Handreiking en uitwerkingen ondersteuningsplan SWV

Handreiking Ondersteuningsplan SWV VO-VSO Passend Onderwijs
Het Platform SWV VO heeft voor besturen en directies van samenwerkingsverbanden een ‘Handreiking en
uitwerkingen Ondersteuningsplan’ gemaakt die helpt om tot een goed en onderbouwd Ondersteuningsplan te komen. Dit Ondersteuningsplan moet voor 1 mei 2014 bij de Inspectie zijn ingediend.
De publicatie bestaat uit twee delen. Deel A bevat de handreiking en het format voor de hoofdstukkenindeling in het Ondersteuningsplan en in deel B staan een aantal hoofdstukken uitgewerkt die dienen als
steun, inspiratie en ideevorming.
Wanneer er beleidsbepalende onderwerpen worden vastgesteld in AMVB of nadere wetgeving publiceert
het Platform updates van dit document. Voor vragen over de inhoud kunt u contact opnemen met het
Platform SWV VO:
Contactpersoon: Fred Huijboom
E-mail: [email protected]
Telefoon: 06-21643855
Postadres:
Platform SWV-VO
Bickerlaan 76
2071 DD Santpoort-Noord
Handreiking en uitwerkingen
Ondersteuningsplan
Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Voortgezet Onderwijs
Vereniging Landelijk Platform Samenwerkingsverbanden Voortgezet Onderwijs
Zomer 2013
Frank Hoogeboom
Jos Derksen
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
1
Inhoudsopgave
pagina
Vooraf
3
Deel A Format en handreiking
4
1.
Wat moet er minimaal in het ondersteuningsplan?
4
2.
Format inhoudsopgave ondersteuningsplan en handreiking
6
Voorwoord
Ondersteuningsplan
6
Hoofdstuk 1
Waar gaan we voor?
7
Hoofdstuk 2
Hoe gaan we het doen?
9
Hoofdstuk 3
De regio in beeld
10
Hoofdstuk 4
Maatregelen ter ondersteuning
12
Hoofdstuk 5
Wanneer extra ondersteuning nodig is
14
Hoofdstuk 6
Tijdelijk op een ander spoor
17
Hoofdstuk 7
Bestaande voorzieningen herzien
18
Hoofdstuk 8
Zonder ouders gaat het niet
19
Hoofdstuk 9
Onderdeel van een netwerk
20
Hoofdstuk 10
We gaan voor kwaliteit
22
Hoofdstuk 11
In contact met…..
23
Hoofdstuk 12
Het mag wat kosten
25
Deel B Uitwerking van de hoofdstukken 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 12.
26
Uitwerking hoofdstuk 4
27
Uitwerking hoofdstuk 5
31
Uitwerking hoofdstuk 6
42
Uitwerking hoofdstuk 7
45
Uitwerking hoofdstuk 8
48
Uitwerking hoofdstuk 9
52
Uitwerking hoofdstuk 10
56
Uitwerking hoofdstuk 12
59
Bijlagen
1.
Format voor een ontwikkelingsperspectief in ontwikkeling
63
2.
Leerlingkenmerken voor toelaatbaarheidsverklaring VSO (nu cluster 3 en 4)
67
3.
De indicatoren voor kwaliteit samenwerkingsverband
69
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
2
Vooraf
Beste collega’s
In september jl. hebben wij in Lunteren tijdens onze conferentie de Handreiking en uitwerkingen
Ondersteuningsplan aangeboden. Deze publicatie heeft de bedoeling om samenwerkingsverbanden te ondersteunen bij het schrijf- en ontwikkelproces van het ondersteuningsplan.
Al tijdens de conferentie is aangegeven dat we de komende periode zouden gaan werken aan
een update. Immers een aantal onderwerpen is nog in ontwikkeling dan wel in bespreking
Daar komt bij dat ook andere organisaties en instellingen hebben aangegeven bepaalde onderwerpen te missen dan wel onderbelicht worden. Het is vooral het Landelijk Expertise centrum
Speciaal Onderwijs (LECSO) geweest die ons een aantal aanvullende opmerkingen aangereikt
heeft. In het bijzonder gaat onze dank uit naar Corine van Helvoirt, Albert Boelen, Bart van Kessel, Marc Kantrijn en Gerard Bouma.
In deze tekst is een aantal aanvullingen opgenomen op de tekst van september jl. We hebben er
bewust voor gekozen om de oorspronkelijke tekst in tact te laten en te werken met een aanvullende tekst. Uiteraard is zo de totale tekst een tekst, waar we in gezamenlijkheid achter kunnen
staan als model voor het opstellen van een ondersteuningsplan in een samenwerkingsverband.
Vereniging Landelijk Platform Samenwerkingsverbanden Voortgezet Onderwijs
Frank Hoogeboom
[email protected]
Jos Derksen
[email protected]
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
3
Deel A Format en handreiking
1. Wat moet er minimaal in het ondersteuningsplan?
Wet Passend Onderwijs
Artikel over Ondersteuningsplan (artikel 17a, lid 8 Wet Passend Onderwijs)
Het ondersteuningsplan omvat in elk geval:
a.
de wijze waarop wordt voldaan aan de basisondersteuningsvoorzieningen die op alle
vestigingen van scholen in het samenwerkingsverband aanwezig zijn;
b.
de procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen;
c.
de procedure en criteria voor de plaatsing van leerlingen op scholen voor voortgezet
speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;
d.
de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het
voortgezet onderwijs van leerlingen van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en
speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor wie de periode waarop de toelaatbaarheidsverklaring is verstreken;
e.
de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning behoeven en de daarmee samenhangende bekostiging;
f.
de wijze waarop aan de ouders1 informatie wordt verstrekt over de ondersteuningsvoorzieningen en over de onafhankelijke ondersteuningsmogelijkheden voor ouders;
g.
de wijze waarop wordt bepaald of de situaties, bedoeld in artikel 85d, zich voordoen, waaronder de vaststelling van de in artikel 85d, eerste lid, bedoelde peildatum, die is gelegen in
de periode van 2 oktober tot en met 31 juli daaropvolgend;
h.
de wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen, bedoeld
in het tweede lid, is in de overdracht van de bekostiging in een situatie als bedoeld in artikel
85d, derde lid.
Opmerking: Artikel 85 is op de volgende pagina volledig weergegeven.
Referentiekader Passend Onderwijs
Wat moet er in het ondersteuningsplan?
1.
2.
3.
4.
1
De wijze waarop voor elke leerling met een ondersteuningsvraag zo veel mogelijk passend
onderwijs kan worden gerealiseerd. De ondersteuningsprofielen van alle scholen (regulier
en speciaal) die deelnemen aan het samenwerkingsverband zijn hier onderdeel van.
De afspraken (procedure en criteria) die de bevoegde gezagsorganen hebben gemaakt
over de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, met inachtneming van de wet gelijke behandeling op
grond van handicap of chronische ziekte.
De beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning behoeven en de daarmee samenhangende bekostiging.
De procedure en criteria voor de plaatsing van leerlingen op speciale scholen voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband en op scholen voor speciaal onderwijs en speciaal
en voortgezet speciaal onderwijs, de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het basisonderwijs van leerlingen van scholen voor speciaal
onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor wie de periode waarop de
toelaatbaarheidsverklaring is verstreken.
Overal waar in deze publicatie de term ouders wordt gebruikt, wordt bedoeld ouders/verzorgers. In verband met de
leesbaarheid is gekozen voor het gebruik van het woord ‘ouders.’
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
4
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
De manier waarop ouders worden geïnformeerd over de wijze waarop de ondersteuning
voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte in het samenwerkingsverband is ingericht.
De wijze van samenwerking en afstemming met de (landelijke) voorziening(en) voor cluster
1 en 2.
De procedure en het beleid over terug- en overplaatsing van leerlingen bij wie de toelaatbaarheidsverklaring is verstreken.
De afspraken over de basisondersteuning.
De wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen is in de
overdracht van de bekostiging voor materiële instandhouding in specifieke situaties.
De wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen is in de
overdracht van de bekostiging van personeelskosten in specifieke situaties.
De wijze waarop in samenwerking met ketenpartners de multidisciplinaire beoordeling en
integrale indicering en aanpak vorm krijgen op schoolniveau en op het niveau van het samenwerkingsverband.
De afspraken tussen en binnen de samenwerkingsverbanden po en vo omtrent een effectieve overdracht van leerlingen naar een andere sector, school of opleiding.
Artikel 85 lid, Wet Passend Onderwijs
Overdracht van bekostiging personeelskosten aan scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs
1. Indien op het overeenkomstig artikel 17a, achtste lid, onderdeel g, vastgestelde peildatum
het aantal leerlingen dat door het samenwerkingsverband toelaatbaar is verklaard tot het
voortgezet speciaal onderwijs en is ingeschreven op scholen voor voortgezet speciaal
onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de wet op de expertisecentra, voor zover het betreft het daaraan verzorgde
voortgezet speciaal onderwijs, meer bedraagt dan op 1 oktober daaraan voorafgaand,
draagt het samenwerkingsverband voor het verschil per leerling een bedrag over aan de
school waar de leerling is ingeschreven. Het in de eerste volzin bedoelde bedrag is afhankelijk van de in de toelaatbaarheidsverklaring opgenomen ondersteuningsbehoefte
van de leerling en komt overeen met één van de normbedragen die bij ministeriële regeling worden vastgesteld.
2. De overdracht op grond van het eerste lid heeft betrekking op het schooljaar dat volgt op
de in het eerste lid bedoelde peildatum.
3. Indien de in artikel 85b, eerste lid, bedoelde bekostiging niet voldoende is om daaruit de
verplichtingen, bedoeld in dit artikel na te komen, dragen alle scholen en scholen voor
voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs behorend tot
cluster 3 en 4, bedoeld in de wet op de expertisecentra, voor zover het betreft het daaraan
verzorgde voortgezet speciaal onderwijs, waarvan één of meer vestigingen zijn gelegen in
het gebied van het samenwerkingsverband, de ontbrekende bekostiging over aan het samenwerkingsverband. Het aandeel van de onderscheiden scholen en scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in de eerste volzin, wordt bepaald overeenkomstig de regeling die daarvoor op grond van artikel
17a, achtste lid, onderdeel h, in het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband is
opgenomen.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
5
2.
Format inhoudsopgave ondersteuningsplan en handreiking
Op basis van de wet passend onderwijs en het referentiekader wordt uitgegaan van de
volgende hoofdstukindeling voor het ondersteuningsplan. Het gaat dan om 12 hoofdstukken,
die voorafgegaan worden door een voorwoord en worden afgesloten met een aantal bijlagen.
Voorwoord ondersteuningsplan
De volgende onderwerpen komen minimaal aan de orde in het voorwoord:
de tot standkoming van het plan en gevolgde werkwijze;
refereren aan wet passend onderwijs en het referentiekader passend onderwijs;
de opbouw van het ondersteuningsplan;
dd-mm-jjjj het op overeenstemminggericht overleg met de gemeente en het resultaat
daarvan;
dd-mm-jjjj het overleg met de ondersteuningsplanraad en het resultaat daarvan;
dd-mm-jjjj het overleg van het bestuur van het samenwerkingsverband en het resultaat
daarvan;
looptijd van het plan met keuze voor periode van vier jaar of korter;
indien er sprake is van een activiteitenplan aangeven wat de bedoeling is en hoe lang
de looptijd daarvan is en de afspraken over evaluatie en bijstelling;
verwijzing naar de begroting en het financieel beleid van het samenwerkingsverband;
dankwoord aan betrokkenen;
ondertekening door voorzitter van het bestuur van het samenwerkingsverband.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
6
Hoofdstuk 1 Waar gaan we voor?
Uitgangspunten, visie, doelstellingen en ambitie
1. Wat zegt de wet?
In artikel 17a, lid 2 wordt het volgende doel omschreven:
Het samenwerkingsverband stelt zich ten doel een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen, bedoeld in de vorige volzin, te realiseren en wel
zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs
krijgen. In dit hoofdstuk heeft het bestuur de kans om de visie te beschrijven van het samenwerkingsverband over passend onderwijs. In aansluiting op de doelen van de wet passend
onderwijs geeft het hier een invulling van de eigen visie en het eigen perspectief voor het onderwijs in het algemeen en voor leerlingen met specifieke ondersteuningsvragen in het bijzonder.
2. Samenwerking en verbinding als kracht van het samenwerkingsverband
In dit deel van hoofdstuk 1 aandacht geven aan de kwaliteit van het samenwerken en het belang
van een goede verbinding tussen de scholen, de instellingen voor jeugdhulp2 en de gemeente(n).
De opdracht om zorg te dragen voor onderwijs op maat en voor iedere leerling een passende
onderwijsplaats is zo groot dat samenwerking noodzakelijk is. Een belangrijk kenmerk van die
samenwerking is een integrale en interdisciplinaire benadering, waarbij rekening wordt gehouden
met ieders verantwoordelijkheid. Meer nog dan voorheen zijn we daarbij wel gericht op een gerichte inzet van expertise, kwaliteit en op het bereiken van resultaten
In dit hoofdstuk is ook aandacht voor de samenwerking van het voortgezet onderwijs, met het
voortgezet speciaal onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en het primair onderwijs. Die
samenwerking levert alleen maar meerwaarde op en stimuleert het leveren van kwaliteit van het
onderwijs.
In het hoofdstuk over de visie, de koers en ambitie het belang onderkennen van de samenwerking tussen het regulier voortgezet onderwijs (vo) en het voortgezet speciaal onderwijs (vso). We
moeten aan geven dat er sprake is van een nieuw samenwerkingsverband van het regulier én
het voortgezet speciaal onderwijs. In gezamenlijkheid krijgen wij de taakstelling zorg te dragen
voor een dekkende ondersteuningsstructuur.
Daarbij moet ook gedacht worden aan leerlingen die scholen voor vso bezoeken waarvan het
bestuur niet toegetreden is tot het bestuur van het samenwerkingsverband.
Voor zowel het vo als het vso geldt dat wij beide in de afgelopen jaren ervaringen hebben opgebouwd in het omgaan en begeleiden van jongeren met complexe hulpvragen. Voor wat betreft
het vso geldt dat zij uitgebreide ervaringen hebben opgedaan met problemen als: EMG, zmo(l)ken zmlk leerlingen, ernstige psychiatrische problemen e.d. Het gaat dan om kennis die, dankzij
de nieuwe samenwerkingsverbanden, breed ingezet kan worden ten behoeve van het regulier
onderwijs.
2
Het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Voortgezet Onderwijs zal in de toekomst met veel instellingen gaan
samenwerken en afspraken maken over die samenwerking. De basis van die afspraken wordt gemaakt in het op
overeenstemming gerichte overleg met de colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten. Het
gaat dan om alle huidige voorzieningen voor ondersteuning aan jeugdigen (en/of gezinnen), zoals deze straks door
de gemeenten worden georganiseerd. Het betreft dan de huidige wmo, het maatschappelijk werk, de jeugdgezondheidszorg, de leerplicht, de jeugdzorg, jeugd-ggz, de zorg voor de licht verstandelijk gehandicapten e.d. In deze
publicatie hanteren wij voor al deze instellingen de term ‘jeugdhulp.’
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
7
De inzet van de expertise van het vso kan in het nieuwe samenwerkingsverband een meerwaarde zijn en kan in het bijzonder een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de onderwijszorgarrangementen die nodig zijn in verband met de één kind – één plan benadering.
De laatste maanden is er veel aandacht voor de positie van leraren in het kader van passend
onderwijs. In dat verband wordt ook gewezen op de kracht van leraren om vooral preventief te
werken en goed te kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen. Ook bij de realisatie daarvan kan het vso een belangrijke bijdrage leveren.
Als het gaat om visie en koers gaat het ook over de toekomst. We weten allemaal dat per 1 augustus 2015 een aantal ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de jeugdhulp. In combinatie
met de transitie van de jeugdzorg hebben we ook te maken met een bezuiniging op een aantal
voorzieningen. Deze gaan ook een aantal voorzieningen raken die vooral gebruikt worden door
het vso.
3. Thema’s
Denk aan onderwerpen als: talentontwikkeling van alle leerlingen, een passend onderwijsaanbod
aan alle leerlingen, gezamenlijke verantwoordelijkheid van besturen voor schoolloopbaan van
alle leerlingen, de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de zorgplicht, samenwerken in en
om de school, versterken van de kwaliteit van het primaire proces en de leraar, versterken van
de positie van de ouders.
4. Samenvattend: de kernelementen van de visie van het samenwerkingsverband
Denk aan onderwerpen als:
verbinden van scholen op basis van wederzijds vertrouwen;
dekkende zorgstructuur realiseren en de bestuurlijke afspraken over de zorgplicht;
gezamenlijke verantwoordelijkheid voor leerlingstromen;
geen kind tussen wal en schip;
ieder kind op de juiste plaats;
alle leerlingen naar school en geen thuiszitters;
samenwerking met samenwerkingsverband primair onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs in verband met continuïteit en doorgaande lijnen;
samenwerken met cluster 1 en 2;
samenwerking met partners als gemeenten en instellingen voor jeugdhulp;
resultaatgericht werken, kwaliteitsbeleid zoals bijvoorbeeld de plan-do-check- act- cyclus
(pdca).
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
8
Hoofdstuk 2 Hoe gaan we het doen?
Organisatie van het Samenwerkingsverband
1.
-
Wat zegt de wet?
In artikel 17a, lid 4 wordt in ieder geval de verplichting van een rechtsvorm aangegeven.
In artikel 17a, lid 2 en lid 5 wordt aangegeven welke bevoegde gezagen deelnemen of
kunnen deelnemen aan een samenwerkingsverband. Daarnaast bevat de wet een aantal
artikelen, dat impliciet een beroep doet op de organisatiekwaliteit van het samenwerkingsverband.
2. Visie op de organisatie
In dit hoofdstuk worden die onderwerpen beschreven die samenhangen met de organisatie van
het samenwerkingsverband. Tevens is er ruimte voor een schets van de visie van het samenwerkingsverband over de organisatie en de werkwijze in de toekomst.
Denk aan begrippen als korte lijnen, betrokkenheid bij besluitvorming, draagvlak binnen en buiten
het onderwijs en transparantie. Maar ook vragen als ‘hoe gaan we met elkaar om, hoe overleggen we en welke afspraken en spelregels hanteren we daarbij’ kunnen aan de orde komen.
3. Aandachtspunten
Denk aan de volgende punten in dit hoofdstuk:
overzicht van bevoegde gezagen en scholen, waaronder ook begrepen bevoegde
gezagen die participeren omdat leerlingen uit deze regio een school buiten de regio
bezoeken;
bestuursvorm (stichting, vereniging, coöperatie) of anders;
verwijzing naar statuten, reglementen e.d. (datum van passeren akte);
bestuurlijke uitgangspunten en afspraken (o.a. governance, toezicht en bestuur, werkprincipes als korte lijnen, transparantie, borgen van afspraken, betrokkenheid, kwaliteit, relaties
naar de ondersteuningsplanraad, naar de scholen, de medezeggenschap, de ouders en de
leraren);
besluitvormingsprocedures (op basis van onderbouwde stemverhoudingen) met mogelijk een
onderscheiding naar onderwerpen;
relaties naar de kernpartners van het samenwerkingsverband en de regionale netwerkpositie
van het samenwerkingsverband (bestuurlijk voortgangsoverleg met gemeenten, het op overeenstemming gericht overleg, het beleidsoverleg met instellingen voor jeugdhulp e.d.);
overlegstructuren (bestuur SWV, stuur- en overleggroepen, directies scholen, bestuurlijke
relaties en werkrelaties met cluster 1 en 2;
netwerken voor zorgcoöordinatoren e.d.;
dagelijkse leiding en managementstatuut en verantwoordelijkheden;
werken in en voor het samenwerkingsverband (personeel in dienst van rechtspersoon of niet,
en hoe dan geregeld);
indien personeel in dienst dan afspraken over medezeggenschap;
organigram en toelichting (een samenvattend schema met de positionering van de bevoegde
gezagen, de scholen). In een organigram, indien van toepassing, personeelszorg en (financiële) administratie en positioneren van eventuele vestigingsdirecteuren mogelijk op de bovenschoolse voorzieningen.
Eventueel de opname in bijlagen van statuten, managementstatuut, taakomschrijvingen e.d.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
9
Hoofdstuk 3 De regio in beeld
Het samenwerkingsverband in de regio
1. Wat zegt de wet?
Er is geen artikel in de wet dat een fundament geeft aan dit hoofdstuk. Maar voor de beleidsbepaling in de komende jaren zijn de gegevens in dit hoofdstuk van groot belang.
Er wordt immers gefocust op een gedecentraliseerd beleid dat direct aansluit bij de ondersteuningsstructuur in de regio.
Het verplichte op overeenstemming gerichte overleg met de gemeente(n) in artikel 17a, lid 9
geeft ook die regionale verbinding weer. In artikel 17b wordt aangegeven dat in verband met
de begeleiding van leerlingen die extra ondersteuning ontvangen in overleg getreden worden
met instellingen voor jeugdhulp.
2. Aandachtspunten
Het gaat in dit hoofdstuk dus om een korte schets van de meer specifieke onderwijssituatie in
de regio en het aangeven van specifieke kenmerken van de regio. Het hoofdstuk wint aan kracht
wanneer het onderbouwd kan worden met kwantitatieve gegevens over de regio. Het gaat dan
om de volgende onderwerpen:
deelname aan vso, pro, vmbo (met leerwegondersteuning), havo en vwo en percentages in
relatie tot landelijk gemiddelde;
leerlingen die staan ingeschreven op vso cluster 1 en 2 en leerlingen cluster 1 en 2 die staan
ingeschreven op scholen van het samenwerkingsverband;
deelname in speciale voorzieningen als OPDC nieuwe stijl (voormalig OPDC, rebound, Op
de Rails en Herstart);
aantallen rugzakken (cluster 1, 2, 3 en 4);
overzicht van de leerlingstromen (overgang naar vso, vmbo/lwoo en pro en deelname aan
OPDC nieuwe stijl);
aantal thuiszittende leerlingen (in overleg met de scholen en de afdelingen leerplicht);
overzicht van leerlingen die gebruik maken van regionaal zorgbudget;
inzicht in de aantallen leerlingen en de diversiteit aan problematiek vanuit meerdere leefgebieden (de bespreking van deze leerlingen in de ZAT’s biedt hiervoor een indicatie);
indien beschikbaar; kwantitatieve gegevens van andere instellingen en flankerend beleid
zoals: gegevens voortijdig schoolverlaten, jongeren in de jeugdzorg, gerealiseerde en lopende onderwijs-zorgarrangementen e.d.
Voorbeelden van samenwerkingsverbanden
Hieronder de links naar twee documenten van twee samenwerkingsverbanden die de
afgelopen jaren een traditie hebben opgebouwd in het verzamelen van data:
SWV VO De Meierij: http://www.de-meierij.nl/ (Jaarverslag 2012).
SWV VO Noord Kennemerland: www.SWVnoord-kennemerland.nl/index.php/documentenSWV/64-jaarverslagen-samenwerkingsverband (via deze link kunt u naar het Jaarverslag
2011-2012).
Een samenwerkingsverband moet inzicht hebben in de huidige leerlingstromen. Dat zicht moet
zowel betrekking hebben op het voortgezet als op het voortgezet speciaal onderwijs. Het gaat
ook om de leerlingen die buiten het samenwerkingsverband naar een school voor vso gaan.
Het in kaart brengen en het benadrukken van het verzamelen van kwantitatieve gegevens is een
aspect dat samenhangt met decentraal werken. Meten is weten!
Een tot nu toe veronachtzaamde leerlingenstroom zijn de leerplichtige leerlingen met een ontheffing. Waarom moeten we deze leerlingen in beeld hebben? Deze leerlingen nemen niet deel aan
onderwijs en zijn thuiszitters. De verwachting is dat de gemeente deze problematiek in zal brenHandreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
10
gen in het OOGO. Ook zijn er leerlingen met een volledige leerplichtontheffing die dagbesteding
volgen. Ook deze groep zullen we in beeld moeten hebben Als dagbesteding bekostigd gaat
worden door de Gemeente en als het jongeren betreft die straks wellicht geen Wajong meer zullen krijgen in het kader van de Participatiewet, dan komen ze mogelijk alsnog naar onderwijs.
M.a.w. alle jongeren in de regio in de leerplichtige leeftijd moeten we in beeld krijgen.
Er zijn raakvlakken tussen de wet WLZ (Wet Langdurig Zorg) als vervanger van een deel van de
AWBZ) en het onderwijs. Het gaat hierbij om de groep zwaar gehandicapte kinderen die in de
WLZ echt komen en onderwijs volgen. Zie ook de richtlijn EMB Ernstig Meervoudig Beperkte leerlingen, zoals die aan de samenwerkingsverbanden is aangeboden.
