Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen College of Child Development and Education Graduate School of Child Development and Education Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam [email protected] Studiehandleiding Bachelorstage: 7012K470CY: 9 ECT 7012K470AY: 6 ECT Bachelorjaar: 2 of 3 Cursusjaar: 2013/2014 Semester: 1 en/of 2 coördinator/contactdocent: Samantha Limburg ([email protected]) Amsterdam, augustus 2013 1 1. Deelname aan het onderwijs en tentamen Deelname onderwijs/tentamen Om deel te kunnen nemen aan het onderwijs en/of eerste afsluitingsgelegenheid (tentamen) in deze module moet je je binnen de aanmeldingsperiode aanmelden via het Studenteninformatiesysteem (SIS). De aanmeldingsperiode van het eerste semester loopt van 17 juni t/m 01 juli 2013. De aanmeldingsperiode van het tweede semester loopt van 02 december t/m 16 december 2013. Mocht je problemen hebben bij het aanmelden voor de vakken via SIS neem dan tijdens de aanmeldingsperiode contact op met de onderwijsadministratie via [email protected]. De onderwijsadministratie zoekt dan samen met jou uit wat het probleem is en lost het samen met jou op. Zie voor meer informatie www.student.uva.nl/pow in de A-Z lijst Vak- en tentamenaanmelding en SIS. Let op na de aanmeldingsperiode kun je je niet meer zelf via SIS voor vakken aanmelden. De aanmelding is dan gesloten. Na de aanmeldingsperiode kun je uitsluitend via de onderwijsadministratie worden aangemeld voor vakken op een vaste na-aanmeldingsdag* onder de volgende voorwaarden: 1. uiterlijk tot en met de eerste week waarin het vak is gestart 2. uitsluitend dan wanneer er nog plaats beschikbaar is 3. én tegen betaling van 70 euro administratiekosten * datum van de na-aanmeldingsdag moet nog worden vastgelegd. Deze datum wordt t.z.t. doorgegeven door de onderwijsadministratie via een e-mailbericht aan alle studenten. Deelname herkansing Als je wilt deelnemen aan de herkansing dien je hier verdere afspraken met je stagedocent over te maken. Wanneer deze afspraken niet worden nagekomen kan deelname aan de herkansing op praktische gronden worden geweigerd, of kan het werk niet worden nagekeken en/of beoordeeld. 2. Inleiding Introductie module In deze module maak je kennis met een specifieke organisatie of instelling die zich bezighoudt met het welzijn en/of de ontwikkeling van kinderen. Het gaat er hierbij om deel te nemen aan de activiteiten die de instelling of organisatie ontplooit om haar doelstellingen te verwezenlijken. Deze activiteiten zijn zeer divers van aard en kunnen bijvoorbeeld bestaan uit het begeleiden van kampen voor jongeren, al dan niet met specifieke problemen, of het ondersteunen van ouders in het stimuleren van kinderlijke ontwikkeling middels het geven van spelbegeleiding aan kinderen en/of het geven van taalles aan hun ouders. Je maakt op die manier een start met het ontwikkelen van vaardigheden die in deze context relevant zijn en je leert te reflecteren op je houding tot deze kinderen en hun ouders. Daarnaast komt aan de orde hoe deze ervaring met deze kinderen, hun problematiek en eventueel hun ouders zich verhoudt tot theorievorming op dit specifieke gebied. Doel en plaats van de module in het studieprogramma De bachelorstage vindt plaats in het tweede of derde jaar van de bachelor en is zowel toegankelijk voor studenten van Pedagogische Wetenschappen als studenten van Onderwijskunde. De stage betreft een eerste oefening in vaardigheden die in de praktijk relevant zijn. Vooral voor studenten die de master Orthopedagogiek willen gaan doen (een klinische focus) is dit een relevant doel. De studenten die voor het volgen van de Bachelorstage de module Gespreksvaardigheden hebben gevolgd zullen een voordeel hebben wat betreft het aanleren van de eerder genoemde vaardigheden. Doelgroep De Bachelorstage is geschikt voor iedere tweedejaars- en derdejaarsbachelorstudent die graag een 2 oriëntatie wil op en een kennismaking wil met een pedagogisch en/of onderwijskundig onderzoeksveld. Kennismaken met en oriënteren op het onderzoeksveld van pedagogen en onderwijskundigen kan je breed opvatten, de activiteiten en werkzaamheden die je uitvoert hebben raakvlakken met de werkterreinen van pedagogen en onderwijskundigen. Relevantie van de module met betrekking tot de beroeps- en wetenschapsbeoefening. Je leert tijdens de bachelorstage ontdekken hoe je opgedane kennis die je binnen een academische opleiding hebt verworven toe zou kunnen passen binnen de praktijk en andersom. Je leert een koppeling te maken tussen de wetenschap en de praktijk. 3. Voorkennis en aansluiting met andere modulen Wanneer je deelneemt aan de Bachelorstage dien je kennis en inzicht te hebben in belangrijke theorieen en onderzoeksmethoden met betrekking tot pedagogiek en/of onderwijskunde. Belangrijk is tevens dat deze kennis toepasbaar is in een praktische situatie. Daarnaast dien je zowel zelfstandig als in groepsverband te kunnen samenwerken en verantwoordelijkheidsgevoel te hebben ten opzichte van collega’s/cliënten. De Bachelorstage sluit wat betreft inhoud bij alle voorgaande vakken aan, en ook werkgroepen als gespreksvaardigheden en diagnostische vaardigheden sluiten aan. 4. Leerdoelen Leerdoelen Kennis en inzicht 1. De student heeft inzicht in de stage-instelling en de plek daarvan in het werkveld. 