deSingel do 13 feb 2014 Blauwe Zaal Grote podia Akademie für Alte Musik Berlin olv. René Jacobs © Kristof Fischer inleiding Stephan Weytjens | 19.15 uur | Muziekstudio begin 2 0 uur| pauze omstreeks 21 uur| einde omstreeks 21.50 uur mozart con brio 2013-2014 Polish Chamber Orchestra olv. Maxim Vengerov za 16 nov 2013 Akademie für Alte Musik Berlin do 5 dec 2013 kademie für Alte Musik Berlin olv. René Jacobs A do 13 feb 2014 teksten programmaboekje Stephan Weytjens coördinatie programmaboekje deSingel, Eveline Heylen Akademie für Alte Musik Berlin René Jacobs muzikale leiding Patricia Kopatsjinskaja viool Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) Symfonie nr 36 in C, KV425, 'Linzer' Adagio - Allegro spiritoso Andante Menuetto & Trio Presto Concerto voor viool en orkest nr 4 in D, KV218 Allegro Andante cantabile Rondeau. Andante grazioso 31' 24' PAUZE Gelieve uw GSM uit te schakelen. De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling | concert | tentoonstelling van uw keuze. REAGEER & WIN Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling | concert | tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets te winnen. Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6 | Schilde | +32 (0)3 384 29 70 | www.tklavervier.be Grand café deSingel open alle dagen 9 > 24 uur informatie en reserveren: +32 (0)3 237 71 00 | www.grandcafedesingel.be drankjes | hapjes | snacks | uitgebreid tafelen Joseph Haydn (1732-1809) Symfonie nr 91 in Es, HobI:91 Largo - Allegro Andante Menuetto & Trio Finale. Vivace 27' Muziek van evenwicht .A. Mozart, Symfonie nr 36 in C KV425 'Linzer Sinfonie' W Eind oktober 1783 was Wolfgang Amadeus Mozart samen met zijn echtgenote Constanze vanuit Salzburg onderweg naar Wenen. In Salzburg waren zij op bezoek geweest bij Mozarts vader Leopold en zijn zus Nannerl. Mozart had er zijn kersverse echtgenote aan hen voorgesteld, zij het met matig succes. Op de terugweg naar Wenen maakten zij een tussenstop in de stad Linz waar zij drie weken lang logeerden bij graaf Johann Joseph von Thun-Hohenstein, een gepassioneerd muziekliefhebber en sinds jaar en dag een trouwe vriend van de familie Mozart. In een brief aan zijn vader bracht Mozart verslag uit van zijn verblijf in Linz. Na een uitweiding over de hartelijke ontvangst die hem bij de graaf te wachten stond, maakt hij onder meer melding van een op stapel staande uitvoering van een nieuwe symfonie van zijn eigen hand. Het nieuwe werk zou worden uitgevoerd tijdens een “musikalische Akademie” die door de graaf in het plaatselijke theater werd georganiseerd: “Op dinsdag 4 november ga ik hier in een theater een concert geven”, schreef Mozart, “en omdat ik geen enkele symfonie bij me heb, zal ik maar hals over kop een nieuwe schrijven die tegen dan klaar moet zijn.” Mozarts brief is gedateerd op 31 oktober 1783. Dat betekent dat er nog welgeteld vier dagen overbleven om de hele vierdelige symfonie te componeren, vervolgens de afzonderlijke partijen uit te schrijven (of te laten uitschrijven) en nadien het hele werk in te studeren. Zelfs naar Mozarts normen lijkt deze symfonie razendsnel tot stand gekomen te zijn – nog sneller wellicht, dan een kopiist het werk ooit had kunnen kopiëren. Aan de kwaliteit van het werk is dit echter geenszins af te lezen. De zogeheten 'Linzer Symfonie' bevat geen enkele maat die blijk zou geven van haast, vluchtigheid of routine. Integendeel, zij vormt tot in de kleinste details een grandioos en origineel werk. In de Mozart-literatuur wordt de symfonie zelfs algemeen geprezen als een ware mijlpaal binnen het oeuvre van de componist. Vergeleken met de vorige