Beroepen in de bouw DE RIOOLPLOEG IN DE WEGENBOUW een

ARBO
Basisweg 10
Amsterdam
telefoon 020-118855
correspondentieadres:
postbus 8114
1005 AC Amsterdam
Beroepen in de bouw
DE RIOOLPLOEG IN DE WEGENBOUW
een beschrijving van
arbeid en arbeidsomstandigheden
STICHTING ARBOUW
Postbus 8114
1005 AC Amsterdam
Verbetering van
arbeidsomstandigheden
in de bouwnijverheid
februari 1989
Werkgroep De Rioolploeg in de wegenbouw
Er bestaat geen bezwaar tegen gebruik of overname van gegevens uit
deze publicatie, mits de bron volledig en duidelijk wordt vermeld.
INHOUDSOPGAVE
Blz,
1. INLEIDING
l
2. HET BEROEP
3
2.1. Historie
3
2.2. Huidige situatie
2.2.1. Bedrijven en werknemers
2.2.2. Opleiding
2.2.3. Werk- en reistijden
2.2.4. Verzuim/WAO/ongevallen
2.2.5. Taken en funkties
4
4
5
5
5
6
2.3. Organisatie van het werk
7
2.4. Werkzaamheden
2.4.1. Het uitzetten van het tracé
2.4.2. Het graven van de sleuf
2.4.3. Het plaatsen van de buis en put
2.4.4. Het dichten van de sleuf
2.4.5. Foto's en schematische weergave van
de werkzaamheden
9
9
10
11
12
2.5. Gereedschap, hulpmiddelen en machines
2.5.1. Handgereedschap
2.5.2. Hulpmiddelen
2.5.3. Grote gereedschappen en machines
19
19
19
21
2.6. Materialen
2.6.1. Buizen en putten
2.6.2. Tegels
2.6.3. Hout
2.6.4. PVC-buizen
2.6.5. Afdichtingsmaterialen
21
21
22
23
23
23
3. ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
3.1. Algemeen
3.1.1. Arbeidsfysiologische achtergronden
13
24
24
24
3.2. Fysieke belasting bij verschillende werkzaamheden
3.2.1. Fysieke belasting bij grondwerkers
3.2.2. Fysieke belasting van de machinist
van de hydraulische graafmachine
28
3.3. Mentale belasting
29
25
25
INHOUDSOPGAVE (vervolg)
Blz,
3.4. Fysische faktoren
3.4.1. Lawaai
3.4.2. Klimaat
3.4.3. Licht
3.4.4. Trillingen
29
29
31
32
32
3.5. Toxicologische faktoren
33
3.6. Biologische faktoren
35
3.7. Veiligheid
3.7.1. Veiligheidsrisico's
3.7.2. Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen
35
35
37
3.8. Ergonomische aspekten
3.8.1. Gereedschappen en hulpmiddelen
3.8.2. Machines
38
38
39
3.9. Hygiëne en EHBO
40
4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
42
4.1. Fysieke belasting
4.2. Mentale belasting
42
42
4.3. Fysische faktoren
4.3.1. Lawaai
4.3.2. Klimaat
4.3.3. Trillingen
43
43
43
43
4.4.
4.5.
4.6.
4.7.
4.8.
44
45
45
46
47
Toxicologische faktoren
Biologische faktoren
Veiligheid
Ergonomie
Hygiëne en EHBO
5. AANDACHTSPUNTEN VOOR DE BEDRIJFSGEZONDHEIDSZORG
VOOR DEZE BEROEPSGROEP____________________
48
6. LITERATUURLIJST
51
7. BIJLAGEN
54
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
54
55
56
57
58
59
l
2
3
4
5
6
Samenstelling werkgroep
Geluidmetingen
Inhoud verbandtrommel A
Inhoud verbandtrommel B
Oorzaken van het fenomeen van Raynaud
Het ergogram
- l1. INLEIDING
De Stichting Arbouw stelt zich ten doel de veiligheid en gezondheid van alle werknemers in de bouw- en nevenbedrijven te bevorderen. Veiligheids- en gezondheidszorg voor de bouwnijverheid is
geïntegreerd binnen de Stichting Arbouw. Dit maakt het mogelijk
het "veilig" werken onder "gezonde" omstandigheden in de bouw en
nevenbedrijven nog gerichter te bevorderen.
Het onderzoeksprogramma van de Stichting Arbouw vormt de basis
voor alle verdere aktiviteiten op het gebied van verbetering van
de arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid.
Onderzoeksresultaten moeten zoveel mogelijk worden "vertaald" in
concrete aktiviteiten op de bouwplaats. Daadwerkelijke verbeteringen van de arbeidsomstandigheden van de bouwvakker staan dus
voorop.
Als eerste stap in het onderzoek naar de arbeidsomstandigheden
van een bepaald beroep worden zogeheten beroepssurveys uitgevoerd. Deze door de BGBouw in gang gezette onderzoekslijn beoogt
een beschrijving te geven van de werkzaamheden die in een beroep
worden verricht en van de gevolgen die deze werkzaamheden kunnen
hebben voor de gezondheid van de betrokken werknemers. De beroepssurveys worden uitgevoerd door bedrijfsartsen, bedrijfsverpleegkundigen en bedrijfshygiënisten van een of meer regionale
bedrijfsgezondheidsdiensten (BGD'en) en veiligheidskundigen. Zij
worden begeleid door een werkgroep waarin vertegenwoordigers van
werkgevers en werknemers en van het Centraal Bureau Stichting
Arbouw deelnemen.
Een beroepssurvey komt tot stand door bestudering van literatuur,
verzuim- en ongevallenstatistieken, observaties op werkplekken en
(in beperkte mate) metingen en bepalingen. Door de opzet en de
relatief korte tijd waarin een beroepssurvey wordt uitgevoerd,
wordt geen grote diepgang nagestreefd. Dit betekent onder meer
dat de surveys voor zover mogelijk zullen leiden tot direkt op de
werkplek toepasbare aanbevelingen.
Het rapport dat het resultaat vormt van het survey is dan ook in
eerste instantie bedoeld als instrument voor de BGD'en en de
Arbouw-adviseurs, die voor de (wegen)bouw werken. Daarnaast verschaft het de betreffende beroepsgroep inzicht in de gezondheids- en veiligheidsaspekten van haar arbeidsomstandigheden. De
conclusies en aanbevelingen kunnen bovendien leiden tot vervolgonderzoek, waarbij een bepaald aspekt meer diepgaand kan worden
onderzocht, hetgeen uiteindelijk, tot praktisch uitvoerbare aanbevelingen zal leiden.
- 2 Dit survey gaat over het aanleggen van vrij-vervalrioleringssystemen en betreft met name die werknemers die nauw met elkaar
samenwerken bij het leggen van de buizen.
In deze zin is dit beroepssurvey wat afwijkend van de vorige.
Hierin kwam meestal één bepaald beroep aan de orde. De ploeg,
waar het in dit onderzoek om gaat bestaat meestal uit een machinist van een hydraulische graafmachine en 2 grondwerkers. Soms
wordt de taak van de 2e grondwerker door de chauffeur van de
grondafvoerende vrachtauto verricht. De laatste tijd wordt er in
toenemende mate gewag gemaakt van technieken om bestaande rioolstelsels te renoveren. Het betreft hier het opnieuw bekleden van
de bestaande rioolstelsels met kunststoffen of cement. Deze werkzaamheden hebben een wezenlijk ander karakter en vereisen andere
kennis en vaardigheden en blijven daarom in dit survey buiten
beschouwing. De Stichting Arbouw zal binnen afzienbare tijd over
dergelijke methoden van rioolrenovatietechnieken publiceren.
2. HET BEROEP
2.1. Historie
Hoewel ook in deze tijd het afvalwater soms nog direkt geloosd
wordt op het oppervlaktewater, kenden klassieke culturen, zoals
deze bestonden in India, Babyion en Griekenland al rioleringsstelsels .
Met name in de Romeinse wereld kwam de riolering in verstedelijkte gebieden tot grote bloei.
Met de ineenstorting van het Romeinse Rijk ging echter ook veel
van de toenmalige technologische kennis verloren.
In de daarop volgende eeuwen werd de bevolking door vele epidemieën getroffen. Dit was voor het merendeel het gevolg van het
ontbreken van elke vorm van water-hygiëne.
Toen in de tweede helft van de vorige eeuw cholera-epidemieën de
Westeuropese bevolking teisterden, brak het besef door dat deze
alleen voorkomen konden worden door een veilige drinkwatervoorziening enerzijds, alsmede een goede afvoer van verontreinigd
afvalwater anderzijds.
Ook de enorme technologische
ontwikkelingen vanaf de vorige eeuw en de daarmee gepaard gaande industriële
ontwikkeling hebben de noodzaak van rioleringsstelsels
enorm doen toenemen. Enerzijds als gevolg van de concentratie van de bevolking
in industriële gebieden,
anderzijds als gevolg van de
behoefte van de industrie
zelf.
Na de Tweede Wereldoorlog is
de aanleg van riolering pas
goed op gang gekomen. Op dit
moment is er voor ruim 20
miljard gulden geïnvesteerd
in rioleringen in de Nederlandse bodem.
Behalve het vervoer van afvalwater door middel van
buizen, nam ook het ondergronds transport van elektriciteit, water, gas en
informatie, zoals bijvoorbeeld telefonie, radio- en
t.v.-signalen via buizen en
kabels enorm toe.
foto 1:
de "goede oude tijd":
Het metselen van putten .
- 4Tot enige tientallen jaren geleden werden de graafwerkzaamheden
handmatig verricht en werd de hei-installatie met handkracht
bediend, wanneer fundering van het riool noodzakelijk was. In die
tijd werden de putten nog helemaal gemetseld. Het zal duidelijk
zijn dat "de rioolploeg" uit vele mensen bestond.
De laatste jaren is de mechanisatie hand over hand toegenomen.
Hierdoor zijn de handmatige werkzaamheden sterk gereduceerd en
kunnen de werkzaamheden in de regel door 3 mensen gedaan worden.
De technische levensduur van rioleringen bedraagt gemiddeld circa
40 jaar. De kwaliteit van een aanzienlijk deel van de rioolstelsels laat te wensen over. Als gevolg hiervan kunnen bodem- en
grondwaterverontreiniging, grondwaterstandverlaging, wegverzakking en aantasting van funderingen optreden.
In de komende jaren zullen waarschijnlijk miljarden guldens nodig
zijn voor opknappen, vernieuwen of vervangen van rioleringsstelsels .
Eén en ander heeft tot gevolg dat ook niet van oudsher gespecialiseerde bedrijven zich op deze markt gaan begeven. Deze bedrijven zijn mogelijk minder goed ingespeeld op de risico's die dit
werk met zich meebrengt.
De vraag naar goedkopere renovatiemogelijkheden neemt toe. Er
komen steeds meer bedrijven met nieuwe renovatietechnieken op de
markt, waarbij het riool niet vervangen hoeft te worden, maar van
binnen opnieuw bekleed en opnieuw voor transport van afvalwater
geschikt gemaakt wordt.
Een voordeel van deze methode is dat het wegdek niet opengebroken
hoeft te worden. Bij deze nieuwe technieken wordt gebruik gemaakt
van relining met een flexibele kunsthars-buis of epoxyharsen, het
aanbrengen van met glasvezel versterkt cement of kunststof
schaaldelen, PVC-beplating, en dergelijke.
Met de opkomst van deze renovatietechnieken worden ook steeds
meer nieuwe inspektie- en schoonmaakmethoden ontwikkeld. Steeds
meer bedrijven richten zich op deze aktiviteiten.
Het werken in bestaande rioolstelsels en het gebruik van nieuwe
methoden en materialen brengt ook nieuwe gezondheids- en veiligheidsrisico's met zich mee. Deze werkzaamheden vallen, zoals
reeds eerder vermeld, buiten het kader van dit survey.
2.2. Huidige situatie
2.2.1. Bedrijven en werknemers
Bedrijven die zich bezighouden met rioleringswerkzaamheden kunnen
bij twee verenigingen aangesloten zijn.
Het betreft de NVWB, de Nederlandse Vereniging voor Wegenbouwers,
waarbij eind 1986 circa 298 bedrijven waren aangesloten en de
VAGWW, de Vereniging Aannemers Grond-, Water- en Wegenbouw.
- 5Het aantal van deze bedrijven dat zich met rioolwerkzaamheden
bezig houdt, is niet bekend. De bij de VAGWW aangesloten bedrijven zijn veelal van oorsprong kabellegbedrijven.
Eind 1985 waren 535 bedrijven bij deze vereniging aangesloten,
waarvan ca. 150 bedrijven zich met rioolwerk bezighouden.
Ook bij de Bolegbo aangesloten bedrijven zullen min of meer
regelmatig deze rioolwerkzaamheden uitvoeren.
Gegevens over het aantal rioolploegen of over het aantal werknemers in het rioolwerk bleken niet te achterhalen. Geschat wordt
dat drie- tot vijfduizend mensen regelmatig deze werkzaamheden
uitvoeren.
Wat betreft hun arbeidsvoorwaarden vallen de werknemers onder de
CAO voor het bouwbedrijf. In deze CAO zijn geen aparte artikelen
opgenomen betreffende werknemers in deze bedrijven.
2.2.2. Opleiding
Vooral de oudere werknemers hebben geen specifieke vakopleiding
gehad, maar hebben het vak in de praktijk geleerd.
Tegenwoordig zijn er specifieke vervolgopleidingen na het lager
of middelbaar beroepsonderwijs. De vakman wegenbouw is de vakman
die door studie en praktijk het hoe en waarom van de rioleringen,
grondwerken en verhardingen kent. Deze opleiding wordt verzorgd
door de Stichting Beroepsopleidingen Weg- en Waterbouw (SBW). Ook
de opleiding tot machinist wordt verzorgd door de SBW.
Momenteel worden reeds in diverse regio's opleidingen voor leerlingen verzorgd binnen Samenwerkingsverbanden in de wegenbouw.
2.2.3. Werk- en reistijden
Er wordt gewerkt gedurende normale werktijden. Alleen bij uitzondering wordt overgewerkt. Dit kan nodig zijn indien het afsluiten
van voorzieningen van nutsbedrijven alleen 's nachts kan plaatsvinden of wanneer verkeerstechnische redenen daar aanleiding toe
geven.
De reistijden variëren meestal van 0,5 tot l uur per dag, maar
kunnen soms tot 3 uur per dag oplopen.
2.2.4. Yfff"i™/WAO/Ongevallen
Het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid publiceert jaarlijks verzuimgegevens. Helaas zijn niet alle gegevens naar beroepen gesplitst; wel is er een splitsing naar beroepsgroepen. Zo
zijn in de beroepsgroep 'Metselaars' de metselaars, voegers, stukadoors en tegelzetters samengevoegd. Verzuimgegevens van de
leden van de rioolploeg, die in wegenbouwbedrijven werkzaam zijn,
zijn uit dergelijke overzichten niet te destilleren.