2. De student heeft inzicht in de taken van de betreffende functie binnen de stage-instelling. 3. De student heeft kennis van de problematiek van de doelgroep in de stage-instelling en/of waar onderzoek naar wordt gedaan. Toepassen van kennis en inzicht 1. De student is in staat om opgedane kennis en inzichten in de propedeuse (en eventueel postpropedeuse) in te zetten in de praktijk. 2. De student is in staat kennis mondeling en schriftelijk over te dragen. Oordeelsvorming 1. De student heeft inzicht in de consequenties van eigen handelen voor anderen in de praktijk. 2. De student kan gemaakte keuzes onderbouwen en verantwoorden. 3. De student is zich bewust van eigen kennis en beperkingen hiervan, en vraagt hulp en advies waar nodig bij oordeelsvorming. Communicatie 1. De student is in staat tot helder presenteren van informatie aan medestudenten en/of collega’s. 2. De student is in staat in gesprekken aan te sluiten bij de voorkennis en het cognitief niveau van de gesprekspartner(s). Leervaardigheden 1. De student is in staat tot het aansturen van het eigen leerproces. 2. De student heeft inzicht in eigen krachten en valkuilen en is in staat (persoonlijke) leerdoelen te formuleren. Eindtermen Toepassen kennis en inzicht: Aan het einde van de Bachelorstage ben je in staat kennis en inzicht op een dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van de stageinstelling laat zien en beschikt verder over competenties voor het oplossen van problemen op de stage-instelling. (eindtermen OWK: 1,5,6; PW: 1,7) Communicatie: Aan het einde van de Bachelorstage ben je in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten, met name van de stage-instelling. (eindtermen OWK: 16,17; PW: 17,19,20). Tevens ben je in staat een professionele houding aan te nemen op de stageplek. (eindterm OWK: -; PW: 20) 3 5. Inhoud Bij de Bachelorstage krijg je een onderwijs- of begeleidingstaak die je in overleg met de stagebegeleider van de instelling uitvoert. Je wordt door de instelling voorbereid op en begeleid bij het uitvoeren van je werkzaamheden. Naast de directe werkzaamheden, maak je kennis met de bredere context waarbinnen je stage loopt. Zo maak je kennis met de doelstellingen en het beleid van de instelling, haar maatschappelijke inbedding en financiering. Ook krijg je zicht op de verhouding tussen overheidsbeleid en de uitvoering daarvan door de instelling waarbinnen je stage loopt. Daarnaast maakt persoonlijke reflectie op je werkzaamheden en de gehanteerde methodieken deel uit van je stage. Tot slot wordt er van je verwacht dat je een vraagstelling bedenkt met betrekking tot je stage die je vervolgens beantwoordt met behulp van een wetenschappelijk stageverslag. In dit stageverslag staat de relatie tussen theorie en praktijk centraal. 6. Literatuur Verplichte tentamenliteratuur: Geen Te raadplegen literatuur en/of literatuur ter verdere oriëntatie: Literatuur van eerdere modules. Daarnaast dient de student zelf literatuur te zoeken voor zijn/haar wetenschappelijk stageverslag. 7. Onderwijsvormen De stage heeft een omvang van 6 of 9 studiepunten, dit betekent ongeveer 168 of 252 uur. De stageuren omvatten niet alleen de tijd die je daadwerkelijk bezig bent met de werkzaamheden waarvoor je wordt ingezet, maar ook voorbereidende, oriënterende en evaluerende activiteiten daaromheen. Hiertoe behoren bijvoorbeeld ook het zoeken naar literatuur voor je wetenschappelijk stageverslag het lezen van relevante stukken, gesprekken met je begeleider, het evalueren van je stage, het voorbereiden van je werkzaamheden etc. Het aantal uren en de besteding ervan wordt in overleg met de instelling afgesproken en vastgelegd in het stagecontract. De punten voor de 6-puntsstage en 9-puntsstage zijn globaal als volgt verdeeld: • Stage van 6 ECT’s: o 4 ECT’s: stageactiviteiten binnen de stage-instelling (112 uur) o 2 ECT’s: reflectie/verslaglegging en wetenschappelijk paper(56 uur) • Stage van 9 ECT’s: o 7 ECT’s: stageactiviteiten binnen de stage-instelling (196 uur) o 2 ECT’s: reflectie/verslaglegging en wetenschappelijk paper (56 uur) 8. Begeleiding Praktijkbegeleiding vanuit de instelling Bij de uitvoering van de stage word je begeleid door de instelling waar de stage plaatsvindt. De praktijkbegeleiding vanuit de instelling is een absolute voorwaarde voor een stageplaats. De stagebegeleider geeft op grond van zijn plaats binnen de organisatie ondersteuning aan de stagiaire. Van hem/haar wordt ondersteuning verwacht bij het realiseren van de leerdoelen van de stagiaire en bij het functioneren binnen de instelling. In het stagecontract (zie bijlage 3) wordt vastgelegd dat praktijkbegeleiding tenminste eenmaal per maand gedurende één uur zal plaatsvinden. Stagebegeleiding vanuit de opleiding in werkgroepen 4 De stagebegeleiding vanuit de opleiding vindt gedurende de periode waarin je stage loopt plaats binnen vier werkgroepen. Het volgen van deze werkgroepen is verplicht. Bij het niet kunnen voldoen aan deze verplichting, dient een vervangende opdracht gemaakt te worden.. Het rooster van de werkgroepen vind je in bijlage 1. Gespreksvoering Tijdens de eerste maand van de stage neemt de stagedocent, telefonisch contact op met de stagebegeleider om kennis te maken en de taken af te stemmen. Halverwege de stage heeft de student een gesprek met beide begeleiders (de