symfonieën van Mozart krijgt het genre hier een heel nieuwe status aangemeten. Nieuw zijn onder meer de omvangrijker dimensies van de symfonie en het proportionele evenwicht tussen de eerste beweging en de finale. De finale is hier geen luchtig naspel meer, maar krijgt qua omvang en ernst eenzelfde gewicht als de openingsbeweging. Verder is de 'Linzer Symfonie' de eerste symfonie van Mozart die met een trage inleiding begint. De toevoeging van een langzame inleiding is een kenmerk dat wij vandaag Mozart in Verona. Schilderij van Saverio dalla Rosa, 1770. vooral met de symfonieën van Joseph Haydn associëren, en wellicht waren ook Haydns werken die Mozart hierbij tot voorbeeld strekten. Ook in zijn eerstvolgende symfonieën zal Mozart trouwens de eerste Allegro-beweging door een trage introductie laten voorafgaan. Andere kenmerken die 'Linzer Symfonie' typeren, zijn de stralende toonaard C-groot en de relatief uitgebreide orkestbezetting. Door de strijkersgroep aan te vullen met twee hobo’s, fagotten, hoorns, trompetten en pauken, wordt het grootste karakter van de symfonie nog versterkt. Een typisch kenmerk van Mozarts rijpe stijl is daarbij de prominente rol die wordt ingenomen door de blazers. In alle vier de bewegingen reden die in wisselwerking met de strijkerspartijen. De symfonie begint op een heroïsche manier, met een plechtstatig ritme dat wordt afgewisseld met delicate chromatische lijnen. In de eigenlijke openingsbeweging 'Allegro spiritoso' die daarop volgt worden twee contrasterende thema’s tegen elkaar uitgespeeld, volgens het klassieke schema van de sonatevorm (expositie – doorwerking – reëxpositie). De tweede beweging, 'Andante', is een zogenaamde siciliano. Deze rustige dansvorm in de maat 6/8, met zijn typische wiegende ritmiek, was tot dan toe slechts zelden terug te vinden in Mozarts symfonieën. In zijn volgende werken zal hij er herhaaldelijk opnieuw gebruik van maken. Opvallend is dat de trompetten en pauken nadrukkelijk aanwezig zijn in deze beweging, met name in de middensectie. In die tijd deden deze instrumenten er gewoonlijk het zwijgen toe, in een trage beweging van een symfonie. Hier dringen ze de pastorale sfeer enigszins naar de achtergrond, die traditioneel met de siciliano werd geassocieerd. In de derde beweging, een feestelijke menuet, vervullen de trompetten en pauken weer hun karakteristieke ceremoniële rol. Het zachte trio-middendeel van het menuet, een Ländler, roept tijdelijk een meer idyllische sfeer op door middel van verfijnde dialogen tussen de eerste hobo en de eerste fagot. De opgewekte 'Presto'-finale ten slotte, is veel meer dan een lichtvoetige uitsmijter. De aanwezigheid van een uitgebreide sonatevorm als vormschema plaatst deze slotbeweging op hetzelfde niveau als de eerste beweging. Zo’n evenwicht tussen de eerste en laatste beweging was tot dan toe in geen enkele Mozartsymfonie te herkennen geweest, althans niet in die mate. In zekere zin gaat Mozart in de finale zelfs nog een stap verder dan in de eerste beweging. Terwijl geleerde technieken als contrapunt en motivisch-thematische arbeid in het 'Allegro spiritoso' grotendeels achterwege bleven – zelfs, verrassend genoeg, in de centrale doorwerkingspassage – komen deze technieken in de finale wel ruimschoots aan bod. .A. Mozart, Vioolconcerto nr 4 in D, KV218 W “Je had ze moeten zien staren! Ik speelde alsof ik de grootste violist van Europa was!”, schreef Mozart na afloop van een concert in oktober 1777 met enige ironie aan zijn vader Leopold. “Je hebt er geen idee van hoe goed je viool speelt”, luidde diens antwoord. “Als je jezelf maar eens eer zou bewijzen, en