ECLI:NL:RBAMS:2014:1159 Uitspraak Promis Parketnummer: 13/666888-10 Datum uitspraak: 10 maart 2014 RECHTBANK AMSTERDAM Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [1976], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres, te plaats] en daar feitelijk verblijvend. 1. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 3, 4 en 5 september 2012, 30 september 2013 en 11 februari 2014. Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting op 24 februari 2014. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.F. de Boer, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F.A. ten Berge, naar voren hebben gebracht. 2. Tenlastelegging Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan: 1. medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of één of meer andere vrouwen; 2. primair: zware mishandeling, subsidiair: poging tot zware mishandeling, meer subsidiair: eenvoudige mishandeling van zijn levensgezel [persoon 2]; 3. verkrachting van [persoon 3]; 4. mishandeling van zijn levensgezel [persoon 3]; 5. medeplegen van gewoontewitwassen van geldbedragen die zijn verdiend door [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of één of meer andere vrouwen met door hen verrichte prostitutiewerkzaamheden en/of één of meer andere geldbedragen en/of (een) voorwerp(en). Van de onder 2, 3 en 4 als zelfstandige strafbare feiten ten laste gelegde feitelijke gedragingen zijn nagenoeg alle ook als onderdeel van het onder 1 ten laste gelegde strafbare feit ten laste gelegd. Ook de beschuldiging onder 5 hangt samen met het onder 1 ten laste gelegde: het gewoontewitwassen ziet (grotendeels) op geldbedragen afkomstig uit de onder 1 ten laste gelegde prostitutiewerkzaamheden. De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd. Hierna zullen [persoon 1], [persoon 2], [persoon 3], [persoon 4] onderscheidenlijk [persoon 5] in voorkomende gevallen worden aangeduid zonder vermelding van hun voorletters. 3 Voorvragen 3.1 . Geldigheid dagvaarding Feit 1 bevat naast het verwijt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel met betrekking tot de vijf met name genoemde vrouwen het verwijt dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel met betrekking tot ‘één of meer andere vrouwen’. Anders dan ten aanzien van de eerst bedoelden, is in de tenlastelegging ten aanzien van ‘één of meer andere vrouwen’ geen nadere omschrijving gegeven van de feitelijke gedragingen die verdachte met betrekking tot die vrouwen zou hebben verricht. Gelet hierop en omdat in het dossier, naast de vijf met name in de tenlastelegging genoemde vrouwen, een groot aantal vrouwen voorkomt, is niet duidelijk op wie met ‘één of meer andere vrouwen’ wordt gedoeld. Daarom voldoet de tenlastelegging op dit punt niet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv.). Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging op dit punt nietig moet worden verklaard. Feit 5 bevat naast het verwijt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van geldbedragen die zijn verdiend door vijf met name genoemde vrouwen met door hen verrichte prostitutiewerkzaamheden de verwijten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van geldbedragen die zijn verdiend door ‘één of meer andere vrouwen’ met door hen verrichte prostitutiewerkzaamheden; ‘één of meer andere geldbedragen’, en ‘voorwerp(en)’. Evenals bij feit 1 geldt dat niet duidelijk is op wie met ‘één of meer andere vrouwen’ wordt gedoeld. Verder is zonder nadere aanduiding niet duidelijk op welke geldbedragen wordt gedoeld met ‘één of meer andere geldbedragen’ en op welk(e) voorwerp(en) met ‘voorwerp(en)’. De tenlastelegging voldoet op deze punten evenmin aan de eisen van artikel 261 Sv. Dit deel van de tenlastelegging moet daarom eveneens nietig worden verklaard. Voor het overige is de dagvaarding geldig. 3.2 Bevoegdheid rechtbank Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten. 3.3 Ontvankelijkheid officier van justitie 3.3.1 Standpunt van de verdediging De opsporingsambtenaren waren vooringenomen en hadden een tunnelvisie. Dit blijkt uit de wijze waarop zij bij de vermeende slachtoffers hebben aangestuurd op het doen van aangifte en uit de sturende vraagstelling tijdens hun verhoren. Verder heeft de politie informatie achtergehouden waardoor de mogelijkheid van controle door de verdediging en de rechtbank op de totstandkoming van de aangiftes en daarmee de mogelijkheid van toetsing van de betrouwbaarheid daarvan onvoldoende is. Zo hebben de opsporingsambtenaren de informatieve gesprekken voorafgaande aan de aangiftes (“intakes”) niet volledig van iedere aangeefster opgenomen en veelal samengevat in een procesverbaal. Voorts komt de verslaglegging van de verklaring van [persoon 2] op 29 augustus 2011 in het proces-verbaal van aangifte op belangrijke onderdelen niet overeen met wat zij daadwerkelijk heeft verklaard volgens de bandopnamen van haar verhoor (letterlijk uitgewerkte versie van het verhoor is in het dossier gevoegd). Met betrekking tot de verklaring van [persoon 2] op 29 augustus 2011 (aangifte) geldt voorts dat zij deze buiten aanwezigheid van de raadsvrouw van verdachte en zonder dat de raadsvrouw van het verhoor op de hoogte is gebracht, heeft afgelegd, terwijl de rechtbank op de pro forma zitting van 23 augustus 2011 had bepaald dat [persoon 2] door de rechter-commissaris, en dus in bijzijn van de verdediging, moest worden gehoord Het lijkt erop dat dit bewust is gebeurd. Uit het verhoor van verbalisant [verbalisant 1] bij de rechter-commissaris blijkt immers dat voorafgaand aan de pro formazitting al contact is geweest tussen haar en [persoon 2] over het doen van aangifte, dat [verbalisant 1] de officier van justitie hiervan op de hoogte heeft gebracht en toestemming heeft gevraagd de aangifte op te nemen. De officier van justitie heeft de verdediging en de rechtbank hierover echter niet geïnformeerd op de pro forma zitting van 23 augustus 2011, terwijl dit wel had gemoeten. Gezien het voorgaande is sprake van onherstelbare vormverzuimen. Er is een ernstige inbreuk gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling tekort is gedaan. Dit moet primair leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van verdachte. 3.3.2 Standpunt van de officier van justitie [persoon 3] en [persoon 4] zijn door de politie niet aangezet tot het doen van aangifte, nu zij al voor de intakegesprekken, al dan niet in het kader van andere strafzaken, belastend over verdachte hadden verklaard. Dat de politie [persoon 2] op 29 augustus 2011 buiten aanwezigheid van de verdediging heeft gehoord, terwijl de rechtbank op de pro forma zitting van 23 augustus 2011 had beslist dat zij bij de rechter-commissaris moest worden gehoord, levert een onherstelbaar vormverzuim op. Daaraan behoeven echter geen consequenties te worden verbonden. De verdediging is niet op listige wijze buitenspel gezet. Er is sprake van een ongelukkige situatie, waarbij beslissingen elkaar hebben gekruist. Verbalisant [verbalisant 1] was niet op de hoogte van de pro forma zitting toen zij telefonisch contact had met [persoon 2] over het doen van aangifte. Uiteindelijk is in overleg met de rechter-commissaris beslist de aangifte door te laten gaan en op geluidsband op te nemen en uit te werken. Verder is aan de rechten van de verdediging tegemoet gekomen doordat de rechter-commissaris [persoon 2] later alsnog heeft gehoord in aanwezigheid van de raadsvrouw. Het op geluidsband opnemen van de intakegesprekken is niet dwingend voorgeschreven in het beleid van het Openbaar Ministerie. De inhoud van deze gesprekken was bovendien toetsbaar, nu aangeefsters en verbalisant [verbalisant 1] in aanwezigheid van de verdediging bij de rechtercommissaris zijn gehoord. Gezien het voorgaande kan wat de raadsvrouw heeft aangevoerd, niet leiden tot nietontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van verdachte. 3.3.3 Oordeel van de rechtbank Aansturing tot aangifte tijdens intakegesprekken? De politie heeft met [persoon 2], [persoon 1], [persoon 3],[persoon 4] en [persoon 5] intakegesprekken gevoerd. De intakegesprekken met [persoon 2], [persoon 1] en [persoon 5] zijn auditief geregistreerd, die met [persoon 3] en [persoon 4] niet. Ten aanzien van alle intakegesprekken heeft de politie proces-verbaal van bevindingen opgemaakt waarin de inhoud van het intakegesprek samengevat is weergegeven. Voor zover de intakegesprekken niet auditief zijn geregistreerd, is dit niet in strijd met de ‘Aanwijzing mensenhandel’. Daarin is auditieve registratie niet dwingend voorgeschreven; het wordt slechts aanbevolen. Verder is niet aannemelijk dat de verbalisanten tijdens de intakegesprekken zodanig sturend hebben opgetreden dat dit heeft geleid tot het doen van aangifte. Allereerst is van belang dat [persoon 5] na haar intake geen aangifte heeft gedaan; zij heeft daarentegen (als getuige) ontlastende verklaringen afgelegd. Verder heeft [persoon 2] niet onmiddellijk na haar intake aangifte gedaan; zij heeft aanvankelijk (als getuige) ontlastende verklaringen afgelegd. Het is dan ook niet aannemelijk dat zij uiteindelijk wel aangifte heeft gedaan als gevolg van aansturing tijdens het intakegesprek. Overigens had [persoon 2] al vóór haar intakegesprek belastend verklaard, namelijk tijdens haar aangifte van mishandeling door verdachte op 14 december 2009. [persoon 3] en [persoon 4] hebben meteen na hun onderscheiden intakes aangifte gedaan. Zij hebben daarna, onder meer bij de rechter-commissaris in aanwezigheid van de verdediging, echter nogmaals belastende verklaringen afgelegd. Gelet hierop is ook ten aanzien van deze aangeefsters niet aannemelijk dat zij als gevolg van aansturing door de verbalisanten belastende verklaringen hebben afgelegd. Bovendien had [persoon 3] al voor haar intakegesprek in het kader van een Belgische strafzaak belastend over verdachte verklaard (in februari 2010). Sturing door de politie tijdens de verhoren? De raadsvrouw heeft onder meer de volgende voorbeelden gegeven van sturende vraagstelling door de politie tijdens het verhoor van [persoon 2] op 29 augustus 2011 (uit de letterlijk uitgewerkte versie van het verhoor): “Maar ik, ik, in de eerste instantie vi- wil ik dat je eerst aan jezelf denkt en niet aan de gevolgen eh wat ’t eventueel kan hebben of naar [verdachte] toe. Wat zou jij als, als je met niemand wat te maken hebt, helemaal met niemand, wat zou je dan willen? Moet ie boeten voor wat ie heeft gedaan? Zit ie terecht waar ie nu zit of is die zielig of zijn al die vrouwen, die maar allemaal wat roepen, zijn die debiel? Ja, ik noem ’t maar even gechargeerd.” “Zijn ze allemaal niet goed bij hun hoofd. Die verzinnen maar wat.” “Ja. [persoon 3] hè? Nou ze heeft precies hetzelfde verhaal verteld. Staat in d’r aangifte. Precies.” (op de vraag van [persoon 2] of verdachte tijdens de terechtzitting vragen mag stellen) “Hij mag helemaal geen vragen stellen. Hij is debiel. Ja, sorry.” “Ehm oké. Nou ik heb heel veel verklaringen, heel veel verklaringen van je opgenomen hè? Eh ik heb de intake met je gedaan en eh toen zijn [persoon] en ik eh getuigen. Ja, ik ga je ‘m toch maar eh stellen, in hoeverre werd jij gedwongen om als prostituee te gaan werken? Want ik hoor eh voordat je antwoordt, hebben diverse getuigeverklaringen...waarin meisjes verklaren dat als d’r iemand het werk niet graag deed, dat jij dat wel was.” “Ja, is ie zo geweldig in bed dat je dat allemaal eh…?” Verder heeft de raadsvrouw verwezen naar wat [persoon 1] op 25 november 2011 bij de rechtercommissaris heeft verklaard over de houding van de politie (verbalisant [verbalisant 1]): - “ “Ik heb geen aangifte gedaan. Toen ik dat wilde doen, kreeg ik [verbalisant 1] aan de telefoon. Zij zei toen dat ik moest praten met [persoon 2]. Ik heb niks meer gehoord. Mijn ervaring met de politie is niet zo best. Het lijkt of [verbalisant 1] [persoon 2] loopt te beschermen of haar leven ervan afhangt. Ik heb ook wel eens een discussie gehad met [verbalisant 1]. Zij wilde me tijdens het verhoor woorden in de mond leggen.” De hiervoor weergegeven voorbeelden moeten inderdaad worden aangemerkt als sturende vraagstelling. Er worden suggestieve en zelfs provocerende opmerkingen gemaakt. Verder is de vraag of [persoon 2] gedwongen als prostituee werkte, niet “open” gesteld. Voordat [persoon 2] antwoordde, meldde de verbalisant namelijk al dat zij had gehoord dat [persoon 2] haar werk niet graag deed. Daarmee maakte de verbalisant zich schuldig aan het ‘woorden in de mond leggen’, wat volgens [persoon 1] ook het geval was tijdens haar verhoor. Dat de verklaringen van [persoon 2] en/of [persoon 1] zijn beïnvloed door de sturende vraagstelling is echter niet aannemelijk geworden. [persoon 2] heeft na haar verklaring op 29 augustus 2011 namelijk meerdere overwegend gelijkluidende verklaringen afgelegd, waaronder een verklaring bij de rechter-commissaris en een verklaring ter terechtzitting. Verder heeft [persoon 1] steeds ontlastende verklaringen afgelegd. Horen [persoon 2] door politie op 29 augustus 2011 buiten aanwezigheid verdediging [persoon 2] is op 29 augustus 2011 buiten aanwezigheid van de raadsvrouw gehoord. De raadsvrouw was niet uitgenodigd het verhoor bij te wonen. Nu de rechtbank op 23 augustus 2011 ter terechtzitting had beslist dat [persoon 2] bij de rechter-commissaris (in aanwezigheid van de verdediging) moest worden gehoord, levert dit, ook al is de aangifte door de politie opgenomen na overleg met en met toestemming van de officier van justitie en de rechter-commissaris, een onherstelbaar vormverzuim op. De verdediging is hierdoor in haar belangen geschaad. Het kunnen bijwonen van een verhoor van een getuige is in beginsel altijd in het belang van de verdediging en in het geval van [persoon 2] gold dit des te meer. Zij had immers tot op dat moment wisselend verklaard: belastend tijdens haar aangifte van 14 december 2009 en ontlastend tijdens de intrekking van voornoemde aangifte en haar verhoren op 16 en 17 mei 2011 en 23 juni 2011. Juist op 29 augustus 2011 zou zij, zo was al bekend bij de politie, aangifte gaan doen en dus weer belastend gaan verklaren. De officier van justitie heeft gesteld dat zij toestemming heeft gegeven de aangifte van [persoon 2] op 29 augustus 2011 op te nemen, omdat zij [persoon 2] anders geen opvang en hulp zou kunnen bieden. Niet valt echter in te zien dat de officier van justitie [persoon 2] niet reeds opvang en hulp had kunnen bieden zonder dat zij aangifte had gedaan. Een dergelijke bureaucratische overweging mocht in ieder geval niet een basisrecht van de verdediging opzij zetten. [persoon 2] is later alsnog bij de rechter-commissaris in aanwezigheid van de raadsvrouw gehoord. De rechtbank heeft haar ter terechtzitting gehoord, waarbij de verdediging haar nogmaals heeft kunnen ondervragen. De verdediging heeft dus alsnog twee mogelijkheden gehad, zij het achteraf, om de aangifte op 29 augustus 2011 te toetsen. Slotsom Alles afwegende geeft wat de raadsvrouw heeft aangevoerd, ook als dat in onderling verband en samenhang wordt bezien, geen aanleiding de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte. Er is weliswaar sprake van een onherstelbaar vormverzuim, over de gevolgen waarvan nader, maar geen sprake van een dermate ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, dat daardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling tekort is gedaan. 3.4 Schorsing van de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. 4 Waardering van het bewijs 4.1 Inleiding Uit de in de bijlage weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen blijkt en niet ter discussie staat dat verdachte in de in de tenlastelegging onder 1., aanhef, vermelde periode een relatie had met [persoon 2] en met haar en haar minderjarig kind samenwoonde in [plaats 1]; dat [persoon 1], [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 5], al dan niet gelijktijdig, bij verdachte en [persoon 2] hebben ingewoond en met hen een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd; dat alle vrouwen prostitutiewerkzaamheden hebben verricht op de Amsterdamse Wallen en, uitgezonderd [persoon 3], in Zwolle; dat verdachte vrijwel altijd op de Wallen aanwezig was als zij daar aan het werk waren; dat hij dan telefonisch bereikbaar was en problemen tussen de vrouwen en klanten oploste en dat hij kamerverhuurder was in de privéhuizen in Zwolle waar het merendeel van de vrouwen tevens prostitutiewerkzaamheden heeft verricht. De centrale vraag is of kan worden bewezen dat verdachte, al dan niet in vereniging, zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel met betrekking tot genoemde vrouwen in die zin dat hij ze in een uitbuitingssituatie heeft gebracht; daadwerkelijk heeft uitgebuit door ze te dwingen/bewegen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden (en huishoudelijke werkzaamheden), en hieruit, al dan niet afgedwongen, (financieel) profijt heeft getrokken. Daarover kan het volgende worden opgemerkt. [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4] hebben aangifte gedaan, waarbij ten aanzien van [persoon 2] geldt dat zij wisselend heeft verklaard: eerst belastend, vervolgens ontlastend en uiteindelijk weer belastend voor verdachte. Verdachte heeft ontkennende verklaringen afgelegd. [persoon 1] en [persoon 5] hebben geen aangifte gedaan. Zij hebben als getuigen ontlastende verklaringen afgelegd. De overige getuigen zijn familieleden en bekenden (voor een groot deel werkzaam of werkzaam geweest in de prostitutie) van verdachte en/of de vermeende slachtoffers, die zowel voor verdachte belastende als ontlastende verklaringen hebben afgelegd. Verder bevat het dossier, voor zover van belang, enkele taps (telefoongesprekken gevoerd door verdachte met onder meer één of meer vermeende slachtoffers) en de resultaten van onderzoek naar de financiële huishouding van verdachte en de vermeende slachtoffers in de telkens in de tenlastelegging vermelde perioden. 4.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie Ten aanzien van gestelde vormverzuimen Hetgeen de raadvrouw heeft aangevoerd ten aanzien van vormverzuimen in het onderzoek (zie het standpunt van de verdediging met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie) kan niet leiden tot bewijsuitsluiting. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde Bewezen kan worden dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [persoon 2], [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 5] en dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [persoon 1]. Ten aanzien van [persoon 2], [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 5] kan [persoon 1] als medepleger worden aangemerkt. Zij heeft [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4] ingewerkt, [persoon 5] mede opgenomen, gehuisvest en vervoerd en zij speelde een belangrijke rol bij de werving en start van prostitutiewerkzaamheden, regelde de kamerhuur en bewaarde geld tijdens en na het werk. Ook [persoon 2] kan ten aanzien van [persoon 5] als medepleger worden aangemerkt, omdat zij haar mede heeft opgenomen, gehuisvest en vervoerd. Tot slot kan ‘[persoon 20]’ als medepleger worden aangemerkt, omdat hij in opdracht van verdachte de vrouwen in de gaten hield als zij op de Wallen aan het werk waren. De ten laste gelegde feitelijke gedragingen kunnen worden bewezen, inclusief de verkrachting van [persoon 3] onder 1. Het bewijsminimum, zoals uitgelegd door de Hoge Raad, vereist niet dat voor bewezenverklaring van elke onder 1 ten laste gelegde feitelijke gedraging twee of meer onafhankelijke bewijsmiddelen zijn vereist. Uit de verklaring van [persoon 4] blijkt onvoldoende dat zij ook in de periode ‘Zwolle’ is uitgebuit, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft zich ter onderbouwing van wat volgens haar kan worden bewezen slechts uitgelaten over prostitutiewerkzaamheden, niet over de eveneens ten laste gelegde mensenhandel door het dwingen/bewegen tot het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden en het daaruit profijt trekken door verdachte. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde Verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde zware mishandeling. De subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling kan worden bewezen. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde Verdachte moet worden vrijgesproken van de verkrachting van [persoon 3], omdat, naast de belastende verklaring van [persoon 3], een tweede onafhankelijk bewijsmiddel ontbreekt. Er is dus niet voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde De ten laste gelegde mishandeling van [persoon 3] kan worden bewezen. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde Het ten laste gelegde gewoontewitwassen kan worden bewezen. Het witwassen betreft een groot deel van de verdiensten uit de door [persoon 1], [persoon 2], [persoon 3]. [persoon 4] en [persoon 5] verrichte prostitutiewerkzaamheden. Verdachte heeft de geldbedragen verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet. Concreet gaat het om op de bankrekeningen van [persoon 1], [persoon 2] en verdachte (gezamenlijke rekening) en [persoon 3] gestorte contante geldbedragen, waarvan rekeningen van verdachte en [persoon 2] zijn betaald; een door [persoon 2] in opdracht van verdachte bij de zus van verdachte in bewaring gegeven geldbedrag, dat de zus van verdachte na de aanhouding van verdachte heeft gebruikt om huur en schulden van verdachte en [persoon 2] te betalen; het geld in de huishoudpot, waarover verdachte de beslissingsbevoegdheid had en waaruit alle vaste lasten en kosten voor levensonderhoud werden betaald, en een bedrag van € 3.630, - dat de dag na de aanhouding van verdachte van de rekening van ‘[kamerverhuurbedrijf van verdachte]’ is overgeschreven naar de rekening van [persoon 1] onder vermelding ‘voor bet van belasting’; dit is kennelijk geld dat is veiliggesteld met hulp van [persoon 1]. 4.3 Het standpunt van de verdediging Ten aanzien van vormverzuimen Hetgeen is aangevoerd ten aanzien van vormverzuimen in het onderzoek (zie standpunt van de verdediging met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie) moet subsidiair leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4] bij de politie dan wel uitsluiting van het bewijs van de verklaring van [persoon 2] op 29 augustus 2011 bij de politie. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde De verklaringen van [persoon 2] en [persoon 3] zijn onbetrouwbaar. De verklaring van [persoon 4] is betrouwbaar; zij heeft consistent verklaard. Het is echter onbegrijpelijk dat zij aangifte heeft gedaan. Weliswaar blijkt uit haar verklaringen dat verdachte zich heeft bewogen in de wereld van prostitutie, maar ook blijkt dat hij dat deed zonder toepassing van dwang en geweld. De feitelijkheden kunnen niet worden bewezen, omdat de vrije wil van [persoon 4] te groot was. [persoon 1] en [persoon 5] hebben geen aangifte gedaan. Zij hebben ontlastende verklaringen afgelegd. De conclusie is primair dat verdachte moet worden vrijgesproken van mensenhandel ten aanzien van de vijf in de tenlastelegging vermelde vrouwen en subsidiair dat hij in ieder geval moet worden vrijgesproken van mensenhandel ten aanzien van [persoon 1], [persoon 4] en [persoon 5]. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Verdachte ontkent het ten laste gelegde. Het letsel van [persoon 2] kan goed worden verklaard uit het gedrag van een gewelddadige klant op de Wallen. De halters zouden veel meer letsel hebben veroorzaakt. Het in eerste instantie door verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario dat het letsel bij [persoon 2] is veroorzaakt door een val van de loopband, is verzonnen om te voorkomen dat de zoon van [persoon 2] onder toezicht zou worden gesteld of uit huis zou worden geplaatst. Subsidiair verdient opmerking dat het bij [persoon 2] geconstateerde letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken, in de eerste plaats omdat niet is voldaan aan het bewijsminimum en in de tweede plaats omdat uit de verklaringen van [persoon 3] onvoldoende blijkt dat sprake was van dwang door verdachte. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De verklaringen van [persoon 3] worden niet ondersteund door de verklaringen van directe getuigen of op andere wijze. Verdachte heeft het ten laste gelegde ontkend en vijf getuigen, onder wie twee aangeefsters, hebben verklaard dat er geen geweld werd gebruikt dan wel dat zij geen mishandelingen van [persoon 3] hebben waargenomen. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De geldbedragen die werden verdiend met prostitutiewerkzaamheden door de vrouwen zijn niet afkomstig uit misdrijf. Het geld werd in een gemeenschappelijke pot gestopt, waarin verdachte ook geld verkregen uit zijn hondenhandel stopte. Het geld werd voor iedereen gezamenlijk aangewend, dus iedereen had het voorhanden. Ook het geld op de rekening van ‘[kamerverhuurbedrijf van verdachte]’ werd gebruikt voor lopende kosten en een gedeelte werd in de pot gestopt. Er zijn geen luxegoederen aangeschaft. 