Supplement Internationaal recht 2014-2015 Werkgroep 5: Staatsaansprakelijkheid en Geschillenbeslechting Deze week staat het Internationaal Economisch Recht en duurzame ontwikkeling centraal. Internationaal Economisch Recht kent duidelijke, harde regels terwijl duurzame ontwikkeling meer een vaag begrip is waar je een brede invulling aan kunt geven. Opgave 1 Leg de systematiek van Artikel 2 van de Articles on Responsibility of States for Internationally Wrongful Acts (ARSIWA) uit (zie ‘te bestuderen stof’). Welke twee voorwaarden formuleert deze bepaling met betrekking tot de vaststelling van staatsaansprakelijkheid? Hoe werken de ARSIWA dit verder uit? Allereerst: deze artikelen zijn niet juridisch bindend, maar het is wel zo dat veel van die artikelen gewoonterecht reflecteren. Veel instanties baseren zich rechtstreeks op deze artikelen omdat ze adequaat gewoonterecht formuleren. De systematiek is als volgt. Allereerst wordt de hoofdregel van de ARSIWA geformuleerd in artikel 1, namelijk dat een staat verantwoordelijk gehouden kan worden als zij een onrechtmatige daad pleegt. In artikel 2 worden twee voorwaarden genoemd waaraan moet worden voldaan wil er gesproken kunnen worden over een onrechtmatige daad. Deze voorwaarden zijn als volgt: Schending van een internationale rechtsplicht (handelen of nalaten). U - Dit is verder uitgewerkt in art. 12-15 ARSIWA. Toerekenbaar aan een staat - Dit is verder uitgewerkt in art. 4-11 ARSIWA. Stel, je stelt vast dat er sprake is van een internationale onrechtmatige daad. Wat gebeurt er dan? Een staat kan zich eventueel beroepen op een rechtvaardigingsgrond. Die kun je vinden in art. 20-25 ARSIWA. Een hele belangrijke rechtvaardigingsgrond is te vinden in artikel 25: noodzakelijkheid. Dat is eigenlijk een soort restgrond. Die kun je vinden in de twee voorgeschreven zaken van deze week. Zie bij de GabcikovoNagymaros zaak, paragrafen 50-51. Hongarije heeft in deze zaak een beroep gedaan op noodzakelijkheid. Ze zouden niet anders kunnen dan stoppen met het project vanwege de schade die eruit volgde. Het hof stelde in deze zaak dat noodzakelijkheid alleen geldt in buitengewone omstandigheden. Er moet geen enkele andere mogelijkheid zijn dan (in dit geval) stoppen met het project. Het is niet aan een staat zelf, als enige, om daar een oordeel over te geven. In de Wall Opinion (r.o. 140) stelt het Hof iets soortgelijks. Israël beroept zich op noodzakelijkheid om zich te beschermen tegen terroristische aanslagen. Het hof stelt ook hier; alleen als er geen andere mogelijkheden zijn kan deze actie worden gerechtvaardigd. Stel, er zijn geen rechtvaardigingsgronden, wat zijn dan de gevolgen? De staat heeft dan de hieronder opgesomde verplichtingen: Blijvende verplichting tot nakoming (art. 29 ARSIWA); Schending stoppen en garanties om herhaling te voorkomen (art. 30 ARSIWA); Voorzien in rechtsherstel (art. 31 ARSIWA). Bij het voorzien in rechtsherstel zijn er drie mogelijkheden: Restitutie (art. 35 ARSIWA); Compensatie (art. 36 ARSIWA); Genoegdoening (art. 37 ARSIWA). Dan tot slot: wie mag de staatsaansprakelijkheid inroepen? Het uitgangspunt is dat alleen een benadeelde staat de staatsaansprakelijkheid mag inroepen (art. 42 ARSIWA). Andere staten mogen alleen staatsaansprakelijkheid inroepen bij een schending van een erga omnes verplichting (art. 48 ARSIWA). Een erga omnes verplichting houdt een verplichting in van dwingend recht, dus de plicht om geen