ARBO Basisweg 10 Amsterdam telefoon 020-118855 correspondentieadres: postbus 8114 1005 AC Amsterdam Beroepen in de bouw DE RIOOLPLOEG IN DE WEGENBOUW een beschrijving van arbeid en arbeidsomstandigheden STICHTING ARBOUW Postbus 8114 1005 AC Amsterdam Verbetering van arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid februari 1989 Werkgroep De Rioolploeg in de wegenbouw Er bestaat geen bezwaar tegen gebruik of overname van gegevens uit deze publicatie, mits de bron volledig en duidelijk wordt vermeld. INHOUDSOPGAVE Blz, 1. INLEIDING l 2. HET BEROEP 3 2.1. Historie 3 2.2. Huidige situatie 2.2.1. Bedrijven en werknemers 2.2.2. Opleiding 2.2.3. Werk- en reistijden 2.2.4. Verzuim/WAO/ongevallen 2.2.5. Taken en funkties 4 4 5 5 5 6 2.3. Organisatie van het werk 7 2.4. Werkzaamheden 2.4.1. Het uitzetten van het tracé 2.4.2. Het graven van de sleuf 2.4.3. Het plaatsen van de buis en put 2.4.4. Het dichten van de sleuf 2.4.5. Foto's en schematische weergave van de werkzaamheden 9 9 10 11 12 2.5. Gereedschap, hulpmiddelen en machines 2.5.1. Handgereedschap 2.5.2. Hulpmiddelen 2.5.3. Grote gereedschappen en machines 19 19 19 21 2.6. Materialen 2.6.1. Buizen en putten 2.6.2. Tegels 2.6.3. Hout 2.6.4. PVC-buizen 2.6.5. Afdichtingsmaterialen 21 21 22 23 23 23 3. ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN 3.1. Algemeen 3.1.1. Arbeidsfysiologische achtergronden 13 24 24 24 3.2. Fysieke belasting bij verschillende werkzaamheden 3.2.1. Fysieke belasting bij grondwerkers 3.2.2. Fysieke belasting van de machinist van de hydraulische graafmachine 28 3.3. Mentale belasting 29 25 25 INHOUDSOPGAVE (vervolg) Blz, 3.4. Fysische faktoren 3.4.1. Lawaai 3.4.2. Klimaat 3.4.3. Licht 3.4.4. Trillingen 29 29 31 32 32 3.5. Toxicologische faktoren 33 3.6. Biologische faktoren 35 3.7. Veiligheid 3.7.1. Veiligheidsrisico's 3.7.2. Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen 35 35 37 3.8. Ergonomische aspekten 3.8.1. Gereedschappen en hulpmiddelen 3.8.2. Machines 38 38 39 3.9. Hygiëne en EHBO 40 4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 42 4.1. Fysieke belasting 4.2. Mentale belasting 42 42 4.3. Fysische faktoren 4.3.1. Lawaai 4.3.2. Klimaat 4.3.3. Trillingen 43 43 43 43 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8. 44 45 45 46 47 Toxicologische faktoren Biologische faktoren Veiligheid Ergonomie Hygiëne en EHBO 5. AANDACHTSPUNTEN VOOR DE BEDRIJFSGEZONDHEIDSZORG VOOR DEZE BEROEPSGROEP____________________ 48 6. LITERATUURLIJST 51 7. BIJLAGEN 54 Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage 54 55 56 57 58 59 l 2 3 4 5 6 Samenstelling werkgroep Geluidmetingen Inhoud verbandtrommel A Inhoud verbandtrommel B Oorzaken van het fenomeen van Raynaud Het ergogram - l1. INLEIDING De Stichting Arbouw stelt zich ten doel de veiligheid en gezondheid van alle werknemers in de bouw- en nevenbedrijven te bevorderen. Veiligheids- en gezondheidszorg voor de bouwnijverheid is geïntegreerd binnen de Stichting Arbouw. Dit maakt het mogelijk het "veilig" werken onder "gezonde" omstandigheden in de bouw en nevenbedrijven nog gerichter te bevorderen. Het onderzoeksprogramma van de Stichting Arbouw vormt de basis voor alle verdere aktiviteiten op het gebied van verbetering van de arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid. Onderzoeksresultaten moeten zoveel mogelijk worden "vertaald" in concrete aktiviteiten op de bouwplaats. Daadwerkelijke verbeteringen van de arbeidsomstandigheden van de bouwvakker staan dus voorop. Als eerste stap in het onderzoek naar de arbeidsomstandigheden van een bepaald beroep worden zogeheten beroepssurveys uitgevoerd. Deze door de BGBouw in gang gezette onderzoekslijn beoogt een beschrijving te geven van de werkzaamheden die in een beroep worden verricht en van de gevolgen die deze werkzaamheden kunnen hebben voor de gezondheid van de betrokken werknemers. De beroepssurveys worden uitgevoerd door bedrijfsartsen, bedrijfsverpleegkundigen en bedrijfshygiënisten van een of meer regionale bedrijfsgezondheidsdiensten (BGD'en) en veiligheidskundigen. Zij worden begeleid door een werkgroep waarin vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers en van het Centraal Bureau Stichting Arbouw deelnemen. Een beroepssurvey komt tot stand door bestudering van literatuur, verzuim- en ongevallenstatistieken, observaties op werkplekken en (in beperkte mate) metingen en bepalingen. Door de opzet en de relatief korte tijd waarin een beroepssurvey wordt uitgevoerd, wordt geen grote diepgang nagestreefd. Dit betekent onder meer dat de surveys voor zover mogelijk zullen leiden tot direkt op de werkplek toepasbare aanbevelingen. Het rapport dat het resultaat vormt van het survey is dan ook in eerste instantie bedoeld als instrument voor de BGD'en en de Arbouw-adviseurs, die voor de (wegen)bouw werken. Daarnaast verschaft het de betreffende beroepsgroep inzicht in de gezondheids- en veiligheidsaspekten van haar arbeidsomstandigheden. De conclusies en aanbevelingen kunnen bovendien leiden tot vervolgonderzoek, waarbij een bepaald aspekt meer diepgaand kan worden onderzocht, hetgeen uiteindelijk, tot praktisch uitvoerbare aanbevelingen zal leiden. - 2 Dit survey gaat over het aanleggen van vrij-vervalrioleringssystemen en betreft met name die werknemers die nauw met elkaar samenwerken bij het leggen van de buizen. In deze zin is dit beroepssurvey wat afwijkend van de vorige. Hierin kwam meestal één bepaald beroep aan de orde. De ploeg, waar het in dit onderzoek om gaat bestaat meestal uit een machinist van een hydraulische graafmachine en 2 grondwerkers. Soms wordt de taak van de 2e grondwerker door de chauffeur van de grondafvoerende vrachtauto verricht. De laatste tijd wordt er in toenemende mate gewag gemaakt van technieken om bestaande rioolstelsels te renoveren. Het betreft hier het opnieuw bekleden van de bestaande rioolstelsels met kunststoffen of cement. Deze werkzaamheden hebben een wezenlijk ander karakter en vereisen andere kennis en vaardigheden en blijven daarom in dit survey buiten beschouwing. De Stichting Arbouw zal binnen afzienbare tijd over dergelijke methoden van rioolrenovatietechnieken publiceren. 2. HET BEROEP 2.1. Historie Hoewel ook in deze tijd het afvalwater soms nog direkt geloosd wordt op het oppervlaktewater, kenden klassieke culturen, zoals deze bestonden in India, Babyion en Griekenland al rioleringsstelsels . Met name in de Romeinse wereld kwam de riolering in verstedelijkte gebieden tot grote bloei. Met de ineenstorting van het Romeinse Rijk ging echter ook veel van de toenmalige technologische kennis verloren. In de daarop volgende eeuwen werd de bevolking door vele epidemieën getroffen. Dit was voor het merendeel het gevolg van het ontbreken van elke vorm van water-hygiëne. Toen in de tweede helft van de vorige eeuw cholera-epidemieën de Westeuropese bevolking teisterden, brak het besef door dat deze alleen voorkomen konden worden door een veilige drinkwatervoorziening enerzijds, alsmede een goede afvoer van verontreinigd afvalwater anderzijds. Ook de enorme technologische ontwikkelingen vanaf de vorige eeuw en de daarmee gepaard gaande industriële ontwikkeling hebben de noodzaak van rioleringsstelsels enorm doen toenemen. Enerzijds als gevolg van de concentratie van de bevolking in industriële gebieden, anderzijds als gevolg van de behoefte van de industrie zelf. Na de Tweede Wereldoorlog is de aanleg van riolering pas goed op gang gekomen. Op dit moment is er voor ruim 20 miljard gulden geïnvesteerd in rioleringen in de Nederlandse bodem. Behalve het vervoer van afvalwater door middel van buizen, nam ook het ondergronds transport van elektriciteit, water, gas en informatie, zoals bijvoorbeeld telefonie, radio- en t.v.-signalen via buizen en kabels enorm toe. foto 1: de "goede oude tijd": Het metselen van putten . - 4Tot enige tientallen jaren geleden werden de graafwerkzaamheden handmatig verricht en werd de hei-installatie met handkracht bediend, wanneer fundering van het riool noodzakelijk was. In die tijd werden de putten nog helemaal gemetseld. Het zal duidelijk zijn dat "de rioolploeg" uit vele mensen bestond. De laatste jaren is de mechanisatie hand over hand toegenomen. Hierdoor zijn de handmatige werkzaamheden sterk gereduceerd en kunnen de werkzaamheden in de regel door 3 mensen gedaan worden. De technische levensduur van rioleringen bedraagt gemiddeld circa 40 jaar. De kwaliteit van een aanzienlijk deel van de rioolstelsels laat te wensen over. Als gevolg hiervan kunnen bodem- en grondwaterverontreiniging, grondwaterstandverlaging, wegverzakking en aantasting van funderingen optreden. In de komende jaren zullen waarschijnlijk miljarden guldens nodig zijn voor opknappen, vernieuwen of vervangen van rioleringsstelsels . Eén en ander heeft tot gevolg dat ook niet van oudsher gespecialiseerde bedrijven zich op deze markt gaan begeven. Deze bedrijven zijn mogelijk minder goed ingespeeld op de risico's die dit werk met zich meebrengt. De vraag naar goedkopere renovatiemogelijkheden neemt toe. Er komen steeds meer bedrijven met nieuwe renovatietechnieken op de markt, waarbij het riool niet vervangen hoeft te worden, maar van binnen opnieuw bekleed en opnieuw voor transport van afvalwater geschikt gemaakt wordt. Een voordeel van deze methode is dat het wegdek niet opengebroken hoeft te worden. Bij deze nieuwe technieken wordt gebruik gemaakt van relining met een flexibele kunsthars-buis of epoxyharsen, het aanbrengen van met glasvezel versterkt cement of kunststof schaaldelen, PVC-beplating, en dergelijke. Met de opkomst van deze renovatietechnieken worden ook steeds meer nieuwe inspektie- en schoonmaakmethoden ontwikkeld. Steeds meer bedrijven richten zich op deze aktiviteiten. Het werken in bestaande rioolstelsels en het gebruik van nieuwe methoden en materialen brengt ook nieuwe gezondheids- en veiligheidsrisico's met zich mee. Deze werkzaamheden vallen, zoals reeds eerder vermeld, buiten het kader van dit survey. 2.2. Huidige situatie 2.2.1. Bedrijven en werknemers Bedrijven die zich bezighouden met rioleringswerkzaamheden kunnen bij twee verenigingen aangesloten zijn. Het betreft de NVWB, de Nederlandse Vereniging voor Wegenbouwers, waarbij eind 1986 circa 298 bedrijven waren aangesloten en de VAGWW, de Vereniging Aannemers Grond-, Water- en Wegenbouw. - 5Het aantal van deze bedrijven dat zich met rioolwerkzaamheden bezig houdt, is niet bekend. De bij de VAGWW aangesloten bedrijven zijn veelal van oorsprong kabellegbedrijven. Eind 1985 waren 535 bedrijven bij deze vereniging aangesloten, waarvan ca. 150 bedrijven zich met rioolwerk bezighouden. Ook bij de Bolegbo aangesloten bedrijven zullen min of meer regelmatig deze rioolwerkzaamheden uitvoeren. Gegevens over het aantal rioolploegen of over het aantal werknemers in het rioolwerk bleken niet te achterhalen. Geschat wordt dat drie- tot vijfduizend mensen regelmatig deze werkzaamheden uitvoeren. Wat betreft hun arbeidsvoorwaarden vallen de werknemers onder de CAO voor het bouwbedrijf. In deze CAO zijn geen aparte artikelen opgenomen betreffende werknemers in deze bedrijven. 2.2.2. Opleiding Vooral de oudere werknemers hebben geen specifieke vakopleiding gehad, maar hebben het vak in de praktijk geleerd. Tegenwoordig zijn er specifieke vervolgopleidingen na het lager of middelbaar beroepsonderwijs. De vakman wegenbouw is de vakman die door studie en praktijk het hoe en waarom van de rioleringen, grondwerken en verhardingen kent. Deze opleiding wordt verzorgd door de Stichting Beroepsopleidingen Weg- en Waterbouw (SBW). Ook de opleiding tot machinist wordt verzorgd door de SBW. Momenteel worden reeds in diverse regio's opleidingen voor leerlingen verzorgd binnen Samenwerkingsverbanden in de wegenbouw. 2.2.3. Werk- en reistijden Er wordt gewerkt gedurende normale werktijden. Alleen bij uitzondering wordt overgewerkt. Dit kan nodig zijn indien het afsluiten van voorzieningen van nutsbedrijven alleen 's nachts kan plaatsvinden of wanneer verkeerstechnische redenen daar aanleiding toe geven. De reistijden variëren meestal van 0,5 tot l uur per dag, maar kunnen soms tot 3 uur per dag oplopen. 2.2.4. Yfff"i™/WAO/Ongevallen Het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid publiceert jaarlijks verzuimgegevens. Helaas zijn niet alle gegevens naar beroepen gesplitst; wel is er een splitsing naar beroepsgroepen. Zo zijn in de beroepsgroep 'Metselaars' de metselaars, voegers, stukadoors en tegelzetters samengevoegd. Verzuimgegevens van de leden van de rioolploeg, die in wegenbouwbedrijven werkzaam zijn, zijn uit dergelijke overzichten niet te destilleren. - 6 Een andere mogelijkheid is om via het Sociaal Fonds Bouwnijverheid het verzuim over een kalenderjaar te bepalen van een steekproef van een bepaald beroep. Deze informatie is beperkt van detaillering en gezien de relatief kleine aantallen niet erg betrouwbaar. Toch is geprobeerd om langs deze weg inzicht in het verzuim van de rioolploeg te verkrijgen. Een onoverkomelijk probleem werd echter gevormd door de onmogelijkheid een betrouwbare (a-selekte) steekproef van deze beroepsgroep samen te stellen. Daarom heeft de werkgroep moeten constateren dat het niet mogelijk is om verzuimgegevens te achterhalen, die een enigermate betrouwbaar beeld zouden kunnen geven van het verzuim in deze beroepsgroep. Ten aanzien van de gevallen van arbeidsongeschiktheid en de ongevalsgegevens moest helaas hetzelfde geconcludeerd worden. 