dat te bereiken.
STRUCTURERENDE ERVARINGSORDENING: Geeft informatie over de samenhang van gebeurtenissen
en episodes. Ken ik de samenhang?
Door het herkennen van verbanden in gebeurtenissen en omgevingsfactoren, materiële omgeving en
intermenselijke contacten ontstaat de mogelijkheid om te structureren.
Structureren zegt dat kind het het begrijpt, dat kunnen ontleden en daarna het kunnen ordenen. Hij
ziet een herkenbare structuur. Deze kinderen hebben meer inzicht in situaties en kunnen zich
enigszins inleven in de motieven en bedoelingen van andere mensen.
Mariëtte Reijn
http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl [email protected] 06-19803786
10
Bij de lichaamsgebonden en de associatieve ervaringsordening hebben kinderen er geen besef van
dat ze de anderen pijn kunnen doen. Deze kinderen doen mensen niet bewust pijn maar is het meer
een uiting van ongenoegen. Als dit voor hun reactie oplevert zullen ze dit middel vaker gaan
gebruiken. Uiteraard moeten ouders/begeleiders hier opvoedkundig op reageren. Het is wel
belangrijk om te realiseren in welke ervaringsordening het kind zit. Kinderen in de structurerende
ervaringsordening zijn zich bewust van de effecten van dit gedrag en ze kunnen daarom hierop
aangesproken worden.
Als je inzicht hebt in de ervaringsordening van het kind kan er ook perspectieven zijn voor een
ontwikkelingsgerichte benadering. Bij sommige kinderen gaat de ontwikkeling heel langzaam maar
kunnen er wel degelijk stapjes gezet worden door juist goed aan te sluiten bij de juiste ordening en
de mogelijkheden te gebruiken.
Kenmerken van de structurerende ervaringsordening:








Taal wordt een belangrijker communicatiemiddel.
De zekerheid neemt toe door overzien, doorzien en begrijpen.
Toename taakbesef waardoor oefening op diverse ontwikkelingsgebieden mogelijk is.
Het verkennen van eigen mogelijkheden.
Zijn minder afhankelijk van vaste patronen. Ze zijn flexibeler.
Krijgt inzicht in structuur. Ze krijgen globaal inzicht in tijd. (gisteren, vandaag, morgen)
Kunnen meer keuzes maken.
Zien meer dat de losse onderdelen een heel geheel vormen.
VORMGEVENDE ERVARINGSORDENING: Geeft informatie over de eigenheid van het ik en naarmate
hij zichzelf mag zijn. Mag ik mezelf zijn?
Bij de structurerende ervaringsordening ontdekt het kind zichzelf (als persoon) steeds meer.
Bij een gevorderde structureerde ervaringsordening, de vorming van de eigen persoonlijkheid en
eigen keuzes maken. Zo wil ik zijn net als….
Bij vormgevende ervaringsordening wordt hieraan iets extra’s aan toegevoegd. Ze zijn zich bewust
van de vorming van persoonlijkheid en eigen identiteit. Kinderen zijn zich meer bewust van hun eigen
mogelijkheden en onmogelijkheden. Zij kunnen meer zelfstandiger en bewuster keuzes maken en
prioriteiten stellen. Dit zijn kenmerken waarover mensen met een verstandelijke beperking niet of in
zeer geringe mate beschikken.
Er wordt tegenwoordig vooral vraaggericht gewerkt. Het werken met mensen met een verstandelijke
beperking heeft het vraaggericht werken een hoge prioriteit. Mensen met een zeer ernstige
verstandelijke beperking kunnen geen keuzes maken. De keuzes worden voor hen gemaakt.
Mariëtte Reijn
http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl [email protected] 06-19803786
11
OP WELKE MANIER KUN JE STRUCTUUR HERKENBAAR MAKEN EN/OF AANLEREN?
Structuur kun je toepassen in de dag, tijd, plaats, volgorde van de handeling en gebruiksvoorwerpen.





Dag:
B.v. iedere dinsdag gaan we naar mijn moeder. Of iedere maandag, dinsdag, donderdag en
vrijdag ga je naar de dagbesteding.
Tijd:
Iedere avond om 18 uur gaan we eten.
Iedere ochtend om 7 uur ga ik je roepen om uit bed te komen.
Plaats:
Iedere dag eet je aan die kant van de tafel.
Als het kind thuis komt gaan we eerst bij de eettafel wat drinken.
De volgorde van de handeling:
Iedere ochtend kleden we het kind op dezelfde wijze aan. Eerst de bovenkleding en zo naar
beneden of andersom als het maar op dezelfde wijze is.
Gebruiksvoorwerpen:
We gebruiken altijd de slab om duidelijk te maken dat we gaan eten.