zou spelen met energie en met je hele hart en ziel, ja, alsof je inderdaad de eerste violist van gans Europa was. Veel mensen weten niet eens dat je viool speelt, omdat je van kindsbeen aan als pianist bekend bent.” Vandaag stellen wij ons Mozart nog steeds in de eerste plaats voor aan de piano en niet meteen als violist. Vanaf zijn verhuis naar Wenen in 1781 concentreerde Mozarts zich inderdaad vooral op de piano. Maar voordien, tijdens zijn Salzburgse jaren, was hij ook als violist actief. Dat Mozart al op heel jeugdige leeftijd de viool ter hand nam, kan moeilijk verrassend genoemd worden. Zijn vader Leopold was een vermaard violist en een uitmuntend vioolpedagoog. Zijn leerboek getiteld “Versuch einer gründlichen Violinschule”, dat uitgerekend in Wolfgangs geboortejaar verscheen geldt vandaag als een van de belangrijkste bronnen over het 18de-eeuwse vioolspel. Wolfgang kreeg op jonge leeftijd vioollessen van zijn vader en speelde geregeld viool met diens vrienden en collega’s. Ook wanneer Mozart door zijn vader als wonderkind ten tonele gevoerd werd, trad hij niet enkel op aan het klavier maar bespeelde hij ook de viool. Toen Mozart in 1769 op dertienjarige leeftijd te werk gesteld werd aan het aartsbisschoppelijke hof van Salzburg, behoorde het vioolspel tot zijn belangrijkste taken. Als tweede concertmeester kreeg hij er geregeld de leiding over het orkest en trad hij vaak op als solist. Drie Italië-reizen die Mozart tussen 1769 en 1773 samen met zijn vader ondernam stimuleerden zijn interesse voor de viool nog meer. Contacten met plaatselijke vioolvirtuozen zetten hem ertoe aan zijn eigen vioolspel te perfectioneren en inspireerden hem tot een aantal nieuwe werken voor strijkers, waaronder een aantal divertimenti, serenades en strijkkwartetten, maar ook enkele werken waarin de viool een solistische rol vervult, zoals het 'Concertone voor twee violen en orkest KV190' en niet in de laatste plaats de vijf 'Vioolconcerti KV207, 211, 216, 218 en 219'. Met uitzondering van het eerste Vioolconcerto dat vermoedelijk in 1773 tot stand kwam, dateren deze concerti allemaal uit het jaar 1775. Mozart was intussen negentien jaar oud en een vijftal jaar in dienst van de aartsbisschop van Salzburg. Voor welke gelegenheid Mozart de vioolconcerti componeerde, is niet met zekerheid bekend. Mozart heeft de werken aan niemand opgedragen. Vandaag wordt meestal aangenomen dat Mozart ze componeerde om ze zelf uit te voeren aan het hof, al zou de vioolvirtuoos Antonio Brunetti, Mozarts collega en latere opvolger aan het hof, de concerti een paar jaar later eveneens uitvoeren. Ondanks de beperkte tijdspanne waarbinnen de vijf vioolconcerti ontstonden, vertonen ze een opmerkelijke stilistische evolutie. Zo leunen de eerste twee concerti nog sterk aan bij de modieuze galante stijl van Mozarts collega’s. Ze volgen getrouw het overgeleverde schema en de vioolpartij bevat nogal wat virtuoos passagewerk. De laatste drie concerti daarentegen, waaronder ook het concerto dat vanavond op het programma staat, getuigen van een grotere stilistische rijpheid. Zowel qua vorm als qua muzikale expressie geven ze blijk van een streven naar een nieuw klassiek evenwicht. De eerste beweging 'Allegro' van het 'Vioolconcerto nr. 4 in D-groot KV218' zet in met een dubbele expositie waarin twee thema’s worden voorgesteld. Beide thema’s, een heroïsch, fanfare-achtig thema gevolgd door een gracieus tweede thema, worden eerst door het orkest voorgesteld en verschijnen vervolgens in de vioolsolopartij. De centrale doorwerking, waarin vooral de solist het woord neemt, gaat vrijwel ongemerkt over in de