2.2.5. Taken en funkties De groep mensen die in dit onderzoek de "rioolploeg" vormt is gedefinieerd als: een machinist van een hydraulische graafmachine en twee grondwerkers. De taakverdeling van de grondwerkers is als volgt. De feitelijke leiding van de rioolploeg berust bij de rioleerder. Dit is een vakman GWW (Grond-, Weg- en Waterbouw) of een grondwerker met ruime ervaring in rioleringswerkzaamheden. Hij geeft aanwijzingen aan de andere grondwerker en de machinist van de hydraulische graafmachine. De kontakten met de uitvoerder lopen via hem. Ook heeft hij kontakt met vertegenwoordigers van nutsbedrijven. Hij is veelal werkzaam in de sleuf. Hij egaliseert de grond en controleert de juiste hoogte van de eventuele fundering en de juiste ligging van de buis. In dit survey zal hij verder aangeduid worden als grondwerker I. De tweede grondwerker is ofwel een leerling ofwel een grondwerker wegenbouw. Deze helpt bij het bevestigen van buizen in de strop, vult de sleuf aan met zand, verdicht deze eventueel en plaatst de afdichtingen om de buis. Verder verricht hij de nodige hand- en spandiensten. Hieronder worden de funkties zoals genoemd in de CAO aangegeven. - nr. 28. Grondwerker wegenbouw Deze verricht alle voorkomende grondwerkzaamheden alsmede het afwerken van bermen, taluds en aardebanen, waarvoor minimaal twee jaar ervaring in de sektor wegenbouw is vereist. - nr. 79. Vakman GWW Het in de sektor grond-, water-, spoor- en wegenbouw verrichten van minder eenvoudige werkzaamheden, zoals: - aan de hand van tekeningen of op aanwijzing uitzetten naar richting en hoogte van onder andere rioleringen, verhardingen en grondwerken; - afwerken en bekleden van taluds; - leggen van rioolbuizen en het stellen van duikerelementen; - zelfstandig repareren van wegen; - op de juiste diepte en afschot brengen van sleufbodems; - dichten van sleuven; - stellen van stalen bekistingsrails; - snoeien van bomen; - bedienen van hulpwerktuigen en het verrichten van kleine reparaties. - nr. 92. Machinist groot materieel Zijn taak bestaat uit het zelfstandig verrichten van alle werkzaamheden verband houdende met het bedienen en dagelijks onderhoud van wegenbouw-, grondverzet - en graafmachines waarvoor op basis van opleiding en/of ervaring een bijzondere vakbekwaamheid is vereist. Ook het verrichten van sloop- en/of opruimwerkzaamheden met behulp van deze machines valt hieronder. - nr. 114. Machinist met diploma De onder nr. 92 genoemde machinisten welke in het bezit zijn van het diploma machinist SBW. Deze werknemers zullen bij het leggen van rioolbuizen of, zoals het in vakjargon heet "begraven van de buizen" nauw samen moeten werken. Vooral de machinist en de man in de sleuf zullen zeer goed op elkaar ingespeeld moeten zijn. 2.3. Organisatie van het werk De werkzaamheden betreffen de aanleg van vrijvervalrioolstelsels, al of niet met gelijktijdige verwijdering van het oude riool. Het oude riool wordt meestal verwijderd door de hydraulische graafmachine tijdens het graven van de sleuf. Om bepaalde redenen, zoals gevaar voor verzakken van funderingen, beschadiging groenvoorzieningen, etc., kan het noodzakelijk zijn dat het bestaande riool niet verwijderd wordt. Het riool wordt dan volgevloeid met bijvoorbeeld zand om inzakking te voorkomen. Deze werkzaamheden worden in het algemeen niet door de rioolploeg verricht. Bij werkzaamheden in de bebouwde kom zal het werk gecompliceerd worden door de vele aanwezige ondergrondse leidingen ten behoeve van het transport van elektriciteit, gas, water en dergelijke. Dit vergt zowel bij voorbereiding als bij de uitvoering een goede samenwerking met de diverse nutsbedrijven. Ook verkeerstechnische problemen kunnen een rol spelen. - 8Na aanbesteding van het werk geeft de direktie het bedrijfsbureau opdracht om: - het benodigde materiaal in te kopen; - een tijdsplanning te maken; - het werkplan te verzorgen. Dit laatste gebeurt in overleg met de uitvoerder. In een aantal gevallen wordt het werkplan volledig door de uitvoerder opgesteld. Het werkplan wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de opdrachtgever. Door de uitvoerder wordt, al of niet in overleg met de bedrijfsleider, het benodigde personeel in dienst genomen. Het betreft hier meestal een vaste groep mensen die steeds weer terugkomen bij het bedrijf. In een aantal gevallen wordt een graafmachine met machinist ingehuurd, vaak op jaarkontrakt-basis. De laatste jaren wordt de gemiddelde leeftijd van het personeel steeds lager. Hiervoor worden diverse oorzaken genoemd: - een nieuwe manier van werken; - het invoeren van nieuwe technieken; - de veranderde mentaliteit in de bouw; - het hogere werktempo. Eén en ander verschilt overigens niet van wat men in andere takken van de bouwnijverheid tegenkomt. Voordat de eigenlijke werkzaamheden beginnen, roept de opdrachtgever een vergadering bijeen met alle betrokken partijen, om afspraken te maken over de te volgen procedures. Er is een tendens om vanuit de nutsbedrijven een kontaktpersoon te benoemen. Dit om overleg tussen de nutsbedrijven en het uitvoerende bedrijf efficiënt te laten verlopen. In sommige provincies heeft dit geleid tot de oprichting van een stichting waarin alle nutsbedrijven participeren. De stichting heeft tot doel gegevens betreffende het verloop van kabels, leidingen en aktiviteiten van de diverse nutsbedrijven vast te leggen en informatie te verstrekken aan aannemers die in de regio werkzaam zijn. Ook wordt het meer en meer de gewoonte om voor aanvang van het werk een informatie-avond te beleggen waar belangstellenden (bijvoorbeeld omwonenden) tekst en uitleg kunnen krijgen over de uit te voeren werkzaamheden. De eigenlijke werkzaamheden geschieden onder verantwoordelijkheid van de uitvoerder. Hij bepaalt de dagelijkse gang van zaken, overlegt met nutsbedrijven over omleggen of afsluiten van leidingen en dergelijke en controleert met de opzichter van de opdrachtgever het resultaat van het werk. Tevens is hij verantwoordelijk voor het nemen van de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen. De werknemers die samen de "rioolploeg" vormen, voeren hun werkzaamheden met grote mate van zelfstandigheid uit, nadat de nodige aanwijzingen zijn gegeven en de laserapparatuur is ingesteld. Bij problemen wordt de uitvoerder gewaarschuwd. - 92.4. Werkzaamheden Achtereenvolgens zullen worden besproken: - het uitzetten van het tracé; - het graven van de sleuf; - het plaatsen van buizen en putten, - het dichten van de sleuf. Vervolgens zal met behulp van foto's één en ander worden toegelicht. Tot slot worden de werkzaamheden schematisch weergegeven. 2.4.1. Het uitzetten van het tracé Onder verantwoordelijkheid van de uitvoerder wordt de diepte en richting van het riool aan de hand van het door de opdrachtgever verstrekte bestek bepaald door een uitzetter; deze maakt geen deel uit van "de rioolploeg". Hierbij wordt ondermeer gebruik gemaakt van waterpasinstrument met baak en van laserapparatuur (zie blz. 19). Er worden vaste referentiepunten gebruikt, zoals bijvoorbeeld de hoogte van stoepranden. Deze referentiepunten zijn weer afgeleid van het NAP, Zijn diepte en richting bepaald, dan wordt op aanwijzing van de uitzetter de laser-apparatuur ingesteld. De laser wordt ofwel in een inspektieput ofwel op de put geplaatst. foto 2: de laserbuis is hier op de put geplaatst Het opzoeken van leidingen gebeurt op aanwijzing van de uitzetter of uitvoerder aan de hand van tekeningen, in overleg met de nutsbedrijven. Soms worden leidingen vooraf opgezocht en door merktekens aangegeven. - 10 - 2.4.2. Het graven van de sleuf In tegenstelling tot vroeger gebeurt dit grotendeels machinaal met behulp van de hydraulische graafmachine. De graafmachine staat op de kop van de sleuf. Slechts indien zeer brede sleuven noodzakelijk zijn, wordt er vanaf de zijkant gewerkt. De taak van de man in de sleuf (grondwerker 1) bestaat voornamelijk uit het opzoeken van leidingen, het afsteken van de kanten en het geven van aanwijzingen aan de machinist. De breedte van de bak van de graafmachine wordt, indien mogelijk, zodanig gekozen dat deze overeenkomt met de gewenste sleufbreedte. Om economische redenen wordt er naar gestreefd zo min mogelijk grond te verplaatsen. Hierbij doet men concessies aan de werkruimte in de sleuf. Ook veiligheidsaspekten, bijvoorbeeld instortingsgevaar, kunnen een rol spelen. De sleuf wordt uitgegraven over de lengte van ruim één buis. Wanneer verwacht wordt dat er een bestaande leiding aanwezig is, wordt deze eerst door het graven van een proefsleuf opgezocht. Soms wordt er gebruik gemaakt van elektronische detektieapparatuur om de leiding te lokaliseren. Nadat de leiding is gevonden wordt deze op aanwijzing van de grondwerker door de machinist ondergraven. Het zal duidelijk zijn dat dit een zeer goede samenwerking vraagt van de grondwerker en de machinist, die zijn machine zeer goed moet beheersen. Het kapot trekken van een leiding kan grote financiële gevolgen hebben. De meeste bedrijven zijn hiervoor verzekerd, doch het eigen risico bedraagt circa ƒ 1.500,= per gebroken leiding. Bovendien kunnen met name bij het beschadigen van gas- en elektriciteitsleidingen (grote) gevaren voor de werknemers en omwonenden ontstaan. De uitgegraven grond wordt naast de sleuf gedeponeerd of afgevoerd indien de grond niet meer bruikbaar is voor opvulling door bijvoorbeeld verontreiniging of slechte struktuur. Gezien de grondwaterstand in Nederland is bronbemaling veelal noodzakelijk. Soms is bovendien nog lokale bemaling van de sleuf noodzakelijk. Dit is het geval bij regen of doorsiepelen van het riool bij renovatie, wanneer de oude buizen gelijktijdig verwijderd worden. Men maakt weliswaar gebruik van afsluiters, maar de woonhuisaansluitingen lopen veelal door. Door het maken van afspraken met de bewoners wordt getracht dit zoveel mogelijk te beperken. Indien gevaar voor instorten bestaat, dienen de wanden van de sleuf met grondkerende constructies gestut te worden. Hiervoor kunnen stempelingen, bekistingen en damwanden aangewend worden. In de rioolbouw worden vaak voorgemonteerde grondkerende constructies toegepast. Dit zijn houten of stalen schotten, die door middel van in lengte verstelbare stempels op verschillende afstand van elkaar gezet kunnen worden. De grondkering kan op die manier snel geplaatst en verwijderd worden. De schotten worden met behulp van de hydraulische graafmachine in de sleuf geplaatst en aangedrukt. - 11 In bepaalde situaties, bijvoorbeeld als men erg diep moet werken of indien veel leidingen het tracé kruisen, is deze werkwijze niet toe te passen. In dit geval moeten damwanden aangebracht worden. De diepte die de wand moet hebben is afhankelijk van de bodemgesteldheid en kan per lokatie erg verschillen. 2.4.3. Het plaatsen van buis en put Op de bodem wordt zonodig, bijvoorbeeld bij renovatie, schoon zand gestort en dit wordt met behulp van de bats vlak gemaakt. Indien noodzakelijk worden zogenaamde steltegels geplaatst. De tegel wordt gelegd en de hoogte wordt met behulp van de laser gecontroleerd. Soms is fundering noodzakelijk, waarbij meestal geïmpregneerde houten palen gebruikt worden. Deze worden met de graafmachine in de grond geduwd en met de hand op de juiste hoogte afgezaagd. Over twee naast elkaar staande palen wordt een kesp geplaatst welke met lange draadnagels aan de palen vastgezet wordt. Hierop komt de buis te rusten, aan weerskanten ondersteund door een wig. Er worden zowel kespen van hout als van beton toegepast. Controle van de hoogte vindt weer plaats met laserapparatuur. 1: paal 2: kesp 3: wig De buis wordt juist achter de mof ondersteund. Een inspektieput kan bijvoorbeeld gesteld worden op 2 houten balken die weer op 4 tegels rusten. Als de ondergrond gereed is, kan de buis of put worden geplaatst. De man op de kant (grondwerker II) brengt een hijsband aan. In Nederland worden meestal banden of kettingen gebruikt, afhankelijk van de voorkeur van de uitvoerder. Buisklemmen worden in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Duitsland niet of nauwelijks gebruikt. Putten worden meestal prefab aangeleverd. In grote steden kan het rioolstelsel zo gecompliceerd zijn dat het toepassen van prefab putten te kostbaar is. In dat geval worden de putten opgemetseld. Bodem en deksel zijn meestal wel prefab aangeleverd. Voor het plaatsen van een inspektieput wordt meestal een speciaal hijs juk gebruikt, de zogenaamde evenaar. Tegenwoordig worden veelal speciale ankers of hijsogen ingestort, zodat hijshaken of kettingen makkelijk bevestigd kunnen worden. - 12 - De hijsband of ketting wordt aan de bak van de graafmachine bevestigd en het spie-eind van de buis wordt zorgvuldig met een handstoffer of doek gereinigd. Hierna wordt een rubberen ring om het spie-eind van de buis geplaatst. Deze dient om de mof-spieverbinding waterdicht af te sluiten. De machinist laat de buis in de sleuf zakken, waar deze wordt aangepakt door grondwerker 1. Hij richt het spie-eind op de mof van de reeds liggende buis, waarna de buis door de graafmachine wordt aangedrukt. De juiste ligging van de buis wordt weer gecontroleerd met behulp van de laserapparatuur. Met behulp van een stootijzer wordt de buis eventueel in de juiste richting geplaatst. Als de buis op zijn plaats ligt, worden de PVC-verbindingsstukken voor woonhuisaansluitingen in de daarvoor in de buis ingestorte mof geplaatst. Zonodig wordt de verbinding tussen de buizen handmatig met een twee-componentenkit aangesmeerd. Bij het samenstellen van een samengestelde montageput wordt meestal een één-componenten montagekit gebruikt. foto 3: aansmeren met twee-componentenkit. 