Hieronder de link naar de richtlijn EMB leerlingen:
http://www.passendonderwijs.nl/toolkit/richtlijn-toelaatbaarheid-emb-leerlingen-tot-het-so/
De regering vindt het wenselijk dat deze leerlingen, als zij dit aankunnen, in plaats van alleen
zorg en dagbesteding ook (enkele dagdelen) onderwijs kunnen volgen. Omdat er vanuit de WLZ
geen onderwijs of onderwijsondersteuning wordt geleverd zoals scholen die bieden, kunnen deze
leerlingen naast de zorg uit de WLZ ook gebruikmaken van deze faciliteiten uit het onderwijs.
Hier ligt o.i. een taak voor het samenwerkingsverband.
Als ouders ervoor kiezen om hun kind volledig onderwijs te laten volgen, kan aanvullende financiering ten behoeve van zorg (om het onderwijs mogelijk te maken) uit de WLZ bekostigd worden, óf uit de dagbestedingsmiddelen van de Gemeente, als het gaat om leerlingen die niet in de
definitie van de WLZ vallen.
Bij het in kaart brengen van leerlingen in een regio is het ook van belang aandacht te geven aan
leerlingen in residentiële en justitiële instellingen. Voor de taken hierin voor het samenwerkingsverband verwijzen wij naar hoofdstuk 5.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
11
Hoofdstuk 4 Maatregelen ter ondersteuning
Schoolondersteuningsprofielen op de scholen
1. Wat zegt de wet?
De wet passend onderwijs geeft aan dat iedere school een schoolondersteuningsprofiel moet
hebben. Daarin geeft de school aan welke maatregelen genomen worden voor leerlingen die
extra ondersteuning behoeven (artikel 1, lid 2). Het profiel wordt voor een periode van vier
jaar vastgesteld door het bevoegd gezag. De medezeggenschapsraad heeft een adviesrecht
bij de vaststelling.
2. Aandachtspunten
Het werken met schoolondersteuningsprofielen is een bijzondere situatie. Scholen wordt gevraagd om aan te geven welke activiteiten zij verrichten in het belang van de schoolloopbaan
van leerlingen. De wetgeving is in feite redelijk sober over de doelstellingen en ambities van het
profiel, maar andere documenten (o.a. het referentiekader) leggen vooral een relatie naar de uitvoering van de zorgplicht, de communicatie tussen scholen onderling en met ouders en naar de
versterking van de positie van de leraar in passend onderwijs.
Voor de komende jaren is het van belang een relatie te leggen tussen de positie van de leraar
en de verdere ontwikkeling van het schoolondersteuningsprofiel. Voor het realiseren van de
doelstellingen van passend onderwijs op de werkvloer is zowel de inzet van leraren onmisbaar
als een schoolondersteuningsprofiel dat aangeeft hoe er binnen deze school wordt omgegaan
met verschillen tussen leerlingen.
Het is de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag en de schoolleiding om te werken aan de
versterking van de professionaliteit van de leraar. Ook het samenwerkingsverband heeft hier een
taak in en kan een aanbod van professionalisering van leraren in het ondersteuningsplan opnemen.
In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan de orde:
begripsomschrijving van ondersteuning op de scholen (basisondersteuning en extra ondersteuning);
betekenis van de doelstellingen van passend onderwijs voor de deelnemende scholen;
betekenis van het schoolondersteuningsprofiel ten aanzien van de zorgplicht voor de
scholen, het aannamebeleid e.d.;
algemene beschrijving van de relatie tussen school en samenwerkingsverband;
schematische weergave van de resultaten van de schoolondersteuningsprofielen; wat is
de kern van het aanbod van de scholen in onze regio;
vaststellen kwaliteitsniveau en indicatoren in het samenwerkingsverband en conclusies
schoolondersteuningsprofielen over basisondersteuning in verband met dekkende ondersteuningsstructuur;
afspraken tussen scholen en samenwerkingsverband over bijstellingen en verdere
ontwikkeling;
de wijze waarop de verbinding met partnerinstellingen ten behoeve van de basisondersteuning wordt vormgegeven;3
scholing en professionalisering leraren;
3
De partnerinstellingen jeugdhulp dragen bij aan de basisondersteuning van de scholen in het samenwerkingsverband door ondersteuning bij de signalering en door de versterking van de preventie. Verder leveren zij een
bijdrage aan de vormgeving van integrale ondersteuningstrajecten. Een effectieve verbinding met partnerinstellingen betekent dat de mogelijkheden van de basisondersteuning van de school vergroot worden.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
12
-
kwaliteitszorgafspraken over indicatoren, monitoring, auditing, waarbij o.a. de inspectierichtlijnen als parameters gebruikt kunnen worden (thuiszitters, in-, door- en uitstroom,
klachtenprocedures, aantal ontwikkelingsperspectieven).
3. Relatie tussen schoolondersteuningsprofiel en samenwerkingsverband
Het samenwerkingsverband heeft m.b.t. de schoolondersteuningsprofielen, die op alle scholen
aan de orde zijn, een inventariserende, stimulerende, faciliterende, en toezichthoudende taak.
In de uitwerking op blz. 27 wordt hier verder op ingegaan.
Een uitwerking van dit hoofdstuk is opgenomen in deel B
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
13
Hoofdstuk 5 Wanneer extra ondersteuning nodig is?
Toewijzing van ondersteuning
1. Wat zegt de wet?
In de wet passend onderwijs wordt op diverse plaatsen gewezen op de inzet van extra ondersteuning.
Doelomschrijving
In de doelomschrijving van een samenwerkingsverband gaat het om het volgende, het
samenwerkingsverband stelt zich ten doel een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen te realiseren en wel zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen (artikel 17a, lid 2).
Ondersteuningsplan
In het ondersteuningsplan moet aangegeven worden hoe de beoogde en bereikte kwalitatieve
en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning behoeven
zijn bereikt tezamen met de daarmee samenhangende bekostiging (artikel 17a, lid 8).
Begeleiding van leerlingen
Bij de begeleiding van leerlingen die extra ondersteuning behoeven, treedt zo nodig het bevoegd
gezag in overleg met overige instellingen (instelling wet jeugdzorg, uitvoering wet publieke
gezondheid, wet maatschappelijke ondersteuning, wet maatschappelijke ondersteuning of zorgaanbieder die geneeskundige geestelijke gezondheidszorg levert krachtens de zorgverzekeringswet, artikel 17b).
Ontwikkelingsperspectief
Het werken met het ontwikkelingsperspectief, dat is vastgesteld na op overeenstemming gericht
overleg is gevoerd met de ouders (artikel 26; dit te onderscheiden van OOGO met de gemeenten).
Opmerking
In de uitwerking van dit hoofdstuk 5 in deel B staat het vrijwel volledige overzicht van de
wetsartikelen die samenhangen met de inzet van extra ondersteuning (zie blz.29 en 30).
2.
Aandachtspunten
Wat is extra ondersteuning?
Leerlingen voor wie de basisondersteuning niet voldoende is komen in aanmerking voor extra
ondersteuning. Dit kan in de vorm van de inzet van extra middelen of ondersteuning, bovenschoolse voorzieningen in het samenwerkingsverband, het vso of de geïndiceerde jeugdhulpverlening.
Visie van samenwerkingsverband op extra ondersteuning op de korte en op de langere termijn
Het gaat in het bijzonder om onderwerpen als vroegsignalering, planmatig handelen, handelingsgericht werken, integraal handelen, samenwerking met instellingen jeugdhulp, de inzet van middelen e.d. en hangt o.a. samen met keuzes voor het werken met een van de drie modellen of
combinaties van modellen (schoolmodel, expertisemodel, leerlingmodel). Zie Referentiekader
Passend Onderwijs, januari 2013.
Integraliteit in de aanpak
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
14
Het gaat daarbij om een blik die gericht is op de drie werelden: de thuissituatie, de school en de
vrije tijd. Om een dergelijke integrale benadering te kunnen realiseren is een samenwerking met
ouders en partners uit zorg en welzijn noodzakelijk.
Maatregelen in de scholen
In de scholen worden veel maatregelen genomen die bestempeld kunnen worden als extra
ondersteuning. Een deel van deze maatregelen kan gefinancierd worden vanuit het samenwerkingsverband. De maatregelen lopen uiteen van sterk individueel gerichte maatwerktrajecten tot georganiseerde orthopedagogische time-outs (zoals trajectgroepen). Scholen
hebben het palet aan extra ondersteuning vergroot en geprofessionaliseerd. Daardoor kunnen
veel scholen beschikken over een aanzienlijke hoeveelheid expertise.
3. Toeleiding extra ondersteuning
Er moeten binnen de school en het samenwerkingsverband procedures ontwikkeld worden voor
de toeleiding van leerlingen die in aanmerking komen voor extra ondersteuning. Het gaat hier om
commissies als een permanente commissie leerlingenzorg (PCL), schakelloket, toewijzingscommissie ed. De wet passend onderwijs spreekt in deze overigens van een PCL (artikel 17a, lid 6).
In het ondersteuningsplan wordt verwacht dat een typering van doelgroep wordt gegeven, die in
aanmerking komt voor extra ondersteuning. Daarbij rekening houdend met huidig beleid (denk
aan voormalige rugzakleerlingen, onder- en zij-instromers, leerlingen in crisissituaties, leerlingen
uit detentie of 24-uurs zorginstelling).
Van belang is een korte beschrijving van de werkwijze, procedures, besluitvorming en samenstelling van die commissies. Deze bevat ook de wijze waarop ouders geïnformeerd worden over
de ondersteuningsmogelijkheden aan de leerlingen en de onafhankelijke ondersteuningsmogelijkheden voor ouders (eis conform het ondersteuningsplan).
Verwijzing naar bijlagen met samenstelling, reglementen e.d.
4. Werken met ontwikkelingsperspectief
In het kader van het werken met een ontwikkelingsperspectief gaat het om een effectieve opzet
van het document, een goede communicatie met ouders, heldere afspraken over de inzet van
middelen, personele ondersteuning en toezicht op de uitvoering, afspraken over de inzet, verantwoording en evaluatie. In de uitwerking in deel B wordt hier uitvoerig op teruggekomen (blz. 32).
5. Toelaatbaarheidsverklaring voortgezet speciaal onderwijs
Extra ondersteuning in de vorm van een toelaatbaarheidsverklaring vso (TLV) bestaat uit:
- besluitvorming binnen samenwerkingsverband;
- de diverse routes naar de toelaatbaarheidsverklaring (overgang po-vo, so-vo en tijdens vo);
- dossieropbouw en administratieve route;
- onderdelen van het besluit van de commissie (indien positief: categorie vaststelling en duur
van de verklaring);
- procedures van beroep en bezwaar.
Daarnaast wordt de beëindiging van de duur of inhoudelijke noodzaak van de toelaatbaarheidsverklaring en procedure verlenging aangegeven.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
15
6.
Aanvullende regelingen op basis van wetgeving (o.a. naar aanleiding van tweede
voortgangsrapportage d.d. juni 2013)4
Het gaat om registratie van leerlingen die extra ondersteuning krijgen en waarvoor een ontwikkelingsperspectief wordt opgesteld. Deze gegevens moeten worden opgenomen in BRON (basisregistratie onderwijsnummer).
Het samenwerkingsverband is bevoegd zonder toestemming van degene die het betreft persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid als bedoeld in artikel 16 van de wet bescherming persoonsgegevens te verwerken met betrekking tot leerlingen, voor zover dit noodzakelijk is
voor de uitoefening van de taken, bedoeld in het zesde lid, onderdelen b tot en met d (toewijzen
van ondersteuningsmiddelen). Het samenwerkingsverband verstrekt de gegevens, bedoeld in de
eerste volzin, niet aan derden, met uitzondering van het bevoegd gezag van de school waar de
desbetreffende leerling is aangemeld of ingeschreven. Het samenwerkingsverband bewaart de
gegevens op een plaats die uitsluitend toegankelijk is voor het samenwerkingsverband en de
deskundigen, bedoeld in het twaalfde lid (besluitvormers over toelaatbaarheid). Het samenwerkingsverband bewaart de gegevens tot drie jaar na afloop van:
de beoordeling van de toelaatbaarheid van de leerling tot het voortgezet speciaal onderwijs;
de advisering over de ondersteuningsbehoefte van de leerling aan het bevoegd gezag van
de school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
de toewijzing van ondersteuningsmiddelen of ondersteuningsvoorzieningen aan de school,
voor zover het voor die toewijzing nodig was gegevens van de leerling als bedoeld in de eerste volzin te verwerken.
Een uitwerking van dit hoofdstuk is opgenomen in deel B
4
http://www.passendonderwijs.nl/nieuws/tweede-voortgangsrapportage-naar-de-tweede-en-eerste-kamer/
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
16
Hoofdstuk 6 Tijdelijk op een ander spoor
Orthopedagogisch Didactisch Centrum in het samenwerkingsverband
1.
Wat zegt de wet?
In de wet passend onderwijs biedt artikel 17a, lid 10a de mogelijkheid onder verantwoordelijkheid
van een samenwerkingsverband voortgezet onderwijs een Orthopedagogisch Didactisch Centrum in te richten (OPDC).
In december 2012 verscheen: ‘Een passend onderwijsprogramma voor alle leerlingen in het
voortgezet onderwijs’ (ministerie OCW) met daarin nadere uitwerkingen. In deze brochure wordt
de mogelijkheid geboden aan besturen van samenwerkingsverbanden een OPDC nieuwe stijl
in te richten (http://www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2012/12/Brochure-Eenpassend-onderwijsprogramma-voor-alle-leerlingen-in-het-voortgezet-onderwijs.pdf). Die voorziening kan dan een continuering zijn van OPDC-oude stijl of de huidige projecten als rebound, Op
de Rails en Herstart.5
2. Aandachtspunten
Indien het bestuur van het samenwerkingsverband kiest voor een bovenschoolse voorziening
en met een geïntegreerde voortzetting van projecten als rebound, Op de Rails en Herstart, dan
kunnen onderstaande aandachtspunten daarvoor gebruikt worden:
visie, perspectief op en doelstellingen van de voorziening;
beschrijving van de doelgroep;
procedures voor toeleiding, aanmelding, besluitvorming over plaatsing en de betrokkenen
bij die besluitvorming;
overzicht van het programma en de activiteiten;
integraliteit van de aanpak;
afspraken over communicatie tussen de voorziening en de school van herkomst;
werken met een ontwikkelingsperspectief (verwachte uitstroomniveau en overzicht van de
uit te voeren activiteiten);
uitvoerende functionarissen (overzicht personeel, competenties, taken, aard van rechtspositionele aanstelling);
inzet van ambulante begeleidingsmogelijkheden;
organisatie en verantwoordelijkheden (leidinggeven, aansturing, overlegstructuur);
kwaliteitsbeleid en – bewaking, waaronder ook de monitoring van de leerlingstromen;
inzet van middelen.
3. Verbreding van het OPDC
Het is mogelijk om uit te gaan van een bredere functie van het OPDC. Naast de opvang en
begeleiding van leerlingen wordt aan het OPDC ook de taakstelling van professionalisering
verbonden. Bij de uitvoering van die brede taakstelling vanuit het OPDC is er sprake van een
gebundelde expertise die, onder regie van het samenwerkingsverband, ingezet wordt voor de
scholen ter versterking van het proces op de werkvloer.
We denken hierbij aan advisering op individueel leerlingenniveau, het coachen van leerlingen,
het begeleiden van klassen en groepen, dan wel consultatie, advisering aan en coaching van
individuele leraren en van teams van leraren. Uitvoering van deze taken kunnen gezien worden
in het licht van de versterking van de ondersteuningsstructuur van de school.
Een uitwerking van dit hoofdstuk is opgenomen in deel B
5
In aansluiting op die brochure is onder regie van het NJi een werkdocument samengesteld onder de titel: ‘Het
OPDC nieuwe stijl en vergelijkbare arrangementen.’ Deze publicatie verschijnt na de zomervakantie van 2013.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
17
Hoofdstuk 7 Bestaande voorzieningen herzien
Huidige en nieuwe positie leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs
1. Wat zegt de wet?
Er is van oudsher een intensieve relatie tussen het samenwerkingsverband en het vmbo met
leerwegondersteunend onderwijs en met het praktijkonderwijs (pro). Voor de uitvoering van de
taakstelling van het samenwerkingsverband was het immers van groot belang dat leerlingen met
complexe orthopedagogische en – didactische hulpvragen werden opgevangen in die voorzieningen. Ook was een samenwerkingsverband in de gelegenheid om leerlingen die geen beschikking hadden ontvangen van de RVC toch een aanvullende ondersteuning te geven vanuit het
regionaal zorgbudget. In de artikelen 10 e, 10f en 10g van de wet voortgezet onderwijs zijn de
regels opgenomen over het lwoo en het pro.
De brief d.d. 5 april 2013 over de ‘Hoofdlijnen voor lwoo en pro’ in de toekomst geeft aan dat het
budget lwoo en pro geïntegreerd gaat worden in het samenwerkingsverband passend onderwijs.
Op kamervragen over de positie van het pro heeft de staatsecretaris de uitspraken uit de “Hoofdlijnen” nog eens bevestigd ( brief 22 augustus 2013). Een en ander heeft consequenties voor de
inhoudelijke ontwikkeling van de scholen en voor de toelating van leerlingen.
Het is de bedoeling dat vanaf het schooljaar 2015-2016 de taakstelling van de RVC wordt overgenomen door de samenwerkingsverbanden.
Hierbij de link naar de brief d.d. 5 april 2013:
www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2013/04/Hoofdlijnenbrief.pdf
2. Aandachtspunten
In het ondersteuningsplan kunnen de volgende aandachtspunten worden beschreven:
beschrijving van de huidige betrokkenheid van het samenwerkingsverband bij vmbo/lwoo
en pro;
toekomst na 1 augustus 2016 en de inpassing in passend onderwijs en de overname van
taakstelling RVC door het samenwerkingsverband;
leerlingen met praktijkonderwijs beschikking in het vmbo (vangnet);
relatie van praktijkonderwijs met het zmlk;
leerlingstromen vmbo/lwoo en pro binnen het samenwerkingsverband;
werkprincipe: ‘geld volgt leerlingen’ voor zij-instromende leerlingen na leerjaar 1 die
instromen in vmbo/lwoo (werksituatie tot 1 augustus 2016);
voor leerlingen in het praktijkonderwijs geldt de verplichting dat er een ontwikkelingsperspectief moet zijn. Voor leerlingen in het vmbo met leerwegondersteuning is het vooralsnog niet duidelijk of deze verplichting ook voor deze leerlingen gaat gelden (stand van
zaken medio augustus 2013).
3. Bestuurlijke spanning
De verwachting is dat de nieuwe bekostigingssystematiek voor het vmbo/lwoo en het pro voor
bestuurlijke spanning gaat zorgen binnen het samenwerkingsverband. Immers voor het
vmbo/lwoo en pro gaat gelden dat er voor beide een splitsing plaatsvindt in de basisbekostiging
en de extra bekostiging. Het vmbo/lwoo kent deze splitsing al langer. De inzet van de gelden
worden in de situatie na 2016 onderwerp van breed bestuurlijk overleg, terwijl voorheen de
gelden toevielen aan de scholen die de leerlingen per 1 oktober op de teldatum gemeld hadden.
Een uitwerking van dit hoofdstuk is opgenomen in deel B
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
18
Hoofdstuk 8 Zonder ouders gaat het niet
Samenwerken met ouders
1. Wat zegt de wet?
Op tal van plaatsen wordt in de wet passend onderwijs aandacht besteed aan de rol en de
positie van ouders. In ieder geval komt dat in de volgende artikelen aan de orde:
in het ondersteuningsplan opnemen hoe ouders geïnformeerd worden over ondersteuningsmogelijkheden (artikel 17a, lid 8f);
op overeenstemming gericht overleg met ouders van leerlingen met ondersteuningsplan en
de jaarlijkse evaluatie met ouders (artikel 26, lid 1);
aanmelding en toelating van leerlingen en de positie van ouders (artikel 27, lid 2a en verder);
tijdelijk geschillencommissie toelating en verwijdering bij geschil tussen ouders en het
bevoegd gezag (artikel 27c, lid 2);
het samenwerkingsverband verstrekt van elk advies over de ondersteuningsbehoefte van
een leerling als bedoeld in het veertiende lid, afschrift aan de ouders (art.17a, lid 15);
ouders in de medezeggenschapsraad hebben adviesrecht met betrekking tot het schoolondersteuningsprofiel; ouders in de ondersteuningsplanraad hebben instemmingsrecht ten
aanzien van het ondersteuningsplan (wet medezeggenschap op scholen).
2. Uitgangspunten en visie
Een van de belangrijkste uitgangspunten van passend onderwijs is de versterking van de
samenwerking tussen school en ouders. In het bijzonder gaat het dan om ouders van leerlingen
met ondersteuningsvragen. Verwacht wordt dat dankzij de wet passend onderwijs en dan in het
bijzonder de zorgplicht ouders veel gerichter geadviseerd kunnen worden.
De scholen zijn verplicht de ouders te betrekken bij de opstelling en de uitvoering van het ontwikkelingsperspectief.
Het is de taak van alle scholen om ouders zo volledig mogelijk te informeren over de voortgang
van de vorderingen van de leerlingen en niet wanneer er pas problemen zijn. Verder besteden
alle scholen bijzondere aandacht aan de kwaliteit van de communicatie met de ouders. Die
kwaliteit wordt gewaarborgd door vertrouwen, respect en verbondenheid met de leerling.
3. Aandachtspunten
In het ondersteuningsplan gaat het om de uitwerking van o.a. de volgende onderwerpen:
zorgplicht;
aanmelding en toelating van leerlingen;
schoolondersteuningsprofiel en ontwikkelingsplan;
ontwikkelingsperspectief;
betrokkenheid ouders bij leerlingbespreking, zorg- en adviesteam en PCL;
bevorderen van vaardigheden en houding bij leraren;
gezamenlijke afspraken over benadering van ouders, wanneer er meerdere instellingen
in beeld zijn;
in geval van conflict en geschil.
Een uitwerking van dit hoofdstuk is opgenomen in deel B
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
19
Hoofdstuk 9 Onderdeel van een netwerk
Relatie met gemeenten, instellingen jeugdhulp en overige partners
1.
-
-
Wat zegt de wet?
In de wet passend onderwijs wordt in artikel 18a, lid 9 het volgende gesteld:
Het ondersteuningsplan wordt niet vastgesteld voordat over een concept van het plan
OOGO heeft plaatsgevonden met burgemeester en wethouders van de desbetreffende
gemeente of gemeenten en overleg heeft plaatsgevonden met het samenwerkingsverband,
bedoeld in artikel 17a, tweede lid, van de wet op het voortgezet onderwijs, waarvan het
gebied geheel of gedeeltelijk samenvalt met het gebied van het samenwerkingsverband. Het
overleg met burgemeester en wethouders vindt plaats overeenkomstig een procedure, vastgesteld door het samenwerkingsverband en burgemeester en wethouders van die gemeente
of gemeenten. De procedure bevat een voorziening voor het beslechten van geschillen.
In artikel 17b wordt ten aanzien van leerlingen die extra ondersteuning behoeven gesteld dat
het onderwijs gericht is op individuele begeleiding die is afgestemd op de behoeften van de
leerling. Zo nodig treedt het bevoegd gezag daarbij in overleg met een aantal instellingen
zoals instellingen uit de jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, maatschappelijke ondersteuning
of een zorgaanbieder.
2. Aandachtspunten
Inzet van het OOGO is de samenhang tussen het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband en de plannen in het kader van de jeugdhulp. Ook moet dit overleg gezien worden in de
taakstelling van de gemeentelijke overheid zorg te dragen voor een dekkende zorgstructuur en
alle leerlingen in beeld te hebben. Samenhang en afstemming tussen onderwijs en jeugdhulp is
daarbij ook van essentieel belang. Ook het artikel over het overleg met de instellingen voor
jeugdhulp onderstreept dat belang alleen maar.
Het samenwerkingsverband passend onderwijs is een belangrijk onderdeel in de educatieve
infrastructuur van ondersteuning en zorg in een regio. Het onderwijs neemt daarin een
bijzondere positie in. Centraal daarin staat de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de
schoolloopbaan van de leerling. Door de invoering van passend onderwijs komt daarbij de bijzondere verantwoordelijkheid zorg te dragen voor een passende plaats voor iedere leerling in
het onderwijs.
Algemeen is het besef gegroeid dat de school voor de uitvoering van haar taakstelling het niet
alleen kan en de ondersteuning nodig heeft van instellingen met expertise uit de jeugdhulp.
3. Onderdeel van een netwerk
De volgende aandachtspunten worden geformuleerd over de samenwerking met instellingen:
de regionale afspraken tussen onderwijs en jeugdhulp bij de basisondersteuning, bij de zorg
in en om de school en de inzet van extra ondersteuning en het OPDC (daarbij ook aangeven
welke specifieke taken er zijn betreffende het vso);
aard van deze afspraken, wijze van vastleggen en afspraken over evaluatie;
het onderscheid tussen preventie en interventie en het nadrukkelijk aangeven welke de
concrete bijdragen van de instellingen zijn (bijdrage vroegsignalering, leerlingbespreking,
voorlichting, uitvoering begeleidingstaken, scholing, professionalisering e.d.);
de één kind – één gezin – één plan – één regisseur aanpak in relatie tot de transitie jeugdzorg;
afspraken over evaluatie en kwaliteitszorg;
afspraken met die instellingen over de samenwerking en de werkzaamheden in verband met
versterking ondersteuningsstructuur, overlegstructuur e.d.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
20
4. Modelprocedure
De PO-raad, VO-raad en de VNG hebben een modelprocedure ontwikkeld voor het OOGO tussen samenwerkingsverbanden en gemeenten. Met de modelprocedure kunnen ze het OOGO op
een gestructureerde manier vormgeven. In de modelprocedure staat ook een geschillen-regeling.
