ZONDAG 14 DECEMBER 2014, 3e zondag van Advent Parkstraatgemeente Arnhem Voorganger: ds. M.G. Fernhout In deze dienst vieren wij de Maaltijd. (We zingen uit het nieuwe liedboek, tenzij anders aangegeven.) Zingen: Lied 451: 1 t/m 3, Richt op uw macht Zingen: Lied 277, Die voor ons het licht gemaakt hebt Zingen: Lied 283, In de veelheid van geluiden Inleiding In deze Adventstijd volgen wij het spoor terug, van Jezus naar zijn voormoeders, Bathseba met de brief van koning David, zoals Mattheüs ze heeft opgetekend aan het Rembrandt, 1654 begin van zijn evangelie. Op de eerste zondag van Advent hoorden we over Tamar, de versmade en zo moedige schoondochter van Juda, die voor haar recht en dat van Israel opkwam. Vorige week, op de tweede zondag van Advent, stond Rachab centraal, de hoer van Jericho, die het leven van de verspieders van Israel en daarmee ook haar eigen leven redde. Vandaag, de derde zondag van Advent, maken we een sprongetje: Ruth, die eigenlijk aan de beurt is, zullen we ontmoeten op Kerstmorgen en vandaag klinkt het verhaal van Bathseba, de vrouw van Uria, uit 2 Samuel. Lezing: Mattheüs 1,1-6 (Nieuwe Bijbelvertaling) Lezing: 2 Samuel 11,1-27a (Nieuwe Bijbelvertaling) Zingen: Lied 738, Kom zing het lied van Eva Lezing: 2 Samuel 11,27b - 12,7a (Nieuwe Bijbelvertaling) Uitleg en verkondiging Goede gemeente, Het hoofd heb ik me erover gebroken waarom Mattheüs alle voormoeders van Jezus bij name noemt – Tamar, Rachab, Ruth – maar het bij Bathseba over “de vrouw van Uria” heeft, terwijl Mattheüs ook wel wist dat ze Bathseba heette en Mattheüs bij uitstek de evangelist is die geen woord teveel of te weinig gebruikt. Eigenlijk was het de preek van Sieka de Wit vorige week zondag die de dieperliggende reden hiervan voor mij blootlegde. Sieka verwoordde namelijk glashelder hoe er in de Bijbel geschreven wordt over hoeren zoals Rachab – de voormoeder van Jezus die vorige week aan de beurt was. In de commentaren op de teksten uit het Bijbelboek Jozua, die over Rachab vertellen, wordt er vaak een voedselverkoopster of herbergierster van haar gemaakt. Dat klinkt heel wat fatsoenlijker en aangenamer dan hoer. Maar dat zegt alles over die commentaren en niets over de Bijbelteksten, want daarin wordt Rachab dus geheel onbekommerd “hoer” genoemd. De Bijbeltekst heeft er geen probleem mee, ze wordt nergens veroordeeld, “ze doet wat ze doet” 1 om met dat oude liedje van Astrid Nijgh te spreken. Het voornaamste is, of iemand “gebonden” is aan een partner, dus of er sprake is van een verbond zoals het huwelijk. Wie gebonden is, verbonden met iemand anders door een belofte, moet zich aan die verbondsbelofte houden. Een ongebonden vrouw wordt nergens in de bijbel veroordeeld of bestraft. Rachab was ongebonden, en mag haar beroep dus gewoon uitoefenen. Dan “de vrouw van Uria”. Dát is het antwoord op de keuze die Mattheüs heeft gemaakt – of eigenlijk, de keuze die Dávid heeft gemaakt en die is opgetekend door Mattheüs. Bathseba was namelijk wél gebonden, ze was getrouwd met Uria, door een verbondsbelofte met hem verbonden, zelfs in haar naam klinkt dat verbond door: Bathseba kan namelijk “de zevende dochter” betekenen, maar ook “de dochter van de eed”. Bathseba heeft haar naam niet te schande gemaakt door haar huwelijkseed te verbreken, dat deed de koning – David. Bathseba’s geschiedenis is het dieptepunt in de geschiedenis van koning David, ook al zal hij als de grootste koning Israels geschiedenis ingaan. Maar Mattheüs wilde wél dat dit dieptepunt zou klinken in het geslachtsregister van Jezus – daarom “de vrouw van Uria”, die niet de vrouw van David was maar die hij zich toeëigende. Omdat het kon. Omdat hij de koning was. Je ziet hem daar als het ware lopen, over het dak van zijn paleis, in de koelte van de avond. Een koning op het hoogtepunt van zijn macht, de stad ligt aan zijn voeten, het land, het volk, boven alles en allen is hij gesteld. Het zijn sterke schouders die de weelde kunnen dragen – hoe hoger je staat, hoe dieper je kunt vallen. Hij kijkt naar beneden en ziet een vrouw zich baden. Wat is