2.4.4. Het dichten van de sleuf Overeenkomstig het in het bestek bepaalde wordt de sleuf laagsgewijs aangevuld met zandgrond en verder verdicht met stampers. Het zand dat naast de sleuf is gedeponeerd wordt door de graafmachine in de sleuf gestort. Met de bats wordt het naast de buis gebracht en aangestampt. Met een trilstamper wordt het geheel - 13 aangetrild, zodat de buis vast ligt. Hierna wordt de sleuf geheel gedicht met behulp van een laadschop. Indien dit in het bestek is opgenomen, wordt, als een streng buizen is gelegd, deze met water gevuld totdat het niveau in de op de buis geplaatste PVC-buizen circa l meter boven de rioolrand van de rioolbuis ligt. Na een dag wordt het niveau gecontroleerd waarbij rekening gehouden wordt met een wateropname door de rioolbuis. Indien geen lekkages optreden, wordt de sleuf verder aangevuld met zand. Dit zand wordt aangevoerd met vrachtwagens en geëgaliseerd met behulp van een laadschop. 2.4.5. Foto's en schematische weergave van de werkzaamheden De foto's op de volgende pagina's zullen het voorgaande verduidelijken. In onderstaand schema worden diverse werkzaamheden van machinist en grondwerkers in onderlinge samenhang globaal weergegeven in relatie tot de tijd. Schematische weergave van de volgorde in het leggen van betonriolering. graafmachine X grondwerker I graven X X X X hijsen buis leggen buis + aandrukken X X X X X grondwerker II graven + aanvullen als voren X egaliseren steltegel pi. hoogte controle leggen buis hoogte en richting controle afdichting controle plaatsen pvc opzetstukken als voren X hijsband omleggen X rubberring aanbrengen X X klaarmaken pvc opzetstukken evt. opzoeken kabels en leidingen als voren N.B. In dit schema is geen rekening gehouden met de specifieke problemen die zich bij rioleringswerkzaamheden kunnen voordoen. Dit vanwege de diversiteit van deze problemen. Globaal kan gesteld worden dat het leggen van een buis met bijbehorende werkzaamheden ongeveer een kwartier in beslag neemt als zich geen problemen voordoen. - 14 foto 4: in de sleuf. In het volledig uitgegraven gedeelte is in verband met instortingsgevaar een grondkerende constructie toegepast. Het (gemetselde) oude riool is nog zichtbaar in het nog niet volledig uitgegraven gedeelte . foto 5: het graven van de sleuf. - 15 foto ó: het plaatsen van een voorgemonteerde rioolbekisting. foto 7: de bodem wordt geëgaliseerd met behulp van de bats. - 16 - '-4- foto 8: de rioolbuis wordt op de hijsketting gerold, met behulp van de bak van de hydraulische graafmachine. foto 9: de rubber afdichtingsring wordt om het spie-einde van de buis geplaatst. - 17 - foto 10: het spie-einde van de buis wordt voor de mof van de reeds liggende buis geplaatst. Een veiligheidshelm is hier noodzakelijk, evenals bij foto 11. foto 11: nadat de buis met behulp van de hydraulische graafmachine is aangedrukt wordt gecontroleerd of de rubberring voor de afdichting goed in de mof geplaatst is. - 18 foto 12: richting en diepte van de buis worden gecontroleerd met behulp van laser en lat. De plek waar de laserstraal valt is te zien (zie pijl). foto 13: het PVC-opzetstuk ten behoeve van woonhuisaansluitingen, c.q. kolkaansluitingen wordt in de daarvoor ingegoten mof geplaatst. - 19 2.5. Gereedschap, hulpmiddelen en machines 2.5.1. Handgereedschap Bij de werkzaamheden wordt gebruik gemaakt van verschillende gereedschappen, zoals bats, grondboor, zaag, stootijzer en dergelijke. Enkele hiervan zullen vervolgens worden besproken. Bats De bats wordt gebruikt voor het verzetten van lichte grond en weegt ongeveer 2 kilogram. Het gedeelte van het blad waar de steel in is bevestigd, noemt men de dul. De breedte van het blad bedraagt circa 22 cm. De hoek die de dul met het blad maakt bedraagt 28 tot 35". De bats is voorzien van een steel die in lengte kan variëren van 90 tot 125 cm. De steel kan recht, half krom of geheel krom zijn. Afhankelijk van de vorm van de steel en de hoek die de dul met het blad maakt, varieert de afstand van het handvat tot de grond bij vlakliggend blad. Welke keuze men maakt is afhankelijk van de uit te voeren werkzaamheden en voorkeur van de werknemer. Kabelboor Dit is een spade met een smal blad van circa 12,5 cm. De steel is recht en varieert in lengte van 70 tot 100 cm. De kabelboor is geschikt voor het verzetten van zware grond en wordt gebruikc bij het opzoeken van kabels en leidingen. Stoot- of zetijzer Het stoot- of zetijzer wordt gebruikt om kleine correcties aan te brengen in de ligging van de buizen. Het is een stevige ronde stalen staaf. De onderste 40 cm zijn vierkant, eindigend in een punt. De lengte bedraagt circa 1.40 m en het gewicht is ongeveer 9 kg. 2.5.2. Hulpmiddelen Om verschillende werkzaamheden goed te kunnen uitvoeren zijn een aantal hulpmiddelen noodzakelijk, zoals laserapparatuur, electrische leidingopspoorapparatuur, hijsbanden en kettingen, waterpas en dergelijke. Enkele van deze hulpmiddelen zullen hieronder worden besproken. - 20 - Laserapparatuur In de bouw worden uitsluitend helium neon-lasers met gering uittredend vermogen (tot 2 milliwatt) gebruikt. De rioolbouwlaser geeft een continue straal roserood licht met een golflengte van 632.8 nanometer af. Het bereik is 200 tot 500 meter en de detectie gebeurt met een reflecterend richtschermpje met schaalverdeling dat in de bundel oplicht of met een baak/ merklat. Het richtschermpje kan zowel op als in de buis geplaatst worden, afhankelijk van de opstelling van de laser. Het richtschermpje is voorzien van een waterpas. Om de juiste diepte van steltegel of fundering te bepalen wordt gebruik gemaakt van een lat of stok met merkteken. Opspoorapparatuur voor ondergrondse leidingen Voor het opsporen van ondergrondse kabels en buizen is verschillende apparatuur in de handel. Deze bestaat uit een zender en een ontvanger, al of niet geïntegreerd. Een toonfrequentiezender brengt een signaal over op een ondergrondse kabel of leiding en het teruggekaatste signaal wordt weer opgevangen door de antenne van de ontvanger. Een nadeel is dat slechts ononderbroken metalen buizen of onder stroom staande leidingen gedetekteerd kunnen worden. Tegenwoordig is het mogelijk ook niet metalen holle leidingen op te sporen door het invoeren van een sonde in de leiding. De sonde zendt signalen uit, zodat het verloop van de leiding te volgen is. Deze laatste methode zal bij rioleringswerkzaamheden beperkte toepassing vinden. Hijsbanden en kettingen Afhankelijk van de voorkeur van de uitvoerder wordt gekozen voor banden of kettingen, De één prefereert kettingen omdat deze minder aan slijtage onderhevig zijn, de ander geeft de voorkeur aan banden omdat de buis dan minder snel zal schuiven in de strop. Ook worden hijsstroppen gebruikt die de voordelen van de band en ketting combineren. Deze hijsstroppen bestaan uit een staalkabel met aan het eind een lus. Een metalen haak is glijdend aan de kabel bevestigd. Als de lus aan de haak bevestigd is, zal de strop zich aanhalen door het gewicht van de buis (zie foto). Het bevestigen is makkelijk en gaat sneller dan het bevestigen van band of ketting. - 21 - Afsluiters Dit zijn schotten, meestal van metaal, die voorzien zijn van een opblaasbare rubberen manchet. Ze hebben dezelfde vorm en bijna dezelfde diameter als de binnenzijde van de buis. Wanneer de afsluiter geplaatst is, wordt de manchet met een fietspomp opgepompt zodat een goede afsluiting tot stand komt. De manchet wordt aan de buitenkant van de buis geplaatst zoals een band om de velg van een fiets ligt. Indien enige kubieke meters water achter het schot staan kan de druk op de afsluiters aanzienlijk oplopen en risico's met zich meebrengen. 2.5.3. Grote gereedschappen en machines Pompen Wanneer de sleuf langer open moet liggen kan het niveau van het grondwater te hoog worden. Met behulp van bronbemaling wordt het overtollige grondwater uit de sleuf gepompt. Soms is, bij zware regenval, extra bemaling noodzakelijk. Dit kan geschieden met een kattekop (dit is een zuigperspomp), een electrische pomp of een dieselpomp. Grondverdichtingsmachines De meest gebruikte machines voor grondverdichting bij rioleringswerkzaamheden zijn de trilplaat en trilstamper. De explosiestamper wordt nagenoeg niet meer gebruikt. De trilplaat dient voor het verdichten van brede sleuven en wordt aangedreven door een benzine- of dieselmotor. Tegenwoordig zijn trilplaten met afstandsbediening te verkrijgen. De trilstamper verdicht de grond door middel van trillen en stampen en wordt aangedreven door een twee-takt benzinemotor. Hij is goed toepasbaar in nauwe sleuven. Grondverzetmachines Bij rioleringswerkzaamheden wordt meestal gebruik gemaakt van een hydraulische graafmachine. Deze machines staan op een rupschassis of bij de lichtere typen op banden. Bij rioleringswerkzaamheden wordt meestal gebruik gemaakt van de zwaardere graafmachines op rupschassis. Grondverzet geschiedt door bediening van de hef-/graafarm en door het zwenken van de bovenwagen ten opzichte van de onderwagen. 2.6. Materialen 2.6.1. Buizen en putten Voor riolering worden buizen van zowel ongewapend als gewapend beton gebruikt. De gewapende buizen zijn versterkt met al of niet voorgespannen staal. Naast de gewapende betonbuizen met een ronde of ovale korfwapening wordt sinds enige tijd ook een geheel ander type versterking van betonbuizen toegepast. - 22 Het betreft hier wapening met hoogwaardige staalvezels van diverse vormen die in bepaalde hoeveelheden aan het betonmengsel worden toegevoegd. Vroeger werden vooral buizen met het bekende eivormige profiel gebruikt. Tegenwoordig zijn de buizen meestal rond. De meest voorkomende vorm is de mof- of spiemofbuis. Dit is een buis met een verzwaard en verwijd uiteinde, de mof, en een einde dat dunner is dan de rest van de buis, de spie, die in de mof past. Het gewicht van de buis varieert met de lengte en de diameter. Een 3 meter lange buis met een binnendiameter van 0.8 meter, weegt 2 ton. Bij een diameter van 1.2 meter, weegt dezelfde buis 4 ton. De meest toegepaste buizen hebben diameters van 0.3 tot 1.2 meter. De putten zijn vervaardigd van gewapend beton en worden meestal op bestelling gemaakt. Het gewicht varieert van 0.5 tot 4.5 ton voor de meest gebruikte typen. In het verleden werden regelmatig asbestcementbuizen toegepast. Dit komt nu nog sporadisch voor. Deze buizen zijn vier tot vijf maal lichter dan een betonnen buis van dezelfde afmetingen. De buizen kunnen tot 20% asbest bevatten. Wat betreft nieuw materiaal gaat het uitsluitend om de wettelijk toegestane witte asbest (chrysotiel). Bewerking van deze buizen vindt in het algemeen niet plaats, zodat de kans op inademing van asbestvezels klein is. Dit kan wel het geval zijn bij het verwijderen van oude buizen. Vaak zijn in oude buizen ook blauw asbest (crocidoliet) of bruin asbest (amosiet) verwerkt. Deze stoffen houden een veel groter risico in voor de gezondheid dan wit asbest. Voordat de werkzaamheden worden aangevangen moet hierover duidelijkheid bestaan. Verwerking mag alleen met ontheffing plaatsvinden. Putten kunnen een ronde of vierkante vorm hebben. Bij buizen tot 70 cm doorsnede worden voornamelijk ronde putten toegepast. Verder onderscheidt men: - De samengestelde put Voor schachten waarin de betonbuizen geen haakse of rechtdoorgaande aansluiting hebben. De putbuis Voor schachten met rechtdoorgaande aansluitingen van dezelfde buisdiameter. Dit is als het ware een buis met inspectieluik. De montageput Deze zijn meestal groter dan 2 x 2 meter en de grootte van de samenstellende delen is afhankelijk van de vervoersmogelijkheden. Een eventuele coating wordt op aanvraag door de fabriek aangebracht. 2.6.2. Tegels De tegels die gebruikt worden voor het stellen van buis en put zijn meestal gewone straat tegels. Soms worden zwaardere typen gebruikt. Het gewicht varieert van 9,5 kg tot 33 kg. - 23 2.6.3. Hout De houten palen en het hout dat voor de bok bij de fundering gebruikt wordt zijn veelal geïmpregneerd of anderszins behandeld met houtconserveringsmiddeIen. 2.6.4._PVC-buizen Deze bestaan uit polyvinylchloride, kleurstoffen en weekmakers. Deze laatste stoffen bevorderen de soepelheid. PVC-buizen kunnen hard en zacht zijn. Bij rioleringswerkzaamheden worden meestal harde buizen gebruikt met een diameter van 12.5 of 16 cm. 2.6.5. Afdichtingsmaterialen Hiervoor worden verschillende middelen op de markt gebracht. Het betreft veelal twee-componentenbitumenkit. Deze wordt ter plaatse gemengd en met de hand aangebracht. Bij het monteren van montageputten wordt meestal een één-componentenkit gebruikt. Deze bestaat uit bitumen en vulmiddelen en is dikker van consistentie en minder kleverig dan een twee-componentenkit, De één-componentenkit wordt veelal zonder handschoenen verwerkt. Bij het afdichten wordt incidenteel ook gebruik gemaakt van cement. - 24 3. ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN 3.1. Algemeen De gegevens zijn gebaseerd op waarnemingen op diverse werkplekken, literatuurgegevens en op enkele oriënterende metingen. In dit hoofdstuk zullen een aantal arbeidsomstandigheden worden beschreven die bij rioleringswerkzaamheden gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid en veiligheid. 3.1.1. Arbeidsfysiologische achtergronden Alvorens in te gaan op de fysieke belasting die men tijdens rioleringswerkzaamheden ondergaat, zullen eerst enige begrippen uit de arbeidsfysiologie worden besproken. Arbeidsfysiologie is de wetenschap die zich bezig houdt met de reaktie van het menselijk lichaam op fysieke belasting door arbeid. De belastbaarheid is de maximaal mogelijke belasting die het individu per tijdseenheid kan/mag opbrengen. Gedurende korte tijd is een vrij hoge belasting mogelijk. Bij langdurige inspanning ligt de belastbaarheid lager en zal de belasting ook lager moeten zijn. De hoeveelheid arbeid die men kan verrichten is voor ieder individu verschillend. Ieder mens heeft voor een bepaald type belasting een individuele belastbaarheid welke in maat en getal is vast te leggen. Bij lichamelijke belasting zullen er fysiologische en biochemische veranderingen in het lichaam optreden. Deze nemen toe naarmate de belasting toeneemt en kunnen dus als maatstaf dienen voor de belastbaarheid van het individu. Elke gehanteerde parameter kent echter zijn beperkingen. Bij fysieke inspanning worden vooral het hart- en vaatsysteem, het ademhalingssysteem en het spier- en skeletstelsel belast. Met name deze orgaansystemen worden dan ook als parameter gebruikt bij het weergeven van de functionele belasting door spierarbeid. Spierarbied kost energie. Deze wordt verkregen door verbranding van voedingsstoffen (koolhydraten, eiwitten en vetten). De benodigde voedingsstoffen en zuurstof worden aangevoerd door het bloed. De afbraakprodukten van de spierstofwisseling zoals melkzuur en dergelijke worden door het bloed weer afgevoerd. Bij spierarbeid worden twee componenten onderscheiden die, afhankelijk van de te verrichten arbeid, in wisselende mate bijdragen tot de arbeidsprestatie. - 25 - Deze componenten zijn: Dynamische spierarbeid Hierbij wisselen aktieve spieraanspanning (contractie) en -ontspanning (relaxatie) elkaar af. Er treedt beweging op rond gewrichten. Er wordt een weg afgelegd dus is er sprake van mechanische arbeid. Tijdens het samentrekken worden de bloedvaten in de spier dichtgedrukt. De doorbloeding stagneert. De aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen en afvoer van afbraakprodukten verminderen drastisch. Bij ontspanning gaan de bloedvaten weer open. Bovendien veroorzaken de afbraakprodukten een lokale verwijding van de kleine bloedvaten. De bloedcirculatie in de spier komt weer op gang. Het opeenvolgen van spieraanspanning en -ontspanning bevordert de doorbloeding van de spier. Dynamische spierarbeid is daarom in beginsel niet snel vermoeiend, Statische spierarbeid Deze speelt vooral een rol bij het in stand houden van een bepaalde houding. Bij deze vorm van spierarbeid verkeert de spier voortdurend in samengetrokken toestand. Mechanisch gezien wordt er geen arbeid verricht. Er is geen beweging. Er wordt geen weg afgelegd. Aangezien de contractietoestand niet gevolgd wordt door een relaxatie stagneert de doorbloeding en daarmee de aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen en afvoer van afbraakprodukten. Deze hopen zich op in het weefsel, hetgeen tot een pijnlijke vermoeidheid aanleiding kan geven. Het blijkt dat bij 20 tot 30% van de maximale spierkracht de bloedvaten al volledig kunnen worden dichtgedrukt, Statische arbeid is dus snel vermoeiend. Regelmatige afwisseling van houding is daarom noodzakelijk. 3.2. Fysieke belasting bij verschillende werkzaamheden 3.2.1. fysieke belasting bij grondwerkers Graafwerkzaamheden worden over het algemeen als fysiek zwaar beoordeeld. Dit blijkt onder andere uit onderzoek bij fitters van waterleidingen (Poll, 1983), waarbij 50% van deze groep het graven in loopzand als te zwaar beoordeelde. Op grond van een beperkt onderzoek van Van der Kooy (1982) mag ervan worden uitgegaan dat graafwerkzaamheden, vanuit de inspanningsfysiologie gezien, als zwaar gekwalificeerd kunnen worden. - 26 Graafwerkzaamheden beperken zich echter bij de grondwerkers van de rioolploeg tot het afsteken van de kanten van de sleuf, het egaliseren van het zandbed, het opzoeken van kabels en leidingen en het gedeeltelijk aanvullen van de sleuf om de buis te stabiliseren. Deze werkzaamheden worden over het algemeen niet langdurig achtereen uitgevoerd. Het echte "graafwerk" wordt met behulp van de hydraulische graafmachine verricht. Om deze reden werd inspannings-fysiologisch onderzoek door de werkgroep niet nodig geacht. Soms worden ook de huizen door de grondwerkers van de rioolploeg op het riool aangesloten. In dat geval hoeft men meestal niet meer dan tot l meter vanuit de rand van de sleuf te graven. Afhankelijk van het aantal te verrichten aansluitingen kan dit echter een aanmerkelijke taakverzwaring betekenen. De werkzaamheden wisselen elkaar regelmatig af. Extra rustpauzes werden niet waargenomen, noch werd de noodzaak hiertoe door de werknemers aangegeven. De verschillende werkzaamheden het graven van een sleuf Zoals eerder opgemerkt doet de graafmachine het meeste werk. De taak van de grondwerker is het geven van aanwijzingen aan de machinist van de hydraulische graafmachine en het zonodig afsteken van de kanten. Soms moeten kabels en leidingen opgezocht worden. De foto's 14, 15 en 16 geven een beeld van de bewegingscyclus. —- V foto 14 t/m 16: het opzoeken van leidingen. - 27 De kabelboor heeft een vrij korte steel, zodat voortdurend in een gebogen houding gewerkt moet worden. Bekken en schouders staan daarbij gedraaid. Bij het loswrikken van de grond wordt de rug sterk gebogen (zie foto 15), bij het wegzetten van de grond komt men weer overeind. Gedurende het loswrikken en wegzetten van de grond blijven de voeten in dezelfde positie en is de wervelkolom in meer of mindere mate getordeerd (gedraaid). De rugspieren zijn continu aangespannen, zij het in wisselende mate. Dit betekent een voornamelijk statische belasting voor de rug. Bij de schouders en de armen speelt vooral dynamische belasting een rol, met name bij het wegzetten van de grond. het leggen van buizen Het egaliseren van het zandbed gebeurt met behulp van de bats. De rug is hierbij sterk gekromd, maar er wordt in feite weinig grond verplaatst. Bij deze bewegingen speelt vooral de statische belasting van de rug een rol. De richting van de buis wordt zonodig met behulp van een stootijzer gecorrigeerd. Het stootijzer fungeert hierbij als hefboom (zie foto 17, 18 en 19). foto 17 t/m 19: het corrigeren van de ligging van de buis De voeten blijven gedurende deze procedure in dezelfde positie. Het bekken staat gedraaid. Door buigen van de armen en het rechten van de rug, wordt de buis in positie getrokken, waarbij de rug tordeert. Dat hierbij grote krachten een rol spelen is op de - 28 foto's te zien aan het wegzakken van de linkervoet. Bij deze beweging overheerst de dynamische belasting van armen, schouders en rug. (Overigens valt op de foto's op dat het gedeelte van de sleuf waar de buis ligt tegen instorten beveiligd is, doch niet het gedeelte waar de werknemer bezig is!) In bovenstaande situatie is er voldoende ruimte om voor de buis te werken. Indien dit niet het geval is, wordt het stootijzer naast het mofeinde geplaatst en stelt de grondwerker zich tussen de buis en de sleufwand op. In dat geval is er meestal geen ruimte om de voeten uit elkaar te plaatsen en zal de dynamische belasting van de rug aanmerkelijk groter zijn. het dichten van de sleuf Dit gebeurt voor het grootste deel met behulp van de hydraulische graafmachine en laadschop. De grondwerker verdeelt en verdicht de grond gedeeltelijk naast de buis. Het verdichten gebeurt met behulp van een trilstamper. Hierbij overheerst de dynamische belasting van de rug, armen en schouders. 3.2.2. Fysieke belasting van de machinist van de hydraulische graafmachine De werkzaamheden van de machinist spelen zich af in de cabine. Het is vooral statische belasting, met name van armen, schouders en rug. Aangezien de graafwerkzaamheden zich in de diepte vlak voor de machine afspelen betekent dit dat hij, afhankelijk van het uitzicht, gedwongen is in sterk voorovergebogen houding te werken (foto 20). Dit betekent een grote statische belasting van de nek en rug. foto 20: de machinist moet vaak in een sterk gekromde houding zitten om voldoende zicht op het werk te hebben. - 29 3.3. Mentale belasting De mentale belasting wordt vooral bepaald door: - onveiligheid door het wegverkeer. Indien de weg niet volledig is afgesloten of indien langs de weg gewerkt wordt, vormt passerend verkeer een veiligheidsrisico. Het blijkt dat automobilisten zich zelden aan de opgelegde beperkingen houden. Bij grote rioleringswerkzaamheden is de weg veelal afgezet voor doorgaand verkeer. Vooral omwonenden, fietsers en spelende kinderen kunnen zich dan in onveilige situaties begeven. Dit vergt voortdurende oplettendheid van de werknemers. Tijdens dit onderzoek is het voorgekomen dat bij het dichten van de sleuf zich kinderen in de buis bevonden. Dank zij de oplettendheid van één van de werknemers is een ernstig ongeval voorkomen. - instortingsgevaar. Dit kan optreden als gevolg van instabiele grond, bijvoorbeeld zandgrond of indien veel puin in de grond aanwezig is. Ook kan de sleuf inzakken door het gewicht van de graafmachine. - risico's als gevolg van beschadigen van kabels en leidingen. Bij beschadiging van leidingen kan er direkt gevaar voor de werknemers ontstaan. Het omgraven van kabels en leidingen met de hydraulische graafmachine vereist optimale beheersing van de machine en grote concentratie van de machinist. Dit betekent een grote psychische belasting, niet alleen door de perceptief mentale belasting en de persoonlijke risico's, doch ook door de wetenschap dat beschadiging een verliespost voor het bedrijf betekent. - onenigheid met omwonenden. Het veroorzaakte ongemak kan weieens tot emotionele uitbarstingen leiden bij omwonenden. Overwerk of werk onder grote tijdsdruk komt relatief weinig voor. Soms kan dit echter wel een rol spelen. Zo liepen eind 1984 bepaalde subsidie-regelingen betreffende rioolaansluitingen. In die periode kwamen de rioolploegen onder grote tijdsdruk te staan. 3.4. Fysische faktoren 3.4.1. Lawaai In het algemeen wordt gesteld dat bij personen die gedurende 8 uur per dag en 5 dagen per week aan een geluidsniveau boven 80 dB(A) zijn blootgesteld, blijvende gehoorschade kan optreden. Echter ook na kort-durende expositie aan hoge geluidniveaus kan - 30 blijvende gehoorschade optreden. Lawaai op de werkplek van de rioolploeg is vooral afkomstig van: - de hydraulische graafmachine; - de trilplaat; - de trilstamper; - de explosiestamper; De hydraulische graafmachine is continu in bedrijf. Wel komen regelmatig perioden voor van stationair draaien. Dit is het geval bij het met de hand gereed maken van de fundering of het zandbed van de buis. Het zogenaamde fijnprofileren. De graafmachine is per buis 5 tot 10 minuten in bedrijf. Per dag worden ca. 25 tot 30 buizen en één inspectieput ofwel één streng geplaatst. Een streng is een aantal buizen van inspektieput tot inspektieput. De graafmachine is dus ongeveer 5 uur in vol bedrijf. Uit onderzoek (Akoestisch Adviesbureau Peutz, 1986) is gebleken dat het onder stationaire omstandigheden gemeten geluidsniveau in de cabine van een hydraulische graafmachine een goede indikatie is voor het equivalente geluidsniveau over de in de praktijk optredende werksituaties. Het betreft hier metingen met gesloten cabinedeuren en ramen. Indien deuren of ramen worden geopend, kunnen geluidsniveau-verhogingen tot 5 dB(A) optreden. Bij een motorvermogen van 50 kW varieerden de gemeten waarden (gemeten conform ISO 6394) van 72 tot 92 dB(A). Bij machines met een motorvermogen van 100 kW en meer werden waarden gemeten variërend van 74 tot 85 dB(A) en bij motorvermogens tussen de 50 en 100 kW 68 tot 86 dB(A). Wat betreft uitstraling naar de omgeving is gebleken dat onder zogenaamde vrije veld omstandigheden het geluidsniveau op ca. 10 meter afstand van de hydraulische graafmachine 28 dB(A) lager is dan het geluidvermogen. In het algemeen zal bij hydraulische graafmachines op meer dan 7 meter afstand het geluidsniveau lager zijn dan 80 dB(A). De in het kader van dit survey verrichte metingen komen overeen met deze bevindingen (bijlage 2). Aangezien de cabinedeuren of ramen meestal open staan en de grondwerkers zich veelal binnen een straal van 7 meter van de graafmachine bevinden, zal men veelal blootgesteld zijn aan een geluidsniveau