De geschillenregeling is een vangnet voor als partijen er onderling niet uitkomen.
Tijdens het OOGO overleggen samenwerkingsverbanden en gemeenten over het ondersteuningsplan. In het ondersteuningsplan staat hoe het onderwijs de extra ondersteuning vormgeeft
voor leerlingen die dat nodig hebben en hoe het samenwerkingsverband de middelen verdeelt
over de schoolbesturen.
Samenwerkingsverbanden moeten er rekening mee houden dat tijdens de OOGO besprekingen
met de gemeenten onderwerpen aan bod komen die direct samenhangen met de transitie van de
jeugdzorg. Het gaat dan om meer dan uitsluitend de instellingen die uitvoering geven aan de
licht-curatieve en preventieve zorg. Denk daarbij aan de invoering van de WLZ (Wet Langdurige
Zorg), de Participatiewet e.d.
Bruikbare documenten en websites
De verbinding passend onderwijs en zorg voor jeugd.
http://www.vpo-handreiking.nl
Modelprocedure op overeenstemming gericht overleg
www.vng.nl/onderwerpenindex/onderwijs/passend-onderwijs/nieuws/modelprocedureOOGO-passend-onderwijs-beschikbaar
Geschillenregeling
http://www.onderwijsgeschillen.nl/passend-onderwijs/geschillencommissie-OOGO/
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
21
Hoofdstuk 10 We gaan voor kwaliteit
Kwaliteitszorg en –borging in het samenwerkingsverband
1.
-
Wat zegt de wet?
De inspectie zal m.b.t. de samenwerkingsverbanden toezicht houden op de uitvoering van
de taken van het samenwerkingsverband én de rechtmatige besteding van de middelen.
Het toezicht op het samenwerkingsverband richt zich op de invulling en uitvoering van het
ondersteuningsplan.
Toezicht op de verantwoording via jaarverslaggeving.
Het toezicht is, net zoals het toezicht op de scholen, risicogestuurd. Onderzoek vindt alleen
plaats indien een samenwerkingsverband in negatieve zin opvalt. In die gevallen doet de inspectie onderzoek en beoordeelt met behulp van een toezichtkader het samenwerkingsverband op zijn handelen en indien nodig start een interventietraject uiteenlopend van intensivering van het toezicht tot sanctionering door opschorten of inhouden van de bekostiging.
2. Aandachtspunten
Op basis van het toezichtkader gaat het om de volgende aandachtspunten voor het
ondersteuningsplan:
het belang onderschrijven van het systematisch verzamelen van data en de gemaakte
afspraken met de bevoegde gezagen over het verwerven van de gegevens;
belang onderschrijven van kwaliteitszorg en - borging in het samenwerkingsverband;
algemene afspraken vastleggen over kwaliteit en werkprocedures (o.a. pdca cyclus);
inspelen op het toezichtkader van de inspectie (zie de uitwerking in deel B, blz. 51);
het vaststellen van evaluatieprocedures en – termijnen;
het vaststellen van indicatoren van dit samenwerkingsverband (eigen ambities in combinatie met het toezichtkader van de inspectie);
samenstellen van financiële verantwoording en rapportages;
nalopen van afspraken over inzet van middelen, de verantwoording daarvan met een
overzicht van de bereikte resultaten en daarbij de bijzondere aandacht voor de relatie
met instellingen voor jeugdhulp;
op basis van de verdeelmodellen verstrekt het samenwerkingsverband aan de scholen
financiële middelen. De afspraken over de inzet en het verwachte rendement daarvan
worden geëvalueerd.
Daarmee vormen deze aandachtspunten en de eigen uitgangspunten de basis van het kwaliteitsbeleid van het samenwerkingsverband.
Een uitwerking van dit hoofdstuk is opgenomen in deel B
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
22
Hoofdstuk 11 In contact met…..
Communicatie
1. Wat zegt de wet?
In de wet passend onderwijs is geen artikel opgenomen waarin directe voorwaarden verbonden
zijn aan de inrichting van de communicatie. Uit een aantal artikelen kan wel worden afgeleid dat
in het nieuwe samenwerkingsverband passend onderwijs veel zorg en aandacht besteed moet
worden aan de kwaliteit van de communicatie. Vandaar dat een afzonderlijk hoofdstuk in het
ondersteuningsplan gewenst is.
2. Aandachtspunten
Het samenwerkingsverband positioneert zich in de komende jaren in een netwerk van scholen,
instellingen en gemeenten. Vastgesteld kan worden dat door het samenwerkingsverband veel
taken op meerdere terreinen uitgevoerd moeten worden en dat het samenwerkingsverband met
veel onderscheiden doelgroepen te maken heeft.
Om de communicatie met al deze groepen goed te laten verlaten verlopen, is een aantal beleidsuitspraken in algemene zin over communicatie van groot belang. Daarbij spelen de volgende
beleidsuitgangspunten een rol:
het samenwerkingsverband kenmerkt zich als een netwerkorganisatie, dat betekent dat er
veelvuldig contact is tussen alle partners van het verband;
er wordt gestreefd naar korte, open en transparante communicatielijnen, waarbij ook
gebruik gemaakt wordt van de digitale en sociale media;
de werkprincipes van good governance worden nagestreefd.
Het werkprincipe van good governance betekent zowel een verticale als een horizontale
verantwoording naar alle partners. Bij verticale verantwoording is dat gericht op de overheid
en bij horizontale verantwoording gaat dat in de richting van de bevoegde gezagen, de scholen,
de ouders, leerlingen, de instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening.
3. Inzet van diverse communicatiemiddelen
De inzet van communicatiemiddelen zijn het gevolg van een vastgesteld communicatiebeleid.
Dat beleid is de vertaling van bovenstaande uitgangspunten naar o.a. de inzet van middelen.
Hieronder de schets van enkele van die middelen.
Onderhouden van een website
Het samenwerkingsverband onderhoudt een website. Deze site heeft een aantal functies:
informeren: het geven van informatie over alle relevante ontwikkelingen inzake het samenwerkingsverband;
communiceren: het uitwisselen van informaties, verslagen, meningen en ervaringen;
ondersteuning bij administratieve processen: het gaat dan het gebruik van de website voor
aanmeldingen, indienen van verzoeken, inschrijven e.d.;
opiniëren: het bieden van een platform aan het verspreiden en delen van meningen;
delen van verbandsgebonden informatie: het gaat hier om een gesloten forum dat toegankelijk is voor een beperkte groep betrokkenen binnen het samenwerkingsverband met daarin
opgenomen verslagen van vergaderingen e.d.
Inzet van sociale media
Voor het doorgeven van snelle berichten, het attenderen op nieuwe ontwikkelingen, het opiniëren
en het bevorderen van onderlinge contacten kan een samenwerkingsverband gebruik maken van
sociale media als de twee bekende instrumenten twitter en facebook.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
23
Ook kan nog gewezen worden op het gebruik van Dropbox (een soort USB stick maar dan
online om documenten op te slaan en te delen) en Evernote (een digitaal knipselarchief, waarin
alles bewaard kan worden).
Communicatie via berichten, mededelingen e.d.
Het samenwerkingsverband verspreidt vaak berichten en mededelingen aan de diverse doelgroepen. Bedoeling hiervan is om deze doelgroepen te informeren over ontwikkelingen binnen
het samenwerkingsverband. Daarnaast wordt informatie verstrekt over landelijke en regionale
ontwikkelingen die betrekking hebben op onderwijs en zorg.
Beleidsdocumenten, rapportages e.d.
Regelmatig draagt het samenwerkingsverband zorg voor de ontwikkeling en verspreiding van
beleidsdocumenten, rapportages e.d. Door de wetgeving wordt verplicht om vierjaarlijks in ieder
geval het ondersteuningsplan samen te stellen. De praktijk zal zijn dat er aanmerkelijk meer
documenten samengesteld en verspreid worden.
Het samenwerkingsverband hanteert voor de ontwikkeling van de al deze documenten vooral
de gerichtheid op de doelgroep, leesbaarheid en toegankelijkheid als de belangrijkste uitgangspunten.
Verslaglegging; jaarverslag
Het samenwerkingsverband verzorgt jaarlijks een jaarverslag. Daarin wordt teruggeblikt op de
belangrijkste resultaten van dat jaar en wordt vanuit zowel een kwalitatieve als een kwantitatieve
blik gekeken naar alle activiteiten. Denk daarbij aan: overzicht van diverse typen van vergaderingen, scholingsactiviteiten, deelname van leerlingen aan voorzieningen, inzet van ondersteuningsmiddelen en vastgestelde effecten e.d.
Wanneer een samenwerkingsverband een monitoringbeleid voert en relevante data verzamelt,
is het jaarverslag de plek om daarin verslag te doen van die activiteiten. Denk daarbij aan gegevens als: in-, door- en uitstroom, registratie van thuiszitters, deelname aan voorzieningen als
OPDC nieuwe stijl, aantal leerlingen dat gebruik maakt van extra ondersteuning, aantal leerlingen
besproken in zorg- en adviesteam e.d.
Dienstverlening in communicatie
Het samenwerkingsverband vindt het belangrijk dat scholen en bevoegde gezagen op een
goede en efficiënte wijze communiceren met een aantal doelgroepen voor passend onderwijs.
Daarbij zijn vooral de ouders van groot belang. Deze moeten zowel geïnformeerd worden over
de algemene doelstellingen van passend onderwijs, de verschillen met vroeger als over een
aantal specifieke maatregelen in verband ondersteuning aan individuele leerlingen. De website
voorziet daarin door de plaatsing van een aantal documenten voor ouders.
Voorbeeld
Een voorbeeld van een dergelijke toolbox is te vinden op de site van het samenwerkings-verband
Passend Onderwijs Utrecht en Stichtse Vecht: http://www.sterkvo.nl/toolbox
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
24
Hoofdstuk 12 Het mag wat kosten
Financiën
1. Vooraf
In deel B de uitwerking is een uitgebreid hoofdstuk opgenomen over de financiële basis voor
het samenwerkingsverband. Het zijn ook de belangrijkste ingrediënten voor het bouwen van
de begroting (zie blz. 54).
In dit deel is de aandacht vooral gericht op de belangrijkste onderdelen van het financiële beleid.
2.
-
-
Aandachtspunten
Een goed zicht op de financiële startsituatie van het samenwerkingsverband en een overzicht van de financiën uit de ‘kengetallen’ van het ministerie.
Stand van zaken bij de start van het samenwerkingsverband per 1 augustus 2014.
Afspraken gemaakt over de overdracht van middelen voor zware ondersteuning die na de
jaarlijkse teldatum van 1 oktober instromen in het vso inclusief de afspraken die zijn gemaakt
over de overdracht van middelen aan het samenwerkingsverband door scholen bij een ontoereikend budget voor lichte ondersteuning.
Speerpunten voor de komende jaren ingezet in activiteitenplannen voorzien van budgetten,
waaronder ook begrepen de consequenties van de keuze voor een bepaald verdeelmodel
(school-, expertise- of leerlingmodel of combinaties daarvan).
Consequenties van het tripartite akkoord over personeelsleden samenwerkingsverband,
REC’s, ambulante begeleiders en functionarissen van scholen die werkten op basis van
middelen leerlinggebonden financiering.
Inzet van gemeenten en van flankerende beleidsstromen.
Consequenties vereveningsmaatregel voor de komende vijf jaar.
Reservering in verband met wijzigingen in leerlingstromen, bijvoorbeeld in de vorm van een
krimp van het aantal leerlingen of een groei van het aantal leerlingen naar het vso.
Artikel 125b wet voortgezet onderwijs over de overdracht van personeelsbekostiging aan
scholen voor so en vso en de regelgeving bekostiging lwoo en pro na 1 augustus 2016.
Het financieel beleid van het samenwerkingsverband en de opbouw van de begrotingen en
financieel jaarverslag, wijze van verrichten van betalingen, controle en verantwoording en
afspraken met de accountant.
Enkele actuele opmerkingen:
De mogelijkheid bestaat dat binnenkort de bekostiging voor de lichte ondersteuning wordt
berekend op basis van het totaal aantal leerlingen in het regulier voortgezet onderwijs.
Daarmee wordt de oude bekostigingssystematiek op basis van leerlingen in VMBO 3 en 4
losgelaten.
Met het akkoord over de onderwijsbegroting van 2014 is besloten dat de 50 miljoen bezuiniging op de lichte ondersteuningsmiddelen vooralsnog niet geëffectueerd worden. Nadere
mededelingen hieromtrent volgen.
Een uitwerking van dit hoofdstuk is opgenomen in deel B
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
25
Deel B
Uitwerking
Hoofdstuk 4 Maatregelen ter ondersteuning
Schoolondersteuningsprofielen op de scholen
Hoofdstuk 5 Wanneer extra ondersteuning nodig is
Toewijzen van ondersteuning
Hoofdstuk 6 Tijdelijk op een ander spoor
OPDC Nieuwe stijl in het samenwerkingsverband
Hoofdstuk 7 Bestaande voorzieningen herzien
Huidige en nieuwe positie van leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs
Hoofdstuk 8 Zonder ouders gaat het niet
Samenwerken met ouders
Hoofdstuk 9 Onderdeel van een netwerk
Relatie met gemeenten, instellingen jeugdhulp en overige partners
Hoofdstuk 10 We gaan voor kwaliteit
Kwaliteitszorg en –borging in het samenwerkingsverband
Hoofdstuk 12 Het mag wat kosten
Financiën in het samenwerkingsverband
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
26
Hoofdstuk 4 Maatregelen ter ondersteuning
Uitwerking: Schoolondersteuningsprofielen op de scholen
1. Wat zegt de wet?
De wet passend onderwijs geeft aan dat iedere school een schoolondersteuningsprofiel moet
hebben. Daarin geeft de school aan welke maatregelen genomen worden voor leerlingen die
extra ondersteuning behoeven (artikel 1, lid 2). Het profiel wordt voor een periode van vier jaar
vastgesteld door het bevoegd gezag. De medezeggenschapsraad van de school heeft een adviesrecht bij de vaststelling.
2. Nadere begripsomschrijving
De afgelopen jaren zijn diverse omschrijvingen in omloop geweest voor het schoolondersteuningsprofiel en de verschillende vormen van ondersteuning. We sluiten aan bij de tekst in het
Referentiekader Passend Onderwijs (versie januari 2013).
Basisondersteuning
Het door het samenwerkingsverband afgesproken geheel van preventieve en licht curatieve
interventies die binnen de ondersteuningsstructuur van de school – eventueel samen met
ketenpartners - planmatig en op een overeengekomen kwaliteitsniveau worden uitgevoerd.
Extra ondersteuning
Alle vormen van onderwijsondersteuning die de basisondersteuning overstijgen. Binnen de extra
ondersteuning kunnen verschillende typeringen voor het aanbod worden gebruikt, zoals breedteen diepteondersteuning, lichte en zware ondersteuning of een indeling in zwaartecategorieën.
Leerlingen voor wie de basisondersteuning niet voldoende is, komen in aanmerking voor extra
ondersteuning. Dit kan in de vorm van bovenschoolse voorzieningen in het samenwerkingsverband, het vso of de geïndiceerde jeugdhulpverlening. Er zijn veel soorten onderwijsarrangementen en voorzieningen mogelijk, eventueel in combinatie met instellingen voor jeugdhulp.
Inhoudelijk kader voor het schoolondersteuningsprofiel
In het kader van de realisering van de doelstellingen van passend onderwijs wordt van het
samenwerkingsverband de uitvoering van een aantal taken verwacht. In de afgelopen jaren is
daarover met de bevoegde gezagen en scholen uitgebreid gecommuniceerd. Het gaat om taken
die direct samenhangen met de taakstelling van passend onderwijs en de opdracht om zoveel
mogelijk leerlingen een passende onderwijsplaats te bieden:
het vergroten van de differentiatiecapaciteit, het omgaan met verschillen en het realiseren
van doorgaande leerlijnen;
de bevordering van de deskundigheid van leraren in het licht van het realiseren van passend
onderwijs;
het bieden van een sterk pedagogisch en veilig leerklimaat, waarin leerlingen respectvol met
elkaar omgaan;
de inzet van het ontwikkelingsperspectief voor leerlingen die gebruik maken van extra ondersteuning, de toeleiding en de afspraken hierover met leerlingen en het verplichte op overeenstemming gericht overleg met ouders;
bijzondere activiteiten binnen de school die ondersteuning bieden aan leerlingen (remediale
hulp, speciale trainingsprogramma’s e.d.);
organisatie van de schoolgebonden leerlingenzorg omvattend het mentoraat, de schoolgebonden eerste en tweedelijns zorg, de overlegstructuur en de coördinatie van de ondersteuning;
de wijze waarop expertise van de partnerinstellingen bijdraagt aan zowel het preventief handelen als aan het signaleren van schoolprofessionals;
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
27
-
het verstevigen van de relaties met de instellingen voor jeugdhulp over de afstemming, coördinatie en regie ten aanzien van leerlingen die begeleid worden door jeugdhulp;
opbrengst- en resultaatgericht werken o.a. op basis van een toegankelijk leerlingvolgsysteem en een systematische resultatenanalyse;
evaluatie van het ondersteuningsbeleid, waarin het o.a. gaat om een oordeel over de inzet
van financiële middelen;
verantwoording van de resultaten en de kwaliteitszorg.
Bovenstaande aandachtpunten monden vervolgens uit in de volgende referenties:
de school heeft zicht op de leerontwikkeling van alle leerlingen en werkt opbrengstgericht;
werkt handelingsgericht en versterkt de handelingsbekwaamheid en competenties van haar
personeel;
heeft een goed pedagogisch klimaat en is fysiek en sociaal veilig voor leerlingen en leraren;
neemt leerlingen zorgvuldig aan en draagt leerlingen zorgvuldig over;
werkt samen met kernpartners aan een effectieve ondersteuningsstructuur;
heeft de verantwoordelijkheid van leerling, ouders, leraren en ondersteuners voor de
ontwikkeling van de leerling vastgelegd;
stelt jaarlijks de effectiviteit van de ondersteuning en begeleiding vast;
heeft een ondersteuningsprofiel dat is opgenomen in het schoolplan.
Deze referenties kunnen vervolgens gebruikt worden bij de evaluatie van het schoolondersteuningsprofiel, bij de onderlinge vergelijking tussen scholen, bij de vaststelling van resultaten en
de kwaliteit.
In aansluiting op de voorgaande aanvulling over de visie en de koers is het verstandig om aan te
geven welke specifieke expertise er voor specifieke doelgroepen in een regio beschikbaar is binnen het voortgezet – en het voortgezet speciaal onderwijs en wat geboden kan worden in de basisondersteuning.
Van belang hierbij is te benadrukken het belang van de inzet van preventieve maatregelen is. Op
die manier benut je kennis van gespecialiseerde scholen met als doelstelling uiteindelijke verwijzingen te voorkomen.
Elkaar ook informeren over pareltjes of proeftuinen van succes in voortgezet- en voortgezet speciaal onderwijs is daarbij van belang. Voor de komende fase van passend onderwijs is het vooral
van belang om ook de inhoudelijke verbindingen tussen scholen te maken.
Uiteraard gaat het niet slechts om het in beeld brengen van wat we zelf als samenwerkingsverband beschikbaar hebben, maar ook wat we van elders nodig hebben. Dit in aansluiting op het
hoofdstuk ‘regio in beeld’, waarin duidelijk kan worden dat er een aantal leerlingen buiten de regio bijvoorbeeld naar een mytylschool of een MG-school gaan, die niet in de regio voorhanden
zijn als expertise/arrangementen. Van belang is in deze, wat het beleid/streven van het samenwerkingsverband in de eigen regio is.
3.
Rollen en taken van het samenwerkingsverband bij de ontwikkeling van schoolondersteuningsprofielen
Het samenwerkingsverband heeft m.b.t. de bovenstaande aspecten, die op alle scholen aan de
orde zijn, een inventariserende, stimulerende, faciliterende, en toezichthoudende taak.
Inventariseren
Met behulp van een uniform format wordt door het samenwerkingsverband aan de scholen de
opdracht gegeven een beschrijving te maken van het schoolondersteuningsprofiel. Op basis van
de beschrijvingen maakt het samenwerkingsverband een inventarisatie van het ondersteuningsaanbod in de regio.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
28
Stimuleren
De beschrijvingen en de inventarisatie omvatten ook een sterkte / zwakte analyse veelal in de
vorm van gesignaleerde ontwikkelpunten. Deze punten kunnen de basis vormen voor zowel een
schoolgebonden als een bovenschoolse vorm van scholing en professionalisering. Bedoeld om
de verdere ontwikkeling te stimuleren, maar ook de onderlinge uitwisseling te versterken.
Faciliteren
Financiële middelen van het samenwerkingsverband kunnen op een aantal manieren worden
ingezet voor de verdere ontwikkeling van de scholen. In verband met de versterking van de kwaliteit van de schoolondersteuningsprofielen kunnen scholen bijvoorbeeld middelen verwerven voor
professionalisering.
Middelen van het samenwerkingsverband, ingezet voor de verdere ontwikkeling, worden in een
resultaatgericht document verantwoord. Naast scholing zijn natuurlijk ook andere activiteiten
mogelijk die de kwaliteit van het schoolondersteuningsprofiel ten goede komen.
Toezicht houden
Het inhoudelijke gedeelte van het ondersteuningsplan drijft grotendeels op de schoolondersteuningsprofielen van de aangesloten scholen. Het samenwerkingsverband houdt toezicht
op de uitvoering daarvan. Uiteraard gebeurt dit op basis van een vastgesteld bestuurlijk beleid.
Daarnaast onderzoekt het samenwerkingsverband de afgesproken afstemming van de ondersteuning tussen de scholen. Regelmatige consultatie en audits worden uitgevoerd om de ontwikkeling van de profielen te volgen en gerichte adviezen te geven.
Een voorbeeld van een werkwijze met de schoolondersteuningsprofielen
a. Analyse van de ontwikkelde ondersteuningsprofielen
Het samenwerkingsverband kan er van uitgaan dat de inrichting van de basisondersteuning en
de extra ondersteuning al behoorlijk op orde is, zowel op niveau van de school als op niveau van
het samenwerkingsverband.
De doelstelling van de zorgplicht is een zeer sterke vermindering van het aantal thuiszitters en
het voorkomen van tussentijdse uitstroom van leerlingen. Het ondersteuningsaanbod moet telkens
bezien worden vanuit deze doelstelling.
Het samenwerkingsverband stelt vast dat met de volgende kleine doelgroepen er nog een
probleem. Het gaat dan om de volgende doelgroepen:
leerlingen met ontwikkelingsstoornissen (zoals autisme) waarvoor nog op niet iedere school
een trajectgroep of vergelijkbare opvang is;
leerlingen met zeer hardnekkige motivatie- en werkhoudingsproblemen. De school krijgt ondanks frequente en uitgebreide hulp geen vat op deze leerlingen;
hoogbegaafde onderpresteerders die in een aantal gevallen grensoverschrijdend gedrag
vertonen en de veiligheid in gevaar brengen;
schoolweigering, veroorzaakt wordt door psychiatrische problematiek.
leerlingen met aanhoudend drugs- en / of alcoholgebruik of andere verslavingen (bijvoorbeeld game- en gokverslaving);
leerlingen bij wie het in de thuissituatie door uiteenlopende oorzaak steeds zo basaal misgaat, dat de school geen school is maar opvang;
ouders willen niet naar jeugdzorg of er zijn wachtlijsten.
Speerpunten versterking periode 2014-2018.