- 6 Een andere mogelijkheid is om via het Sociaal Fonds Bouwnijverheid het verzuim over een kalenderjaar te bepalen van een steekproef van een bepaald beroep. Deze informatie is beperkt van detaillering en gezien de relatief kleine aantallen niet erg betrouwbaar. Toch is geprobeerd om langs deze weg inzicht in het
verzuim van de rioolploeg te verkrijgen. Een onoverkomelijk probleem werd echter gevormd door de onmogelijkheid een betrouwbare (a-selekte) steekproef van deze beroepsgroep samen te stellen.
Daarom heeft de werkgroep moeten constateren dat het niet mogelijk is om verzuimgegevens te achterhalen, die een enigermate betrouwbaar beeld zouden kunnen geven van het verzuim in deze beroepsgroep.
Ten aanzien van de gevallen van arbeidsongeschiktheid en de ongevalsgegevens moest helaas hetzelfde geconcludeerd worden.
2.2.5. Taken en funkties
De groep mensen die in dit onderzoek de "rioolploeg" vormt is
gedefinieerd als: een machinist van een hydraulische graafmachine
en twee grondwerkers.
De taakverdeling van de grondwerkers is als volgt. De feitelijke
leiding van de rioolploeg berust bij de rioleerder. Dit is een
vakman GWW (Grond-, Weg- en Waterbouw) of een grondwerker met
ruime ervaring in rioleringswerkzaamheden.
Hij geeft aanwijzingen aan de andere grondwerker en de machinist
van de hydraulische graafmachine. De kontakten met de uitvoerder
lopen via hem. Ook heeft hij kontakt met vertegenwoordigers van
nutsbedrijven. Hij is veelal werkzaam in de sleuf. Hij egaliseert
de grond en controleert de juiste hoogte van de eventuele fundering en de juiste ligging van de buis.
In dit survey zal hij verder aangeduid worden als grondwerker I.
De tweede grondwerker is ofwel een leerling ofwel een grondwerker
wegenbouw. Deze helpt bij het bevestigen van buizen in de strop,
vult de sleuf aan met zand, verdicht deze eventueel en plaatst de
afdichtingen om de buis. Verder verricht hij de nodige hand- en
spandiensten.
Hieronder worden de funkties zoals genoemd in de CAO aangegeven.
- nr. 28. Grondwerker wegenbouw
Deze verricht alle voorkomende grondwerkzaamheden alsmede het
afwerken van bermen, taluds en aardebanen, waarvoor minimaal
twee jaar ervaring in de sektor wegenbouw is vereist.
- nr. 79. Vakman GWW
Het in de sektor grond-, water-, spoor- en wegenbouw verrichten van minder eenvoudige werkzaamheden, zoals:
- aan de hand van tekeningen of op aanwijzing uitzetten naar
richting en hoogte van onder andere rioleringen, verhardingen
en grondwerken;
- afwerken en bekleden van taluds;
- leggen van rioolbuizen en het stellen van duikerelementen;
- zelfstandig repareren van wegen;
- op de juiste diepte en afschot brengen van sleufbodems;
- dichten van sleuven;
- stellen van stalen bekistingsrails;
- snoeien van bomen;
- bedienen van hulpwerktuigen en het verrichten van kleine
reparaties.
- nr. 92. Machinist groot materieel
Zijn taak bestaat uit het zelfstandig verrichten van alle
werkzaamheden verband houdende met het bedienen en dagelijks
onderhoud van wegenbouw-, grondverzet - en graafmachines waarvoor op basis van opleiding en/of ervaring een bijzondere vakbekwaamheid is vereist.
Ook het verrichten van sloop- en/of opruimwerkzaamheden met
behulp van deze machines valt hieronder.
- nr. 114. Machinist met diploma
De onder nr. 92 genoemde machinisten welke in het bezit zijn van
het diploma machinist SBW.
Deze werknemers zullen bij het leggen van rioolbuizen of, zoals
het in vakjargon heet "begraven van de buizen" nauw samen moeten
werken. Vooral de machinist en de man in de sleuf zullen zeer
goed op elkaar ingespeeld moeten zijn.
2.3. Organisatie van het werk
De werkzaamheden betreffen de aanleg van vrijvervalrioolstelsels,
al of niet met gelijktijdige verwijdering van het oude riool. Het
oude riool wordt meestal verwijderd door de hydraulische graafmachine tijdens het graven van de sleuf. Om bepaalde redenen,
zoals gevaar voor verzakken van funderingen, beschadiging groenvoorzieningen, etc., kan het noodzakelijk zijn dat het bestaande
riool niet verwijderd wordt. Het riool wordt dan volgevloeid met
bijvoorbeeld zand om inzakking te voorkomen. Deze werkzaamheden
worden in het algemeen niet door de rioolploeg verricht.
Bij werkzaamheden in de bebouwde kom zal het werk gecompliceerd
worden door de vele aanwezige ondergrondse leidingen ten behoeve
van het transport van elektriciteit, gas, water en dergelijke.
Dit vergt zowel bij voorbereiding als bij de uitvoering een goede
samenwerking met de diverse nutsbedrijven. Ook verkeerstechnische
problemen kunnen een rol spelen.
- 8Na aanbesteding van het werk geeft de direktie het bedrijfsbureau
opdracht om:
- het benodigde materiaal in te kopen;
- een tijdsplanning te maken;
- het werkplan te verzorgen.
Dit laatste gebeurt in overleg met de uitvoerder. In een aantal
gevallen wordt het werkplan volledig door de uitvoerder opgesteld. Het werkplan wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de
opdrachtgever. Door de uitvoerder wordt, al of niet in overleg
met de bedrijfsleider, het benodigde personeel in dienst genomen.
Het betreft hier meestal een vaste groep mensen die steeds weer
terugkomen bij het bedrijf. In een aantal gevallen wordt een
graafmachine met machinist ingehuurd, vaak op jaarkontrakt-basis.
De laatste jaren wordt de gemiddelde leeftijd van het personeel
steeds lager. Hiervoor worden diverse oorzaken genoemd:
- een nieuwe manier van werken;
- het invoeren van nieuwe technieken;
- de veranderde mentaliteit in de bouw;
- het hogere werktempo.
Eén en ander verschilt overigens niet van wat men in andere takken van de bouwnijverheid tegenkomt.
Voordat de eigenlijke werkzaamheden beginnen, roept de opdrachtgever een vergadering bijeen met alle betrokken partijen, om afspraken te maken over de te volgen procedures. Er is een tendens
om vanuit de nutsbedrijven een kontaktpersoon te benoemen. Dit om
overleg tussen de nutsbedrijven en het uitvoerende bedrijf efficiënt te laten verlopen.
In sommige provincies heeft dit geleid tot de oprichting van een
stichting waarin alle nutsbedrijven participeren. De stichting
heeft tot doel gegevens betreffende het verloop van kabels, leidingen en aktiviteiten van de diverse nutsbedrijven vast te leggen en informatie te verstrekken aan aannemers die in de regio
werkzaam zijn.
Ook wordt het meer en meer de gewoonte om voor aanvang van het
werk een informatie-avond te beleggen waar belangstellenden (bijvoorbeeld omwonenden) tekst en uitleg kunnen krijgen over de uit
te voeren werkzaamheden.
De eigenlijke werkzaamheden geschieden onder verantwoordelijkheid
van de uitvoerder. Hij bepaalt de dagelijkse gang van zaken,
overlegt met nutsbedrijven over omleggen of afsluiten van leidingen en dergelijke en controleert met de opzichter van de opdrachtgever het resultaat van het werk. Tevens is hij verantwoordelijk voor het nemen van de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen.
De werknemers die samen de "rioolploeg" vormen, voeren hun werkzaamheden met grote mate van zelfstandigheid uit, nadat de nodige
aanwijzingen zijn gegeven en de laserapparatuur is ingesteld. Bij
problemen wordt de uitvoerder gewaarschuwd.
- 92.4. Werkzaamheden
Achtereenvolgens zullen worden besproken:
- het uitzetten van het tracé;
- het graven van de sleuf;
- het plaatsen van buizen en putten,
- het dichten van de sleuf.
Vervolgens zal met behulp van foto's één en ander worden toegelicht. Tot slot worden de werkzaamheden schematisch weergegeven.
2.4.1. Het uitzetten van het tracé
Onder verantwoordelijkheid van de uitvoerder wordt de diepte en
richting van het riool aan de hand van het door de opdrachtgever
verstrekte bestek bepaald door een uitzetter; deze maakt geen
deel uit van "de rioolploeg".
Hierbij wordt ondermeer gebruik gemaakt van waterpasinstrument
met baak en van laserapparatuur (zie blz. 19). Er worden vaste
referentiepunten gebruikt, zoals bijvoorbeeld de hoogte van
stoepranden. Deze referentiepunten zijn weer afgeleid van het NAP,
Zijn diepte en richting bepaald, dan wordt op aanwijzing van de
uitzetter de laser-apparatuur ingesteld. De laser wordt ofwel in
een inspektieput ofwel op de put geplaatst.
foto 2: de laserbuis is hier op de put geplaatst
Het opzoeken van leidingen gebeurt op aanwijzing van de uitzetter
of uitvoerder aan de hand van tekeningen, in overleg met de nutsbedrijven. Soms worden leidingen vooraf opgezocht en door merktekens aangegeven.
- 10 -
2.4.2. Het graven van de sleuf
In tegenstelling tot vroeger gebeurt dit grotendeels machinaal
met behulp van de hydraulische graafmachine. De graafmachine
staat op de kop van de sleuf. Slechts indien zeer brede sleuven
noodzakelijk zijn, wordt er vanaf de zijkant gewerkt. De taak van
de man in de sleuf (grondwerker 1) bestaat voornamelijk uit het
opzoeken van leidingen, het afsteken van de kanten en het geven
van aanwijzingen aan de machinist.
De breedte van de bak van de graafmachine wordt, indien mogelijk,
zodanig gekozen dat deze overeenkomt met de gewenste sleufbreedte.
Om economische redenen wordt er naar gestreefd zo min mogelijk
grond te verplaatsen. Hierbij doet men concessies aan de werkruimte in de sleuf. Ook veiligheidsaspekten, bijvoorbeeld instortingsgevaar, kunnen een rol spelen.
De sleuf wordt uitgegraven over de lengte van ruim één buis.
Wanneer verwacht wordt dat er een bestaande leiding aanwezig is,
wordt deze eerst door het graven van een proefsleuf opgezocht.
Soms wordt er gebruik gemaakt van elektronische detektieapparatuur om de leiding te lokaliseren. Nadat de leiding is gevonden
wordt deze op aanwijzing van de grondwerker door de machinist
ondergraven. Het zal duidelijk zijn dat dit een zeer goede samenwerking vraagt van de grondwerker en de machinist, die zijn
machine zeer goed moet beheersen.
Het kapot trekken van een leiding kan grote financiële gevolgen
hebben. De meeste bedrijven zijn hiervoor verzekerd, doch het
eigen risico bedraagt circa ƒ 1.500,= per gebroken leiding.
Bovendien kunnen met name bij het beschadigen van gas- en elektriciteitsleidingen (grote) gevaren voor de werknemers en omwonenden ontstaan.
De uitgegraven grond wordt naast de sleuf gedeponeerd of afgevoerd indien de grond niet meer bruikbaar is voor opvulling door
bijvoorbeeld verontreiniging of slechte struktuur.
Gezien de grondwaterstand in Nederland is bronbemaling veelal
noodzakelijk. Soms is bovendien nog lokale bemaling van de sleuf
noodzakelijk. Dit is het geval bij regen of doorsiepelen van het
riool bij renovatie, wanneer de oude buizen gelijktijdig verwijderd worden.
Men maakt weliswaar gebruik van afsluiters, maar de woonhuisaansluitingen lopen veelal door.
Door het maken van afspraken met de bewoners wordt getracht dit
zoveel mogelijk te beperken.
Indien gevaar voor instorten bestaat, dienen de wanden van de
sleuf met grondkerende constructies gestut te worden. Hiervoor
kunnen stempelingen, bekistingen en damwanden aangewend worden.
In de rioolbouw worden vaak voorgemonteerde grondkerende constructies toegepast. Dit zijn houten of stalen schotten, die door
middel van in lengte verstelbare stempels op verschillende afstand van elkaar gezet kunnen worden. De grondkering kan op die
manier snel geplaatst en verwijderd worden. De schotten worden
met behulp van de hydraulische graafmachine in de sleuf geplaatst
en aangedrukt.
- 11 In bepaalde situaties, bijvoorbeeld als men erg diep moet werken
of indien veel leidingen het tracé kruisen, is deze werkwijze
niet toe te passen. In dit geval moeten damwanden aangebracht
worden. De diepte die de wand moet hebben is afhankelijk van de
bodemgesteldheid en kan per lokatie erg verschillen.
2.4.3. Het plaatsen van buis en put
Op de bodem wordt zonodig, bijvoorbeeld bij renovatie, schoon
zand gestort en dit wordt met behulp van de bats vlak gemaakt.
Indien noodzakelijk worden zogenaamde steltegels geplaatst. De
tegel wordt gelegd en de hoogte wordt met behulp van de laser
gecontroleerd.
Soms is fundering noodzakelijk, waarbij meestal geïmpregneerde
houten palen gebruikt worden. Deze worden met de graafmachine in
de grond geduwd en met de hand op de juiste hoogte afgezaagd.
Over twee naast elkaar staande palen wordt een kesp geplaatst
welke met lange draadnagels aan de palen vastgezet wordt. Hierop
komt de buis te rusten, aan weerskanten ondersteund door een wig.
Er worden zowel kespen van hout als van beton toegepast.
Controle van de hoogte vindt weer plaats met laserapparatuur.
1: paal
2: kesp
3: wig
De buis wordt juist achter de mof ondersteund. Een inspektieput
kan bijvoorbeeld gesteld worden op 2 houten balken die weer op 4
tegels rusten. Als de ondergrond gereed is, kan de buis of put
worden geplaatst. De man op de kant (grondwerker II) brengt een
hijsband aan. In Nederland worden meestal banden of kettingen
gebruikt, afhankelijk van de voorkeur van de uitvoerder.
Buisklemmen worden in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Duitsland
niet of nauwelijks gebruikt.
Putten worden meestal prefab aangeleverd. In grote steden kan het
rioolstelsel zo gecompliceerd zijn dat het toepassen van prefab
putten te kostbaar is. In dat geval worden de putten opgemetseld.
Bodem en deksel zijn meestal wel prefab aangeleverd.
Voor het plaatsen van een inspektieput wordt meestal een speciaal
hijs juk gebruikt, de zogenaamde evenaar.
Tegenwoordig worden veelal speciale ankers of hijsogen ingestort,
zodat hijshaken of kettingen makkelijk bevestigd kunnen worden.
- 12 -
De hijsband of ketting wordt aan de bak van de graafmachine bevestigd en het spie-eind van de buis wordt zorgvuldig met een
handstoffer of doek gereinigd. Hierna wordt een rubberen ring om
het spie-eind van de buis geplaatst. Deze dient om de mof-spieverbinding waterdicht af te sluiten.