genocide te plegen, misdrijven tegen de menselijkheid etc. Dit zijn verplichtingen die de hele internationale gemeenschap aangaan en dus mag alleen bij een schending van zo’n verplichting een andere dan de benadeelde staat de staatsaansprakelijkheid inroepen. Twitter.com/SlimStuderen | Facebook.com/SlimStuderen 1 Supplement Internationaal recht 2014-2015 Opgave 2 Lees de US Diplomatic and Consular Staff in Tehran zaak. a. Welke twee schendingen van internationale rechtsplichten onderscheidde het Internationaal Gerechtshof in deze zaak? Het Internationaal Gerechtshof stelde dat Iran hun beschermingsplicht had geschonden en zij stelde dat Iran de bezetting van de ambassade had aangemoedigd. b. Op basis van welke bepalingen van de ARSIWA zouden deze rechtsplichten aan Iran kunnen worden toegerekend? Beschermingsplicht Iran t.a.v. Amerikaanse ambassade en personeel (para. 63) - Iran deed niets om de medewerkers van de ambassade te beschermen en derhalve hield zij zich niet aan hun beschermingsplicht. Zij kan daarom aansprakelijk worden gesteld op grond van art. 4 ARSIWA. Bezetting ambassade - Militanten zijn de vertegenwoordigers van de staat (para. 74) Omdat Iran de militanten hebben aangemoedigd en goedkeuring hebben gegeven, zijn die militanten nu vertegenwoordigers van de staat verworden. Dat betekent dat Iran kan worden aangesproken voor de daden van deze militanten. Op grond van artikel 11 ARSIWA kan Iran derhalve worden aangesproken. c. Welke andere vormen van toerekening / attributie bestaan er in het recht inzake staatsaansprakelijkheid? Geef een voorbeeld van elke vorm. Artikel 4: Gedraging van staatsorganen. Artikel 5: Gedragingen van personen/entiteiten met overheidsgezag/publieke taken. Artikel 6: Gedragingen van staatsorganen die door een staat aan een andere staat ter beschikking zijn gesteld. Artikel 7: Gedragingen van organen/personen die overheidsgezag uitoefenen, zelfs als die gedragingen buiten hun bevoegdheid lagen of tegen instructies ingingen (ultra vires). Artikel 8: Gedragingen van privé personen onder instructie of effectief gezag van een staat (Nicaragua zaak). Artikel 9: Gedragingen van privé personen in geval zij feitelijk overheidsgezag uitoefenen bij afwezigheid van overheidsgezag. (Dit gebeurt weinig, omdat er meestal geen afwezigheid van overheidsgezag is). Artikel 10: Gedragingen van privé personen voor zover zij als opstandelingen kwalificeren en na hun opstand het nieuwe gezag/de nieuwe regering vormen. Artikel 11: Gedragingen van privé personen indien en voor zover bekrachtigd door de staat. Een voorbeeld van artikel 5: Blackwater (Iraaks beveiligingsbedrijf) pleegde martelingen in de abu graib gevangenis en Irak werd aansprakelijk gesteld omdat een privaat bedrijf overheidstaken uitvoert. Twitter.com/SlimStuderen | Facebook.com/SlimStuderen 2 Supplement Internationaal recht 2014-2015 Opgave 3 Lees de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak aangespannen door de Staat der Nederlanden tegen Hasan Nuhanovic. a. Welke test gebruikte de Hoge Raad om te bepalen of Dutchbat opereerde onder commando van de VN of van de Nederlandse staat? Waar baseert de Hoge Raad zich op? Licht toe. Meneer Nuhanovic was tolk en had zelf een VN pas, hij kon dus op de compound blijven. Zijn vader was toegezegd dat hij ook mocht blijven, omdat hij lid was van het burgercomité. De broer van meneer Nuhanovic mocht niet blijven en werd van de compound weggestuurd. De