ze mooi! Wie is zij? De vrouw van Uria, de Hethiet, hij is aan het front in ’s konings leger aan het vechten. David weet wat hij weten wil. Als het daar nu bij gebleven was, hadden we nooit van deze geschiedenis gehoord. Maar David maakt daar, op dat moment, een keuze die zijn leven een wending geeft – niets zal meer zijn zoals het was. Hij laat de vrouw van Uria halen en deelt met haar het bed. Vervolgens gaat zij naar huis terug en niet lang daarna zendt zij David bericht: “Ik ben zwanger.” Het is als met van die dominosteentjes die omvallen: de ene daad lokt de andere uit. Een kettingreactie. Want nu is het zaak dat Uria snel naar huis komt met verlof, want dan zal het over een maand of acht zo lijken dat het kind dat geboren wordt, door hem tijdens dit verlof is verwekt. David legt Uria bij zijn thuiskomst in de watten. Bij zijn eerste bezoek aan het paleis mag hij vertellen hoe het er met de strijd voorstaat en hij krijgt een geschenk mee als David hem naar huis stuurt. Maar Uria gaat niet naar huis. Ook al is hij een Hethiet en dus niet van Israel en de Tora van Israel, hij kent de regel van de oorlog: je ligt niet bij een vrouw, ook al is het je eigen, zolang de strijd niet is gestreden. Hij legt zich neer bij de ingang van het paleis, bij het personeel. Nog geeft David het niet op. De volgende dag laat hij Uria opnieuw komen, voert hem dronken en zegt opnieuw: “Ga toch naar huis, man, daar wacht je vrouw op je.” Maar de loyale en gewetensvolle Uria doet het niet. En het wordt zijn dood, want dat is de enige uitweg die David nog ziet voor de schande die er straks over hem, de koning, gesproken zal worden – als het kind van Bathseba onmogelijk van Bathseba kan zijn. Uria moet verdwijnen – hij neemt een brief van de koning mee voor generaal Joab; een brief waarin zijn eigen doodvonnis staat. Zo geschiedt. Uria sneuvelt. Bathseba treurt. Als haar rouwperiode voorbij is, neemt David haar tot vrouw. Zij baart hem een zoon. Maar dan komt de profeet Nathan – we kunnen hem ook Theo noemen, Theodorus, godsgeschenk, dat betekent zijn naam. De gelijkenis die hij David vertelt, over de rijke man met zijn grote kudde die het ene lammetje van de arme man neemt omdat hij te gierig is om een lam van zijn eigen kudde te slachten, lijkt eerder een oordeel dan een geschenk van God. Maar toch aanvaardt David dit oordeel – misschien wel niet als een geschenk, maar wel als een 2 spiegel. Hij ziet zichzelf – en wat hij ziet, is niet fraai. Hij weet dat Nathan hem liefheeft en hem daarom op deze manier met zichzelf confronteert. David had Nathan kunnen doden, net zoals hij Uria heeft laten doden, maar hij gaat niet verder op deze godloze weg – hij keert om. En daarin ligt zijn grootheid – en zijn menselijkheid. Het verhaal gaat nog verder, maar ik heb ervoor gekozen dat vandaag te laten liggen – daar ligt voor nog minstens een preek. Waar ik nu graag bij stil wil staan is de betekenis van de geschiedenis van “de vrouw van Uria” voor vandaag, hier en nu. Als het om vrouwen in het algemeen gaat, en hoe zij tot op de dag van vandaag als bezit gezien worden, als schaakstukken die heen en weer worden geschoven over het bord waarop de mannen spelen, zijn de voorbeelden helaas legio. Vorige week las ik ergens over de manier waarop de Libische leider Khadaffi zich jonge vrouwen uitkoos om het bed mee te delen. Als hij bijvoorbeeld een school bezocht, en zijn hand op het hoofd van een meisje legde, wist het onderwijzend personeel genoeg: zij was de uitverkorene… Je verstand staat erbij stil, dat een mens zo verwórdt en – misschien nog wel meer – dat zijn omgeving, het volk dat hij leidt, hem zo heeft láten verworden. Want in situaties waarin het om macht gaat, zijn er altijd meerdere partijen. We hebben ook kunnen lezen hoe de mannen van het terroristische IS tegen vrouwen aankijken: als troostmeisjes, meisjes van plezier, koekjes met een gat erin die er slechts voor de consumptie zijn. Dan moet ik altijd denken aan de eerste vrouw van de profeet Mohammed, Chadidja, die vijftien jaar ouder was dan hij en een gerenommeerd