Op basis van de analyse van de schoolondersteuningsprofielen formuleert het samenwerkingsverband enkele speerpunten voor versterking van de profielen. Daarbij komen de volgende
onderwerpen de komende jaren aan de orde:
versterking van positie van de ouders en de verbetering van de voorlichting van ouders;
de versterking van competenties van de leraar in het kader van passend onderwijs;
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
29
-
de versterking van de samenwerking tussen onderwijs en de instellingen voor jeugdhulp;
verdere verkenning van het bereiken van moeilijke doelgroepen en het verbeteren van de
afspraken met de instellingen voor jeugdhulp hierover.
b. Voornemens periode 2014-2018
Voor de komende vier jaar is een stevige basis gelegd door het samenwerkingsverband. Er is een
goed zicht op de mogelijkheden van de scholen en daardoor op de kracht van de regionale ondersteuningsstructuur. Op basis daarvan heeft dit samenwerkingsverband zicht op de uit te voeren
activiteiten. Kwaliteit en versterking zijn de sleutelwoorden voor de komende periode. Voor 20142018 wordt gedacht aan de volgende activiteiten:
ontwikkeling van een format voor de rapportage over de voortgang van de ontwikkeling van
het schoolondersteuningsprofiel;
scholen ontwikkelen een activiteitenplan voor komende jaren en dienen voor ondersteuning
plannen in bij samenwerkingsverband;
stimuleren en versterken onderlinge contacten scholen in de vorm van uitwisseling en onderlinge auditing;
jaarlijkse rapportage aan het samenwerkingsverband in verband met werken aan de ontwikkelpunten en de bereikte resultaten;
formuleren van onderzoeksopdracht inventarisatie stand van zaken schoolondersteuningsprofielen;
ontwikkeling format tweede periode ondersteuningsplan (2018-2022) in begin 2017;
opdrachtformulering voor scholen ontwikkeling schoolondersteuningsprofielen begin 2017.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
30
Hoofdstuk 5 Wanneer extra ondersteuning nodig is
Uitwerking: Toewijzen van ondersteuning
1. Wat zegt de wet?
In de wet passend onderwijs wordt op talrijke plaatsen gewezen op de inzet van extra ondersteuning. Het gaat om de volgende onderwerpen en de bijbehorende wetsartikelen.
De doelomschrijving (wet passend onderwijs artikel 17a, lid 2)
In de doelomschrijving van een samenwerkingsverband gaat het om het volgende, het samenwerkingsverband stelt zich ten doel een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen te realiseren en wel zodanig dat leerlingen een ononderbroken
ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo
passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen.
Het ondersteuningsplan (wet passend onderwijs artikel 17a, lid 8)
In het ondersteuningsplan moet aangegeven worden de procedure en criteria voor de verdeling,
besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de
scholen, hoe de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs
aan leerlingen die extra ondersteuning behoeven zijn bereikt samen met de daarmee samenhangende bekostiging.
Begeleiding van leerlingen (wet passend onderwijs artikel 17b, lid 1)
Ten aanzien van leerlingen die extra ondersteuning behoeven, is het onderwijs gericht op individuele begeleiding die is afgestemd op de behoeften van de leerling. Bij de begeleiding van leerlingen die extra ondersteuning behoeven treedt zo nodig het bevoegd gezag in overleg met overige instellingen (instelling wet jeugdzorg, uitvoering wet publieke gezondheid, wet maatschappelijke ondersteuning, wet maatschappelijke ondersteuning of zorgaanbieder die geneeskundige
geestelijke gezondheidszorg levert krachtens de zorgverzekeringswet).
Ontwikkelingsperspectief (wet passend onderwijs artikel 26)
Het werken met het ontwikkelingsperspectief, dat is vastgesteld na op overeenstemming gericht
overleg met de ouders, wordt zo snel mogelijk na inschrijving, doch uiterlijk binnen zes weken,
vastgesteld. Het is bedoeld voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven, voor zover het
betreft leerlingen die vmbo, havo of vwo en voor alle leerlingen die praktijkonderwijs of voortgezet
speciaal onderwijs volgen.
Op grond van artikel 26 zou verwacht worden dat lwoo opgevat moet worden als extra ondersteuning. Dit betekent dat voor alle leerlingen van het lwoo een ontwikkelingsperspectief opgesteld moet worden. Dat is echter nog niet definitief bekend en hierover volgen nog nadere richtlijnen.
Toelaatbaarheidsverklaring (TLV; wet passend onderwijs artikel 17a, lid 8; ondersteuningsplan)
De procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het voortgezet onderwijs van leerlingen van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en
voortgezet speciaal onderwijs voor wie de periode waarop de toelaatbaarheidsverklaring,
bedoeld in artikel 40, lid 12, van de Wet op de expertisecentra betrekking heeft, is verstreken.
Een leerling wordt niet toegelaten tot een school voor voortgezet speciaal onderwijs of tot een
school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor wat betreft het daaraan verzorgde
voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 of cluster 4, dan nadat de leerling toelaatbaar is verklaard tot het voortgezet speciaal onderwijs.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
31
Adviezen deskundigen (wet passend onderwijs artikel 17a, lid 12 en 13)
Lid 12. Het samenwerkingsverband draagt er zorg voor dat deskundigen in elk geval het samenwerkingsverband adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal
onderwijs. Bij Algemene Maatregel van Bestuur worden nadere voorschriften gegeven met
betrekking tot de aard van de noodzakelijke deskundigheid.
Lid 13. Het samenwerkingsverband stelt een adviescommissie overeenkomstig artikel 7:13 van
de Algemene wet bestuursrecht in, die adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen
van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs.
Permanente Commissie Leerlingenzorg (wet passend onderwijs artikel 17a, lid 6 e)
De PCL adviseert bevoegde gezagsorganen in het samenwerkingsverband over het aanbod en
de invulling van leerwegondersteunend onderwijs en over het aanbieden van dat onderwijs aan
leerlingen voor wie de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat zij toelaatbaar zijn tot
het praktijkonderwijs.
Registratie, omgaan persoonsgegevens
a. Registratie van leerlingen die extra ondersteuning krijgen en waarvoor een ontwikkelingsperspectief wordt opgesteld. Deze gegevens moeten worden opgenomen in BRON
(basis-registratie onderwijsnummer; zie ook Tweede voortgangsrapportage, juni 2013
(link blz.14).
b. Omgaan met persoonsgegevens; wet passend onderwijs artikel 17a, lid 14)
Het samenwerkingsverband is bevoegd zonder toestemming van degene die het betreft
persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid als bedoeld in artikel 16 van de wet
bescherming persoonsgegevens te verwerken met betrekking tot leerlingen, voor zover dit
noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken, bedoeld in het zesde lid, onderdelen b tot
en met d (toewijzen van ondersteuningsmiddelen).
Het samenwerkingsverband verstrekt de gegevens, bedoeld in de eerste volzin, niet aan
derden, met uitzondering van het bevoegd gezag van de school waar de desbetreffende
leerling is aangemeld of ingeschreven. Het samenwerkingsverband bewaart de gegevens
op een plaats die uitsluitend toegankelijk is voor het samenwerkingsverband en de deskundigen, bedoeld in het twaalfde lid (besluitvormers over toelaatbaarheid). In het kader van de
samenwerking tussen onderwijs en partners voor jeugdhulp is het gewenst om goede afspraken te maken over het omgaan met persoonsgegevens. Daarin is al veel ervaring opgedaan door het gebruik van de verwijsindex.
Bewaartermijnen gegevens leerlingen
Het samenwerkingsverband bewaart de gegevens tot drie jaar na afloop van:
a. de beoordeling van de toelaatbaarheid van de leerling tot het vso;
b. de advisering over de ondersteuningsbehoefte van de leerling aan het bevoegd gezag van
de school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
c. de toewijzing van ondersteuningsmiddelen of ondersteuningsvoorzieningen aan de school,
voor zover het voor die toewijzing nodig was gegevens van de leerling als bedoeld in de
eerste volzin te verwerken.
2. Wat is extra ondersteuning?
In algemene zin wordt uitgegaan van de algemene omschrijving binnen het samenwerkingsverband dat er extra ondersteuning beschikbaar is voor leerlingen voor wie de basisondersteuning
aantoonbaar niet voldoende is geweest. In de praktijk zal het niet altijd eenvoudig zijn de grens
tussen basisondersteuning en extra ondersteuning te trekken en via diagnostiek en besluitvorming van elkaar te onderscheiden.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
32
Een voorbeeld
Een samenwerkingsverband maakt een nadrukkelijke keuze om veel energie te steken in de
versterking van de basisondersteuning. Uitgangspunt voor het samenwerkingsverband is dat
vroegsignalering van problemen en integraal werken uitgangspunt van handelen is.
Al vanaf het moment van inschrijving van de leerling is de kwaliteit van vroegsignalering aan de
orde. Op basis van mogelijke ondersteuningsvragen en al uitgevoerde activiteiten in het primair
onderwijs wordt zo snel mogelijk steun en begeleiding geboden. Bij het bieden van die steun en
hulp speelt de mentor een belangrijke rol.
Het samenwerkingsverband kiest voor mixture uit de drie modellen uit het referentiekader.
Daarmee is het o.a. mogelijk dat de inrichting van trajectklassen en activiteiten voor speciale
doelgroepen versterkt wordt.
Met de samenwerkende instellingen voor zorg en welzijn (leerplicht, jeugdgezondheidszorg,
schoolmaatschappelijk werk, welzijn en centrum voor jeugd en gezin) zijn de volgende afspraken gemaakt om de kwaliteit van integraal werken te verbeteren:
ondersteuning bij kennisuitbreiding van de leraren van drie werkvelden en in bijzonder
leefwereld vrije tijd en gezin;
uitbreiding kennis van de doelgroep van jongeren met ondersteuningsvragen;
versterking kwaliteiten van de observatie;
deelname aan leerlingbesprekingen;
bijdragen aan analyse en diagnostiek;
idem aan opstellen van onderdelen van ontwikkelingsperspectief en versterken van handelingsgericht werken.
3. Procedure Toeleiding extra ondersteuning6
Iedere school binnen het samenwerkingsverband beschikt over een schoolondersteuningsprofiel.
Als blijkt dat de basiskwaliteit en de basisondersteuning voor een leerling in de reguliere setting
onvoldoende toereikend zijn, kan er extra ondersteuning komen vanuit het samenwerkingsverband al dan niet in samenwerking met het voortgezet speciaal onderwijs.
In het vervolg gaan we in op de procedures en stappen die gezet moeten worden binnen ons
samenwerkingsverband om in aanmerking te komen voor die extra ondersteuning.
Voorafgaand
Wat vooraf dient te gaan aan de procedure van toeleiding is de vaststelling over de inzet van de
basisondersteuning. Met andere woorden, heeft de school voldoende gedaan om de leerling in
het primaire proces te ondersteunen. Hierbij enkele voorbeelden van verwachtingen die door een
samenwerkingsverband zijn geformuleerd:
er dient te worden aangetoond dat de extra mogelijkheden die beschikbaar is in de school
doelmatig zijn ingezet (denk aan remediale hulp, trainingen, schoolmaatschappelijk werk e.d.);
een psychodiagnostisch onderzoek kan ondersteunend zijn ten aanzien van het bepalen
en formuleren van de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften;
de leerling is in het zorg- en adviesteam van de school besproken, er is gewerkt met handelingsplannen en deze zijn recentelijk geëvalueerd en besproken met ouders;
6
Voor de helderheid wordt in het vervolg gekozen voor de algemene term PCL. Deze term wordt immers ook in de
wet passend onderwijs gebruikt. We weten dat er in de praktijk meerdere omschrijvingen gebruikt worden.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
33
-
er is steeds gewerkt vanuit een integrale benadering waarbij de drie leefwerelden steeds
zijn betrokken: de school, het gezin en de vrije tijd;
de school is op grond van alle gegevens, zoals leerlingkenmerken, gegevens testen en
toetsen, ontwikkeling, communicatie met ouders en eventueel externen tot de conclusie
gekomen dat de school, binnen de basiskwaliteit en basisondersteuning, niet in voldoende
mate tegemoet kan komen aan de onderwijsbehoeften van de leerling.
Toereikendheid en rol Permanente Commissie Leerlingenzorg
Aan de hand van bovenstaande aspecten kan beoordeeld worden of de basisondersteuning
ontoereikend is om een antwoord te geven op de ondersteuningsvraag van de leerling.
In dat geval wordt de leerling besproken in de PCL van het samenwerkingsverband en wordt
gevraagd een oordeel te geven over de leerling en de school te ondersteunen bij de verdere
inrichting van de schoolloopbaan.
Na een beslissing door de PCL worden middelen en/of ondersteuning ingezet. Indien gewenst
wordt bij de beslissing ook een instelling voor jeugdhulp betrokken. School en ouders hebben
een intensief contact en indien gewenst wonen de ouders de bijeenkomst van de PCL bij.
Uitvoering vindt plaats conform afspraken en na een afgesproken termijn vindt er een verantwoording plaats.
Gebruik formulieren
Ieder samenwerkingsverband kent ook een traditie als het gaat om het gebruik van formulieren.
Het aanmeldformulier voor de PCL veronderstelt in ieder geval de volgende gegevens:
n.a.w. gegevens school, leerling;
schets van de schoolloopbaan;
schets van capaciteiten en sociaal emotionele situatie;
schets van de omstandigheden in thuissituatie;
schets van de ondersteuningsvraag school / leerling;
overzicht van al uitgevoerde activiteiten en de effecten ervan;
betrokkenheid van instelling zorg en welzijn en effecten ervan;
bevorderende en stimulerende omstandigheden;
belemmerende omstandigheden.
De gegevens uit het aanmeldformulier vormen de basis voor het ontwikkelingsperspectief voor
de leerling; het wettelijk verplichte document dat gebruikt moet worden voor leerlingen die extra
ondersteuning ontvangen van het samenwerkingsverband.
4. Werken met een ontwikkelingsperspectief
De wet passend onderwijs geeft aan dat er voor leerlingen die extra ondersteuning ontvangen
een ontwikkelingsperspectief moet zijn, dat is vastgesteld na op overeenstemming gericht overleg met de ouders (dit betreft een ander OOGO, dan het op overeenstemming gericht overleg
dat een samenwerkingsverband met gemeenten voert).
Wanneer de ondersteuning van de school een onderdeel vormt van het reguliere (basis)ondersteuningsaanbod, zoals begeleiding bij dyslexie, dyscalculie, remedial teaching of een training
sociale vaardigheden, dan is er geen ontwikkelingsperspectief nodig.
Wanneer moeten leerlingen een ontwikkelingsperspectief hebben?
Scholen moeten vanaf 1 augustus 2013 een ontwikkelingsperspectief vaststellen voor elke
leerling in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Voor nieuwe leerlingen moeten ze dit binnen
6 weken na inschrijving doen. Voor zittende leerlingen moet dit voor het nieuwe schooljaar,
dus voor 1 augustus 2013.
Voor elke leerling in speciaal basisonderwijs moet het bevoegd gezag met ingang van 1
augustus 2014 een ontwikkelingsperspectief vaststellen binnen 6 weken na inschrijving van
de leerling.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
34
-
-
Voor elke leerling in het regulier onderwijs die extra ondersteuning nodig heeft, stelt het
bevoegd gezag met ingang van 1 augustus 2014 een ontwikkelingsperspectief op.
Dat betekent dat in ieder geval voor alle leerlingen in het praktijkonderwijs een ontwikkelingsperspectief moet worden vastgesteld. Voor leerlingen in het vmbo met leerwegondersteuning is het vooralsnog niet duidelijk of deze verplichting ook voor deze leerlingen geldt.
Voor leerlingen die tijdelijk zijn geplaatst op een andere school of instelling stelt het bevoegd
gezag het ontwikkelingsperspectief vast binnen 6 weken na definitieve plaatsing van de
leerling.
Wat moet er in het ontwikkelingsperspectief staan?
In aansluiting op de Algemene Maatregel van Bestuur (concept februari 2013) moeten de volgende onderdelen in het ontwikkelingsperspectief zijn opgenomen.
De te verwachte uitstroombestemming van de leerling
In het voortgezet onderwijs heeft de uitstroombestemming betrekking op uitstroom naar
middelbaar of hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs, of in geval van het
praktijkonderwijs, naar welk soort functie op de arbeidsmarkt uitstroom wordt verwacht.
De onderbouwing van de verwachte uitstroombestemming van de leerling
Daarbij wordt gewezen op de mogelijkheden van de leerling in relatie tot de voor de uitstroombestemming vereiste kennis en vaardigheden. Denk daarbij aan de belemmerende
en bevorderende factoren die van invloed zijn op het onderwijs aan de leerling.
Ondersteuning en begeleiding
In het ontwikkelingsperspectief dient ook de te bieden ondersteuning en begeleiding opgenomen te worden en, indien aan de orde, de afwijkingen van het onderwijsprogramma.
Toezicht inspectie
De Inspectie van het Onderwijs ziet toe op de kwaliteit van het onderwijs, en daarmee ook op het
werken met het ontwikkelingsperspectief.
Vaststelling, bijstelling en betrokkenheid van de ouders
Het bevoegd gezag stelt het ontwikkelingsperspectief vast, nadat het hierover op overeenstemming gericht overleg met de ouders heeft gevoerd. In het (v)so krijgt het bestuur hiervoor advies
van de Commissie voor Begeleiding (voor cluster 3 en 4) of de Commissie voor Onderzoek (voor
cluster 1 en 2). De school evalueert het ontwikkelingsperspectief jaarlijks met de ouders en stelt
het zo nodig bij.
Het is van belang dat scholen over de juiste instrumenten beschikken om ouders zo volledig
mogelijk te informeren over dit overleg en de mogelijkheden van beroep en bezwaar wanneer
ouders niet kunnen instemmen met het ontwikkelingsperspectief.
Registratie en toezicht
Scholen voor regulier onderwijs moeten vanaf 1 augustus 2014 in het Basisregister Onderwijs
(BRON) aangeven wanneer een leerling een ontwikkelingsperspectief heeft.
Voor het (v)so, speciaal basisonderwijs en praktijkonderwijs geldt dat niet; daar hebben immers
alle leerlingen een ontwikkelingsperspectief.
De basiselementen van het ontwikkelingsperspectief
In de toekomst zullen de scholen van het samenwerkingsverband voor relatief veel leerlingen
een ontwikkelingsperspectief moeten opstellen. Voor het samenwerkingsverband is het van
belang goed zicht te hebben op de samenstelling, de regievoering en de evaluatie van het
werken hiermee. Beseft moet worden dat dankzij de ontwikkelingsperspectieven er een goed
zicht is op de besteding van een belangrijk deel van de middelen van de lichte en de zware
ondersteuning. Juist met het werken met de ontwikkelingsperspectieven komt het werken in het
primaire proces en de leraar volop in de schijnwerper te staan. Vandaar het advies om voor
scholing van leraren in het werken met de ontwikkelingsperspectieven de nodige middelen in de
begroting op te nemen.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
35
In een bijlage bij deze handreiking is een format opgenomen voor een ontwikkelingsperspectief.
Dit format is nog in ontwikkeling.
Ontwikkelingsperspectieven in het voortgezet speciaal onderwijs
Voor de ontwikkeling van de ontwikkelingsperspectieven in het vso is de commissie van begeleiding van belang. In artikel 40b van de wet op de expertisecentra is de rol en taak van de commissie opgenomen.
1.
Het bevoegd gezag van een school, niet zijnde een instelling, of de bevoegde gezagsorganen van twee of meer scholen, niet zijnde instellingen, stelt onderscheidenlijk stellen een
commissie voor de begeleiding in, die zodanig is samengesteld dat zij adequaat kan adviseren vanuit zowel onderwijskundig als pedagogisch, psychologisch en medisch oogpunt,
rekening houdend met de handicap van de leerling.
2.
De commissie voor de begeleiding heeft tot taak:
a. te adviseren over het vaststellen en bijstellen van het ontwikkelingsperspectief, bedoeld in artikel 41a, eerste en vierde lid,
b. het ten minste één keer per jaar evalueren van het ontwikkelingsperspectief en hiervan
verslag te doen aan het bevoegd gezag,
c. te adviseren over terugplaatsing of overplaatsing van de leerling naar het basisonderwijs of het voortgezet onderwijs, en
het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 1
van de Wet op het voortgezet onderwijs, te adviseren over de begeleiding van leerlingen op
scholen als bedoeld in die wetten.
5. Toelaatbaarheidsverklaringen voortgezet speciaal onderwijs
Vanaf 2014 krijgt het samenwerkingsverband de taak om te beslissen of een leerling wordt toegelaten tot het voortgezet speciaal onderwijs. Op dit moment is dat nog een taak van de Commissie van Indicatiestelling (CvI). Het bevoegd gezag van de school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven staat, vraagt hiervoor een toelaatbaarheidsverklaring aan bij het samenwerkingsverband. Om te beslissen over de toelating van een leerling tot het voortgezet speciaal
onderwijs vraagt het samenwerkingsverband advies aan deskundigen. De benodigde deskundigheid en disciplines in de toelaatbaarheidscommissie zijn beschreven in de (concept) Algemene
Maatregel van Bestuur.
In deze fase van besluitvorming lijkt het uiterst efficiënt en hulpvraaggericht om vanuit het veld
van het speciaal onderwijs mee te denken over het juiste en passende arrangement voor deze
leerling. Temeer daar de basisondersteuning in het schoolondersteuningsprofiel van het voortgezet speciaal onderwijs dan naadloos kan aansluiten op waar het profiel van de school voor
regulier onderwijs haar grens in mogelijkheden heeft bereikt. De school van deze leerling heeft
reeds extra ondersteuning van het samenwerkingsverband gehad en er is een ontwikkelingsperspectief uitgeschreven dat ook conform is uitgevoerd. Echter de hulpvraag van de leerling blijkt
overstijgend op de extra ondersteuningsmogelijkheden. De wet passend onderwijs vraagt om
– in overleg met de ouders– op zoek te gaan naar een alternatief traject dat dat antwoord wel kan
bieden. Een van de mogelijkheden is dan het aanvragen van een toelaatbaarheidsverklaring
voor het voortgezet speciaal onderwijs.
De toewijzing van een toelaatbaarheidsverklaring is een besluit in de zin van de Algemene Wet
Bestuursrecht. Tegen die beslissing staat bezwaar en daarna beroep open (zie verder blz. 46).
Bij een positief vso-advies geeft het samenwerkingsverband een verklaring af met daarop vermeld het nummer van de toelaatbaarheidsverklaring, de start- en einddatum en het overeengekomen bekostigingsniveau van de ondersteuning (categorie 1, 2 of 3).
De duur van een toelaatbaarheidsverklaring is ten minste één jaar. Doorgaans zal na iedere twee
jaar opnieuw bekeken worden welk arrangement past bij de betreffende leerling.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
36
De wet passend onderwijs onderscheidt de volgende drie categorieën voor zware ondersteuning:
categorie I, huidige zml, lzk, epilepsie, cluster 4;
categorie II, huidige lg;
categorie III, huidige mg.
Deskundigen samenwerkingsverband (artikel 34.8)
De deskundigen die adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs aan een
speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband of tot het (voortgezet) speciaal onderwijs zijn een orthopedagoog en afhankelijk van de leerling over wiens toelaatbaarheid
wordt geadviseerd een kinder- of jeugdpsycholoog, een pedagoog, een kinderpsychiater, een
maatschappelijk werker of een arts (uit: AMvB, concept februari 2013).
Wanneer bij de behandeling van de aanvraag duidelijk is dat een leerling niet terug zal keren
naar het regulier onderwijs is een verklaring mogelijk die geldig is voor de gehele schoolloopbaan. De adviescommissie van deskundigen zal de aanmeldingen, plaatsingen en terugplaatsingen monitoren. De inspectie neemt deze beslissingen op in het toezichtkader.
In bijlage 2 op blz. 62 is een conceptoverzicht opgenomen van leerlingkenmerken die gebruikt
kunnen worden bij de toelaatsbaarheidsverklaring.
Toelaatbaarheidsverklaringen
Gezien de taak en functie van de tlv in het samenwerkingsverband benadrukken wij nogmaals
het belang van de betrokkenheid van het vso bij de commissie die in het samenwerkingsverband
de toelaatbaarheidsverklaringen gaat verstrekken. Op die manier geef je ook aan hoe belangrijk
je de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de loopbaan van leerlingen vindt.
‘Automatische’ Toelaatbaarheidsverklaring
Artikel 40 lid 16 van de WEC biedt de mogelijkheid tot een automatische plaatsing van een leerling, maar dan wel op basis van een samenwerkingsovereenkomst. Voor deze leerlingen hoeft
het samenwerkingsverband geen toelaatbaarheidsverklaring af te geven.
Een leerling die is geplaatst in een inrichting, accommodatie of residentiële instelling en die wordt
toegelaten op basis van de bekostiging, bedoeld in artikel 117, zesde of zevende lid, wordt door
die plaatsing en voor de duur daarvan aangemerkt als een leerling die toelaatbaar is verklaard tot
de school voor speciaal onderwijs, vso of tot de school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 of cluster 4, die aan die inrichting of accommodatie is verbonden
dan wel waarmee die residentiële instelling een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten.
Indien een leerling is toegelaten tot een school die is verbonden aan een instelling als bedoeld in
artikel 71c, eerste lid, maakt die school afspraken met het samenwerkingsverband waartoe de
leerling behoorde direct voorafgaand aan de toelating tot de school, over de terugkeer van de
leerling.