vader ging mee want hij wilde zijn vrouw en zoon niet achterlaten. Ze zijn weggestuurd onder grimmige omstandigheden, want Dutchbat wist eigenlijk al dat er vreemde dingen gebeurden en de geruchten over moordpartijen deden toen al druk de ronde. Dutchbat wist dus al waar ze die familie aan blootstelden voordat ze wegstuurden. Is dit dan toerekenbaar aan de Nederlandse Staat? De test waar de Hoge Raad zich op baseert is die van de effectieve controle. De juridische basis hiervoor is art. 7 DARIO inzake de gedragingen van staatsorganen die ter beschikking zijn gesteld aan een internationale organisatie. De Hoge Raad stelt echter, dat los van de vraag of de VN aansprakelijk zou zijn, er ook naar het effectieve controle criterium moet worden gekeken, om te kijken of de Nederlandse staat aansprakelijk is. b. Op welke gronden kwam de Hoge Raad tot het oordeel dat de Nederlandse staat aansprakelijk is? Schending internationale rechtsplicht: hier was sprake van omdat er een schending was van het IVBPR en EVRM. Denk aan het recht op leven, verbod op marteling etc.; Toerekenbaarheid: De Nederlandse overheid oefende naast de VN gezag uit over Dutchbat in de periode na de val van Srebrenica in de vorm van gerichte instructies die werden opgevolgd. Is er dan effectieve controle? Ja dit is er, omdat ze feitelijke controle hadden over wat Dutchbat allemaal niet deed. Ze konden gerichte orders geven en dit maakt dat de Nederlandse Staat aansprakelijk is. Onderscheidt deze zaak goed van de Stichting Moeders van Srebrenica! Opgave 4 De verhoudingen tussen de staten Nautica en Marium verlopen al jaren moeizaam. In tegenstelling tot Nautica, is de kuststaat Marium rijk aan zowel levende als niet-levende natuurlijke hulpbronnen. Wanneer zich voor de kust van Marium grote hoeveelheden Atlantische zalm blijken te bevinden, komen de verhoudingen tussen beide staten op scherp te staan. De scholen zalm voor de kust van Marium zijn ook Nautica niet onopgemerkt gebleven. Op een dag besluit de in Nautica gevestigde, volledig private rederij Nautic Fisheries naar zalm te gaan vissen in de exclusieve economische zone (EEZ) van Marium, zonder hiervoor een vergunning van laatstgenoemde staat te hebben verkregen. Tijdens het vissen wordt het schip van Nautic Fisheries geënterd door de Mariaanse marine. Het schip, dat vaart onder de Nauticaanse vlag, wordt vervolgens in de haven aan de ketting gelegd en een dertigtal bemanningsleden wordt aangehouden. Twitter.com/SlimStuderen | Facebook.com/SlimStuderen 3 Supplement Internationaal recht 2014-2015 Kan de staat Nautica in casu op grond van internationaal recht aansprakelijk worden gesteld voor de activiteiten van Nautic Fisheries in de EEZ van Marium? U mag er in uw antwoord vanuit gaan dat beide staten partij zijn bij de relevante verdragen. Er moet ten eerste gekeken worden naar de hoofdregel, zoals deze staat in art. 1 ARSIWA: onrechtmatige daad. Om te zien of er sprake is van een onrechtmatige daad, moeten de activiteiten worden getoetst aan art. 2 ARSIWA. Schending internationale rechtsplicht: Marium heeft exclusieve rechten op exploratie en exploitatie natuurlijke hulpbronnen EEZ (Art. 56 lid 1 UNCLOS). Nautic fisheries heeft de exclusieve rechten van Marium geschonden door zonder vergunning over te gaan tot het exploiteren van de natuurlijke hulpbronnen. Dit is dus een schending van een internationale rechtsplicht. Kan dit dan worden toegerekend aan Nautica? Het