De machinist laat de buis in de sleuf zakken, waar deze wordt aangepakt door grondwerker 1. Hij richt het spie-eind op de mof van
de reeds liggende buis, waarna de buis door de graafmachine wordt
aangedrukt. De juiste ligging van de buis wordt weer gecontroleerd met behulp van de laserapparatuur.
Met behulp van een stootijzer wordt de buis eventueel in de
juiste richting geplaatst.
Als de buis op zijn plaats ligt, worden de PVC-verbindingsstukken
voor woonhuisaansluitingen in de daarvoor in de buis ingestorte
mof geplaatst. Zonodig wordt de verbinding tussen de buizen handmatig met een twee-componentenkit aangesmeerd.
Bij het samenstellen van een samengestelde montageput wordt meestal een één-componenten montagekit gebruikt.
foto 3: aansmeren met twee-componentenkit.
2.4.4. Het dichten van de sleuf
Overeenkomstig het in het bestek bepaalde wordt de sleuf laagsgewijs aangevuld met zandgrond en verder verdicht met stampers.
Het zand dat naast de sleuf is gedeponeerd wordt door de graafmachine in de sleuf gestort. Met de bats wordt het naast de buis
gebracht en aangestampt. Met een trilstamper wordt het geheel
- 13 aangetrild, zodat de buis vast ligt. Hierna wordt de sleuf geheel
gedicht met behulp van een laadschop. Indien dit in het bestek is
opgenomen, wordt, als een streng buizen is gelegd, deze met water
gevuld totdat het niveau in de op de buis geplaatste PVC-buizen
circa l meter boven de rioolrand van de rioolbuis ligt.
Na een dag wordt het niveau gecontroleerd waarbij rekening gehouden wordt met een wateropname door de rioolbuis. Indien geen lekkages optreden, wordt de sleuf verder aangevuld met zand. Dit
zand wordt aangevoerd met vrachtwagens en geëgaliseerd met behulp
van een laadschop.
2.4.5. Foto's en schematische weergave van de werkzaamheden
De foto's op de volgende pagina's zullen het voorgaande verduidelijken.
In onderstaand schema worden diverse werkzaamheden van machinist
en grondwerkers in onderlinge samenhang globaal weergegeven in
relatie tot de tijd.
Schematische weergave van de volgorde in het leggen van betonriolering.
graafmachine
X
grondwerker I
graven
X
X
X
X
hijsen buis
leggen buis
+ aandrukken
X
X
X
X
X
grondwerker II
graven +
aanvullen
als voren
X
egaliseren
steltegel pi.
hoogte controle
leggen buis
hoogte en richting controle
afdichting controle
plaatsen pvc
opzetstukken
als voren
X
hijsband omleggen
X
rubberring aanbrengen
X
X
klaarmaken pvc
opzetstukken
evt. opzoeken kabels en
leidingen
als voren
N.B. In dit schema is geen rekening gehouden met de specifieke
problemen die zich bij rioleringswerkzaamheden kunnen voordoen. Dit vanwege de diversiteit van deze problemen.
Globaal kan gesteld worden dat het leggen van een buis met
bijbehorende werkzaamheden ongeveer een kwartier in beslag
neemt als zich geen problemen voordoen.
- 14 foto 4: in de sleuf.
In het volledig uitgegraven gedeelte is in verband
met instortingsgevaar een
grondkerende constructie
toegepast. Het (gemetselde) oude riool is nog
zichtbaar in het nog niet
volledig uitgegraven gedeelte .
foto 5: het graven van de
sleuf.
- 15 foto ó: het plaatsen van
een voorgemonteerde rioolbekisting.
foto 7: de bodem wordt geëgaliseerd met behulp van de bats.
- 16 -
'-4-
foto 8: de rioolbuis wordt op de hijsketting gerold, met behulp
van de bak van de hydraulische graafmachine.
foto 9: de rubber afdichtingsring wordt om het spie-einde van de
buis geplaatst.
- 17 -
foto 10: het spie-einde van de buis wordt voor de mof van de reeds
liggende buis geplaatst.
Een veiligheidshelm is hier noodzakelijk, evenals bij
foto 11.
foto 11: nadat de buis met behulp van de hydraulische graafmachine
is aangedrukt wordt gecontroleerd of de rubberring voor
de afdichting goed in de mof geplaatst is.
- 18 foto 12: richting en diepte van de buis worden gecontroleerd met behulp van
laser en lat. De plek waar
de laserstraal valt is te
zien (zie pijl).
foto 13: het PVC-opzetstuk ten behoeve van woonhuisaansluitingen,
c.q. kolkaansluitingen wordt in de daarvoor ingegoten mof
geplaatst.
- 19 2.5. Gereedschap, hulpmiddelen en machines
2.5.1. Handgereedschap
Bij de werkzaamheden wordt gebruik gemaakt van verschillende gereedschappen, zoals bats, grondboor, zaag, stootijzer en dergelijke.
Enkele hiervan zullen vervolgens worden besproken.
Bats
De bats wordt gebruikt voor het verzetten van lichte grond en
weegt ongeveer 2 kilogram. Het gedeelte van het blad waar de
steel in is bevestigd, noemt men de dul.
De breedte van het blad bedraagt circa 22 cm. De hoek die de dul
met het blad maakt bedraagt 28 tot 35".
De bats is voorzien van een steel die in lengte kan variëren van
90 tot 125 cm.
De steel kan recht, half krom of geheel krom zijn. Afhankelijk
van de vorm van de steel en de hoek die de dul met het blad
maakt, varieert de afstand van het handvat tot de grond bij vlakliggend blad.
Welke keuze men maakt is afhankelijk van de uit te voeren werkzaamheden en voorkeur van de werknemer.
Kabelboor
Dit is een spade met een smal blad van circa 12,5 cm. De steel is
recht en varieert in lengte van 70 tot 100 cm.
De kabelboor is geschikt voor het verzetten van zware grond en
wordt gebruikc bij het opzoeken van kabels en leidingen.
Stoot- of zetijzer
Het stoot- of zetijzer wordt gebruikt om kleine correcties aan te
brengen in de ligging van de buizen. Het is een stevige ronde
stalen staaf. De onderste 40 cm zijn vierkant, eindigend in een
punt. De lengte bedraagt circa 1.40 m en het gewicht is ongeveer
9 kg.
2.5.2. Hulpmiddelen
Om verschillende werkzaamheden goed te kunnen uitvoeren zijn een
aantal hulpmiddelen noodzakelijk, zoals laserapparatuur, electrische leidingopspoorapparatuur, hijsbanden en kettingen, waterpas en dergelijke. Enkele van deze hulpmiddelen zullen hieronder
worden besproken.
- 20 -
Laserapparatuur
In de bouw worden uitsluitend helium neon-lasers met gering uittredend vermogen (tot 2 milliwatt) gebruikt.
De rioolbouwlaser geeft een continue straal roserood licht met
een golflengte van 632.8 nanometer af. Het bereik is 200 tot 500
meter en de detectie gebeurt met een reflecterend richtschermpje
met schaalverdeling dat in de bundel oplicht of met een baak/
merklat. Het richtschermpje kan zowel op als in de buis geplaatst
worden, afhankelijk van de opstelling van de laser. Het richtschermpje is voorzien van een waterpas.
Om de juiste diepte van steltegel of fundering te bepalen wordt
gebruik gemaakt van een lat of stok met merkteken.
Opspoorapparatuur voor ondergrondse leidingen
Voor het opsporen van ondergrondse kabels en buizen is verschillende apparatuur in de handel. Deze bestaat uit een zender en een
ontvanger, al of niet geïntegreerd.
Een toonfrequentiezender brengt een signaal over op een ondergrondse kabel of leiding en het teruggekaatste signaal wordt weer
opgevangen door de antenne van de ontvanger. Een nadeel is dat
slechts ononderbroken metalen buizen of onder stroom staande leidingen gedetekteerd kunnen worden.
Tegenwoordig is het mogelijk ook niet metalen holle leidingen op
te sporen door het invoeren van een sonde in de leiding. De sonde
zendt signalen uit, zodat het verloop van de leiding te volgen is.
Deze laatste methode zal bij rioleringswerkzaamheden beperkte
toepassing vinden.
Hijsbanden en kettingen
Afhankelijk van de voorkeur van de uitvoerder wordt gekozen voor banden of kettingen,
De één prefereert kettingen omdat deze minder aan slijtage onderhevig zijn, de ander
geeft de voorkeur aan banden omdat de buis
dan minder snel zal schuiven in de strop.
Ook worden hijsstroppen gebruikt die de
voordelen van de band en ketting combineren. Deze hijsstroppen bestaan uit een
staalkabel met aan het eind een lus. Een
metalen haak is glijdend aan de kabel bevestigd. Als de lus aan de haak bevestigd
is, zal de strop zich aanhalen door het
gewicht van de buis (zie foto). Het bevestigen is makkelijk en gaat sneller dan het
bevestigen van band of ketting.
- 21 -
Afsluiters
Dit zijn schotten, meestal van metaal, die voorzien zijn van een
opblaasbare rubberen manchet. Ze hebben dezelfde vorm en bijna dezelfde diameter als de binnenzijde van de buis. Wanneer de afsluiter geplaatst is, wordt de manchet met een fietspomp opgepompt zodat een goede afsluiting tot stand komt. De manchet wordt aan de
buitenkant van de buis geplaatst zoals een band om de velg van een
fiets ligt. Indien enige kubieke meters water achter het schot
staan kan de druk op de afsluiters aanzienlijk oplopen en risico's
met zich meebrengen.
2.5.3. Grote gereedschappen en machines
Pompen
Wanneer de sleuf langer open moet liggen kan het niveau van het
grondwater te hoog worden. Met behulp van bronbemaling wordt het
overtollige grondwater uit de sleuf gepompt. Soms is, bij zware
regenval, extra bemaling noodzakelijk. Dit kan geschieden met een
kattekop (dit is een zuigperspomp), een electrische pomp of een
dieselpomp.
Grondverdichtingsmachines
De meest gebruikte machines voor grondverdichting bij rioleringswerkzaamheden zijn de trilplaat en trilstamper. De explosiestamper
wordt nagenoeg niet meer gebruikt.
De trilplaat dient voor het verdichten van brede sleuven en wordt
aangedreven door een benzine- of dieselmotor. Tegenwoordig zijn
trilplaten met afstandsbediening te verkrijgen.
De trilstamper verdicht de grond door middel van trillen en stampen
en wordt aangedreven door een twee-takt benzinemotor. Hij is goed
toepasbaar in nauwe sleuven.
Grondverzetmachines
Bij rioleringswerkzaamheden wordt meestal gebruik gemaakt van een
hydraulische graafmachine.
Deze machines staan op een rupschassis of bij de lichtere typen op
banden. Bij rioleringswerkzaamheden wordt meestal gebruik gemaakt
van de zwaardere graafmachines op rupschassis.
Grondverzet geschiedt door bediening van de hef-/graafarm en door
het zwenken van de bovenwagen ten opzichte van de onderwagen.
2.6. Materialen
2.6.1. Buizen en putten
Voor riolering worden buizen van zowel ongewapend als gewapend
beton gebruikt. De gewapende buizen zijn versterkt met al of niet
voorgespannen staal. Naast de gewapende betonbuizen met een ronde
of ovale korfwapening wordt sinds enige tijd ook een geheel ander
type versterking van betonbuizen toegepast.
- 22 Het betreft hier wapening met hoogwaardige staalvezels van diverse vormen die in bepaalde hoeveelheden aan het betonmengsel worden
toegevoegd.
Vroeger werden vooral buizen met het bekende eivormige profiel gebruikt. Tegenwoordig zijn de buizen meestal rond. De meest voorkomende vorm is de mof- of spiemofbuis. Dit is een buis met een verzwaard en verwijd uiteinde, de mof, en een einde dat dunner is dan
de rest van de buis, de spie, die in de mof past.
Het gewicht van de buis varieert met de lengte en de diameter. Een
3 meter lange buis met een binnendiameter van 0.8 meter, weegt 2
ton. Bij een diameter van 1.2 meter, weegt dezelfde buis 4 ton. De
meest toegepaste buizen hebben diameters van 0.3 tot 1.2 meter.
De putten zijn vervaardigd van gewapend beton en worden meestal op
bestelling gemaakt. Het gewicht varieert van 0.5 tot 4.5 ton voor
de meest gebruikte typen.
In het verleden werden regelmatig asbestcementbuizen toegepast. Dit
komt nu nog sporadisch voor. Deze buizen zijn vier tot vijf maal
lichter dan een betonnen buis van dezelfde afmetingen. De buizen
kunnen tot 20% asbest bevatten. Wat betreft nieuw materiaal gaat
het uitsluitend om de wettelijk toegestane witte asbest (chrysotiel). Bewerking van deze buizen vindt in het algemeen niet plaats,
zodat de kans op inademing van asbestvezels klein is. Dit kan wel
het geval zijn bij het verwijderen van oude buizen.
Vaak zijn in oude buizen ook blauw asbest (crocidoliet) of bruin
asbest (amosiet) verwerkt. Deze stoffen houden een veel groter risico in voor de gezondheid dan wit asbest.
Voordat de werkzaamheden worden aangevangen moet hierover duidelijkheid bestaan. Verwerking mag alleen met ontheffing plaatsvinden.
Putten kunnen een ronde of vierkante vorm hebben. Bij buizen tot
70 cm doorsnede worden voornamelijk ronde putten toegepast. Verder
onderscheidt men:
-
De samengestelde put
Voor schachten waarin de betonbuizen geen haakse of rechtdoorgaande aansluiting hebben.
De putbuis
Voor schachten met rechtdoorgaande aansluitingen van dezelfde
buisdiameter. Dit is als het ware een buis met inspectieluik.
De montageput
Deze zijn meestal groter dan 2 x 2 meter en de grootte van de
samenstellende delen is afhankelijk van de vervoersmogelijkheden.
Een eventuele coating wordt op aanvraag door de fabriek aangebracht.
2.6.2. Tegels
De tegels die gebruikt worden voor het stellen van buis en put zijn
meestal gewone straat tegels. Soms worden zwaardere typen gebruikt.
Het gewicht varieert van 9,5 kg tot 33 kg.
- 23 2.6.3. Hout
De houten palen en het hout dat voor de bok bij de fundering gebruikt wordt zijn veelal geïmpregneerd of anderszins behandeld met
houtconserveringsmiddeIen.
2.6.4._PVC-buizen
Deze bestaan uit polyvinylchloride, kleurstoffen en weekmakers.
Deze laatste stoffen bevorderen de soepelheid. PVC-buizen kunnen
hard en zacht zijn. Bij rioleringswerkzaamheden worden meestal harde buizen gebruikt met een diameter van 12.5 of 16 cm.
2.6.5. Afdichtingsmaterialen
Hiervoor worden verschillende middelen op de markt gebracht. Het
betreft veelal twee-componentenbitumenkit. Deze wordt ter plaatse
gemengd en met de hand aangebracht.