Naast deze groep jongeren, kan er ook sprake zijn van groepen jongeren, waarvoor er aan het
samenwerkingsverband zogenaamde ‘richtlijnen’ zijn aangereikt. Deze ‘richtlijnen’ geven adviezen inzake het verzorgen van toelaatbaarheidsverklaringen voor specifieke groepen jongeren,
waarvoor heel speciale voorzieningen noodzakelijk zijn en blijven (te denken valt aan de groep
Ernstig Meervoudig Beperkte jongeren, of jongeren met een combinatie van een verstandelijke
en een ernstige gedragsmatige beperking (ZMOLK-ers). Ook voor de groep autisten (met name
in combinatie met andere beperkingen) en de groep jongeren met Niet Aangeboren Hersenletsel
bestaan er richtlijnen van deze orde. Bij de procedures voor het verzorgen van toelaatbaarheidsverklaringen zou voor deze groepen wellicht een simpeler procedure gehanteerd kunnen worden,
aangezien er binnen de basisondersteuning niet of nauwelijks mogelijkheden bestaan voor het
verantwoord begeleiden van deze jongeren.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
37
Leerlingen in Justitiële Jeugdinrichting (JJI) en Gesloten Jeugdzorg Instelling (GJI)
De gesloten instellingen JJI en GJI vallen wat de bekostiging betreft buiten het kader van het
samenwerkingsverband. Het Rijk stelt een aantal plaatsen per instelling vast en die plaatsen
worden rechtstreeks door het Rijk bekostigd. Naast de regeling van de bekostiging die voor iedere cluster 4 leerling geldt, geldt ook een bijzondere bekostiging en de regeling daarvan is momenteel terug te vinden in de Regeling bekostiging personeel.
Het samenwerkingsverband heeft alleen met deze leerlingen te maken wanneer ze uit de gesloten residentiële instelling ontslagen worden en tot de zorgplicht van het samenwerkingsverband
gaan behoren. Dan geldt in principe de benadering dat bezien wordt of deze leerling ondersteuning nodig heeft en zo ja, nadere invulling daarvan.
Voor degene die geïnteresseerd zijn in meer achtergrondinformatie over deze doelgroep wordt
verwezen naar de nota: Focus op Onderwijstraject, Ministerie OCW, VWS en V en J.
http://www.passendonderwijs.nl/wpcontent/uploads/2013/02/V12_614802_Focus_op_Onderwijstraject_Web.pdf
6. Procedure en het beleid over terug- en overplaatsing van leerlingen, bij wie de toelaatbaarheidsverklaring is verstreken
Uit het ontwikkelingsperspectief kan blijken dat de doelen naar boven bijgesteld kunnen worden.
Het gevolg daarvan kan zijn dat een reguliere vorm van onderwijs weer tot de mogelijkheden
behoort. De vso-school zal in nauw overleg met de ouders een terugplaatsingsplan opstellen. De
volgende procedure kan daarover afgesproken worden binnen het samenwerkingsverband:
binnen het samenwerkingsverband wordt vanuit de PCL naar de meest geschikte onderwijssetting gezocht. Op basis van de behoefte van de leerling in relatie tot de schoolondersteuningsprofielen van de scholen;
vanuit de PCL zal contact worden gelegd met de “gastschool” en wordt een plan opgesteld;
er vindt een proefplaatsing plaats van 3 maanden;
een evaluatie met de betrokken partijen of een meer definitieve plaatsing succesvol is, waarna besloten wordt of de leerling definitief in het regulier onderwijs te plaatsen is of dat dit toch
niet tot de mogelijkheden behoort;
er kan ook worden gekozen voor een arrangement, waarbij gedacht kan worden aan een
symbiose van de leerling; daarbij gebruik makend van de mogelijkheden uit de eerder vermelde brochure Een passend onderwijsprogramma voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs (ministerie OCW, december 2012) en/of een leerwerktraject.
7. Afspraken met het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Primair
De algemene intentie van de beide samenwerkingsverbanden is dat conform de doelstellingen
en de ambitie van passend onderwijs gestreefd wordt naar een vergroting van de deelname van
leerlingen met ondersteuningsvragen in het regulier onderwijs.
De wet passend onderwijs geeft aan, dat de toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal onderwijs in principe eindigt op het moment van de afronding van het speciaal onderwijs.
Het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Voortgezet Onderwijs moet vervolgens een toelaatbaarheidsverklaring verstrekken voor de toelating tot het voortgezet speciaal onderwijs. Elke
leerling die de overstap maakt vanuit het speciaal onderwijs wordt besproken in de PCL. Dit na
toestemming van de ouders en met gebruik making van de documenten.
Uiteraard vindt bespreking ook plaats van leerlingen die vanuit een school voor primair onderwijs
(basisschool of speciaal basisonderwijs) de overstap maken en waarbij sprake is van een ondersteuningsbehoefte.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
38
Er zijn aanvullende aspecten met betrekking tot toelaatbaarheidsverklaringen voor het voortgezet
speciaal onderwijs.
Binnen de scholen voor voortgezet speciaal onderwijs zijn verschillende arrangementen
mogelijk. Deze zijn beschreven in de schoolondersteuningsprofielen van de diverse scholen
voor extra ondersteuning (nu cluster 3 en cluster 4).
Toelaatbaarheid voor kortere of langere periode, met verwachting terugplaatsing regulier
onderwijs of na 1 ½ jaar opnieuw naar de commissie om opnieuw te onderzoeken wat de
onderwijsbehoeften zijn en eventueel deskundigen commissie, voor een nieuwe toelaatbaarheidsverklaring.
Er zal bij de overgang van primair naar voortgezet onderwijs altijd opnieuw een toelaatbaarheidsverklaring moeten worden afgegeven.
Soms vindt zij-instroom plaats door plaatsing in het vso van verhuisleerlingen vanuit een ander samenwerkingsverband. Deze leerlingen hebben het wettelijke recht om in het ontvangende samenwerkingsverband geplaatst te worden op een vso school. Wanneer de toelaatbaarheidsverklaring van deze leerling afloopt dan wordt een nieuwe verklaring gevraagd bij
het ‘nieuwe’ samenwerkingsverband. De kosten voor deze leerling zijn echter voor het oorspronkelijke samenwerkingsverband.
8. In verband met beroep en bezwaar
In het kader van passend onderwijs is een aantal maatregelen genomen in verband met beroep
en bezwaar inzake beslissingen over plaatsing en de ondersteuning aan leerlingen.
Hieronder volgen de huidige regelingen.
Beroep en bezwaar binnen het samenwerkingsverband
De wet passend onderwijs regelt in artikel 17a, lid 13 dat ieder samenwerkingsverband een adviescommissie van deskundigen samenstelt. Deze commissie adviseert over bezwaarschriften
betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen
tot het voortgezet speciaal onderwijs. Let wel; de adviescommissie sluit aan bij artikel 17a, lid 13
en is in overeenstemming met artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.
Landelijke Arbitragecommissie Samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs
Op 4 april 2013 is de nieuwe Landelijke Arbitragecommissie Samenwerkingsverbanden passend
onderwijs van start gegaan. De commissie is ondergebracht bij onderwijsgeschillen. De commissie is geïnstalleerd door de sectororganisaties.
De Arbitragecommissie beslecht geschillen binnen het samenwerkingsverband, die betrekking
hebben op: de statuten (in de oprichtingsfase), de onderlinge verhoudingen, het beleid ten aanzien van de extra ondersteuning en de (verdeling van de) bekostiging daarvan.
De staatssecretaris wil met de totstandkoming van de arbitragevoorziening mede tegemoet
komen aan de wens van de Eerste Kamer dat samenwerkingsverbanden reeds vóór de vaststelling van statuten zich tot deze voorziening kunnen wenden.
Via deze link is meer informatie beschikbaar.
http://mobiel.onderwijsgeschillen.nl/themadossier-passend-onderwijs/arbitragecommissie/
Regeling landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief
Deze commissie sluit aan op artikel 45, vierde lid van de Wet op de Expertisecentra. De wet van
11 oktober 2012 tot wijziging van onder meer de wet op de expertisecentra in verband met de
kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Staatsblad. 2012, 545) heeft tot doel
een kwaliteitsverbetering in het (voortgezet) speciaal onderwijs tot stand te brengen. Deze wet
verplicht scholen met ingang van 1 augustus 2013 tot het vaststellen van een ontwikkelingsperspectief voor alle leerlingen en schrijft eveneens voor dat scholen hierover op overeenstemming gericht overleg met ouders dienen te voeren en de voortgang van de ontwikkeling van de
leerlingen moeten registreren.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
39
Als ouders het niet eens zijn met het vastgestelde ontwikkelingsperspectief, dan kunnen zij hierover een oordeel vragen aan de landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief.
Via deze link is meer informatie beschikbaar.
http://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2013-22041.html
Tijdelijke geschillencommissie toelating en verwijdering
Deze commissie sluit aan op Artikel 34.9. en is opgenomen in de AMvB Passend onderwijs. De
leden worden benoemd op gezamenlijke bindende voordracht van de landelijke ouderorganisaties, de landelijke patiënten- en gehandicaptenorganisaties en de sectororganisaties.
http://mobiel.onderwijsgeschillen.nl/themadossier-passend-onderwijs/geschillencommissiespassend-onderwijs/geschillencommissie-passend-onderwijs/
9. Relaties met cluster 1 en 2 en met MBO
Relaties met cluster 1 en 2
Al op een aantal plaatsen in de handreiking is het belang aangegeven van een goede samenwerking tussen het samenwerkingsverband en cluster 1 en 2.
Met name in de hoofdstukken 1 en 2 is het van belang om dat aan te geven omdat er ook afspraken gemaakt moeten worden over bestuurlijke aspecten inzake samenwerking en afstemming.
Dat is nodig om te komen tot een goede afstemming tussen de activiteiten van het samenwerkingsverband en het aanbod vanuit cluster 1 en 2.
Wat betreft cluster 1 geldt dat gewerkt wordt vanuit één landelijke instelling Visio. Deze instelling
verzorgt de ambulante begeleiding voor leerlingen met een visuele beperking op de scholen voor
vo en vso.
Voor wat betreft cluster 2 geldt dat de middelen van de rugzak van de leerlingen van de scholen
per 1 augustus 2014 ter beschikking komen van de ‘instellingen’ voor cluster 2. Deze instellingen
voegen daarbij de middelen vanuit de voormalige ambulante begeleiding. Het is vervolgens de
bedoeling dat deze instellingen op maat een aanbod aan de school gaan aanbieden. Afstemming
met het samenwerkingsverband hierover is gewenst.
Relaties met MBO
De overstap van VMBO naar MBO is voor een aantal leerlingen niet gemakkelijk. Dit geldt in het
bijzonder ook voor leerlingen vanuit het PrO en het VSO. Bij een aantal wordt door omstandigheden de overstap niet gemaakt. Een andere groep stapt wel over, maar redt het niet in het MBO.
Sommige problemen van jongeren die in het VMBO al manifest waren, worden meegenomen
naar het MBO. In een aantal gevallen is de overdracht niet goed verlopen. Door deze uiteenlopende oorzaken kampt het MBO al een aantal jaar met voortijdige schooluitval (VSV). Mochten
de leerlingen de startkwalificatie uiteindelijk niet behalen, dan zijn er meer dan gemiddeld ongunstige maatschappelijke gevolgen.
Het is in het belang van het samenwerkingsverband om de afstemming tussen genoemde
schooltypen te bewerkstellingen en de overstap van leerlingen zoveel mogelijk te stroomlijnen.
Hieronder worden een aantal voorbeelden genoemd van activiteiten om de afstemming te verbeteren:.
- Gemeenschappelijke voorlichting over de overgang naar het MBO en de procedures.
- In samenwerking met leerplicht en RMC zorgen dat alle leerlingen na het VMBO ook daadwerkelijk starten op het MBO.
- De (digitale) overdracht van gegevens over de leerling als basis voor een doorstroomdossier
in het MBO.
- Begeleiding van de overstap in de vorm van zorgcoaches.
- Gezamenlijke plusprojecten in het kader van voorkomen voortijdig schoolverlaten.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
40
- Een aantal leerlingen maakt gebruik van het voortgezet algemeen volwassenen onderwijs
(vavo). Het vo houdt bemoeienis, omdat de leerlingen daar nog zijn ingeschreven. Er moet
dus stelselmatig contact zijn over verzuim en mogelijke voortijdige schooluitval.
- Ontwikkelen van specifieke routes naar arbeid voor VSO-ers en PrO-leerlingen.
Bijzondere aandacht wordt gevraagd voor de overgang van leerlingen vanuit het vso en het pro
naar het MBO. Met name in het kader van arbeidsoriëntatie en – toeleiding hebben beide scholen
veel expertise opgebouwd die bruikbaar is voor andere scholen in het samenwerkingsverband.
Beleidsmatig zijn de ontwikkelingen met betrekking tot de Entreeopleidingen (inclusief niveaueisen) en het bindend studieadvies voor de schoolloopbaan van risicoleerlingen van groot belang.
Met betrekking tot de situatie rond de doorstroom naar het MBO is onlangs een zeer lezenswaardige onderzoekspublicatie verschenen van het ECBO met een aantal nuttige adviezen voor het
omgaan met deze doelgroep(en) binnen passend onderwijs.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
41
Hoofdstuk 6 Tijdelijk op een ander spoor
Uitwerking: Orthopedagogisch Didactisch Centrum nieuwe stijl in het samenwerkingsverband
1.
-
-
-
Wat zegt de wet?
In de wet passend onderwijs staat in artikel 17a, lid 10 a het volgende: Het samenwerkingsverband kan een of meer voorzieningen in het samenwerkingsverband aanduiden als orthopedagogisch-didactisch centrum, met het oog op de doelstelling, bedoeld in het tweede lid.
Door een aantal onduidelijkheden over de toekomstige positionering van de rebound, Herstart en Op de Rails was het gewenst om een aantal aanvullende maatregelen en beslissingen te nemen. Onder regie van het ministerie van OCW en ondersteund door de Inspectie
van het Onderwijs, de VO-raad en het Platform Samenwerkingsverbanden Voortgezet Onderwijs is in de periode juni 2012-december 2012 gewerkt aan regelgeving om een aantal
problemen van onderwijsjuridische en – bestuurlijke aard op te lossen. Dat heeft geleid
tot de brochure ‘Een passend onderwijsprogramma voor alle leerlingen in het voortgezet
onderwijs’ (zie link blz. 16) en vervolgens tot een concept tekst in de Algemene Maatregel
van Bestuur Passend Onderwijs (februari 2013).7
In de laatste bekostigingsberekeningen voor het nieuwe samenwerkingsverband passend
onderwijs voortgezet onderwijs wordt voor de lichte ondersteuning een bedrag van € 366,00
per leerling leerjaar 3 en 4 vmbo ter beschikking gesteld. In dat bedrag is opgenomen het
huidige zorgbudget en de middelen voor Rebound, Herstart en Op de Rails. In feite wordt
daarmee het bedrag van € 366,00 in de vorm van een lumpsum bedrag ter beschikking gesteld aan de samenwerkingsverbanden.
2. Aandachtspunten
In aansluiting op de bovengenoemde brochure is onder regie van het NJi een werkdocument
samengesteld onder de titel: ‘Het OPDC nieuwe stijl en vergelijkbare arrangementen’.
Werkdocument
Dit werkdocument biedt een handreiking bij de gedachtenvorming en discussies in het bestuur
van het samenwerkingsverband over de toekomstige inrichting van de ondersteuning. Het gaat
uitgebreid in op de inrichting van het OPDC nieuwe stijl. De wet op het voortgezet onderwijs biedt
de mogelijkheid tot de inrichting van een OPDC. Hierin is de mogelijkheid een nieuwe richting te
geven aan de huidige voorzieningen OPDC, rebound, Op de Rails en Herstart. Dit vraagt zowel
om een bestuurlijke als om een inhoudelijk benadering. In dit werkdocument is een aantal handvatten opgenomen voor de samenwerkingsverbanden om te komen tot de inrichting van een dergelijke voorziening.
Bestuurlijke keuzes voor het ondersteuningsplan
Het wettelijk kader en de nieuwe wijze van financiering bieden mogelijkheden om te komen tot
een nieuwe invulling van de huidige voorzieningen. Die vernieuwingen kunnen bijvoorbeeld
gaan in de richting van een verdere integratie van de huidige voorzieningen en ook van een
andere positionering van de voorzieningen. De vraag is of dergelijke processen in 2013-2014 in
gang gezet kunnen worden. In het werkdocument wordt in ieder geval het volgende stappenplan
aangereikt:
maak een stevige analyse van de huidige situatie;
visieontwikkeling voor leerlingen met specifieke ondersteuningsvragen;
schoolondersteuningsprofiel is dragend;
keuzeperspectief; het maken van de keuze;
financieel zicht en de vertaling van de keuzen naar de inzet van middelen.
7
Hier volgt de verwijzing naar de Algemene Maatregel van Bestuur Passend Onderwijs:
http://www.passendonderwijs.nl/nieuws/amvb-passend-onderwijs-op-internet-voor-advies/
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
42
Kortom, veel zal afhankelijk zijn van de keuzen die door het bestuur van het samenwerkingsverband worden gemaakt. En hoe die keuzen vertaald worden naar het ondersteuningsplan en naar
de begroting. Voor wat betreft de keuzen zal het van groot belang zijn hoe de nieuwe voorziening
of de continuering van de bestaande voorzieningen zich positioneren in de regionale infrastructuur, de ondersteuningsstructuur van de scholen en met het werkveld van zorgen jeugdhulp. Het
ligt voor de hand om gebruik te maken van de expertise van het vso.
Voorbeeld
In het hierna volgende wordt een voorbeeld gegeven van de wijze waarop het OPDC van NoordKennemerland (Alkmaar en omgeving) is gepositioneerd in het ondersteuningscontinuüm.
Aan de orde komen:
aanbod Noord-Kennemerland:
werken met een ontwikkelingsperspectief;
overzicht besluitvorming.
Aanbod Noord-Kennemerland
Als de basisondersteuning in het schoolondersteuningsprofiel voor een leerling met ondersteuningsvragen te weinig oplevert, zijn er in Noord-Kennemerland de volgende mogelijkheden.
Plaatsing in een trajectgroep
Momenteel zijn er 12 trajectgroepen op 19 VO-vestigingen. Plaatsing altijd op basis van
een ontwikkelingsperspectief.
Gebruik maken van een doorstartconvenant
Dat wil zeggen dat de leerlingen van vo school A doorgeplaatst wordt naar vo-school B. In
een aantal gevallen zal een ontwikkelingsperspectief opgemaakt of geëxporteerd worden.
Doorstroom van leerlingen met een ontwikkelingsperspectief vanuit vo naar de vavo
Deze leerlingen hebben een andere benadering nodig om hun diploma te behalen
(vmbo t, havo of vwo) dan het vo ze kan bieden. Benodigd is voor 16/17 jarigen leerlingen
een positief studieadvies van de vo school van herkomst.
Doorstroom vso-leerlingen naar vavo
Benodigd is voor 16/17 jarige leerlingen een positief studieadvies van de school voor vso en
van een vo-school-school die de leerling wil inschrijven (donorconstructie). Voor elke leerling
is een ontwikkelingsperspectief noodzakelijk.
Instroom (onderinstroom en zij-instroom) bij OPDC I
Deze voorziening is er voor leerlingen die vooralsnog niet kunnen profiteren van het
vmbo met leerwegondersteuning (onderinstroom) of voor leerlingen die tijdens de eerste
twee leerjaren veel meer begeleiding blijken nodig te hebben dan het vmbo met leerwegondersteuning kan bieden (zij-instroom). De plaatsing in OPDC I is tijdelijk met een maximum
tot twee jaar. Daarna uitplaatsing met (langdurige) ambulante begeleiding.
OPDC I zit, qua doelgroep, dicht aan tegen het vso cluster 4. Voor elke leerling is een ontwikkelingsperspectief opgemaakt. OPDC I beschikt verder over eigen diagnostische mogelijkheden.
Zij-instroom bij OPDC II (voorheen reboundvoorziening genoemd)
Flexibele trajecten: voor één periode van twee à drie maanden, een half jaar of één jaar
(maximum). Sommige trajecten in samenwerking werken met vso cluster 4 en het ROC.
Voor elke leerling is er een ontwikkelingsperspectief. OPDC II beschikt over eigen diagnostische mogelijkheden. OPDC II vangt ook leerlingen op die we nu nog Op de Rails- en
Herstartleerlingen noemen.
Samenwerkingsgroep praktijkonderwijs / vso cluster 4
Voor leerlingen met een combinatie van (ernstige) gedragsproblemen en een functioneren
op moeilijk lerend niveau, waarbij het accent valt op een aanpak zoals het praktijkonderwijs
biedt. Voor elke leerling is er een ontwikkelingsperspectief.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
43
-
Plaatsing in het vso cluster 3 en 4, waaronder plaatsing in Bureau Arbeidsparticipatie. Voor
elke leerling is er een ontwikkelingsperspectief.
Buffergroep (leerlingen die in een kinderpsychiatrisch ziekenhuis verblijven en geplaatst
zijn in een vso-school op basis van plaatsingsbekostiging).
Uitgestelde uitplaatsing leerlingen vso naar vo. Twee mogelijkheden: leerlingen die in het
vso nog enkele maanden overbruggen tussen observatie en behandeling, of uitbehandelde
leerlingen in de kinder- en jeugdpsychiatrie die langer in het vso verblijven dan waarin de
plaatsingsbekostiging voorziet. Voor elke leerling is er een ontwikkelingsperspectief.
Overzicht besluitvorming:
Plaatsing trajectgroep: besluit door het ZAT.
Doorstartconvenant: ZAT, adviesvraag aan bovenschoolse advies- en toewijzingscommissie
van het samenwerkingsverband (in Noord-Kennemerland de PCL-smal genoemd). Besluit
ligt bij twee vo-scholen (via decanaat).
Doorstroom vo-vavo. Positief studieadvies: vo (decanaat) en ROC, soms advies van de
PCL-smal.
Doorstroom vso-vavo. Voor 16/17 jarigen is plaatsing in vavo mogelijk. Besluit: vso-vo (decanaat) en ROC.
Onderinstroom OPDC: besluit samenwerkingsverband / toelatingscommissie OPDC I.
Zij-instroom OPDC I; aanmelding via ZAT, besluit via PCL-smal en toelatingscommissie
OPDC I.
Zij-instroom OPDC II: aanmelding via ZAT, besluit PCL-smal.
Samenwerkingsgroep praktijkonderwijs/ vso: gezamenlijk besluit.
Plaatsing (zij-instroom) in vso cluster 3 / 4. Aanmelding via ZAT, vaak advies PCL-smal,
besluit REC 3/4 in samenwerking met de school (dit gaat straks veranderen).
Plaatsing (onderinstroom) (s)bao of so in vso cluster 3/4: in 2013-2014 besluitvormings
procedure en criteria vaststellen.
Buffergroep: besluit vso in overleg met vo.
Op de Rails en Herstart in het primair onderwijs
In de nieuwe bekostigingssystematiek is de bekostiging voor Rebound, Op de Rails en Herstart
opgenomen in het bedrag voor de ‘lichte ondersteuning’. Van oudsher golden de regelingen Op
de Rails en Herstart ook voor het primair onderwijs.
Vastgesteld wordt dat in de financiële regelingen voor de samenwerkingsverbanden primair onderwijs er geen bekostiging is opgenomen voor leerlingen uit het primair onderwijs die gebruik
willen maken van Op de Rails en Herstart. In de afgelopen jaren werd hiervan voor leerlingen uit
de bovenbouw van het primair onderwijs gebruik van gemaakt.
Geadviseerd wordt om hierover in overleg te treden met de collega’s in het primair onderwijs.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
44
Hoofdstuk 7 Bestaande voorzieningen herzien
Uitwerking: Huidige en nieuwe positie lwoo en pro
1. Wat zegt de wet?
In de wet passend onderwijs (artikel 26) wordt aangegeven dat voor leerlingen waarbij sprake
is van een extra ondersteuning er sprake moet zijn van een ontwikkelingsperspectief. Het betreft
hier onder andere de leerlingen in het praktijkonderwijs. Of dat ook geldt voor de leerlingen in het
leerwegondersteunend onderwijs moeten nog definitieve beslissingen worden genomen (juli
2013).
In artikel 17a over de taakstelling van de samenwerkingsverbanden wordt aangegeven dat de
PCL bevoegde gezagsorganen adviseert in het samenwerkingsverband over het aanbod en de
invulling van leerwegondersteunend onderwijs en over het aanbieden van dat onderwijs aan leerlingen voor wie de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat zij toelaatbaar zijn tot het
praktijkonderwijs.
Bij de invoering van de wet passend onderwijs per 1 augustus 2014 blijven vooralsnog de artikelen over de criteria en de toelating tot het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs in stand (wet voortgezet onderwijs, artikel 10).
De overheid streeft ernaar het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs te integreren in passend onderwijs. Dat heeft uiteraard consequenties voor de inhoudelijke ontwikkeling
van de scholen en voor de toelating van leerlingen. Het is de bedoeling dat vanaf het schooljaar
2015-2016 de taakstelling van de RVC wordt overgenomen door de samenwerkingsverbanden.