van meer dan 80 dB(A). De trilplaat wordt meestal slechts kortdurend gebruikt. Afhankelijk van de gewenste dieptewerking is de loopsnelheid 10 m/min. Per dag zal met tussenpozen tot ongeveer 15 minuten met de trilplaat gewerkt worden, meestal door grondwerker II. Uit literatuuronderzoek is gebleken dat het geluidsniveau, gemeten op oorhoogte van de gebruiker, afhankelijk van het machinetype varieert van 95 tot 105 dB(A). Op een afstand van 6 meter werden geluidsniveaus van 89 dB(A) tot 98 dB(A) gemeten. De trilstamper wordt ook kortdurend gebruikt. Met tussenpozen tot ongeveer 45 minuten per dag. Het geluidsniveau ligt tussen de 89 en 95 dB(A), gemeten op oorhoogte van de gebruiker. Op 6 meter afstand bedraagt het geluidsniveau 83 tot 89 dB(A). De explosiestamper geeft kortdurende hoge geluidsniveaus van 95 tot 99 dB(A). Dieselpompen worden over het algemeen slechts kortdurend gebruikt. Zowel bij stampers als trilplaten is geen verband aangetoond tussen het motorvermogen en de optredende geluidsniveaus. - 31 3.4.2. Klimaat De werkzaamheden vinden uitsluitend plaats in de buitenlucht. Er wordt dus onder wisselende weersomstandigheden gewerkt. Bij regen wordt het werk zo mogelijk onderbroken. Bij aanhoudende vorst wordt het werk stilgelegd. Globaal kan gesteld worden dat voor lichamelijk zwaar tot matig zwaar werk, een temperatuur van ca. 14-16 C optimaal is. Lagere zowel als hogere temperaturen betekenen een extra belasting voor het lichaam. Een te grote warmtebelasting uit zich in verminderde arbeidsprestatie. Indien de omgevingstemperatuur boven 25"C komt, neemt de arbeidsprestatie snel af. Het lichaam heeft minder gelegenheid de door arbeid ontwikkelde warmte af te geven. De huiddoorbloeding neemt hierdoor sterk toe. Hierdoor komt minder bloed beschikbaar voor de spieren en het hart wordt zwaarder belast. Bij lage temperaturen treedt verstijving van gewrichten en spieren op. De handvaardigheid neemt bij huidtemperaturen beneden 15"c snel af. Ook neemt de tastzin bij lage temperaturen af. Het gevolg hiervan is dat de kans op blessures groter wordt. Behalve de kans op spier- en gewrichtsklachten is men ook vatbaarder voor luchtweginfecties. Kleding bepaalt in sterke mate de mogelijkheden tot warmteafgifte van het lichaam. Comfortabele omstandigheden zijn zeer subjectief bepaald. Dit maakt het geven van algemeen geldende kleding-adviezen moeilijk. Men kan zich tegen koude beschermen door warmteverlies, luchtstroming, geleiding en straling te beperken (dragen van kleding, vermindering huiddoorbloeding, verminderde zweetsecretie) en de warmteproduktie op te voeren (arbeid verrichten). Voor bescherming tegen een te hoge lichaamstemperatuur geldt het omgekeerde (transpireren, toename huiddoorbloeding). Men moet dus de kleding kunnen aanpassen aan weersomstandigheden. Vooral bij koude, regen en wind is het moeilijk kleding te vinden waarin men warm blijft en waarin men zich toch goed kan bewegen. Kleding wordt grotendeels door de werknemers zelf aangeschaft. Het meest worden borstrokken, lange onderbroeken, truien, hemden, overalls, bodywarmers en windjacks gedragen. Aan de voeten worden wollen sokken, klompen of laarzen gedragen. Het dragen van handschoenen bij spitwerk wordt vaak als lastig ervaren. Ook het dragen van regenkleding vormt een groot probleem. Het is eenvoudiger om kleding aan te passen aan warmte dan aan koude. Werken met ontbloot bovenlijf wordt echter sterk ontraden, in verband met de sterke afkoeling van de spieren, verontreiniging en de verhoogde kans op blessures. Ook kan de huid overmatig aan ultraviolette straling worden blootsteld, waardoor verbranding kan optreden. - 32 3.4.3. Licht Er wordt vrijwel uitsluitend overdag gewerkt. Slechts incidenteel wordt, om bijvoorbeeld verkeerstechnische redenen, of bij reparaties, 's nachts gewerkt. Een goede kunstverlichting is dan van belang om veilig en efficiënt te kunnen werken. Het werken in een sleuf kan bemoeilijkt worden door de schaduwwerking die bij kunstverlichting of felle zonneschijn kan optreden. Vaak zal de werkplek beter verlicht zijn dan de omgeving. Door adaptie van de ogen aan de relatief heldere werkplek is het moeilijk in het duister iets te zien hetgeen tot struikelen etc. kan leiden. Bij het werken overdag is de hoeveelheid daglicht voldoende. 3.4.4. Trillingen Gezondheidseffekten als gevolg van trillingen variëren van persoon tot persoon. De duur van de expositie speelt een belangrijke rol. Tot nu toe wordt aangenomen dat voor het menselijk lichaam trillingen met een frequentie beneden 1500 Hz het meest van belang zijn (ISO/DIS 5349.2, 1984). Deze trillingen kunnen resonanties in delen of organen van het lichaam veroorzaken, hetgeen functionele en/of structurele afwijkingen tot gevolg kan hebben. Men kan twee typen trillingen onderscheiden: trillingen die het gehele lichaam beïnvloeden (whole-body vibration) en trillingen die via de hand op de arm worden overgebracht (hand-arm vibration). Whole-body vibration kan voorkomen bij machinisten van bijvoorbeeld grondverzetmachines. De schadelijke frequenties liggen tussen l en 80 Hz. Als gevolg van whole-body vibration kunnen hoofdpijn, vermoeidheid, verminderd gezichtsvermogen, maag- en rugklachten optreden. De mate van blootstelling is onder andere afhankelijk van de trillingsdemping van de machine en het aantal werkonderbrekingen. Blootstelling aan hand-arm vibratie treedt op bij het hanteren van allerlei mechanische handgereedschappen. De schadelijke frequenties liggen tussen de 5 en 1500 Hz. Dit soort trillingen kunnen aanleiding geven tot het optreden van doorbloedingsstoornissen en stoornissen in de tastzin met als gevolg dode, witte en gevoelloze vingers. Ook spier-, bot- en gewrichtsklachten kunnen optreden. De mate waarin deze trillingen op handen, armen en schouders worden overgebracht is afhankelijk van de volgende faktoren: - het frequentiespectrum van de trilling; de intensiteit van de trilling; de blootstelling per werkdag en de blootstellingstijd in jaren; het werkpatroon; de sterkte en richting van de krachten, die de werknemer met zijn handen op het gereedschap uitoefent; - de werkhouding; - de plaats en de grootte van het kontaktoppervlak van de hand, die aan trillingen is blootgesteld. - 33 De biologische gevolgen van de blootstelling worden beïnvloed door: - de richting waarin de trillingen worden overgedragen; - de individuele gezondheid van de werknemer; - de klimatologische omstandigheden, waaronder het werk moet worden verricht; - geluid. Trillingspatronen zijn vaak erg complex en moeilijk te interpreteren. Internationaal verschillen de normen ten aanzien van maximale blootstelling nogal. Bij dit survey is afgezien van trillingsmetingen. Bij de rioolploeg worden stampers en trilplaten over het algemeen kortdurend gebruikt, zodat de belasting waarschijnlijk binnen aanvaardbare grenzen blijft. Er loopt in Nederland een uitgebreid onderzoeksprogramma naar diverse aspekten, zoals de blootstelling van beroepsgroepen aan trillingen, gezondheidseffekten, normering, etc. 3.5. Toxicologische faktoren In dit kader zullen een aantal met name genoemde stoffen besproken worden. Men dient zich echter te realiseren dat het afvalwater van industrieën en particulieren een scala van giftige stoffen kan bevatten. De wettelijke bepalingen terzake worden niet altijd opgevolgd. Als gevolg van lekkage uit rioolstelsels kan de grond rond het riool met dergelijke stoffen verontreinigd raken. Over het algemeen zal dit echter meer consequenties voor het milieu geven dan voor de werknemers van de rioolploeg. Dit ligt geheel anders indien de grond op grote schaal verontreinigd is. Van een groot aantal gebieden is bekend dat zij verontreinigd zijn met diverse stoffen zoals zware metalen, benzeen en dergelijke, waardoor adequate maatregelen nodig zijn. Deze werkzaamheden vallen echter buiten het kader van dit survey. asbest De gezondheidsrisico's van asbest zijn: - asbestose; dit is een bindweefselvorming van de longen die tot vermindering van de longfunktie leidt met als gevolg klachten van benauwdheid. De aandoening is niet te genezen. - longkanker; mensen die lijden aan asbestose hebben een verhoogde kans op longkanker. Bij combinatie asbest-blootstelling en roken is de kans hierop vele malen groter dan bij asbest-blootstelling of roken afzonderlijk. - mesothelioom; dit is een zeer kwaadaardige aandoening van het borst- en/of buikvlies. Vooral blauw asbest speelt hierbij een belangrijke rol. Voor meer informatie wordt verwezen naar de publicatie van de Arbeidsinspectie P116-1. - 34 Blootstelling aan asbest kan plaatsvinden bij renovatie- en sloopwerkzaamheden aan oude rioleringen. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient steeds nagegaan te worden of de oude buizen asbest bevatten en zo ja, welke soort. Indien blauwe of bruine asbest voorkomt, mogen de werkzaamheden alleen met ontheffing van het districtshoofd van de Arbeidsinspectie plaatsvinden. In alle gevallen zullen de werkzaamheden zodanig moeten worden uitgevoerd, dat de blootstelling aan asbesthoudende stof redelijkerwijs niet mogelijk is (zagen, slijpen, boren en breken dient te worden voorkomen). bitumenkit en twee-componentenkit Voor zover bekend is bitumen bij de mens niet kankerverwekkend. Wel kan bitumen, na langdurige blootstelling, bij dieren huidkanker veroorzaken. Ook kunnen bij langdurig huidkontakt dermatitis en acné-achtige huidafwijkingen ontstaan. Van eventuele toevoegingen zijn op dit moment geen schadelijke gevolgen voor de gezondheid bekend. Bij twee-componentenkit doet zich als extra probleem het mengen voor, waarbij risico op inhalatie en huidkontakt bestaat. uitlaatgassen De voornaamste bestanddelen van uitlaatgassen zijn aldehyden, koolmonoxide en kooldioxide. Wat betreft de uitlaatgassen van langsrijdend verkeer is niet te verwachten dat dit tot normoverschrijding aanleiding zal geven (De Boer, 1979; Joosting en de Vries, 1970). Overigens zal het verkeer veelal omgeleid worden. Ook de uitlaatgassen van de hydraulische graafmachine zullen geen grote problemen opleveren. Zeker niet indien de uitlaat naar boven wijst en voldoende lang is. andere gassen In het rioolwater leven bacteriën die biologisch afbreekbaar materiaal omzetten in onder andere methaangas en kooldioxide. De zuurstof die hiervoor nodig is wordt aan het water onttrokken. In zuurstofarm water vormen zich bacteriën die H2S (zwavelwaterstofgas) produceren. Dit gas wordt in vochtige omgeving omgezet in zwavelzuur, waardoor het beton wordt aangetast. Bovengenoemde gassen kunnen een probleem vormen indien men in inspectieputten, waarop een nog funktionerend riool uitkomt, moet afdalen om bijvoorbeeld afsluiters te plaatsen. Deze gassen kunnen hoofdpijn, sufheid en duizeligheid, ademnood en bewusteloosheid veroorzaken. Methaan en H2S (MAC-waarde: 10 ppm) zijn zeer brandgevaarlijk en in bepaalde concentraties explosief. Een ander probleem is de stankoverlast die als gevolg van H2S kan optreden. Tijdens dit survey zijn H2S metingen in de sleuf verricht bij het verwijderen van een oud riool (gastec-pomp met H2S-proefbuisje; range 5 tot 60 ppm). Er werden concentraties gemeten tot 10 ppm H2S. Deze metingen werden uitgevoerd op het moment dat het oude riool werd geopend. Na + 10 minuten waren geen meetbare concentraties meer aantoonbaar (beluchting). - 35 Extra waakzaamheid is geboden op dagen dat het vrijwel windstil is en vooral in combinatie met laaghangende mist. De reukgrens ligt op 0,1 ppm. Voor werkzaamheden in rioolstelsels gelden totaal andere condities. 3.6. Biologische faktoren Afvalwater van met name particulieren zal veel organisch materiaal bevatten. Ook komt het regelmatig voor dat zich dierlijke cadavers in het riool bevinden. Het rioolwater zal dan ook een scala aan bacteriën bevatten. Door lekkage uit oude rioolstelsels kunnen deze in de grond terecht komen. Tijdens dit survey zijn op twee werken 5 grondmonsters genomen en op coli-achtigen en salmonella onderzocht. Het betrof hier monsters van zowel schone als mogelijk verontreinigde grond. Salmonella was in geen van de gevallen aantoonbaar (in 25 gram grond). Coli-achtigen waren wel aantoonbaar in grondmonsters, genomen tijdens renovatiewerkzaamheden na verwijdering van het oude riool (kiemgetal: 2.4 x 10^ per gram grond). In (schone) grond was het kiemgetal van de coli-achtigen kleiner dan tien. Hoewel niet verontrustend vraagt één en ander wel om goede hygiënische maatregelen. Onderzoek naar de aanwezigheid van clostridium tetani en leptospiroses is om technische redenen niet verricht. Het is echter bekend dat sporen van deze bacterie zeer lang in de grond kunnen overleven. 