We gebruiken altijd de plastic tas als we boodschappen gaan doen.
We doen de slab om als we gaan beginnen met eten.
Het is belangrijk dat ouders/ begeleiders hetzelfde doen, met dezelfde benaderingswijze. Zo weet
een cliënt wat hem te wachten staat. Dit biedt hem veiligheid en vertrouwen.
COMMUNICATIEVORMEN
Welke communicatiemiddelen worden ingezet om het kind/ de cliënt herhaling en structuur te
geven? Maak een keuze uit 1 communicatiemiddel.
 Voor het visualiseren van een dagprogramma kun je denke aan een voorwerpenkast (deze is
binnenkort online en verkrijgbaar). Ieder voorwerp in de kast heeft een betekenis, hoort bij
een activiteit. Ieder vak van de kast zit een voorwerp met wat er moet gebeuren en wat er
met het kind gedaan wordt. Als de slab gepakt wordt, gaan we eten. Als we een knuffel
pakken kan dit de betekenis; slapen. Als we de knuffel bus zien gaan we naar de
dagbesteding enz Het kan gaan om voorwerpen op ware grootte, miniatuurvoorwerpen of
voorwerpen met verwijzende functie.
Mariëtte Reijn
http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl [email protected] 06-19803786
12











Let bij het gebruik van de voorwerpenkast op de volgende punten:
1. Plaats de voorwerpen van de activiteiten samen met het kind in de kast. Zo leert de
cliënt het verband te leggen tussen het voorwerp en de activiteit.
2. Benoem de activiteiten per dagdeel en plaats dan het bijbehorende voorwerp.
3. Laat het kind zo actief mogelijk meedoen bij het invullen van de voorwerpenkast.
Misschien kan hij zelf voorwerpen plaatsen in de kast?
4. Besteed extra aandacht aan de voorwerpen als er die dag een bijzondere, niet in het
dagprogramma horende, activiteit voorkomt. B.v. een doktersbezoek.
5. Is er een activiteit afgelopen haal het bijbehorende voorwerp dan samen met het
kind weg.
6. Verander niets aan de voorwerpenkast als het kind er niet bij is.
Door middel van een pictogrammenbord (deze is binnenkort online en verkrijgbaar). Dit kan
per dag maar ook per week. Als het kind geen inzicht heeft in de week is een
dagpictogrammenbord (deze is binnenkort online en verkrijgbaar) beter. Elke avond wordt
besproken wat de dag erna komt en wat er gebeuren gaat.
Er kan ook een weekbord of een dagbord gemaakt worden met foto’s.
Er kan een fotoboekje gemaakt worden waarin de stappen/deelhandelingen staan wat er b.v
moet gebeuren voordat het kind naar bed gaat, wat je allemaal moet doen om tafel te
dekken.
Bij kinderen die de week kunnen overzien gebruiken wij de pictoagenda. Zij weten wanneer
het maandag of zaterdag is.
Je kunt gebaren gebruiken, uitbeelden.
Je kunt tekenen, aanwijzen, bewegingen maken.
Lichaamscontact en ogentaal zijn ook communicatievormen.
Als het kind weet dat zijn verjaardag er aan komt kan er een zelfgemaakte afstreepkalender
gemaakt worden. Zo heeft hij enig inzicht hoelang het nog gaat duren. Een cliënt bij mij op de
groep weet dat zij jarig is als haar mede cliënt jarig is geweest. Twee weken voor haar
verjaardag hangen we een afstreepkalender op anders kan ze er erg mee bezig zijn en blijft
zij vragen wanneer het zover is. Een verjaardag kan zoveel onrust betekenen dat de cliënt er
niet meer van geniet. Voor deze cliënt hebben we ervoor gezorgd dat zij een verassingsfeest
krijgt. Ze geniet nu veel meer van haar verjaardag.
Wat ik bemerk is dat cliënten de etensmomenten koppelen aan structuur. Dit zijn momenten
die moeten gebeuren en keren altijd terug. Een aantal cliënten zijn totaal uit hun ritme als je
het ontbijt en lunch samenvoegt in een brunch. Dit begrijpen ze niet. Als jouw kind
sondevoeding gebruikt wil ik je toch aanraden om dit zoveel mogelijk te doen met de
eetmomenten van de andere gezinsleden. Ten tweede is het ook leuker als een kind met
sondevoeding betrokken wordt aan de eettafel. Misschien is het een stimulans om een hapje
mee te eten?
Ook de koffiemomenten zeggen iets over de dag. Dit zit meestal in het midden van de tijden
van de eetmomenten. Door deze momenten weten ze dat het niet lang meer duurt dat ze
gaan eten.