(brieven 5 april 2013, 22 augustus 2013).
www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2013/04/Hoofdlijnenbrief.pdf
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/08/22/kamerbriefover-specifieke-positie-en-bekostiging-praktijkonderwijs.html?ns_campaign=documenten-enpublicaties-over-het-onderwerp-passend-onderwijs&ns_channel=att
2. Relatie samenwerkingsverband en lwoo / pro
Er is van oudsher een intensieve relatie tussen het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs
en het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs. Die is verankerd in wet- en
regelgeving o.a. in verband met de oorspronkelijke aanwending van middelen uit het regionaal
zorgbudget. Juist het vmbo/lwoo en het pro waren en zijn de onderwijsvoorzieningen die het onderwijs bieden aan leerlingen met orthopedagogische en – didactische hulpvragen.
Dit is verankerd in de afspraken over de advisering, het onderzoek naar de capaciteiten en sociaal-emotionele ontwikkeling en de toeleiding. In verband met een goede afstemming werd er regelmatig overleg gevoerd met de regionale verwijzingscommissie (RVC).
Een concrete schets van de feitelijke relatie tussen vmbo/lwoo en pro en het samenwerkingsverband is nodig in verband met de werkwijze en de activiteiten in de schooljaren 2014-2015 en
2015-2016. Denk daarbij aan:
rol van het primair onderwijs bij de advisering en onderzoek (denk aan groepsonderzoek);
voorlichting aan ouders en leerlingen groep 7 en 8 over het voortgezet onderwijs en in het
bijzonder over vmbo/lwoo en pro;
afspraken over onderwijskundig rapport en het doorgeven van informatie aan het voortgezet
onderwijs;
afspraken over advisering, aanmelding bij school voor voortgezet onderwijs;
toeleiding naar RVC;
bestuurlijke contacten met de RVC;
plaatsing van leerlingen met een beschikking praktijkonderwijs op een locatie vmbo/lwoo en
een overzicht van de afspraken met het praktijkonderwijs in de vorm van een vangnet;
afspraken over de instroom van leerlingen in het praktijkonderwijs na leerjaar 1 (de zogenaamde kattenluikregeling);
het werken met een ontwikkelingsperspectief.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
45
3. Inzet opgebouwde expertise en financiering
Vanuit de traditie van het lwoo en pro geldt dat deze onderwijsvoorzieningen vooral in staat
zijn om een antwoord te geven op orthopedagogische en –didactische hulpvragen van leerlingen. Die vragen hadden vooral betrekking op het omgaan met de leerstof en het sociaalemotioneel functioneren (conform taakstelling in de wet op het voortgezet onderwijs). Voor het
samenwerkingsverband vervullen deze scholen veelal een bijzondere positie omdat zij van
groot belang zijn voor de voortgang van de schoolloopbaan van deze leerlingen met die hulpvraag. Ook vervullen deze scholen een belangrijke rol bij de tussentijdse opvang van leerlingen
na leerjaar 1. Het gaat dan om leerlingen die tijdens de loopbaan in het voortgezet onderwijs zijn
uitgevallen en waarbij een ander onderwijstraject gewenst is dat meer aansluit bij de hulpvragen
van de leerling.
Bovenstaande betekent dat het vmbo/lwoo en het pro in een regio de nodige kennis en expertise
hebben verzameld in het omgaan met de hulpvragen van deze leerlingen. Het is mogelijk de
moeite waard na te gaan of deze expertise ingezet kan worden bij andere scholen voor voortgezet onderwijs bij de ontwikkeling van het schoolondersteuningsprofiel.
Voor de zij-instromende leerlingen (instroom na leerjaar 1) en de niet-beschikte
onderinstromende leerlingen (niet volledig voldoend aan criteria, maar met hulpvraag) geldt dat
er veelal sprake is van een aanvullende financiering vanuit het regionaal zorgbudget.
Het bovenstaande leidt tot de volgende twee consequenties.
Bijdrage financiering van schoolloopbaan leerlingen vanuit de lichte ondersteuning (voorheen het regionale zorgbudget)
Indien van toepassing hier aangeven welke de consequenties zijn voor de schooljaren
2014-2015 en 2015-2016. Dit heeft ook consequenties voor de meerjaren begroting.
Beslissingen over de periode daarna laten afhangen van de beslissingen over de nieuwe
positionering van lwoo en pro in passend onderwijs.
Schoolondersteuningsprofiel voor vmbo/lwoo en pro
Bij de ontwikkeling van het schoolondersteuningsprofiel is gewerkt aan de hand van een
format. Dat format is zodanig opgesteld dat de scholen een schets geven van de ondersteuningswerkzaamheden om zoveel leerlingen passend onderwijs te bieden, gerichte ondersteuning te bieden en uitval te voorkomen. Zoals eerder opgemerkt hebben het vmbo met
leerwegondersteuning en het praktijkonderwijs in het verleden de nodige expertise op dit terrein opgebouwd. Vandaar dat in het schoolondersteuningsprofiel van deze scholen bijzondere aandacht wordt gevraagd voor de volgende onderwerpen: omgaan met leerachterstanden
en het bevorderen van de sociaal-emotionele ontwikkeling. Voor de scholen voor praktijkonderwijs geldt dat er daarnaast bijzondere ervaring is opgedaan met arbeidsoriëntatie en
arbeidstoeleiding. Het samenwerkingsverband wil deze expertise de komende jaren benutten
om de schoolontwikkelingsprofielen van andere scholen te versterken.
4. Toekomstperspectief
Het nieuwe samenwerkingsverband staat aan de vooravond van een periode van vier jaar
(2014-2018) waarin het ondersteuningsplan gerealiseerd gaat worden. Gezien de hoofdlijnenbrief
d.d. 5 april 2013 is het noodzakelijk om deze periode van vier jaar te splitsen in twee periodes
van twee jaar.
Het gaat om de volgende maatregelen die gefaseerd doorgevoerd gaan worden:
budgetten lwoo en pro worden ondergebracht bij passend onderwijs;
budget en ondersteuningstoewijzing komen door het onderbrengen van lwoo en pro in passend onderwijs in één hand;
samenwerkingsverbanden gaan zelf de indicatie voor lwoo en pro verzorgen en nemen de
taken van de RVC’s over;
er wordt een onderscheid gemaakt tussen basisbekostiging en ondersteuningsbekostiging
per leerling;
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
46
-
het totale bedrag voor de leerlingen lwoo en pro wordt gemaximeerd met ingang van schooljaar 2015-2016; het maximale bedrag voor lwoo en pro wordt per samenwerkingsverband
gebaseerd op de leerlingtelling van 1 oktober 2012;
in de voorbereiding op bovenstaande maatregelen worden diverse onderzoeken uitgevoerd.
Verstandig is het in 2014-2015 de volgende werkzaamheden uit te voeren met betrekking tot
de toekomstige beleidsontwikkeling.
Contacten leggen met de leden van de RVC over de overname van de taakstelling.
Voorbereiding taakstelling toeleiding naar lwoo en pro door het samenwerkingsverband. Bij
deze taakstelling wordt ook het samenwerkingsverband passend onderwijs primair onderwijs
betrokken.
Inrichting van een werkgroep toekomst lwoo en pro met als taakstelling de veranderende
inrichting van het lwoo en pro na 1 augustus 2016. Daaronder ook begrepen de taakstelling
financiën om de consequenties van de nieuwe regelingen te bezien voor het vmbo met
leerwegondersteuning en de scholen voor praktijkonderwijs in het samenwerkingsverband.
In de handreiking hebben we vooral aandacht gegeven aan de positie van lwoo en pro in verband
met de uitvoering van de brief van april 2013 en de integratie in passend onderwijs. Maar het
gaat natuurlijk om meer. Voor beide geldt dat ze een bijzonder relatie innemen ten opzichte van
het samenwerkingsverband. Vooral is het van belang om na te gaan hoe de toekomstige uitstroom mogelijkheden van het pro er uit zien. Het gaat daarbij vooral om arbeidsoriëntatie en –
toeleiding.
Een verdere verkenning daarop wordt gewenst geacht. Ook wordt het gewenst om daarbij de
expertise van het vso en het MBO te betrekken.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
47
Hoofdstuk 8 Zonder ouders gaat het niet
Uitwerking: Samenwerken met ouders
1. Wat zegt de wet?
Op tal van plaatsen wordt in de wet passend onderwijs aandacht besteed aan de rol en de
positie van ouders. Het gaat daarbij in ieder geval om de volgende artikelen:
in het ondersteuningsplan moet worden opgenomen hoe ouders geïnformeerd worden over
de ondersteuningsmogelijkheden (artikel 17a, lid 8f);
op overeenstemming gericht overleg voeren met ouders van leerlingen met een ondersteuningsbehoefte en die in aanmerking komen van een ontwikkelingsperspectief en in aansluiting daarop een jaarlijkse evaluatie met ouders (artikel 26, lid 1);
aanmelding en toelating van leerlingen en de positie van ouders (artikel 27, lid 2a en verder).
In het bijzonder gaat het dan om de positie van ouders, wanneer de school niet in staat is de
ondersteuningsvraag van de leerling te beantwoorden en er gezocht wordt naar een alternatieve school;
tijdelijk geschillencommissie toelating en verwijdering bij geschil tussen ouders en bevoegd
gezag (artikel 27c, lid 2);
het samenwerkingsverband verstrekt van elk advies over de ondersteuningsbehoefte van
een leerling als bedoeld in het veertiende lid, afschrift aan de ouders (artikel 17 a, lid 15);
medezeggenschap van ouders m.b.t. het schoolondersteuningsprofiel en het ondersteuningsplan.
2. Visie en uitgangspunten
Een van de belangrijkste uitgangspunten is de versterking van de samenwerking tussen school
en ouders. In het bijzonder gaat het dan om ouders van leerlingen met ondersteuningsvragen.
Verwacht wordt dat dankzij de wet passend onderwijs en dan in het bijzonder dankzij de zorgplicht ouders veel gerichter verwezen en geadviseerd kunnen worden.
Ook is het de bedoeling dat ouders veel meer betrokken worden bij de opstelling en de uitvoering
van het ontwikkelingsperspectief.
Het is de taak van alle scholen om ouders zo volledig mogelijk te informeren over de voortgang
van de vorderingen van de leerlingen en niet wanneer er pas problemen zijn. Verder besteden
alle scholen bijzondere aandacht aan de kwaliteit van de communicatie met de ouders. Die kwaliteit wordt gewaarborgd door vertrouwen, respect en verbondenheid met de leerling.
3. Aandachtspunten en uitwerking voor het ondersteuningsplan
Aan de orde komen de volgende onderwerpen:
Zorgplicht
Met de invoering van passend onderwijs krijgen scholen een zorgplicht. Dat betekent dat de
scholen de verantwoordelijkheid krijgen om alle leerlingen een passende onderwijsplek te bieden.
Voorheen moesten ouders van een kind dat extra ondersteuning nodig heeft, zelf op zoek naar
een geschikte school.
Vanaf 1 augustus 2014 melden ouders hun kind aan bij de school van hun keuze en heeft de
school de taak om de leerling passende ondersteuning te bieden. De school waar de leerling is
aangemeld, is verplicht om eerst te kijken of de leerling extra ondersteuning in de klas kan krijgen. Het schoolondersteuningsprofiel vormt hiervoor het uitgangspunt. Kan de school zelf geen
passende onderwijsplek bieden, dan wordt gekeken naar een plek op een andere reguliere
school binnen het samenwerkingsverband. Alleen als het echt niet haalbaar is om een leerling
binnen het regulier onderwijs te plaatsen, doet de school de ouders een aanbod voor een plek in
het (v)so.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
48
Ouders melden hun kind ten minste 10 weken voor het begin van het schooljaar aan bij de school
van hun keuze. Na aanmelding heeft de school 6 weken de tijd om te beslissen over de toelating
van de leerling. Deze periode kan eenmaal met 4 weken worden verlengd.
Heeft het bestuur na 10 weken nog geen besluit genomen? Dan heeft de leerling recht op tijdelijke plaatsing op de school van aanmelding tot de school wel een goede plek heeft gevonden. Zijn
ouders het niet eens met de toelatingsbeslissing van de school, dan kunnen ze een beroep doen
op ondersteuning door een onderwijsconsulent. Als dat niet werkt, kunnen ouders terecht bij de
(tijdelijke) landelijke geschillencommissie passend onderwijs.
Aanmelding en toelating van leerlingen
De overstap van leerlingen uit het (speciaal)basisonderwijs en uit het speciaal onderwijs naar het
voortgezet onderwijs wordt in het laatste jaar van verblijf op deze scholen nauwkeurig voorbereid.
De ouders zijn daar uiteraard nauw bij betrokken. De ouders en leerlingen worden goed geïnformeerd over de overgang naar het voortgezet onderwijs, de advisering door het basis- en speciaal
onderwijs, de afname van toetsen en/of testen bij leerlingen.
Ook worden ouders geïnformeerd over de procedure van aanmelding, toelating en plaatsing van
leerlingen. In verband met de toepassing van de zorgplicht is het mogelijk dat leerlingen niet toe
gelaten worden op de school waar zij zich aangemeld hebben, maar dat zij naar een andere
school zullen moeten. Over alle procedures is regelmatig overleg met vertegenwoordigers van
het basis- en speciaal onderwijs en het samenwerkingsverband passend onderwijs primair onderwijs.
Op grond van de wet op het primair onderwijs (artikel 42, lid 1) hebben ouders recht op inzage
in het onderwijskundig rapport en wordt hun een afschrift verstrekt.8
Bijzondere aandacht wordt daarbij gevraagd voor leerlingen die in het primair- of in het speciaal
onderwijs gebruik maken van een ontwikkelingsperspectief. De scholen voor primair- , speciaal
onderwijs dragen zorg voor een adequate informatieoverdracht. De samenwerkingsverbanden
passend onderwijs primair onderwijs en voortgezet onderwijs voorzien in een document dat de
gehele aanmeldings- en plaatsingsprocedure regelt en wijst de ouders op de wettelijke regelingen inzake plaatsing en toelating van leerlingen.
Zorg voor leerlingen met ondersteuningsvragen bij de overgang
Nadere afspraken moeten worden gemaakt over de overgang van leerlingen met ondersteuningsvragen. Het is gewenst om met het samenwerkingsverband voor primair onderwijs hierover aan het begin van leerjaar 8 al te bezien om welke leerlingen het gaat en welke maatregelen
getroffen moeten worden. Bijzondere aandacht gaat uit naar leerlingen die aangewezen zijn op
plaatsing in het vmbo met leerwegondersteuning, op onderinstroom bij het OPDC of op het praktijkonderwijs. Het gaat om afspraken over toetsing, informatieoverdracht, de rol van de PCL en
de RVC e.d.
Schoolondersteuningsprofiel
Bij de overstap naar het voortgezet onderwijs willen de ouders uiteraard nadrukkelijk weten wat
de ondersteuningsmogelijkheden zijn van de school voor voortgezet onderwijs waar hun kind is
aangemeld. Deze mogelijkheden staan opgetekend in het schoolondersteuningsprofiel van de
school en in de schoolgids.
In dit schoolondersteuningsprofiel legt het schoolbestuur ten minste eenmaal per vier jaar vast
welke ondersteuning de school kan bieden aan leerlingen die dat nodig hebben. Het profiel wordt
opgesteld door leraren, schoolleiding en bestuur.
8
Uit: Wet primair onderwijs. Artikel 42. Onderwijskundig rapport
Over iedere leerling die de school verlaat, stelt de directeur, na overleg met het onderwijzend personeel, ten behoeve van de ontvangende school of school als bedoeld in de wet op de expertisecentra dan wel als bedoeld in de
wet op het voortgezet onderwijs een onderwijskundig rapport op. Afschrift van dit rapport wordt aan de ouders van
de leerling verstrekt. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften omtrent dit rapport gegeven.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
49
Behalve de ondersteuningsmogelijkheden geeft de school ook aan welke ambities men voor de
toekomst heeft. Op basis van het profiel inventariseert de school welke expertise eventueel moet
worden ontwikkeld en wat dat betekent voor de (scholing van) leraren.
Leraren en ouders hebben adviesrecht op het schoolondersteuningsprofiel via de medezeggenschapsraad van de school. De school plaatst het profiel in de schoolgids (en doorgaans ook op
de website), zodat voor iedereen (ouders, leerlingen en andere partijen) inzichtelijk is wat de mogelijkheden van de school zijn.
Ondersteuningsplan
Het samenwerkingsverband legt alle ondersteuningsprofielen bij elkaar om te beoordelen of het
daarmee een dekkend aanbod kan realiseren. Doel is immers dat alle leerlingen een passende
plek krijgen. Het dekkende aanbod staat verwoord in het ondersteuningsplan.
Per schoolbestuur kunnen de medezeggenschapsraden twee personen afvaardigen in de ondersteuningsplanraad: een lid namens het personeel en een namens de ouders. De afgevaardigde
personen hoeven geen lid te zijn van de (G)MR.
De ondersteuningsplanraad is een boven bestuurlijke medezeggenschap. De ondersteuningsplanraad overlegt samen met het samenwerkingsverband over de ondersteuning op scholen en
de verdeling van de middelen. Om het ondersteuningsplan vast te stellen is, zoals eerder vermeld, instemming nodig van de ondersteuningsplanraad.
Ontwikkelingsperspectief
Wanneer een leerling in aanmerking komt voor extra ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband wordt vanaf 1 augustus 2014 gewerkt met een ontwikkelingsperspectief. Door het
samenwerkingsverband is vastgesteld welke ondersteuning geboden wordt (bijvoorbeeld in de
vorm van aanvullende middelen en personeel).
Het bevoegd gezag van een school stelt het ontwikkelingsperspectief vast, nadat het hierover op
overeenstemming gericht overleg met de ouders heeft gevoerd. De school evalueert het ontwikkelingsperspectief jaarlijks met de ouders en stelt het zo nodig bij.
Als ouders het niet eens zijn met het ontwikkelingsperspectief, dan is de school het eerste aanspreekpunt. Komen ouders en school er samen niet uit, dan kan men een onderwijsconsulent om
advies vragen of een klacht indienen bij het schoolbestuur.
In geval er een geschil ontstaat, kunnen de ouders dit ook voorleggen aan de tijdelijke, landelijke
geschillencommissie passend onderwijs. Voor ouders van leerlingen in het voortgezet speciaal
onderwijs opereert een tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief speciaal onderwijs.
Betrokkenheid ouders bij leerlingbespreking, zorg- en adviesteam en de PCL
In de ondersteuningsstructuur van scholen is ingebouwd dat er regelmatig overleg is over leerlingen tussen leraren. Dat overleg is gewenst om problemen te delen, aan te pakken, af te stemmen en te bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn. Dit overleg is een professioneel overleg
van direct betrokkenen bij de school. In sommige gevallen is er bij een leerling sprake van extra
ondersteuning omdat de aanpak op klassenniveau geen of te weinig effect heeft.
In dat geval wordt een beslissing genomen de leerling te bespreken in een interne leerlingbespreking of in het zorg- en adviesteam (ZAT). In het ZAT nemen ook externe deskundigen plaats.
Voor een ZAT-bespreking is expliciete toestemming van de ouders nodig. In gevallen dat het
ZAT nog verder advies wil vragen of gaat adviseren dat er een intensief ondersteuningstraject
van buiten de school nodig is, kan men de PCL van het samenwerkingsverband inschakelen.
Daar is eveneens de expliciete toestemming van de ouders voor nodig.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
50
In geval van conflict en geschil
Door de overheid zijn extra middelen vrijgemaakt om het werk van de onderwijsconsulenten
uit te breiden. Onderwijsconsulenten bemiddelen tussen ouders en de school. Het zijn onafhankelijke deskundigen waar ouders en scholen kosteloos een beroep op kunnen doen als zij
een conflict hebben over schoolplaatsing, verwijdering of het ontwikkelingsperspectief. Het gaat
hierbij om leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.
Indien de bemiddeling van een onderwijsconsulent ook geen uitkomst biedt kunnen ouders de
landelijke geschillencommissie inschakelen. Er wordt één (tijdelijke) landelijke geschillencommissie (voor po, (v)so en vo gezamenlijk) geformeerd. Deze commissie oordeelt bij meningsverschillen over toelating of verwijdering van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben
en over het ontwikkelingsperspectief (zie onderstaande links).
De geschillencommissie gaat het eerst van start in het (v)so voor geschillen over het ontwikkelingsperspectief. Vanaf 1 augustus 2014 gaat de commissie ook uitspraken doen in geschillen
in po, vo en (v)so. Dit is het moment dat de zorgplicht in werking treedt. De commissie bestaat
uit deskundigen en doet binnen tien weken uitspraak als een geschil wordt voorgelegd. Bij haar
oordeel houdt de commissie rekening met het schoolondersteuningsprofiel en het ondersteuningsplan. Ouders kunnen, net als nu, bij geschillen over toelating en verwijdering bezwaar maken bij de school, de Commissie Gelijke Behandeling inschakelen en beroep aantekenen bij de
rechter. Mocht de ouder na een uitspraak van de geschillencommissie alsnog naar de rechter
stappen, dan neemt de rechter het oordeel van de geschillencommissie mee bij de afweging.
Opmerking en websites
Ook op pagina 36 is al aandacht besteed aan de diverse commissie in verband met geschillen, beroep en bezwaar.
Bovenstaande informatie treffen de ouders aan in documenten die gepubliceerd worden op
de website:
http://www.passendonderwijs.nl/
www.passendonderwijs.nl/ouders-leerlingen/
www.onderwijsconsulenten.nl/
www.onderwijsgeschillen.nl/themadossier-passend-onderwijs/geschillencommissiespassend-onderwijs/geschillencommissie-passend-onderwijs/
www.balansdigitaal.nl/data/producten-webwinkel/brochures/passend-onderwijsinformatiegids-voor-ouders/
http://www.steunpuntpassendonderwijs.nl/
www.medezeggenschap-passendonderwijs.nl/
www.passendonderwijs.nl/nieuws/landelijke-geschillencommissie-geinstalleerd/
http://www.onderwijsgeschillen.nl/passend-onderwijs/geschillencommissie-oogo/
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
51
Hoofdstuk 9 Onderdeel van een netwerk
Uitwerking: Relatie met gemeenten, instellingen jeugdhulp en overige partners
1.
-
-
Wat zegt de wet?
In de wet passend onderwijs wordt in artikel 18a, lid 9 het volgende gesteld:
Het ondersteuningsplan wordt niet vastgesteld voordat over een concept van het plan
op overeenstemming gericht overleg (OOGO) heeft plaatsgevonden met burgemeester
en wethouders van de desbetreffende gemeente of gemeenten en overleg heeft plaatsgevonden met het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 17a, tweede lid, van de wet op
het voortgezet onderwijs, waarvan het gebied geheel of gedeeltelijk samenvalt met het gebied van het samenwerkingsverband. Het overleg met burgemeester en wethouders vindt
plaats overeenkomstig een procedure, vastgesteld door het samenwerkingsverband en
burgemeester en wethouders van die gemeente of gemeenten. De procedure bevat een
voorziening voor het beslechten van geschillen.
In artikel 17b wordt ten aanzien van leerlingen die extra ondersteuning behoeven gesteld
dat het onderwijs gericht is op individuele begeleiding die is afgestemd op de behoeften van
de leerling. Zo nodig treedt het bevoegd gezag daarbij in overleg met een aantal instellingen
zoals instellingen uit de jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, maatschappelijke ondersteuning
of een zorgaanbieder.
2. Uitgangspunt
In de afgelopen jaren is het besef gegroeid dat het voor de oplossing van problemen van jongeren het noodzakelijk is dat er tussen het onderwijs, de gemeenten en de instellingen voor jeugdhulp intensief wordt samengewerkt. Dat heeft geleid tot een visie en een werkwijze die aangeduid
wordt als integraal werken: gezamenlijk en doelgericht werken aan een passende aanpak voor
onderwijs-, opvoed- en ondersteuningsbehoefte(n) van jeugdigen, ouders en professionals op
basis van één gezin, één kind, één plan en één regisseur. Uitgangspunt is het versterken van de
eigen kracht en het handelingsrepertoire van alle betrokkenen. Met deze integrale benadering is
onderwijs beter in staat om bij de analyse van problemen sterker de drie leefwerelden van jongeren te betrekken. Het gaat dan om de samenhang tussen onderwijs, gezin en vrije tijd.
Onderdeel van de visie is dat een bundeling van expertise noodzakelijk is omdat het onderwijs
het niet meer alleen kan. De problemen van jeugdigen zijn vaak zo complex en ingewikkeld dat
een meervoudige en integrale benadering noodzakelijk is. Daarnaast is het voor de burger door
de specialisatie en differentiatie en de daaraan gekoppelde functionarissen steeds moeilijker
geworden om door de bomen het bos nog te zien.
3. Onderdeel van een netwerk en integraal werken
Een aantal ingrijpende veranderingen staat voor de deur. Gemeenten, schoolbesturen en hun
samenwerkingspartners hebben of krijgen te maken met: de invoering van passend onderwijs,
de invoering van de jeugdwet, de invoering van de wet participeren naar vermogen en de
veranderingen in de AWBZ.