reëxpositie, waarin de thema’s uit de expositie hernomen worden, zij het dit keer beginnend met het tweede thema. Naar het einde toe krijgt de solist ruimte voor een virtuoze cadenza. Als lyrisch middendeel van het concerto componeerde Mozart een 'Andante cantabile': een rustige, eenvoudige beweging die de Mozart-biograaf Alfred Einstein ooit vergeleek met een uitgebreide liefdesbetuiging. Opnieuw bepalen twee thema’s hier het muzikale verloop: een zangerige aria-achtige melodie en een thema met een wat speelser karakter. Fragmenten van de beide thema’s worden door het orkest opgepikt en uitgewisseld tussen de verschillende instrumentengroepen. De finale is getiteld 'Andante grazioso' en heeft de vorm van een rondo: een afwisseling van een refrein met een aantal strofes. Het refrein is verrassend samengesteld uit twee thema’s die met elkaar contrasteren op het vlak van tempo en ritme. Een lichtvoetige, gracieuze hofdans in de maat 2/4 met als tempoaanduiding Andante wordt gevolgd door een levendige, energieke gigue in 6/8 in een Allegro-tempo. De finale lijkt daardoor niet te kunnen kiezen tussen de elegante 2/4-maatsoort en de humoristische 6/8. De episodes waarmee het refrein wordt afgewisseld zijn gekruid met flarden Franse en Italiaanse volksmuziek – een typisch kenmerk overigens van de finales uit Mozarts vioolconcerti. De meest verrassende episode is ongetwijfeld de contrasterende middensectie van de finale. Hier introduceert Mozart een pastorale passage waarin de solist een statige gavotte-melodie ten gehore brengt met behulp van dubbelgrepen. Doordat de laagste snaar van de viool daarbij als open snaar wordt aangestreken - onder de vorm van een bourdontoon – ontstaat een effect, vergelijkbaar met typisch pastorale instrumenten zoals de draailier of de doedelzak. Het slot van het concerto is even eenvoudig als origineel: een aanzwellend crescendo wordt in laatste instantie omgebogen in een decrescendo, waarna de allerlaatste noten van het concerto als het ware zachtjes lijken te verdampen in een fluisterend pianissimo. J oseph Haydn, Symfonie nr 91 in Es, HOBI:91 Gedurende drie decennia, van 1761 tot 1790, was Joseph Haydn als kapelmeester verbonden aan het hof van de prinsen Esterházy. Aanvankelijk bevond zijn werkplek zich in hun residentie te Eisenstadt, maar nadien werkte hij vooral in hun zomerpaleis Esterháza aan de Neusiedlersee. Geografisch gezien bevond Haydn zich ver weg van de bruisende metropool Wenen. Hij stelde echter alles in het werk om niet geïsoleerd te geraken van de muzikale en culturele ontwikkelingen in de grootstad. Vanuit zijn “wildernis”, zoals hij Esterháza ooit omschreef, ondernam Haydn dan ook geregeld reizen naar Wenen. Via deze uitstapjes slaagde hij er niet enkel in op de hoogte te blijven van de actuele muzikale ontwikkelingen, maar vooral ook om contacten te leggen met binnen- en buitenlandse uitgevers en opdrachtgevers. Publicaties door buitenlandse uitgevers en uitvoeringen door buitenlandse orkesten bezorgden de muziek van Haydn een grote internationale faam. Over gans Europa werden Haydns symfonieën verspreid en uitgegeven. Vooral vanaf de jaren 1780 stroomden de opdrachten binnen, van particulieren, van uitgeverijen en ook van andere instellingen. Met name in Parijs werden Haynds symfonieën graag gespeeld. Nadat er reeds in de jaren 1760 eerste Haydnsymfonieën in druk waren verschenen, stonden Haydns werken er vooral vanaf de jaren 1770 geregeld op het programma. De Parijzenaars waren dan ook goed vertrouwd met zijn stijl toen Haydn in 1785 de opdracht kreeg om een reeks symfonieën te componeren voor een toonaangevende Parijse