stagebegeleider en de stagedocent) over de voortgang van de stage. Dit gesprek vindt plaats op de stage-instelling. Ten behoeve van dit gesprek wordt voorafgaand door de student een tussentijds evaluatieverslag geschreven (zie hoofdstuk 9, Verslaglegging). Dit tussenevaluatieverslag dient ter voorbereiding op het gesprek door zowel de student, de stagedocent als de stagebegeleider vanuit de instelling gelezen te worden. Zorg er dus voor dat ook de stagebegeleider dit verslag op tijd ontvangt. Het uitgangspunt van dit tussentijds evaluatieverslag is het stageplan. In het tussentijds evaluatieverslag wordt door de student de vordering met betrekking tot de leerdoelen beschreven en eventueel welke leerdoelen in de resterende periode nog extra aandacht behoeven. Op grond van dit gesprek vinden bijstellingen plaats in de geplande activiteiten van de stagiaire. Na afloop van dit gesprek maakt de student een reflectieopdracht waarin deze nieuwe doelen zijn opgenomen en aandacht wordt besteed aan hoe deze te behalen. Aan het einde van de stage heeft de student weer een gesprek met beide stagebegeleiders, dat plaatsheeft op de instelling. De procedure van de eindevaluatie is hetzelfde als bij de tussenevaluatie, alleen ontbreekt hierbij de te maken reflectieopdracht. Hiervoor wordt van tevoren een reflectieverslag geschreven dat evenals de reflectieopdracht (die na de tussenevaluatie is geschreven) als leidraad voor het gesprek wordt gebruikt. Tijdens het eindevaluatiegesprek zal het praktijkgedeelte van de stage tevens beoordeeld worden door de stagedocent en stagebegeleider. 9. Verslaglegging Gedurende de stage periode worden er verschillende schriftelijke producten gemaakt. Het rooster met inlevermomenten vind je in bijlage 2. 10. Van de student verwachte activiteiten 11. Actieve en gemotiveerde deelname aan het praktische gedeelte van de stage (kortom, voldoen aan het stagecontract). Actieve participatie bij de werkgroepbijeenkomsten. Opdrachten: De schriftelijke producten dienen voor de vermelde tijd ingeleverd te zijn op blackboard, onder assignments (handleiding van het inleveren van de opdrachten is op blackboard te vinden). Schrijven van een wetenschappelijk stageverslag. Voor de werkgroepen geldt aanwezigheidsplicht, wanneer er een bijeenkomst met een geldige reden wordt gemist is een vervangende opdracht verplicht. Wanneer hier niet aan wordt voldaan is beoordeling van de Bachelorstage niet mogelijk. Beoordeling Het cijfer voor de stage wordt vastgesteld door de stagedocent, in samenspraak met de stagebegeleider en omvat de volgende elementen: Beoordeling van de stagewerkzaamheden door de stagedocent en stagebegeleider (60% van het eindcijfer). Beoordeling van het wetenschappelijk stageverslag door de stagedocent (40% van het eindcijfer). De stagewerkzaamheden zullen beoordeeld worden door de stagebegeleider, aan de hand van het 5 ‘Stage Beoordelingsformulier’ (bijlage 4) tijdens het eindevaluatiegesprek. Hierin komen de eerder genoemde leerdoelen in terug. Beoordeeld wordt op praktisch, persoonlijk en professioneel functioneren. Wanneer de stage met een onvoldoende wordt beoordeeld, worden er aanvullende eisen gesteld door de stagecoördinator of wordt er een nieuwe stage gepland. Het wetenschappelijk paper zal beoordeeld worden door de stagedocent aan de hand van de criteria die te vinden zijn in bijlage 7. De schriftelijke vaardigheden dienen voldoende te zijn. Wanneer het paper met een onvoldoende wordt beoordeeld is er een herkansingsmogelijkheid. Let op Beide onderdelen (zowel de stagewerkzaamheden als het wetenschappelijk stageverslag dienen met tenminste een voldoende (5.5) afgesloten te worden om de module te kunnen halen. Ook de schriftelijke opdrachten dienen op tijd ingeleverd te zijn (te laat inleveren betekent geen beoordeling), en voldoende te zijn gemaakt om de module te halen. Daarnaast dienen de werkgroepen bijgewoond te zijn. Criteria bij de evaluatieverslagen zijn steeds de doelstellingen/richtlijnen uit de opdrachtbeschrijvingen en de leerdoelen die door de student zijn geformuleerd. De beoordeling wordt uitgedrukt in cijfers met afronding op een decimaal (1-10). Geldigheidsduur van de deeluitslagen. Voor zowel het wetenschappelijk stageverslag als de stagewerkzaamheden heeft de student 2 kansen. Wanneer het stageverslag wel is gehaald en de stagewerkzaamheden niet zal dit resultaat blijven staan totdat de stagewerkzaamheden voor de tweede keer beoordeeld wordt, dit zal andersom ook het geval zijn. Na deze twee kansen zullen de cijfers voor beide onderdelen komen te vervalen en zal de student deze module opnieuw dienen te volgen (volgend academisch jaar) om te kunnen slagen voor deze module. 12. Feedback Stagewerkzaamheden Feedback op de stage werkzaamheden zal door de stagebegeleider minimaal 1 keer per maand worden gegeven (zie stagecontract, bijlage 3). Daarnaast zal er tweemaal een evaluatiegesprek plaatsvinden waarbij zowel de stagebegeleider als de stagedocent aanwezig is en waarbij mondelinge feedback gegeven zal worden, zowel op de stagewerkzaamheden zelf als op het tussen- en eindevaluatieverslag. Wetenschappelijk stageverslag Het eerste feedbackmoment zal plaatsvinden na het inleveren van de opzet van het stageverslag. Uiterlijk tijdens de tweede werkgroep zullen de studenten schriftelijke feedback op de opzet ontvangen. In de tweede werkgroep zal aandacht worden besteed aan een planning voor het stageverslag en ontvangen de studenten feedback op de ingeleverde conceptversie. Mondelinge presentaties Tijdens de laatste bijeenkomst van de werkgroepen zullen er individuele presentaties gegeven worden over het wetenschappelijk paper en de ervaringen. Hierbij zal de stagedocent mondeling feedback geven en zal er ook schriftelijk/mondeling peerfeedback gegeven worden (bijlage 6). 