Het is de primaire taak van de schoolbesturen om zorg te dragen voor kwalitatief goed onderwijs
en een goed functionerend samenwerkingsverband, waarin de zorgplicht gerealiseerd kan worden en er een dekkende zorgstructuur is en er geen leerling tussen de wal en het schip terecht
komt. In dat perspectief wordt van het onderwijs verwacht dat:
- de school een positief pedagogisch klimaat heeft en veilig is;
- de handelingsbekwaamheid en competenties van leraren versterkt wordt ook ten aanzien
van het signaleren van ondersteuningsbehoeften en het omgaan met verschillen;
- er zicht is op de leerontwikkeling van alle leerlingen, de factoren die dat beïnvloeden (o.a.
gezin en vrije tijd) en dat er opbrengstgericht gewerkt wordt;
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
52
-
samenwerking met ouders gezocht wordt om gezamenlijk de ontwikkeling van jeugdigen
te bevorderen;
er samen met partners om de school gewerkt wordt aan een effectieve ondersteuningsstructuur op school;
er planmatig wordt gewerkt en er een zorgvuldige overdracht en aanname van leerlingen is.
Deze onderwerpen komen ook sterk aan de orde bij de verdere ontwikkeling van de schoolondersteuningsprofielen. Streven is dat de samenwerking met instellingen voor jeugdhulp een
structureel onderdeel gaat worden van de schoolorganisatie. Het is de bedoeling dat dit leidt
tot heldere en transparante afspraken tussen de school en de instellingen voor jeugdhulp. De
gemeente(n) kunnen daarbij een coördinerende en sturende rol vervullen in het samenwerkingsverband. Op die manier wordt gezamenlijk gewerkt aan een versterking van het vangnet en een
dekkende zorgstructuur.
Om een gezamenlijke aanpak te realiseren, is het gewenst dat alle betrokkenen werken vanuit
een gemeenschappelijke visie en concept. Daarin moeten in ieder geval de volgende elementen
een plaats hebben:
- een omslag in denken en handelen bij direct betrokkenen: samenwerking is van wezenlijk
belang voor de kwaliteit van de ondersteuning en begeleiding van jongeren;
- de erkenning dat problemen van jeugdigen zich gewoonlijk niet beperken tot één werkveld
of één leefwereld;
- een bestuurlijke erkenning binnen organisaties dat investeren in samenwerking met andere
partners van grote betekenis is voor de kwaliteit van het werk;
- de erkenning dat integraal werken tot gevolg heeft dat werkprocessen in onderwijs, zorg en
veiligheid anders en hopelijk beter zullen verlopen;
- de erkenning dat ouders en jeugdigen zelf een beslissende invloed hebben op de inrichting
van het onderwijs- zorgarrangement.
Kortom, de komende jaren zijn gericht op meer verbinding, samenwerking en kwaliteit.
Onderstaand een kort overzicht van concrete afspraken die nodig zijn in de komende jaren:
- schets van de regionale overlegstructuur van onderwijs, instellingen jeugdhulp en leerplicht
(op beleidsniveau en uitvoeringsniveau / wellicht hier ook samenhang met overleggen in
het kader van vsv, plusvoorzieningen, risicojeugd e.d.);
- regionale afspraken over inzet van medewerkers cjg en basisinstellingen als: leerplicht,
jeugdgezondheidszorg, schoolmaatschappelijk werk ed.;
- afspraken over inzet op schoolniveau en bewaking van de uitvoering ervan;
- betrokkenheid bij vroegsignalering van jongeren;
- inzet van werkzaamheden voor onderscheiden doelgroepen jongeren;
- afspraken over overdracht van informatie van primair-, speciaal onderwijs naar voortgezet
onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs;
- betrokkenheid bij overlegstructuur van scholen zoals zorgteam en zorg- en adviesteam;
- betrokkenheid instellingen jeugdhulp bij de professionalisering en competentieversterking
van leraren (denk bijvoorbeeld aan onderwerpen als: kwaliteiten van bejegening jongeren,
kennis van jeugdcultuur e.d.);
- betrokkenheid bij commissies als PCL;
- betrokkenheid bij voorzieningen als OPDC, rebound, Op de Rails en Herstart (een grote
diversiteit aan mogelijkheden denk aan: betrokken bij plaatsing, uitvoering van werkzaamheden, trainingen, ouderondersteuning e.d.);
- afspraken over coördinatie, afstemming en regievoering.
Dergelijke afspraken moeten voor de komende jaren ook geplaatst worden in het kader van
resultaatgericht werken. Dat betekent dat samenwerkingsverbanden nog sterker dan voorheen
letten op kwaliteit en maatregelen nemen om de kwaliteit van de samenwerking regelmatig te
evalueren op effect en rendement (zie ook toezichtkader van de inspectie, bijlage 3 op blz. 64).
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
53
Bruikbaar voor het kwalitatief handelen in een samenwerkingsverband is de reeds genoemde
publicatie ‘Integraal werken in het kader van de verbinding zorg voor jeugd en passend onderwijs’
(wordt in september uitgebracht door PO-raad, VO-raad en VNG).
4. Samenwerking onderwijs / jeugdhulp
In het kader van dit ondersteuningsplan worden de belangrijkste aspecten van doel en structuur
van de samenwerking tussen onderwijs en instellingen voor jeugdhulp weergegeven.
Doel: het realiseren van betere kansen en gezondere groei en ontwikkeling voor jeugdigen.
Middel: een gezamenlijke inzet vanuit de jeugdhulp en het (speciaal) onderwijs op het moment
dat er naast de inspanningen van ouders en andere opvoeders zowel inzet vanuit (speciaal) onderwijs als jeugdhulp nodig is:
- waarbij de juiste ondersteuning ingezet wordt om de doelen van jeugdigen en gezinnen te
behalen (eenvoudig of intensief en alles ertussen);
- waarbij het integraal werken bijdraagt aan effectieve preventie en het versterken van het
handelingsrepertoire van professionals;
- waarbij beslissingen over de juiste inzet niet apart georganiseerd worden, maar (methodisch)
onderdeel van onderwijs- en zorgprocessen of trajecten zijn.
Integraal werken is succesvol wanneer de beoogde doelen op het niveau van jeugdigen en
gezinnen worden gehaald, op de meest efficiënte en duurzame manier. Overeenstemming over
de doelen van integraal werken en over de manier waarop er wordt samengewerkt vormen het
fundament van de samenwerking. Concreet moeten er afspraken worden gemaakt over:
doel, doelgroep en het beoogde resultaat;
de structuur van de samenwerking;
de inhoud van de aanpak.
Verwacht wordt dat dankzij de inzet van de jeugdhulp op meerdere niveaus van de ondersteuningsstructuur van de school (preventie, vroegsignalering, diagnostiek en analyse, ontwikkeling
ontwikkelingsperspectief en planmatig werken, ondersteuning opvoedingsproces thuissituatie,
afstemming en coördinatie) er meer resultaten geboekt kunnen worden op het niveau van de
schoolorganisatie als de concrete ondersteuning aan jongeren.
5. Relatie met de gemeente(n) en OOGO
Het onder punt 1 genoemde wetsvoorstel biedt de wetgever aan de regio’s een aantal mogelijkheden om de kwaliteit van de invoering van passend onderwijs te bevorderen (wettekst artikel
17a lid 9):
de versterking van de samenwerking tussen onderwijs en de gemeenten, waarbij de gemeenten vooral tot taak hebben zorg te dragen voor een dekkende zorgstructuur in relatie tot
de invoering van de nieuwe jeugdwet;
het bevorderen van regionale (bovengemeentelijke) afspraken over ondersteuning aan leerlingen, omdat leerlingstromen zich veelal niet houden aan gemeentegrenzen;
het bevorderen van de samenhang in het onderwijs en de ondersteuning aan 4 – 18 jarigen
en de bijbehorende doorgaande lijnen, door voor te schrijven dat overleg heeft plaatsgevonden met de samenwerkingsverbanden primair onderwijs.
Door het overleg tussen de gemeenten en het samenwerkingsverband worden de stelselwijzigingen passend onderwijs en transitie jeugdzorg beter op elkaar afgestemd. Met deze wijzigingen
wordt de verantwoordelijkheid voor hulp aan jongeren en gezinnen die extra ondersteuning nodig
hebben gelegd bij schoolbesturen en gemeenten. Het is de bedoeling dat het werkveld van onderwijs en zorg met elkaar te verbinden en het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband en het jeugdplan van de gemeente onderling af te stemmen. Rekening houdend met
opgebouwde traditie en met de bereikte verworvenheden.
Voor de gehele voorbereiding van het OOGO is het verstandig gebruik te maken van de reeds
genoemde handreiking: ‘De verbinding passend onderwijs en zorg voor jeugd’ (VO-raad,
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
54
PO-raad en VNG,). Daarin zijn o.a. opgenomen een stappenplan, een checklist, een tijdpad
en diverse bouwstenen voor de voorbereiding van het overleg. In overeenstemming met de
handreiking, zullen de volgende stappen gezet worden:
kennis en informatie op peil;
het speelveld in beeld;
belangrijkste kengetallen in zicht;
de inhoudelijke agenda bepaald;
een overlegstructuur (her) ingericht;
het OOGO voorbereid;
vervolgafspraken.
In verband met het belang van een juiste afstemming en de kwaliteit van passend onderwijs is
een goed verloop van het OOGO onontbeerlijk. Het heeft ook consequenties voor de inhoudelijke
en procesmatigs voorbereiding van het overleg.
Vanuit het ondersteuningsplan en de onderwerpen van de gemeenten ontstaat een samenwerkingsagenda voor jeugd, onderwijs en zorg. Het gaat daarbij o.a. aan de volgende onderwerpen:
een samenhangend en sluitend aanbod van voorzieningen voor onderwijs en ondersteuning
(preventie, signalering, beoordeling, toewijzing, ondersteuning / hulpaanbod);
basis- en extra ondersteuning binnen de scholen en binnen de bovenschoolse zorgstructuur;
overgangen tussen scholen onderling en tussen school en voorzieningen en bijdragen aan
continuïteit;
afspraken over thuiszitters (inzet van onderwijs, leerplicht, instellingen jeugdhulp, monitoring
afspraken en indien gewenst in relatie met afspraken vsv);
consequenties passend onderwijs voor leerlingvervoer en onderwijshuisvesting;
tegengaan voortijdig schoolverlaten;
aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt v(s)o en mbo.
6. Instemming met Ondersteuningsplan 2014
In het voorwoord op het ondersteuningsplan wordt formeel melding gemaakt van het gevoerde
overleg, de resultaten ervan en de gemaakte vervolgafspraken.
Bij het vervolg is het van belang afspraken te maken over de onderlinge informatiestroom over de
voortgang van de werkzaamheden, de communicatie, de regievoering over uitvoering, controle
op werkafspraken e.d.
Informatie
www.vng.nl/onderwerpenindex/onderwijs/passend-onderwijs/publicaties/de-verbindingpassend-onderwijs-en-zorg-voor-jeugd-vng
Modelprocedure op overeenstemming gericht overleg
www.vng.nl/onderwerpenindex/onderwijs/passend-onderwijs/nieuws/modelprocedureOOGO-passend-onderwijs-beschikbaar
Document: de verbinding passend onderwijs en zorg voor jeugd
www.vng.nl/onderwerpenindex/onderwijs/passend-onderwijs/publicaties/de-verbindingpassend-onderwijs-en-zorg-voor-jeugd-vng
Geschillenregeling
http://www.onderwijsgeschillen.nl/passend-onderwijs/geschillencommissie-oogo/
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
55
Hoofdstuk 10 We gaan voor kwaliteit
Uitwerking: Kwaliteitszorg en -borging in het samenwerkingsverband
1.
-
Wat zegt de wet?
De inspectie van het onderwijs zal m.b.t. de samenwerkingsverbanden toezicht houden op
de uitvoering van de taken van het samenwerkingsverband én de rechtmatige besteding
van de middelen.
Het toezicht op het samenwerkingsverband richt zich op de invulling en uitvoering van het
ondersteuningsplan.
Toezicht op de verantwoording zal geschieden via de jaarverslaggeving.
Het toezicht is, net zoals het toezicht op de scholen, risicogestuurd. Onderzoek vindt alleen
plaats indien een samenwerkingsverband in negatieve zin opvalt. In die gevallen doet de inspectie onderzoek en beoordeelt met behulp van een toezichtkader het samenwerkingsverband op zijn handelen en indien nodig start een interventietraject uiteenlopend van intensivering van het toezicht tot sanctionering door opschorten of inhouden van de bekostiging.
2. Aandachtspunten
Voor het samenwerkingsverband ligt hier het belang om een gericht kwaliteitsbeleid te gaan
voeren. In het toezichtkader wordt het raamwerk daarvoor geschetst. Het samenwerkingsverband
zal uiteraard zorg moeten dragen voor een breed draagvlak bij de bevoegde gezagen om dat
beleid in te richten.
Voor een aantal samenwerkingsverbanden zal het een continueren zijn van al in de afgelopen
jaren ingezet beleid; voor andere samenwerkingsverbanden zal het betekenen dat het beleid
nog ontwikkeld moet worden.
Op basis van het toezichtkader gaat het om de volgende aandachtspunten:
het belang onderschrijven van het systematisch verzamelen van data en het zorgen voor
draagvlak van bevoegde gezagen en scholen;
belang onderschrijven van kwaliteitszorg en –borging in het samenwerkingsverband;
algemene afspraken vastleggen over kwaliteit en werkprocedures (o.a. pdca cyclus);
inspelen op het toezichtkader van de inspectie (zie onderstaande uitwerking);
het vaststellen van evaluatieprocedures en – termijnen;
het vaststellen van indicatoren van dit samenwerkingsverband (eigen ambities in combinatie
met het toezichtkader van de inspectie);
samenstellen van financiële verantwoording en rapportages;
nalopen van afspraken over inzet van middelen, de verantwoording ervan en het behalen
van resultaten en daarbij bijzondere aandacht voor de relatie met instellingen voor jeugdhulp;
op basis van de verdeelmodellen verstrekt het samenwerkingsverband aan de scholen
financiële middelen;
de afspraken over de inzet van die middelen en het verwachte rendement en de verantwoording van die inzet en evaluatie.
3. Uitwerking toezichtkader inspectie
In dit hoofdstuk is gebruik gemaakt van het document Integraal toezicht op de samenwerkingsverbanden in het primair en voortgezet onderwijs (versie juni 2013). Dit is de link naar dat document:
http://www.onderwijsinspectie.nl/binaries/content/assets/Actueel_publicaties/2013/concepttoezichtk
ader-samenwerkingsverbanden-passend-onderwijs-juni-2013.pdf
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
56
Integraal toezicht
Het toezicht op de samenwerkingsverbanden is integraal toezicht, want het omvat - in samenhang - zowel kwaliteitstoezicht, nalevingstoezicht als financieel toezicht. Het toezichtkader bestaat uit een werkwijze die de inspectie bij haar toezicht hanteert en het waarderingskader: de
kwaliteitsaspecten en indicatoren waarop de inspectie een samenwerkingsverband beoordeelt.
De samenwerkingsverbanden krijgen ook de verantwoordelijkheid over de kwaliteit en de naleving van wettelijke voorschriften voor de OPDC’s. (zie de eerder genoemde publicaties: ‘Een
passend onderwijsprogramma voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs’ en de concept
Algemene Maatregel van Bestuur Passend Onderwijs). De inspectie gaat ook toezien op deze
vorm van onderwijs. Hierover vindt nog nadere besluitvorming plaats. De uitwerking van het
toezichtkader voor deze OPDC’s valt daarom vooralsnog buiten het huidige toezichtkader.
Waarderingskader
Om de kwaliteit van het samenwerkingsverband te kunnen beoordelen, is het volgende nodig:
- te weten of leerlingen de ondersteuning krijgen waar zij recht op hebben;
- zicht te hebben op de doelmatigheid van de bestuurlijke en organisatorische inrichting van de
samenwerkingsverbanden;
- te weten of de besteding van middelen rechtmatig en doelmatig is.
De inspectie hanteert daartoe de volgende kwaliteitsaspecten: resultaten, management en organisatie, kwaliteitszorg.9
a. Resultaten
Het samenwerkingsverband voert de opgedragen taken uit en realiseert een samenhangend
geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen, zodanig dat alle leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs
krijgen.
b. Management en organisatie
Het samenwerkingsverband weet zijn missie en doelstellingen binnen het kader van de wet
passend onderwijs te realiseren door een slagvaardige aansturing, effectieve interne communicatie en een doelmatige, inzichtelijke organisatie.
c. Kwaliteitszorg
Het samenwerkingsverband heeft zorg voor kwaliteit door systematische zelfevaluatie, planmatige kwaliteitsverbetering, jaarlijkse verantwoording van gerealiseerde kwaliteit en borging
van gerealiseerde verbeteringen.10
In bijlage 3 op blz. 64 is een beknopte beschrijving opgenomen van iedere indicator.
Naleving wettelijk voorschriften
Vooralsnog zal de inspectie jaarlijks toezien op de volgende voorschriften:11
de aansluiting bij een samenwerkingsverband voor elke school van het bevoegd gezag per
1 november 2013;
het vormgeven van het samenwerkingsverband door het oprichten van een rechtspersoon
door de bevoegde gezagsorganen binnen het samenwerkingsverband per 1 november
2013;
9
10
11
De inspectie start met onderzoek naar de prestaties op indicatoren kwaliteitsaspect resultaten. Als de
prestaties op orde zijn, is er geen directe aanleiding om de andere twee kwaliteitsaspecten te onderzoeken
Deze drie kwaliteitsaspecten zijn uitgewerkt in achttien indicatoren. In de bijlage 3 staat een korte
beschrijving van iedere indicator.
De nieuwe artikelen, respectievelijk: 18a, eerste lid, WPO en 17a, eerste lid, WVO / 18a, vierde lid, WPO
en 17a, vierde lid, WVO/ zevende tot en met negende lid, WPO, 17a, zevende tot en met negende lid,
WVO en 14a WMS/ 18a, tiende lid, WPO en 17a, tiende lid, WVO/18a, negende lid WPO en 17a,
negende lid WVO.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
57
-
de naleving van de regels met betrekking tot de vaststelling van het ondersteuningsplan en
de instemming van de ondersteuningsplanraad vanaf januari 2014; de tijdige vaststelling
van het ondersteuningsplan en het insturen aan de inspectie, uiterlijk vóór 1 mei 2014;
de naleving van de OOGO-procedure.
Rechtmatige verkrijging en besteding van de onderwijsmiddelen
De inspectie is ook verantwoordelijk voor het toezicht op de rechtmatige verkrijging en besteding
van onderwijsmiddelen. De uitvoering van dit toezicht ligt bij de instellingsaccountant. De inspectie is verantwoordelijk voor de aansturing van dit toezicht.
Ondersteuningsplannen
Een ondersteuningsplan geeft een beeld van het beleid dat het samenwerkingsverband gaat
voeren. Zowel in het primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs dient het ondersteuningsplan dezelfde punten te bevatten. Deze zijn in wettelijke voorschriften vastgelegd net als de
procedure voor vaststelling.
Risicogestuurd toezicht
Op basis van een risicoanalyse met de volgende zes parameters:
thuiszitters, leerlingen die niet deelnemen aan onderwijs (verzuim etc.);
spreiding en doorstroom in het onderwijs (leerlingenstromen en extra ondersteuning);
(eerder gegeven) inspectieoordelen op scholen en instellingen (scholen in SWV met
aangepast toezicht);
signalen (tekortkomingen bij de uitvoer passend onderwijs in de regio, input gemeente,
aantal klachten/ bezwaren);
ondersteuningsplan, jaarverslagen en de verdeling van ondersteuningsmiddelen (verbondenheid, dekkend ondersteuningsaanbod);
deskundigheid van de leraar op gebied van het bieden van extra ondersteuning (voldoende
pedagogisch/didactisch vakbekwaam voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven).
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
58
Hoofdstuk 12 Het mag wat kosten
Uitwerking: Financiën in het Samenwerkingsverband
1. Wat zegt de wet?
Hieronder worden de belangrijkste facetten van de wet passend onderwijs en aanvullende regelgeving weergegeven ten aanzien van de financiën van het samenwerkingsverband passend onderwijs.
Het bevoegd gezag van de school die als kassierschool van het samenwerkingsverband
functioneert, draagt zorg voor de verdeling en de overdracht van de nog niet bestede bekostiging van dat samenwerkingsverband aan de bevoegde gezagsorganen van de scholen die
op die dag deelnamen aan dat samenwerkingsverband. Deze overdracht moet binnen één
jaar (na oprichting / doorstart) hebben plaatsgevonden.
Het nieuwe bekostigingssysteem passend onderwijs vervangt het bekostigingssysteem voor
het voortgezet speciaal onderwijs en de leerlinggebonden financiering.
De manier waarop de middelen voor ‘lichte ondersteuning’ ten behoeve van het voormalige
samenwerkingsverband worden toegekend, blijft dezelfde. In het voortgezet onderwijs zijn dat
de middelen ten behoeve van het regionale zorgbudget en de reboundmiddelen. Daaraan
wordt toegevoegd de middelen voor Herstart en Op de Rails die aan de REC’s werden toegekend. Vanaf het schooljaar 2015-2016 worden de middelen voor leerwegondersteunend en
praktijkonderwijs aan de lichte ondersteuning toegevoegd.
De financiering van extra ondersteuning is niet meer afhankelijk van een landelijke indicatiestelling. Het samenwerkingsverband ontvangt de beschikbare middelen voor extra ondersteuning en kan deze op basis van eigen inzichten verdelen. De rechtspersoon verdeelt vervolgens de middelen over de scholen waar de extra ondersteuning nodig is.
Een deel van de middelen gaat naar het (v)so, op basis van het aantal kinderen dat het
samenwerkingsverband daar plaatst.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen basiskosten (vergelijkbaar met de gemiddelde kosten
voor een reguliere leerling) en kosten voor extra ondersteuning (zoals nu bij lwoo). Elke
school, ook vso - scholen (en vanaf 2015-2016 ook voor lwoo en pro), krijgt vanuit het rijk de
basisbekostiging per ingeschreven leerling. Aanvullend daarop is er een budget voor extra
ondersteuning beschikbaar.
De omvang van het budget per samenwerkingsverband wordt bepaald op basis van het aantal leerlingen binnen het samenwerkingsverband, vermenigvuldigd met een normbedrag. Zo
ontstaat er een normatief ondersteuningsbudget voor het samenwerkingsverband. Omdat
deze nieuwe berekening leidt tot een andere verdeling van het budget, geldt er een overgangsregeling. In 5 jaar tijd, vanaf het tweede jaar na invoering van de wet per 1 augustus
2014, groeit het samenwerkingsverband naar het nieuwe budget toe. Hierbij wordt op basis
van de peildatum 1 oktober 2011 het niet-verevende bedrag (dat is de ‘oude’ situatie) vergeleken met het volledig verevende bedrag (de nieuwe situatie). Het verschil tussen beide bedragen is het correctiebedrag.
Het ondersteuningsplan bevat de afspraken (procedure en criteria) die de rechtspersoon
heeft gemaakt over de verdeling, besteding en toewijzing van de middelen voor extra ondersteuning en de voorzieningen voor extra ondersteuning aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting.
Uit het toezichtkader blijkt dat de inspectie ook verantwoordelijk is voor het toezicht op de
rechtmatige verkrijging en besteding van onderwijsmiddelen. De uitvoering van dit toezicht
ligt bij de instellingsaccountant. De inspectie is verantwoordelijk voor de aansturing van dit
toezicht. Jaarlijks controleert de inspectie steekproefsgewijs de kwaliteit van de controle door
de instellingsaccountants.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
59
3. Financiële middelen SWV Noord-Kennemerland: een overzicht
Er wordt gebruik gemaakt van het budget dat kenbaar is gemaakt op de website passend onderwijs (http://SWV.passendonderwijs.nl/VO2703/)
De recente bezuinigingen (op lichte en zware ondersteuning) zijn in de berekening opgenomen.
Evenals een nieuwe balk bekostiging zware ondersteuning 2014-2015.