zakenvrouw in het Mekka van haar tijd. Een ijzersterk team moeten ze zijn geweest, innig verbonden, en toen Chadidja overleed was Mohammed verdrietiger dan hij ooit was geweest, en nog zou zijn. Het schijnt dat zijn tweede vrouw Aisja later heeft gezegd: “Ik ben op geen vrouw zo jaloers als op zijn herinneringen aan Chadidja”. Zou Mohammed zich niet in zijn graf omdraaien bij het barbaarse IS? Bathseba is Davids lievelingsvrouw geworden, en de moeder van zijn opvolger Salomo. Toch blijft er, ook al klinkt dat wel heel mooi, altijd iets bij me steken als ik dat lees. Lievelingsvrouw, moeder van Salomo, allemaal mooi, maar dan blijft Bathseba nog steeds een instrument, ter meerdere eer en glorie van de koningen van Israel. Wie is zij zélf, de vrouw van Uria, de vrouw van David, deze voormoeder van Jezus? We zullen het wel nooit weten. Maar juist dat brengt me bij een andere kant van de betekenis van haar geschiedenis voor vandaag, het hier en nu. In eerste instantie bleef ik cirkelen om de betekenis van Bathseba’s naam, in de zin van “dochter van de eed”, dochter van het verbond. Maar voordat je het weet komt haar nazaat Jezus dan als de goedmaker, die hij nu al twintig eeuwen is, ten tonele. Ik geef u een korte simplificatie van een dogmatisch axioma: Het verbond tussen God en zijn volk is door de eeuwen heen steeds geschonden door mensen, ja zelfs ook door de grote koning David, die zich niets gelegen liet liggen aan mensen, zoals Bathseba, die van het verbond waren – hij zette het gewoon naar zijn eigen hand. Maar toen kwam Jezus en die heeft het verbond tussen God en zijn mensen hersteld. Eind goed, al goed (ze leefden nog lang en gelukkig). Deze wat cynische samenvatting doet vanzelfsprekend geen recht aan wat er door de eeuwen heen allemaal is gedacht en geschreven over Jezus Christus. En ik ben ervan overtuigd dat veel mensen tot op de dag van vandaag troost vinden bij zijn rol als bemiddelaar en verlosser – en waarom ook niet? Maar ik heb me nooit thuis gevoeld bij deze, in mijn ogen, wel erg makkelijke en niet zo mensvriendelijke “oplossing”. Jezus is toch niet alleen een instrument, hij is toch ook een mens van vlees en bloed geweest, zoals wij allemaal? En juist dát besef bracht voor mij de gelijkenis aan het licht tussen oma Bathseba en kleinzoon 3 Jezus: beiden zijn ze ideale projectiefiguren. Jezus heeft wel wat meer “tekst” gekregen dan zijn voormoeder, maar ook van Jezus weten we eigenlijk maar heel weinig en daarom heeft hij door de eeuwen heen uit kunnen groeien tot een beeld, een methodische figuur, een figuurtje in een kerststal of een verstard corpus aan een kruis. En we volgen in deze Adventstijd nu juist Jezus’ voormoeders, om zijn ménselijkheid centraal te stellen. Hij was één van ons. En ook al hebben wij hem niet persoonlijk gekend, elk mens dat naast ons staat is een mens zoals wij – zoals hij. God heeft zijn verbond met ménsen gesloten, niet met beelden. En God weet dat mensen struikelen, vallen, zich bezeren en zich kunnen verliezen in hun dromen, daden en verlangens – maar dat er ook altijd weer een nieuw begin mogelijk moet zijn. We gaan zo meteen de Maaltijd vieren, de Maaltijd van deze medemens die ons een Heer is, een vriend, een broeder, een vader, een moeder – een mens zoals wij. Als wij brood breken en wijn delen, zoals hij dat deed met zijn vrienden, gedenken we niet de overlevering van een eeuwenoud dogma. We víeren, dat we mens zijn, dat degenen die om ons staan in de kring mens zijn, zoals Jezus mens was. Met vallen en opstaan, vreugde en verdriet. In elkaar mogen we iets van hem herkennen, iets van Gód herkennen – die ons het leven, het licht en de liefde heeft gegeven om onze eigen weg te gaan. Maar altijd samen. In verbondenheid met elkaar, met hen die ons zijn voorgegaan en hen die na ons komen. Zo zijn wij onderweg in deze Adventstijd – naar het licht, dat daagt in het oosten. Amen. Zingen: Lied 451, Richt op uw macht Viering van de Maaltijd Zingen: Lied 444, Nu daagt het in het oosten Zegen en gezongen Amen: Lied 431c 4
© Copyright 2024 ExpyDoc