13. Belangrijk Evaluatie van het onderwijs Docenten en het onderwijsinstituut hebben behoefte aan feedback van de studenten op de kwaliteit van het gegeven onderwijs. Waar nodig kan een betreffende module verbeterd worden voor de volgende groep studenten. Maar evalueren kan ook een goed leermoment zijn voor jou als student, omdat je zo extra nadenkt over je eigen leerproces en nagaat hoe je achteraf kijkt naar de inhoud van een module. 6 Binnen de FMG wordt gewerkt met een vragenlijst die UvA-breed wordt toegepast. Bij het laatste college of na afloop van het tentamen zal je gevraagd worden deze vragenlijst in te vullen. Vul deze vragenlijst zo eerlijk mogelijk in, de resultaten ervan hebben geen consequenties voor de uitslag van het tentamen. Bovendien blijf je bij het invullen van de vragenlijst anoniem. Indien uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat toelichting nodig is op de evaluatie van de betreffende module, organiseert het Onderwijsinstituut een panelgesprek. Hiertoe worden een aantal studenten uitgenodigd en wordt samen met de docent en de onderwijsdirecteur of studieadviseur gesproken over het verloop en de inhoud van de betreffende module. Studenten kunnen indien gewenst ook zelf een panelgesprek aanvragen. Op Blackboard vind je onder Studenten POW de cursusevaluaties van afgelopen jaar. Je kunt hierin lezen welke cursusaanpassingen plaatsvinden naar aanleiding van de evaluaties door de studenten en de docent(en). Fraude Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van de student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel door de examinator omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de student geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Een voor iedereen duidelijk herkenbare vorm van fraude is bijv. het op enigerlei wijze ‘spieken’ tijdens het tentamen. Een helaas vaak voorkomende vorm van fraude, die in de wetenschappelijke wereld zeer zwaar wordt aangerekend, is het plegen van plagiaat. Plagiaat Een wetenschappelijke tekst moet controleerbaar zijn en daarom dien je gebruikte (internet)bronnen altijd vermelden in een zogenaamde bronvermelding. Als je een stuk tekst of tabel van iemand overneemt geef je precies aan wie de auteur is en waar je de tekst of tabel hebt gevonden. Doe je dat niet en wek je dus de indruk dat die tekst of die gegevens van jezelf zijn, dan wordt dat plagiaat genoemd. Het plegen van plagiaat in een paper of scriptie betekent altijd uitsluiting van de betreffende tentamen- of scriptiegelegenheid. Bovendien kan de examencommissie nog zwaardere straffen opleggen. Zorg dus dat je altijd goed je bronnen vermeldt en niet zomaar stukken tekst of gegevens van anderen overneemt. Zie ook de studentenwebsite www.student.uva.nl/pow, in de A-Z lijst onder Fraude, plagiaat en bronvermelding, , en OERen bachelor- en masteropleiding Pedagogische wetenschappen en Onderwijskunde, deel A, artikel 3.11. Beroepsmogelijkheden Als je het niet eens bent met een beslissing van een examinator, is het verstandig om je eerst te wenden tot de Examencommissie POW met het verzoek om een uitspraak te doen over je eventuele klacht. Na die uitspraak kun je besluiten om binnen 4 weken beroep aan te tekenen bij de COBEX. Raadpleeg de studieadviseurs voor advies en de procedure. Je kunt hen bereiken via een e-mailbericht aan [email protected]. Onderwijs- examenregeling (OER) Algemene en specifieke informatie die geldig is voor de bachelor- en mastervakken kan gevonden worden in de Onderwijs- en examenregeling (OER). De OER is gepubliceerd op de studentenwebsite in de A-Z lijst onder OER en in de UvA Studiegids 2013-2014. 7 Bijlage 1: Roostering werkgroepen (onderscheid in duur van stage) Rooster: stage loopt gehele studiejaar 1 Datum* Onderwerpen Week 39 Startbijeenkomst: Groep D; 23-09-13 1. Kennismaken Groep E; 24-09-13 2. Eerste ervaringen/ Verwachtingen van de stage 3. Uitleg opdracht(en) Opdracht voor werkgroep 2: Eerste opzet van het wetenschappelijk stageverslag inclusief powerpointpresentatie inleveren: Voor11 november, 12:00 uur (blackboard) 2 Week 47 1. Ervaringen Groep D; n.t.b. 2. Intervisieronde Groep E; n.t.b. 3. Presentaties opzet wetenschappelijk stageverslag 4. Opdracht opzet wetenschappelijk stageverslag 5. Planning maken wetenschappelijk stageverslag (data) Opdracht voor werkgroep 3: Inleveren conceptversie van het wetenschappelijk stageverslag: Voor 3 februari, 12:00 uur (blackboard) - Januari/februari 2014 Tussenevaluaties op de instelling 3 Week 7 1. Ervaringen Groep D; n.t.b. 2. Tussenevaluaties nabespreken Groep E; n.t.b. 3. Intervisieronde 4. Feedback conceptversie wetenschappelijk stageverslag - Mei/juni 2014 Eindevaluaties op de instelling 4 Week 25 Afsluitende bijeenkomst: Groep D; n.t.b. 1. Wetenschappelijk stageverslag en ervaringen presenteren Groep E; n.t.b. 2. Module evalueren Let op: Denk aan het uitnodigen van je stagebegeleider en het inleveren van je powerpointpresentatie (voor 16 juni, 12:00 uur) * Het bijwonen van de werkgroepen is voor iedere student verplicht. 