4.4 Het oordeel van de rechtbank 4.4.1 Gedeeltelijke vrijspraak van het ten laste gelegde 4.4.1.1 Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde Medeplegen De officier van justitie heeft [persoon 1], [persoon 2] en ‘[persoon 20]’ als medeplegers van verdachte aangemerkt. Uit de processtukken kan worden opgemaakt dat [persoon 1] en [persoon 2] met verdachte hebben samengewerkt met betrekking tot de door de officier van justitie genoemde feitelijke gedragingen die onderdeel uitmaken van de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel. Voor de conclusie dat daarbij sprake was van een zodanige samenwerking tussen verdachte enerzijds en [persoon 1] en/of [persoon 2] anderzijds dat deze kan worden aangemerkt als de voor een bewezen verklaring van medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, biedt het dossier echter onvoldoende aanknopingspunten. Daarom kunnen zij niet als medeplegers worden beschouwd ten aanzien van de ten laste gelegde mensenhandel (feit 1.). Ten aanzien van de rol van ‘[persoon 20]’ is onvoldoende informatie voorhanden om te kunnen vaststellen dat tussen hem en verdachte sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot (onderdelen) van de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel. Hij kan dus evenmin als medepleger van verdachte worden aangemerkt. Gezien het voorgaande zal verdachte worden vrijgesproken van medeplegen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. Verkrachting [persoon 3] Als direct bewijs voor de verkrachting van [persoon 3] bevindt zich in het dossier slechts haar eigen verklaring. Een ander onafhankelijk bewijsmiddel is er niet. De officier van justitie heeft terecht gesteld dat het voorgaande er niet toe leidt dat het bewijsminimum van het tweede lid van artikel 342 Sv aan bewezenverklaring van de verkrachting van [persoon 3] als onderdeel van mensenhandel (feit 1.) in de weg staat. Het bewijsminimum betreft immers de tenlastelegging in zijn geheel en niet een onderdeel daarvan en voor de andere onderdelen van de ten laste gelegde mensenhandel is voldoende steunbewijs. Dat neemt echter niet weg dat de rechtbank uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging moet bekomen dat verdachte [persoon 3] heeft verkracht. Dat is niet het geval. Daarvoor is het directe bewijs te summier en komt aan de inhoud van de bewijsmiddelen voor de andere delen van de ten laste gelegde mensenhandel onvoldoende ondersteunende betekenis toe. Gezien het voorgaande zal verdachte worden vrijgesproken van de verkrachting van [persoon 3]. Uitbuiting [persoon 4] periode ‘Zwolle’ Uit de verklaring van [persoon 4] blijkt onvoldoende dat zij ook in de periode waarin zij prostitutiewerkzaamheden heeft verricht in Zwolle door verdachte is uitgebuit. Verdachte zal worden vrijgesproken van mensenhandel ten aanzien van [persoon 4] in deze periode. Huishoudelijke werkzaamheden De tenlastelegging bevat slechts ten aanzien van [persoon 4] één feitelijke gedraging die betrekking heeft op het gedwongen verrichten van huishoudelijke werkzaamheden. De rechtbank leidt hieruit af dat de beschuldiging van uitbuiting en/of profijt trekken door verdachte op dit punt slechts op deze aangeefster ziet. Uit het dossier, meer in het bijzonder de verklaringen van [persoon 4], blijkt onvoldoende dat verdachte [persoon 4] heeft uitgebuit door haar te dwingen tot huishoudelijke werkzaamheden en/of hieruit profijt heeft getrokken, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. 4.4.1.2 Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde De onder 2, primair, ten laste gelegde zware mishandeling van [persoon 2] kan niet worden bewezen, nu het bij [persoon 2] geconstateerde letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 4.4.1.3 Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde Voor een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling is vereist dat verdachte de gedragingen heeft verricht met het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Onder 2, subsidiair, is een aantal geweldshandelingen in een korte periode (twee dagen) ten laste gelegd. Het schoppen in de richting van het hoofd, het slaan met halters tegen de benen en het slaan tegen het gezicht en lichaam, hebben volgens de verklaring van [persoon 2] van 14 december 2009 op afzonderlijke momenten plaatsgevonden. Dit betekent dat ten aanzien van de drie geweldshandelingen afzonderlijk de vraag moet worden gesteld of er sprake is van opzet op (poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord ten aanzien van het slaan met halters tegen de benen en het slaan tegen het gezicht en lichaam, zodat verdachte ten aanzien van deze geweldshandelingen moet worden vrijgesproken van poging tot zware mishandeling. Wel kunnen deze geweldshandelingen als de meer subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling worden bewezen. Onder de bewijsoverwegingen volgt de motivering dat het schoppen in de richting van het hoofd als een poging tot zware mishandeling kan worden bewezen. 4.4.1.4 Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde De onder 3 ten laste gelegde verkrachting van [persoon 3] kan niet worden bewezen, omdat het dossier behalve de belastende verklaringen van [persoon 3] geen bewijs bevat dat niet van [persoon 3] als bron afkomstig is, zodat niet wordt voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv.. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken. 4.4.2 Bewijsoverwegingen 4.4.2.1 Bewijsuitsluiting vanwege vormverzuimen? Gelet op wat de rechtbank in rubriek 3.3.3 heeft overwogen ten aanzien van hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd over vormverzuimen in het onderzoek (zie standpunt van de verdediging met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie) bestaat geen aanleiding tot bewijsuitsluiting. Ten aanzien van het vastgestelde onherstelbare vormverzuim bij het verhoor van [persoon 2] op 29 augustus 2011 (de afwezigheid van de verdediging bij het verhoor) geldt dat niet is gebleken dat dit de verklaring van [persoon 2] heeft beïnvloed, zodat niet kan worden geconcludeerd dat het bewijsmateriaal door het vormverzuim is verkregen (vergelijk HR 19 februari 2013, ECLI:NL:PHR:2013:BY5322). Bovendien is de verdediging later alsnog in de gelegenheid gesteld [persoon 2] te ondervragen. Dit maakt dat de in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) vervatte waarborg van een eerlijk proces niet in aanzienlijke mate is geschonden. 4.4.2.2 Waardering van de verklaringen van de vermeende slachtoffers In zijn algemeenheid moet zorgvuldig worden omgegaan met de waardering van verklaringen van getuigen in strafzaken. In mensenhandel zaken geldt dat de betrouwbaarheid van belastende verklaringen van vermeende slachtoffers onder druk kan komen te staan door wraakgevoelens, het belang dat het slachtoffer heeft bij het verkrijgen van een vergunning in het kader van de verblijfsregeling Mensenhandel of het vooruitzicht op andere voorzieningen als onderdak en hulp bij de opvang van eventuele kinderen. Ook de betrouwbaarheid van ontlastende verklaringen van vermeende slachtoffers kan negatief beïnvloed worden door gevoelens van angst of loyaliteit of vanwege het hanteren van andere normen en waarden dan die welke ten grondslag liggen aan de strafwetgeving over mensenhandel. Het spanningsveld voor wat betreft de bewijswaardering in deze zaak is vooral gelegen in de omstandigheid dat vermeende slachtoffers [persoon 1] en [persoon 5] geen aangifte hebben gedaan en ontlastende verklaringen afgelegd, terwijl vermeende slachtoffer [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4], wel aangifte hebben gedaan en belastende verklaringen hebben afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van laatstgenoemden als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Aangeefsters hebben consistente en coherente verklaringen afgelegd en hun verklaringen komen op belangrijke onderdelen overeen. Zo verklaren zij gelijkluidend over incidenten en/of details als het door verdachte worden gedwongen ’s nachts naar huis te rennen om af te vallen, het van verdachte tijdens hun prostitutiewerk ter controle moeten sturen van sms’jes met codes waaruit blijkt hoeveel de klant betaalde en het van verdachte met een webcam moeten opnemen van hun seksuele activiteiten met klanten. Verder vinden hun verklaringen op onderdelen steun in de verklaringen van getuigen [persoon 6], [persoon 19] en ander bewijsmateriaal, zoals taps en financiële gegevens. De taps bieden bijvoorbeeld ondersteuning op het punt van dwangmatig optreden van en controle door verdachte. De financiële gegevens tonen aan dat telkens contante kasstortingen op rekeningen van sommige vrouwen werden gedaan en dat vervolgens rekeningen ten behoeve van verdachte werden betaald, hetgeen erop duidt dat zij niet (onmiddellijk) konden beschikken over het volledige hen toekomende deel van hun verdiensten. Gelet op het voorgaande maakt de omstandigheid dat [persoon 2] wisselend (belastend dan wel ontlastend) heeft verklaard, niet dat zij als een onbetrouwbare getuige moet worden aangemerkt en dat geen waarde kan worden gehecht aan haar belastende verklaringen. Verder is van belang dat zij de partner van verdachte was en dat zij samen de zorg hadden voor haar zoon, zodat zij van alle vrouwen waarschijnlijk het meest, emotioneel en anderszins, verbonden was met, en afhankelijk was van, verdachte. Het wekt dan ook geen bevreemding dat zij onder zijn invloed dan wel druk is teruggekomen op haar aangifte van 14 december 2009 en dat zij na de aanhouding van verdachte op 9 mei 2011 aanvankelijk ontlastend voor hem heeft verklaard. Verder geeft de omstandigheid dat [persoon 3] psychische problemen had, anders dan gesteld door de raadsvrouw, geen aanleiding haar verklaringen onbetrouwbaar te achten, gelet op wat hiervoor is overwogen over haar consistente en coherente verklaringen en de omstandigheid dat haar verklaringen voldoende worden ondersteund door ander bewijsmateriaal. In het kader van de ontvankelijkheid van de officier van justitie is al overwogen dat niet is gebleken dat de verklaringen van aangeefsters door sturing van de politie zijn beïnvloed. Bijzondere aandacht verdienen vervolgens de ontlastende verklaringen van [persoon 1] en [persoon 5], die bij herhaling hebben verklaard niet door verdachte te zijn uitgebuit en de verklaringen van aangeefsters derhalve hebben tegengesproken. De rechtbank hanteert hierbij als beoordelingskader dat niet te snel kan worden aangenomen dat het niet anders kan zijn dan dat deze getuigen in strijd met de waarheid hebben verklaard. Andere, zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen zullen voldoende duidelijkheid moeten bieden over de ten laste gelegde feiten. Aan deze eis wordt niet voldaan als de bewijswaarde van de gepresenteerde bewijsmiddelen is gelegen op de ondergrens van de bewijsminimumregel van artikel 342, tweede lid, Sv. Ten aanzien van de ontlastende verklaringen van [persoon 1] en [persoon 5] is van belang dat zij, anders dan aangeefsters, niet met verdachte hebben gebroken, althans dat was niet het geval op het moment dat zij hun verklaringen hebben afgelegd. [persoon 1] heeft immers bij de rechtercommissaris verklaard dat zij van verdachte houdt en [persoon 5] dat zij een relatie met hem wil als hij vrijkomt en dat zij denkt dat verdachte dit ook wil. Gelet hierop is aannemelijk dat hun verklaringen over verdachte in positieve zin zijn gekleurd. Zij hebben bijvoorbeeld feitelijke gedragingen van verdachte, waarover aangeefsters hebben verklaard en die objectief gezien als dwang moeten worden aangemerkt, zoals het zich bemoeien met het eetpatroon van de vrouwen en het vrijwel altijd aanwezig zijn op de Wallen als de vrouwen aan het werk waren, niet als zodanig aangemerkt. Ook komt uit de verklaringen van alle vrouwen naar voren dat zij in een problematische situatie verkeerden toen verdachte hen hulp bood en dat hij met elke vrouw afzonderlijk een relatie aanging, waarbij veelal sprake was van seks. Hoewel begrijpelijk is dat [persoon 1] en [persoon 5] hun afzonderlijke situaties met verdachte gelet op hun afhankelijkheid van hem niet als negatief beleefden, moet objectief gezien worden geconcludeerd dat verdachte misbruik maakte van hun kwetsbare situatie en dat hij de vrouwen tegen elkaar uitspeelde. Voorts hebben [persoon 1] en [persoon 5] (telkens) verklaard dat in december 2009 letsel bij [persoon 2] was ontstaan doordat zij van de loopband was gevallen, terwijl, mede op grond van de verklaring van verdachte, vaststaat dat dit een door verdachte verzonnen (en met onder meer [persoon 1] en [persoon 5] afgesproken) verhaal was om de ware oorzaak van het letsel verborgen te houden. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van [persoon 1] en [persoon 5]. Gelet op het voorgaande geven de ontlastende verklaringen van [persoon 1] en [persoon 5] geen aanleiding de belastende verklaringen van aangeefsters onbetrouwbaar dan wel ongeloofwaardig te achten. De verklaringen van aangeefsters, bezien in onderling verband en samenhang met de verklaringen van [persoon 1] en [persoon 5] en het andere hiervoor vermelde belastende bewijsmateriaal, bieden voldoende wettig en overtuigend bewijs om mensenhandel ten aanzien van zowel aangeefsters als [persoon 1] en [persoon 5] bewezen te verklaren. Ten aanzien van [persoon 1] en [persoon 5] geldt dat er voldoende andere belastende bewijsmiddelen zijn, zodat niet kan worden gezegd dat de bewijswaarde van de bewijsmiddelen is gelegen op de ondergrens van de bewijsminimumregel van artikel 342, tweede lid, Sv. Tot slot is van belang dat de ontkennende verklaringen van verdachte, die de verklaringen van aangeefsters tegenspreken, weinig overtuigend zijn. Zo komt uit het dossier naar voren dat hij afspraken maakte met de vrouwen over wat moest worden verklaard bij de politie, kennelijk om zijn eigen kwade rol te verdoezelen. 4.4.2.3 Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde Uitgangspunten bewijswaardering ten aanzien van feit 1 Ten aanzien van het bewijzen van de feitelijke gedragingen geldt het volgende. Het bewijsminimum zoals neergelegd in artikel 342, tweede lid, Sv geldt voor de gehele tenlastelegging, niet voor elk onderdeel ervan. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval (zie onder meer ECLI:NL:HR:2012:BQ6144). Toepassing van voormeld criterium betekent in de onderhavige zaak dat in sommige gevallen op grond van de verklaring van één getuige een in de tenlastelegging genoemde feitelijke gedraging wordt bewezen, indien die verklaring niet op zichzelf staat. Voorts is bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van een dwangmiddel als bedoeld in artikel 273f Sr gekeken naar de bewezenverklaarde feitelijke gedragingen in onderlinge samenhang. Dat sprake is van een dwangmiddel is dus niet uitsluitend rechtstreeks afgeleid uit individuele in de tenlastelegging genoemde feitelijke gedragingen. Oogmerk van uitbuiting (artikel 273f, eerste lid, sub 1, Sr.) In relatie tot de seksindustrie spreken de wetgever en de Hoge Raad van een uitbuitingssituatie indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren (zie HR 5 februari 2002, LJN : AD5235, waarin wordt verwezen naar de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel waarmee art. 250ter (oud) Sr werd geïntroduceerd. Art. 250ter (oud) en art. 250a (oud) Sr zijn voorlopers van het huidige art. 273f Sr.) De aard van het te verrichten werk is in deze uitleg van groot gewicht. Bij gedwongen tewerkstelling in de seksindustrie is per definitie sprake van uitbuiting, de lichamelijke integriteit is dan altijd in het geding. Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de vrouwen onder dwang, hierna te beschrijven, door verdachte (met toepassing van de verschillende in artikel 273f Sr. vermelde dwangmiddelen) prostitutiewerkzaamheden hebben verricht. Reeds hierom kan uitbuiting worden bewezen. Dat verdachte het oogmerk op uitbuiting had bij het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen van de vrouwen volgt uit de omstandigheid dat hij zelf degene was die vervolgens de vrouwen onder zijn dwang de prostitutiewerkzaamheden liet verrichten. Dat een aantal vrouwen vrijwillig voor de prostitutie had gekozen en/of daarin al eerder werkzaam was geweest, maakt een en ander niet anders. Algemene beschouwing ten aanzien van de bewezen verklaarde mensenhandel De essentie van de bewezen verklaarde mensenhandel door verdachte laat zich als volgt omschrijven. Voor alle slachtoffers geldt dat zij een problematisch verleden hebben, dat zij in het leven niemand hadden om op terug te vallen en zich om die reden in een kwetsbare positie bevonden. Verdachte heeft misbruik gemaakt van die kwetsbare positie. Hij heeft zich ten opzichte van een ieder van hen opgeworpen als redder en beschermer. Hij is met meerdere vrouwen een seksuele relatie aangegaan, waarbij hij het ten opzichte van ieder van hen heeft doen voorkomen alsof zij de enige voor hem was. Bij anderen heeft hij zich opgeworpen als grote broer, de persoon die hen begreep en bij wie zij terecht konden. Verdachte leek de vrouwen daarmee de aandacht, bescherming en veiligheid te geven waar ze naar op zoek waren, maar uiteindelijk bleek dit schijn. Verdachte verlangde immers een tegenprestatie, te weten de onderwerping aan zijn controle bij de uitoefening van hun werkzaamheden. Verdachte bepaalde tot hoe laat er gewerkt werd en hoe er gewerkt werd. Verder bepaalde hij voor hoeveel er gewerkt werd en wat er met de opbrengsten gebeurde. De verdiensten van de vrouwen moesten aan verdachte worden afgestaan en werden vervolgens, de verdiensten van [persoon 4] uitgezonderd (omdat zij geen “vast meisje” was), in een gezamenlijke pot gedaan. Hoewel niet exact kan worden vastgesteld op welke wijze, werd dat geld vervolgens onder regie van verdachte deels aangewend voor het huishouden en andere uitgaven en deels contant op de rekeningen van de vrouwen gestort. Dat laatste betekende overigens niet dat de aldus op die rekeningen gestorte bedragen geheel aan de desbetreffende rekeninghoudster(s) ten goede kwamen, aangezien op grond van de verschillende bankrekeninggegevens moet worden aangenomen dat (ook hier: zij het niet in exact vast te stellen omvang) vanaf die rekeningen ook bedragen werden overgemaakt ten behoeve van verdachte. Als de vrouwen niet voldeden aan de eisen van verdachte, dan werden zij door hem gestraft, in de vorm van geweld, dwang en manipulatie. Concluderend waren de vrouwen in de ten laste gelegde periodes allerminst vrij zelf te beslissen over de invulling van hun werkzaamheden als prostituee. 4.4.2.4 Ten aanzien van het onder 2, subsidiair ten laste gelegde In de tenlastelegging is als één van de uitvoeringshandelingen van de poging tot zware mishandeling opgenomen dat verdachte [persoon 2] (met kracht) op/tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt. Dat verdachte op/tegen het hoofd van [persoon 2] heeft getrapt en/of geschopt, kan gelet op de verklaring van [persoon 2] van 14 december 2009 niet worden bewezen, wel dat hij in de richting van het hoofd van [persoon 2] heeft geschopt. Bewezenverklaring van schoppen in de richting van het hoofd, terwijl schoppen op/tegen het hoofd is ten laste gelegd, levert in dit geval geen ongeoorloofde, zogenaamde denaturering van de tenlastelegging op. Gelet op de verklaring van aangeefster, die slechts over schoppen door verdachte op één bepaald moment heeft verklaard, is zonder meer duidelijk op welke handeling van verdachte de tenlastelegging doelt en die handeling wordt ook bewezen verklaard. In dat licht bezien is geen sprake van bewezenverklaring van een wezenlijk andere handeling dan de ten laste gelegde handeling. [persoon 2] heeft verklaard dat zij de trappen in de richting van haar hoofd heeft opgevangen met haar armen en dat haar armen hierdoor blauw waren, hetgeen wordt ondersteund door de foto’s van het letsel van [persoon 2] en de letselverklaring, die zijn opgenomen in het bewijsmiddelenoverzicht. Uit een en ander blijkt dat verdachte met kracht in de richting van het hoofd heeft getrapt. Gelet hierop en omdat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is, was de kans aanmerkelijk dat verdachte door het trappen zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen aan (het hoofd van) [persoon 2]. Dat verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard volgt uit de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen – het met kracht meerdere malen schoppen in de richting van het hoofd – en ook is in dit verband van belang de omstandigheid dat hij heeft gezegd dat hij [persoon 2] in het ziekenhuis zou slaan of dood zou maken. Dit laatste zegt iets over de mentale staat waarin verdachte verkeerde op het moment van het schoppen. Gezien het voorgaande kan worden bewezen dat verdachte met het opzet [persoon 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen heeft geschopt in de richting van haar hoofd. 4.4.2.5 Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde Voor zover de raadsvrouw heeft gesteld dat niet wordt voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv. deelt de rechtbank deze stelling niet. De verklaringen van aangeefster [persoon 3] over de mishandelingen worden ondersteund door de verklaringen van [persoon 2] en [persoon 6] en er is een letselverklaring in het dossier opgenomen, die ziet op de mishandeling waarbij de tand van [persoon 3] is afgebroken. Het door verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario voor de ten laste gelegde mishandeling waardoor een tand van [persoon 3] is afgebroken, is niet aannemelijk. Als de tand was afgebroken door een epileptische aanval van [persoon 3], zoals verdachte heeft gesteld, lag het voor de hand dat zij dat aan de arts die zij heeft bezocht zou hebben meegedeeld. Vast staat echter dat zij de arts heeft verteld dat haar letsel was ontstaan tijdens het thaiboksen. Hierdoor worden de verklaringen van [persoon 3] en [persoon 2] (die van de laatste afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2012) dat het letsel door verdachte is veroorzaakt tijdens een mishandeling ondersteund, in die zin dat [persoon 3] zich klaarblijkelijk niet vrij voelde de ware oorzaak voor haar letsel te delen met de behandelend arts. 4.4.2.6 Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde Uit het dossier komt naar voren dat de vrouwen geld dat zij met prostitutiewerkzaamheden hadden verdiend, hebben afgestaan aan verdachte en dat dit geld in een kluis (“de gezamenlijke huishoud pot”) is gestopt. Verdachte besliste wat er met dit geld gebeurde. Uit de verklaring van [persoon 2] ter terechtzitting van 3 september 2012 blijkt dat met het geld uit de kluis huishoudelijke rekeningen werden betaald (huur, gas, water en licht), huishoudelijke of andere aankopen werden gedaan (onder meer ten behoeve van de zoon van [persoon 2]) en dat verdachte ook geld (uitsluitend) voor zichzelf gebruikte, bijvoorbeeld door aankopen te doen voor zijn familie of te investeren in zijn hondenhandel. Verder heeft de zus van verdachte verklaard dat verdachte en [persoon 2] twee keer bij haar thuis zijn geweest om geld te brengen, dat [persoon 2] dan geld overhandigde en dat zij dat geld de eerste keer uit een kluisje haalde. Volgens de zus van verdachte was het de bedoeling dat zij het geld zou bewaren, maar heeft zij het, nadat verdachte was aangehouden, gebruikt om rekeningen voor hem te betalen. Ten aanzien van het geld in de kluis dat (op voormelde wijze) is gebruikt, is sprake van de witwashandeling ‘omzetten’ en ten aanzien van het geld dat verdachte heeft overhandigd aan zijn zus in eerste instantie ook van ‘overdragen’. Uit de resultaten van het financiële onderzoek blijkt dat op de bankrekeningen van [persoon 1], [persoon 3] en ‘[persoon 2] en verdachte’ (gezamenlijke rekening) veelvuldig contante geldbedragen zijn gestort. Dit gebeurde gedurende de periode dat [persoon 1], [persoon 3] en [persoon 2] voor verdachte in de prostitutie werkten, zodat aannemelijk is dat de stortingen geld betreffen dat voornoemde vrouwen met prostitutiewerkzaamheden hadden verdiend. Verder blijkt dat van voornoemde bankrekeningen rekeningen van verdachte dan wel van ‘[persoon 2] en verdachte’, die elkaars partner waren en een gezamenlijke financiële huishouding hadden, zijn betaald. Uit het dossier volgt dat het betalen van de rekeningen in opdracht van verdachte gebeurde, zodat hij zich ook op deze wijze heeft schuldig gemaakt aan een witwashandeling, te weten (medeplegen van ) ‘omzetten’ van de betreffende geldbedragen die waren verdiend met onder dwang van verdachte verrichte prostitutiewerkzaamheden en dus afkomstig waren uit de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel. Uit het voorgaande volgt dat naast verdachte ook [persoon 2], [persoon 1] en [persoon 3] als medeplegers van gewoontewitwassen moeten worden aangemerkt. 