Bij het monteren van montageputten wordt meestal een één-componentenkit gebruikt. Deze bestaat uit bitumen en vulmiddelen en is dikker van consistentie en minder kleverig dan een twee-componentenkit,
De één-componentenkit wordt veelal zonder handschoenen verwerkt.
Bij het afdichten wordt incidenteel ook gebruik gemaakt van cement.
- 24 3. ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
3.1. Algemeen
De gegevens zijn gebaseerd op waarnemingen op diverse werkplekken, literatuurgegevens en op enkele oriënterende metingen. In
dit hoofdstuk zullen een aantal arbeidsomstandigheden worden beschreven die bij rioleringswerkzaamheden gevolgen kunnen hebben
voor de gezondheid en veiligheid.
3.1.1. Arbeidsfysiologische achtergronden
Alvorens in te gaan op de fysieke belasting die men tijdens rioleringswerkzaamheden ondergaat, zullen eerst enige begrippen uit
de arbeidsfysiologie worden besproken.
Arbeidsfysiologie is de wetenschap die zich bezig houdt met de
reaktie van het menselijk lichaam op fysieke belasting door arbeid.
De belastbaarheid is de maximaal mogelijke belasting die het individu per tijdseenheid kan/mag opbrengen. Gedurende korte tijd
is een vrij hoge belasting mogelijk. Bij langdurige inspanning
ligt de belastbaarheid lager en zal de belasting ook lager moeten
zijn.
De hoeveelheid arbeid die men kan verrichten is voor ieder individu verschillend. Ieder mens heeft voor een bepaald type belasting een individuele belastbaarheid welke in maat en getal is
vast te leggen.
Bij lichamelijke belasting zullen er fysiologische en biochemische veranderingen in het lichaam optreden. Deze nemen toe
naarmate de belasting toeneemt en kunnen dus als maatstaf dienen
voor de belastbaarheid van het individu.
Elke gehanteerde parameter kent echter zijn beperkingen.
Bij fysieke inspanning worden vooral het hart- en vaatsysteem,
het ademhalingssysteem en het spier- en skeletstelsel belast. Met
name deze orgaansystemen worden dan ook als parameter gebruikt
bij het weergeven van de functionele belasting door spierarbeid.
Spierarbied kost energie. Deze wordt verkregen door verbranding
van voedingsstoffen (koolhydraten, eiwitten en vetten). De benodigde voedingsstoffen en zuurstof worden aangevoerd door het
bloed. De afbraakprodukten van de spierstofwisseling zoals melkzuur en dergelijke worden door het bloed weer afgevoerd.
Bij spierarbeid worden twee componenten onderscheiden die, afhankelijk van de te verrichten arbeid, in wisselende mate bijdragen
tot de arbeidsprestatie.
- 25 -
Deze componenten zijn:
Dynamische spierarbeid
Hierbij wisselen aktieve spieraanspanning (contractie) en -ontspanning (relaxatie) elkaar af. Er treedt beweging op rond gewrichten. Er wordt een weg afgelegd dus is er sprake van mechanische arbeid.
Tijdens het samentrekken worden de bloedvaten in de spier dichtgedrukt. De doorbloeding stagneert. De aanvoer van zuurstof en
voedingsstoffen en afvoer van afbraakprodukten verminderen drastisch.
Bij ontspanning gaan de bloedvaten weer open. Bovendien veroorzaken de afbraakprodukten een lokale verwijding van de kleine
bloedvaten. De bloedcirculatie in de spier komt weer op gang. Het
opeenvolgen van spieraanspanning en -ontspanning bevordert de
doorbloeding van de spier.
Dynamische spierarbeid is daarom in beginsel niet snel vermoeiend,
Statische spierarbeid
Deze speelt vooral een rol bij het in stand houden van een bepaalde houding. Bij deze vorm van spierarbeid verkeert de spier
voortdurend in samengetrokken toestand. Mechanisch gezien wordt
er geen arbeid verricht. Er is geen beweging. Er wordt geen weg
afgelegd.
Aangezien de contractietoestand niet gevolgd wordt door een relaxatie stagneert de doorbloeding en daarmee de aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen en afvoer van afbraakprodukten.
Deze hopen zich op in het weefsel, hetgeen tot een pijnlijke vermoeidheid aanleiding kan geven.
Het blijkt dat bij 20 tot 30% van de maximale spierkracht de
bloedvaten al volledig kunnen worden dichtgedrukt,
Statische arbeid is dus snel vermoeiend. Regelmatige afwisseling
van houding is daarom noodzakelijk.
3.2. Fysieke belasting bij verschillende werkzaamheden
3.2.1. fysieke belasting bij grondwerkers
Graafwerkzaamheden worden over het algemeen als fysiek zwaar beoordeeld. Dit blijkt onder andere uit onderzoek bij fitters van
waterleidingen (Poll, 1983), waarbij 50% van deze groep het graven in loopzand als te zwaar beoordeelde. Op grond van een beperkt onderzoek van Van der Kooy (1982) mag ervan worden uitgegaan dat graafwerkzaamheden, vanuit de inspanningsfysiologie
gezien, als zwaar gekwalificeerd kunnen worden.
- 26 Graafwerkzaamheden beperken zich echter bij de grondwerkers van
de rioolploeg tot het afsteken van de kanten van de sleuf, het
egaliseren van het zandbed, het opzoeken van kabels en leidingen
en het gedeeltelijk aanvullen van de sleuf om de buis te stabiliseren. Deze werkzaamheden worden over het algemeen niet langdurig
achtereen uitgevoerd. Het echte "graafwerk" wordt met behulp van
de hydraulische graafmachine verricht. Om deze reden werd inspannings-fysiologisch onderzoek door de werkgroep niet nodig geacht.
Soms worden ook de huizen door de grondwerkers van de rioolploeg
op het riool aangesloten. In dat geval hoeft men meestal niet
meer dan tot l meter vanuit de rand van de sleuf te graven.
Afhankelijk van het aantal te verrichten aansluitingen kan dit
echter een aanmerkelijke taakverzwaring betekenen.
De werkzaamheden wisselen elkaar regelmatig af. Extra rustpauzes
werden niet waargenomen, noch werd de noodzaak hiertoe door de
werknemers aangegeven.
De verschillende werkzaamheden
het graven van een sleuf
Zoals eerder opgemerkt doet de graafmachine het meeste werk. De
taak van de grondwerker is het geven van aanwijzingen aan de
machinist van de hydraulische graafmachine en het zonodig afsteken van de kanten. Soms moeten kabels en leidingen opgezocht worden. De foto's 14, 15 en 16 geven een beeld van de bewegingscyclus.
—-
V
foto 14 t/m 16: het opzoeken van leidingen.
- 27 De kabelboor heeft een vrij korte steel, zodat voortdurend in een
gebogen houding gewerkt moet worden. Bekken en schouders staan
daarbij gedraaid. Bij het loswrikken van de grond wordt de rug
sterk gebogen (zie foto 15), bij het wegzetten van de grond komt
men weer overeind. Gedurende het loswrikken en wegzetten van de
grond blijven de voeten in dezelfde positie en is de wervelkolom
in meer of mindere mate getordeerd (gedraaid).
De rugspieren zijn continu aangespannen, zij het in wisselende
mate. Dit betekent een voornamelijk statische belasting voor de
rug. Bij de schouders en de armen speelt vooral dynamische belasting een rol, met name bij het wegzetten van de grond.
het leggen van buizen
Het egaliseren van het zandbed gebeurt met behulp van de bats. De
rug is hierbij sterk gekromd, maar er wordt in feite weinig grond
verplaatst. Bij deze bewegingen speelt vooral de statische belasting van de rug een rol.
De richting van de buis wordt zonodig met behulp van een stootijzer gecorrigeerd. Het stootijzer fungeert hierbij als hefboom
(zie foto 17, 18 en 19).
foto 17 t/m 19: het corrigeren van de ligging van de buis
De voeten blijven gedurende deze procedure in dezelfde positie.
Het bekken staat gedraaid. Door buigen van de armen en het rechten van de rug, wordt de buis in positie getrokken, waarbij de
rug tordeert. Dat hierbij grote krachten een rol spelen is op de
- 28 foto's te zien aan het wegzakken van de linkervoet. Bij deze
beweging overheerst de dynamische belasting van armen, schouders
en rug. (Overigens valt op de foto's op dat het gedeelte van de
sleuf waar de buis ligt tegen instorten beveiligd is, doch niet
het gedeelte waar de werknemer bezig is!)
In bovenstaande situatie is er voldoende ruimte om voor de buis
te werken. Indien dit niet het geval is, wordt het stootijzer
naast het mofeinde geplaatst en stelt de grondwerker zich tussen
de buis en de sleufwand op. In dat geval is er meestal geen ruimte om de voeten uit elkaar te plaatsen en zal de dynamische belasting van de rug aanmerkelijk groter zijn.
het dichten van de sleuf
Dit gebeurt voor het grootste deel met behulp van de hydraulische
graafmachine en laadschop. De grondwerker verdeelt en verdicht de
grond gedeeltelijk naast de buis. Het verdichten gebeurt met behulp van een trilstamper. Hierbij overheerst de dynamische belasting van de rug, armen en schouders.
3.2.2. Fysieke belasting van de machinist van de hydraulische
graafmachine
De werkzaamheden van de machinist spelen zich af in de cabine.
Het is vooral statische belasting, met name van armen, schouders
en rug. Aangezien de graafwerkzaamheden zich in de diepte vlak
voor de machine afspelen betekent dit dat hij, afhankelijk van
het uitzicht, gedwongen is in sterk voorovergebogen houding te
werken (foto 20). Dit betekent een grote statische belasting van
de nek en rug.
foto 20: de machinist moet vaak in een sterk gekromde houding
zitten om voldoende zicht op het werk te hebben.
- 29 3.3. Mentale belasting
De mentale belasting wordt vooral bepaald door:
- onveiligheid door het wegverkeer.
Indien de weg niet volledig is afgesloten of indien langs de
weg gewerkt wordt, vormt passerend verkeer een veiligheidsrisico. Het blijkt dat automobilisten zich zelden aan de opgelegde
beperkingen houden.
Bij grote rioleringswerkzaamheden is de weg veelal afgezet voor
doorgaand verkeer. Vooral omwonenden, fietsers en spelende kinderen kunnen zich dan in onveilige situaties begeven. Dit vergt
voortdurende oplettendheid van de werknemers. Tijdens dit onderzoek is het voorgekomen dat bij het dichten van de sleuf
zich kinderen in de buis bevonden. Dank zij de oplettendheid
van één van de werknemers is een ernstig ongeval voorkomen.
- instortingsgevaar.
Dit kan optreden als gevolg van instabiele grond, bijvoorbeeld
zandgrond of indien veel puin in de grond aanwezig is. Ook kan
de sleuf inzakken door het gewicht van de graafmachine.
- risico's als gevolg van beschadigen van kabels en leidingen.
Bij beschadiging van leidingen kan er direkt gevaar voor de
werknemers ontstaan. Het omgraven van kabels en leidingen met
de hydraulische graafmachine vereist optimale beheersing van de
machine en grote concentratie van de machinist. Dit betekent
een grote psychische belasting, niet alleen door de perceptief
mentale belasting en de persoonlijke risico's, doch ook door de
wetenschap dat beschadiging een verliespost voor het bedrijf
betekent.
- onenigheid met omwonenden.
Het veroorzaakte ongemak kan weieens tot emotionele uitbarstingen leiden bij omwonenden.
Overwerk of werk onder grote tijdsdruk komt relatief weinig voor.
Soms kan dit echter wel een rol spelen. Zo liepen eind 1984 bepaalde subsidie-regelingen betreffende rioolaansluitingen. In die
periode kwamen de rioolploegen onder grote tijdsdruk te staan.
3.4. Fysische faktoren
3.4.1. Lawaai
In het algemeen wordt gesteld dat bij personen die gedurende 8
uur per dag en 5 dagen per week aan een geluidsniveau boven 80
dB(A) zijn blootgesteld, blijvende gehoorschade kan optreden.
Echter ook na kort-durende expositie aan hoge geluidniveaus kan
- 30 blijvende gehoorschade optreden. Lawaai op de werkplek van de
rioolploeg is vooral afkomstig van:
- de hydraulische graafmachine;
- de trilplaat;
- de trilstamper;
- de explosiestamper;
De hydraulische graafmachine is continu in bedrijf. Wel komen
regelmatig perioden voor van stationair draaien. Dit is het geval
bij het met de hand gereed maken van de fundering of het zandbed
van de buis. Het zogenaamde fijnprofileren. De graafmachine is
per buis 5 tot 10 minuten in bedrijf. Per dag worden ca. 25 tot
30 buizen en één inspectieput ofwel één streng geplaatst. Een
streng is een aantal buizen van inspektieput tot inspektieput. De
graafmachine is dus ongeveer 5 uur in vol bedrijf. Uit onderzoek
(Akoestisch Adviesbureau Peutz, 1986) is gebleken dat het onder
stationaire omstandigheden gemeten geluidsniveau in de cabine van
een hydraulische graafmachine een goede indikatie is voor het
equivalente geluidsniveau over de in de praktijk optredende werksituaties. Het betreft hier metingen met gesloten cabinedeuren en
ramen. Indien deuren of ramen worden geopend, kunnen geluidsniveau-verhogingen tot 5 dB(A) optreden. Bij een motorvermogen van
50 kW varieerden de gemeten waarden (gemeten conform ISO 6394)
van 72 tot 92 dB(A). Bij machines met een motorvermogen van 100
kW en meer werden waarden gemeten variërend van 74 tot 85 dB(A)
en bij motorvermogens tussen de 50 en 100 kW 68 tot 86 dB(A).
Wat betreft uitstraling naar de omgeving is gebleken dat onder
zogenaamde vrije veld omstandigheden het geluidsniveau op ca. 10
meter afstand van de hydraulische graafmachine 28 dB(A) lager is
dan het geluidvermogen.
In het algemeen zal bij hydraulische graafmachines op meer dan 7
meter afstand het geluidsniveau lager zijn dan 80 dB(A). De in
het kader van dit survey verrichte metingen komen overeen met
deze bevindingen (bijlage 2). Aangezien de cabinedeuren of ramen
meestal open staan en de grondwerkers zich veelal binnen een
straal van 7 meter van de graafmachine bevinden, zal men veelal
blootgesteld zijn aan een geluidsniveau van meer dan 80 dB(A).
De trilplaat wordt meestal slechts kortdurend gebruikt.
Afhankelijk van de gewenste dieptewerking is de loopsnelheid 10
m/min. Per dag zal met tussenpozen tot ongeveer 15 minuten met de
trilplaat gewerkt worden, meestal door grondwerker II.
Uit literatuuronderzoek is gebleken dat het geluidsniveau, gemeten op oorhoogte van de gebruiker, afhankelijk van het machinetype varieert van 95 tot 105 dB(A). Op een afstand van 6 meter
werden geluidsniveaus van 89 dB(A) tot 98 dB(A) gemeten.