8 Rooster: stage start eerste semester 1 Datum* Onderwerpen Week 39 Startbijeenkomst: Groep A; 23-09-12 1. Kennismaken 2. Eerste ervaringen/ Verwachtingen van de stage 3. Uitleg opdracht(en) Opdracht voor werkgroep 2: Eerste opzet van het wetenschappelijk stageverslag inclusief powerpointpresentatie inleveren: Voor 4 november, 12:00 uur (blackboard) 2 Week 46 1. Ervaringen Groep A; n.t.b. 2. Intervisieronde 3. Presentaties opzet wetenschappelijk stageverslag 4. Opdracht opzet wetenschappelijk stageverslag 5. Planning maken wetenschappelijk stageverslag (data) Opdracht voor werkgroep 3: Inleveren conceptversie van het wetenschappelijk stageverslag: Voor 2 december, 12:00 uur (blackboard) - Begin november 2013 Tussenevaluaties op de instelling 3 Week 50 1. Ervaringen Groep A; n.t.b. 2. Tussenevaluaties nabespreken 3. Interviesieronde 4. Feedback conceptversie wetenschappelijk stageverslag - Eind december 2013 Eindevaluaties op de instelling 4 Week 3 Afsluitende bijeenkomst: Groep A; n.t.b. 1. Wetenschappelijk stageverslag presenteren 2. Module evalueren Let op: Denk aan het uitnodigen van je stagebegeleider en het inleveren van je powerpointpresentatie (voor 13 januari, 12:00 uur) * Het bijwonen van de werkgroepen is voor iedere student verplicht. 9 Rooster: stage start tweede semester 1 Datum* Onderwerpen Week 7 Startbijeenkomst: Groep F; n.t.b. 1. Kennismaken 2. Eerste ervaringen/ Verwachtingen van de stage 3. Uitleg opdracht(en) Opdracht voor werkgroep 2: Eerste opzet van het wetenschappelijk stageverslag inclusief powerpointpresentatie inleveren: Voor7 april, 12:00 uur (blackboard) 2 Week 16 1. Ervaringen Groep F; n.t.b. 2. Intervisieronde 3. Presentaties opzet wetenschappelijk stageverslag 4. Opdracht opzet wetenschappelijk stageverslag 5. Planning maken wetenschappelijk stageverslag (data) Opdracht voor werkgroep 3: Inleveren conceptversie van het wetenschappelijk stageverslag: Voor 5 mei, 12:00 uur (blackboard) - Begin april 2014 Tussenevaluaties op de instelling 3 Week 20 1. Ervaringen Groep F; n.t.b. 2. Tussenevaluaties nabespreken 3. Interviesieronde 4. Feedback conceptversie wetenschappelijk stageverslag - Juni 2014 Eindevaluaties op de instelling 4 Week 25 Afsluitende bijeenkomst: Groep F; n.t.b. 1. Wetenschappelijk stageverslag presenteren 2. Module evalueren Let op: Denk aan het uitnodigen van je stagebegeleider en het inleveren van je powerpointpresentatie (voor 16 juni, 12:00 uur) * Het bijwonen van de werkgroepen is voor iedere student verplicht. 10 Bijlage 2: Roostering inlevermomenten (onderscheid in duur van stage) Inlevermomenten: stage loopt gehele studiejaar Gedurende de stage periode worden de volgende schriftelijke producten gemaakt: o Sollicitatiebrief Inleveren sollicitatiebrief op blackboard: voor 2 september 2013, 12:00 uur. o Stageleerplan Inleveren stageleerplan op blackboard: voor 14 oktober 2013, 12:00 uur. o Opzet wetenschappelijk stageverslag Inleveren opzet op blackboard: voor 11 november 2013, 12:00 uur. o Tussenevaluatieverslag Inleveren tussenverslag op blackboard (evenals per mail versturen naar de stagebegeleider van de instelling): voor 6 januari 2014, 12:00 uur. o Reflectieopdracht Inleveren opdracht op blackboard: binnen één week na het voeren van het tussenevaluatiegesprek o Conceptversie wetenschappelijk stageverslag Inleveren opzet op blackboard: voor 3 februari 2014, 12:00 uur. o Refelectieverslag Inleveren eindverslag op blackboard (evenals per mail versturen naar de stagebegeleider van de instelling): voor 5 mei 2014, 12:00 uur. o Eindversie wetenschappelijk stageverslag Inleveren op blackboard (evenals per mail versturen naar de stagebegeleider van de instelling): voor 12 mei 2014, 12:00 uur. o Powerpoint presentatie Inleveren op blackboard: voor 16 juni 2014, 12:00 uur. o Herkansing wetenschappelijk stageverslag Inleveren op blackboard (evenals per mail versturen naar de stagebegeleider van de instelling): voor 23 juni 2014, 12:00 uur. De opdrachtomschrijvingen zullen beschikbaar worden gemaakt op blackboard. ALLE OPDRACHTEN INLEVEREN VIA ASSIGNMENTS OP BLACKBOARD Maak ter bewijslast van het inleveren van je stukken een printscreen van de opdrachtbevestiging. 11 Inlevermomenten: stage loopt eerste semester Gedurende de stage periode worden de volgende schriftelijke producten gemaakt: o Sollicitatiebrief Inleveren sollicitatiebrief op blackboard: voor 2 september 2013, 12:00 uur. o Stageleerplan Inleveren stageleerplan op blackboard: voor 30 september 2013, 12:00 uur. o Tussenevaluatieverslag Inleveren tussenverslag op blackboard (evenals per mail versturen naar de stagebegeleider van de instelling): voor 21 oktober 2013, 12:00 uur. o Opzet wetenschappelijk stageverslag Inleveren opzet op blackboard: voor 4 november 2013, 12:00 uur. o Reflectieopdracht Inleveren opdracht op blackboard: binnen één week na het voeren van het tussenevaluatiegesprek o Conceptversie wetenschappelijk stageverslag Inleveren opzet op blackboard: voor 2 december 2013, 12:00 uur. o Refelectieverslag Inleveren eindverslag op blackboard (evenals per mail versturen naar de stagebegeleider van de instelling): voor 9 december 2013, 12:00 uur. o Eindversie wetenschappelijk stageverslag Inleveren op blackboard (evenals per mail versturen naar de stagebegeleider van de instelling): voor 16 december 2013, 12:00 uur. o Powerpoint presentatie Inleveren op blackboard: voor 13 januari 2014, 12:00 uur. o Herkansing wetenschappelijk stageverslag Inleveren op blackboard (evenals per mail versturen naar de stagebegeleider van de instelling): voor 27 januari 2014, 12:00 uur. De opdrachtomschrijvingen zullen beschikbaar worden gemaakt op blackboard. ALLE OPDRACHTEN INLEVEREN VIA ASSIGNMENTS OP BLACKBOARD Maak ter bewijslast van het inleveren van je stukken een printscreen van de opdrachtbevestiging. 