Als er iets aangeleerd moet worden aan een cliënt betekend dat veel herhaling en veel doen.
Mariëtte Reijn
http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl [email protected] 06-19803786
13
HOE KAN EEN EMB/EVB KIND INVLOED ERVAREN?
Een kind met EMB of EVB leert door te ervaren, heel veel herhaling en hij moet de gelegenheid
krijgen om invloed te hebben. Het hebben van invloed betekend dat iemand iets kan laten
gebeuren zoals hij of zij dat wil, dat is prettig en geeft zelfbewustzijn en zelfvertrouwen. Mensen
met EMB of EVB kunnen dit vaak niet zeggen en hebben hier hulp bij nodig.
Ook het kiezen is iets waarbij kinderen met EMB/EVB hulp nodig hebben. Het is iets wat je moet
leren. Het overzicht over keuzemogelijkheden zelfs al zijn het er maar twee is er niet altijd. De
consequenties van een keuze is niet meteen bekend. Herhaling betekent herkenning en maakt
een leerproces mogelijk. De keuzemogelijkheden moeten aan kinderen met EMB worden
voorgelegd. Bij Active Support (volgende hoofdstuk wordt deze methode uitgelegd) wordt een
handeling in kleine overzichtelijke stappen neergezet, daarbij wordt de handeling herhaald en
steeds op dezelfde manier. Dit zorgt voor de herkenning.
Wanneer iemand niet kan kiezen is het wel mogelijk om zeggenschap te hebben. Hij bepaald
mede hoe een activiteit gedaan wordt. Als jij vermoedt dat jouw kind iets niet prettig vind en
hiermee rekening houd is er sprake van een begin van zeggenschap. B.v. het kind bepaald de
snelheid van eten geven, de voorkeur voor muziek die er gedraaid wordt, het krijgen van een
knuffeldier of een keuze in de plek in de ruimte. Door hier als ouder/begeleider in mee te gaan
krijgt het kind de kans om zich te identificeren of zijn eigen identiteit sterker te maken. Zelfbesef
ontstaat door het ervaren van eigen invloed. Active support kan hiermee helpen door de persoon
gelegenheid te geven om een bepaalde handeling of activiteit te ervaren en dit op zijn eigen
manier te leren. Hij bepaald hierdoor zijn eigen tempo en kan hij invloed uitoefenen op zijn
leven.
Kinderen met EMB kunnen ook motorische of zintuigelijke problemen hebben waardoor de
wereld naar hun getrokken moet worden. In het deel nemen van de wereld. In het deelnemen
aan de wereld moeten zij ondersteund worden door dit eerst samen te beleven. Om het kind
met EMB invloed te laten ervaren is het belangrijk om de persoon te kennen. Wie is de persoon?
Wat vindt hij leuk of niet leuk? In welke ontwikkelingsfase zit hij? Welk gedrag laat hij zien en wat
betekend dit?
Een dialoog ontstaat wanneer er sprake is van een wederkerige relatie van gelijkwaardigheid en
openheid. Dit heeft niet alleen te maken met de mate van gevoeligheid van de signalen van
anderen maar ook met je eigen houding als begeleider of als ouder. De signalen die door de
ander wordt uitgezonden kunnen klein zijn en divers of juist erg beperkt. We moeten leren
luisteren met de buik, we moeten ons openstellen voor een andere manier van communiceren,
we moeten leren vertalen. De signalen die het kind kan geven zouden altijd bij deze persoon
aanwezig moeten zijn als een soort woordenboek.
Het juist kijken naar de kleine signalen maakt dat je te weten komt wat het kind met EMB
verteld. Het oppakken van deze signalen door ouders/begeleiders en er iets mee doen maakt dat
dit kind met EMB of EVB invloed ervaart en dit ook gaat gebruiken in andere situaties. Het kind
voelt zich dan gehoord en begrepen…...
Mariëtte Reijn
http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl [email protected] 06-19803786
14
Kinderen met EMB of EVB zijn afhankelijk van de mensen om hem heen. Het netwerk speelt ook
een belangrijke rol in zeggenschap.
Kinderen met EMB of EVB zullen vooral zintuigelijke indrukken opdoen, zon, regen, wind, sneeuw
maar ook geuren en geluiden van andere mensen om hem heen. Door te observeren komen we
erachter, welke zintuig deze cliënt gebruikt en daar kunnen we op participeren op het gebied van
zeggenschap.
ACTIVE SUPPORT
Het doel van Active Support: Zoveel mogelijk kansen creëren om nieuw gedrag aan te leren en
het geleerde in de praktijk te brengen, stapje voor stapje, waardoor iedereen binnen zijn
mogelijkheden invloed uitoefent op zijn eigen bestaan.