4.4.3 Bewezenverklaring De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte, ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, in de periode van 1 januari 2006 tot en met 9 mei 2011 te Arnhem en/of Zwolle en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5], door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] (sub 1) en die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten: prostitutiewerkzaamheden, (sub 4) en opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] (sub 6) en die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] met of voor een derde, (sub 9) bestaande die dwang en dat geweld en die één of meer andere feitelijkheden en die dreiging met geweld en andere feitelijkheden en die misleiding en dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en dat misbruik van een kwetsbare positie en dat werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen en dat dwingen of bewegen en dat voordeel trekken hierin dat hij, verdachte, ten aanzien van [persoon 1] in de periode van 1 januari 2006 tot en met 9 mei 2011, terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [persoon 1] en terwijl hij wist dat die [persoon 1] van haar familie geen of onvoldoende steun kreeg en/of niet bij haar familie en/of anderen terecht kon die [persoon 1] onderdak heeft verschaft door haar in de woning van hem, verdachte, en zijn vriendin te laten wonen en die [persoon 1] (verder) heeft geïsoleerd van haar familie en/of vrienden en met gebruikmaking van haar gevoelens voor hem, verdachte, die [persoon 1] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of onder druk heeft gezet en/of de indruk heeft gegeven dat als zij bij hem, verdachte, wilde blijven, zij prostitutiewerkzaamheden moest (blijven) verrichten, en die [persoon 1] meermalen heeft vervoerd naar de Amsterdamse Wallen en naar een privéhuis in Zwolle, zodat zij daar prostitutiewerkzaamheden kon gaan verrichten en terwijl die [persoon 1] prostitutiewerkzaamheden verrichte als beveiliger voor die [persoon 1] heeft gewerkt en (zodoende) in de buurt van die [persoon 1] is gebleven en (zodoende) die [persoon 1] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden of laten houden en terwijl hij wist dat die [persoon 1] verliefd op hem was en/of van hem, verdachte, hield en terwijl hij tevens (seksuele) relaties met haar huisgenoten en/of vriendinnen onderhield een (seksuele) relatie met die [persoon 1] is aangegaan en heeft onderhouden en [persoon 1] tegen die huisgenoten en/of vriendinnen heeft uitgespeeld en die [persoon 1] heeft gezegd en de indruk heeft gegeven dat zij zijn, verdachtes, nummer één was en gezegd dat hij van haar houdt, en die [persoon 1] heeft opgedragen (een groot gedeelte van) het door haar in de prostitutie verdiende geld in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen en een deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 1] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door die [persoon 1] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [persoon 1] slechts een deel van die verdiensten heeft laten houden en die [persoon 1] heeft opgedragen een laptop op haar werkkamer te installeren en (de webcam van) deze laptop in werking te stellen op het moment dat zij (een) klant(en) ontving en de camerabeelden van de werkzaamheden die [persoon 1] met haar klant(en) uitvoerde heeft bekeken, in elk geval de (seksuele) handelingen van die [persoon 1] met haar klanten heeft gecontroleerd en die [persoon 1] heeft opgedragen te allen tijde bereikbaar te zijn en die [persoon 1] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden heeft gecontroleerd op het gebruik van alcohol (whisky) in haar cola, aangezien hij dat beslist niet wilde, en die [persoon 1] heeft geslagen en/of geschopt en een scheve kaak heeft geslagen en/of letsel (onder meer blauwe plekken) heeft toegebracht en/of pijn bij die [persoon 1] heeft veroorzaakt en ten aanzien van die [persoon 2] in de periode van 1 juni 2006 tot en met 9 mei 2011 terwijl hij een (seksuele) relatie met die [persoon 2] onderhield en wist dat die [persoon 2] verliefd op hem was en van hem hield en terwijl hij het kind van die [persoon 2] had erkend en/of zich als vader van dat kind had opgeworpen tegen die [persoon 2] heeft gezegd dat zij mee moest naar Amsterdam en in de prostitutie moest gaan werken, omdat hij, verdachte, de relatie anders zou beëindigen en die [persoon 2] “De Wallen” heeft laten zien en daar wegwijs heeft gemaakt in de prostitutie en in de prostitutie heeft gebracht en nadat die [persoon 2] een keer een pooier in haar werkkamer binnen had gelaten die [persoon 2] in elkaar heeft geslagen en getrapt en heeft gedreigd die [persoon 2] met glas in haar gezicht te snijden, omdat zij die pooier niet binnen had mogen laten en die [persoon 2] meermalen heeft vervoerd van en naar de Amsterdamse Wallen en van en naar seksclubs in Zwolle, zodat zij daar prostitutiewerkzaamheden kon gaan verrichten en terwijl die [persoon 2] prostitutiewerkzaamheden verrichte als beveiliger voor die [persoon 2] heeft gewerkt en (zodoende) in de buurt van die [persoon 2] is gebleven en (zodoende) die [persoon 2] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden of laten houden en die [persoon 2] heeft opgedragen (een groot gedeelte van) het door haar in de prostitutie verdiende geld in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen en een deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 2] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door die [persoon 2] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [persoon 2] slechts een deel van die verdiensten heeft laten houden en die [persoon 2] heeft opgedragen een laptop op haar werkkamer te installeren en (de webcam van) deze laptop in werking te stellen op het moment dat zij (een) klant(en) ontving en de camerabeelden van de werkzaamheden die [persoon 2] met haar klant(en) uitvoerde heeft bekeken, in elk geval de (seksuele) handelingen van die [persoon 2] met haar klanten heeft gecontroleerd en die [persoon 2] heeft opgedragen te allen tijde bereikbaar te zijn en die [persoon 2] meermalen heeft mishandeld en die [persoon 2] heeft gedwongen tot het intrekken van de aangifte van (zware) mishandeling die zij in december 2009 tegen hem, verdachte, had gedaan door tegen haar te zeggen dat hij haar alléén zou helpen om uit handen van het AMK te blijven als zij die aangifte in zou trekken en samen met die [persoon 2] het verhaal te bedenken dat het letsel dat in december 2009 bij haar was ontstaan, door een val van een loopband was veroorzaakt en die [persoon 2] op dieet heeft gezet, in elk geval bepaald heeft wat die [persoon 2] wel en niet mocht eten en die [persoon 2] naar huis heeft laten rennen (indien zij zich niet aan het dieet had gehouden dat haar was opgelegd) en tegen die [persoon 2] heeft gezegd dat die [persoon 2] buiten moest slapen als zij niet binnen een bepaalde tijd naar huis gerend was en die [persoon 2] afvaloefeningen heeft gegeven, die zij vervolgens onder toezicht van hem, verdachte, moest doen en terwijl hij, verdachte, (seksuele) relaties met haar huisgenoten en/of vriendinnen onderhield die [persoon 2] tegen die huisgenot en/of vriendinnen heeft uitgespeeld en ten aanzien van [persoon 3] in de periode van 1 januari 2006 tot 1 april 2009, terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [persoon 3] en terwijl hij wist dat die [persoon 3] van haar familie geen of onvoldoende steun kreeg en/of niet bij haar familie en/of anderen terecht kon en/of bij haar familie was weggelopen die [persoon 3] heeft meegenomen vanuit Curaçao naar Nederland en haar het gevoel heeft gegeven dat zij bij hem, verdachte, terecht kon en een (seksuele) relatie met die [persoon 3] is aangegaan en heeft onderhouden, en die [persoon 3] (verder) heeft geïsoleerd van haar familie en/of haar vrienden en die [persoon 3] (meermalen) heeft gezegd dat haar familie haar toch niet wilde zien en die [persoon 3] onderdak heeft verschaft door haar in de woning van hem, verdachte, en zijn vriendin te laten wonen en met gebruikmaking van eerdergenoemde gevoelens voor hem die [persoon 3] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of onder druk heeft gezet en/of de indruk heeft gegeven dat als zij bij hem, verdachte, wilde blijven zij prostitutiewerkzaamheden moest verrichten, en die [persoon 3] 'De Wallen' heeft laten zien en die [persoon 3] daar wegwijs heeft gemaakt in de prostitutie en in de prostitutie heeft gebracht, en een werkkamer voor die [persoon 3] heeft geregeld en/of heeft laten regelen, en die [persoon 3] van en naar haar werk in de prostitutie heeft gebracht op de Wallen te Amsterdam en die [persoon 3] heeft opgedragen (een groot gedeelte van) het door haar in de prostitutie verdiende geld in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen, en die [persoon 3] in de waan heeft gelaten dat hij, verdachte, het door haar in de prostitutie verdiende geld voor haar zou sparen voor een beter leven en/of voor een ondernemingsplan en/of voor een investering in de honden van verdachte en een deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 3] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door die [persoon 3] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [persoon 3] slechts een deel van die verdiensten heeft laten houden, en terwijl hij wist dat die [persoon 3] verliefd op hem was en/of van hem, verdachte, hield en/of familiaire gevoelens voor hem had en terwijl hij tevens (seksuele) relaties met haar huisgenoten en/of vriendinnen onderhield een (seksuele) relatie met die [persoon 3] is aangegaan en heeft onderhouden en die [persoon 3] tegen die huisgenoten en/of vriendinnen heeft uitgespeeld en die [persoon 3] heeft opgedragen 30 euro per klant te vragen in plaats van 50 euro, omdat die [persoon 3] zwart was en terwijl die [persoon 3] prostitutiewerkzaamheden verrichtte in de buurt van die [persoon 3] is gebleven en die [persoon 3] (nauwlettend) in de gaten heeft (laten) (ge)houden, en die [persoon 3] heeft opgedragen hem, verdachte een sms-bericht te sturen op het moment dat er een klant binnenkwam zodat hij kon controleren hoeveel klanten zij had ontvangen en die [persoon 3] heeft opgedragen een laptop op haar werkkamer te installeren en (de webcam van) deze laptop in werking te stellen op het moment dat zij (een) klant(en) ontving en de camerabeelden van de werkzaamheden die [persoon 3] met haar klant(en) uitvoerde heeft uitgekeken, in elk geval de (seksuele) handelingen van die [persoon 3] met haar klanten heeft gecontroleerd en die [persoon 3] heeft verboden om te gaan zitten achter het raam en die [persoon 3] meermalen heeft geslagen en/of geschopt en die [persoon 3] op dieet heeft gezet, in elk geval bepaald heeft wat die [persoon 3] wel en niet mocht eten en die [persoon 3] vitaminesupplementen heeft laten slikken en tegen die [persoon 3] heeft gezegd dat zij 10 kilo moest afvallen en op de Wallen langs de werkplek van die [persoon 3] is gelopen met eten (een hamburger van McDonalds), terwijl die [persoon 3] achter het raam stond en die [persoon 3] heeft verboden prostitutiewerkzaamheden te verrichten op de Amsterdamse Wallen, als zij niet meer voor hem, verdachte, zou werken en nadat die [persoon 3] het door haar verdiende geld had teruggevraagd tegen die [persoon 3] heeft gezegd: “Je bent met niks gekomen en je gaat met niks weg” en ten aanzien van [persoon 4] in de periode van 1 januari 2007 tot en met 27 april 2009, terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [persoon 4] en terwijl hij wist dat die [persoon 4] van huis was weggelopen en niet bij haar familie of anderen terecht kon en dat die [persoon 4] door Jeugdzorg werd begeleid en dat die [persoon 4] tegen hem, verdachte, opkeek, die [persoon 4] onderdak heeft verschaft door haar in de woning van hem, verdachte, en zijn vriendin te laten wonen, en nadat die [persoon 4] door haar toenmalige vriendje was geslagen en zij hem, verdachte, en zijn huisgenoten daardoor nodig had, die [persoon 4] heeft gevraagd naar Amsterdam te komen en met die [persoon 4] op “De Wallen” is gaan rondlopen en heeft geregeld of laten regelen dat die [persoon 4] een raam kon huren en die [persoon 4] wegwijs heeft gemaakt in de raamprostitutie en die [persoon 4] met de auto heeft vervoerd van en naar de Amsterdamse Wallen, zodat zij daar prostitutiewerkzaamheden kon gaan verrichten en die [persoon 4] werkkleding heeft verschaft waaronder een BH met siliconenborsten en gebruikmakend van haar familiaire gevoelens voor hem, verdachte, die [persoon 4] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden, en een groot deel van de verdiensten (de helft) uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van [persoon 4] heeft laten afstaan aan hem, verdachte en die [persoon 4] heeft voorgehouden dat zij een schuld had bij hem, verdachte, en/of bij (een) ander(en) had opgebouwd met betrekking tot niet betaalde kamerhuur en terwijl die [persoon 4] prostitutiewerkzaamheden verrichtte in de buurt van die [persoon 4] is gebleven en die [persoon 4] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden en/of heeft laten houden, en dreigende woorden tegen die [persoon 4] heeft gebruikt en/of intimiderend tegen die [persoon 4] heeft geschreeuwd, en die [persoon 4] op dieet heeft gezet, in elk geval bepaald heeft wat die [persoon 4] wel en niet mocht eten en die [persoon 4] naar huis heeft laten rennen (indien zij zich niet aan het dieet had gehouden dat haar was opgelegd) en tegen die [persoon 4] heeft gezegd dat die [persoon 4] buiten moest slapen, als zij niet binnen een bepaalde tijd naar huis gerend was en die [persoon 4] afvaloefeningen heeft gegeven, die zij vervolgens onder toezicht van hem, verdachte, moest doen en die [persoon 4] heeft verboden mannelijke vrienden in de woning te ontvangen en ten aanzien van [persoon 5] in de periode van 1 februari 2009 tot en met 9 mei 2011, terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [persoon 5] en terwijl hij wist dat zij gedurende een langere periode voor (een) (gewelddadige) Hongaarse pooier(s) had gewerkt en/of hij wist dat die [persoon 5] in Nederland nergens terecht kon en/of dat die [persoon 5] geen beroep kon doen op familie en/of vrienden en/of de Nederlandse taal niet, althans onvoldoende, machtig was die [persoon 5] onderdak heeft verschaft door haar in de woning van hem, verdachte, en zijn vriendin te laten wonen en een (seksuele) relatie met die [persoon 5] is aangegaan en heeft onderhouden en met gebruikmaking van haar gevoelens voor hem, verdachte die [persoon 5] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of onder druk heeft gezet en/of de indruk heeft gegeven dat als zij bij hem, verdachte, wilde blijven, zij prostitutiewerkzaamheden moest (blijven) verrichten, en die [persoon 5] van en naar haar werk in de prostitutie heeft vervoerd op de Wallen te Amsterdam en in een privéhuis in Zwolle en terwijl die [persoon 5] prostitutiewerkzaamheden verrichtte als beveiliger voor die [persoon 5] heeft gewerkt en (zodoende) in de buurt van die [persoon 5] is gebleven en die [persoon 5] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden of laten houden en terwijl hij wist dat die [persoon 5] verliefd op hem was en/of van hem, verdachte, hield en terwijl hij (tevens) (seksuele) relaties met haar huisgenoten en/of vriendinnen onderhield een (seksuele) relatie met die [persoon 5] is aangegaan en heeft onderhouden en die [persoon 5] tegen die huisgenoten en/of vriendinnen heeft uitgespeeld en die [persoon 5] heeft gezegd en/of de indruk heeft gegeven dat zij zijn, verdachtes, nummer één was en/of heeft gezegd dat hij van haar houdt, en/of dat hij met die [persoon 5] een toekomst wil opbouwen en die [persoon 5] heeft opgedragen het door haar in de prostitutie verdiende geld in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen en een deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 5] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door die [persoon 5] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [persoon 5] slechts een deel van die verdiensten heeft laten houden; ten aanzien van het onder 2, subsidiair, ten laste gelegde, op een tijdstip in de periode van 12 december 2009 tot en met 14 december 2009 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [persoon 2], zijnde zijn, verdachtes, levensgezel, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met kracht in de richting van het hoofd heeft geschopt; ten aanzien van het onder 2, meer subsidiair, ten laste gelegde, op tijdstippen in de periode van 12 december 2009 tot en met 14 december 2009 te Arnhem, telkens opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [persoon 2], met kracht in het gezicht en tegen het lichaam heeft gestompt en met gewichten van een halter op de benen heeft geslagen, waardoor deze telkens letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden; ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde, op tijdstippen in de periode van 8 april 2006 tot en met 1 april 2009 te Arnhem en/of te Amsterdam, telkens opzettelijk mishandelend [persoon 3], met kracht tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor die [persoon 3] het bewustzijn heeft verloren en met kracht met een vuist tegen de borst ter hoogte van het sleutelbeen heeft gestompt en met kracht de keel heeft dichtgeknepen, waardoor die [persoon 3] het bewustzijn heeft verloren; waardoor voornoemde [persoon 3] telkens letsel heeft bekomen, te weten onder meer een afgebroken snijtand, en/of pijn heeft ondervonden; ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde, hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 9 mei 2011 te Arnhem en/of te Amsterdam en/of te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) geldbedragen, te weten: een deel van de verdiensten uit de door [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] verrichte prostitutiewerkzaamheden, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit misdrijf. De taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging zijn verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad. In de tenlastelegging, onder 1., is ten aanzien van het deel dat ziet op artikel 273f, eerste lid, sub 4, eerste alternatief, Sr en het deel dat ziet op artikel 273f, eerste lid, sub 9, Sr vermeld dat verdachte met toepassing van ‘één van de voornoemde middelen’ heeft gedwongen of bewogen tot respectievelijk het beschikbaar stellen tot het verrichten van arbeid of diensten en tot het hem bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen. De rechtbank heeft ‘één van de voornoemde middelen’ gelezen als ‘één of meer van de voornoemde middelen’ en bewezen verklaard. 5 De strafbaarheid van de feiten De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 6 De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7 Motivering van de straf 7.1. De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar en 7 maanden, met aftrek van voorarrest. Van belang zijn de ernst van de feiten, de gevolgen die de feiten hebben voor de slachtoffers, straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd en de omstandigheid dat de ernst van het delict mensenhandel steeds meer doordringt tot de maatschappij, wat blijkt uit de verhoging van het strafmaximum voor het delict met ingang van 1 april 2013. De strafeis is gebaseerd op de Richtlijn voor strafvordering mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting, die met ingang van 1 september 2010 van kracht is geworden. Het uitgangspunt bij één slachtoffer en een pleegperiode van meer dan één jaar is een gevangenisstraf tussen 36 en 48 maanden. Strafverzwarend zijn in dit geval: medeplegen, de mate van geweld en het door [persoon 2] en [persoon 3] opgelopen letsel en de algemene recidive van verdachte, onder meer met betrekking tot geweldsdelicten. Oplegging van een gevangenisstraf van acht jaar is in beginsel passend, maar er moet worden gekort van vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Gerekend vanaf de aanhouding en inverzekeringstelling van verdachte is namelijk een termijn van twee jaar en negen maanden verstreken, terwijl een strafzaak in beginsel binnen twee jaar moet zijn afgerond. De overschrijding van vorenbedoelde redelijke termijn komt voor een deel voor rekening van de verdachte, te weten de vertraging die is veroorzaakt door de aanhouding van de zaak op 30 september 2013 op verzoek van verdachte om zijn administratie te onderzoeken. Verdachte had dit onderzoek eerder kunnen doen en bovendien kunnen weten dat de aanhouding niets nieuws zou opleveren. Concluderend is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met vier en een halve maand, wat volgens het standaardarrest van de Hoge Raad over de redelijke termijn een korting op de straf van 5 % oplevert. De door de raadsvrouw aangevoerde vormverzuimen (zie standpunt van de verdediging met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie) geven geen aanleiding tot strafvermindering. 7.2. Het strafmaatverweer van de verdediging Mocht de rechtbank tot strafoplegging komen, verzoekt de verdediging rekening te houden met de omstandigheden dat er geen aangiftes lagen; verdachte telkens heeft willen verklaren wat zijn visie is; verdachte 16 maanden in voorarrest heeft doorgebracht; alle vrouwen er zelf voor hebben gekozen de prostitutie in te gaan; verdachte de gelden die in de pot gingen niet voor zichzelf heeft aangewend maar dat deze gelden juist werden gebruikt ten behoeve van iedereen; verdachte een baan en woning heeft in [plaats 2] en daar een nieuwe start heeft gemaakt met zijn partner; verdachte zich aan alle voorwaarden heeft gehouden die de rechtbank heeft gesteld, en sprake is van een vormverzuim tijdens het vooronderzoek (neerkomend op het meer subsidiaire standpunt van de verdediging met betrekking tot vormverzuimen in het onderzoek, zie hiervoor bij standpunt van de verdediging met betrekking tot ontvankelijkheid van de officier van justitie). 7.3. Het oordeel van de rechtbank De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan is in het bijzonder het volgende van belang. Verdachte heeft de persoonlijke vrijheid van een vijftal vrouwen geschonden en een inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit. De uitbuiting van de vrouwen heeft, met uitzondering van [persoon 4] die gedurende een periode van bijna twee maanden het slachtoffer van verdachte is geweest, meerdere jaren geduurd. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin de slachtoffers verkeerden om daar zelf (financieel) voordeel uit te trekken. Verder moet hem worden aangerekend dat hij geweld tegen drie van hen heeft gebruikt. Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen en/of de toelichting van de vorderingen benadeelde partij van [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4] blijkt dat verdachte ernstig persoonlijk leed en psychische schade bij deze vrouwen heeft veroorzaakt. Opvallend ten aanzien van de twee andere vrouwen is dat [persoon 1] na de aanhouding van verdachte is gestopt met werken in de prostitutie en [persoon 5] bovendien verdere stappen heeft ondernomen om haar leven op te bouwen zonder prostitutie. Hoewel zij het zelf niet met zoveel woorden erkennen, kan daaruit de conclusie worden getrokken dat de aanhouding van verdachte ook voor hen in zekere zin een bevrijding is geweest. Verdachte heeft zich ook gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan witwassen, wat een ernstige bedreiging van de integriteit van het financiële en economische verkeer oplevert. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de strafbare feiten in deze strafzaak (uitgaande van de aanvangsdatum van de pleegperiode, te weten 1 januari 2006), meerdere malen is veroordeeld voor geweldsdelicten en ook voor een zedendelict. Dat is een strafverzwarende omstandigheid. Het vormverzuim bij het verhoor van [persoon 2] op 29 augustus 2011 wordt als een straf verminderende omstandigheid meegewogen, omdat de verdediging hierdoor daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden. Zoals de rechtbank in rubriek 3.3.3. heeft overwogen heeft de verdediging er belang bij het verhoor van een getuige bij te wonen en in dit geval, gelet op de omstandigheid dat [persoon 2] voorafgaande aan het verhoor wisselend (eerst belastend, vervolgens ontlastend voor verdachte) had verklaard, des te meer. Het bijwonen van het verhoor geeft de verdediging immers de gelegenheid de betrouwbaarheid en/of geloofwaardigheid van de afgelegde verklaring onmiddellijk te kunnen toetsen. Die gelegenheid is de verdediging onthouden. Dat de verdediging later [persoon 2] alsnog heeft kunnen ondervragen, doet daar niet aan af. Het voorgaande afwegende, zou oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden passend en geboden zijn. Er dient echter bij de strafoplegging rekening te worden gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Bedoelde termijn begint op 9 mei 2011, toen verdachte is aangehouden. Het heeft twee jaar en tien maanden geduurd tot de uitspraak van de rechtbank. Daarmee is de redelijke termijn, die twee jaar bedraagt, met tien maanden overschreden. Een deel van deze overschrijding moet aan verdachte worden toegerekend, te weten de overschrijding die het gevolg is geweest van de schorsing van de behandeling ter terechtzitting op 30 september 2013. Verdachte is toen door de rechtbank in de gelegenheid gesteld nader onderzoek te doen naar zijn financiële administratie. Dit heeft echter geen nieuwe informatie opgeleverd. Dat dit te wijten is aan de technische onmogelijkheid voor verdachte de door de politie ter beschikking gestelde gegevens (de laptop van verdachte is in beslag genomen en de politie heeft de gegevens voor verdachte gekopieerd en aan hem ter beschikking gesteld) in te zien, is niet aannemelijk. Met aftrek van de vertraging die aldus door verdachte is veroorzaakt, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met vier en een halve maand. Dat levert, in overeenstemming met de door de Hoge Raad bepaalde richtlijnen, een strafvermindering van 5 % op. Dit komt neer op een strafvermindering van drie maanden. De rechtbank wijkt niet onaanzienlijk naar beneden af van de straf die de officier van justitie heeft gevorderd. Dat is het gevolg van de omstandigheden dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, ten aanzien van de mensenhandel zowel het ‘medeplegen’ als de verkrachting van [persoon 3] (als element van de mensenhandel) niet bewezen acht en aan het vormverzuim bij het verhoor van [persoon 2] op 29 augustus 2011 de consequentie strafvermindering heeft verbonden. 