concertorganisatie Le Concert de la Loge Olympique. In opdracht van de jonge aristocraat Claude-François-Marie Rigolet, Comte d'Ogny, een van de begunstigers en oprichters van de concertorganisatie, componeerde Haydn zes symfonieën die vandaag bekend staan als de zogeheten 'Parijse Symfonieën nr. 82-87'. De grote waardering die Haydn in Parijs genoot, wordt duidelijk weerspiegeld in de hoge prijs die men bereid was voor deze werken te betalen: 25 “louis d'or” per symfonie (plus 5 “louis” voor de publicatierechten), zowat het vijfvoudige van het bedrag dat men een paar jaar voordien (1778) had neergeteld voor Mozarts 'Parijse Symfonie KV297'. Haydns Parijse symfonieën werden zo enthousiast onthaald, dat Haydn nadien besloot om nog een paar symfonieën (nr. 88 en 89) te componeren om ze in Parijs te koop aan te (laten) bieden. Bovendien kwam er een nieuwe vraag van de Comte d’Ogny om nog drie extra symfonieën te leveren voor Le Concert de la Loge Olympique. Van deze drie symfonieën, de nummers 90, 91 en 92, staat vanavond de 'Symfonie in Es-groot nr. 91' op het programma. Qua orkestbezetting is de 'Symfonie nr. 91' vergelijkbaar met die van Mozarts bovengenoemde 'Linzer Symfonie'. Bij Haydn wordt er echter een fluit toegevoegd aan de houtblazers en blijven de trompetten en pauken afwezig. De 'Symfonie nr. 91' staat trouwens bekend als Haydns laatste symfonie zonder trompetten en pauken. Zoals Mozarts symfonie, die zoals gezegd invloeden van Haydns oeuvre verraadt, begint ook Haydns werk met een langzame inleiding. Die gaat naadloos over in de eigenlijke openingsbeweging, 'Allegro assai'. Dit levendige openingsdeel staat in de klassieke sonatevorm, maar typisch voor Haydn – en anders dan bij Mozart - is er hier geen sprake van een duidelijk contrast tussen twee muzikale thema’s. Integendeel, het tweede thema is in feite grotendeels als een variant van het eerste thema op te vatten, zodat men spreekt over van een monothematische vorm. Haydns belangstelling voor geleerde technieken is herkenbaar in het gebruik van omkeerbaar contrapunt in de beginmaten: de stijgende melodie en de dalende baslijn wisselen na acht maten van plaats. Opmerkelijk zijn ook de soms verrassende modulaties: zo begint het tweede thema verrassend in Des alvorens te moduleren naar de verwachte toonaard Bes. Naarmate de beweging vordert, verschijnen er in de strijkers en de blazers steeds nieuwe contrapuntische tegenstemmen, die uiteindelijk samenkomen in een grootse polyfone culminatie. De tweede beweging van de symfonie, 'Andante', bestaat uit een opeenvolging van variaties op een dans-achtig thema in het ritme van de gavotte. Tijdens deze variaties, waaronder één in de kleine tertstoonaard, blijven de contouren van het thema steeds herkenbaar. Wisselingen in de orkestratie, waarbij de solistische rol van de fagot opvalt, helpen de vormstructuur te verduidelijken. Een vleugje Haydnhumor wordt opgespaard voor de coda: kort voor het einde verschijnt er een aaneenschakeling van trillermotiefjes in het hele orkest, die de indruk scheppen dat de muziek begint te haperen. Ook in de volgende beweging, een gracieus menuet, 'Un poco Allegretto', vervult de fagot een solistische rol, met name in het triomiddendeel. Zoals bij Mozart is ook dit trio een “Ländler”. Behalve de fagot spelen ook de andere houtblazers een prominente rol in dit middendeel, waardoor het herinnert aan een blazers-serenade. Zoals de eerste beweging staat ook de opgewekte finale, 'Vivace alla breve”' in de sonatevorm. Zoals in Mozarts 'Linzer Symfonie' is ook in dit werk een duidelijk streven herkenbaar naar een evenwicht tussen de