Bekostiging SWV vanaf 2014 op basis van de leerlingen uit kengetallen overzicht
Nummer SWV: VO2703
Naam SWV: VO_Alkmaar e.o. (Noord-Kennemerland)
1 . Regiobudget (lichte ondersteuning)
€ 366
Regionale Ondersteuningsvoorziening
Rebound
Herstart en Op de Rails
1.
bedrag per VMBO 3/4 ll
bedrag per VMBO 3/4 ll
bedrag per VMBO 3/4 ll
Bekostiging lichte ondersteuning
€ 1.176.931
Bekostiging zware ondersteuning vanaf 2014-2015
Normbekostiging
Rechtstreeks aan SWV
Overgangsbekostiging
€ 295.080
Totaal
€1.201.846
€1.496.926
€ 1.483.525
Naar VSO-school indien geen opting out
Normatieve ondersteuningsbudget
Bekostiging zware ondersteuning 2015-2016
Normbekostiging totaal
(bedrag per ll VO)
€ 495
€7.534.434
Verevening (op basis van 1-10-2011)
€ 148.175
Ondersteuningsbekostiging
(Prijzen op basis van personeel 2012-2013 en materieel 2012)
vso
vso cat. 1 (cluster , ZMLK,
vso cat 2 (LG)
vso cat 3 (MG)
Ondersteuningsbekostiging vso
€ 9.054
€ 16.133
€ 20.052
€ 4.234.267
€ 3.151.991
Resterend ondersteuningsbudget per 2015-2016 voor leerlingen in het regulier onderwijs
Ontwikkeling ondersteuningsbudget bij gelijkblijvende leerlingen aantallen
Schooljaar
Correctiepercentage
2015-2016
2016-2017
2017-2018
2018-2019
2019-2020
2020-2021
100%
90%
75%
60%
30%
0%
Normatieve ondersteuningsbudget
€ 7.534.434
€ 7.534.434
€ 7.534.434
€ 7.534.434
€ 7.534.434
€ 7.534.434
Correctie
bedrag
€ 148.175
€ 133.358
€ 111.132
€ 88.905
€ 44.453
€0
Ondersteuningskosten vso
€ 4.234.267
€ 4.234.267
€ 4.234.267
€ 4.234.267
€ 4.234.267
€ 4.234.267
Resterend ondersteuningsbudget
€ 3.151.991
€ 3.116.808
€ 3.189.035
€ 3.211.261
€ 3.255.714
€ 3.300.166
Blz. 56 uitleg cijfers SWV Noord-Kennemerland.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
60
De bekostiging lichte ondersteuning is de som van drie budgetten: regionale ondersteuningsvoorziening, reboundmiddelen, Herstart- en Op de Rails middelen: samen € 366,00.
Dit bedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal leerlingen vmbo leerjaar 3 en 4. In de toekomst
is de berekeningsgrondslag niet het aantal vmbo-leerlingen voor de leerjaren 3 en 4, maar het
totaal aantal vo-leerlingen. Het basisbedrag wordt met die nieuwe berekening anders en ook het
totaal bedrag lichte ondersteuning.
De bekostiging zware ondersteuning wordt reeds wel berekend aan de hand van het aantal voleerlingen. Het bedrag is € 495,00 per leerling. Van dit budget wordt een bedrag ingehouden dat
besteed wordt aan leerlingen die het voortgezet speciaal onderwijs bezoeken (onderinstroom en
zij-instroom cluster 3 /4).
De inhouding kent drie categorieën:
vso categorie 1, cluster 4, zmlk, langdurig ziek: bedrag per leerling € 9.054,00;
vso-categorie 2, lichamelijke gehandicapt: bedrag per leerling € 16.133,00;
vso-categorie 3, meervoudig gehandicapt: bedrag per leerling € 20.052,00.
Het bedrag resterend ondersteuningsbudget zware ondersteuning voor leerlingen in het reguliere
onderwijs bestaat uit het budget aantal vo-leerlingen x € 495,00 minus de bedragen die een samenwerkingsverband uitgeeft aan leerlingen die in de bovenstaande drie categorieën het voortgezet speciaal onderwijs bezoeken. Deze systematiek vindt plaats vanaf schooljaar 2015-2016.
4.
Bekostiging cluster 2 leerlingen na 1 augustus 201412
Voor het cluster 2 onderwijs en de begeleiding wijkt de regelgeving in de wet passend onderwijs
op een aantal punten af van de regelingen zoals die gelden voor het onderwijs aan en de begeleiding van leerlingen met een indicatie voor cluster 3 of 4.
De reguliere middelen leerlinggebonden financiering van leerlingen met een cluster 2 indicatie.
In de wet passend onderwijs is opgenomen dat de huidige financiële middelen die horen bij een
rugzak van een leerling met een cluster 2 indicatie en die nu rechtstreeks naar de reguliere
school gaan, per 1 augustus 2014 worden toegekend aan de instellingen van cluster 2. Het gaat
dan om vijf landelijke instellingen. Het budget dat de instellingen ontvangen wordt gebudgetteerd
en is gebaseerd op het aantal AB leerlingen cluster 2 op 1 oktober 2011.De overdracht van deze
reguliere middelen voor de leerlinggebonden financiering voor cluster 2 leerlingen sluit aan bij de
landelijke structuur van cluster 2.
De instellingen zijn vervolgens verplicht om aan de scholen waar deze leerlingen staan ingeschreven een ondersteuningsaanbod te doen
5.
Aandachtspunten
Financiële startsituatie
Ruim voor dat passend onderwijs start (1-8-2014) kan het samenwerkingsverband reeds een
overzicht geven van de financiële startsituatie. De start van het nieuwe samenwerkingsverband
begint met een budget afkomstig van de oude situatie.
Is er al een bestemming voor dat geld aangegeven? Passend onderwijs start immers midden in
een kalenderjaar. Wanneer kan het nieuwe samenwerkingsverband het boekjaar laten beginnen?
Dit wordt door OCW nog onderzocht. Er is een mogelijkheid het boekjaar naar voren te halen (in
feite te verlengen). Dat betekent dat het SWV voor het eerst verantwoording aflegt in het voorjaar
van 2016 en wel over de periode 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2015. Eenzelfde regeling wordt toegepast bij de pioniers, die gestart zijn per 1 augustus 2013.
12
Bron: Simea: Gevolgen invoering passend onderwijs op 1 augustus 2014 voor reguliere middelen gekoppeld aan
de LGF indicatie cluster 2.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
61
Visie op de geldstroom en de keuze voor een verdeelmodel
Het samenwerkingsverband moet zich uitspreken over de algemene koers in zake de verdeling
van middelen en welke accenten daarbij gelegd worden. In aansluiting op het Referentiekader
Passend Onderwijs zijn er drie mogelijkheden of de combinaties daarvan: geld volgt school, geld
volgt expertise en geld volgt leerling.
Voorbeeld SWV Passend Onderwijs VO Noord-Kennemerland
Bij de samenstelling van de begroting voor het nieuwe samenwerkingsverband heeft men zich
laten leiden door een aantal overwegingen. Dit tegen de achtergrond van de ondersteuningsbekostiging vso cluster 3 en 4.
- Startkapitaal meenemen uit het oude samenwerkingsverband. Grotendeels bestemd voor
de personele reserve voor OPDC I en II. Eventueel bedrag reserveren voor voorfinanciering van bijvoorbeeld trajectgroep of vergelijkbaar initiatief.
- Bedrag Bureau Management Ondersteuning (bedoeld voor kosten als: salarisadministratie, boekhouding, activiteiten controller en personeelswerk).
- Bedrag staf samenwerkingsverband.
- Bedrag diagnostiek.
- Bedrag OPDC I, bedrag OPDC II.
- Bedrag maatwerktrajecten leerlingen.
- Bedrag bovenschoolse commissies (PCL-po/vo, PCL-smal, PCLtoelaatbaarheidsverklaringen en uitvoering taakstelling RVC vanaf 2015-2016.
- Bedrag innovatieve projecten en scholing docenten.
- Reservering extra verwijzingen cluster 3 en 4.
- Bedrag school: inzetten op extra ondersteuning en basisondersteuning.
Met betrekking tot de grondslag voor de bepaling van dat bedrag wordt gewerkt met een
aantal indicatoren: schoolgrootte, breed/smal, percentage rugzakken afgelopen 5 jaar,
vaste voet in verband met enkele kleine scholen.
- Begrotingen maken en wel voor de helft van 2014 en voor geheel 2015. In 2015 / 2016
ontstaat een nieuwe situatie wanneer er middelen voor pro en lwoo aan het budget van
het samenwerkingsverband worden toegevoegd.
- Boekhoudprogramma selecteren en implementeren.
- Financieel jaarverslag opleveren (accountantskosten meenemen).
- Recente jaarrekeningen van REC’s / VSO opvragen. Overblijvende financiële middelen in
ieder geval ook inzetten voor sociaal plan ambulant begeleiders.
Inschatting risico’s (voor de korte en de langere termijn)
- Mogelijk nieuwe bezuinigingen OCW, zoals recent in mei 2013 gebeurd is.
- Krimp / uitbreiding leerlingen in de regio.
- Verwijzingen basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs naar vso cluster
3 en 4.
- Verwijzingen vo naar cluster 3 en 4, import leerlingen met beschikking cluster 3 en 4 door
verhuizing vanuit ander samenwerkingsverbanden.
- Krimp van leerlingstromen en personele consequenties voor bijvoorbeeld OPDCconstructies met personeel met vaste aanstellingen en daarmee met verplichtingen.
- Personeel in OPDC constructies: rekening houden met toenemende personele kosten.
- Groei OPDC-constructies, groei trajectklassen of vergelijkbare initiatieven.
- Aansluiting bij een risicofonds want de organisatie is te klein om uit de hand lopende
personele kosten (ziekte, verlofkosten etc.) op te vangen.
- Aanzuigende werking expertisekosten (hoeveel trajectgroepen kunnen in de lucht gehouden worden).
- Kosten overblijvend REC-personeel.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
62
Bijlage 1
Format voor een Ontwikkelingsperspectief (in ontwikkeling)
Deel 1 Redenen om tot een Ontwikkelingsperspectief te komen
Datum / betrokken personen
Gegevens Leerling
Achternaam leerling
Voornaam
Geboortedatum
Onderwijs/BSN
School
Jongen
Meisje
Nationaliteit: Ned.
leerjaar
opleiding
datum plaatsing
REC-beschikking
LWOO-beschikking
PrO-beschikking
Advies Basisschool
CITO-score
Diagnostiek
Leergebied / onderdeel
Naam en niveau
gebruikte toets
DL
Leerachterstand %
Dle of
niveau
Datum afname toets
Technisch lezen
Begrijpend lezen
Spelling
Inzichtelijk rekenen
Intelligentie
Gebruikte intelligentietest
Totaal IQ
Verb. IQ
Perf. IQ
Datum afname
Naam/functie onderzoeker
Sociaal -emotioneel
Gebruikte toets
Datum afname toets
Naam en functie onderzoeker
Begeleiding tot nu toe
Leren
Vak
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
Maatregel
Resultaat o/v/g
63
Gedrag
Reden
Maatregel
Werkhouding
Reden
Maatregel
Motivatie
Reden
Maatregel
Overige
Reden
Maatregel
Beschermende factoren
In welke situatie
Positief effect
Redenen voor ontwikkelingsperspectief
zonder langdurige extra begeleiding op leergebied gaat de leerling het verwachte/ gewenste uitstroomniveau niet
halen
zonder langdurige extra begeleiding m.b.t. gedrag, motivatie en werkhouding gaat de leerling het verwachte /
gewenst uitstroomniveau niet halen
zonder specifieke ondersteuning op de onderstaande
angst
gebieden gaat de leerling het verwachte / gewenste
contacten leeftijdgenoten
uitstroomniveau niet halen
contacten volwassenen
aanwezigheid
middelengebruik
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
64
Deel 2 Inhoud Ontwikkelingsperspectief dd.
Begeleiding schooljaar …..
Besproken dd.
ZAT / Leerlingbespreking
Uitstroomprofiel
VWO
HAVO
VMBO T
VMBO KB
VMBO BB
Begeleiding
PrO
In school
Trainingen zoals:
Remedial teaching
Trajectklas
Ambulante begeleiding REC 3 of REC 4
Schoolmaatschappelijk werk
Verzuimbegeleiding (o.a. GGD)
Begeleiding
Bovenschools
Doorstartconvenant
Leerwerktraject
OPDC
Instantie
Keerpunt
Zij-instroom PrO
Symbioseregeling / BAP
VAVO
Inschakeling jeugdzorg
Leren
Vak
Maatregel
Gedrag
Situatie
Maatregel
(Situatie: Vrije situatie / gebonden situatie / tijdens bepaalde uren of vakken)
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
65
Werkhouding
Vak
Maatregel
Motivatie
Vak
Maatregel
Overige
Vak / vakken
Maatregel
Vastgesteld na Op Overeenstemming Gericht Overleg met ouders
op datum:
Handtekeningen
Ouders
Directie school
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
66
Bijlage 2
Leerlingkenmerken voor toelaatbaarheidsverklaring voortgezet speciaal onderwijs,
nu cluster 3 en 4 (nog sterk in ontwikkeling)
Categorie; Cognitie (nu ZML)
Vastgesteld T IQ < 55 en zeer geringe sociale zelfredzaamheid.
De volgende onderwijsondersteuningsbehoeften worden vaststgesteld:
op het niveau van een verstandelijke beperking aangepast lesaanbod en taalniveau;
de leerling heeft een leeromgeving nodig die zeer prikkelarm en rustig is;
de leerling heeft een instructie nodig in zeer kleine stappen met een vast stappenplan met
zeer veel voortdurende en blijvende herhaling;
de leraar functioneert als model en geeft altijd les volgens het model voordoen, samendoen,
zelf-doen;
de leerling heeft een aanpak nodig waarbij nieuwe vaardigheden moeten worden aangeleerd
vanuit concrete ervaring en moeten aansluiten bij de belevingswereld van het kind;
de leerling heeft activiteiten nodig die structuur bieden met een stap voor stap plan en die
zelfcorrigerend zijn met directe feedback;
de leerling heeft een leerkracht nodig die hem de tijd geeft om informatie te verwerken en
hem beloont voor zijn inzet;
de leerling heeft een leraar nodig die leerstof in hoeveelheid beperkt en structureert zodat de
leerling succes kan ervaren;
de leerling heeft altijd voor- en verlengde instructie nodig;
de leerling heeft een leraar nodig die voortdurend ordening en structuur van buitenaf aanbiedt.
Categorie: Lichamelijke stoornis (nu LG en meervoudig MG) en langdurig ziek (nu LZ)
Hoofdzakelijk lichamelijke beperking, in combinatie met werkhouding en/of sociaal-emotionele
problemen. Zwaardere motorische, lichamelijk, ziekte problemen.
Onderwijsbehoeften liggen hoofdzakelijk op het gebied van:
gespecialiseerde (medische- en revalidatie-) zorg en dat meerdere keren per dag;
aangepaste onderwijs- en leeromgeving wat betreft ruimte, bed, verschoningsruimte, hygiene, veiligheid;
zelfredzaamheid / zelfstandigheid > een leraar en assistent die meer individuele hulp kan
bieden:
 fysiek: hulp bij de dagelijkse verzorging;
 educatief: hulp bij organisatie- en planningsvaardigheden.
Categorie: gedragsproblematiek en sociaal-emotionele ontwikkeling (nu cluster 4)
Werkhouding:
 de leerling heeft vaker en intensiever dan de andere leerlingen aandacht / aansturing /
aanmoediging nodig in de taakcyclus; dit is meetbaar te maken door bijvoorbeeld het aantal keren dat de leraar moet langsgaan tijdens de GIP-rondes, of in een percentage (GIP
staat voor: Groeps- en Individueel gericht Pedagogisch en didactisch handelen van de leraar); toezicht op andere modellen zoals activerende of directe instructie in het vo.
 de leerling heeft vaker dan andere leerlingen remedial teaching nodig dan
andere leerlingen of voor meer vakken (niet als gevolg van laag IQ);
 de leerling heeft erg veel structuur en toezicht nodig;
 de leerling is in een trajectgroep geplaatst, maar valt ook daar uit.
Reactieve problemen/sociaal-emotioneel:
 de leerling heeft meerdere keren per week voorbereiding nodig op het gedrag in de vrije
situatie / de pauze in de aula/ het wisselen van roosters e.d;
 de leerling heeft meer dan gemiddeld positieve feedback nodig;
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
67
 de leerling heeft meer dan gemiddeld communicatie nodig tussen school en ouders over
de beleving op school;
 de leraar moet meer dan gemiddeld zijn best doen om contact te krijgen met de leerling.
-
Gedrag:
 de leerling is een gevaar voor zich zelf of de omgeving, fysiek of verbaal ongewenst
gedrag richting andere leerlingen of volwassenen, of richting zichzelf (bedreiging, intimidatie, daadwerkelijk geweld);
 heeft meerdere keren per week extra toezicht nodig in vrije situaties;
 heeft meerdere keren per dag bijsturing nodig op het storende gedrag in de klas;
 heeft meerdere keren per week (dag) extra stimulans nodig om mee te doen in de groep
(samenwerken, contacten leggen);
 heeft meer dan gemiddeld communicatie nodig tussen school en ouders over het gedrag
op school.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
68
Bijlage 3
De indicatoren voor kwaliteit samenwerkingsverband
(http://www.onderwijsinspectie.nl/binaries/content/assets/Actueel_publicaties/2013/concepttoezichtkader-
samenwerkingsverbanden-passend-onderwijs-juni-2013.pdf)
Kwaliteitsaspect 1 – Resultaten13
- Het SWV realiseert passende ondersteuningsvoorzieningen voor alle leerlingen die extra
ondersteuning nodig hebben:
 voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben passende ondersteuningsvoorzieningen organiseren;
 er blijven geen leerlingen van passende ondersteuning verstoken, verwijtbaar aan het
samenwerkingsverband;
 verantwoorden dat SWV zijn bevoegdheden en invloed heeft aangewend om deze
ondersteuningsvoorzieningen in en/of tussen de scholen te realiseren.
- Het SWV realiseert de toewijzing van de extra ondersteuning en de plaatsing van de leerling tijdig en effectief:
 aantonen dat het SWV voor iedere leerling voor wie extra ondersteuning dat ten minste de wettelijk voorgeschreven termijnen gehaald zijn;
 de leerling wordt geplaatst is in een bij zijn ondersteuningsbehoefte passend arrangement in of buiten het regulier onderwijs;
 augustus 2014 t/m juli 2016 her indiceert het samenwerkingsverband de zittende
so/vso-leerlingen.
- Het SWV zet zijn middelen doelmatig in:
 meerjarenbegroting waarin het beleid uit het ondersteuningsplan duidelijk herkenbaar
is vertaald in gekwantificeerde doelstellingen;
 meerjarenbegroting is vertaald in een gedetailleerde begroting op jaarbasis;
 minstens één keer per jaar toetst het samenwerkingsverband de realisatiecijfers aan
de begroting, analyseert de verschillen en past zo nodig aan.
- Het SWV realiseert de beoogde kwalitatieve en kwantitatieve resultaten m.b.t. leerlingen
met extra ondersteuningsbehoeften:
 aantonen dat het de geplande kwalitatieve en kwantitatieve resultaten (incl. bekostigingsaspecten) behaalt.
- Binnen het samenwerkingsverband is geen schoolverzuim door leerlingen die (mogelijk)
extra ondersteuning nodig hebben.
 bevorderen dat alle leerplichtige of kwalificatieplichtige leerlingen die mogelijk extra
ondersteuning nodig hebben, ingeschreven staan bij een school en daadwerkelijk onderwijs volgen;
 aantonen dat het alsnog bestaande schoolverzuim door deze leerlingen buiten de invloedsfeer van SWV ligt en niet voorzienbaar was; dit aan de hand van kengetallen,
analyses en planningen van activiteiten om schoolverzuim te voorkomen;
 aantonen dat ten behoeve van het bereiken van dit doel functionele contacten onderhouden worden met ketenpartners (leerplicht, jeugdzorg, politie, PCL, RMC, etc.).
- Het SWV stemt goed af met jeugdzorg en WMO-zorg:
 aantonen dat de afstemming met zorgaanbieders in de regio leidt tot een geïntegreerde
aanpak van zorg en onderwijs, met als doel de verbetering van het onderwijsaanbod;
 SWV heeft actueel beeld van de zorgvoorzieningen/aanbieders in de regio en zicht op
het zorgaanbod en de tekortkomingen in het zorgaanbod in de regio;
13
Waar dit waarderingskader spreekt over belanghebbenden behoren daartoe ten minste: ouders, deelnemende
schoolbesturen, medezeggenschapsorganen, leraren, gemeente(n), jeugdzorginstellingen.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
69

werkbare afspraken maken – onder meer in het op overeenstemming gericht overleg
– met de gemeenten over de afstemming met jeugdzorgaanbieders, jeugdgezondheidszorg en WMO-zorg gericht op jeugdigen.
Kwaliteitsaspect 2- Management en organisatie
- Het SWV heeft een missie bepaald, waaruit consequenties zijn getrokken voor de inrichting van de organisatie en de te bereiken doelstellingen (visie):
 missie en visie geformuleerd; deze zijn gekoppeld aan de wetgeving; doelen en beoogde resultaten zijn eenduidig vastgelegd;
 de missie is uitgewerkt in een strategisch beleid en bevat een karakteristiek van het
samenwerkingsverband, een visie op de toekomst en daarop aansluitende strategische doelen;
 het besturingsmodel van het samenwerkingsverband past bij de missie en de beleidsvoornemens.
- Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de deelnemers aan het SWV en van
degenen die voor het samenwerkingsverband taken (al dan niet in mandaat) uitvoeren,
zijn helder vastgelegd:
 beschikken over een organisatieschema waaruit eenduidig blijkt waarop elk orgaan
formeel aanspreekbaar is;
 de taken en de operationele bevoegdheden van de verschillende organen binnen het
samenwerkingsverband zijn eenduidig belegd, vastgesteld en bekendgemaakt.
- Het SWV heeft een doelmatige overlegstructuur:
 aantonen dat het georganiseerd overleg binnen de organen van het samenwerkingsverband voldoende gericht is op realisatie van het beleid en op de samenhang tussen
de taken van het samenwerkingsverband;
 vaststelling van een procedure vastgesteld met de gemeente(n) om te komen tot een
op overeenstemming gericht overleg.
- Het SWV heeft eenduidige procedures en termijnen voor het plaatsen van leerlingen die
extra ondersteuning nodig hebben en het toewijzen van extra ondersteuning:
 er is een toewijzingsprotocol vastgesteld;
 dit bevat ten minste de criteria voor toewijzing van middelen voor extra ondersteuning,
de inhoudelijke plaatsingscriteria voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, de termijnen voor de toelaatbaarheidsbepaling en termijnen voor de stappen in
de plaatsingsprocedure;
 voor de periode augustus 2014 t/m juli 2016 heeft het SWV een procedure vastgesteld
voor de herindicatie van zittende so/vso-leerlingen.
- Het SWV voert een actief voorlichtingsbeleid over taken en functies van het SWV:
 beschikken over adequate informatievoorzieningen ten behoeve van belanghebbenden bij het samenwerkingsverband en overige voorzieningen (cluster 1 en cluster 2);
 over voorzieningen in de sfeer van de jeugdhulpverlening en over de overstapmogelijkheden naar vervolgvoorzieningen.
- Het SWV heeft het interne toezicht op het bestuur georganiseerd, vastgesteld waarop dit
toezicht betrekking heeft en zorggedragen voor middelen om dit toezicht te kunnen uitoefenen:
 het interne toezicht is onafhankelijk van het bestuur van het samenwerkingsverband
en wordt op systematische en planmatige wijze uitgevoerd;
 het interne toezichtsorgaan beschikt over voldoende middelen om taken, bevoegdheden te kunnen uitvoeren en zijn verantwoordelijkheid te nemen en beschikt over een
toezichtkader;
 het interne toezicht rapporteert jaarlijks schriftelijk over haar bevindingen, conclusies
en beleidsaanbevelingen.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
70
Kwaliteitsaspect 3 - Kwaliteitszorg
- Het SWV plant en normeert zijn resultaten in een vierjarencyclus:
 het SWV vertaalt ten minste eens per vier jaar de beleidsdoelstellingen naar kwalitatieve en kwantitatieve resultaten (incl. bekostigingsaspecten);
 onderdeel daarvan is het in overleg met belanghebbenden vaststellen van acceptabele normen voor die resultaten.
- Het SWV voert zelfevaluaties uit:
 (intern) aan de hand van vastgestelde procedures en instrumenten verzamelt het
SWV ten minste gegevens over de toewijzing van de extra ondersteuning die leerlingen nodig hebben en de plaatsing van deze leerlingen;
 (intern) de ondersteuningsprofielen van de deelnemende scholen aan het SWV zijn
beschikbaar;
 (intern) het SWV toetst de verzamelde informatie aan de vastgestelde doelen en normen;
 (extern) het SWV stelt zich jaarlijks op systematische wijze op de hoogte van de ervaringen van de belanghebbenden met de gerealiseerde dienstverlening en toetst deze
aan de vastgestelde doelen
- Het SWV werkt planmatig aan kwaliteitsverbetering:
 op basis van de conclusies uit de zelfevaluatie werkt het SWV jaarlijks beargumenteerd, doelgericht en aan de hand van een plan aan verbeteractiviteiten.
- Het SWV legt jaarlijks verantwoording af van gerealiseerde kwaliteit:
 het verantwoordt zich jaarlijks schriftelijk aan belanghebbenden over de gerealiseerde
kwaliteit, de kwaliteitsverbetering en daarmee samenhangend de inzet van middelen.
- Het SWV borgt gerealiseerde verbeteringen:
 nieuwe afspraken worden op een concrete en controleerbare manier vastgelegd en er
wordt systematisch nagegaan of betrokkenen volgens die afspraken handelen.
- Het SWV onderzoekt bij de belanghebbenden de tevredenheid over het SWV:
 uit een ten minste vierjaarlijkse, betrouwbare en valide (zelf)evaluatie blijkt de mate
van tevredenheid met de realisatie van het beleid van het samenwerkingsverband;
 evaluatie van de klachtbehandeling.
Handreiking en uitwerking Ondersteuningsplan
71