12 Inlevermomenten: stage loopt tweede semester Gedurende de stage periode worden de volgende schriftelijke producten gemaakt: o Sollicitatiebrief Inleveren sollicitatiebrief op blackboard: voor 2 september 2013 of 3 februari 2014, 12:00 uur. o Stageleerplan Inleveren stageleerplan op blackboard: voor 24 februari 2014, 12:00 uur. o Tussenevaluatieverslag Inleveren tussenverslag op blackboard (evenals per mail versturen naar de stagebegeleider van de instelling): voor 25 maart 2013, 12:00 uur. o Reflectieopdracht Inleveren opdracht op blackboard: binnen één week na het voeren van het tussenevaluatiegesprek o Opzet wetenschappelijk stageverslag Inleveren opzet op blackboard: voor 7 april 2014, 12:00 uur. o Conceptversie wetenschappelijk stageverslag Inleveren opzet op blackboard: voor 5 mei 2014, 12:00 uur. o Refelectieverslag Inleveren eindverslag op blackboard (evenals per mail versturen naar de stagebegeleider van de instelling): voor 20 mei 2014, 12:00 uur. o Eindversie wetenschappelijk stageverslag Inleveren op blackboard (evenals per mail versturen naar de stagebegeleider van de instelling): voor 12 mei 2014, 12:00 uur. o Powerpoint presentatie Inleveren op blackboard: voor 16 juni 2014, 12:00 uur. o Herkansing wetenschappelijk stageverslag Inleveren op blackboard (evenals per mail versturen naar de stagebegeleider van de instelling): voor 23 juni 2014, 12:00 uur. De opdrachtomschrijvingen zullen beschikbaar worden gemaakt op blackboard. ALLE OPDRACHTEN INLEVEREN VIA ASSIGNMENTS OP BLACKBOARD Maak ter bewijslast van het inleveren van je stukken een printscreen van de opdrachtbevestiging. 13 Bijlage 3; Stagecontract FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN College of Child Development and education Nieuwe Prinsengracht 130, 1018 VZ Amsterdam STAGECONTRACT VOOR EXTERN GEBRUIK 1. Naam stagiar(e): Postcode en woonplaats: Telefoon 06: Handtekening voor akkoord 2. Stagebiedende instelling: Adres: Postcode en plaats: Telefoon en mailadres: Stagebegeleider op de instelling: (naam + functie) Handtekening voor akkoord 3. Namens de opleiding Pedagogische Wetenschappen Naam + functie Handtekening voor akkoord Datum: Bovengenoemde personen verklaren met inachtneming van deze overeenkomst te gaan samenwerken opdat de student de stage-eindtermen, zoals vermeld in de Studiehandleiding Bachelorstage van de opleiding Pedagogische Wetenschappen, kan realiseren. Deze overeenkomst omvat de volgende bepalingen (11): 14 Artikel 1 De stage omvat totaal .……. ..uren, dat is ……… studiepunten. De stage vindt plaats in de periode van………………….…..……....tot…....………………………… Hierbij is de stagiaire voor ..........…………….uur per week werkzaam bij de stage-instelling. De werktijd wordt als volgt over de week verdeeld: Maandag ................................... uur Dinsdag .................................... uur Woensdag ................................. uur Donderdag ................................ uur Vrijdag ..................................... uur Artikel 2 (indien van toepassing) De stagiaire is op de hoogte gesteld van eventuele overschrijding van de stage-uren. Door de instelling zal er alles aan gedaan worden om deze overschrijding zo minimaal te laten zijn. Artikel 3 Tijdens deze periode worden de eindtermen van de stage gerealiseerd volgens het als bijlage toe te voegen stageleerplan. Artikel 4 De stagebiedende instelling wijst als verantwoordelijke voor de praktische werkzaamheden en als begeleider van de stagiaire binnen de instelling aan: Naam..……………………………………………………………………………………………………. Functie……………………………………………………………………………………………………. Bereikbaar op.…………………………………………………………………………………………….. De begeleidingsgesprekken vinden bij voorkeur wekelijks plaats, maar tenminste gedurende een uur per maand en wel op……………..dag, gedurende……………uur. Naast de onder verantwoordelijkheid en begeleiding van bovengenoemde persoon uit te voeren reguliere werkzaamheden, kan de stagiaire deelnemen aan bijzondere, meer incidentele activiteiten. Voor zover al bekend, dienen deze hieronder te worden aangegeven. De stagiaire neemt deel aan de volgende bijzondere activiteiten: …………………………………………………………………………..……………………………….. 15 ………….………………………………………………………………………………….…… Hij/zij zal daarbij worden begeleid door ……………….……………………………………………….. Artikel 5 De Opleiding Pedagogische Wetenschappen wijst als docentenbegeleider van de stage aan: .................................................................................................................................................… Deze is belast met de begeleiding van de stagiaire bij de integratie van theorie en praktijk en ziet er op toe dat de stagiaire gericht is/blijft op de eindtermen van de stage. Deze begeleiding vindt viermaal per stageperiode plaats op..........................