8 Vorderingen van de benadeelde partijen 8.1 De onderbouwing van de vorderingen benadeelde partij [persoon 2] Benadeelde heeft in Amsterdam van 1 juli 2006 tot 1 juli 2010 gedurende 45 maanden (48 maanden – 3 maanden vanwege ziekte(herstel)) in de prostitutie gewerkt. Zij heeft in die periode 25 dagen per maand gewerkt en gemiddeld € 300, - per dag verdiend. De kamerhuur, parkeerkosten en eventuele ontvangsten van de benadeelde partij bedroegen € 150, - per dag. Rekening houden met het voorgaande bedroegen de inkomsten (na aftrek van kosten) in de periode Amsterdam: 45 x 25 x € 150, - = € 168,750, Benadeelde heeft in Zwolle van 1 juli 2010 tot 9 mei 2011 in de prostitutie gewerkt, een periode van 10 maanden. Zij heeft in die periode 25 dagen per maand gewerkt en gemiddeld € 320, - per dag verdiend. De inkomsten in periode Zwolle bedroegen: 10 x 25 x € 320, - = € 80.000, Benadeelde heeft voor de verwijdering van tatoeages (‘[verdachte]’ en een bloementatoeage), die onder dwang van verdachte zijn geplaatst, € 4.860, - kosten gemaakt. Benadeelde is vier en een half jaar misbruikt. Zij heeft zowel gedwongen prostitutiewerkzaamheden verricht als huishoudelijke werkzaamheden (met betrekking tot de honden). Er is sprake van lichamelijk en geestelijk letsel; benadeelde moest na korte tijd weer aan het werk na miskraam, heeft een litteken op haar onderbeen en bovenarm door een aanval van de honden, heeft psychische klachten in de vorm van Post Traumatische Stressstoornis waarvoor zij wordt behandeld, heeft stekende pijnen in de borst sinds de mishandeling door verdachte en heeft gevoelens van angst en onveiligheid. Gelet op de ernst en wijze van het seksuele misbruik, de kwetsbaarheid van benadeelde, de gevolgen van het misdrijf en gelet op de jurisprudentie is een immateriële schadevergoeding van € 20.000, - redelijk. benadeelde partij [persoon 3] Benadeelde werkte gedurende de periode van april 2007 tot en met juni 2009 zeven dagen per week in de prostitutie en verdiende € 800, - tot € 1.500, - per dag. Het laagste bedrag dat zij per dag verdiende was € 350, -. Voor de berekening van het voorschot voor materiële schade vanwege het moeten afstaan van de inkomsten uit prostitutie wordt uitgegaan van het volgende: 27 ( maanden) x 20 dagen (5 dagen per week, 4 weken per maand) x € 100, - (inkomsten na aftrek van kosten voor huur en levensonderhoud) = € 54.000, Benadeelde voelt zich ernstig vernederd, misbruikt en aangetast in haar persoonlijke en lichamelijke integriteit. Haar zelfbeeld is ernstig aangetast en zij is het vertrouwen in zichzelf en anderen kwijt. Benadeelde wordt ondersteund door Maatschappelijk Werk en behandeld door een psycholoog, neuroloog en psychiater. Die behandelingen zullen langdurig zijn, misschien wel voor altijd. Een voorschot voor immateriële schade van € 5.000, - is redelijk. De benadeelde partij heeft tevens verzocht de wettelijke rente toe te wijzen. Benadeelde partij [persoon 4] Benadeelde heeft twee maanden in de prostitutie gewerkt in Amsterdam . Zij vordert ten aanzien van deze periode het volgende bedrag in verband met ‘verlies arbeidsvermogen’ : 2 ( maanden) x 4 (weken) x 5 (dagen) x € 100, - (minimumbedrag aan afgestane inkomsten uit prostitutie) = € 4.000, - . Benadeelde heeft voorts zes maanden in de prostitutie gewerkt in Zwolle . Zij vordert ten aanzien van deze periode het volgende bedrag in verband met ‘verlies arbeidsvermogen’ : 6 ( maanden) x 4 (weken) x 5 (dagen) x € 100, - (minimumbedrag aan afgestane inkomsten uit prostitutie) = € 12.000, - . Benadeelde vordert verder schadevergoeding in verband met studievertraging (€ 59.785, -, Telefoonkosten (€ 150, - ) en autoschade ( € 500, - ). Benadeelde vordert tot slot schadevergoeding in verband met immateriële schade, te weten een voorschot smartengeld ten bedrage van € 5.000, -, waarbij ter onderbouwing van deze schade onder meer een verzekeringsgeneeskundige rapportage van 26 augustus 2011 overgelegd, waarin is vastgesteld dat sprake is van psychische schade door jarenlange gedwongen prostitutie. 8.2 Standpunt van de officier van justitie Ten aanzien van benadeelde partij [persoon 2] De vordering van benadeelde partij [persoon 2] moet worden toegewezen tot een bedrag van € 268.750, -, bestaande uit € 20.000 immateriële schadevergoeding en € 248.750, - materiële schadevergoeding (gederfde inkomsten). Voor het overige (kosten verwijdering tatoeage) moet de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onduidelijk is in hoeverre [persoon 2] de tatoeage onvrijwillig heeft laten plaatsen en beantwoording van die vraag daarom een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. De officier van justitie heeft gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd. Ten aanzien van benadeelde partij [persoon 3] De vordering van benadeelde partij [persoon 3] moet geheel worden toegewezen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd. Ten aanzien van benadeelde partij [persoon 4] De vordering van benadeelde partij [persoon 4] moet worden toegewezen tot een bedrag van € 9.000, -, bestaande uit € 5.000, - immateriële schadevergoeding en € 4.000, - materiële schadevergoeding (verlies arbeidsvermogen in periode Amsterdam). Voor het overige moet de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De gestelde schade door studievertraging, telefoonkosten en autoschade is onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de gestelde schade vanwege verlies arbeidsvermogen in periode Zwolle heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd met betrekking tot uitbuiting door verdachte van [persoon 4] in deze periode. De officier van justitie heeft gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd. 8.3 Standpunt van de verdediging Ten aanzien van benadeelde partij [persoon 2] Primair moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Subsidiair geldt het volgende. Ten aanzien van de gestelde gederfde inkomsten is het zeer de vraag of sprake is van afstaan van geld nu het door de vrouwen met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld in een pot werd gedaan voor gemeenschappelijk gebruik. [persoon 2] heeft zelf verklaard dat spullen voor haar en haar zoon [persoon 7], uitjes en schulden zijn betaald met geld uit de pot. Ten aanzien van de periode Zwolle is van belang dat [persoon 1] en verdachte hebben verklaard dat [persoon 2] de club runde en dat [persoon 2] heeft verklaard dat de verdiensten gedeeltelijk in de pot en gedeeltelijk op een rekening werden gestort, waarna de inkomsten op de verschillende rekening van de vrouwen werden gestort en dat [persoon 2] van haar rekening een eigen bankpas had. Ten aanzien van het verwijderen van de tatoeage ‘[verdachte]’ is van belang dat deze is gezet in een periode dat [persoon 2] net drie maanden een relatie met verdachte had en verliefd op hem was. Met betrekking tot de bloementatoeage ontbreekt elk verband met verdachte. De immateriële schade is onvoldoende onderbouwd en het gevorderde bedrag is exorbitant hoog gelet op wat in vergelijkbare zaken aan schadevergoeding is toegekend. Verder kan de causaliteit ten aanzien van de lichamelijke klachten niet worden vastgesteld. [persoon 2] rookt namelijk en in haar familie komen volgens de medische verklaring hartproblemen voor. Verder moet ook met de eigen rol van [persoon 2] in deze zaak rekening worden gehouden. De (subsidiaire) conclusie is dat de rechtbank de vordering moet afwijzen. Ten aanzien van benadeelde partij [persoon 3] Primair moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Subsidiair geldt het volgende. De periode waarover de materiële schade wordt gevorderd staat niet vast. Verder staat niet vast dat [persoon 3] 7 dagen per week heeft gewerkt. [persoon 3] is voorts een aantal malen weggeweest bij verdachte, zodat geen sprake is van een periode zonder onderbrekingen. Ook is van belang dat geen sprake is van afstaan van geld aan verdachte, nu het geld in de gezamenlijke huishoud pot ging. Ten aanzien van de immateriële schade is van belang dat het causale verband tussen het handelen van verdachte en de gestelde psychische problemen niet kan worden vastgesteld, nu [persoon 3] in het verleden diverse problemen heeft ondervonden en is gediagnosticeerd met een borderline persoonlijkheidsstoornis. De (subsidiaire) conclusie is dat de rechtbank de vordering moet afwijzen. Ten aanzien van benadeelde partij [persoon 4] Primair moet de rechtbank de vordering van de benadeelde partij afwijzen, omdat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Subsidiair geldt het volgende. Ten aanzien van de materiële schade in verband met studievertraging ontbreekt de causaliteit. Het is de vraag of [persoon 4] wel van plan was (verder) te studeren. Zij heeft tot op heden nog geen studie gevolgd na de ten laste gelegde periode. Ten aanzien van ‘verlies arbeidsvermogen’ kan niet worden vastgesteld dat [persoon 4] onder dwang geld moest afstaan. Verder heeft [persoon 4] verklaard dat zij in het begin van haar “carrière” bijna niets verdiende. Zij had schijnbaar een kamerhuurschuld. De verdiensten kunnen niet op € 100, - worden beraamd. Voorts zijn de telefoonkosten en autoschade niet onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade is van belang dat [persoon 4] heeft verklaard dat zij eerder in de prostitutie had gewerkt. Verder heeft zij een belast verleden. Het causale verband tussen het handelen van verdachte en de gestelde psychische problemen kan dan ook niet kan worden vastgesteld. De (subsidiaire) conclusie is dat de rechtbank de vordering moet afwijzen. 8.4 Oordeel van de rechtbank Ten aanzien van benadeelde partij [persoon 2] Met betrekking tot het deel van de vordering dat ziet op materiële schadevergoeding in verband met de inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden die [persoon 2] zou hebben moeten afdragen aan verdachte, geldt het volgende. De uit het dossier naar voren komende informatie over de geldstromen ten aanzien van [persoon 2] is niet eenduidig en inzichtelijk. Zo zijn op haar privébankrekening en de en/of rekening van haar en verdachte gedurende de periode dat zij in de prostitutie werkte, aanzienlijke geldbedragen gestort. Verder heeft [persoon 2] zelf verklaard dat zij met geld uit de ‘huishoudpot’, die, zo begrijpt de rechtbank, werd gevuld met door de vrouwen aan verdachte afgestane inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden, aankopen deed, bijvoorbeeld voor haar zoon. Aldus kan niet worden gezegd dat [persoon 2] eenvoudigweg al haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden aan verdachte heeft moeten afstaan, waar de vordering vanuit lijkt te gaan. Er moet ook worden beoordeeld welk deel van de inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden aan [persoon 2] ten goede is gekomen. Die beoordeling is niet eenvoudig. Daarom levert dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op en is de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering. Ter onderbouwing van het deel van de vordering dat ziet op materiële schadevergoeding in verband met het laten verwijderen van tatoeages, heeft de benadeelde partij gesteld dat de tatoeages onder dwang van verdachte zijn geplaatst. Niet alleen volgt dit niet uit de processtukken, maar [persoon 2] heeft bovendien ter terechtzitting van 3 september 2012 verklaard dat zij de tatoeage heeft laten aanbrengen aan het begin van haar relatie met verdachte, dat zij toen verliefd en gelukkig was en dat de prostitutie toen nog niet speelde. Het causaal verband tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde is vooralsnog dus niet komen vast te staan. Dit deel van de vordering levert derhalve eveneens een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering. Ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op immateriële schadevergoeding staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert dit deel op € 8000, - (achtduizend euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voor het overige moet het deel van de vordering dat ziet op immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat dit een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert. De onderbouwing van de vordering vermeldt namelijk dat een deel van de schade het gevolg is van uitbuiting door verdachte door het laten verrichten van huishoudelijke werkzaamheden door [persoon 2], terwijl de tenlastelegging deze beschuldiging niet bevat. Het causale verband tussen tenlastelegging en schade ontbreekt dus op dit punt. Ook ten aanzien van schade ten gevolge van het bijten van [persoon 2] door de honden van verdachte en andere lichamelijke klachten, ontbreekt het causale verband met de tenlastelegging. Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. De benadeelde partij kan het deel van de vordering waarin zij niet-ontvankelijk is bij de burgerlijke rechter aanbrengen. In het belang van [persoon 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Ten aanzien van benadeelde partij [persoon 3] Ten aanzien van de door [persoon 3] gevorderde schadevergoeding in verband met het moeten afstaan van haar inkomsten uit prostitutie aan verdachte geldt het volgende. De rechtbank kan niet exact vaststellen hoe hoog de inkomsten, na aftrek van kosten, zijn die [persoon 3] per dag heeft verdiend, zodat de schade ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek moet worden geschat. Uitgaande van de verklaringen in het dossier omtrent de inkomsten, schat de rechtbank die verdiende inkomsten, na aftrek van kosten, op een minimumbedrag van € 100, Uit het dossier komt naar voren dat [persoon 3] niet gedurende de gehele periode waarover schadevergoeding is gevorderd, in de prostitutie heeft gewerkt. Gelet op haar verklaringen, bezien in onderling verband en samenhang met informatie van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en de Belastingdienst, is aannemelijk dat zij gedurende de periode van 20 januari 2009 tot en met 6 juli 2009 niet bij verdachte is geweest en andere werkzaamheden heeft verricht. Dat betekent dat slechts schade kan worden toegekend over de periode van april 2007 tot en met 19 januari 2009. Gedurende deze periode heeft [persoon 3], uitgaande van 5 werkdagen per week, 435 dagen prostitutiewerkzaamheden verricht. In deze periode heeft zij 435 x € 100, - = € 43.500, - inkomsten, na aftrek van kosten, gehad. De vordering gaat er vanuit dat [persoon 3] al haar inkomsten, na aftrek van kosten, aan verdachte heeft afgestaan. Deze veronderstelling is op grond van de gegevens van de bankrekening van [persoon 3] niet hard te maken. Gedurende de periode van april 2007 tot en met 19 januari 2009 zijn namelijk veel contante stortingen op haar rekening gedaan, tot een totaalbedrag van € 24.803,99. De rechtbank begrijpt, gelet op de verklaringen van [persoon 3], dat dit met prostitutiewerkzaamheden verdiend geld betreft. Uit de overzichten van de bankrekening blijkt voorts dat deze rekening als betaalrekening heeft gefungeerd, waarbij ten aanzien van enkele betalingen op basis van de betalingsomschrijving aannemelijk is dat deze ten goede van verdachte zijn gekomen. Andere betalingen lijken ten goede van [persoon 3] zelf te zijn gekomen. Voor een groot deel van de betalingen bieden de omschrijvingen geen aanknopingspunten om vast te kunnen stellen aan wie de betalingen ten goede zijn gekomen. Nu noch het financieel onderzoek, noch de onderbouwing van de vordering benadeelde partij hierover duidelijkheid scheppen, vergt de vordering van [persoon 3] in zoverre een nader onderzoek en onderbouwing, dat dit een onevenredige belasting van dit geding oplevert. Gelet daarop zal de rechtbank de vordering, voor zover deze het gestorte contante bedrag van €24.803,99 betreft, niet-ontvankelijk verklaren. Voor het overige zal de vordering worden toegewezen, zodat de materiële schade ten gevolge van het afstaan van de inkomsten uit prostitutie op een bedrag van € 18.696,01 wordt vastgesteld. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding is een bedrag van € 5000, (vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, toewijsbaar. Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. De benadeelde partij kan het deel van de vordering waarin zij niet-ontvankelijk is bij de burgerlijke rechter aanbrengen. In het belang van [persoon 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Ten aanzien van benadeelde partij [persoon 4] Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de gevorderde materiële schadevergoeding in verband met de inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden die de benadeelde partij aan verdachte heeft moeten afstaan niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ten aanzien van de periode Amsterdam komt een bedrag van € 2.000. – (tweeduizend euro) voor vergoeding in aanmerking. Dit betreft de helft van het gevorderde bedrag over deze periode, omdat [persoon 4] heeft verklaard dat zij de helft van haar verdiensten aan verdachte moest afstaan en daar geen rekening mee is gehouden in de vordering. Voor het overige moet de vordering ten aanzien van gederfde inkomsten (de benadeelde partij noemt het: verlies arbeidsvermogen) voor de periode Amsterdam dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd en daarmee een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. Ook ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding in verband met gederfde inkomsten gedurende de periode dat [persoon 4] prostitutiewerkzaamheden heeft verricht in Zwolle is de benadeelde partij niet-ontvankelijk, omdat verdachte van uitbuiting van [persoon 4] in deze periode zal worden vrijgesproken en derhalve het causale verband tussen het bewezen verklaarde en de gestelde schade ontbreekt. Het bedrag dat aan immateriële schadevergoeding is gevorderd, kan niet geheel worden toegewezen. Het bedrag is immers ook gerelateerd aan uitbuiting gedurende de “periode Zwolle” en daarvan wordt verdachte vrijgesproken. Wel voor vergoeding in aanmerking komt een bedrag van € 1.500, - (duizend vijfhonderd euro). Voor het overige zal de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard. Het restant van de vordering (studievertraging, telefoonkosten en autoschade) levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. De benadeelde partij kan het deel van de vordering waarin zij niet-ontvankelijk is bij de burgerlijke rechter aanbrengen. In het belang van [persoon 4] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. 9 Voorlopige hechtenis Verdachte is van 9 mei 2011 tot 12 mei 2011 in verzekering gesteld en heeft vervolgens van 12 mei 2011 tot 6 september 2012 in voorlopige hechtenis verbleven. De rechtbank heeft ter terechtzitting van 5 september 2012 bevolen dat de voorlopige hechtenis met ingang van 6 september 2012 wordt geschorst onder voorwaarden, tot de eerstvolgende behandeling ter terechtzitting. Vervolgens heeft de rechtbank op 30 september 2013 de voorlopige hechtenis opnieuw geschorst tot de eerstvolgende behandeling ter terechtzitting. Laatstelijk heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis op 11 februari 2014 geschorst tot het moment van de uitspraak. Nu verdachte zich gedurende een lange periode heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden, bestaat aanleiding de schorsing van de voorlopige hechtenis ook na de uitspraak te laten voortduren en daarom zal de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden wederom bevelen. Deze beslissing is afzonderlijk vastgelegd. 10 Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 273f, 300, 302, 304 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte. 11 Beslissing De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. Verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien: de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van ‘één of meer andere vrouwen,; het onder 5 ten laste gelegde gewoontewitwassen ten aanzien van ‘geldbedragen, bestaande uit verdiensten uit de door één of meer andere vrouwen verrichte prostitutiewerkzaamheden’, ‘één of meer andere geldbedragen’, en ‘voorwerp(en)’. Verklaart het onder 2, primair, en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, subsidiair en meer subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4.3 is vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezen verklaarde levert op: ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde: - mensenhandel; ten aanzien van het onder 2, subsidiair bewezen verklaarde: - ‘ ‘poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel’; Ten aanzien van het onder 2, meer subsidiair, bewezen verklaarde: - mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd; ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde: - mishandeling, meermalen gepleegd; ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde: - medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken. Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 57 maanden . Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden. Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen Gelast de teruggave aan verdachte van: - alle voorwerpen vermeld op als bijlage bijgevoegde ‘Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen’. Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 2] Wijst de vordering van [persoon 2] toe tot € 8000, - (achtduizend euro). Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 2] voornoemd. Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is. Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 2], € 8000, - (achtduizend euro) aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 75 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op. Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen. Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 3] Wijst de vordering van [persoon 3] toe tot € 23.696,01(drieëntwintig duizend zeshonderd zesennegentig euro en één cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 3] voornoemd. Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is. Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 3] € 23.696,01(drieëntwintig duizend zeshonderd zesennegentig euro en één cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 138 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op. Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen. Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 4] Wijst de vordering van [persoon 4] toe tot € 3.500, - (drieduizend vijfhonderd euro). Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 4] voornoemd. Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is. Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 4] € 3.500, - (drieduizend vijfhonderd euro) aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 45 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op. Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen. Ten aanzien van de voorlopige hechtenis Beveelt de schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk vastgelegd. Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. van den Bergh, voorzitter, mrs. J.L. Hillenius en V. Zuiderbaan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 maart 2014. Bijlage: tenlastelegging. Aan [verdachte] , wordt ten laste gelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 9 mei 2011 te Arnhem en/of te Zwolle en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, (telkens) een ander, genaamd [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of één of meer andere vrouwen, door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of één of meer andere vrouwen (sub 1) en/of die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of één of meer andere vrouwen met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden en/of huishoudelijke werkzaamheden), dan wel met één van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachte(n) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of één of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden), (sub 4) en/of (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of één of meer andere vrouwen (sub 6) en/of die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of één of meer andere vrouwen (telkens) met een van de voornoemde middelen heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, en/of een of meer van zijn medeverdachte(n) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of één of meer andere vrouwen met of voor een derde, (sub 9) bestaande die dwang en/of dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of dat werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen en/of dat dwingen en/of bewegen en/of dat handelingen ondernemen en/of dat voordeel trekken (telkens) hierin dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (ten aanzien van [persoon 1]) (in de periode van 1 januari 2006 tot en met 9 mei 2011) (terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [persoon 1] en/of terwijl hij wist dat die [persoon 1] van haar familie geen of onvoldoende steun kreeg en/of niet bij haar familie en/of anderen terecht kon) die [persoon 1] onderdak heeft verschaft (door haar in de woning van hem, verdachte, en/of zijn vriendin te laten wonen) en/of die [persoon 1] (verder) heeft geïsoleerd van haar familie en/of vrienden en/of (met gebruikmaking van haar gevoelens voor hem, verdachte) die [persoon 1] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of onder druk heeft gezet en/of de indruk heeft gegeven dat als zij bij hem, verdachte, wilde blijven, zij prostitutiewerkzaamheden moest (blijven) verrichten, en/of die [persoon 1] (meermalen) heeft vervoerd naar de Amsterdamse Wallen en/of naar een privéhuis in Zwolle, zodat zij daar prostitutiewerkzaamheden kon gaan verrichten en/of (terwijl die [persoon 1] prostitutiewerkzaamheden verrichte) (telkens) als beveiliger voor die [persoon 1] heeft gewerkt en/of (zodoende) in de buurt van die [persoon 1] is gebleven en/of (zodoende) die [persoon 1] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden of laten houden en/of (terwijl hij wist dat die [persoon 1] verliefd op hem was en/of van hem, verdachte, hield en/of terwijl hij (tevens) (een) (seksuele) relatie(s) met haar huisgeno(o)t(en) en/of vriendin(nen) onderhield) een (seksuele) relatie met die [persoon 1] is aangegaan en/of heeft onderhouden en/of [persoon 1] tegen die huisgeno(o)t(en) en/of vriendin(nen) heeft uitgespeeld en/of die [persoon 1] heeft gezegd en/of de indruk heeft gegeven dat zij zijn, verdachtes, nummer één was en/of gezegd dat hij van haar houdt, en/of die [persoon 1] (telkens) heeft opgedragen (een groot gedeelte van) het door haar in de prostitutie verdiende geld in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen en/of (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 1] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door die [persoon 1] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [persoon 1] slechts een klein deel van die verdiensten te laten houden en/of die [persoon 1] heeft opgedragen een laptop op haar werkkamer te installeren en/of (de webcam van) deze laptop in werking te stellen op het moment dat zij (een) klant(en) ontving en/of (meermalen) de camerabeelden van de werkzaamheden die [persoon 1] met haar klant(en) uitvoerde heeft bekeken, in elk geval de (seksuele) handelingen van die [persoon 1] met haar klanten heeft gecontroleerd en/of die [persoon 1] heeft opgedragen te allen tijde bereikbaar te zijn en/of te verbieden zonder toestemming (’s nachts) weg te gaan en/of die [persoon 1] (tijdens haar prostitutiewerkzaamheden) heeft gecontroleerd op het gebruik van alcohol (whisky) in haar cola, aangezien hij dat beslist niet wilde, en/of die [persoon 1] (meermalen) heeft geslagen en/of geschopt en/of met een bezemsteel heeft geslagen en/of een scheve kaak heeft geslagen en/of (meermalen) letsel (onder meer blauwe plekken) heeft toegebracht en/of pijn bij die [persoon 1] heeft veroorzaakt en/of (ten aanzien van die [persoon 2]) (in de periode van 1 juni 2006 tot en met 9 mei 2011) (terwijl hij een (seksuele) relatie met die [persoon 2] onderhield en/of wist dat die [persoon 2] verliefd of hem was en/of van het hield en/of terwijl hij het kind van die [persoon 2] had erkend en/of zich als vader van dat kind had opgeworpen) tegen die [persoon 2] heeft gezegd dat zij mee moest naar Amsterdam en/of (eveneens) in de prostitutie moest gaan werken, omdat hij, verdachte, de relatie anders zou beëindigen en/of die [persoon 2] daarbij bij de keel heeft gegrepen en/of op bed heeft gegooid en/of die [persoon 2] “De Wallen” heeft laten zien en/of daar wegwijs heeft gemaakt in de prostitutie en/of in de prostitutie heeft gebracht en/of (nadat die [persoon 2] een keer een pooier in haar werkkamer binnen had gelaten) die [persoon 2] in elkaar heeft geslagen en/of getrapt en/of heeft gedreigd die [persoon 2] met glas in haar gezicht te snijden, omdat zij die pooier niet binnen had mogen laten en/of die [persoon 2] (meermalen) heeft vervoerd van en naar de Amsterdamse Wallen en/of van en naar seksclubs in Zwolle, zodat zij daar prostitutiewerkzaamheden kon gaan verrichten en/of (terwijl die [persoon 2] prostitutiewerkzaamheden verrichte) (telkens) als beveiliger voor die [persoon 2] heeft gewerkt en/of (zodoende) in de buurt van die [persoon 2] is gebleven en/of (zodoende) die [persoon 2] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden of laten houden en/of die [persoon 2] heeft geïsoleerd van haar familie en/of vrienden en/of die [persoon 2] (telkens) heeft opgedragen (een groot gedeelte van) het door haar in de prostitutie verdiende geld in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen en/of (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 2] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door die [persoon 2] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [persoon 2] slechts een klein deel van die verdiensten te laten houden en/of die [persoon 2] heeft opgedragen een laptop op haar werkkamer te installeren en/of (de webcam van) deze laptop in werking te stellen op het moment dat zij (een) klant(en) ontving en/of (meermalen) de camerabeelden van de werkzaamheden die [persoon 2] met haar klant(en) uitvoerde heeft bekeken, in elk geval de (seksuele) handelingen van die [persoon 2] met haar klanten heeft gecontroleerd en/of die [persoon 2] heeft opgedragen te allen tijde bereikbaar te zijn en/of te verbieden zonder toestemming (’s nachts) weg te gaan en/of die [persoon 2] (meermalen) heeft mishandeld en/of tegen die [persoon 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, er toch wel achter komt als zij met de politie zou praten en/of die [persoon 2] heeft gedwongen en/of bewogen tot het intrekken van de aangifte van (zware) mishandeling die zij in december 2009 tegen hem, verdachte, had gedaan (door tegen haar te zeggen dat hij haar alléén zou helpen om uit handen van het AMK te blijven als zij die aangifte in zou trekken) en/of samen met die [persoon 2] het verhaal te bedenken dat het letsel dat in december 2009 bij haar was ontstaan, door een val van een loopband was veroorzaakt en/of die [persoon 2] op dieet heeft gezet, in elk geval bepaald heeft wat die [persoon 2] wel en niet mocht eten en/of die [persoon 2] (meermalen) (20 à 30 minuten) naar huis heeft laten rennen (indien zij zich niet aan het dieet had gehouden dat haar was opgelegd) en/of (meermalen) tegen die [persoon 2] heeft gezegd dat die [persoon 2] buiten moest slapen, als zij niet binnen een bepaalde tijd thuis naar huis gerend was en/of (meermalen) achter die [persoon 2] is aangefietst, terwijl zij aan het rennen was en/of die [persoon 2] afvaloefeningen heeft gegeven, die zij vervolgens onder toezicht van hem, verdachte, moest doen en/of (terwijl hij, verdachte, (tevens) (een) (seksuele) relatie(s) met haar huisgeno(o)t(en) en/of vriendin(nen) onderhield) die [persoon 2] tegen die huisgeno(o)t(en) en/of vriendin(nen) heeft uitgespeeld en/of (ten aanzien van [persoon 3]) (in de periode van 1 januari 2006 tot 1 april 2009 (terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [persoon 3] en/of terwijl hij wist dat die [persoon 3] van haar familie geen of onvoldoende steun kreeg en/of niet bij haar familie en/of anderen terecht kon en/of bij haar familie was weggelopen) die [persoon 3] heeft meegenomen vanuit Curaçao naar Nederland en/of haar het gevoel heeft gegeven dat zij bij hem, verdachte, terecht kon en/of een (seksuele) relatie met die [persoon 3] is aangegaan en/of heeft onderhouden, en/of die [persoon 3] (verder) heeft geïsoleerd van haar familie en/of haar vrienden en/of die [persoon 3] (meermalen) heeft gezegd dat haar familie haar toch niet wilde zien en/of die [persoon 3] onderdak heeft verschaft (door haar in de woning van hem, verdachte, en/of zijn vriendin te laten wonen), en/of (met gebruikmaking van eerdergenoemde gevoelens voor hem) die [persoon 3] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of onder druk heeft gezet en/of de indruk heeft gegeven dat als zij bij hem, verdachte, wilde blijven zij prostitutiewerkzaamheden moest verrichten, en/of die [persoon 3] 'De Wallen' heeft laten zien en/of die [persoon 3] daar wegwijs heeft gemaakt in de prostitutie, en/of in de prostitutie heeft gebracht, en/of een werkkamer voor die [persoon 3] heeft geregeld en/of heeft laten regelen, en/of die [persoon 3] (telkens) van en naar haar werk in de prostitutie heeft gebracht (op de Wallen te Amsterdam) en/of die [persoon 3] (telkens) heeft opgedragen (een groot gedeelte van) het door haar in de prostitutie verdiende geld in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen, en/of die [persoon 3] in de waan heeft gelaten dat hij, verdachte, het door haar in de prostitutie verdiende geld voor haar zou sparen voor een beter leven en/of voor een ondernemingsplan en/of voor een investering in de honden van verdachte en/of (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 3] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door die [persoon 3] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [persoon 3] slechts een klein deel van die verdiensten heeft laten houden, en/of (terwijl hij wist dat die [persoon 3] verliefd op hem was en/of van hem, verdachte, hield en/of familiaire gevoelens voor hem had en/of terwijl hij (tevens) (een) (seksuele) relatie(s) met haar huisgeno(o)t(en) en/of vriendin(nen) onderhield) een (seksuele) relatie met die [persoon 3] is aangegaan en/of heeft onderhouden en/of die [persoon 3] tegen die huisgeno(o)t(en) en/of vriendin(nen) heeft uitgespeeld en/of die [persoon 3] heeft opgedragen 30 euro per klant te vragen (in plaats van 50 euro, omdat die [persoon 3] zwart was) en/of (terwijl die [persoon 3] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) (telkens) in de buurt van die [persoon 3] is gebleven en/of die [persoon 3] (nauwlettend) in de gaten heeft (laten) (ge)houden, en/of die [persoon 3] heeft opgedragen hem, verdachte een sms-bericht te sturen op het moment dat er een klant binnenkwam (zodat hij kon controleren hoeveel klanten zij had ontvangen) en/of die [persoon 3] heeft opgedragen een laptop op haar werkkamer te installeren en/of (de webcam van) deze laptop in werking te stellen op het moment dat zij (een) klant(en) ontving en/of (meermalen) de camerabeelden van de werkzaamheden die [persoon 3] met haar klant(en) uitvoerde heeft uitgekeken, in elk geval de (seksuele) handelingen van die [persoon 3] met haar klanten heeft gecontroleerd en/of die [persoon 3] heeft verboden om te gaan zitten achter het raam en/of die [persoon 3] (meermalen) heeft geslagen en/of geschopt en/of die [persoon 3] (meermalen) heeft verkracht, in elk geval op zeer hardhandige wijze en/of tegen de wil van die [persoon 3] seks met die [persoon 3] heeft gehad en/of (tegen de wil van die [persoon 3]) (meermalen) in die [persoon 3] klaar is gekomen, zonder dat hij, verdachte, daarbij een condoom gebruikte en/of (tegen de wil van die [persoon 3]) (meermalen) over die [persoon 3] heen heeft geplast en/of die [persoon 3] op dieet heeft gezet, in elk geval bepaald heeft wat die [persoon 3] wel en niet mocht eten en/of die [persoon 3] vitaminesupplementen heeft laten slikken en/of tegen die [persoon 3] heeft gezegd dat zij 10 kilo moest afvallen en/of (meermalen) op de Wallen langs de werkplek van die [persoon 3] is gelopen met eten (een hamburger van McDonalds), terwijl die [persoon 3] achter het raam stond en/of die [persoon 3] heeft verboden prostitutiewerkzaamheden te verrichten op de Amsterdamse Wallen, als zij niet meer voor hem, verdachte, zou werken en/of (nadat die [persoon 3] het door haar verdiende geld had teruggevraagd) tegen die [persoon 3] heeft gezegd: “ Je bent met niks gekomen en je gaat met niks weg” en/of (ten aanzien van [persoon 4]) (in de periode van 1 januari 2007 tot en met 9 mei 2011) (terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [persoon 4] en/of terwijl hij wist dat die [persoon 4] van huis was weggelopen en/of niet bij haar familie en/of anderen terecht kon en/of dat die [persoon 4] door Jeugdzorg werd begeleid en/of dat die [persoon 4] tegen hem, verdachte, opkeek) die [persoon 4] (meermalen) onderdak heeft verschaft (door haar in de woning van hem, verdachte, en/of zijn vriendin te laten wonen), en/of die [persoon 4] (verder) heeft geïsoleerd van haar familie en/of vrienden en/of die [persoon 4] huishoudelijk werk heeft laten verrichten en/of oppaswerk heeft laten verrichten en/of nadat die [persoon 4] door haar toenmalige vriendje was geslagen en zij hem, verdachte, en/of zijn huisgenoten (daardoor) nodig had, die [persoon 4] heeft gevraagd naar Amsterdam te komen en/of met die [persoon 4] op “De Wallen” is gaan rondlopen en/of heeft geregeld en/of laten regelen dat die [persoon 4] een raam kon huren en/of die [persoon 4] wegwijs heeft gemaakt in de raamprostitutie en/of die [persoon 4] (meermalen) met de auto heeft vervoerd van en naar de Amsterdamse Wallen en/of privéclubs in Zwolle, zodat zij daar prostitutiewerkzaamheden kon gaan verrichten en/of die [persoon 4] werkkleding heeft verschaft (waaronder een BH met siliconenborsten en/of een string en/of een doorzichtig shirtje en/of hoge hakken) en/of (gebruikmakend van haar familiaire gevoelens voor hem, verdachte) die [persoon 4] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden, en/of (telkens) een groot deel van de verdiensten (de helft) uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van [persoon 4] heeft afgenomen en/of afgepakt, en/of heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [persoon 4] niets, in elk geval weinig, van haar verdiensten heeft laten houden, en/of die [persoon 4] heeft opgedragen (een groot gedeelte van) het door haar in de prostitutie verdiende geld (gedeeltelijk) in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen, en/of die [persoon 4] (meermalen) heeft voorgehouden dat zij een schuld had bij hem, verdachte, en/of (een) ander(en) had opgebouwd (met betrekking tot niet betaalde kamerhuur) en/of die [persoon 4] duidelijk gemaakt dat zij (terwijl die [persoon 4] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) (telkens) in de buurt van die [persoon 4] is gebleven en/of die [persoon 4] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden en/of heeft laten houden, en/of die [persoon 4] één of meermalen heeft gedreigd te slaan en/of (meermalen) en/of dreigende woorden tegen die [persoon 4] heeft gebruikt en/of intimiderend tegen die [persoon 4] heeft geschreeuwd, en/of die [persoon 4] op dieet heeft gezet, in elk geval bepaald heeft wat die [persoon 4] wel en niet mocht eten en/of die [persoon 4] (meermalen) (20 à 30 minuten) naar huis heeft laten rennen (indien zij zich niet aan het dieet had gehouden dat haar was opgelegd) en/of (meermalen) tegen die [persoon 4] heeft gezegd dat die [persoon 4] buiten moest slapen, als zij niet binnen een bepaalde tijd naar huis gerend was en/of (meermalen) achter die [persoon 4] is aangefietst, terwijl zij aan het rennen was en/of die [persoon 4] afvaloefeningen heeft gegeven, die zij vervolgens onder toezicht van hem, verdachte, moest doen en/of die [persoon 4] (telkens) heeft verboden mannelijke vrienden in de woning te ontvangen en/of (ten aanzien van [persoon 5]) (in de periode van 1 februari 2009 tot en met 9 mei 2011) (terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [persoon 5] en/of terwijl hij wist dat zij gedurende een langere periode voor (een) (gewelddadige) Hongaarse pooier(s) had gewerkt en/of hij wist dat die [persoon 5] in Nederland nergens terecht kon en/of dat die [persoon 5] geen beroep kon doen op familie en/of vrienden en/of de Nederlandse taal niet, althans onvoldoende, machtig was) die [persoon 5] onderdak heeft verschaft (door haar in de woning van hem, verdachte, en/of zijn vriendin te laten wonen) en/of een (seksuele) relatie met die [persoon 5] is aangegaan en/of heeft onderhouden en/of (met gebruikmaking van haar gevoelens voor hem, verdachte) die [persoon 5] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of onder druk heeft gezet en/of de indruk heeft gegeven dat als zij bij hem, verdachte, wilde blijven, zij prostitutiewerkzaamheden moest (blijven) verrichten, en/of die [persoon 5] (telkens) van en naar haar werk in de prostitutie heeft vervoerd (op de Wallen te Amsterdam en/of in een privéhuis in Zwolle) en/of (terwijl die [persoon 5] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) (telkens) als beveiliger voor die [persoon 5] heeft gewerkt en/of (zodoende) in de buurt van die [persoon 5] is gebleven en/of die [persoon 5] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden of laten houden en/of (terwijl hij wist dat die [persoon 5] verliefd op hem was en/of van hem, verdachte, hield en/of terwijl hij (tevens) (een) (seksuele) relatie(s) met haar huisgeno(o)t(en) en/of vriendin(nen) onderhield) een (seksuele) relatie met die [persoon 5] is aangegaan en/of heeft onderhouden en/of die [persoon 5] tegen die huisgeno(o)t(en) en/of vriendin(nen) heeft uitgespeeld en/of die [persoon 5] heeft gezegd en/of de indruk heeft gegeven dat zij zijn, verdachtes, nummer één was en/of heeft gezegd dat hij van haar houdt, en/of dat hij met die [persoon 5] een toekomst wil opbouwen en/of die [persoon 5] (telkens) heeft opgedragen het door haar in de prostitutie verdiende geld in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen en/of tegen die [persoon 5] heeft gezegd dat hij, verdachte, dat geld voor haar zou sparen en/of (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 5] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door die [persoon 5] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [persoon 5] slechts een klein deel van die verdiensten heeft laten houden; 2. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2009 tot en met 14 december 2009 te Arnhem, in elk geval in Nederland, aan [persoon 2] [persoon 2], zijnde zijn, verdachtes, levensgezel, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een hersenschudding), heeft toegebracht, door voornoemde [persoon 2] (telkens) met dat opzet (meermalen) met kracht op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen en/of (meermalen) met kracht met (een) gewicht(en) van een halter op/tegen het/de be(e)n(en) te slaan; Subsidiair: hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2009 tot en met 14 december 2009 te Arnhem, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [persoon 2], zijnde zijn, verdachtes, levensgezel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) met kracht op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt en/of (meermalen) met kracht met (een) gewicht(en) van een halter op/tegen het/de be(e)n(en) heeft geslagen; meer subsidiair: hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2009 tot en met 14 december 2009 te Arnhem, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [persoon 2], (meermalen) met kracht op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt en/of (meermalen) met kracht met (een) gewicht(en) van een halter op/tegen het/de be(e)n(en) heeft geslagen, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 3. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 08 april 2006 tot en met 1 april 2009 te Arnhem en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [persoon 3] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, van die [persoon 3] immers heeft hij, verdachte meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) (met kracht) zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de anus van die [persoon 3] gebracht en/of geduwd en/of (vervolgens) (met kracht) op en neer gaande bewegingen gemaakt in de vagina en/of de anus van die [persoon 3] en/of een zaadlozing in de vagina en/of de anus van die [persoon 3] gehad en bestaande dat geweld en/of die (andere) feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die (andere) feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte (telkens) ervoor zorgde dat hij alleen in zijn, verdachtes, huis was met die [persoon 3] (door huisgenoten weg te sturen) en/of die [persoon 3] opdracht gaf om seks met hem, verdachte te hebben, zulks terwijl verdachte een natuurlijk en/of psychisch overwicht op die [persoon 3] had en/of terwijl die [persoon 3] in zijn, verdachtes, huis woonde en/of (derhalve) afhankelijk was van hem, verdachte en/of vreesde dat zij het huis anders zou moeten verlaten en/of die [persoon 3] het gevoel heeft gegeven dat zij altijd bij hem terecht kon en/of geweld heeft gebruikt tegen die [persoon 3], dan wel heeft gedreigd met het gebruik van geweld tegen die [persoon 3], en/of die [persoon 3] heeft gemanipuleerd en/of geïsoleerd en/of die [persoon 3] heeft gekleineerd en/of vernederd (onder meer door over haar heen te plassen); 4. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 08 april 2006 tot en met 1 april 2009 te Arnhem en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend [persoon 3] (zijnde zijn, verdachtes levensgezel), (meermalen) met kracht op/tegen het hoofd en/of het gezicht heeft gestompt en/of geslagen, waardoor die [persoon 3] het bewustzijn heeft verloren en/of (meermalen) met kracht (met een vuist) op/tegen de borst (ter hoogte van het borstbeen/sleutelbeen) heeft gestompt en/of geslagen en/of met kracht de keel heeft dichtgeknepen, waardoor die [persoon 3] het bewustzijn heeft verloren; waardoor voornoemde [persoon 3] (telkens) letsel heeft bekomen (te weten (onder meer) een afgebroken snijtand) en/of pijn heeft ondervonden; 5. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 9 mei 2011 te Arnhem en/of te Amsterdam en/of te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, in elk geval alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn medeverdachte(n) een of meer geldbedrag(en) te weten: (telkens) (een groot deel van) de verdiensten uit de door [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of een of meer andere vrouwen verrichte prostitutiewerkzaamheden, en/of één of meer andere geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet , terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven. Bijlage: De bewijsmiddelen en redengevende feiten en omstandigheden De hierna vermelde bewijsmiddelen en redengevende feiten en omstandigheden zijn, in onderling verband en samenhang bezien, redengevend voor alle bewezen verklaarde feiten. Verklaring van verdachte De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 3, 4 en 5 september 2012 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: Ik beken dat ik samen met [persoon 2] en de andere meiden naar Amsterdam ben gereden. Ik ben het ermee eens dat ik 90 % van de tijd in Amsterdam was. Het geld van de meisjes ging in een gezamenlijke pot. Ik heb seks gehad met onder andere [persoon 1] en [persoon 5]. [persoon 1] heeft een tatoeage met hondenpootjes. Ik leerde [persoon 3] op Curaçao kennen. Ik was met [persoon 2] op vakantie. De reden om [persoon 3] naar Nederland te krijgen was omdat zij op Curaçao in elkaar werd geslagen door een tante. [persoon 3] was op Curaçao omdat zij volgens haar moeder onhandelbaar was. [persoon 3] was 17 jaren toen wij haar leerden kennen. [persoon 2] en ik hadden een liefdesrelatie. Over de eerste keer van [persoon 3] op de Wallen verklaar ik dat ik [persoon 3] niet alleen heb opgehaald. Het was samen met [persoon 1]. Ik ontken niet dat ik iemand onderdak heb verschaft, maar dat was samen met [persoon 2]. [persoon 4] kwam bij ons thuis en was toen nog geen 17 jaar oud. Zij had problemen met haar moeder. Wat betreft het ophalen van [persoon 4] in Amsterdam verklaar ik dat [persoon 4] huilend had gebeld dat zij nergens heen kon. Ik reed toen net Amsterdam binnen. Zij is toen met de trein naar Amsterdam gegaan. Het klopt dat [persoon 4] geen vriendjes in huis mocht halen. Ik werkte op de Wallen. [persoon 5] werkte als prostituee en huurde een kamer bij [persoon 20]. Er waren wel mannen die haar beschermden. Wij leerden [persoon 5] op de Wallen kennen en begonnen met haar op te trekken. Op een later tijdstip bleek dat [persoon 5] daar gedwongen stond en toen kwam zij naast [persoon 2] en [persoon 1] staan. Zij hebben toen contact gemaakt en toen is zij bij ons gekomen. [persoon 2] heeft met [persoon 5] gesproken, zij hebben mij er bij gehaald en [persoon 5] is meegegaan naar [plaats 1]. Ik ken [persoon 19]. Misschien heeft zij verklaard dat [persoon 5] nu voor mij werkt, omdat zij zag dat wij met z’n allen met dezelfde auto heen en terug reden. Misschien omdat ik zelf heb gezegd dat [persoon 5] nu bij ons hoort. Ik heb misschien zulke dingen tegen de mannen gezegd die haar met rust moesten laten. Verklaring van de zuster van verdachte Een proces-verbaal met nummer 2010271863 van 2 februari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pag. C 206-215). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 22], afgelegd op 2 februari 2012, zakelijk weergegeven: (Noot verbalisanten: Wij tonen getuige een foto van [persoon 3].) Ja, dat is [persoon 3]. (Vraag: Is er bij u op enig moment geld gebracht door [verdachte] uw broer en [persoon 2]?) Ja, ze hebben weleens geld gebracht. Dat was in 2011. Dat was vooral om de belasting dingen te betalen. Dat was niet meer dan 10.000 euro. Voordat [verdachte] kwam vast te zitten is hij twee keer bij mij geweest om geld te brengen. [verdachte] was dan samen met [persoon 2]. Als [verdachte] en [persoon 2] bij mij binnen kwamen dan had [persoon 2] een kluisje in haar hand en dan opende zij het kluisje en dan haalde zij er geld uit wat bij elkaar gebonden was met een elastiek en overhandigde het mij. Kijk de eerste keer vroeg [verdachte] mij of ik geld voor hem kon bewaren om belasting dingen te betalen. Ik zei dat het goed was en toen is [persoon 2] naar de auto gelopen en heeft daar een tasje uitgehaald met een kluisje erin. Toen [verdachte] en [persoon 2] weggingen heb ik het geld opgeborgen in mijn slaapkamer. De eerste keer was het volgens mij maar een duizend of 4 à 5, dat was niet veel gezien hun omzet, wat ze verdienden. Ik weet dat omdat ik hun omzet belasting deed. De tweede keer dat [verdachte] en [persoon 2] bij mij op bezoek kwamen om geld te brengen, had [persoon 2] het geld in haar broek zitten. Zij overhandigde mij het geld en ik weet bijna zeker dat het toen 5 duizend euro was. (vraag: In welke coupures (briefjes van 20, 50, 100, etc.) is het geld bij u gebracht?) 50, 20, 10, 100, er zat wel een briefje van 200 bij. Ik hoefde verder niets met dit geld te doen ik moest het alleen bewaren en als het nodig was dan zou [verdachte] het zelf ophalen, dat was de afspraak ik mocht het ook niet aan anderen geven mits hij het zelf had doorgegeven of daartoe een opdracht had gegeven. (vraag: Waar is dat geld nu?) Dat is op. [persoon 2] kwam bij mij, nadat [verdachte] was opgepakt en ik kreeg de opdracht om de huur, gas en licht, heel veel openstaande boetes, wegenbelasting, verzekering te betalen. Deze rekeningen stonden vooral op naam van [persoon 2], maar de energie rekening stond op naam van [verdachte], die heb ik betaald. Ziektekosten verzekering op naam van [persoon 2] en [verdachte] heb ik betaald. Deurwaarders rekeningen op naam van [persoon 2] en [verdachte] heb ik betaald. (vraag: Wat voor werk deed [verdachte] dan?) Ja, hij was een soort bodyguard. Ja dat was in de periode dat iedereen op de Wallen aan het werk was en toen heeft [persoon 1] mij verteld dat mijn broer hun beschermde. Trouwens [verdachte] is de eigenaar van [club 2] en [club 1]. Verklaring van [persoon 2] Een proces-verbaal met nummer 2009073146-2 van 14 december 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] (doorgenummerde pag. B2 001-004), met bijbehorende fotomap met foto’s van het letsel van [persoon 2] (doorgenummerde pag. B2 012-024) Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 2] op 14 december 2009, zakelijk weergegeven: Ik doe aangifte van huiselijk geweld gepleegd door mijn partner [verdachte]. Zijn roepnaam is [verdachte]. Ik heb een zoon van 7 jaar oud. Hij is niet officieel de zoon van [verdachte] maar heeft wel de achternaam van hem. Wij zijn in februari/maart 2006 op vakantie naar Curaçao gegaan. Op Curaçao hebben we een meisje leren kennen genaamd [persoon 3]. [persoon 3] hebben we meegenomen naar Nederland omdat [verdachte] aan haar had gemerkt dat ze zich niet op haar plaats voelde in Curaçao. [persoon 3] woonde bij een tante van [verdachte]. In Nederland aangekomen is [persoon 3] tegen [verdachte] erover begonnen dat ze graag iets wilde in de prostitutie samen met een vriendin genaamd [persoon 1], nu 22 jaar oud. [verdachte] zei dat dit wel te doen was maar dan in Amsterdam. [persoon 1] is een raam gaan huren in Amsterdam en zo begonnen in de prostitutie. Dit was al snel nadat wij terug waren uit Curaçao. Er waren steeds meer meiden die voor het raam gingen werken. [verdachte] was niet hun pooier maar iemand die hun waarschuwde voor de pooiers en hielp als het nodig was, zoals klanten verwijderen als ze vervelend waren. In juli kreeg ik het idee dat [verdachte] met één van de meiden naar bed ging. Ik heb dit tegen hem gezegd. Hij heeft dit toen ontkend. Hij zei toen dat ik kon kiezen: of onze relatie kapot laten gaan of mee naar Amsterdam gaan om daar voor het raam te werken. Ik heb toen voor het laatste gekozen en ben vanaf juli 2006 voor het raam gaan werken. Ik heb het werk voor het raam voor mezelf altijd als dwang gezien omdat ik kwaad en erger wilde voorkomen. Ik ben in 2006 en 2007 enkele keren weggelopen omdat ik bang was dat [verdachte] mij ging slaan. Ik wilde een keer weglopen omdat ik een pooier had binnen gelaten, die ik niet herkend had en daar is hij toen heel boos over geworden. Toen ik weg wilde lopen was hij net op tijd om mij tegen te houden en heeft me toen helemaal in elkaar geslagen. Allebei mijn benen waren toen helemaal blauw en ik heb toen met een panty aan gewerkt zodat het niet opviel. Hij heeft me toen verschillende keren getrapt en geslagen. Met een stuk glas wat hij had gebroken wilde hij mijn gezicht verminken maar dat heeft hij niet gedaan omdat ik anders niet kon werken. Maanden geleden heeft [verdachte] mij op een dieet gezet. 12 december 2009 was [verdachte] erachter gekomen dat ik toch andere dingen at dan mijn dieet en dat ik dat al zes weken lang deed. Die ochtend waren we, ik, [verdachte], [persoon 1] en [persoon 5], 19 jaar, een Hongaars meisje, met twee auto’s vertrokken richting Amsterdam. Op het werk kwam [verdachte] met [persoon 1] naar mij toe. Hij heeft het toen toch voor elkaar gekregen dat wij vertelden dat wij weer andere dingen aten en waar we dit hadden gedaan. [verdachte] is hier toen heel boos over geworden. Omstreeks 20.15 à 20.30 uur waren we thuis. [verdachte], ik, [persoon 1] en [persoon 5] zijn toen op de kamer van mij en [verdachte] gaan zitten. Van [verdachte] kregen we allemaal een papiertje en daar moesten we op schrijven de antwoorden op zijn vragen. [verdachte] ging dan controleren of iemand bleef liegen. Nadat ik klaar was met opschrijven is [verdachte] begonnen met schoppen richting mijn hoofd. Met mijn armen en handen heb ik mijn hoofd proberen te beschermen. Hierdoor zijn mijn armen helemaal blauw. [verdachte] zei je moet met alles boven water komen en ophouden met liegen anders sla ik je zodanig het ziekenhuis in dit keer of maak ik je helemaal dood. Die zaterdag zijn we toch uitgegaan. Toen we thuis kwamen omstreeks 3 uur zijn we gaan slapen. In bed ging [verdachte] door met slaan omdat hij niet begreep dat ik zo vrolijk uit zou kunnen gaan. Hij deed dit met gewichtjes van de halters en sloeg deze op mijn benen. De volgende ochtend ben ik gaan werken. Ik heb mijn armen en benen een beetje bedekt voor de blauwe plekken. Toen we omstreeks 20.15 uur à 20.30 uur thuis kwamen, wilde [verdachte] de beelden zien van mijn werk. Ik doe mijn werk altijd met een laptop zodat alles vaststaat wat ik doe. [verdachte] wilde beelden zien. Hij wilde dat ik mijn kut kapot zou neuken zoals hij dat zei. Want van seks val je ook af. Over het algemeen nep ik mijn klanten maar nu wilde [verdachte] dat ik echt met mijn klanten naar bed zou gaan. Nadat hij de beelden heeft gezien heeft [verdachte] mij weer geslagen. Hij heeft mijn linkeroog helemaal bont en blauw geslagen. En een gedeelte van mijn rechterborst is ook helemaal blauw. Nu heeft hij met zijn vuisten geslagen. De verklaring die de getuige [persoon 2] ter terechtzitting van 3 september 2012 heeft afgelegd, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven: Over het intrekken van mijn aangifte in 2009 verklaar ik dat [verdachte] en ik te horen kregen dat er een AMK melding was geweest. [verdachte] wilde onze zoon niet kwijt raken. Hij heeft toen gezegd dat de aangifte moest worden ingetrokken. Als dat niet zou gebeuren dan zou mogelijk ons kind worden afgenomen. Het verhaal dat ik van de loopband was gevallen is gelogen. Dat was absoluut niet waar. De aanleiding voor de mishandeling in 2009 was dat [verdachte] er achter was gekomen dat ik stiekem aan het eten was. [verdachte] vond dat ik geen hamburgers meer mocht eten. Ik kreeg klappen waar meerdere meisjes bij waren. Het ging dus over mijn eetgewoontes De foto’s in dossier B2 vanaf pagina 12 zijn gemaakt ter gelegenheid van mijn aangifte van de mishandeling. Ik had een dag later dan de mishandeling aangifte gedaan. De voorzitter vraagt mij of er ook sprake is geweest van mishandeling van andere meisjes in huis. Ik antwoord daarop dat het zelf heb gezien. Ik herinner mij van [persoon 1] en [persoon 3] dat zij klappen hebben gehad. Ik heb ook gezien dat verdachte [persoon 1] een keer met een bezemsteel probeerde te slaan. [verdachte] sloeg [persoon 1] ook een keer met volle vuist in haar gezicht toen wij in de auto zaten. [persoon 3] had vaak ruzie met [verdachte]. Ik hoorde dan wel dat ze ruzie aan het maken waren en als [persoon 3] dan terug kwam had hij er een tand uitgeslagen. Ik kon de ruzie horen en kort daarna was zij gewond. Zij moest naar een arts worden gebracht. [verdachte] en [persoon 3] waren de enige twee die binnen waren en ik hoorde [verdachte] en [persoon 3] schreeuwen. Het was voor mij dus duidelijk dat [verdachte] het had gedaan. Op de vragen van de voorzitter of [verdachte] vond dat er goed op de lijn moest worden gelet en of dat te maken had met de prostitutie, antwoord ik ja omdat geen enkele klant een dik meisje wil. Toen [persoon 5] erbij kwam zaten wij al helemaal in de routine van het trainen. Wij trainden zowel thuis, op de loopband, buitenshuis en in de sportschool. Het kwam uit [verdachte]’s koker dat van het aantrekkelijker zijn voor klanten. Als het namelijk uit mijn eigen koker zou komen dan was ik nu nog veel slanker geweest dan ik ben. Ik bedoeld daarmee te zeggen dat als ik op dat moment uit vrije wil zou fitnessen, dan had ik dat nog steeds gedaan. Ik moest van [verdachte] sporten. Wij moesten op dieet, om dezelfde reden. Het hoorde bij dat fitness patroon. Ik zat strak op dieet, dan 12 uurtjes lang op het werk en dan moet je daarna ook nog fit en actief zijn. De voorzitter houdt mij voor dat ik eerder heb verklaard dat [verdachte] mij en [persoon 4] dik vond en dat wij een keer na het werk vanaf het benzinestation naar huis moesten rennen. Dat klopt. Wij hadden ’s ochtends niet veel tijd en dan werden we ’s avonds uit de auto gezet bij het benzinestation om naar huis te rennen. We waren [persoon 4] en ik. Op de vraag of achter het raam werken nieuw was voor mij, antwoord ik dat ik voor een keuze werd gesteld. De keuze was of de relatie beëindigen of aan het werk gaan. [verdachte] stelde mij voor die keuze. Ik heb de keuze genomen om mee naar Amsterdam te gaan, want anders zou ik in elkaar worden geslagen. Ik nam niet genoeg klanten aan, althans dat vond [verdachte]. Ik moest harder mijn best doen. Dat zei hij ook op het moment dat hij mij mishandelde. Ik zou harder moeten trainen, meer klanten moeten aannemen en beter mijn best moeten doen. Het klopt dat hij op verschillende momenten heeft gezegd dat het afgelopen zou moeten zijn met het afwerken met de hand, maar dat gewoon het hele programma moest worden afgewerkt. [verdachte] controleerde ook of dat gebeurde. Zo kregen [persoon 3], [persoon 1] en ik een laptop mee. Er zit een camera in zo’n laptop. Die camera moesten wij tijdens het werk aanzetten. ’s Avonds als wij thuis waren pakte hij de laptop en ging de beelden nakijken. Hij bekeek of wij onze verrichtingen wel op de juiste manier uitvoerden en of wij het niet te lekker vonden om klanten af te werken. In Amsterdam was [verdachte] wel altijd in de buurt. De andere mogelijkheid van controle waren de sms’jes. Hij was in de buurt voor onze veiligheid. De sms’jes die wij aan hem verstuurden moesten overeen komen met de klanten. Het doel was om te controleren of wij geen geld achter hielden. Met wij bedoel ik [persoon 3], [persoon 1] en ik. Wij moesten een code naar [verdachte] sms-en. Voor ieder bedrag hadden wij een andere code en zo wist hij wat je op een dag had verdiend. 50 euro was bijvoorbeeld code 15. Daar zat achter dat als onze telefoons getapt zouden worden het minder aannemelijk was dat het om bedragen zou gaan. Het geld werd thuis in een kluis gestopt. Wij namen het geld mee als wij naar huis gingen. Na afloop van een nacht werken had je dat dan bij je. Thuis ging je je laptop inleveren en daarnaast legde je jouw verdiende geld neer, met uitzondering van het kamergeld voor die dag. Het kamergeld moest je zelf bij houden. Het geld werd vervolgens in de kluis gestopt. Wij moesten geld afgeven aan [verdachte]. Het werd in de kluis gestopt op een kamer van [verdachte] en mij. De beslissing wat er met het geld werd gedaan was aan [verdachte]. [persoon 1] en ik hadden een sleutel van de kluis. Van het geld in de kluis of pot werden huishoudelijke rekeningen betaald, zoals huur, gas, water, licht, verzekeringen en auto’s. Het was eigenlijk een soort commune waarin wij leefden. Het geld ging daar echter niet allemaal aan op. Ik kreeg opdrachten om ook andere dingen te kopen of aan te betalen. Ik moest eens in de zoveel tijd naar de bank gaan en kreeg dan geld mee dat overeenkwam met een normaal maandelijks inkomen. [verdachte] vond dat deze manier van handelen minder argwaan zou wekken, omdat niet iedereen op papier werk had. Er werd geld uit de gezamenlijke pot aan de honden besteed. Het geld ging ook op aan auto’s en honden. De auto’s hadden wij voor vervoer naar Amsterdam, maar ook om naar de hondenshows te gaan. Daar gingen wij regelmatig heen en kochten daar ook regelmatig honden. Op de vraag van de voorzitter of [verdachte] ook geld voor zichzelf of zijn familie pakte, antwoord ik bevestigend. Hij betaalde bepaalde dingen, zoals bijvoorbeeld een laptop voor zijn zusje. Een keer organiseerde zijn familie een feest en moest er geld bijgelegd worden. Dat deed [verdachte]. Hij besliste wat er met de pot gebeurde. Als ik zelf had mogen beslissen over de uitgaven van het geld, dan was het anders geweest. Alle uitstapjes en uitgaven werden door [verdachte] beslist. Als ik zelf zou hebben kunnen beslissen, dan had ik geen schulden meer gehad. Deurwaarders betaalde ik uit de kluis. De voorzitter houdt mij voor dat uit de verklaringen van andere meisjes, zoals [persoon 1] en [persoon 3], blijkt dat zij op een bepaalde manier emotionele gevoelens voor [verdachte] hadden. Ik hoor de voorzitter opmerken dat zij hem als en broer of vader figuur zagen en uiteindelijk ook seks met hem hadden. Op de vraag van de voorzitter of ik het idee had dat er sprake was van verliefdheden, antwoord ik ja. Ik leidde dat af uit het feit dat zij heel close waren en dat zij elkaar ook vaak naakt zagen. De voorzitter houdt mij voor dat hij de indruk heeft dat de opzet van de clubs in Zwolle ([club 1] en [club 2]) wat zakelijker was en dat ik betrokken was bij het runnen van de clubs. Ik antwoord daarop dat het de bedoeling was dat wij dat naar de buitenwereld toe zouden zeggen, maar dat het binnen de groep [verdachte] was die bepaalde. Van de [kamerverhuurbedrijf van verdachte] rekening werden de boodschappen voor de clubs gehaald, zoals nieuwe lakens en de telefoonrekening. Op de Kamerverhuur rekening werden ook de inkomsten van [persoon 5], [persoon 1] en mij gestort. Ik heb [persoon 3] voor het eerst op Curaçao ontmoet. Zij was bij een tante van [verdachte] terecht gekomen. Wij zijn samen naar Curaçao gegaan en hebben met z’n tweeën en ticket voor [persoon 3] naar Nederland geregeld. Ik hoor de jongste rechter vragen of ik niet overwogen heb om soms ook niet een sms te sturen als ik een klant had, zodat [verdachte] mijn inkomsten niet kon controleren. Ik merk op dat dat niet kon omdat verdachte regelmatig langs liep en hij controleerde of er een klant was. Af en toe werd er geld op de rekening van de meisjes gestort. Er werden bijvoorbeeld ook verzekeringskosten van dat geld betaald. Ik weet niet hoeveel geld er op de [kamerverhuurbedrijf van verdachte] rekening stond. Ik heb wel eens afschriften gezien. Er was wel eens winst en die winst werd in de kluis gestopt. Aan het einde lag er veel geld in de kluis. Ik weet ook dat het geld naar het zusje van [verdachte] werd gebracht, zodat er niet veel geld in huis lag en alles ons zou worden afgenomen. Op de vraag van de jongste rechter of het reëel was wat de losse meisjes zoals [persoon 4] overhielden uit de envelop, antwoord ik dat ik het bedrag niet reëel vond. [verdachte] berekende de openstaande rekeningen zodanig dat de meisjes zo min mogelijk over hielden. De jongste rechter houdt mij voor dat zij heeft gelezen dat [persoon 1] op een gegeven moment niet meer naar haar familie mocht gaan. Ik antwoord daarop dat ik dat wist omdat dat tegen mij is verteld door [verdachte]. De reden was dat zij niet te vertrouwen was. Daarom is besloten dat dat niet meer mocht. Wij zouden sparen zodat wij straks over een tijdje niet hoefden te werken. Het geld raakte echter op aan rekeningen. Op de vraag hoe het dieet eruit zag, antwoord ik dat het bestond uit crackers, appelstroop, droge rijst zonder zout, bleekselderij en tomaat. Ik heb dat zes weken lang iedere dag gegeten. Er was sprake van trio’s binnen het huis, bijvoorbeeld [persoon 1], [verdachte] en ik. De verklaring die de getuige [persoon 2] ter terechtzitting van 30 september 2013 heeft afgelegd, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven: Met de pot, het geldkistje en de kluis wordt allemaal hetzelfde bedoeld. De pot was een geldkistje dat bij mij en [verdachte] in de kledingkast werd bewaard. Wij beheerden met z’n allen de pot. [verdachte] besliste over de pot. Je moest aan hem toestemming vragen om er geld uit te halen. Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 24 oktober 2011 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de getuige [persoon 2], zakelijk weergegeven: [verdachte] wilde van de vaste meiden altijd precies weten waar ze waren. U houdt mij voor de verklaring va [persoon 5] op pagina 294 onderaan waar [persoon 5] zegt dat zij door [persoon 2] of [persoon 1] dagelijks contant werd uitbetaald in de periode van de club. Dat klopt niet. Het was wel zo dat [verdachte] voor de ogen van de andere meisjes ook aan ons uitbetaalde. Thuisgekomen ging alles weer op één hoop. Verklaring van de vader van [persoon 2] Een proces-verbaal met nummer 2010271863 van 23 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 6] (doorgenummerde pag. B2 040-043). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 2], zakelijk weergegeven: Ik weet dat ik eind 2009 door mijn dochter [persoon 2] gebeld werd. Zij bevond zich op dat moment in het politiebureau te Arnhem om aangifte te doen tegen [verdachte], ter zake zware mishandeling. Ik ben toen direct naar [plaats 1] gereden om voor haar zoontje te zorgen. Na de aangifte is zij met mij mee naar huis gegaan en heeft ongeveer twee weken bij mij verbleven. Het was december 2009. Ik heb het letsel gezien, het was letsel aan haar oog, haar hals, haar borst, de bovenbenen en bovenarmen. Het waren allemaal blauwe plekken. Zij vertelde mij daar in het politiebureau dat het letsel toegebracht was door [verdachte]. In 2009, vlak nadat [persoon 2] in elkaar geslagen was, heeft zij de familie bijeengeroepen. Daar heeft [persoon 2] tegenover iedereen gezegd dat zij in de prostitutie werkzaam was. Ik bemerkte dat [persoon 2] veranderd was in haar doen en laten. Ze was gemaakt vrolijk, angstig, stiller geworden. Voorheen was zij altijd een vrolijke vrouw. Letsel van [persoon 2] (mishandelingen in december 2009) Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van de forensisch arts [persoon 21] van 10 maart 2011 met betrekking tot [persoon 2] (doorgenummerde pag. B2 031-032). Deze verklaring houdt onder meer in, zakelijk weergegeven: Voor de beschrijving is gebruik gemaakt van foto’s aangeleverd door de recherche. Uitwendig waargenomen letsel(s): 1. Verkleuring: rondom linker oog. Totale afmeting rond het oog 4 bij 4 cm en de verkleuring bij het jukbeen ongeveer 3 bij 3 cm. 2. Verkleuring: op de achterzijde in het midden van de linker onderarm. Afmeting ongeveer 4 bij 3 cm. 3. Verkleuring: op de rechter bovenarm. Totale afmeting ongeveer 10 bij 5 cm. 4. Verkleuring: op de rechter borst, 10 bij 4 cm groot. 5. Verkleuring: op het borstbeen. Afmeting enkele millimeters. 6. Verkleuring: op het rechter onderbeen. Afmeting ongeveer 4 bij 1 cm. - Algemene opmerkingen: - de verkleuringen passen allen goed bij bloeduitstortingen. - om het beschreven letsel op de rechter borst te veroorzaken moet relatief fors inwerkend geweld zijn toegepast, aangezien het zacht, meegevend weefsel is zonder harde ondergrond. - Specifieke opmerkingen: - letsel 1 past goed bij een vuistslag. - letsel 2 past goed bij afweerletsel. Analyse bankrekening [persoon 2] en/of [verdachte] Een proces-verbaal met nummer 2010271863 van 15 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pag. FO 538-539). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven: - De en/of bankrekening van [persoon 2] en [verdachte] is geanalyseerd. Hieruit is onder andere gebleken dat gedurende de periode januari 2006 tot en met 31 december 2011: - als houders van dit bankrekening nummer: [verdachte] en/of [persoon 2] staan geregistreerd; - er middels contante kasstortingen gedurende de periode 2006 tot en met 2011 totaal € 79.559 is bijgeschreven (2006: € 19.890, 2007: € 9.651, 2008: € 7.582, 2009: € 9.300, 2010: € 8.565, 2011: € 24.570) - er vanwege huisdieren (verb. verm. honden) totaal € 1.175, - is afgeschreven; - er totaal € 7.755 vanwege boeten aan het CJIB is betaald van deze bankrekening; - over de periode 2006 tot en met 2011 totaal € 15.351 vanwege rijks- en gemeentebelastingen wordt betaald; - in de periode 2006 t/m 2011 totaal € 6.018 aan verzekeringen is betaald; - in de periode 2006 t/m 2011 totaal € 7.119 aan nutsbedrijven is overgemaakt. Tapgesprek verdachte met [persoon 2] Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (doorgenummerde pag. B2 318). Datum :19-04-2011 Tijdstip :20:21:06 Gespreknummer :275091268 Getapt persoon : [verdachte] In- /Uitgaand : uit Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven: [verdachte] belt uit met [persoon 2]. [verdachte]: Ok, op het moment, maar dat is mijn menin er op, op het moment dat je net je borsten gedaan en je kan zo een afstand fietsen naar de moeder van [persoon 23] dan kan je ook gewoon werken, dat is punt twee, en nu punt drie, op het moment als je van huis gaat of het nou om te fietsen is of naar het park of hardlopen, stuur dan even een ping van he [verdachte] ik ben even foetsie, dat kan, dan kan ik zeggen kan, ga, maar probeer even rond die tijd thuis te zijn Verklaring van [persoon 3] Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 8 december 2011 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de getuige [persoon 3], zakelijk weergegeven: [verdachte] heeft gebruik gemaakt van mijn verwaarloosde opvoeding. Het contact met mijn moeder is slecht. Zij ziet niet in wat haar opvoeding teweeg heeft gebracht en hoe je dat kwetsbaar maakt in het contact met iemand als [verdachte]. [verdachte] heeft bijbedoelingen en ik zag alleen maar rozengeur en maneschijn. Ik heb van thuis geen goede fundamenten meegekregen en dan ben je verdwaald. Ik voelde me dichterbij [verdachte] dan welk familielid dan ook. Als achttienjarige heb je het overzicht niet van wat er in je leven is gebeurd. Hij had dat wel en hij heeft daar misbruik van gemaakt. Ik heb [verdachte] op Curaçao ontmoet. Mijn moeder kon mij niet aan en in Curaçao kwam ik terecht bij familie. Ik ben in contact gekomen met de tante van [verdachte]. Zij heeft toen contact opgenomen met mijn moeder om me te helpen. Mijn moeder vond het goed dat ik bij haar introk. De tante van [verdachte] werd ernstig ziek en toen kwam [verdachte] met [persoon 2] naar Curaçao. Zo heb ik hem voor het eerst ontmoet. Hij deed van het begin af aan heel flirterig. Daar was [persoon 2] niet blij mee. [verdachte] zag dat zijn tante mij niet goed behandelde. Ik voelde me gekleineerd. Toen zijn tante mij had mishandeld, heeft [verdachte] me opgehaald. Het was vooral [verdachte] die me mee wilde nemen. [persoon 2] vond me wel zielig, maar ze was niet blij met een flirterige vriend. Achteraf denk ik dat het misschien doorgestoken kaart was, zodat ik [verdachte] als superhero ging zien. Toen ik op Schiphol aankwam stond mijn moeder mij op te wachten. [verdachte] zei:”Je houdt het nog geen twee weken vol, hier heb je mijn nummer.”. Na twee weken heeft [verdachte] mij opgehaald. Mijn moeder deed niets aan mijn ziekte of aan school. Mijn inner voice zei: bel [verdachte]. [persoon 2] en hij kwamen toen ik belde. Toen we aankwamen in [plaats 1] was er bij hun thuis een hele warme peacevol sfeer. De dag van mijn laatste medicatie voor de chlamydia hebben [verdachte] en ik gevreeën. Ik kon geen “nee” zeggen. [verdachte] [verdachte] is zó charmant, maar ik voelde me daarna zo slecht. [verdachte] zei dat ik verliefd op hem was. Misschien was dat wel zo, maar ik zag hem als vader, broer en neef die ik niet had. [verdachte] pakte een A4-tje en heeft zijn ideeën over de prostitutie in het Red Light District naar voren gebracht. Hij deed dat nadat hij een duik had genomen in mijn toekomstdromen. Die dromen waren mijn eigen bedrijf waarvan ik zelf de boekhouding kon doen. Hij zei toen: “Wat zou je ervan denken om makkelijk geld te verdienen terwijl je op je luie reet zit”. Mijn fout is toen om ook te vertellen hoe sletterig mijn vriendin was. [persoon 2] is echt wel gedwongen. [verdachte] zei:”[persoon 1] en ik hebben goede plannen.” Er werd gewezen op een gesprek wat ik had gehad met [persoon 1] in het verleden, maar ik herinner me alleen dat ik tegen haar heb gezegd: “Ik moet wel heel diep in de put zitten om mijn lichaam te verkopen.” Binnen een paar dagen had ik ruzie met [verdachte]. Ik ben uit huis gezet. [verdachte] jammerde steeds dat hij verlatingsangst had als ik in het weekend naar mijn vader wou. Hij was bang dat ik niet terugkwam. Nadat ik het huis uit was gezet door [verdachte] ben ik naar mijn vader gegaan. Dat ging ook niet. Ik ben door mijn vader geslagen. Ik heb toen mijn spullen gepakt en [persoon 1] gebeld. Via haar kreeg ik contact met [verdachte] en [verdachte] zei: “Kom naar Amsterdam”. Hij zei ook: “Ik had het toch gezegd, het wordt niks met je vader.” Hij liep met mij door de stad en ineens bleken we in het Red Light District te lopen. Ik zag opeens [persoon 1] en [persoon 2] daar staan. Ik werd meteen door [verdachte] en [persoon 1] ingelicht hoe ik het werk moest doen. [persoon 1] ging lingerie halen en [verdachte] werd weer heel charmant. Hij zei: “Kijk me in mijn ogen, vertrouw je me?”