uitgangpunt is dat er sprake moet zijn van een staatsorgaan (art. 4 ARSIWA). Nautic fisheries is een private rederij, dit staat in de opgave, en dus geen staatsorgaan. Kan er nu worden toegerekend op grond van art. 5-11? Geen van deze opties is mogelijk want dat gaat alleen over staatsorganen. Conclusie: Nautica is niet aansprakelijk voor de gedragingen van nautic fisheries omdat deze niet kunnen worden toegerekend aan de staat. Opgave 5 Lees de adviezen van het Internationaal Gerechtshof inzake Israeli Wall en Kosovo. Aan welke voorwaarden moet een adviesaanvraag voldoen? Het uitgangspunt is te vinden in artikel 65 Statuut IGH jo. Artikel 96 VN-Handvest. Denk erom dat een advies niet hetzelfde is als een aanbeveling. Opgave 6 Lees de Armed activities on the Territory of the Congo (DR Congo v. Rwanda) uitspraak van het Internationaal Gerechtshof. a. Wat was de feitelijke achtergrond van deze zaak? Dit is een soortgelijke zaak als de Congo v. Uganda zaak. In de zaak Congo v. Rwanda vonden ook gewapende activiteiten plaats door Rwanda op het grondgebied van DR Congo alleen het grote verschil met de Congo v. Uganda zaak is dat hier het Internationaal Gerechtshof geen rechtsmacht had. b. Op welke vier manieren kan een staat de rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof aanvaarden? Compromis of 'special agreement' (art. 36 lid 1 IGH); Compromissoire clausule (art. 36 lid 1 IGH); Facultatieve of optionele clausule (art. 36 lid 2); Forum prorogatum (gewoonterecht) (betekent dat de staat die gedaagd is gewoon op komt dagen, dan accepteer je dus ad hoc rechtsmacht). Twitter.com/SlimStuderen | Facebook.com/SlimStuderen 4 Supplement Internationaal recht 2014-2015 c. Welke van deze gronden voor de rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof worden door de Democratische Republiek Congo aangevoerd in deze zaak? Licht uw antwoord toe. Jurisdictiegrond 1: compromissoire clausules (para. 15) (deze grond wordt verder niet echt besproken dus lees derhalve paragraaf 15 van de zaak goed). Jurisdictiegrond 2: forum prorogatum (para. 18, 19-22). DR. Congo voert aan dat Rwanda gewoon is gekomen en dat zij derhalve de rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof accepteert. Het Hof gaat hier niet in mee want voor acceptatie van de rechtsmacht moet ook blijken uit de houding van de partij dat zij rechtsmacht accepteert. Rwanda kwam wel opdagen, maar liet duidelijk merken dat zij de rechtsmacht van het Hof niet accepteerde. Zij voerde dan ook geen inhoudelijk verweer, maar slechts processueel. Daarom kon het Hof niet beamen dat Rwanda rechtsmacht accepteerde, puur omdat zij kwam opdagen op de zitting. d. Wat bepaalt het Internationaal Gerechtshof over de verhouding tussen schending van een norm van ius cogens en de aanvaarding van rechtsmacht door het Hof? Licht uw antwoord toe. Kijk hiervoor goed naar paragraaf 64 van deze zaak. Een schending van een ius cogens norm is materieel (norm). Terwijl de aanvaarding van de rechtsmacht van het Hof procedureel (geschilbeslechting) is. Met andere woorden: een schending van een norm van ius cogens is geen beletsel om de rechtsmacht van het Hof niet te aanvaarden. Het Internationaal Gerechtshof is maar één wijze van berechting en als een staat de rechtsmacht niet aanvaard houdt het dus op. De rechtsmacht van het IGH afhankelijk van instemming van staten. Twitter.com/SlimStuderen | Facebook.com/SlimStuderen 5
© Copyright 2024 ExpyDoc