eerste en de laatste beweging. Volgens het principe van de monothematische sonatevorm groeit nagenoeg de hele slotbeweging vanuit de ontwikkeling van één enkele muzikale idee, die in de beginmaten door de strijkers wordt voorgesteld. Ook zonder de steun van pauken en trompetten slaagt Haydn erin deze finale uit te bouwen tot een wervelende apotheose. © Kristof Fischer Akadiemie für Alte Musik Berlin De geschiedenis van de Akademie für Alte Musik Berlin gaat terug tot het jaar 1982, toen jonge leden van verschillende Berlijnse orkesten besloten een zelfstandig ensemble met historisch instrumentarium op te richten. Daarmee wilden ze de tot dan toe aarzelende pogingen in de voormalige DDR tot authentieke uitvoeringen van oude muziek een belangrijke impuls geven. Sinds 1984 heeft het ensemble zijn eigen concertserie in het Konzerthaus van Berlijn aan de Gendarmenmarkt. Ook internationaal groeide de reputatie snel. Sedert 1986 gasteert het ensemble bij de door de West-Duitse omroep opgerichte Tage für Alte Musik in Herne. Sinds de val van de Muur in 1989 nam het aantal concerten in het buitenland spectaculair toe. De Akademie is regelmatig te gast in de grote muzikale centra van Europa zoals Wenen, Parijs, Amsterdam, Zürich, Londen en Brussel. Het orkest tourneerde reeds in het Nabije Oosten, Japan, Zuidoost-Azië, Zuid-Amerika en de Verenigde Staten. De afgelopen jaar maakte het orkest haar debuut in China. In 2012 vierde het kamerorkest, dat ondertussen tot de wereldtop behoort, haar 30-jarig bestaan. Onder leiding van René Jacobs geeft de Akademie regelmatig concerten in de Berlijnse Staatsoper Unter den Linden en tijdens de Innsbrucker Festwochen. René Jacobs is al 25 jaar een vaste partner, wat leidde tot talrijke geprezen opera -en oratoriaproducties. Daarnaast heeft het orkest ook een vaste band met dirigenten Marcus Creed, Peter Dijkstra, Hans-Christoph Rademann en Daniel Reuss. Andere partners waarmee het orkest veelvuldig samenwerkt, zijn Philippe Herreweghe, Ton Koopman, Reinhard Goebel, Monica Huggett, Cecilia Bartoli, Adreas Staier, RIAS Kammerchor, Andreas Scholl, Sandrine Piau en Bejun Mehta. Ook werkte het orkest reeds meermaals samen met het dansgezelschap Sasha Waltz & Guests wat telkens resulteerde in succesvolle producties zoals 'Dido & Aeneas' (Henry Purcell) en 'Medea' (Pascal Dusapin). Sinds 1994 maakt de Akademie exclusief cd-opnamen voor het label Harmonia Mundi France. Een groot aantal opnamen werd bekroond met prijzen als de Diapason d'or, Cannes Classical Award, Gramophone Award, Deutsche Schallplattenpreis en Edison Award. De opname van Mozarts 'Zauberflöte' olv. René Jacobs bijvoorbeeld werd bekroond met de Preis der Deutschen Schallplattenkritik. De cd van Händels 'Agrippina' olv. René Jacobs werd voor een Grammy Award genomineerd als beste opera-opname van 2013. Eveneens verschenen de cd-première van Pergolesi's oratorium 'Septem Verba a Christo' en de gloednieuwe opname van Bachs 'Matthäus-Passion', beide olv. René Jacobs. Sinds het seizoen 2012/13 heeft Akamus een eigen concertreeks in het Prinzregententheater in München. www.akamus.de muzikale leiding René Jacobs viool Bernhard Forck Gudrun Engelhardt Kerstin Erben Barbara Halfter Santiago Medina Dörte Wetzel Erik Dorset Thomas Graewe Uta Peters Gabriele Steinfeld altviool Sabine Fehlandt Anja-Regine Graewel Clemens-Maria Nuszbaumer Stephan Sieben cello Piroska Baranyay Barbara Kernig Kathrin Sutor fluit Christoph Huntgeburth hobo Xenia Löffler Michael Bosch hoorn Erwin Wieringa Stefan Blonk fagot Christian Beuse Katrin Lazar trompet Martin Patscheider Sebastian Kuhn pauken Heiner