De trilstamper wordt ook kortdurend gebruikt. Met tussenpozen tot
ongeveer 45 minuten per dag. Het geluidsniveau ligt tussen de 89
en 95 dB(A), gemeten op oorhoogte van de gebruiker. Op 6 meter
afstand bedraagt het geluidsniveau 83 tot 89 dB(A).
De explosiestamper geeft kortdurende hoge geluidsniveaus van 95
tot 99 dB(A). Dieselpompen worden over het algemeen slechts kortdurend gebruikt.
Zowel bij stampers als trilplaten is geen verband aangetoond tussen het motorvermogen en de optredende geluidsniveaus.
- 31 3.4.2. Klimaat
De werkzaamheden vinden uitsluitend plaats in de buitenlucht. Er
wordt dus onder wisselende weersomstandigheden gewerkt. Bij regen
wordt het werk zo mogelijk onderbroken. Bij aanhoudende vorst
wordt het werk stilgelegd.
Globaal kan gesteld worden dat voor lichamelijk zwaar tot matig
zwaar werk, een temperatuur van ca. 14-16 C optimaal is. Lagere
zowel als hogere temperaturen betekenen een extra belasting voor
het lichaam.
Een te grote warmtebelasting uit zich in verminderde arbeidsprestatie. Indien de omgevingstemperatuur boven 25"C komt, neemt de
arbeidsprestatie snel af. Het lichaam heeft minder gelegenheid de
door arbeid ontwikkelde warmte af te geven. De huiddoorbloeding
neemt hierdoor sterk toe. Hierdoor komt minder bloed beschikbaar
voor de spieren en het hart wordt zwaarder belast. Bij lage temperaturen treedt verstijving van gewrichten en spieren op. De
handvaardigheid neemt bij huidtemperaturen beneden 15"c snel af.
Ook neemt de tastzin bij lage temperaturen af. Het gevolg hiervan
is dat de kans op blessures groter wordt.
Behalve de kans op spier- en gewrichtsklachten is men ook vatbaarder voor luchtweginfecties.
Kleding bepaalt in sterke mate de mogelijkheden tot warmteafgifte
van het lichaam. Comfortabele omstandigheden zijn zeer subjectief
bepaald. Dit maakt het geven van algemeen geldende kleding-adviezen moeilijk. Men kan zich tegen koude beschermen door warmteverlies, luchtstroming, geleiding en straling te beperken (dragen
van kleding, vermindering huiddoorbloeding, verminderde zweetsecretie) en de warmteproduktie op te voeren (arbeid verrichten).
Voor bescherming tegen een te hoge lichaamstemperatuur geldt het
omgekeerde (transpireren, toename huiddoorbloeding). Men moet
dus de kleding kunnen aanpassen aan weersomstandigheden. Vooral
bij koude, regen en wind is het moeilijk kleding te vinden waarin
men warm blijft en waarin men zich toch goed kan bewegen. Kleding
wordt grotendeels door de werknemers zelf aangeschaft. Het meest
worden borstrokken, lange onderbroeken, truien, hemden, overalls,
bodywarmers en windjacks gedragen. Aan de voeten worden wollen
sokken, klompen of laarzen gedragen. Het dragen van handschoenen bij spitwerk wordt vaak als lastig ervaren. Ook het dragen van regenkleding vormt een groot probleem. Het is eenvoudiger
om kleding aan te passen aan warmte dan aan koude. Werken met
ontbloot bovenlijf wordt echter sterk ontraden, in verband met de
sterke afkoeling van de spieren, verontreiniging en de verhoogde
kans op blessures. Ook kan de huid overmatig aan ultraviolette
straling worden blootsteld, waardoor verbranding kan optreden.
- 32 3.4.3. Licht
Er wordt vrijwel uitsluitend overdag gewerkt. Slechts incidenteel
wordt, om bijvoorbeeld verkeerstechnische redenen, of bij reparaties, 's nachts gewerkt. Een goede kunstverlichting is dan van
belang om veilig en efficiënt te kunnen werken.
Het werken in een sleuf kan bemoeilijkt worden door de schaduwwerking die bij kunstverlichting of felle zonneschijn kan optreden.
Vaak zal de werkplek beter verlicht zijn dan de omgeving. Door
adaptie van de ogen aan de relatief heldere werkplek is het moeilijk in het duister iets te zien hetgeen tot struikelen etc. kan
leiden.
Bij het werken overdag is de hoeveelheid daglicht voldoende.
3.4.4. Trillingen
Gezondheidseffekten als gevolg van trillingen variëren van persoon tot persoon. De duur van de expositie speelt een belangrijke
rol. Tot nu toe wordt aangenomen dat voor het menselijk lichaam
trillingen met een frequentie beneden 1500 Hz het meest van belang zijn (ISO/DIS 5349.2, 1984). Deze trillingen kunnen resonanties in delen of organen van het lichaam veroorzaken, hetgeen
functionele en/of structurele afwijkingen tot gevolg kan hebben.
Men kan twee typen trillingen onderscheiden: trillingen die het
gehele lichaam beïnvloeden (whole-body vibration) en trillingen
die via de hand op de arm worden overgebracht (hand-arm vibration). Whole-body vibration kan voorkomen bij machinisten van
bijvoorbeeld grondverzetmachines. De schadelijke frequenties liggen tussen l en 80 Hz. Als gevolg van whole-body vibration kunnen
hoofdpijn, vermoeidheid, verminderd gezichtsvermogen, maag- en
rugklachten optreden. De mate van blootstelling is onder andere
afhankelijk van de trillingsdemping van de machine en het aantal
werkonderbrekingen.
Blootstelling aan hand-arm vibratie treedt op bij het hanteren
van allerlei mechanische handgereedschappen. De schadelijke
frequenties liggen tussen de 5 en 1500 Hz. Dit soort trillingen
kunnen aanleiding geven tot het optreden van doorbloedingsstoornissen en stoornissen in de tastzin met als gevolg dode,
witte en gevoelloze vingers. Ook spier-, bot- en gewrichtsklachten kunnen optreden. De mate waarin deze trillingen op
handen, armen en schouders worden overgebracht is afhankelijk van
de volgende faktoren:
-
het frequentiespectrum van de trilling;
de intensiteit van de trilling;
de blootstelling per werkdag en de blootstellingstijd in jaren;
het werkpatroon;
de sterkte en richting van de krachten, die de werknemer met
zijn handen op het gereedschap uitoefent;
- de werkhouding;
- de plaats en de grootte van het kontaktoppervlak van de hand,
die aan trillingen is blootgesteld.
- 33 De biologische gevolgen van de blootstelling worden beïnvloed
door:
- de richting waarin de trillingen worden overgedragen;
- de individuele gezondheid van de werknemer;
- de klimatologische omstandigheden, waaronder het werk moet worden verricht;
- geluid.
Trillingspatronen zijn vaak erg complex en moeilijk te interpreteren. Internationaal verschillen de normen ten aanzien van maximale blootstelling nogal.
Bij dit survey is afgezien van trillingsmetingen. Bij de rioolploeg worden stampers en trilplaten over het algemeen kortdurend
gebruikt, zodat de belasting waarschijnlijk binnen aanvaardbare
grenzen blijft.
Er loopt in Nederland een uitgebreid onderzoeksprogramma naar
diverse aspekten, zoals de blootstelling van beroepsgroepen aan
trillingen, gezondheidseffekten, normering, etc.
3.5. Toxicologische faktoren
In dit kader zullen een aantal met name genoemde stoffen besproken worden. Men dient zich echter te realiseren dat het afvalwater van industrieën en particulieren een scala van giftige stoffen kan bevatten. De wettelijke bepalingen terzake worden niet
altijd opgevolgd. Als gevolg van lekkage uit rioolstelsels kan de
grond rond het riool met dergelijke stoffen verontreinigd raken.
Over het algemeen zal dit echter meer consequenties voor het milieu geven dan voor de werknemers van de rioolploeg. Dit ligt
geheel anders indien de grond op grote schaal verontreinigd is.
Van een groot aantal gebieden is bekend dat zij verontreinigd
zijn met diverse stoffen zoals zware metalen, benzeen en dergelijke, waardoor adequate maatregelen nodig zijn. Deze werkzaamheden vallen echter buiten het kader van dit survey.
asbest
De gezondheidsrisico's van asbest zijn:
- asbestose; dit is een bindweefselvorming van de longen die tot
vermindering van de longfunktie leidt met als gevolg klachten
van benauwdheid. De aandoening is niet te genezen.
- longkanker; mensen die lijden aan asbestose hebben een verhoogde kans op longkanker. Bij combinatie asbest-blootstelling en
roken is de kans hierop vele malen groter dan bij asbest-blootstelling of roken afzonderlijk.
- mesothelioom; dit is een zeer kwaadaardige aandoening van het
borst- en/of buikvlies. Vooral blauw asbest speelt hierbij een
belangrijke rol.
Voor meer informatie wordt verwezen naar de publicatie van de
Arbeidsinspectie P116-1.
- 34 Blootstelling aan asbest kan plaatsvinden bij renovatie- en
sloopwerkzaamheden aan oude rioleringen. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient steeds nagegaan te worden of de oude buizen asbest bevatten en zo ja, welke soort. Indien blauwe of bruine asbest voorkomt, mogen de werkzaamheden alleen met ontheffing van
het districtshoofd van de Arbeidsinspectie plaatsvinden.
In alle gevallen zullen de werkzaamheden zodanig moeten worden
uitgevoerd, dat de blootstelling aan asbesthoudende stof redelijkerwijs niet mogelijk is (zagen, slijpen, boren en breken
dient te worden voorkomen).
bitumenkit en twee-componentenkit
Voor zover bekend is bitumen bij de mens niet kankerverwekkend.
Wel kan bitumen, na langdurige blootstelling, bij dieren huidkanker veroorzaken. Ook kunnen bij langdurig huidkontakt dermatitis en acné-achtige huidafwijkingen ontstaan.
Van eventuele toevoegingen zijn op dit moment geen schadelijke
gevolgen voor de gezondheid bekend.
Bij twee-componentenkit doet zich als extra probleem het mengen
voor, waarbij risico op inhalatie en huidkontakt bestaat.
uitlaatgassen
De voornaamste bestanddelen van uitlaatgassen zijn aldehyden,
koolmonoxide en kooldioxide. Wat betreft de uitlaatgassen van
langsrijdend verkeer is niet te verwachten dat dit tot normoverschrijding aanleiding zal geven (De Boer, 1979; Joosting en de
Vries, 1970). Overigens zal het verkeer veelal omgeleid worden.
Ook de uitlaatgassen van de hydraulische graafmachine zullen geen
grote problemen opleveren. Zeker niet indien de uitlaat naar boven wijst en voldoende lang is.
andere gassen
In het rioolwater leven bacteriën die biologisch afbreekbaar materiaal omzetten in onder andere methaangas en kooldioxide. De
zuurstof die hiervoor nodig is wordt aan het water onttrokken. In
zuurstofarm water vormen zich bacteriën die H2S (zwavelwaterstofgas) produceren. Dit gas wordt in vochtige omgeving omgezet
in zwavelzuur, waardoor het beton wordt aangetast.
Bovengenoemde gassen kunnen een probleem vormen indien men in
inspectieputten, waarop een nog funktionerend riool uitkomt, moet
afdalen om bijvoorbeeld afsluiters te plaatsen. Deze gassen kunnen hoofdpijn, sufheid en duizeligheid, ademnood en bewusteloosheid veroorzaken.
Methaan en H2S (MAC-waarde: 10 ppm) zijn zeer brandgevaarlijk
en in bepaalde concentraties explosief. Een ander probleem is de
stankoverlast die als gevolg van H2S kan optreden. Tijdens dit
survey zijn H2S metingen in de sleuf verricht bij het verwijderen van een oud riool (gastec-pomp met H2S-proefbuisje; range
5 tot 60 ppm). Er werden concentraties gemeten tot 10 ppm H2S.
Deze metingen werden uitgevoerd op het moment dat het oude riool
werd geopend. Na + 10 minuten waren geen meetbare concentraties
meer aantoonbaar (beluchting).
- 35 Extra waakzaamheid is geboden op dagen dat het vrijwel windstil
is en vooral in combinatie met laaghangende mist.
De reukgrens ligt op 0,1 ppm.
Voor werkzaamheden in rioolstelsels gelden totaal andere condities.
3.6. Biologische faktoren
Afvalwater van met name particulieren zal veel organisch materiaal bevatten. Ook komt het regelmatig voor dat zich dierlijke
cadavers in het riool bevinden. Het rioolwater zal dan ook een
scala aan bacteriën bevatten. Door lekkage uit oude rioolstelsels
kunnen deze in de grond terecht komen.
Tijdens dit survey zijn op twee werken 5 grondmonsters genomen en
op coli-achtigen en salmonella onderzocht. Het betrof hier monsters van zowel schone als mogelijk verontreinigde grond.
Salmonella was in geen van de gevallen aantoonbaar (in 25 gram
grond). Coli-achtigen waren wel aantoonbaar in grondmonsters,
genomen tijdens renovatiewerkzaamheden na verwijdering van het
oude riool (kiemgetal: 2.4 x 10^ per gram grond). In (schone)
grond was het kiemgetal van de coli-achtigen kleiner dan tien.
Hoewel niet verontrustend vraagt één en ander wel om goede hygiënische maatregelen.
Onderzoek naar de aanwezigheid van clostridium tetani en leptospiroses is om technische redenen niet verricht. Het is echter
bekend dat sporen van deze bacterie zeer lang in de grond kunnen
overleven.
3.7. Veiligheid
3.7.1. Veiligheidsrisico's
onveiligheid door het wegverkeer
Indien er op of langs de weg gewerkt wordt dienen maatregelen
getroffen te worden zodat het verkeer zich aan de gewijzigde situatie aanpast. Dit kan geschieden door tijdelijke bebakening van
de weg en het dragen van veiligheidskleding met een fluorescerende oranje kleur. De bebakening dient gericht te zijn op waarschuwing, snelheidsbeperking en verkeersgeleiding.
De realiteit is dat automobilisten zich vaak niet aan de opgelegde beperkingen houden. Het risico van een aanrijding is dan
ook evident aanwezig.
Veiligheidskleding wordt over het algemeen niet door de werknemers gedragen, tenzij dit door de opdrachtgever verplicht is gesteld. Het dragen van veiligheidsvesten wordt vaak als zeer oncomfortabel beschouwd.
- 36 gevaar bij ontgraven aanwezige leidingen
Tijdens het graven bestaat het risico dat er electriciteits- en
gasleidingen worden beschadigd. Bij beschadiging van een electriciteitskabel kan een steekvlam ontstaan en kan de graafmachine
onder stroom komen te staan. Indien een electriciteitsleiding
onderbroken moet worden mag dit uitsluitend geschieden door personeel van het electriciteitsbedrijf.
Bij beschadiging van een gasleiding, vooral bij een hogedrukleiding, bestaat gevaar voor explosie.
Tijdens het omgraven van leidingen is de sleuf een gevaarlijke
plaats. Open vuur (roken) verhoogt het risico.
Meestal weet men aan de hand van tekeningen, merktekens en proefgaten waar de leidingen zich bevinden. Regelmatig wordt men echter verrast door een leiding die men op die plek niet had verwacht.