3.7. Veiligheid 3.7.1. Veiligheidsrisico's onveiligheid door het wegverkeer Indien er op of langs de weg gewerkt wordt dienen maatregelen getroffen te worden zodat het verkeer zich aan de gewijzigde situatie aanpast. Dit kan geschieden door tijdelijke bebakening van de weg en het dragen van veiligheidskleding met een fluorescerende oranje kleur. De bebakening dient gericht te zijn op waarschuwing, snelheidsbeperking en verkeersgeleiding. De realiteit is dat automobilisten zich vaak niet aan de opgelegde beperkingen houden. Het risico van een aanrijding is dan ook evident aanwezig. Veiligheidskleding wordt over het algemeen niet door de werknemers gedragen, tenzij dit door de opdrachtgever verplicht is gesteld. Het dragen van veiligheidsvesten wordt vaak als zeer oncomfortabel beschouwd. - 36 gevaar bij ontgraven aanwezige leidingen Tijdens het graven bestaat het risico dat er electriciteits- en gasleidingen worden beschadigd. Bij beschadiging van een electriciteitskabel kan een steekvlam ontstaan en kan de graafmachine onder stroom komen te staan. Indien een electriciteitsleiding onderbroken moet worden mag dit uitsluitend geschieden door personeel van het electriciteitsbedrijf. Bij beschadiging van een gasleiding, vooral bij een hogedrukleiding, bestaat gevaar voor explosie. Tijdens het omgraven van leidingen is de sleuf een gevaarlijke plaats. Open vuur (roken) verhoogt het risico. Meestal weet men aan de hand van tekeningen, merktekens en proefgaten waar de leidingen zich bevinden. Regelmatig wordt men echter verrast door een leiding die men op die plek niet had verwacht. Oude, niet meer in gebruik zijnde leidingen worden vaak niet meer op tekeningen aangegeven. Het kan om die reden voorkomen dat een oude leiding verward wordt met een leiding die wel op tekening is aangegeven. Men denkt dan alle leidingen gevonden te hebben terwijl dit niet het geval is. Dit kan tot gevaarlijke situaties aanleiding geven. Het is duidelijk dat goede communicatie tussen nutsbedrijven en de aannemer van groot belang is. In sommige provincies zoals Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel heeft men hiertoe een informatiecentrum opgericht: het zogenaamde Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC). Dit centrum coördineert het overleg tussen aannemers en leidingbeheerders. veiligheidsrisico's bij werken in de sleuf - Er kan instortingsgevaar bestaan van de sleuf met als gevolg dat men bekneld raakt of bedolven wordt hetgeen levensgevaarlijk is. Bij instortingsgevaar dienen grondkerende constructies toegepast te worden. - De persoon die de machinist van de graafmachine aanwijzingen geeft kan, door wegzakken van de graafmachine bekneld raken of door de graafmachine getroffen worden. Ook kan hij geraakt worden door buizen en putten of hiertussen bekneld raken indien de graafmachine niet op het te hijsen gewicht is berekend. - Bij wind kan het erg stuiven in de sleuf. Zand in de ogen kan het gezichtsvermogen tijdelijk verminderen. Het dragen van kontaktlenzen verhoogt dit risico. - Bij het via de hydraulische graafmachine neerlaten van de buis kan de in de sleuf staande persoon geraakt worden. veiligheidsrisico's bij het werken in inspectieputten Indien de inspectieput in open verbinding staat met een nog funktionerend riool kan men bedwelmd raken door de aanwezige gassen. Ook bestaat explosiegevaar. Open vuur (roken) maar ook electra (verlichting) verhogen het risico aanmerkelijk. Het blijkt dat men, in strijd met de voorschriften, regelmatig niet aangelijnd in de put afdaalt. - 37 veiligheidsrisico's bij het werken met lasers Het werken met laserapparatuur kan leiden tot beschadiging van ogen en huid. Indien het uittredend vermogen van de laser groter is dan 0,5 Watt is risico voor brand aanwezig. Indien de energetische straling op de huid hoger is dan 1000 W/m2 moet voor bescherming van de huid worden gezorgd. Gezien het geringe uittredend vermogen van de rioolbouwlaser (<2 mW) is uitsluitend de belasting van het oog door laserstralen van belang. Aanvaardbare niveaus voor de op het menselijk oog vallende energie zijn afgeleid uit de resultaten van laboratiumonderzoek bij proefdieren met gefixeerde oogbol. Hierbij werd aangenomen dat: - de schadedrempel bij de mens 1,5 tot 3 maal hoger ligt dan bij proefdieren (bij golflengten van 632.8 nm en 850 nm); - het verantwoord is de histologisch juist zichtbare schade gelijk te stellen met de funktioneel juist waarneembare; - indien men de afgeleide maximale toelaatbare belasting voor het oog met een faktor 3 verlaagt, deze onvoorwaardelijk veilig is. In een advies van de Gezondheidsraad (1978) wordt gesteld dat een belasting van het oog met l mW onvoorwaardelijk veilig is. Voorwaardelijk veilig is een belasting van het oog met 3 mW; dit geldt voor helium-neon lasers met een golflengte van 632.8 nm. Het Directoraat Generaal van de Arbeid gaat inmiddels van het standpunt uit dat lasers met een vermogen tot 3 mW als onvoorwaardelijk veilig beschouwd kunnen worden. Het werken met rioolbouwlasers zal dus geen problemen geven, hoewel het rechtstreeks in de straal kijken vermeden dient te worden. 3.7.2. Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen De meeste leden van riooolploegen die in dit onderzoek zijn geobserveerd dragen veiligheidslaarzen en veiligheidsschoenen. Sommigen dragen klompen, gewone schoenen of laarzen. Het dragen van veiligheidsschoenen of laarzen is geen overbodige luxe, omdat er gewerkt wordt met schoppen, stootijzer, stampers en zware materialen. Beschermende handschoenen worden gedragen bij het hanteren van rioolbuizen en bij het aanbrengen van twee-componentenkit. Bij het hanteren van trilplaat of stamper worden zelden handschoenen gedragen. Gehoorbescherming wordt niet vaak gedragen. Ook niet bij het werken met stampers of trilplaten. Veiligheidshelmen werden nergens aangetroffen. - 38 3.8. Ergonomische aspekten 3.8.1. Gereedschappen en hulpmiddelen bats en kabelboor Uit literatuuronderzoek (Freivalds, 1986) komen een aantal conclusies naar voren betreffende schepwerk: - bij graafwerk in lichte grond of schoon opgebrachte grond is de meest efficiënte frequentie van de bewegingcyclus 18 tot 20 maal per minuut. Bij het graven in grond met puin of in klei ligt de meest efficiënte frequentie lager. - Het meest efficiënte gewicht van de last op de schop is bij een frequentie van 18 tot 20 maal per minuut 5 tot 7 kg. - Naar mate het materiaal grover is wordt er meer energie gebruikt. Het scheppen van grof grind kost 37% meer energie dan het scheppen van zand bij gelijk gewicht. In 1986 publiceerde dezelfde onderzoeker een studie betreffende het scheppen waarin hij de volgende aanbevelingen deed: - de hoek tussen blad en steel dient 32" te bedragen; - een lange steel (ca. 120 cm) is het meest efficiënt; - voor schepwerk een vierkant blad gebruiken; - voor graafwerk een blad gebruiken dat aan de onderzijde rond is en dat in het midden in een punt uitloopt; - een zodanige bladvorm waarbij de achterzijde van de gleuf waarin de steel steekt niet gesloten is (gewichtsvermindering); - een zo laag mogelijk gewicht bij behoud van sterkte van de schop. Drury (1984) publiceerde een onderzoek naar de beste vorm van een handvat. Volgens hem dient een handvat een diameter van 25 tot 38 mm te hebben en een lengte van 115 mm. Er blijkt veel variatie te bestaan in de lengte en kromming van de steel van de bats. Met name indien de werknemers hun eigen bats kopen. Dit hield overigens niet altijd verband met de lichaamslengte van de betrokken werknemer. Bij spaden werd veel minder variatie aangetroffen. Een lange steel heeft het voordeel dat men bij het graven rechtop kan werken. De hefboomwerking wordt echter ongunstiger, zodat het graven meer inspanning kost. Bij het werken met een korte steel geldt het omgekeerde. Conclusies uit het rapport Kabel- en Buizenlegger (BGBouw, 1986) wijzen uit dat het gewenst is om, afhankelijk van de werkzaamheden, verschillende soorten batsen te gebruiken. Voor het graven wordt een bats met een half kromme steel gebruikt, waarvan de dul een kleine hoek maakt met het blad. Voor het dichtdichtgooien van een sleuf gebruikt men een bats met een geheel kromme steel, waarvan de dul een grote hoek maakt ten opzichte van het blad. - 39 De bats heeft een blad dat zodanig gevormd is dat'men bij het in de grond trappen, de schoen niet goed op het blad kan plaatsen. Om dit euvel te verhelpen werden verschillende oplossingen aangetroffen zoals het oplassen van een ijzeren staafje op de dul of het lassen van een stuk ijzer op de bovenzijde van het blad. Ook bij de kabelboor wordt soms een stukje opgelast omdat de ruimte voor de schoen te weinig is. Bij het toetsen van bovenstaande bevindingen aan de aanbevelingen van Freivalds blijkt, dat de stelen over het algemeen te kort zijn (90-100 cm). Het blad is weliswaar gebogen, maar onvoldoende rond en loopt niet in een punt uit. Ten aanzien van spaden is onvoldoende onderzoek gepleegd om aanbevelingen te kunnen doen. lasers Vooral indien men de laser in een inspectieput wil opstellen, is het vaak moeilijk de juiste richting van de laserstraal in te stellen. Dit gebeurt met behulp van een richtkompas en een baak. Er bestaan weliswaar mechanische constructies die het mogelijk maken de in de put geplaatste laser van buitenaf in te stellen, doch deze blijken in de praktijk niet te voldoen. Het is gewenst hiervoor een electronisch systeem te ontwikkelen. Controle van de juiste diepte vindt meestal plaats door de laserstraal op een gemerkte stok of lat op te vangen. Het lijkt gewenst hiervoor een niet te smalle lat te gebruiken (ca. 5 cm breed), die voorzien is van een schaalverdeling. Door de lat heen en weer te bewegen kan de lichtbundel snel gelokaliseerd worden en door de schaalverdeling weet men exact de afwijking van de gewenste diepte. 3.8.2. Machines De hydraulische graafmachine In 1982 is in opdracht van de BGBouw door TNO onderzoek verricht naar ergonomische criteria betreffende grondverzetmachines (Pasmooy en Van der Grinten, 1982). Een aantal aspekten zal hieronder behandeld worden. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar bovengenoemd onderzoek. Een goede toegankelijkheid dient verzekerd te zijn om ongevallen bij in- en uitstappen te voorkomem en om de machinist de gelegenheid te geven in geval van nood de machine snel te kunnen verlaten . Het toegangstrajekt dient te bestaan uit een vertikale klimvoorziening met aan weerszijden grepen of stangen. De toegang tot de cabine dient voldoende ruim te zijn en vrij van obstakels. Er dient een noodluik aanwezig te zijn. - 40 Ten aanzien van het uitzicht van de cabine kunnen drie gezichtsvelden worden onderscheiden: - het gezichtsveld naar voren dat de machinist heeft in normale zithouding; - het gezichtsveld opzij en naar achter dat de machinist heeft in normale zithouding bij gebruik van binnen- en buitenspiegels; - het gezichtsveld dat de machinist heeft bij bewegen van hoofd, ogen en romp binnen het normale bewegingsbereik. Het uitzicht dient naar alle kanten zo optimaal mogelijk te zijn. Vooral de tanden van de laadbak bij het graven, en de uiterste punten van de hefarm of de giek dienen goed zichtbaar te zijn, evenals de voorzijde van de rupsen. De zitgelegenheid moet zo ontworpen zijn dat onnodige vermoeidheid wordt voorkomen en dat trillingen en schokken in vertikale en zijwaartse richting zoveel mogelijk opgevangen worden. Het kontakt met de bedieningshandels mag echter geen moment verloren gaan. De cabine dient voldoende ruim te zijn en geen losliggende voorwerpen te bevatten. De bedieningsorganen en instrumenten moeten overzichtelijk geplaatst zijn zonder het uitzicht te belemmeren of de bewegingsvrijheid te beperken. Klimaatbeheersing in grondverzetmachines verdient de nodige aandacht. De grote raamoppervlakken moeten bij koude condensvrij gehouden worden, terwijl veel warmte verloren gaat. 's Zomers kan een grote warmtebelasting ontstaan die goede ventilatie noodzakelijk maakt. Vaak wordt met open ramen en deuren gewerkt. stampers en trilplaten Bij deze machines worden trillingen en schokken voor een deel direkt op de bedieningshandels overgebracht. Hoe minder knijpkracht nodig is om de bedieningshandels te hanteren, hoe minder effekt de trillingen op het lichaam zullen hebben. Het is dus noodzakelijk dat deze machines zo geconstrueerd worden dat trillingen zo min mogelijk op de bedieningshandels overgebracht worden en deze met weinig handkracht te bedienen zijn. De bedieningshandels dienen voorzien te zijn van goed gevormde, trillingdempende handvatten en zodanig uitgevoerd te zijn dat de machine eventueel met de gehandschoende hand bediend kan worden. Er zijn overigens trilplaten met afstandbediening in de handel. 