…………………………………………………………………… Artikel 6 De stagiaire dient zich met vragen en problemen bij de invulling van de stage in eerste instantie tot de praktijkbegeleider te wenden. Als in dit contact geen oplossing gevonden kan worden, wordt de docentenbegeleider ingeschakeld, waarna zo nodig een driegesprek plaatsvindt. Artikel 7 (indien van toepassing) De stagebiedende instelling biedt een financiële vergoeding van € .…………… per …………… De stagiaire heeft recht op een reiskostenvergoeding ter hoogte van € .……...........per..........…… Vrije dagen in verband met feestdagen zijn overeenkomstig de geldende CAO voor de stage-instelling. Artikel 8 De stageverlenende instelling vrijwaart de stagiaire van het risico van aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad en wanprestatie. Artikel 9 Ingeval van verzuim ten gevolge van ziekte moet voor 9.30 uur een ziekmelding worden gedaan bij ...……………………………………..van de stagebiedende instelling. Bij een verzuim van langer dan één week, dient bovendien de docentenbegeleider te worden geïnformeerd. Artikel 10 De stagiaire dient zich strikt te houden aan de binnen de stage-instelling geldende voorschriften omtrent geheimhouding en de voor de beroepsgroep geldende regels voor de beroepsethiek. Ter meerdere verzekering hiervan heeft de stagebiedende instelling recht op inzage van alle schriftelijke stukken en andere soorten informatie die door de stagiaire worden opgesteld of verzameld en die niet uitsluitend het eigen gebruik dienen. Artikel 11 Tijdens de stageperiode wordt het leerproces van de stagiaire geëvalueerd in gesprekken tussen de stagiaire en de praktijkbegeleider, en tussen de stagiaire en de docentenbegeleider. De evaluatiegesprekken vinden halverwege en aan het eind van de stage plaats, aan de hand van schriftelijke evaluatieverslagen opgesteld door de stagiaire. De opleider bepaalt de uiteindelijke beoordeling. Als naar het oordeel van de student, de praktijkbegeleider of de docentenbegeleider de stage niet naar wens verloopt, kan elk van hen een tussentijdse evaluatie inlassen. Begeleiders kunnen tussentijds onderling contact houden. 16 Bijlage 4; Bachelorstage Beoordelingsformulier Stagebeoordeling door stagebegeleider en stagedocent Datum:……………. Student (en studentnummer): Stagebegeleider en stagedocent: ++ + +/- - -- 1. Praktisch functioneren Heeft de student zich op een goede manier ingewerkt? Heeft de student voldoende kennis? Wordt eventueel ontbrekende kennis snel aangeleerd? Kan de student de wetenschappelijke kennis toepassen in de praktijk? Wordt door de student initiatief getoond? Denkt de student kritisch na? Worden problemen door de student herkend? Wordt door de student naar oplossingen gezocht? Stelt de student zich flexibel op? Kan de student zich goed schriftelijk uitdrukken? Kan de student zich goed mondeling uitdrukken? Hoe functioneert de student in contact met derden (cliënten etc.)? Kan de student op een goede manier participeren tijdens besprekingen/vergaderingen? Heeft de student voldoende inzicht in de structuur en werkwijze van de organisatie? 2. Persoonlijk en professioneel functioneren Laat de student inzet/motivatie zien? Kan de student goed samenwerken? Kan de student goed zelfstandig werken? Werkt de student zorgvuldig? Heeft de student aandacht voor formele zaken (afspraken nakomen, er op tijd zijn ed.)? Reflecteert de student kritisch t.a.v. van eigen werkzaamheden? Staat de student open voor feedback? Heeft de student een probleemoplossend vermogen? Is de student stressbestendig? Rapportcijfer (1-10) per onderdeel gebaseerd op het functioneren binnen de stage-instelling: 1. Praktisch functioneren ………. 2. Persoonlijk en professioneel functioneren ………. Naast het functioneren binnen de stage-instelling wegen mee in de beoordeling: - Het persoonlijk functioneren binnen de verplichte werkgroepen - Kwaliteit van de schriftelijke deelproducten (evaluatieverslagen, reflectieverslagen ed.) Het eindcijfer (1-10) wordt bepaald in overleg met de stagedocent van de UvA, hierbij doet de stagebegeleider een voorstel en bepaald de stagedocent het eindcijfer. 17 Bijlage 5; Toelichting voor de stagebegeleider bij het stage beoordelingsformulier Beoordeling Het is de bedoeling dat de stagebegeleider en stagedocent na het voeren van het eindevaluatiegesprek overgaan tot het invullen van het stagebeoordelingsformulier (dit kunt u ook al voor het gesprek doen; tijdens het eindevaluatiegesprek kan dan het ingevulde formulier toegelicht worden door de stagebegeleider en stagedocent). Dit formulier is opgedeeld in punten die alle betrekking hebben op de stage die de student heeft gelopen. Doormiddel van het plus/minnetjessysteem kunt u elk punt beoordelen. Onder aan het formulier is ruimte om conclusies te noteren over het totaal functioneren van de student. Vervolgens is het de bedoeling dat er een cijfer wordt gegeven voor de gehele stage (exclusief het wetenschappelijk paper en de waarde hiervan voor de stageinstelling), dit zal voor 75% meetellen voor het eindcijfer van de stage en dit dient minimaal een 5.5 te zijn om de stage succesvol te kunnen afronden. Kwalificaties voor becijfering Kwalificatie onvoldoende: In principe wordt de stage begeleid