Oude, niet meer in gebruik zijnde leidingen worden vaak niet meer
op tekeningen aangegeven. Het kan om die reden voorkomen dat een
oude leiding verward wordt met een leiding die wel op tekening is
aangegeven. Men denkt dan alle leidingen gevonden te hebben terwijl dit niet het geval is. Dit kan tot gevaarlijke situaties
aanleiding geven.
Het is duidelijk dat goede communicatie tussen nutsbedrijven en
de aannemer van groot belang is. In sommige provincies zoals
Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel heeft men hiertoe een
informatiecentrum opgericht: het zogenaamde Kabels en Leidingen
Informatie Centrum (KLIC). Dit centrum coördineert het overleg
tussen aannemers en leidingbeheerders.
veiligheidsrisico's
bij werken in de sleuf
- Er kan instortingsgevaar bestaan van de sleuf met als gevolg
dat men bekneld raakt of bedolven wordt hetgeen levensgevaarlijk is. Bij instortingsgevaar dienen grondkerende constructies
toegepast te worden.
- De persoon die de machinist van de graafmachine aanwijzingen
geeft kan, door wegzakken van de graafmachine bekneld raken of
door de graafmachine getroffen worden. Ook kan hij geraakt worden door buizen en putten of hiertussen bekneld raken indien de
graafmachine niet op het te hijsen gewicht is berekend.
- Bij wind kan het erg stuiven in de sleuf. Zand in de ogen kan
het gezichtsvermogen tijdelijk verminderen. Het dragen van
kontaktlenzen verhoogt dit risico.
- Bij het via de hydraulische graafmachine neerlaten van de buis
kan de in de sleuf staande persoon geraakt worden.
veiligheidsrisico's bij het werken in inspectieputten
Indien de inspectieput in open verbinding staat met een nog funktionerend riool kan men bedwelmd raken door de aanwezige gassen.
Ook bestaat explosiegevaar. Open vuur (roken) maar ook electra
(verlichting) verhogen het risico aanmerkelijk.
Het blijkt dat men, in strijd met de voorschriften, regelmatig
niet aangelijnd in de put afdaalt.
- 37 veiligheidsrisico's bij het werken met lasers
Het werken met laserapparatuur kan leiden tot beschadiging van
ogen en huid. Indien het uittredend vermogen van de laser groter
is dan 0,5 Watt is risico voor brand aanwezig. Indien de energetische straling op de huid hoger is dan 1000 W/m2 moet voor
bescherming van de huid worden gezorgd. Gezien het geringe uittredend vermogen van de rioolbouwlaser (<2 mW) is uitsluitend de
belasting van het oog door laserstralen van belang.
Aanvaardbare niveaus voor de op het menselijk oog vallende energie zijn afgeleid uit de resultaten van laboratiumonderzoek bij
proefdieren met gefixeerde oogbol.
Hierbij werd aangenomen dat:
- de schadedrempel bij de mens 1,5 tot 3 maal hoger ligt dan bij
proefdieren (bij golflengten van 632.8 nm en 850 nm);
- het verantwoord is de histologisch juist zichtbare schade gelijk te stellen met de funktioneel juist waarneembare;
- indien men de afgeleide maximale toelaatbare belasting voor het
oog met een faktor 3 verlaagt, deze onvoorwaardelijk veilig is.
In een advies van de Gezondheidsraad (1978) wordt gesteld dat een
belasting van het oog met l mW onvoorwaardelijk veilig is.
Voorwaardelijk veilig is een belasting van het oog met 3 mW; dit
geldt voor helium-neon lasers met een golflengte van 632.8 nm.
Het Directoraat Generaal van de Arbeid gaat inmiddels van het
standpunt uit dat lasers met een vermogen tot 3 mW als onvoorwaardelijk veilig beschouwd kunnen worden. Het werken met rioolbouwlasers zal dus geen problemen geven, hoewel het rechtstreeks
in de straal kijken vermeden dient te worden.
3.7.2. Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen
De meeste leden van riooolploegen die in dit onderzoek zijn geobserveerd dragen veiligheidslaarzen en veiligheidsschoenen.
Sommigen dragen klompen, gewone schoenen of laarzen. Het dragen
van veiligheidsschoenen of laarzen is geen overbodige luxe, omdat
er gewerkt wordt met schoppen, stootijzer, stampers en zware materialen.
Beschermende handschoenen worden gedragen bij het hanteren van
rioolbuizen en bij het aanbrengen van twee-componentenkit. Bij
het hanteren van trilplaat of stamper worden zelden handschoenen
gedragen.
Gehoorbescherming wordt niet vaak gedragen. Ook niet bij het werken met stampers of trilplaten.
Veiligheidshelmen werden nergens aangetroffen.
- 38 3.8. Ergonomische aspekten
3.8.1. Gereedschappen en hulpmiddelen
bats en kabelboor
Uit literatuuronderzoek (Freivalds, 1986) komen een aantal conclusies naar voren betreffende schepwerk:
- bij graafwerk in lichte grond of schoon opgebrachte grond is de
meest efficiënte frequentie van de bewegingcyclus 18 tot 20
maal per minuut. Bij het graven in grond met puin of in klei
ligt de meest efficiënte frequentie lager.
- Het meest efficiënte gewicht van de last op de schop is bij een
frequentie van 18 tot 20 maal per minuut 5 tot 7 kg.
- Naar mate het materiaal grover is wordt er meer energie gebruikt. Het scheppen van grof grind kost 37% meer energie dan
het scheppen van zand bij gelijk gewicht.
In 1986 publiceerde dezelfde onderzoeker een studie betreffende
het scheppen waarin hij de volgende aanbevelingen deed:
- de hoek tussen blad en steel dient 32" te bedragen;
- een lange steel (ca. 120 cm) is het meest efficiënt;
- voor schepwerk een vierkant blad gebruiken;
- voor graafwerk een blad gebruiken dat aan de onderzijde rond is
en dat in het midden in een punt uitloopt;
- een zodanige bladvorm waarbij de achterzijde van de gleuf waarin de steel steekt niet gesloten is (gewichtsvermindering);
- een zo laag mogelijk gewicht bij behoud van sterkte van de
schop.
Drury (1984) publiceerde een onderzoek naar de beste vorm van een
handvat. Volgens hem dient een handvat een diameter van 25 tot 38
mm te hebben en een lengte van 115 mm.
Er blijkt veel variatie te bestaan in de lengte en kromming van
de steel van de bats. Met name indien de werknemers hun eigen
bats kopen. Dit hield overigens niet altijd verband met de
lichaamslengte van de betrokken werknemer. Bij spaden werd veel
minder variatie aangetroffen.
Een lange steel heeft het voordeel dat men bij het graven rechtop
kan werken. De hefboomwerking wordt echter ongunstiger, zodat het
graven meer inspanning kost. Bij het werken met een korte steel
geldt het omgekeerde. Conclusies uit het rapport Kabel- en Buizenlegger (BGBouw, 1986) wijzen uit dat het gewenst is om, afhankelijk van de werkzaamheden, verschillende soorten batsen te gebruiken.
Voor het graven wordt een bats met een half kromme steel gebruikt,
waarvan de dul een kleine hoek maakt met het blad. Voor het dichtdichtgooien van een sleuf gebruikt men een bats met een geheel
kromme steel, waarvan de dul een grote hoek maakt ten opzichte
van het blad.
- 39 De bats heeft een blad dat zodanig gevormd is dat'men bij het in
de grond trappen, de schoen niet goed op het blad kan plaatsen.
Om dit euvel te verhelpen werden verschillende oplossingen aangetroffen zoals het oplassen van een ijzeren staafje op de dul of
het lassen van een stuk ijzer op de bovenzijde van het blad.
Ook bij de kabelboor wordt soms een stukje opgelast omdat de
ruimte voor de schoen te weinig is.
Bij het toetsen van bovenstaande bevindingen aan de aanbevelingen
van Freivalds blijkt, dat de stelen over het algemeen te kort
zijn (90-100 cm). Het blad is weliswaar gebogen, maar onvoldoende
rond en loopt niet in een punt uit.
Ten aanzien van spaden is onvoldoende onderzoek gepleegd om aanbevelingen te kunnen doen.
lasers
Vooral indien men de laser in een inspectieput wil opstellen, is
het vaak moeilijk de juiste richting van de laserstraal in te
stellen. Dit gebeurt met behulp van een richtkompas en een baak.
Er bestaan weliswaar mechanische constructies die het mogelijk
maken de in de put geplaatste laser van buitenaf in te stellen,
doch deze blijken in de praktijk niet te voldoen. Het is gewenst
hiervoor een electronisch systeem te ontwikkelen.
Controle van de juiste diepte vindt meestal plaats door de laserstraal op een gemerkte stok of lat op te vangen. Het lijkt gewenst hiervoor een niet te smalle lat te gebruiken (ca. 5 cm
breed), die voorzien is van een schaalverdeling. Door de lat heen
en weer te bewegen kan de lichtbundel snel gelokaliseerd worden
en door de schaalverdeling weet men exact de afwijking van de
gewenste diepte.
3.8.2. Machines
De hydraulische graafmachine
In 1982 is in opdracht van de BGBouw door TNO onderzoek verricht
naar ergonomische criteria betreffende grondverzetmachines (Pasmooy en Van der Grinten, 1982). Een aantal aspekten zal hieronder
behandeld worden. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen
naar bovengenoemd onderzoek.
Een goede toegankelijkheid dient verzekerd te zijn om ongevallen
bij in- en uitstappen te voorkomem en om de machinist de gelegenheid te geven in geval van nood de machine snel te kunnen verlaten .
Het toegangstrajekt dient te bestaan uit een vertikale klimvoorziening met aan weerszijden grepen of stangen.
De toegang tot de cabine dient voldoende ruim te zijn en vrij van
obstakels. Er dient een noodluik aanwezig te zijn.
- 40 Ten aanzien van het uitzicht van de cabine kunnen drie gezichtsvelden worden onderscheiden:
- het gezichtsveld naar voren dat de machinist heeft in normale
zithouding;
- het gezichtsveld opzij en naar achter dat de machinist heeft in
normale zithouding bij gebruik van binnen- en buitenspiegels;
- het gezichtsveld dat de machinist heeft bij bewegen van hoofd,
ogen en romp binnen het normale bewegingsbereik.
Het uitzicht dient naar alle kanten zo optimaal mogelijk te zijn.
Vooral de tanden van de laadbak bij het graven, en de uiterste
punten van de hefarm of de giek dienen goed zichtbaar te zijn,
evenals de voorzijde van de rupsen.
De zitgelegenheid moet zo ontworpen zijn dat onnodige vermoeidheid wordt voorkomen en dat trillingen en schokken in vertikale
en zijwaartse richting zoveel mogelijk opgevangen worden. Het
kontakt met de bedieningshandels mag echter geen moment verloren
gaan. De cabine dient voldoende ruim te zijn en geen losliggende
voorwerpen te bevatten. De bedieningsorganen en instrumenten moeten overzichtelijk geplaatst zijn zonder het uitzicht te belemmeren of de bewegingsvrijheid te beperken.
Klimaatbeheersing in grondverzetmachines verdient de nodige aandacht. De grote raamoppervlakken moeten bij koude condensvrij
gehouden worden, terwijl veel warmte verloren gaat. 's Zomers kan
een grote warmtebelasting ontstaan die goede ventilatie noodzakelijk maakt. Vaak wordt met open ramen en deuren gewerkt.
stampers en trilplaten
Bij deze machines worden trillingen en schokken voor een deel
direkt op de bedieningshandels overgebracht. Hoe minder knijpkracht nodig is om de bedieningshandels te hanteren, hoe minder
effekt de trillingen op het lichaam zullen hebben. Het is dus
noodzakelijk dat deze machines zo geconstrueerd worden dat trillingen zo min mogelijk op de bedieningshandels overgebracht worden en deze met weinig handkracht te bedienen zijn.
De bedieningshandels dienen voorzien te zijn van goed gevormde,
trillingdempende handvatten en zodanig uitgevoerd te zijn dat de
machine eventueel met de gehandschoende hand bediend kan worden.
Er zijn overigens trilplaten met afstandbediening in de handel.
3.9. Hygiëne en EHBO
algemene hygiënische situatie
Een toilet op de werkplek is meestal niet aanwezig. Men is aangewezen op de groenvoorzieningen in de omgeving. Men heeft vaak wel
een eigen watervoorraad waar men de handen kan wassen.
Schaftgelegenheid is er in de vorm van een schaftkeet. Indien
deze ontbreekt wordt het autobusje of in de auto, waarmee men ook
naar het werk komt, gegeten.
- 41 EHBO
In de praktijk blijkt dat EHBO-voorzieningen niet altijd aanwezig
zijn, terwijl dit wel noodzakelijk is.
In de P-bladen l en 2 van de Arbeidsinspectie staat de inhoud van
de verbandtrommels type A en B beschreven. Een verbandtrommel
type A dient minimaal aanwezig te zijn op de werkplek, maar aan
een trommel type B wordt de voorkeur gegeven. De uitvoerder dient
hierover te beschikken. De cabine van de hydraulische graafmachine lijkt hiervoor de meest geschikte plaats. De inhoud dient regelmatig gecontroleerd en eventueel aangevuld te worden.
Op het werk dient een opgeleide EHBO-er aanwezig te zijn, maar in
ieder geval dient de uitvoerder vertrouwd te zijn met EHBO.
- 42 4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
4.1. Fysieke belasting
Conclusies
Ongunstige werkhoudingen komen regelmatig voor. Bij de grondwerkers is dit vooral het geval bij het graven, het egaliseren van
het zandbed en het richten van de buis. Deze werkzaamheden worden
echter niet langdurig achtereen uitgevoerd.
Vanuit inspanningsfysiologisch oogpunt wordt het werk van de
grondwerkers in de rioolploeg als matig zwaar beoordeeld.
De machinist van de hydraulische graafmachine moet langdurig met
sterk gebogen nek en rug werken.
Aanbevelingen
- Ligging van de kabels en leidingen dient zo exact mogelijk te
worden aangegeven teneinde de graafwerkzaamheden met de hand
tot een minimum te beperken.
- Er dient voor voldoende werkruimte in de sleuf gezorgd te worden.
- Het zicht vanuit de hydraulische graafmachine dient optimaal te
zijn. In verband met de sterk gebogen houding van de machinist
dient tevens aandacht te worden besteed aan de plaatsing van
ramen, bedieningshandels, zitgelegenheid en er dienen rustpauzes te worden ingelast.
4.2. Mentale belasting
Conclusies
Overwerk of werk onder grote tijdsdruk komt relatief weinig voor.
De psychische belasting wordt vooral veroorzaakt door onveiligheid van het wegverkeer, instortingsgevaar, onenigheid met omwonenden en risico's als gevolg van beschadigingen aan kabels en
leidingen.
Aanbevelingen
- Voor aanbevelingen ten aanzien van specifieke veiligheidsrisico's wordt verwezen naar punt 4.6.