Herzog contrabas Walter Rumer Harald Winkler deSingel tijdlijn do 13 feb 2014 Akademie für Alte Musik Berlin olv. René Jacobs Mozart, Haydn do 5 dec 2013 Akademie für Alte Musik Berlin Mozart wo 17 okt 2012 Akademie für Alte Musik Berlin & Arsys Bourgogne olv. Pierre Cao Bach […] ma 5 nov 2001 Akademie für Alte Musik, Collegium Vocale & Hans-Christoph Rademann Zelenka, Händel wo 10 jan 2001 Akademie für Alte Musik Bach, Müthel wo 3 nov 1999 Akademie für Alte Musik & Andreas Scholl Bach René Jacobs René Jacobs (1946) is een veelzijdige Vlaamse muziekpersoonlijkheid met internationale bekendheid. Hij werd bekend als contratenor, maar verwierf voornamelijk wereldfaam als dirigent van barok- en classicistische opera's. Na zijn studies Klassieke Talen aan de Universiteit van Gent en aan het conservatorium van deze stad, gaf hij een tijd Latijn in het middelbaar onderwijs. Hij volgde tevens lessen bij Louis Devos en Alfred Deller die hem toelieten zijn bijzondere altusstem te ontwikkelen. In 1977 werd hij voltijds musicus. Hij stichtte zijn eigen ensemble – het Concerto Vocale – en trad ook internationaal als solozanger op. Hij werd docent aan de Schola Cantorum Basiliensis waar hij een reeds lange band mee onderhoudt en vanaf 1988 was hij eveneens verbonden aan het Centre de Musique baroque de Versailles. In 1991 werd hij artistiek directeur van het Festival van Innsbruck. Dit was het begin van zijn succesvolle operacarrière, eerst als zanger met rollen zoals Orfeus in de gelijknamige opera van Gluck of Admeto in de opera van Händel. Vervolgens werd hij dirigent en bracht vernieuwende interpretaties van enkele grote opera's uit de 18de eeuw. Hij voerde onder meer een aanzienlijk werk uit door het herschrijven van manuscripten met daarbij een specifieke focus op instrumentatie en de ornamentatie van gezongen partijen. Als gastdirigent trad hij in de belangrijkste opera- en concerthuizen van Europa op. In 2001 verstrekte de Académie Charles Cros Jacobs haar hoogste onderscheiding, de Prix in honorem, aan René Jacobs voor zijn opnamen van 'Keisers Croesus' en zijn totale carrière. In 2004 volgde een hele reeks triomfen in de internationale muziekpers waarna Jacobs in 2005 ondermeer uitgekozen werd als Artiest van het jaar (MIDEM). Zijn opname van 'Le nozze di Figaro' won in Los Angeles de prijs van 'Best Opera'. In 2008 kreeg René Jacobs de prestigieuze Telemann-Prijs van de stad Magdeburg. Daarna dirigeerde hij twee nieuwe producties in Wenen en Brussel en vonden we hem terug in de Staatsoper van Berlijn en het Aix-en-Provence Festival. Hij ontving de Klara Carrièreprijs en heel wat van zijn opnames werden bekroond. René Jacobs © Molina Visuals deSingel tijdlijn do 13 feb 2014 Akademie für Alte Musik Berlin olv. René Jacobs Mozart do 26 sep 2013 René Jacobs lezing en cd-voorstelling Matthäus Passion ism. Harmonia Mundi vr 29 mrt 1996 Koor en Orkest van de Nederlandse Bachvereniging, St.Bavo Koor Haarlem Bach olv. René Jacobs Bach zo 31 mrt 1991 Concerto Köln olv. René Jacobs Bach zo 15 apr 1990 Instrumentaal Ensemble Capriccio Buxtehude vr 17 mrt 1989 Koor en Orkest La Petite Bande Bach do 9 apr 1987 Koor en Orkest La Petite Bande Bach Patricia Kopatsjinskaja Patricia Kopatsjinskaja werd in Moldavië als kind van musici geboren. Ze studeerde compositie en viool in Wenen en Bern. In 2000 won ze de internationale Szeryng-Wedstrijd in Mexico en in 2002 de International Credit Suisse Group Young Artist Award. In 2004 werd haar de New Talent - SPP Award van de European Broadcasting Union (EBU) toegekend en in 2006 ontving ze de Förderpreis Deutschlandfunk. In 2011 kreeg ze de