tot deze met een voldoende kan worden afgerond (doormiddel van de tussenevaluatie en de interne evaluaties). Indien echter gedurende aanzienlijke tijd het resultaat onvoldoende is en er geen duidelijke vooruitgang waarneembaar is die de verwachting rechtvaardigt dat een 6 haalbaar is, wordt er een onvoldoende voor de stage gegeven. Cijfer 6: De stage voldoet aan de minimumstandaarden van de instelling. De stagiaire getuigt van weinig eigen inbreng en heeft een minimale motivatie. Daarnaast is de werkmethode van de student matig. De student heeft niet overtuigend blijk gegeven van een grote mate van zelfstandigheid. Cijfer 7: De stage voldoet aan de minimumstandaarden van de instelling. Daarenboven is sprake geweest van een eigen inbreng van de student. De werkmethode is goed te noemen en de student laat motivatie zien. Cijfer 8: De stage voldoet aan de minimumstandaarden van de instelling. Daarenboven is sprake geweest van een duidelijke eigen inbreng, een grote mate van zelfstandigheid en initiatief. De student functioneert goed binnen de organisatie en heeft een goed contact met derden. Belangrijk is dat de student kritisch kan nadenken en problemen herkent. Cijfer 9: De stage voldoet aan de minimumstandaarden van de instelling. Daarenboven is sprake geweest een inbreng zoals beschreven in de situatie bij een beoordeling met een 8. De student heeft daarnaast inzicht in eigen kunnen en verwerkt feedback van de stagebegeleider op een professionele manier. Cijfer 10: De stage voldoet aan de minimumstandaarden van de instelling. Daarenboven is sprake geweest een inbreng zoals beschreven in de situatie bij een beoordeling met een 9. De stage kan als uitmuntend worden betiteld en er was aan het einde van de stage geen verbetering meer mogelijk. 18 Bijlage 6; Feedbackformulier Presentatie Stageverslag, Bachelorstage Presentatie van: Evaluatie door: Opening Omcirkel: De student geeft blijk van een goede voorbereiding. De presentatie kent een opening, inleiding, kern, conclusie en slot. De presentatie heeft een pakkende opening. Specificeert de opbouw van de presentatie. Eens / neutraal / oneens Eens / neutraal / oneens Presentatie Omcirkel: Hij/zij maakt goed gebruik van zijn/haar stem, bijv. door intonatie, tempo, spreekt luid, duidelijk en rustig. Correcte woordkeuze en zinsbouw (geen stopwoorden). Er is sprake van (oog)contact met het publiek. De gekozen houding is juist (staan en niet verschuilen) en er wordt gebruik gemaakt van lichaamstaal (geen storende bewegingen). Hij/zij gebruikt hulpmiddelen adequaat. De sheets zijn kernachtig, ze bevatten niet teveel woorden. Eens / neutraal / oneens Wetenschappelijk paper Het onderwerp wordt niet te breed of te smal ingeleid. De relatie van het paper met de stage-instelling is duidelijk. Het belang van het paper(maatschappelijk/wetenschappelijk) is duidelijk. Er wordt voorgaand onderzoek besproken op een heldere manier. Er is een duidelijke vraagstelling opgenomen. Er worden juiste conclusies weergegeven. De bevindingen worden in een breder kader geplaatst. De presentatie wordt passend afgesloten met een laatste conclusie. Eens / neutraal / oneens Eens / neutraal / oneens Eens / neutraal / oneens Eens / neutraal / oneens Eens / neutraal / oneens Eens / neutraal / oneens Eens / neutraal / oneens Omcirkel: Eens / neutraal / oneens Eens / neutraal / oneens Eens / neutraal / oneens Eens / neutraal / oneens Eens Eens Eens Eens / / / / neutraal neutraal neutraal neutraal / / / / oneens oneens oneens oneens Conclusie: Verbetersuggesties: 19 Bijlage 7; Beoordelingformulier wetenschappelijk stageverslag Student Stagedocent Studentnummer Datum Cijfer Basisvoorwaarden voor nakijken Voldaan aan eisen gesteld aan: □ vermelding cursus-/studentgegevens □ omvang (minimaal 3000 – maximaal 3500 woorden) □ aantal gebruikte bronnen (minimaal 4) Informatie (35%) □ □ □ □ □ □ APA (referenties, opmaak, werkwoordstijden) (max. 3 fouten) □ tekstonderdelen: de tekst bevat alle onderdelen vereist bij dit type tekst □ inleverdatum 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Het gebruik van theorieën en concepten is adequaat. De informatie is helder/eenduidig. Het belang van de tekst(onderdelen) is duidelijk. Het onderwerp is duidelijk afgebakend. De omvang/uitwerking van tekstonderdelen is in overeenstemming met hun belang (voldoende afbakening en diepgang). □ Het brongebruik is adequaat (relevant, betrouwbaar, actueel). Argumentatie (35%) □ □ □ □ □ Er is sprake van een duidelijke, doorlopende redenering. De argumentatiestructuur wordt ondersteund door signaalwoorden. Er is sprake van een deugdelijke argumentatie. De argumentatie heeft overtuigingskracht. De conclusies volgen logisch uit de argumenten. 20 Structuur (20%) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 □ Titel en koppen zijn adequaat (dekkend, informatief, passend qua lengte en aantal). □ De tekst heeft een herkenbare structuur. □ De informatie staat in een logische volgorde (ook binnen paragrafen en alinea’s). □ Er worden overgangen en verbindingen gemaakt. □ Onderdelen (paragrafen, alinea’s) sluiten op elkaar aan. Taal (10%) □ □ □ □ □ Formuleringen zijn precies (helder, eenduidig). Zinnen zijn grammaticaal correct. De interpunctie is correct. Spelling is correct. Verwijswoorden worden juist gebruikt. Overig 21
© Copyright 2024 ExpyDoc