. Hij heeft me vest uitgedaan. Hij deed dat heel charmant. Ik stond toen al in de kamer van [persoon 1] op nummer [nummer]. Mijn telefoon werd gestolen door een potentiële klant. In dit telefoon zaten de nummers van mijn familie. [verdachte] zag dat het gebeurde en zei: “Dit is veel beter, dan heb je geen stress van je familie.” Ik heb meteen de eerste dag gewerkt. Ik deed dat omdat ik werd gepusht door [verdachte], maar ook door [persoon 1]. Ik wilde me ook bewijzen, maar eigenlijk wilde ik het niet. [verdachte] zei: “Als je sletterig kan doen met [persoon 1] in Den Haag, dan kan je dit ook.” Later ben ik bij [verdachte] weggestuurd, omdat ik op het balkon een jointje rookte met [persoon 1]. Het hing van [persoon 1]’s gedrag af hoe lang ik bleef. Zo zit [verdachte] in elkaar. Hij speelt graag spelletjes, geestelijk en lichamelijk. [verdachte] vond het niks dat [persoon 1] en ik weer helemaal close werden. Hij heeft ons vervolgens uit elkaar gespeeld. Er werd op een gegeven moment helemaal niet meer gecommuniceerd tussen [persoon 1] en mij. Toen ik weg werd gestuurd, stond ik zogenaamd bij [verdachte] in de schuld. [verdachte] heeft [persoon 1] geslagen. [persoon 1] vertelde mij dat ze elke avond geld opzij zette voor zichzelf om voor haar broertje een kamer te kunnen betalen. Daaraan kunt u zien dat [verdachte] alles besliste. Ik wist niet waar [persoon 1] haar geld verstopte. [persoon 2] moest ons in de gaten houden, omdat we te veel met elkaar omgingen tijdens het werk en daarom kwam er te weinig geld binnen. Dan kregen we weer klappen. Wij moesten ons geld afstaan in de slaapkamer van [verdachte] en [persoon 2]. [verdachte] zei altijd: “Je bent gekomen met niks en als je weggaat, ga je weg met niks. Het geld is voor het bedrijf.” Iedereen had een seksuele relatie met [verdachte]. Dat weet ik uit de gesprekken met die meiden, onder andere [persoon 1]. [persoon 2] betrapte ze ook wel eens. [persoon 1] heeft mij ook een keer betrapt. Ik moest mijn mond van hem houden. Ik moest zeggen dat ik een gat in mijn lingerie had. Ik heb ooit een trio gedaan met [verdachte] en [persoon 1] onder het mom dat ik dan zou weten hoe ik dat moest doen als een klant dat zou willen. Ik vond dat toen normaal. Ik was dus toen al gebrainwashed. [verdachte] heeft ons niet direct gedwongen met een zweep of zo. Hij heeft een geestelijke mindgame gespeeld. Hij onderzocht ons verleden en keek precies hoe hij ons kon gebruiken. Nu ik u hoor dicteren, vind ik dat in plaats van het woord ‘gebruiken’ moet staan ‘misbruiken’. De eerste dag dat ik op de Wallen stond, was tussen 4 en 6 augustus 2006. [verdachte] ging een keer weg op de Wallen en hij wees [persoon 20] aan om op ons te passen. [persoon 1] had [persoon 20] binnen gelaten, maar dat mocht niet van [verdachte]. Later hadden [verdachte] en [persoon 1] een gesprek waarbij ik steeds mijn naam hoorde noemen. Dat was thuis in [plaats 1]. Ik ging er naartoe en ik zie tegen [persoon 1]: “Wat wil hij eraan doen?” Ik weet niet meer wat de aanleiding voor die opmerking van mij was. [verdachte] gaf me een klap met de vuist en ik lag knock-out achter de bank met een gebroken tand. Ik heb nu een prothese. Het is de linker grote snijtand boven. Eén keer was ik met [persoon 1] in de stad een hapje wezen eten bij La Place en dat mocht niet van [verdachte]. Hij was bezorgd en boos. [persoon 2] en hij kwamen ons ophalen. Dat was in Arnhem. [persoon 1] liegt continu tegen [verdachte], maar ik zei: “We zitten gewoon in La Place”. Bij de voordeur op de [straat] kreeg ik een keiharde klap tegen mijn sleutelbeen, vlak bij mijn hals. Hij gebruikte zijn vuist. Tot op de dag van vandaag heb ik daar last van. Op het werk gebruikte [verdachte] ook geweld. Als ik weg wou of als ik te laat met een klant in de kamer was. Ik kan bij [verdachte] agressie opwekken. Hij heeft mij een keer zo gewurgd dat ik bewusteloos raakte. De ene keer slaat hij je met een parfumfles op je hoofd en de andere keer schopt hij je onderuit en dan lig je op de grond. U vraagt mij of ik heb gezien dat [persoon 1] werd mishandeld. Dat weet ik. [persoon 1] liep op een gegeven moment met een scheve kaak. Ik stond op helft in het trappenhuis. Ik hoorde [persoon 1] zeggen met een hele vreemde akelige hoge stem: “Nee [verdachte], niet doen, niet doen”. Ik hoorde klappen zoals een vuist tegen een lichaam komt. Ik hoorde haar “au” roepen en vervolgens liep ze met een scheve kaak de trap op. [persoon 1] had blauwe plekken op haar been, rug en arm. Dit incident vond ook plaats op de [straat]. Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 5 januari 2012 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de getuige [persoon 3], zakelijk weergegeven: Ik heb gezien dat [verdachte] [persoon 2] total loss beukte. U vraagt mij naar de gevoelens van [persoon 1] voor [verdachte]. Ze vertelde dat [verdachte] haar als echtgenote wilde en dat [persoon 2] naar de achtergrond zou verdwijnen, maar dat de tijd daarvoor nog niet rijp was. Ze heeft me wel gezegd dat ze een toekomst met [verdachte] zag en dat ze om hem gaf. Ik ben de strijd met hem wel aangegaan. Dat heeft ook ermee te maken dat ik wat voor hem voelde. Hij stelde zich vriendelijk en zorgzaam op. Het voelde als een broer en een vaderfiguur. Het heeft te maken met zijn liefdadigheid tegen mij. Hij zei: “Je gaat je studie oppakken, je gaat normaal leven, alles komt goed. De gebeurtenissen in Curaçao zijn voorbij en je bent in handen van iemand die het goed met je voor heeft en die van je houdt”. Hij heeft dat woord ‘houden van’ gebruikt en dat speelt een rol. U vraagt of ik heb gehoopt op een liefdesrelatie met [verdachte]. Ja, ik stelde me op een gegeven moment een eigen wereldje voor samen met [verdachte]. Het was gewoon fijn bij hem. Het was moeilijk om geen schuldgevoel te hebben tegenover [persoon 2]. Ik heb toen bereikt dat ik hem als een broer- en vaderfiguur kon zien. Daarmee is seks niet te rijmen. Ik mocht niet meer dan 30 à 40 euro vragen. Ik voelde me gediscrimineerd. [verdachte] zei dat het net was als in de modellenwereld en dat een model met blonde haren en blauwe ogen meer verdient dan een model met een zwarte huidskleur. Op een gegeven moment speelde [verdachte] ons tegen elkaar uit. Hij zei dan: “[persoon 3] houdt het meeste van me”. Ik zag wel wat dat met die andere meiden deed, want die waren ook gek op hem. U vraagt mij hoe het precies ging met het geld. Als we thuiskwamen legden we dat op de kast in de slaapkamer van [verdachte] en [persoon 2]. Soms vroeg hij het meteen bij thuiskomst en hij controleerde het geld met de gegevens die hij van ons had gekregen per sms. We hadden codes: ‘10’ was 30 euro, ‘12’ was 40 euro en ‘15’ was 50 euro. U vraagt waar het geld bleef. Dat was in de pot en of dat nou en kluis was, een koffer of een andere plek weet ik niet. [verdachte] zei dat we het geld bij elkaar legden voor een beter leven en een ondernemingsplan. Hij zei dat hij het geld investeerde in de honden en dat dat voor ons allemaal was. Ik heb mijn geld wel teruggevraagd, maar [verdachte] zei: “Je bent met niks gekomen en je gaat met niks weg”. Ik heb meerdere malen om mijn geld gevraagd. Ik nam hem in vertrouwen om het geld voor me te sparen. Het geld ging naar de honden en dan zou het verdubbelen en dan zou stap 2 volgen. Ik weet niet wat die stap 2 was. Toen ik daarnaar vroeg, kreeg ik geen antwoord. Daarna werd hij steeds strenger. Nadat hij had gezegd dat ik het geld niet zou krijgen, was ik verbijsterd. [persoon 2] heeft geen gezag. Die wordt gewoon geslagen. Wij moesten de laptops die hij via via had gekocht op de kamer plaatsen en onze sessies filmen. Hij wilde zien hoe wij ons werk deden en of we niet een vaste klant hadden om daarmee weg te komen en of we het gratis deden met een vaste klant. Hij keek er uitgebreid naar en hij riep je naar beneden en gaf commentaar. We zetten die laptops altijd aan, dat moest gewoon. Volgens mij hebben [verdachte] en [persoon 5] elkaar in het Red Light district ontmoet. [verdachte] wilde [persoon 5] wel helpen. [persoon 5] is toen bij ons komen kijken en ze moest bij mij blijven slapen. U vraagt of [persoon 5] geld aan [verdachte] heeft gegeven. Ik herinner mij nu dat [verdachte] heeft gezegd dat [persoon 5] zelf het geld aan hem gaf. U vraagt of [persoon 5] een relatie had met [verdachte]. Ik denk van wel. Ik verzamelde met [persoon 2] los geld en dan gingen we naar de MacDonalds. We mochten dat niet, want we waren te dik. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 201271863 van 30 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pag. B1 100-104). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven: - [persoon 3] verklaarde op onze vragen: - dat zij verplicht was om te sporten, om af te vallen, want [verdachte] vond haar te dik - dat zij in die periode 65 kg was en dat zij 10 kilo van [verdachte] moest afvallen - dat zij door [verdachte] op dieet werd gezet en vitamine supplementen moest slikken - dat [verdachte] dan bijvoorbeeld langs de ramen van de Wallen liep met bijvoorbeeld een broodje van de McDonalds, met een smerig lachje op zijn gezicht - dat het op een gegeven moment werd verboden door [verdachte] om te gaan zitten achter het raam Letsel [persoon 3] (mishandeling waarbij tand is afgebroken) Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van de kaakchirurg [kaakchirurg] van 25 november 2008 met betrekking tot [persoon 3] (doorgenummerde pag. B1 414). Deze verklaring houdt onder meer in, zakelijk weergegeven: Bovengenoemde patiënte bezocht op 19-11-2008 onze polikliniek kaakchirurgie. Er is een horizontale wortelfractuur van element 21 ontstaan. Analyse bankrekening [persoon 3] Een proces-verbaal met nummer 2010271863 van 15 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pag. FO 254-255). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven: - De bankrekening van [persoon 3] bij de ABN Amro bank is geanalyseerd. Hieruit is gebleken dat in de periode 08 april 2007 tot en met 21 september 2009: - als houder van dit bankrekening nummer [persoon 3] staat geregistreerd; - vanwege contante kasstortingen totaal € 24.803,99 is bijgeschreven gedurende periode 20/03/2007 tot en met 21/09/2009 - dat vanwege salaris geen geld is bijgeschreven gedurende de periode dat [persoon 3] voor [verdachte] werkte; - dat regelmatig bedragen worden afgeschreven die vermoedelijk geen uitgaven van [persoon 3] betreffen. Verklaring van [persoon 4] Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 25 oktober 2011 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de getuige [persoon 4], zakelijk weergegeven: U vraagt mij waarom ik op een gegeven moment naar de Wallen ben gegaan. Dat was, omdat ik samenwoonde met een vriendje. Met dat vriendje kreeg ik ruzie en hij heeft me geslagen. Ik heb toen [verdachte] opgebeld, want ik belde hem altijd als er wat was. Hij zei dat hij met [persoon 2] en [persoon 1] op weg was naar Amsterdam. Hij vroeg me naar Amsterdam te komen en we hebben toen afgesproken bij het Victoria Hotel. Daar ben ik bij ze in de auto gestapt en toen gingen we naar de Wallen. Ik wist wel dat ze op de Wallen werkten en had daar geen moeite mee. Ik had ze op dat moment gewoon nodig. We hebben [persoon 2] en [persoon 1] naar hun kamers gebracht en ik heb met [verdachte] wat rondgelopen. Later zat ik bij [persoon 2] en [persoon 1] op de kamer en na werktijd heeft [persoon 1] mij toen verteld dat [persoon 3] was weggegaan. Er was een kamer over daar aan de Wallen en ze vroeg of ik daar dan wilde werken. Ik zei toen: “Waarom niet?” Ik ben die avond met ze meegegaan naar [plaats 1]. We hebben wat nagepraat en ik ben gaan slapen. We hebben erover gesproken hoe dat ging als je achter de ramen ging staan. We hebben afgesproken dat ik bij ze zou komen wonen en dat ik elke dag met ze mee zou gaan naar Amsterdam. Wat geld betreft zou ik de helft aan [verdachte] geven. Dat was voor kost, inwoning, vervoer en bescherming. Ik denk dat het geld voor [verdachte] was. Het was 50 % van mijn verdiensten, ongeacht wat ik zou gaan verdienen. Vrij kort na die dag ben ik voor het eerst achter het raam gaan staan. U houdt mij voor dat u uit de gegevens van het kamerverhuurbedrijf opmaakt dat ik voor het eerst op 7 maart 2009 een kamer zou hebben gehuurd en tot 30 april 2009. Dat kan kloppen. Ik ben voor Koninginnedag opgehouden. Aan het eind van de dag deden we het geld van de kamerhuur in een enveloppe voor [persoon 24]. Dan pakte ik mijn eigen geld en gaf daar de helft van aan [verdachte]. U vraagt mij wat de reactie was als ik mijn kamergeld niet haalde, of [verdachte] dan boos was. Boos is een groot woord. Het werd me wel duidelijk gemaakt dat het niet de bedoeling was. Ik heb achteraf gesproken met [persoon 3] en ook wel met [persoon 2]. Allebei lieten ze iets doorschemeren dat er iets niet goed was in huis, dat het niet zo mooi was als het leek. Ik heb zelf ook wel gemerkt dat de sfeer soms was om te snijden. Ik heb daar, met tussenpozen, best wel een tijdje gewoond. [verdachte] zie altijd: “Ik weet alles, ik heb overal ogen en oren”. Daarmee bedoelde hij dat als je iets zou doen, hij er toch wel achter zou komen. Ik vond dat FBI-achtig en ik geloofde het ook wel. Hij wist namelijk altijd alles. Hij wist het bijvoorbeeld als ik stiekem eten ging halen. Dat was in de periode dat ik achter de ramen stond. Dat was niet tijdens het werk, want tijdens het werk mocht je eigenlijk niet naar buiten. Dat was een onbesproken regel. Als we iets nodig hadden, haalde [verdachte] dat. We moesten naar huis rennen en [verdachte] zei dat als we niet op tijd thuis kwamen, we buiten moesten slapen. [verdachte] kon qua woorden best wel dreigend overkomen. Ik houd er niet van als iemand tegen mij schreeuwt. Hij schreeuwde best wel tegen mij en de andere meiden. U vraagt mij of ik mij geïntimideerd voelde. Ja, dat is het goede woord. Het incident met die vriend, die even langskwam en nota bene homo is, was de druppel die de emmer deed overlopen. U vraagt mij naar het dieet. Het was meer van geen snoep en geen McDonald’s. Ik heb wel eens plastic neptieten van [persoon 2] geleend en ook wel eens een BH van [persoon 1]. Ik was vijftien toen ik [verdachte] voor het eerst ontmoette. Dat was via mijn toenmalige vriendin [persoon 6]. Zij kende hem van de Wallen. Ik raakte bevriend met [verdachte] en toen kreeg ik ruzie met mijn ouders. Ik ben weggelopen en toen ben ik begonnen met oppassen op [persoon 7]. Dat was totdat Jeugdzorg mij daar weghaalde. Ik kwam toen op een noodbed bij een jeugdinstelling in Deventer. Na Deventer ben ik naar Frankrijk gegaan op voorstel van Jeugdzorg.Dat was een pelproject voor probleemjongeren. Ik keek tegen [verdachte] op, als een broer en als iemand waar ik naartoe kon met problemen. [verdachte] is iemand met een heel sterke wil en een sterke eigen mening. Als ik snoepte, kregen [verdachte] en ik discussie en soms meer dan dat. Dan was het ruzie. Dan was het niet leuk. [verdachte] is een beetje dominant, maar hij kan ook heel lief zijn. Hij kan heel erg gemeen zijn en heel erg lief. Dat is het eigenlijk. Heel erg tegenovergesteld aan elkaar dus. U vraagt mij of [persoon 2] jaloers was, waar het [verdachte] betrof. Ja, dat was ze. Dat leidde ik af uit hoe ze keek en wat ze deed, maar ik kan me dat eerlijk gezegd ook wel voorstellen. Als [verdachte] mijn vriend was geweest, had ik het ook niet leuk gevonden zoals hij deed. De jaloezie was met name op [persoon 1] gericht. Een proces-verbaal met nummer 2010271863 van 24 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pag. B3 107-153). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 4], afgelegd op 23 februari 2011, zakelijk weergegeven: (vraag: Oké, had [verdachte] wel vaker sancties?) Ja, ja, meestal moesten we meer sporten of zo of oefeningen doen. Meestal ik en [persoon 2], soms [persoon 1] ook. Dan gingen we in de huiskamer, legden we een handdoek neer op de grond en moesten we van die oefeningen doen. Strekken, op en neer en dan ging je staan en door je knieën heen zoveel keer. Dat soort dingen allemaal. (vraag: En wie bedacht dat?) Ja, [verdachte] had dat bedacht, die ging op Google en dan zocht hij op wat voor oefeningen je moest doen. Welke oefeningen je moest doen om een bepaalde spiermassa aan te pakken. (vraag: En keek hij dan toe hoe jullie dat deden? Ja soms wel. Verklaring van de moeder van [persoon 4] Een proces-verbaal met nummer 2010271863 van 10 februari 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pag. B3 162-173). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 25] ev [persoon 27], afgelegd op 10 februari 2011, zakelijk weergegeven: Ik heb liefdesbrieven gevonden van [persoon 4] aan [verdachte] gericht. Volgens mij heeft [persoon 4] deze brieven nooit aan [verdachte] laten lezen. Ik heb zo nu en dan een brief gepakt uit de tas van [persoon 4] en deze dan verscheurd, ik heb de laatste brief in december 2010 verscheurd, die zat volgens mij al heel erg lang in haar tas. In deze brieven stond onder andere: dat [verdachte] verder moest gaan met zijn eigen leven en dat hij haar verdriet deed. Het kwam erop neer dat zij heel erg goed was voor hem, maar hij niet voor haar. De klank van de brieven had een onderdanige toon naar hem toe. Ik had het idee dat [verdachte] deze brieven nooit heeft gelezen, want de brieven vond ik in de tas van [persoon 4]. [persoon 4] kwam ook wel eens een dagje thuis. [verdachte] wilde dan dat [persoon 4] om 12:00 uur bij hem was omdat [persoon 4] en andere meisjes om 13:00 uur werden gebracht met de auto naar hun werkplek in Amsterdam. De auto van [verdachte] zat altijd vol. Ik weet dat omdat ik dat had gehoord. Ik heb [persoon 4] wel eens gebeld en toen zat zij in de auto en ik hoorde op de achtergrond stemmen van verschillende meisjes. [persoon 4] is via [jeugdzorg A] bij [verdachte] in huis weg gehaald en vervolgens is [persoon 4] via een stichting naar Frankrijk gegaan voor 8 of 9 maanden om [verdachte] te ontvluchten. [persoon 4] heeft mij op het hart gedrukt geen aangifte te doen bij jullie. [persoon 4] is namelijk bang voor [verdachte]. [persoon 4] heeft [verdachte], denk ik, gezien als haar grote liefde. Gezien de brieven die ik heb gelezen die ik in haar tas vond kom ik tot deze conclusie. Ik denk dat ze hartstikke gek op hem was. Verklaring van de zuster van [persoon 4] Een proces-verbaal met nummer 2010271863 van 23 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pag. ). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 8], zakelijk weergegeven: (vraag: Wat vertelde [verdachte] dan?) Dat er iets was met een pooier daar, die iets…er was iets met meisjes of zo en een pooier en die liep daar rond alsof hij overal meisjes wilde wegtrekken van iedereen en toen zei [persoon 1] de hele tijd; we gaan niet bij jou weg [verdachte]. Ik ben er bij [verdachte] thuis achter gekomen dat [persoon 4] werkzaam was in de prostitutie. Ik weet nog dat [verdachte] tijdens het gesprek, over die pooier die meisjes weg wilde trekken, agressief werd. Hij verhief zijn stem de hele tijd. [verdachte] heeft van die rare enge ogen en die gloeiden helemaal op. (vraag: Tegen wie was [verdachte] zijn stem aan het verheffen?) Tegen [persoon 1] en tegen [persoon 2]. Ik kan mij herinneren dat [verdachte] heel neerbuigend tegen [persoon 4] is, heel erg. Dat [persoon 4] te dik was, dat [persoon 4] meer moest trainen. Ik weet nog wel dat ze snoep op tafel hadden staan. [verdachte] zei tegen [persoon 4] dat zij dat niets moest pakken omdat zij dik genoeg was. Ik had het idee dat [verdachte] met alle meisjes daar weleens seks heeft. Met [persoon 4] weet ik niet zeker, maar wel met [persoon 1]. Dat kun je zien op de manier hoe [verdachte] en [persoon 1] met elkaar omgaan. De manier hoe [verdachte] aan het praten was en hoe hij zich tegenover haar gedraagt. Hij is heel erg lief tegen hen, maar aan de andere kant ook heel erg kleinerend. Dat was toen ik de eerste keer bij hun thuis kwam. Ik heb [verdachte] tegen die meiden horen zeggen; “Ik bescherm jullie gewoon als er wat is, ik ben er altijd voor jullie.” [persoon 4] had geen geld toen ze bij [verdachte] in huis was terwijl zij wel aan het werk op de Wallen was. Verklaring van [persoon 1] Een proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 25 november 2011 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de getuige [persoon 1], zakelijk weergegeven: Vanaf mijn zestiende sprak ik er al over met [persoon 3]. Op een gegeven moment was zij terug uit Curaçao en ze nam contact met mij op. We spraken over het werk in de prostitutie. Ik wist hoe gevaarlijk Amsterdam was en ik durfde het niet alleen. Toen ze uit Curaçao terugkwam, woonde ze bij [verdachte] en [persoon 2] in [plaats 1]. [persoon 3] zei: “[verdachte] kan je wel brengen naar Amsterdam”. Ik ben [persoon 3] toen op gaan zoeken in [plaats 1]. Het klopt dat ik meteen bij [verdachte] en [persoon 2] in [plaats 1] ben gebleven. Dat was in 2006. Ik had veel problemen thuis. [persoon 3] woonde daar ook. Het was dus [persoon 2], [verdachte], [persoon 7], [persoon 3] en ik. U vraagt hoe het ging toen we in Amsterdam kwamen. [verdachte] en ik waren met z’n tweeën en ik ben een kamer gaan zoeken. Volgens mij heb ik de eerste dag alleen overdag een paar uurtjes gewerkt. Dat was in de [straat]. Ik werkte vijf tot zes dagen per week. Al die tijd was [verdachte] er steeds bij. Niet lang daarna besloot [persoon 2] om met ons mee te gaan. [verdachte] en ik waren in de tussentijd best wel goede vrienden geworden. [persoon 2] vond het niet leuk dat ik veel met [verdachte] sprak. [persoon 2] heeft ook bij [club 3] gewerkt. Dat was in 2007. Toen kwam [persoon 3] erbij. Dat was nadat ze ruzie had gekregen met haar vader. Ze nam contact met me op omdat haar vader haar had geslagen. Ik heb toen met haar afgesproken op Amsterdam Centraal en ik heb haar samen met [verdachte] opgehaald. Zij kwam bij mij zitten in mijn werkkamer en we zaten daar te praten. Die avond is ze met ons meegegaan naar [plaats 1]. Ik heb tegen haar gezegd dat als ze het echt wilde ik een kamer voor haar zou regelen. Dat heb ik een paar dagen later gedaan. [persoon 3] en [verdachte] kenden elkaar van Curaçao. In het begin maakten ze elkaar verwijten. [verdachte] zei tegen haar: “Ik heb je toch gezegd dat je vader een klootzak was”. We zijn met z’n allen tegelijk overgegaan naar [club 4]. Volgens mij was dat al in 2008. We hebben daar gewerkt tot ze gingen sluiten in 2009. We hebben toen een tijdje zo’n beetje overal gestaan totdat we een vaste kamer kregen in de [straat]. We waren daar met z’n drieën: [persoon 2], [persoon 3] en ik. Na een tijdje ging [persoon 3] weg en toen kwam [persoon 4]. [persoon 4] belde me op dat ze door haar vriend in elkaar was geslagen. Ik was op weg naar Amsterdam en ik heb toen met [persoon 4] afgesproken in Amsterdam en gezegd tegen [persoon 4]: “Dan kan je meerijden naar huis”. [persoon 4] had bij een club gewerkt, maar dat verdiende niet zo goed. Ik heb toen tegen haar gezegd; “Je kan hier beginnen. Ik heb wel een kamer voor je”. U vraagt naar een nieuw meisje in 2009. U bedoelt [persoon 5]. Dat is een raar verhaal. [persoon 5] werd misbruikt door Hongaarse gasten daar. [persoon 5] was zielig in de ogen van [verdachte]. [persoon 5] ging af en toe met ons mee, omdat ze anders de hele dag op haar hotelkamer zat. Ze sliep dan bij [persoon 3] op de kamer. U vraagt mij naar de sfeer in huis. Volgens mij was die wel goed. [persoon 5] en [persoon 2] hadden wel gedoe. Op een dag kwam ik thuis en toen zei [verdachte] tegen [persoon 2], [persoon 5] en mij dat hij ermee ging kappen. [verdachte] vertelde dat een vriend van hem een club had. We zijn toen alle vier naar Zwolle gegaan. [verdachte] zorgde weer voor het vervoer en de veiligheid. [persoon 2] was er op uit de vriendschap tussen mij en [verdachte] te breken. [verdachte] heeft tegen iedereen gezegd dat ik zijn nummer één ben. Hij zei: “[persoon 2] is mijn vrouwtje, maar de kleine is nummer één”. Ik ben de kleine. U vraagt mij of ik seks heb gehad met [verdachte]. Ja, dat klopt. Het is vaker gebeurd. U vraagt mij of [verdachte] ons naar huis liet rennen. Dat was ook om af te vallen. Het was een idee van [verdachte] om ’s nachts te rennen. [verdachte] kon bijvoorbeeld wel heel vaak zeggen dat je dik was, maar het is dan toch je eigen keuze om af te vallen. In de club werd het geld aangenomen door degene die achter de bar stond. Na afloop van de avond werd dat geld contant uitbetaald. De helft is voor de club, de helft is voor de meid. Dat is altijd zo. Dat werd door mij of [verdachte] berekend. Als [persoon 2] het moest doen, liep het helemaal mis. Het geld voor de club was óf bij mij óf bij [persoon 2]. Het ging mee naar huis en werd daar in één pot gestopt. Af en toe nam ik alcohol mee naar het werk. Als er iets is waar [verdachte] een hekel aan heeft is het dat wel. [verdachte] heeft een hekel aan alcohol en drugs. Hij wilde dat beslist niet. De keren dat ik whisky in mijn cola had kwam [verdachte] dan ineens binnen en nam een slok van mijn cola, terwijl hij dat anders nooit doet. U vraagt mij of ik verliefd was op [verdachte]. U houdt mij een aantal passages voor uit mijn dagboek, zoals dat staat in het dossier vanaf pagina 453 van het deelonderzoek Vrouwen. U houdt mij voor dat ik schrijf: “Ik heb een probleem, want jij hebt je gezin en ik weet na twee jaar hoeveel je van ze houdt en wat je voor ze doet”. U houdt mij voor dat het lijkt of ik op dat moment (2008) stapelverliefd was op die jongen. Ik behandelde [verdachte] heel slecht en ik snapte niet waarom hij mij zijn nummer één noemde. U houdt mij verder voor dat ik verder schrijf dat ik het liefst de tijd zou willen terugdraaien en “nee” had willen zeggen tegen hem en dat dan dit alles niet was gebeurd. U vraagt wat ik bedoel. Het zijn momentopnames. Alles wat daar staat is uit boosheid. Als [verdachte] zegt dat hij van mij houdt, dan weet ik niet wat dat betekent. Ik geef wel heel veel om [verdachte] en ik kan het niet verdragen als er iets slechts met hem gebeurt. U houdt mij vervolgens voor een passage op pagina 461 waar ik onder meer schrijf dat ik bijna “ontplof” als ik zie hoe mijn “vriendin” met hem gaat. U vraagt wat ik bedoel met “vriendin”. Dat moet [persoon 2] wel zijn. Voor zover ik weet ging er niemand anders met hem. U houdt mij vervolgens voor een passage waarin ik schrijf dat ik hoop dat ik vreemd kon gaan in plaats van een dildo te gebruiken (pagina 462) en dat ik schrijf dat ik alleen maar kan komen als ik aan hem denk. U roept uit: “Hoezo niet verliefd?” U zegt dat daar een heel dik vraagteken achter staat. Ik had die teksten moeten verbranden. Het is een momentopname. U vraagt mij naar de passage waar ik schrijf dat [verdachte] zit “met twee die beter voor hem zijn” en dat ik schrijf “ik zal altijd van je houden”. Met “die twee” bedoel ik [persoon 2] en één van die meiden die daar toen waren. Wat betreft dat “ik zal altijd van je houden” vind ik dat dat kan in meerdere zin. Het klopt dat ik van [verdachte] hou, maar ik hou hetzelfde van mijn broertje. Analyse bankrekening [persoon 1] Een proces-verbaal met nummer 2010271863 van 4 september 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pag. FO 990-991). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven: - Uit de eerste analyse van de gegevens die door de ABN Amro zijn uitgeleverd blijkt onder andere, gedurende de periode 26 januari 2006 tot en met 31 december 2011, dat: - de houder van dit bankrekening nummer is genaamd: [persoon 1]; - er vanwege contante kasstortingen totaal € 50.015 is bijgeschreven waar kennelijk geen duidelijke economische reden voor is; - van deze rekening, totaal € 40.681 aan betalingen vanwege: huur woning, nutsbetalingen, (zorg)verzekeringen, telefoonrekeningen, boetes, Belastingbetalingen en overboekingen naar derden, wordt afgeboekt. Tapgesprek verdachte met [persoon 1] Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (doorgenummerde pag. DV 04390443). Datum : 18-03-11 Tijdstip : 13:45:29 Gespreknummer : TA02 Getapt persoon : verdachte In- /Uitgaand : uitgaand Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven: [verdachte]: Jij gaat zo door totdat je weer voorlopig in Zoetermeer kan zijn, daar gaat deze hele strijd over. [persoon 1]: Nee helemaal niet. [verdachte]: [persoon 1] daar gaat het wel om want waarom ben je niet hier naar toe gekomen? Waarom ben je niet hier naartoe gekomen en tegen mij gezegd [verdachte] hé we gaan nu praten ik wil het een en ander duidelijk hebben. Waarom doe je dat niet? Nee, je loopt weg. [persoon 1]: Want je hebt gezegd dat je je telefoon uitzet. [verdachte] zegt dat hij klaar is met de situatie [verdachte]: [persoon 1] gisteravond kon ik ok zeggen waat je wat [persoon 5] naar huis, [persoon 1] jij blijft. Ik dacht weet je wat [verdachte] laat het helemaal rusten, laat het helemaal dood gaan. [persoon 1] weg [persoon 5] blijft. Maar dat zie jij niet. Jij ziet alleen maar mijn slechte kanten van mij en daar baal ik een beetje van. Gesprek gaat over de moeder van [persoon 1]. [verdachte] leest iets voor aan [persoon 1] (waarschijnlijk ping). [verdachte] zegt dat de moeder van [persoon 1] problemen veroorzaakt. [persoon 1]: het is niet de eerste keer dat je mij beschuldigt. [verdachte]: [persoon 1] het is niet de eerste keer dat je iets verkeerds doet. [verdachte] en [persoon 1] praten over de moeder van [persoon 1] en [verdachte] vindt [persoon 1] onredelijk. Ze praten over geld lenen 275 of 30 euro. Verder gaat het gesprek over of [persoon 1] wel of niet veranderd is. [verdachte]: Toen je vandaag met mij begon was te pingen. Wat ik je van te voren voorspelde dat je mij ermee zou dreigen met weggaan. [persoon 1]; Ik zou je er niet mee dreigen. [verdachte]: het is toch al gebeurd [persoon 1]? Je bent nog steeds weg? [persoon 1] zegt dat ze zich aan het kleden was. [verdachte]: dat is niet het punt [persoon 1]. Het punt is je hebt het wel gedaan. Wat je nou gaat krijgen is namelijk heel simpel. Om drie uur gaan we open en na die tijd ga je beginnen met rijden. Rij ik naar Arnhem en dan rij ik naar Zoetermeer, ik gooi alles op zijn kop want ik kom meiden tekort. Dat weet jij, snap jij? [persoon 1]: Ik draai toch niet mee? [verdachte]: Dat is niet het punt. [persoon 1]: Dat is wel het punt. [verdachte]: Dat is niet het punt. [persoon 1]: Dat is wel het punt. [verdachte]: Dat is niet het punt, het punt is… [persoon 1]: Je kan mij de bons geven. [verdachte]: Maar kijk dit is wat ik dus bedoel, jij blijft zo doorgaan. Met deze houding blijf jij zo doorgaan om naar Zoetermeer te kunnen gaan. Vorige keer ging het ook zo, toen heb ik ook al tegen jou gezegd weet je wat [persoon 1] ga maar. Ik zie je de dag daarna wel weer terug. Maar nu kan ik dat gewoon niet zeggen, ik kom meiden te kort is heel simpel. Dat is gewoon heel simpel. Als ik dit van te voren wist kon ik op inspelen of wat proberen te regelen, waarschijnlijk zou het nu gelukt zijn. Maar ik heb het van te voren geweten. Dit komt zo van boven naar beneden vallen. Dit kan gewoon niet, dit kan jij mij gewoon niet aandoen is heel simpel. [persoon 1] (huilend): Maar jij kan wel met mij doen zoals jij wilt? [verdachte] zegt niks fouts te hebben gedaan en praat over de moeder van [persoon 1]. [persoon 1]: Wat denk je dat dit het enige is? [verdachte] en [persoon 1] praten over en weer en wat in het verleden gebeurd is. [verdachte] leest weer iets voor (ping?) aan [persoon 1]. Ze praten over de moeder van [persoon 1] en de 275 euro. [persoon 1] zegt dat [verdachte] haar nooit gelooft. [verdachte]: [persoon 1] jij vergeet 1 ding. [persoon 1]: En, dat is? [verdachte]: Ik sat om te geloven of niet te geloven, ik ben niet verplicht om dat te geloven. Op het moment dat jij op deze manier weg gaat kunnen allebei de kanten zo meteen de deuren sluiten, [club 1] en [club 2]. Nu is mijn vraag aan jou kom jij ala minuut terug ja of nee? [persoon 1]: O ja waarom? [verdachte]: Ik leg het je net duidelijk uit. [persoon 1]: Je hebt mij zo vaak gezegd dat jij mij niet nodig hebt? [verdachte]: Ik heb ook duidelijk vaak genoeg gezegd dat ik je wel nodig heb. Hoe gaan we dit oplossen? Zeg het maar. [persoon 1]: Jij hebt overal een oplossing voor? [verdachte]: Ik heb je net de oplossing gegeven, dat je de trein terug neemt hier naar toe. Anders kom ik…[persoon 1]…dit schiet niet op. Wij zijn ergens aan begonnen en daarom en dit is 1 van de redenen. Dit gedrag, dit gedoe is 1 van de redenen waardoor de politie zelf naar jou toe is gekomen en ze hebben jou gevraagd. Heel stom ze hebben niet eens [persoon 9] gevraagd. Ze hebben jou gevraagd waarom vraag je dan opeens om toch op de vergunning te komen. Met andere woorden hebben hun zo iets sta je onder dwang want iedere keer loop je weg en iedere keer pikken..ntv..via de telefoon. [persoon 1]: O ja, effe wachten nee hoor. Zal ik je wat zeggen want iedere keer dat iets gevraagd wordt vanuit de politie worden ze aan mij gevraagd. Wie is aangifte gaan doen over [persoon 10], was ik het niet? Niet [persoon 9] toch? Daarom hebben ze naar mij gevraagd waarom begin ik iets, het ding van [persoon 10] terwijl ik weet hoe dit [persoon 10] heeft bla bla bla. [verdachte]: Dit heeft niks meer met [persoon 10] te maken hun weten zelf ok, hun weten zelf ook… [persoon 1]: Waarom denk je dat ze het aan mij vragen? Puur omdat het geval met dat ik gesprek had met de politie over [persoon 10] en over [persoon 7]. [verdachte]: [persoon 1] luister nogmaals… [persoon 1]: Ze vroegen mij niet eens waarom ik weer aanvraag heb gedaan aan [club 1]. Ze vroegen waarom ik aanvraag heb gedaan om op de vergunning van [club 2] te komen. [verdachte]: Maar toen was de aanvraag van [club 1] nog niet bekend bij de politie, het lag nog net bij de gemeente. [persoon 1]: O jawel hoor, echt wel. Op het moment dat we de eerste aanvraag hadden gedaan heeft de politie tegen mij gezegd. Weet je nog dat ze kwamen en ze zijn met ons naar de kelder gegaan? [persoon 1] en [verdachte] praten over controles en aanvraag vergunning van [club 2] en [club 1]. [verdachte]: Ik heb vanavond, het is vrijdagavond, ik heb jou voor vanavond nodig. Ben je er of ben je er niet? ongeveer 8 seconden stilte [verdachte]: Het is namelijk, het is gewoon heel makkelijk. We zijn hier met zijn allen aan begonnen, het is voor ons allemaal de toekomst. Op deze manier redt niemand het. [persoon 2] kan zich niet in twee delen, [persoon 5] kan zich niet in twee delen. Dat zijn voor vanavond in principe de vaste meiden. Van [persoon 11] het is niet zeker of ze komt of het is wel zeker dat ze komt. Maar dan hebben we er nog 1 erbij. Met 3 hebben we op vrijdag op 2 tenten dat werkt niet. [persoon 12] wou vrij hebben met de familie, zed weet niet zeker of ze op tijd kan zijn. Hoe moeten we dat doen? [verdachte] en [persoon 1] praten over de situatie tussen hun. [verdachte] wil weten of [persoon 1] wel of niet terug komt. Ongeveer 12 seconden stilte [persoon 1] (huilend): Ik weet meer wat je van mij verwacht. Wat ik doe is niet goed in jou ogen. Gesprek over [verdachte] en [persoon 1] en oa over een auto die kapto was en over laat opstaan. [persoon 1]: Ik ben af en toe kapot. [verdachte] en [persoon 1] praten over wat gebeurd is. [verdachte] zegt dat [persoon 1] in Zoetermeer is. [verdachte] vraagt of [persoon 1] wel of niet komt. Ook zegt [verdachte] dat [persoon 1] geld gestolen heeft. Op de achtergrond omroepbericht Zoetermeer oost. [verdachte]: [persoon 1] het is heel simpel, stap uit die trein en kom hier. En voor de rest wil ik het niet meer over hebben. Ongeveer 6 seconden stilte. [verdachte] wil weten of zij het wel of niet gaat doen. [verdachte]: Ik kan niet weg. Ik kom meiden te kort en dat weet jij. [persoon 1]: Jij komt meiden te kort en ik kom een hoop te kort. [verdachte]: Ik ook. [verdachte] herhaalt de vraag of [persoon 1] wel of niet terug komt. [persoon 1]: Als ik terug kom ik weet hoe het afloopt en dat vind ik..ntv.. [verdachte]: Ik denk niet dat jij het weet want vorige keer toen jij terug was gekomen was ook niks aan de hand. [verdachte] zegt dat [persoon 1] al tien keer terug is gekomen. [persoon 1] zegt nee op het moment niet maar daarna.. Het gesprek gaat over de moeder van [persoon 1]. [verdachte] wil weten of [persoon 1] wel of niet terug gaat komen. [persoon 1]: [verdachte] je bent heel goed af zonder mij. [verdachte]: Laat niet dat ik naar Zoetermeer moet komen want dan gaat het probleem tussen mij en je moeder want het is haar schuld. [verdachte] schreeuwt: Doe mij dit niet aan, mij de schuld geven van iets waar ik niet achter kan staan dat pik ik niet. Ik kom naar Zoetermeer en het kan mij niet schelen… [persoon 1]: Ik heb jou niet de schuld gegeven. [verdachte] schreeuwt: Je hebt mij wel de schuld gegeven..ntv.. [persoon 1]: Niet schreeuwen. [verdachte] (tegen een ander): Zeg tegen [persoon 2] dat ik zei dat [club 1] dicht moet blijven totdat ik terug ben. Ze praten over het verleden en over het ontstaan van dit probleem. [persoon 1]: je vergeet dat ik niet de enige ben die van je gestolen heeft. [verdachte]: Ik heb hetzelfde gezegd tegen allen die van mij gestolen hebben. [verdachte] vraagt aan [persoon 1] of hij wel of niet naar Zoetermeer moet komen. [persoon 1]: Wat vandaag gebeurd was de druppel. [verdachte]: Ik zie je zo. Einde gesprek. Verklaring van [persoon 5] Een proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 10 november 2011 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de getuige [persoon 5], zakelijk weergegeven: Eind oktober, begin november 2008 ben ik naar Nederland gekomen. Het oorspronkelijke idee om naar het buitenland te gaan was van [persoon 13] afkomstig. Ik had thuis veel problemen. Ik kon niet terug. Ik was het niet helemaal eens met het voorstel, maar ik had een soort van geen keus. Ik wist wel dat dit niet het droomwerk was waar ik mijn nieuwe leven mee wilde beginnen. Ik sprak alleen Hongaars en een heel klein beetje Engels wat ik had opgepikt van tv. Ik moest gewoon ergens beginnen. De eerste dag heb ik rond de duizend euro verdiend. Eerst mochten we het geld zelf houden en ook zelf bewaren, maar tijdens het verblijf van [naam 1] bleek het geld opeens verdwenen te zijn. Na twee weken ben ik weggegaan bij [naam 1]. Ik wist echt niet meer wie ik kon vertrouwen. Tot januari 2009 hebben we steeds bij [persoon 26] gewerkt. Toen zijn we teruggegaan naar Hongarije en ik ben ook in Hongarije bij het echtpaar [naam 2] gebleven. Terug in Amsterdam kreeg ik weer een kamer bij [persoon 26], maar de toon van het echtpaar [naam 2] was anders geworden. Mij werd duidelijk gemaakt dat ik daar was om geld te verdienen. Ik werd harder aangepakt. Ik dacht toen: “Dit gaat te ver”. [persoon 13] heeft toen met [persoon 14] gesproken. En dat ik op dezelfde basis bij hem kon komen wonen. Toen ik bij [persoon 14] zat, bleek hij een echte pooier te zijn. Ik ben weggegaan. Ik ben aangekomen in het hotel van [persoon 15] en [persoon 16]. Ik mocht bij hen op de kamer blijven. Dit was in het begin van 2009, het was voor mijn verjaardag. Ik hoorde van de Hongaarse meiden heel veel verschillende verhalen over [verdachte]. In het begin toen ik [verdachte] voor het eerst zag begon het met groeten en verder niks. Op mijn verjaardag werkte ik al met [persoon 15] en [persoon 16]. We deden toen alles samen en ik ging toen een glaasje drinken bij [persoon 13]. Dat was de eerste keer dat ik [persoon 2] en [persoon 1] sprak. Een proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 10 november 2011 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de getuige [persoon 5], zakelijk weergegeven: In Amsterdam woonde ik in een hotel en dat werd te duur. Ik heb daar met [persoon 2] over gesproken en zij had er geen probleem mee dat ik bij haar in [plaats 1] kwam wonen. Ik vond het normaal om het met haar te bespreken, want zij is de vrouw van [verdachte]. U vraagt mij naar de afspraken met [persoon 2]. Iedereen betaalde zijn eigen deel van de huur, gas en licht en de boodschappen. Doorgaans verdiende ik hoogstens 50 euro bovenop mijn kamerhuur in Amsterdam en ik droeg bij wat ik kon. We gingen naar Amsterdam met de auto en dat waren [persoon 2], [persoon 1], ik en [verdachte]. [persoon 2] en [verdachte] waren de enigen met een rijbewijs, dus die reden. [persoon 2], [persoon 1] en ik werkten en [verdachte] zorgde voor onze veiligheid. Ik weet dat [verdachte] ’s avonds met ons mee terug naar huis ging, dat was zijn werk. Ik heb mijn geld altijd aan [persoon 2] in bewaring gegeven. Dat was het geld wat ik wilde sparen en zij verstopte het voor me. U vraagt waarom we in de periode juni/juli 2010 zijn gestopt met werken in Amsterdam. Dat was, omdat we niks meer verdienden. We zijn toen gaan werken in Zwolle, in de club [club 2]. Het was 50-50 voor de club en de meid. [verdachte] was er altijd bij om ons te brengen en voor de veiligheid. U vraagt me waarom [verdachte] nu weer meeging. Het was een nieuwe plek. Hij is verantwoordelijk voor onze veiligheid en hij moest weten hoe het daar was. U vraagt mij naar het vertrek naar club [club 1]. Ja, dat was omdat [persoon 1] en [persoon 2] daarvan hadden gehoord. [verdachte] was er voor de veiligheid en de boodschappen. [persoon 3] heeft nooit gezegd dat ze verliefd is op [verdachte], maar ik denk dat ze het wel is. U vraagt me of [persoon 2] verliefd is op [verdachte]. Dat lijkt me logisch. Ze hebben een kind samen en ze zijn bijna tien jaar samen. U vraagt me of ik een relatie met [verdachte] wil als hij vrijkomt. Eigenlijk wel. Ik denk ook dat [verdachte] dat wil. Hij heeft mij verteld wat hij voor mij voelt en dat hij van mij houdt. Ik heb seks gehad met [verdachte]. Ik weet niet precies wanneer dat is begonnen. Toen ik daar kwam wonen. Ik hoor de officier van justitie zeggen dat [persoon 2] toch de vrouw van [verdachte] was. Ja, maar zij deed het ook met andere mannen. Verklaring van [persoon 6] Een proces-verbaal met nummer 2010271863 van 23 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pag. B1 146-162). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 6], afgelegd op 22 februari 2011, zakelijk weergegeven: (vraag: Hoe ben je in contact gekomen met [verdachte]?) Dat was de eerste dag door die [persoon 17], we waren op de Wallen. [persoon 17] stelde mij aan [verdachte] voor en zei tegen mij: “Hem zul je ook wel vaker zien”. (vraag: Toen werkte jij voor [persoon 17]?) Ja, [persoon 17] en [persoon 18] senior die hadden alles van [verdachte] geleerd, dat had [persoon 17] verteld. [persoon 17] had mij verteld dat [verdachte] hem tips had gegeven hoe hij met meisjes moest omgaan. Ik ben in de woning van [verdachte] in [plaats 1] geweest. Die meiden waren er dan. Die meiden zijn genaamd: [persoon 2] en [persoon 1]. De echte naam van [persoon 1] weet ik niet. Er was nog een meisje daar en haar naam is [persoon 3]. [persoon 3] is volgens mij Arubaans of Antilliaanse. Dus ik denk dat [persoon 3] niet haar echte naam was. [persoon 1] is klein, zij is Antilliaanse maar zij lijkt op en Hindoestaanse. (vraag: Wat bedoel je met ‘die meisjes’?) Ik bedoel daarmee dat zij voor [verdachte] aan het werk waren. (vraag: Hoe wist je dat?) Dat wist ik. Ik zag deze meisjes standaard op de Wallen. Een vriendin van mij, die [persoon 4], kwam daar ook. Die dag had [verdachte], [persoon 2] en [persoon 1] een keer geslagen, want hij was boos. Toen zei ik, daar hou ik niet van. Ik ben blij dat ik uit de problemen ben en nu zie ik dat je hier hun staat te slaan. (vraag: Maar begrijp ik het goed dat alle drie de vrouwen, [persoon 2], [persoon 1] en [persoon 3], in de prostitutie aan het werk waren voor [verdachte]?) Ja, die werkten voor [verdachte] in de prostitutie. (vraag: Even wat anders. Heb je ooit weleens een gesprek gehad met [persoon 2], [persoon 3] en/of [persoon 1], als meiden onder elkaar?) Ja. [persoon 2] mocht [persoon 1] niet en [persoon 1] mocht [persoon 2] niet. Maar die [persoon 3] zat nergens mee. [persoon 1] moest altijd, als ze een paar dagen achter elkaar hadden gewerkt, het geld naar de bank brengen. Ik ben een keer met haar meegegaan. Zoals ik het kon zien, stond die bankpas op [verdachte]’s naam. Dan noem ik het ook werken voor. Ik neem aan dat je, je geld zelf houdt. Maar ze hadden nooit geld. Het kwam allemaal van [verdachte]. Boodschappen van [verdachte]. [verdachte] betaalde dat allemaal. Ja, als die meiden niets betalen en geen portemonnee bij zich hebben, dat zie ik toch. Ik heb hun nooit zelf met geld gezien. Ja, op het moment dat ze aan het werk waren, dan hadden ze het geld, maar daarna ging alles naar [verdachte]. (vraag: Ik wil nog even terug komen op het moment dat je met [persoon 1] naar de bank bent geweest, welke bank was dat?) Dat was de ING, dat was in een overdekt winkelcentrum in Arnhem. Ik weet nog dat [persoon 1] bij [verdachte] boven moest komen en even later vroeg [persoon 1] of ik even met haar mee ging. Ik zei dat het goed was. Ik weet nog dat [persoon 1] alleen de bank binnenging om het geld op die bankpas te storten en [persoon 1] de opdracht had gehad van [verdachte] om het stortingsbewijs mee te nemen, dat moest zij later dan wel aan [verdachte] geven. [persoon 1] moest toevallig ook nog batterijen meenemen en toen moest zij ook de kassabon meenemen. Het is daar best wel gecontroleerd. Daarom zeg ik ze hadden zelf geen geld. Als je zelf geld op zak hebt waarom kun je dan die batterijen niet betalen en moet je de bon meenemen. Mijn opa zei altijd laat de bon maar zitten. Maar [verdachte] moest de bon zien en het wisselgeld terug hebben. [persoon 2] en [persoon 1] hadden ruzie met elkaar omdat [persoon 2] een brief had gevonden van [persoon 1] aan [verdachte]. [persoon 1] kende [verdachte] blijkbaar al langer dan [persoon 2] en [persoon 1] was verliefd op [verdachte], maar [persoon 2] en [verdachte] hebben een relatie, dan was er daar strijd om en toen zei [persoon 2], ik heb geen zin om dit te bespreken. Dat ze jaloers op elkaar waren en elkaar eigenlijk niet mochten dat merkte ik wel als je met de één was dan roddelde die over de ander en andersom. Ik merkte wel dat [persoon 1] het lievelingetje was van [verdachte]. Ik merkte dat qua doen en laten. [verdachte] trok [persoon 1] wel voor. Ik heb weleens een keer tegen [persoon 2] gezegd; jullie kunnen beter met z’n drieën een verhouding beginnen, toen moest ze lachen maar ze zei niets. Ik denk wel dat ik haar op dat moment pijn deed met die opmerking, maar zo kwam het wel voor mij over. (vraag: Had je dan het idee, dat [persoon 1] seks had met [verdachte]?) Dat weet ik niet, maar ze zijn wel close met elkaar, ze plukken de hele tijd aan elkaar, ze snuffelen elkaar. Bij voorbeeld er is genoeg plaats op de bank, maar jij moet per se naast [verdachte] zitten. Dat viel mij wel op. (vraag: Hoe vond [persoon 2] dat?) Niet leuk, maar die zei niets. Ik zag wel dat ze het niet leuk vond. Dat kun je aan iemands gezichtsuitdrukking zien. Een proces-verbaal met nummer 201271863 van 23 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pag. B1 163-168). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 6], afgelegd op 23 maart 2011, zakelijk weergegeven: (Noot verbalisanten: Wij tonen getuige een foto van [persoon 1].) Dat is [persoon 1]. (Noot verbalisanten: Wij tonen getuige een foto van [persoon 2]) Dat is [persoon 2]. (Noot verbalisanten: Wij tonen getuige een foto van [verdachte]) Dat is [verdachte]. (vraag: In hoeverre is het jou bekend of [persoon 2] een laptop meenam als zij aan het werk ging als prostituee?) Ik heb gezien dat [persoon 2], [persoon 1] en [persoon 3] alle drie een zilveren laptop van het merk Apple bij zich hadden als ze aan het werk gingen op de Wallen van Amsterdam. Ik weet dat zij de laptops standaard aan hadden staan. Ik weet dat op de laptops een webcam zat, dat zit er namelijk standaard op. Verklaring van [persoon 19] Een proces-verbaal met nummer 2009263945-2 van 28 september 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 4] (doorgenummerde pag. DV 0131-0137). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 19], afgelegd op 28 september 2009, zakelijk weergegeven: -Ik wil een verklaring afleggen over een man “[verdachte]” genaamd. Hij is zwart. Hij is een pooier. Dit zegt hij zelf. (vraag: Wie zijn de Hongaarse meisjes die voor [verdachte] werken?) [verdachte] laat het niet toe dat ik met ze praat. [persoon 5] is één van die meisjes. (vraag: Hoe kan het dat de meisjes voor [verdachte] werken?) Hij doet zich eerst voor als vriendje en daarna komen de andere dingen zoals dat ze de helft van hun geld aan hem moeten geven. Hij zegt dat hij ze dan zal beschermen als ze betalen. Ik ken [verdachte] al drie jaar, hij loopt al drie jaar op straat. Hij zei tegen mij dat hij vier vrouwen had en dat hij een pooier was. Volgens mij een Nederlandse die [persoon 2] heet, een zwarte vrouw en mogelijk een Spaanse maar ik weet niet goed waar zij vandaan komt. De vierde weet ik niet meer omdat zij vrij snel gestopt is met werken. De vrouwen hebben tatoeages. Het Nederlandse meisje heeft bloemetjes op haar been ( de rechtbank begrijpt dat dit meisje [persoon 2] betreft nu uit haar vordering benadeelde partij blijkt dat zij een dergelijke tatoeage op haar been heeft ), het Spaanse meisje hondenpootjes ( de rechtbank begrijpt dat dit meisje [persoon 1] betreft nu verdachte ter terechtzitting van 3 september 2012 heeft verklaard dat zij een dergelijke tatoeage heeft ) en [persoon 5] heeft een getatoeëerde wenkbrauw. (vraag: Hoe komen de vrouwen in Amsterdam?) Hij brengt ze met de auto. (vraag: Hoe haalt [verdachte] de meisjes over om voor hen te werken?) Tegen [persoon 5] zei hij ik ben je vriend en hoe het kwam dat ze 50-50 deden weet ik niet. De Nederlandse vrouw [persoon 2] en [verdachte] hebben een kind samen. [persoon 5] hebben ze wijs gemaakt dat het kind niet van [verdachte] is. [verdachte] doet alsof hij de vriend is van alle vrouwen. [verdachte] heeft ook seksueel contact met [persoon 5]. 1 Het telefoongesprek is weergegeven in een proces-verbaal van verhoor getuige ([persoon 1]) met nummer 2010271863 van 23 juni 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 1].
© Copyright 2024 ExpyDoc