Goldener Bogen van de Musikfestwoche Meiringen (CH). In 2012 kwam er nog de Pretoriuspreis des Landes Niedersachsen bij. Kopatsjinskaja's repertoire bestrijkt het vioolrepertoire van barok over klassiek tot hedendaags. Zowel de Vioolconcerti van Peter Eötvös, Tigran Mansurian, Mauricio Sotelo, Vanessa Lann, Esa-Pekka Salonen, als deze van Tsjajkovski, Prokofjev, Sjostakovitsj en Berg voert ze regelmatig uit op concerten over de hele wereld. Hoogtepunten van het voorbije seizoen waren concerten met het Ensemble Orchestral de Paris olv. Sir Roger Norrington in het Théâtre des Champs-Elysées, een tournee door Europa met de Junge Deutsche Philharmonie olv. Andrej Borejko, en een tournee met het Finse Radio Orkest olv. Sakari Oramo. Ze is regelmatig te gast op de grote festivals, zoals deze van Schleswig-Holstein en het Rheingau Musikfestival. Op de Karinthischer Sommer was ze te horen in Tsjajkovski's Vioolconcerto met het Tsjajkovski Symfonieorkest Moskou en op de Salzburger Festspiele vertolkte ze het Vioolconcerto van Alban Berg met het Radio Symphonieorchester Wien. Dit seizoen geeft ze concerten olv. Esa-Pekka Salonen met het Philharmonia Orchestra, Deutsches Symphonieorchester Berlin, Orchestre Philharmonique de Radio France, Orchestre des Champs-Elysées, Konzerthausorchester Berlin, WDR-Symphonieorchester Köln, Camerata Salzburg en het TonkünstlerOrchester. Kopatsjinskaja speelt vaak in kamemruziekverband met Fazil Say, Sol Gabetta, Mihaela Ursuleasa, Polina Leschenko ea. Kopatsjinskaja maakt exclusief opnamen voor het label Naive Classique. Haar opname van Beethovens Vioolconcerto met het Orchestre des Champs-Elysées olv. Philippe Herreweghe won in 2010 een prijs van BBC Music Magazine en werd door The Strad als "beste versie op historische instrumenten" genoemd. Haar cd met Fazil Say met onder meer Beethovens 'Kreutzersonate' werd met een Echo-Klassikpreis bekroond. De recentste cd op het label Naive 'Rapsodia' gaat op zoek naar de wortels van George Enescu's muziek in de Roemeense en Moldavische volksmuziek. Dit seizoen neemt ze het Tweede Vioolconcerto van Bartók, het Vioolconcerto van Ligeti en 'Seven' van Peter Eötvös' op met het HR-Sinfonieorchester en Ensemble Modern. Met Amsterdam Sinfonietta zal ze concerti van Tigran Mansurian op cd zetten. www.patkop.ch Patricia Kopatsjinskaja © Marco Borggreve deSingel tijdlijn do 13 feb 2014 Akademie für Alte Musik Berlin olv. René Jacobs Mozart wo 10 okt 2012 Amsterdam Sinfonietta olv. Candida Thompson Brahms, Mendelssohn-Bartholdy, Ravel za 25 feb 2012 Collegium Vocale Gent & I Solisti del Vento olv. Philippe Herreweghe Weill, Eisler, Distler wo 4 okt 2006 Patricia Kopatsjinskaja & Mihaela Ursuleasa Sjostakovitsj, Enescu, Kurtag, Beethoven za 7 jan 2006 Rotterdams Philharmonisch Orkest olv. Philippe Herreweghe Beethoven, Mozart, Schumann binnenkort in deSingel Le Concert Olympique olv. Jan Caeyers François-Frédéric Guy piano Lenneke Ruiten sopraan W A Mozart Symfonie nr 38 ‘Praagse’, KV504 L van Beethoven Concertaria ‘Ah! Perfido’, opus 65 W A Mozart Concertaria voor sopraan, piano en orkest ‘Ch’io mi scordidite’,KV505 L van Beethoven Concerto voor piano en orkest nr 2 in Bes, opus 19 wo 19 mrt 2014 | 20 uur | Blauwe zaal gratis inleiding Christine Dysers | 19.15 uur | Muziekstudio € 26, 22, 18 (basis) | € 22, 18, 14 (-25/65+) | € 8 (-19 jaar) architectuur theater dans muziek www.desingel.be t +32 (0)3 248 28 28 Desguinlei 25 B-2018 Antwerpen f deSingelArtCity deSingel is een kunstinstelling van de Vlaamse Gemeenschap en geniet de steun van de Provincie en de Stad Antwerpen. mediasponsors
© Copyright 2024 ExpyDoc