3.9. Hygiëne en EHBO algemene hygiënische situatie Een toilet op de werkplek is meestal niet aanwezig. Men is aangewezen op de groenvoorzieningen in de omgeving. Men heeft vaak wel een eigen watervoorraad waar men de handen kan wassen. Schaftgelegenheid is er in de vorm van een schaftkeet. Indien deze ontbreekt wordt het autobusje of in de auto, waarmee men ook naar het werk komt, gegeten. - 41 EHBO In de praktijk blijkt dat EHBO-voorzieningen niet altijd aanwezig zijn, terwijl dit wel noodzakelijk is. In de P-bladen l en 2 van de Arbeidsinspectie staat de inhoud van de verbandtrommels type A en B beschreven. Een verbandtrommel type A dient minimaal aanwezig te zijn op de werkplek, maar aan een trommel type B wordt de voorkeur gegeven. De uitvoerder dient hierover te beschikken. De cabine van de hydraulische graafmachine lijkt hiervoor de meest geschikte plaats. De inhoud dient regelmatig gecontroleerd en eventueel aangevuld te worden. Op het werk dient een opgeleide EHBO-er aanwezig te zijn, maar in ieder geval dient de uitvoerder vertrouwd te zijn met EHBO. - 42 4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 4.1. Fysieke belasting Conclusies Ongunstige werkhoudingen komen regelmatig voor. Bij de grondwerkers is dit vooral het geval bij het graven, het egaliseren van het zandbed en het richten van de buis. Deze werkzaamheden worden echter niet langdurig achtereen uitgevoerd. Vanuit inspanningsfysiologisch oogpunt wordt het werk van de grondwerkers in de rioolploeg als matig zwaar beoordeeld. De machinist van de hydraulische graafmachine moet langdurig met sterk gebogen nek en rug werken. Aanbevelingen - Ligging van de kabels en leidingen dient zo exact mogelijk te worden aangegeven teneinde de graafwerkzaamheden met de hand tot een minimum te beperken. - Er dient voor voldoende werkruimte in de sleuf gezorgd te worden. - Het zicht vanuit de hydraulische graafmachine dient optimaal te zijn. In verband met de sterk gebogen houding van de machinist dient tevens aandacht te worden besteed aan de plaatsing van ramen, bedieningshandels, zitgelegenheid en er dienen rustpauzes te worden ingelast. 4.2. Mentale belasting Conclusies Overwerk of werk onder grote tijdsdruk komt relatief weinig voor. De psychische belasting wordt vooral veroorzaakt door onveiligheid van het wegverkeer, instortingsgevaar, onenigheid met omwonenden en risico's als gevolg van beschadigingen aan kabels en leidingen. Aanbevelingen - Voor aanbevelingen ten aanzien van specifieke veiligheidsrisico's wordt verwezen naar punt 4.6. - Om wrijvingen met omwonenden te beperken is het gewenst dat, voor de aanvang van het werk, een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd wordt. Op deze bijeenkomst kunnen zaken als werkwijze, tijdplanning, veiligheidsrisico's (spelende kinderen, etc.) aan de orde worden gesteld. Aannemer, nutsbedrijven en opdrachtgever kunnen elk een gedeelte verzorgen. - 43 4.3 . Fysische faktoren 4.3.1. Lawaai Conclusies De machinist van de hydraulische graafmachine is gedurende + 5 uur per dag blootgesteld aan geluidsniveaus variërend van 70 tot 90 dB(A). De uitstraling naar de omgeving zal wat betreft de werkplek voor de grondwerkers gemiddeld niet of nauwelijks boven de 80 dB(A) uitkomen. Bij het werken met trilplaat, trilstamper, etc. wordt men gedurende korte tijd blootgesteld aan hoge geluidsniveaus, hetgeen tot gehoorbeschadiging kan leiden. Aanbevelingen - Ontwikkeling en aanschaf van geluidarme apparatuur en machines, zoals graafmachines, dient bevorderd te worden. - Bij het werken met trilplaat, etc. dient consequent gehoorbescherming te worden gedragen. - De werknemers dienen voorgelicht te worden omtrent de schadelijke effekten van lawaai en de bescherming daartegen. - Goed onderhoud en juiste afstelling van machines en apparatuur is noodzakelijk. 4.3.2. Klimaat Conclusies Er wordt onder wisselende klimatologische omstandigheden gewerkt. Het aanpassen van kleding aan deze omstandigheden, vooral bij regen, vormt een groot probleem. Aanbevelingen - Ontwikkeling en aanschaf van goede veiligheidsvesten en regenkleding, die de bewegingen niet belemmeren, dient bevorderd te worden. - De aanschaf van goede doorwerk-kleding dient bevorderd te worden. - Het werken met ontbloot bovenlijf dient vermeden te worden. 4.3.3. Trillingen Conclusies De machinist van de hydraulische graafmachine is langdurig blootgesteld aan lichaamstrillingen. Bij het werken met trilstampers, etc., speelt vooral hand-armvibratie een rol. Hoewel deze apparatuur meestal kortdurend gebruikt wordt staat het niet vast dat gezondheidsschade uitgesloten is. - 44 Aanbevelingen - Ontwikkeling en aanschaf van trillinggedempte graafmachines dient bevorderd te worden. Indien het niet mogelijk is de trillingen bij de bron te dempen is men aangewezen op demping van de cabine en/of zitsysteem. - Ontwikkeling en aanschaf van trillinggedempte en geluidarme apparatuur dient bevorderd te worden. - Bedrijfsgezondheidskundige begeleiding is aan te bevelen voor werknemers die met deze machines en apparatuur werken. - Meer kennis van gezondheidseffekten van trillingen en criteria voor blootstelling is gewenst. 4.4 . Toxicologische faktoren Conclusies Gezondheidsschade als gevolg van kontakt met schadelijke stoffen kan optreden bij: - werken in verontreinigde grond - kontakt met rioolwater - verwijderen van een oud riool van asbestcementbuizen - werken met bitumenkit en twee-componentenkit - werken in inspectieputten Aanbevelingen - Voor aanbesteding van het werk dient duidelijk te zijn of zich in het tracé verontreinigde grond bevindt. Maatregelen met betrekking tot verwijdering van deze grond dienen in het bestek te zijn opgenomen. - Kontakt met rioolwater (slib) dient vermeden te worden. Bij renovatie kan het nuttig zijn bij de rioolbeheerder te informeren wat er zoal door de industrie op het betrokken riool geloosd wordt. - Bij sloop of bewerking van asbestcementbuizen dient men zich te houden aan bestaande richtlijnen zoals vermeld in het publicatieblad van de Arbeidsinspectie nr. 116-1. - Bij het mengen en verwerken van twee-componentenkit en van bitumenkit dienen handschoenen en een veiligheidsbril te worden gedragen. - Bij het werken in inspectieputten dienen continu metingen verricht te worden naar het zuurstofgehalte en de H2S concentratie. Zonodig dient beluchting en schoonzuigen van het betreffende rioolgedeelte plaats te vinden en/of dient adembescherming gedragen te worden. Waar zuurstoftekort dreigt, c.q. bestaat, dient persluchtmaskerapparatuur gebruikt te worden. - 45 4.5. Biologische faktoren Conclusies Rioolslib kan een scala van bacteriën bevatten (coli, salmonella, leptospirosis, clostridium, tetani, etc.). In grondmonsters werden in dit onderzoek uitsluitend coli-achtigen aangetoond. Aanbevelingen - Goede hygiëne is noodzakelijk. Tijdens de werkzaamheden dient eten en roken te allen tijde vermeden te worden. De mogelijkheid tot het wassen van handen in schoon, stromend leidingwater dient aanwezig te zijn. 4.6. Veiligheid Conclusies Het werken met een rioolbouwlaser brengt geen risico's met zich mee indien men niet rechtstreeks in de straal kijkt. Veiligheidsrisico treedt vooral op bij: - Langsrijdend verkeer - Beschadiging van kabels en leidingen - Werken in de sleuf - Werken in inspectieputten - Het onjuist gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen Aanbevelingen - Zo mogelijk dient het wegvak waar gewerkt wordt voor alle verkeer te worden afgesloten. Maatregelen ten aanzien van bebakening en markering zijn aangegeven in Richtlijnen over de bebakening en markering van wegen (1981) en in het concept aanvulling richtlijnen en maatregelen bij werk in uitvoering op autosnelwegen (1984), die door de Rijkswaterstaat zijn aangegeven. Regelmatig toezicht op de naleving van de genomen verkeersmaatregelen is noodzakelijk. - Zonodig dient veiligheidskleding gedragen te worden. Bij de keuze hiervan dient aandacht besteed te worden aan het draagcomfort. - Aan het lokaliseren van leidingen dient alle mogelijke aandacht besteed te worden. Goed overleg met nutsbedrijven in alle fasen van het projekt is noodzakelijk. Het opzetten van een regionaal informatiecentrum waar nutsbedrijven gezamenlijk informatie verstrekken ten behoeve van aannemers verdient aanbeveling. De machinist dient een kaart te hebben waarop de ligging van leidingen, ook de oude, en dergelijke staat aangegeven. - Ontwikkeling en aanschaf van leidings-opsporingsapparatuur dient bevorderd te worden. - 46 Bij het vermoeden van instortingsgevaar dient een grondkerende constructie toegepast te worden zoals vermeld in het publikatieblad van de Arbeidsinspectie nr. 25, ook als dit niet in het bestek voorgeschreven wordt. Bij werkzaamheden in inspectieputten dient men explosievrije apparatuur te gebruiken en open vuur te vermijden. De betrokken werknemer dient aangelijnd te zijn indien de inspectieput in open verbinding staat met een riool dat in gebruik is. De concentratie van gassen/dampen dient lager te zijn dan 10% van de onderste explosiegrens (L.E.L.). De grondwerkers dienen veiligheidslaarzen, handschoenen en veiligheidshelmen te dragen. Bij de keuze dient rekening gehouden te worden met het draagcomfort. 4.7. Ergonomie Conclusies Gereedschappen en hulpmiddelen De steellengten van de batsen zijn in het algemeen te kort en de vorm van de bovenzijde van de bats voldoet niet. Ten aanzien van spades kunnen geen duidelijke conclusies getrokken worden. Lasers Bij plaatsing van een inspectieput is het moeilijk de juiste richting van de laserstraal in te stellen. Machines Het uitzicht en de klimaatbeheersing blijken bij de hydraulische graafmachine de grootste problemen te vormen. Daarnaast vereisen de zitgelegenheid en trillingdemping extra aandacht. Bij stampers en trilplaten worden de trillingen en schokken overgebracht op de bedieningsorganen. Vaak is veel kracht nodig om de machines te bedienen. Dit veroorzaakt trillingen van het handarmsysteem hetgeen tot gezondheidsschade zou kunnen leiden. Een complicerende faktor hierbij is het hoge geluidsniveau dat door deze machines veroorzaakt wordt. Aanbevelingen Gereedschappen en hulpmiddelen - De grondwerkers dienen de mogelijkheid te hebben om te kiezen uit schoppen met verschillende steellengten en vorm. - Onderzoek naar de ergonomische aspekten van schoppen, vooral van spaden, dient bevorderd te worden. Dergelijk onderzoek zou ertoe moeten leiden dat er richtlijnen komen op grond waarvan werknemers zelf hun schop/spade kiezen. - 47 Lasers Ontwikkeling van een electronisch systeem waarmee het mogelijk is de straalrichting van de in de put opgestelde laser van buiten de put in te stellen, dient bevorderd te worden. Machines Ontwikkeling en aanschaf van ergonomisch verantwoorde machines dient bevorderd te worden. Voor nadere aanbevelingen met betrekking tot de hydraulische graafmachine wordt verwezen naar de brochure cabines van grondverzetmachines (Arbouw/TNO, 1988). 4.8. Hygiëne en EHBO Conclusie Toiletvoorzieningen ontbreken veelal. Ook is de EHBO voorziening niet altijd voldoende. Aanbevelingen - Eén werknemer op het werk en de uitvoerder dienen vertrouwd te zijn met EHBO. - Op de werkplek dient een verbandtrommel type B aanwezig te zijn (bijvoorbeeld in de cabine van de graafmachine). De uitvoerder dient te beschikken over verbandtrommel type A. - Bij iedere verwonding, ook de kleine, diepe en barstverwonding dient een arts geraadpleegd te worden, gezien de kans op langdurige ernstige infectie. - De ploeg (voorman) dient steeds per werkplek te beschikken over de juiste informatie hoe te handelen bij ongevallen (bereikbare communicatiemiddelen, alarmnummers, etc.). - Het verdient aanbeveling in de opleidingen aandacht te besteden aan EHBO. Voor de inhoud van de verband trommels type A en B wordt verwezen naar de publicatiebladen van de Arbeidsinspectie nr. l en 2 (zie bijlagen 3 en 4). - 48 5. AANDACHTSPUNTEN VOOR DE BEDRIJFSGEZONDHEIDSZORG VOOR DEZE BEROEPSGROEP_______________________________________ Uit het voorgaande hoofdstuk blijkt dat een aantal faktoren vanuit bedrijfsgezondheidskundig oogpunt nadere aandacht verdienen. Deze zijn: - Het veelvuldig voorkomen van ongunstige werkhoudingen. Het spierskeletstelsel moet goed ontwikkeld zijn; iemand met een asthene lichaamsbouw of ernstige adipositas is voor het grondwerk niet geschikt. Klachten of afwijkingen van het bewegingsapparaat (zoals doorgemaakte HNP, gewrichtsafwijkingen aan armen of benen en ernstige torsiescoliose) vormen een contra-indicatie voor het grondwerk en een relatieve contra-indicatie voor het werk van de machinist van de hydraulische graafmachine. - De arbeidsfysiologische belasting van de grondwerker. Deze wordt als matig-zwaar beoordeeld. Hart-, vaat- en longziekten die de inspanningstolerantie negatief beïnvloeden, vormen een relatieve contra-indicatie. De oudere werknemer verdient in dit opzicht extra aandacht. - Lawaai. Vooral de machinist kan blootgesteld worden aan lawaainiveaus boven 80 dB(A). De grondwerkers kunnen kortdurend blootgesteld zijn aan hoge lawaainiveaus. Het ontwikkelen van een op dit beroep afgestemd gehoorbeschermingsprogramma verdient aanbeveling. - Trillingen. Er is nog onvoldoende inzicht in de pathogenese van de veranderingen die op kunnen treden als gevolg van blootstelling aan trillingen. De machinist van een hydraulische graafmachine is vooral blootgesteld aan lichaamstrillingen. Door de verschillende auteurs worden hieraan diverse gezondheidseffekten toegeschreven zoals hoofdpijn, vermoeidheid, verminderd gezichtsvermogen, maag- en rugklachten. Bij de bedrijfsgezondheidskundige begeleiding dient aandacht besteed te worden aan het eventueel optreden van deze effekten, ook om meer inzicht te krijgen in het voorkomen hiervan in relatie tot blootstelling aan lichaamstrillingen. Bij de grondwerkers speelt blootstelling aan hand-arm trilling een rol. Als gevolg hiervan kunnen vibration-white-fingerdisease (VWF), verminderde spierkracht, pijn en bewegingsbeperking van pols en elleboogsgewricht en botcysten en vacuolen in de distale uiteinden van radius en ulna, handwortelen