- Om wrijvingen met omwonenden te beperken is het gewenst dat,
voor de aanvang van het werk, een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd wordt.
Op deze bijeenkomst kunnen zaken als werkwijze, tijdplanning,
veiligheidsrisico's (spelende kinderen, etc.) aan de orde worden gesteld. Aannemer, nutsbedrijven en opdrachtgever kunnen
elk een gedeelte verzorgen.
- 43 4.3 . Fysische faktoren
4.3.1. Lawaai
Conclusies
De machinist van de hydraulische graafmachine is gedurende + 5
uur per dag blootgesteld aan geluidsniveaus variërend van 70 tot
90 dB(A). De uitstraling naar de omgeving zal wat betreft de
werkplek voor de grondwerkers gemiddeld niet of nauwelijks boven
de 80 dB(A) uitkomen.
Bij het werken met trilplaat, trilstamper, etc. wordt men gedurende korte tijd blootgesteld aan hoge geluidsniveaus, hetgeen
tot gehoorbeschadiging kan leiden.
Aanbevelingen
- Ontwikkeling en aanschaf van geluidarme apparatuur en machines,
zoals graafmachines, dient bevorderd te worden.
- Bij het werken met trilplaat, etc. dient consequent gehoorbescherming te worden gedragen.
- De werknemers dienen voorgelicht te worden omtrent de schadelijke effekten van lawaai en de bescherming daartegen.
- Goed onderhoud en juiste afstelling van machines en apparatuur
is noodzakelijk.
4.3.2. Klimaat
Conclusies
Er wordt onder wisselende klimatologische omstandigheden gewerkt.
Het aanpassen van kleding aan deze omstandigheden, vooral bij
regen, vormt een groot probleem.
Aanbevelingen
- Ontwikkeling en aanschaf van goede veiligheidsvesten en regenkleding, die de bewegingen niet belemmeren, dient bevorderd te
worden.
- De aanschaf van goede doorwerk-kleding dient bevorderd te worden.
- Het werken met ontbloot bovenlijf dient vermeden te worden.
4.3.3. Trillingen
Conclusies
De machinist van de hydraulische graafmachine is langdurig blootgesteld aan lichaamstrillingen.
Bij het werken met trilstampers, etc., speelt vooral hand-armvibratie een rol. Hoewel deze apparatuur meestal kortdurend gebruikt wordt staat het niet vast dat gezondheidsschade uitgesloten is.
- 44 Aanbevelingen
- Ontwikkeling en aanschaf van trillinggedempte graafmachines
dient bevorderd te worden. Indien het niet mogelijk is de trillingen bij de bron te dempen is men aangewezen op demping van
de cabine en/of zitsysteem.
- Ontwikkeling en aanschaf van trillinggedempte en geluidarme
apparatuur dient bevorderd te worden.
- Bedrijfsgezondheidskundige begeleiding is aan te bevelen voor
werknemers die met deze machines en apparatuur werken.
- Meer kennis van gezondheidseffekten van trillingen en criteria
voor blootstelling is gewenst.
4.4 . Toxicologische faktoren
Conclusies
Gezondheidsschade als gevolg van kontakt met schadelijke stoffen
kan optreden bij:
- werken in verontreinigde grond
- kontakt met rioolwater
- verwijderen van een oud riool van asbestcementbuizen
- werken met bitumenkit en twee-componentenkit
- werken in inspectieputten
Aanbevelingen
- Voor aanbesteding van het werk dient duidelijk te zijn of zich
in het tracé verontreinigde grond bevindt. Maatregelen met betrekking tot verwijdering van deze grond dienen in het bestek
te zijn opgenomen.
- Kontakt met rioolwater (slib) dient vermeden te worden. Bij
renovatie kan het nuttig zijn bij de rioolbeheerder te informeren wat er zoal door de industrie op het betrokken riool geloosd wordt.
- Bij sloop of bewerking van asbestcementbuizen dient men zich te
houden aan bestaande richtlijnen zoals vermeld in het publicatieblad van de Arbeidsinspectie nr. 116-1.
- Bij het mengen en verwerken van twee-componentenkit en van
bitumenkit dienen handschoenen en een veiligheidsbril te worden
gedragen.
- Bij het werken in inspectieputten dienen continu metingen
verricht te worden naar het zuurstofgehalte en de H2S
concentratie. Zonodig dient beluchting en schoonzuigen van het
betreffende rioolgedeelte plaats te vinden en/of dient adembescherming gedragen te worden. Waar zuurstoftekort dreigt,
c.q. bestaat, dient persluchtmaskerapparatuur gebruikt te
worden.
- 45 4.5. Biologische faktoren
Conclusies
Rioolslib kan een scala van bacteriën bevatten (coli, salmonella,
leptospirosis, clostridium, tetani, etc.).
In grondmonsters werden in dit onderzoek uitsluitend coli-achtigen aangetoond.
Aanbevelingen
- Goede hygiëne is noodzakelijk. Tijdens de werkzaamheden dient
eten en roken te allen tijde vermeden te worden. De mogelijkheid tot het wassen van handen in schoon, stromend leidingwater
dient aanwezig te zijn.
4.6. Veiligheid
Conclusies
Het werken met een rioolbouwlaser brengt geen risico's met zich
mee indien men niet rechtstreeks in de straal kijkt.
Veiligheidsrisico treedt vooral op bij:
- Langsrijdend verkeer
- Beschadiging van kabels en leidingen
- Werken in de sleuf
- Werken in inspectieputten
- Het onjuist gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen
Aanbevelingen
- Zo mogelijk dient het wegvak waar gewerkt wordt voor alle verkeer te worden afgesloten. Maatregelen ten aanzien van bebakening en markering zijn aangegeven in Richtlijnen over de bebakening en markering van wegen (1981) en in het concept aanvulling richtlijnen en maatregelen bij werk in uitvoering op autosnelwegen (1984), die door de Rijkswaterstaat zijn aangegeven.
Regelmatig toezicht op de naleving van de genomen verkeersmaatregelen is noodzakelijk.
- Zonodig dient veiligheidskleding gedragen te worden. Bij de
keuze hiervan dient aandacht besteed te worden aan het draagcomfort.
- Aan het lokaliseren van leidingen dient alle mogelijke aandacht
besteed te worden. Goed overleg met nutsbedrijven in alle fasen
van het projekt is noodzakelijk. Het opzetten van een regionaal
informatiecentrum waar nutsbedrijven gezamenlijk informatie
verstrekken ten behoeve van aannemers verdient aanbeveling.
De machinist dient een kaart te hebben waarop de ligging van
leidingen, ook de oude, en dergelijke staat aangegeven.
- Ontwikkeling en aanschaf van leidings-opsporingsapparatuur
dient bevorderd te worden.
- 46 Bij het vermoeden van instortingsgevaar dient een grondkerende
constructie toegepast te worden zoals vermeld in het publikatieblad van de Arbeidsinspectie nr. 25, ook als dit niet in het
bestek voorgeschreven wordt.
Bij werkzaamheden in inspectieputten dient men explosievrije
apparatuur te gebruiken en open vuur te vermijden. De betrokken
werknemer dient aangelijnd te zijn indien de inspectieput in
open verbinding staat met een riool dat in gebruik is.
De concentratie van gassen/dampen dient lager te zijn dan 10%
van de onderste explosiegrens (L.E.L.).
De grondwerkers dienen veiligheidslaarzen, handschoenen en veiligheidshelmen te dragen. Bij de keuze dient rekening gehouden
te worden met het draagcomfort.
4.7. Ergonomie
Conclusies
Gereedschappen en hulpmiddelen
De steellengten van de batsen zijn in het algemeen te kort en de
vorm van de bovenzijde van de bats voldoet niet.
Ten aanzien van spades kunnen geen duidelijke conclusies getrokken worden.
Lasers
Bij plaatsing van een inspectieput is het moeilijk de juiste
richting van de laserstraal in te stellen.
Machines
Het uitzicht en de klimaatbeheersing blijken bij de hydraulische
graafmachine de grootste problemen te vormen. Daarnaast vereisen
de zitgelegenheid en trillingdemping extra aandacht.
Bij stampers en trilplaten worden de trillingen en schokken overgebracht op de bedieningsorganen. Vaak is veel kracht nodig om de
machines te bedienen. Dit veroorzaakt trillingen van het handarmsysteem hetgeen tot gezondheidsschade zou kunnen leiden.
Een complicerende faktor hierbij is het hoge geluidsniveau dat
door deze machines veroorzaakt wordt.
Aanbevelingen
Gereedschappen en hulpmiddelen
- De grondwerkers dienen de mogelijkheid te hebben om te kiezen
uit schoppen met verschillende steellengten en vorm.
- Onderzoek naar de ergonomische aspekten van schoppen, vooral
van spaden, dient bevorderd te worden. Dergelijk onderzoek zou
ertoe moeten leiden dat er richtlijnen komen op grond waarvan
werknemers zelf hun schop/spade kiezen.
- 47 Lasers
Ontwikkeling van een electronisch systeem waarmee het mogelijk is
de straalrichting van de in de put opgestelde laser van buiten de
put in te stellen, dient bevorderd te worden.
Machines
Ontwikkeling en aanschaf van ergonomisch verantwoorde machines
dient bevorderd te worden. Voor nadere aanbevelingen met betrekking tot de hydraulische graafmachine wordt verwezen naar de
brochure cabines van grondverzetmachines (Arbouw/TNO, 1988).
4.8. Hygiëne en EHBO
Conclusie
Toiletvoorzieningen ontbreken veelal. Ook is de EHBO voorziening
niet altijd voldoende.
Aanbevelingen
- Eén werknemer op het werk en de uitvoerder dienen vertrouwd te
zijn met EHBO.
- Op de werkplek dient een verbandtrommel type B aanwezig te zijn
(bijvoorbeeld in de cabine van de graafmachine).
De uitvoerder dient te beschikken over verbandtrommel type A.
- Bij iedere verwonding, ook de kleine, diepe en barstverwonding
dient een arts geraadpleegd te worden, gezien de kans op langdurige ernstige infectie.
- De ploeg (voorman) dient steeds per werkplek te beschikken over
de juiste informatie hoe te handelen bij ongevallen (bereikbare
communicatiemiddelen, alarmnummers, etc.).
- Het verdient aanbeveling in de opleidingen aandacht te besteden
aan EHBO.
Voor de inhoud van de verband trommels type A en B wordt verwezen
naar de publicatiebladen van de Arbeidsinspectie nr. l en 2 (zie
bijlagen 3 en 4).
- 48 5. AANDACHTSPUNTEN VOOR DE BEDRIJFSGEZONDHEIDSZORG VOOR DEZE
BEROEPSGROEP_______________________________________
Uit het voorgaande hoofdstuk blijkt dat een aantal faktoren vanuit bedrijfsgezondheidskundig oogpunt nadere aandacht verdienen.
Deze zijn:
- Het veelvuldig voorkomen van ongunstige werkhoudingen.
Het spierskeletstelsel moet goed ontwikkeld zijn; iemand met
een asthene lichaamsbouw of ernstige adipositas is voor het
grondwerk niet geschikt.
Klachten of afwijkingen van het bewegingsapparaat (zoals doorgemaakte HNP, gewrichtsafwijkingen aan armen of benen en ernstige torsiescoliose) vormen een contra-indicatie voor het
grondwerk en een relatieve contra-indicatie voor het werk van
de machinist van de hydraulische graafmachine.
- De arbeidsfysiologische belasting van de grondwerker.
Deze wordt als matig-zwaar beoordeeld. Hart-, vaat- en longziekten die de inspanningstolerantie negatief beïnvloeden,
vormen een relatieve contra-indicatie. De oudere werknemer
verdient in dit opzicht extra aandacht.
- Lawaai.
Vooral de machinist kan blootgesteld worden aan lawaainiveaus
boven 80 dB(A). De grondwerkers kunnen kortdurend blootgesteld
zijn aan hoge lawaainiveaus. Het ontwikkelen van een op dit
beroep afgestemd gehoorbeschermingsprogramma verdient aanbeveling.
- Trillingen.
Er is nog onvoldoende inzicht in de pathogenese van de veranderingen die op kunnen treden als gevolg van blootstelling aan
trillingen. De machinist van een hydraulische graafmachine is
vooral blootgesteld aan lichaamstrillingen. Door de verschillende auteurs worden hieraan diverse gezondheidseffekten toegeschreven zoals hoofdpijn, vermoeidheid, verminderd gezichtsvermogen, maag- en rugklachten.
Bij de bedrijfsgezondheidskundige begeleiding dient aandacht
besteed te worden aan het eventueel optreden van deze effekten,
ook om meer inzicht te krijgen in het voorkomen hiervan in relatie tot blootstelling aan lichaamstrillingen.
Bij de grondwerkers speelt blootstelling aan hand-arm trilling
een rol. Als gevolg hiervan kunnen vibration-white-fingerdisease (VWF), verminderde spierkracht, pijn en bewegingsbeperking van pols en elleboogsgewricht en botcysten en vacuolen in de distale uiteinden van radius en ulna, handwortelen middenhandsbeentjes optreden. Ook algemene stoornissen zoals
vermoeidheid, prikkelbaarheid en slaapstoornissen zijn beschreven.
- 49 Ten aanzien van spierafwijkingen en algemene stoornissen is nog
niet duidelijk in welke relatie deze staan tot expositie aan
hand-arm trillingen.
Vroegere stadia van VWF lijken reversibel. Bij voortgaande expositie dient men rekening te houden met een progressieve aandoening.
Behalve door trillingen zijn ook nog andere aandoeningen bekend
die perifere vaat- en zenuwafwijkingen tot gevolg kunnen hebben,
Het voorkomen hiervan kan een (relatieve) contra-indicatie vormen met het werken met trillend gereedschap. In bijlage 5 worden een aantal van deze aandoeningen genoemd.
- Biologische faktoren.
Bij werknemers die kontakt hadden met rioolslib zijn infectieziekten beschreven zoals tetanus, leptospirosis, ictero-haemorragia, brucellosis, poliomyelitis en hepatitis (Werven-van
Bruijne, 1984-1986).
Het voorkomen van deze infectieziekten bij grondwerkers is
slechts zeer beperkt systematisch onderzocht. Waarschijnlijk
komt een en ander weinig voor. Een specifiek immunisatiebeleid
wordt vooralsnog niet noodzakelijk geacht.
Dirker (1981) adviseert voor grondwerkers een her-immunisatie
tegen tetanus om de 5 jaar. Uit de literatuur (Werven, 1986)
blijkt dat herinentingen waarschijnlijk niet vaker nodig zijn
dan om de 5 a 15 jaar.
In de tussentijd blijkt ook bij verwonding geen booster noodzakelijk. Indien men toch besluit tot boostering moet men zich
realiseren dat het risico bestaat van hyperimmunisatie bij mensen die zich vaker verwonden. Juist hyperimmunisatie veroorzaakt de meeste bijwerkingen.
- Wat betreft het werken met lasers is geen bijzondere bedrijfsgezondheidskundige begeleiding noodzakelijk gezien het gering
uittredend vermogen van rioolbouw lasers.