Uitgangspunten zijn:







Mensen met beperkingen ontwikkelen zich voortdurend.
Lege momenten zijn per definitie ongestructureerd.
Actief zijn met dagelijkse activiteiten in en rondom het huis.
Veiligheid als voorwaarde om activiteiten te ondernemen en te leren.
Actieve betrokkenheid van het sociale netwerk.
Gebruik maken van de mogelijkheden die de samenleving bied.
Zoveel mogelijk controle uitoefenen op het eigen bestaan.
Ieder kind wordt op zijn eigen manier betrokken bij de huishouding of bij de eigen verzorging binnen
hun eigen mogelijkheden.
Voorbeelden kunnen zijn:
Met jouw kind de vuilniszak weg brengen.
Het eten voorbereiden. De wortelen voelen in het water. De reuk van eten ruiken.
De was opvouwen door schone was te ruiken door schone was te voelen.
Met jouw kind boodschappen doen.
Gordijnen dicht of open doen.
Tafeldekken, afwassen enz.
Bed afhalen, bed opmaken.
Maar ook op verzorgingsgebied. Een arm in een mouw doen, een been optillen enz
Het met de handen eten heeft ook een sensatie. Misschien niet altijd even praktisch maar hij kan het
op deze manier wel zelf?
Mariëtte Reijn
http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl [email protected] 06-19803786
15
Een opdracht om te doen:
Ga voor jezelf na wanneer jouw kind of jouw cliënt invloed heeft op zijn leven.
geen
invloed
Thuis
Tijd van opstaan
Wie zijn er in mijn huis
Ga ik me wassen
Wat trek ik aan
Wat ontbijt ik
Koffie\thee (en hoeveel)
Huisregels
Medicatie
Tv kijken\radio
Abonnementen
Kerkbezoek
Waar winkelen
Internet
De straat op gaan
Huisinrichting
Weekprogramma
Op het werk
Soort werk
Keuze binnen het
Werk (indeling)
Collega’s
Eten
Pauzes
Transport
Na het werk
Eigen huis
Aanwezigheid in de
buurt
Sport
Vrienden
Bezoek
Vrije tijd
Inhoud rapportage
Eten
Uitkleden
Wassen
Drank\drugs
Gemeenschapsruimte
Intimiteit
Naar bed gaan
Hoe laat naar bed
weinig
invloed
50%
invloed
bijna net zoveel
als anderen
net zoveel als
anderen
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
Heb je de lijst ingevuld? Wat valt jou op?
Mariëtte Reijn
http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl [email protected] 06-19803786
16
WAT IS OBSERVEREN?
Observeren is bewust en doelgericht waarnemen.
WAAROM OBSERVEREN?
Het is belangrijk om jouw kind met een ernstige verstandelijke of meervoudige beperking goed te
observeren. Continu. Het is ook constant kijken naar jezelf? Wat doe ik en hoe reageert mijn kind?
Als ik nu op een andere manier of wijze doe? Hoe reageert mijn kind dan? Het is steeds zoeken.
Zoeken naar een stapje verder om jouw kind te activeren om invloed te hebben. Als hij ontdekt dat
hij gehoord wordt en begrepen voelt gaat hij het in andere situaties gebruiken. Het kunnen hele
kleine aanwijzingen zijn waarin jouw kind communiceert……..
HOE OBSERVEER JE?
Je kunt objectief observeren maar ook subjectief observeren.
Observeren moet objectief zijn. Objectief observeren betekent; zich richten op feiten, je niet leiden
tot je eigen gevoel of door vooroordelen.
Subjectief observeren is waarneming met een oordeel of mening.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Het is belangrijk om te weten wat het doel is van de observatie.
Wat de vraagstellingen zijn van de observatie.
Welke gedragingen er geobserveerd worden.
Of er een 0 situatie is. Of er een beginsituatie is?
Hoe brengen we de observatie in kaart?
Welke taal gebruiken we. Iedereen geeft een eigen betekenis of gevoelswaarde aan
woorden. Het is goed dit vooraf duidelijk te hebben.
En tot slot…… Probeer jouw kind met EMB of EVB uit te lokken tot nieuwe uitdagingen maar doe dit
in kleine stapjes en met heel veel herhaling en structuur want alleen op deze manier gaat het voor
jouw kind met EMB of EVB werken…...
Wil je meer weten of meer zien?
Kom dan naar de workshop van 27 maart 2014 van 10.00 uur tm 13.00 uur in Amsterdam Diemen.
Of geef je op voor de training; Structuur in de dag en methodisch leren.
Bel mij gerust op 06-19803786 of mail: [email protected]
Mariëtte Reijn
http://www.helpmijnkindheefteenhandicap.nl [email protected] 06-19803786