middenhandsbeentjes optreden. Ook algemene stoornissen zoals vermoeidheid, prikkelbaarheid en slaapstoornissen zijn beschreven. - 49 Ten aanzien van spierafwijkingen en algemene stoornissen is nog niet duidelijk in welke relatie deze staan tot expositie aan hand-arm trillingen. Vroegere stadia van VWF lijken reversibel. Bij voortgaande expositie dient men rekening te houden met een progressieve aandoening. Behalve door trillingen zijn ook nog andere aandoeningen bekend die perifere vaat- en zenuwafwijkingen tot gevolg kunnen hebben, Het voorkomen hiervan kan een (relatieve) contra-indicatie vormen met het werken met trillend gereedschap. In bijlage 5 worden een aantal van deze aandoeningen genoemd. - Biologische faktoren. Bij werknemers die kontakt hadden met rioolslib zijn infectieziekten beschreven zoals tetanus, leptospirosis, ictero-haemorragia, brucellosis, poliomyelitis en hepatitis (Werven-van Bruijne, 1984-1986). Het voorkomen van deze infectieziekten bij grondwerkers is slechts zeer beperkt systematisch onderzocht. Waarschijnlijk komt een en ander weinig voor. Een specifiek immunisatiebeleid wordt vooralsnog niet noodzakelijk geacht. Dirker (1981) adviseert voor grondwerkers een her-immunisatie tegen tetanus om de 5 jaar. Uit de literatuur (Werven, 1986) blijkt dat herinentingen waarschijnlijk niet vaker nodig zijn dan om de 5 a 15 jaar. In de tussentijd blijkt ook bij verwonding geen booster noodzakelijk. Indien men toch besluit tot boostering moet men zich realiseren dat het risico bestaat van hyperimmunisatie bij mensen die zich vaker verwonden. Juist hyperimmunisatie veroorzaakt de meeste bijwerkingen. - Wat betreft het werken met lasers is geen bijzondere bedrijfsgezondheidskundige begeleiding noodzakelijk gezien het gering uittredend vermogen van rioolbouw lasers. Aanbevelingen - Het intrede-onderzoek c.q. aanstellingsonderzoek dient vooral gericht te zijn op: a. de inspanningstolerantie (m.n. grondwerkers), b. het houdings- en bewegingsapparaat c. het gehoor d. visus en dieptezin Het ergogram zoals vermeld in bijlage 6 kan als uitgangspunt dienen. - 50 Het periodiek bedrijfsgezondheidskundig onderzoek zal zich moeten richten op hart- en vaatziekten, longziekten, aandoeningen van gewrichten en het optreden van gehoorschade. Tevens dient aktief gezocht te worden naar symptomen die mogelijkerwijs door blootstelling aan trillingen zouden kunnen worden veroorzaakt. Het onderzoek dient vanaf indiensttreding plaats te vinden als onderdeel van de bedrijfsgezondheidskundige begeleiding met een periodiciteit van tenminste 5 jaar. De frequentie van audiometrisch onderzoek is uiteraard afhankelijk van het lawaainiveau op de werkplek en kan in periodiciteit verschillen van het bovengenoemde onderzoek. - 51 6. LITERATUURLIJST Veiligheidsdocumentatie De gevaren van industriële lasers AIB, Brussel Akoestisch Adviesbureau Peutz & Associes BV Inventarisatie-onderzoek met betrekking tot de optredende geluidniveaus op de arbeidsplaatsen bij machines en apparatuur zoals toegepast bij grondverzet, wegenbouw en bouwaktiviteiten en de mogelijkheden tot geluidbeheersing. rapport nr. R 373, Voorburg, 1986. Arbeidsinspectie P-1 Verbandtrommel A Arbeidsinspectie P-2 Verbandtrommel B Arbeidsinspectie P-25, Putten en sleuven Arbeidsinspectie P-116-1, Asbest Boer, F. de De Kantonnier, Waker en Werker langs de weg Zwolle, 1979 Burger, G.C.E. Arbeids- en bedrijfsgeneeskunde Stenfert Kroeze, Leiden, 1974 Dirker, H.A.F. De bedrijfsgeneeskundige begeleiding van de grondwerkers bij de gemeente Groningen. Groningen, 1981, Skriptie 9de kursus arbeids- en bedrijfsgeneeskunde te Nijmegen. Freivalds, A. The ergonomics of shovelling and shovel design A review of the literature Ergonomics, 29, 3-18, 1985 Freivalds, A. The ergonomics of shovelling and shovel design An experimental study Ergonomics 29, 19-30, 1985 Hulshof C.T.J., Veldhuijzen van Zanten, O.B.A. Gezondheidseffekten van langdurige blootstelling aan lichaamstrillingen tijdens arbeid. LA-DR-10-02, Directoraat Generaal van de Arbeid, Voorburg, 1986 - 52 Joosting, P.E. en de Vries J. Luchtveronrtreiniging door het verkeer bij de grenspost Berghautoweg IMG-TNO. Rapport nr. G 516, 1973, Delft Koemeester, A.P. De invloed van hand-armtrillingen op de gezondheid Literatuurrapport in het kader van het onderzoeksprojekt "Gezondheidseffekten van langdurige blootstelling aan trillingen in het werk". Coronel Laboratorium, Amsterdam, rapport nr. 86-03, 1986 Kooy, F.J. van der Een oriënterend onderzoek naar de zwaarte van de arbeidsbelasting van een groep bij de aanleg van een televisiekabelnet betrokken grondwerkers. Skriptie 10de kursus arbeids- en bedrijfsgeneeskunde te Nijmegen, 1982 Lafon, M., Signouret, M., Troullieur, J.C. et Jullien, G. Les egoutiers du réseau d'assainissement Marseillais. Etude générale de leurs conditions de travail. (The sewermen of the sanitation system of Marseille. General study of their working conditions). Archives des maladies professionelles 39-7-8, p. 499-500, 1978 Lange, H.J.C. de. Lawaai op de bouwplaats. Literatuurstudie in het kader van de 14e kursus arbeids- en bedrijfsgeneeskunde te Nijmegen, 1985 Lehman, G. Praktische Arbeidsphysiologie G. Thieme Verlag, Stuttgart, 1962, 2e druk Oortman Gerlings, Ir. P., van Drimmelen ir. D. en Musson, drs. Y. Trillingen en schokken op de arbeidsplaats Inventarisatie van buitenlandse en andere normen. LA-DR-10-01, Directoraat Generaal van de Arbeid, 1986 Pasmooij, C.K. en M.P. van der Grinten Cabines van grondverzetmachines, een ergonomische veldstudie en constructieve aanbevelingen. In opdracht van de Stichting Bedrijfsgezondheidsdienst voor de Bouwnijverheid. Leiden, NIPG/TNO, 1982 Poll, K.J. Fysieke belasting van de fitter NIPG/TNO, Leiden, 1983 (intern rapport + artikel) - 53 Poppy, W. und M. Diirre. Möglichkeiten der Verhinderung von Unfallen bei arbeiten mit Erdbaumaschinen unter Berücksichtigung der ergonomischen Gestaltung. Technische Universitat Berlin: Konstruktion von Baumaschinen Forschungsbericht nr. 319, Dortmund, 1982. Rijkswaterstaat Richtlijnen voor de bebakening en markering van wegen. Staatsuitgeverij, Den Haag, 1981 Rijkswaterstaat Concept aanvulling richtlijnen en maatregelen bij werk in uitvoering op autosnelwegen. Den Haag, 1984 Serrée, D.B.F.A. Kwaliteit Riool: Basis van kwaliteit oppervlaktewater Zuiveringsschap Rivierenland Gelderse Wegendag 1985 Stichting Bedrijfsgezondheidsdienst voor de Bouwnijverheid Het betere werk: Cabines van grondverzetmachines BGBouw, Amsterdam, 1982 Stichting Bedrijfsgezondheidsdienst voor de Bouwnijverheid Gezondheidsaspecten van in de bouw gebruikte laser apparatuur, BGBouw, Amsterdam, 1982 Stichting Bedrijfsgezondheidsdienst voor de Bouwnijverheid Inventarisatie asbestmaterialen in de bouw. BGBouw, Amsterdam, 1984 Stichting Beroepsopleidingen Weg- en Waterbouw Lesstof: - Vakman Buisleidingen - Vakman Kabelwerken Werven-Bruijne, F.A. van Tetanusprophylaxe Literatuurrecherche opleiding sociale en bedrijfsgeneeskunde NIPG/TNO Leiden, 1984-1986 Wyrobek, M. Neue Generation von Aussteifungsmitteln für den Leitungsgrabenbau. Miltenberg, Tiefbau-BG 12/1981 blz. 888-903 - 54 Bijlage l Samenstelling werkgroep De Rioolploeg in de Wegenbouw H. van den Bergh voorzitter direkteur-bedrijfsarts BGD Friesland A. van Drooge namens de Nederlandse Vereniging van Wegenbouwers E.A.P. Koningsveld Stichting Arbouw R.A. de Konink bedrijfsverpleegkundige BGD Friesland J.H. Rinsma namens de Bouw- en Houtbond FNV H.A. Wessels bedrijfsarts BGD Friesland G.M.J. Sportel-van Overbeeke Stichting Arbouw De werkgroep Rioolploeg in de wegenbouw is alle personen, bedrijven en organisaties die een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van dit rapport, zeer erkentelijk. In het bijzonder de heer H. Stinis, die als veiligheidskundige van de Stichting Arbouw de veiligheidsaspekten heeft belicht. - 55 Bijlage 2 Overzicht verrichte geluidmetlngen Werkplek : leggen van nieuwe riolering ca. 2.30 m diep, geen kabels en/of leidingen in geobserveerde werkzaamheden. Apparatuur Meterinstelling : Gen. Rad. 1988 : continuous slow en Leq. 60 sec. metingen in de sleuf: oorhoogte - bij het graven met de machine: 76-78 dB(A) - bij draaien van de machine: 78-86 dB(A) - achterkant machine naar sleuf toe. metingen naast de sleuf (maaiveld) op oorhoogte. - bij graven: - bij draaien achterkant naar sleuf toe: 80-82 dB(A) 90-94 dB(A) metingen in cabine van de graafmachine (Liebherr) - vrijwel bij alle handelingen, zowel graven als draaien en rijden bij geopende voorruit gelijke lawaainiveaus: 79 dB(A) Leq. 60 sec. (deur dicht) - vrijwel bij alle handelingen, zowel graven en rijden bij gesloten voorruit gelijke lawaainiveaus: 79 dB(A) Leq. 60 sec. (deur dicht) - 58 Bijlage 5 Oorzaken van het fenomeen van Raynaud (anders dan door expositie aan trillingen) traumatisch na ongeval, fractuur of operatie na bevriezing compressie thoracic outlet syndroom costoclaviculair compressie-syndroom hyperabduktie syndroom cervicale rib m. scalenus anterior syndroom bindweefselziekten sclerodermie gesystematiseerde lupus erythematosus rheumatoide arthitis dermatomyositis polyarteriitis nodosa andere vormen van bindweefsel ziekten vaatziekten tromboangiitis obliterans arteriosclerose embolie trombose autoimmuunziekten/immunologische afwijkingen - koude hemagglutinatiesyndroom - cryoglobulinemie - macroglobulinemie endocrinologische stoornissen - hypothyreoïdie ziekten van het centraal zenuwstelsel poliomyelitis syringomyelie hemiplegie perifere neuritis intoxicatie ontstekingen ergotamine nicotine lood arseen methysergide propanol blootstelling aan toxische stoffen vinylchloride salpeterzure esters Bron: A.P. Koemeester, 1986 - 59 - Bijlage 6.1 Het ergogram Om fysieke belasting en andere aspekten van de arbeid te kunnen inschatten en normeren, wordt gebruik gemaakt van een ergogram. Hierbij wordt de belasting geïnventariseerd volgens een lijst van afzonderlijke werkelementen. In het ergogram wordt aangegeven in welke mate het betreffende werkelement aanwezig is. De mate van aanwezigheid wordt gescoord in een 4-tal niveaus. Deze niveaus geven een zekere kwantificering van de belasting die dat werkelement in het betreffende werk met zich mee brengt. Niveau 2 geeft een normale, geaccepteerde belasting aan voor een gezond, volgroeid individu. Niveau l geeft aan dat de grens van de acceptabele belasting is overschreden. Dit houdt in dat het belastingsniveau teruggebracht moet worden tot niveau 2 opdat het betreffende werkelement geëlimineerd moet worden. Niveau 3 en 4 geven aan dat er ten aanzien van betreffende werkeleraenten een geringe, respectievelijk geen belasting aanwezig is Het ergogram bevat dezelfde items als het validiteitsdiagram zoals dat wordt gehanteerd op NVAB keuringsformulieren. In onderstaand schema is de belasting voor de verschillende niveaus per werkelement globaal weergegeven. 1 1 2 3 4 5 staand lopend irap lopend zittend voetsch R ped L 8 a<rn belast fijn handenw hch belast 9 gebog houd 6 7 10 tillen n' 0 -• 30 mm .• 10 keer/uur • 30 mm • normaal • 10 keer/uur • 1 uur - - 90% • 10 keer/mm • 10 keerfmin - 1 uur • 75 5/ n specif !i|d. hulpmirid zwaar/vaak zeei zwaar • ' • ? mm • 20'; o • "ï uur • 75% • 1 uur < 75"» normale werktijd vnj /waar/regelm zwaar ' '-i min • '•; mm • 20 °«- • 6 keer/uur <. 10 kg met de norm werkli|d licht tot matig/mc'denteel zwaarder af en toe < I0 3 /n schrijven, sorteren met aanwezig alleen licht met aanwezig zie 21 obiekt .-• 0,5 mm objekl v> 2 mm niet aanwezig < 80 dB (A) • . 6 keer/dag niet aanwezig met aanwezig ladders, st hoogsp oven dr mach. 18 19 warmte koude L ^ 29. WBGT • 26 lemp '-' - 10" C 20 21 vocht, omg fijn optisch altijd obiekten tussen 0.27 en ;90 dB (A) - 90 dB (A| > 6 keer/dag 'MAC aanwezig/specifiek < MAC aanwezig aanwezig (veiligheidsvoorschrift') aanwezig f veiligheidsvoorschrift!) 0,3 mm 28 90 n n -; 6 keer/uur 5 kg. 17 29 30 <- •• 10 keerfmm • 10 keer;mm • - 6 keer/uur 10 kg; waak 5 kg <-- 6 keer/uur 8 kg. vaak 5 kg. 16 26 27 4 < 3 mm. < '/i uuf/dag •' 10 mm c l uur/dag mei aanwe/ig met aanwezig met aanwezig met aanwezig ' 6 keer/uur 25 kg, vaak 18 kg. - 6 keer/uur 15 kg. vaak 10 kg optisch lawaai lemp wissel stof en damp huidpr, stof Kleur signalen audil signalen ploegen piek belast t uur 5 uur/dag • 6 keer/uur 50 kg. vaak 25 kg •-" 6 keer/uur 20 kg. vaak 15 kg 11 12 13 14 15 22 23 24 25 3 <" 10 mm < 1 uur/dag -•' 30 mm. •: 3 uur af en toe (ca. 1 keer/uur) 2 '.• 5 uur/dag veel veel L < 29; WBGT < 26 temp. tussen + 3° en - 10° C veel objekten tussen 0.3 en 0,4 mm normaal normaal ploegendienslen aanwezig <- G keer/uur 5 kg niet aanwezig niet aanwezig L <.' 23 en L <buiten)<18 temp > 3° C incidenleel obiekten tussen 0,4 mm en 0.5 mm weinig weinig geen nachtdiensten niet aanwezig obiekten .» 0,5 mm geen geen geen ploegendiensten niet aanwezig - 60 - Bijlage 6.2 Ergogram Afdeling grondverzet- en wegenbouwbedrijf Code nr. afdeling riolering Werk grondwerker Aantal werkplekken: X Data: 1. zwaar 2. normaal 3. licht 4 qeen Ergogram Afdeling : grondverzet- en wegenbouwbedrijf Code nr. afdeling : riolering Werk : kraanmachinist Aantal werkplekken: X Data:
© Copyright 2024 ExpyDoc