Aanbevelingen
- Het intrede-onderzoek c.q. aanstellingsonderzoek dient vooral
gericht te zijn op:
a. de inspanningstolerantie (m.n. grondwerkers),
b. het houdings- en bewegingsapparaat
c. het gehoor
d. visus en dieptezin
Het ergogram zoals vermeld in bijlage 6 kan als uitgangspunt
dienen.
- 50 Het periodiek bedrijfsgezondheidskundig onderzoek zal zich moeten richten op hart- en vaatziekten, longziekten, aandoeningen
van gewrichten en het optreden van gehoorschade.
Tevens dient aktief gezocht te worden naar symptomen die mogelijkerwijs door blootstelling aan trillingen zouden kunnen worden veroorzaakt.
Het onderzoek dient vanaf indiensttreding plaats te vinden als
onderdeel van de bedrijfsgezondheidskundige begeleiding met een
periodiciteit van tenminste 5 jaar.
De frequentie van audiometrisch onderzoek is uiteraard afhankelijk van het lawaainiveau op de werkplek en kan in periodiciteit verschillen van het bovengenoemde onderzoek.
- 51 6. LITERATUURLIJST
Veiligheidsdocumentatie
De gevaren van industriële lasers
AIB, Brussel
Akoestisch Adviesbureau Peutz & Associes BV
Inventarisatie-onderzoek met betrekking tot de optredende
geluidniveaus op de arbeidsplaatsen bij machines en apparatuur
zoals toegepast bij grondverzet, wegenbouw en bouwaktiviteiten
en de mogelijkheden tot geluidbeheersing.
rapport nr. R 373, Voorburg, 1986.
Arbeidsinspectie
P-1 Verbandtrommel A
Arbeidsinspectie
P-2 Verbandtrommel B
Arbeidsinspectie
P-25, Putten en sleuven
Arbeidsinspectie
P-116-1, Asbest
Boer, F. de
De Kantonnier, Waker en Werker langs de weg
Zwolle, 1979
Burger, G.C.E.
Arbeids- en bedrijfsgeneeskunde
Stenfert Kroeze, Leiden, 1974
Dirker, H.A.F.
De bedrijfsgeneeskundige begeleiding van de grondwerkers bij de
gemeente Groningen.
Groningen, 1981, Skriptie 9de kursus arbeids- en
bedrijfsgeneeskunde te Nijmegen.
Freivalds, A.
The ergonomics of shovelling and shovel design
A review of the literature
Ergonomics, 29, 3-18, 1985
Freivalds, A.
The ergonomics of shovelling and shovel design
An experimental study
Ergonomics 29, 19-30, 1985
Hulshof C.T.J., Veldhuijzen van Zanten, O.B.A.
Gezondheidseffekten van langdurige blootstelling aan lichaamstrillingen tijdens arbeid.
LA-DR-10-02, Directoraat Generaal van de Arbeid, Voorburg, 1986
- 52 Joosting, P.E. en de Vries J.
Luchtveronrtreiniging door het verkeer bij de grenspost Berghautoweg
IMG-TNO. Rapport nr. G 516, 1973, Delft
Koemeester, A.P.
De invloed van hand-armtrillingen op de gezondheid
Literatuurrapport in het kader van het onderzoeksprojekt
"Gezondheidseffekten van langdurige blootstelling aan
trillingen in het werk".
Coronel Laboratorium, Amsterdam, rapport nr. 86-03, 1986
Kooy, F.J. van der
Een oriënterend onderzoek naar de zwaarte van de
arbeidsbelasting van een groep bij de aanleg van een
televisiekabelnet betrokken grondwerkers.
Skriptie 10de kursus arbeids- en bedrijfsgeneeskunde te
Nijmegen, 1982
Lafon, M., Signouret, M., Troullieur, J.C. et Jullien, G.
Les egoutiers du réseau d'assainissement Marseillais.
Etude générale de leurs conditions de travail. (The sewermen of
the sanitation system of Marseille. General study of their
working conditions).
Archives des maladies professionelles 39-7-8, p. 499-500, 1978
Lange, H.J.C. de.
Lawaai op de bouwplaats.
Literatuurstudie in het kader van de 14e kursus arbeids- en
bedrijfsgeneeskunde te Nijmegen, 1985
Lehman, G.
Praktische Arbeidsphysiologie
G. Thieme Verlag, Stuttgart, 1962, 2e druk
Oortman Gerlings, Ir. P., van Drimmelen ir. D. en Musson, drs. Y.
Trillingen en schokken op de arbeidsplaats
Inventarisatie van buitenlandse en andere normen.
LA-DR-10-01, Directoraat Generaal van de Arbeid, 1986
Pasmooij, C.K. en M.P. van der Grinten
Cabines van grondverzetmachines, een ergonomische veldstudie en
constructieve aanbevelingen.
In opdracht van de Stichting Bedrijfsgezondheidsdienst voor de
Bouwnijverheid.
Leiden, NIPG/TNO, 1982
Poll, K.J.
Fysieke belasting van de fitter
NIPG/TNO, Leiden, 1983 (intern rapport + artikel)
- 53 Poppy, W. und M. Diirre.
Möglichkeiten der Verhinderung von Unfallen bei arbeiten mit
Erdbaumaschinen unter Berücksichtigung der ergonomischen
Gestaltung.
Technische Universitat Berlin: Konstruktion von Baumaschinen
Forschungsbericht nr. 319, Dortmund, 1982.
Rijkswaterstaat
Richtlijnen voor de bebakening en markering van wegen.
Staatsuitgeverij, Den Haag, 1981
Rijkswaterstaat
Concept aanvulling richtlijnen en maatregelen bij werk in
uitvoering op autosnelwegen.
Den Haag, 1984
Serrée, D.B.F.A.
Kwaliteit Riool: Basis van kwaliteit oppervlaktewater
Zuiveringsschap Rivierenland
Gelderse Wegendag 1985
Stichting Bedrijfsgezondheidsdienst voor de Bouwnijverheid
Het betere werk: Cabines van grondverzetmachines
BGBouw, Amsterdam, 1982
Stichting Bedrijfsgezondheidsdienst voor de Bouwnijverheid
Gezondheidsaspecten van in de bouw gebruikte laser apparatuur,
BGBouw, Amsterdam, 1982
Stichting Bedrijfsgezondheidsdienst voor de Bouwnijverheid
Inventarisatie asbestmaterialen in de bouw.
BGBouw, Amsterdam, 1984
Stichting Beroepsopleidingen Weg- en Waterbouw
Lesstof: - Vakman Buisleidingen
- Vakman Kabelwerken
Werven-Bruijne, F.A. van
Tetanusprophylaxe
Literatuurrecherche opleiding sociale en bedrijfsgeneeskunde
NIPG/TNO Leiden, 1984-1986
Wyrobek, M.
Neue Generation von Aussteifungsmitteln für den
Leitungsgrabenbau.
Miltenberg, Tiefbau-BG 12/1981 blz. 888-903
- 54 Bijlage l
Samenstelling werkgroep De Rioolploeg in de Wegenbouw
H. van den Bergh
voorzitter
direkteur-bedrijfsarts
BGD Friesland
A. van Drooge
namens de Nederlandse Vereniging
van Wegenbouwers
E.A.P. Koningsveld
Stichting Arbouw
R.A. de Konink
bedrijfsverpleegkundige
BGD Friesland
J.H. Rinsma
namens de Bouw- en Houtbond FNV
H.A. Wessels
bedrijfsarts
BGD Friesland
G.M.J. Sportel-van Overbeeke
Stichting Arbouw
De werkgroep Rioolploeg in de wegenbouw is alle personen, bedrijven en organisaties die een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van dit rapport, zeer erkentelijk.
In het bijzonder de heer H. Stinis, die als veiligheidskundige
van de Stichting Arbouw de veiligheidsaspekten heeft belicht.
- 55 Bijlage 2
Overzicht verrichte geluidmetlngen
Werkplek
: leggen van nieuwe riolering ca. 2.30 m diep,
geen kabels en/of leidingen in geobserveerde
werkzaamheden.
Apparatuur
Meterinstelling
: Gen. Rad. 1988
: continuous slow en Leq. 60 sec.
metingen in de sleuf: oorhoogte
- bij het graven met de machine: 76-78 dB(A)
- bij draaien van de machine: 78-86 dB(A)
- achterkant machine naar sleuf toe.
metingen naast de sleuf (maaiveld) op oorhoogte.
- bij graven:
- bij draaien achterkant
naar sleuf toe:
80-82 dB(A)
90-94 dB(A)
metingen in cabine van de graafmachine (Liebherr)
- vrijwel bij alle handelingen, zowel
graven als draaien en rijden bij geopende voorruit gelijke lawaainiveaus:
79 dB(A) Leq. 60 sec. (deur dicht)
- vrijwel bij alle handelingen, zowel
graven en rijden bij gesloten voorruit
gelijke lawaainiveaus: 79 dB(A) Leq.
60 sec. (deur dicht)
- 58 Bijlage 5
Oorzaken van het fenomeen van Raynaud
(anders dan door expositie aan trillingen)
traumatisch
na ongeval, fractuur of operatie
na bevriezing
compressie
thoracic outlet syndroom
costoclaviculair compressie-syndroom
hyperabduktie syndroom
cervicale rib
m. scalenus anterior syndroom
bindweefselziekten
sclerodermie
gesystematiseerde lupus erythematosus
rheumatoide arthitis
dermatomyositis
polyarteriitis nodosa
andere vormen van bindweefsel ziekten
vaatziekten
tromboangiitis obliterans
arteriosclerose
embolie
trombose
autoimmuunziekten/immunologische afwijkingen
- koude hemagglutinatiesyndroom
- cryoglobulinemie
- macroglobulinemie
endocrinologische stoornissen
- hypothyreoïdie
ziekten van het centraal
zenuwstelsel
poliomyelitis
syringomyelie
hemiplegie
perifere neuritis
intoxicatie
ontstekingen
ergotamine
nicotine
lood
arseen
methysergide
propanol
blootstelling aan
toxische stoffen
vinylchloride
salpeterzure esters
Bron: A.P. Koemeester, 1986
- 59 -
Bijlage 6.1
Het ergogram
Om fysieke belasting en andere aspekten van de arbeid te kunnen
inschatten en normeren, wordt gebruik gemaakt van een ergogram.
Hierbij wordt de belasting geïnventariseerd volgens een lijst van
afzonderlijke werkelementen. In het ergogram wordt aangegeven in
welke mate het betreffende werkelement aanwezig is. De mate van
aanwezigheid wordt gescoord in een 4-tal niveaus. Deze niveaus
geven een zekere kwantificering van de belasting die dat werkelement in het betreffende werk met zich mee brengt.
Niveau 2 geeft een normale, geaccepteerde belasting aan voor een
gezond, volgroeid individu.
Niveau l geeft aan dat de grens van de acceptabele belasting is
overschreden. Dit houdt in dat het belastingsniveau teruggebracht
moet worden tot niveau 2 opdat het betreffende werkelement geëlimineerd moet worden.
Niveau 3 en 4 geven aan dat er ten aanzien van betreffende werkeleraenten een geringe, respectievelijk geen belasting aanwezig is
Het ergogram bevat dezelfde items als het validiteitsdiagram
zoals dat wordt gehanteerd op NVAB keuringsformulieren.
In onderstaand schema is de belasting voor de verschillende niveaus per werkelement globaal weergegeven.
1
1
2
3
4
5
staand
lopend
irap lopend
zittend
voetsch
R
ped
L
8
a<rn belast
fijn handenw
hch belast
9
gebog houd
6
7
10
tillen
n'
0
-• 30 mm
.• 10 keer/uur
• 30 mm •
normaal
• 10 keer/uur
• 1 uur
-
- 90%
• 10 keer/mm
• 10 keerfmin
- 1 uur
• 75 5/ n
specif !i|d. hulpmirid
zwaar/vaak zeei zwaar
• ' • ? mm
• 20'; o
• "ï uur
•
75%
•
1 uur
<
75"»
normale werktijd
vnj /waar/regelm zwaar
' '-i min
• '•; mm
•
20 °«-
• 6 keer/uur <. 10 kg
met de norm werkli|d
licht tot matig/mc'denteel
zwaarder
af en toe < I0 3 /n
schrijven, sorteren
met aanwezig
alleen licht
met aanwezig
zie 21
obiekt .-• 0,5 mm
objekl v> 2 mm
niet aanwezig
< 80 dB (A)
• . 6 keer/dag
niet aanwezig
met aanwezig
ladders, st
hoogsp oven
dr mach.
18
19
warmte
koude
L ^ 29. WBGT • 26
lemp '-' - 10" C
20
21
vocht, omg
fijn optisch
altijd
obiekten tussen 0.27 en
;90 dB (A)
- 90 dB (A|
> 6 keer/dag
'MAC
aanwezig/specifiek
< MAC
aanwezig
aanwezig
(veiligheidsvoorschrift')
aanwezig
f veiligheidsvoorschrift!)
0,3 mm
28
90 n n
-; 6 keer/uur 5 kg.
17
29
30
<-
•• 10 keerfmm
• 10 keer;mm
• - 6 keer/uur 10 kg;
waak 5 kg
<-- 6 keer/uur 8 kg.
vaak 5 kg.
16
26
27
4
< 3 mm. < '/i uuf/dag
•' 10 mm c l uur/dag
mei aanwe/ig
met aanwezig
met aanwezig
met aanwezig
' 6 keer/uur 25 kg,
vaak 18 kg.
- 6 keer/uur 15 kg.
vaak 10 kg
optisch
lawaai
lemp wissel
stof en damp
huidpr, stof
Kleur signalen
audil signalen
ploegen
piek belast
t uur
5 uur/dag
• 6 keer/uur 50 kg.
vaak 25 kg
•-" 6 keer/uur 20 kg.
vaak 15 kg
11
12
13
14
15
22
23
24
25
3
<" 10 mm
< 1 uur/dag
-•' 30 mm.
•: 3 uur
af en toe (ca. 1 keer/uur)
2
'.• 5 uur/dag
veel
veel
L < 29; WBGT < 26
temp. tussen + 3° en
- 10° C
veel
objekten tussen 0.3 en
0,4 mm
normaal
normaal
ploegendienslen
aanwezig
<- G keer/uur 5 kg
niet aanwezig
niet aanwezig
L <.' 23 en L <buiten)<18
temp > 3° C
incidenleel
obiekten tussen 0,4 mm en
0.5 mm
weinig
weinig
geen nachtdiensten
niet aanwezig
obiekten .» 0,5 mm
geen
geen
geen ploegendiensten
niet aanwezig
- 60 -
Bijlage 6.2
Ergogram
Afdeling
grondverzet- en wegenbouwbedrijf
Code nr. afdeling
riolering
Werk
grondwerker
Aantal werkplekken: X
Data:
1. zwaar
2. normaal
3. licht
4 qeen
Ergogram
Afdeling
: grondverzet- en wegenbouwbedrijf
Code nr. afdeling : riolering
Werk
: kraanmachinist
Aantal werkplekken: X
Data: