Schoolontwikkeling blij essen!eel Generiek rapport Topklassen 2013-2014 Annelies Heek & Carel van den Heuvel Juni 2014 Leren van elkaar 1 02 2014 Topklassen Inhoudsopgave Voorwoord 05 1. Inleiding 07 2. Aanbevelingen 08 3. Het Topklassenarrangement 10 4. Gesprekken 2013-2014 12 5. Effecten op school 2011-2014 15 Bijlage: Profielen leden Topklassenteam 16 Programma Beter Presteren 03 04 2014 Topklassen Voorwoord Schoolontwikkeling blijft essentieel In de afgelopen vier jaren hebben de Rotterdamse scholen veel gedaan en veel bereikt. Heel geleidelijk en heel degelijk komen hun resultaten dichter bij het landelijk gemiddelde. Scholen werken meer resultaatgericht, brengen meer focus aan in hun plannen en ambities en werken gericht aan een professionele cultuur en de daarvoor benodigde teamontwikkeling. Toch blijft het ook na de periode van dit Rotterdamse onderwijsbeleid noodzakelijk om in te blijven zetten op schoolontwikkeling. Op scholen is nog veel te winnen als het gaat om het verder ontwikkelen van een professionele cultuur, waarin analyses van resultaten gebruikt worden als basis voor het handelen in de klas. Investeren in scholen die dreigen zwak te worden is van belang: voor risicovolle scholen is een niet-vrijblijvend, intensief arrangement noodzakelijk. Daarnaast blijft het essentieel om de extra leertijd effectief in te zetten. Van groot belang is dat deze extra leertijd vooral wordt ingezet waar deze het hardst nodig is, maar ook dat de samenhang tussen de reguliere leertijd en de extra leertijd gewaarborgd is. Een punt dat vaak terugkomt in de gesprekken op scholen is de concurrentie met andere scholen in de wijk. Scholen steken soms zoveel energie in het binnenhalen van voldoende leerlingen dat dit ten koste gaat van het bieden van kwalitatief goed onderwijs. Voor een goede spreiding van scholen van voldoende omvang en met voldoende kracht is een versterking van de samenwerking tussen de schoolbesturen gewenst. In dit rapport doet het Topklassenteam verslag van de gesprekken die in schooljaar 2013/2014 gevoerd zijn op de Topklassenscholen. Scholen die met heel veel passie hard werken om het onderste uit de kan te halen bij alle Rotterdamse kinderen. Laten we ook in de volgende beleidsperiode vasthouden wat goed gaat en versterken wat beter kan! Annelies Heek & Carel van den Heuvel juni 2014 Programma Beter Presteren 05 06 2014 Topklassen 1 Inleiding Scholen, schoolbesturen en gemeente hebben zich in de periode 2010 - 2014 met het programma Beter Presteren gericht op verhoging van de onderwijsresultaten. Dit programma is door het Rotterdams Onderwijs Forum en het College van Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Meer effectieve leertijd, een professionele schoolomgeving en betrokken ouders zijn de pijlers waarop het programma rust. Daarnaast kent het programma twee arrangementen waarmee scholen de resultaatgerichtheid en kwaliteit kunnen verhogen: het ISO- arrangement en het Topklassenarrangement. Het ISO-arrangement is bestemd voor scholen (primair en voortgezet onderwijs) die door de Inspectie van het Onderwijs als zeer zwak of zwak worden beoordeeld of het risico lopen zwak of zeer zwak te worden. Het Topklassenarrangement is bedoeld voor alle scholen die als voldoende beoordeeld zijn. De focus van het Topklassenarrangement is de wijze waarop de scholen vormgeven aan het behalen en verhogen van hun onderwijsresultaten. Resultaatgericht werken staat daarbij dus centraal. Dit vierde generiek rapport van het Topklassenteam is gebaseerd op de reflectie- en themagesprekken met 79 scholen in het schooljaar 2013/2014. In dit generiek rapport geeft het Topklassenteam een beeld van haar bevindingen aan de programmaraad Beter Presteren, aan het College van Burgemeester en Wethouders en aan het Rotterdams Onderwijs Forum. Het Topklassenteam beoogt daarmee een inhoudelijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het Rotterdams Onderwijs Beleid voor de periode 2014-2018. Het eerste rapport 'De lat omhoog!' en het tweede rapport ‘Leren van elkaar’ gaven een beeld van de bevindingen van het Topklassenteam in het schooljaar 2011/2012. Het derde rapport ‘Steeds professioneler’ gaf inzicht in de gesprekken van het schooljaar 2012/2013. Dit rapport beslaat het schooljaar 2013/2014, tot 1 mei 2014. In dit schooljaar startten 36 scholen (34 po en 2 vo) met het Topklassenarrangement en namen 43 scholen (34 po en 9 vo) deel aan de themagesprekken met een andere school in het tweede jaar van het arrangement. De bevindingen in dit rapport gaan grotendeels over het po. Dit heeft te maken met het relatief kleine aantal gesprekken dat dit jaar op vo-scholen heeft plaatsgevonden. Wanneer een bevinding expliciet betrekking heeft op het vo, is dit aangegeven. Programma Beter Presteren 07 2 Aanbevelingen 08 2014 Topklassen In de afgelopen drie jaar hebben ruim 350 Topklassengesprekken gesprekken plaatsgevonden op 125 scholen. Op basis van deze gesprekken doet het Topklassenteam de volgende aanbevelingen: Schoolontwikkeling centraal Blijf inzetten op schoolontwikkeling. Verhoging van de kwaliteit van het onderwijs krijgt gestalte in de school. Schoolontwikkeling moet dus het meest centrale proces zijn in elk programma dat zich richt op het verhogen van de onderwijskwaliteit. In het volgende onderwijsbeleid zou daar vol op ingezet moeten worden. Investeren in scholen die dreigen zwak te worden, is in de komende periode essentieel. Voor die risicovolle scholen is een niet-vrijblijvend, intensief arrangement noodzakelijk. Een arrangement waarin aandacht is voor een planmatige en duurzame aanpak van de verbetering op zowel de korte als de lange termijn. Goede schoolanalyses moeten de basis moeten vormen van elk schoolontwikkelingsproces. Die analyses moeten ook richtinggevend zijn voor het inzetten van interventies en het toekennen van extra faciliteiten. Professionalisering Voldoende professionele leerkrachten zijn van essentieel belang voor het verhogen van de onderwijsresultaten. Daarom moet blijvend geïnvesteerd worden in hun professionaliteit. Verdergaande professionalisering vraagt om maatwerk binnen de context van de school en de wijk waarin de school zich bevindt. Hoewel er op dit terrein op een aantal plaatsen een goede ontwikkeling waarneembaar is, is een verdere groei op het terrein van het analyseren van en reflecteren op resultaten noodzakelijk. Ook het uitwisselen van ervaringen tussen leerkrachten en scholen zou gestimuleerd moeten worden. Versterking leiderschap Blijf investeren in goed leiderschap. Leiderschap is naast goede leerkrachten de meest kritische factor om schoolontwikkeling succesvol te laten zijn. Lang niet alle scholen beschikken over leiders die een echt professionele cultuur kunnen ontwikkelen en handhaven. Besturen en gemeente zouden samen moeten investeren in ‘management development’ en in versterking van de zittende schoolleiders. Meer leertijd onder condities Meer leertijd heeft alleen meerwaarde als de kwaliteit van de instructie hoog is en de samenhang in het gehele programma groot. Meer leertijd is bovendien alleen daar nodig waar achterstanden aan de orde zijn. Situaties met de meest geïntegreerde opzet en de beste onderwijskwaliteit in wijken waar extra tijd nodig is, zouden als eerste gesubsidieerd moeten worden. Betere samenwerking De kwaliteit van de Rotterdamse scholen is niet gediend met sterke concurrentieverhoudingen. De schoolbesturen zouden meer moeten investeren in samenwerking. Die samenwerking zou ondermeer moeten resulteren in een betere spreiding van kwalitatief goede scholen met voldoende omvang om sterk te zijn. Zeker in het licht van de ontwikkelingen in het kader van Passend Onderwijs is deze samenwerking in Rotterdam meer dan ooit nodig. Programma Beter Presteren 09 3 Het Topklassenarrangement 10 2014 Topklassen In totaal nemen in de periode 2011-2015 125 Rotterdamse scholen deel aan het tweejarige Topklassenarrangement. In 2011 zijn 46 scholen met het Topklassenarrangement gestart, in 2012 43 en in 2013 is aan 36 nieuwe scholen een arrangement toegekend, waarvan 34 po en 2 vo scholen. De doelstelling van het Topklassenarrangement is: Rotterdamse scholen die meedoen aan het Topklassenarrangement boeken een aantoonbare vooruitgang in onderwijsresultaten doordat het professioneel handelen in de school gekenmerkt wordt door resultaatgericht werken. De school verwoordt door middel van de integrale subsidieaanvraag welke verbetering van onderwijsresultaten de school ambieert, de onderliggende analyse, de motivering en de aanpak om tot die betere onderwijsresultaten te komen. Op basis daarvan vinden in het eerste jaar van het arrangement twee reflectiegesprekken plaats met twee leden van het Topklassenteam. Het Topklassenteam bestaat uit onderwijsexperts, onafhankelijke deskundigen die in staat zijn om zich snel en vakkundig in te leven in de situatie en de ontwikkeling van de school. In het tweede jaar van het arrangement gaan scholen in gesprek met elkaar over onderwerpen die zij zelf hebben aangedragen. Deze themagesprekken worden eveneens begeleid door twee leden van het Topklassenteam. Aan het einde van het tweede jaar vindt een eindgesprek plaats met de individuele school, het bestuur en twee leden van het Topklassenteam. In dit gesprek wordt gesproken over de borging van de opbrengsten van de twee jaar die de school heeft meegedaan aan het arrangement, en de ambities en uitdagingen voor de komende periode. Ook wordt met het bestuur besproken wat de school nodig heeft om deze uitdagingen aan te gaan. Het Topklassenarrangement stimuleert het resultaatgericht werken. Daartoe doet het Topklassenteam uitspraken over het beleidsvormend en innovatief vermogen van de school, de talentontwikkeling en de mate van resultaatgericht werken binnen de school, met als doel de school uit te dagen zichzelf de spiegel voor te houden en de lat hoger te leggen. Scholen die meedoen met het Topklassenarrangement ontvangen twee jaar lang een financiële impuls van € 20.000,- per jaar: € 10.000,- bestaat uit subsidie door de gemeente, € 10.000,- is een bijdrage vanuit het schoolbestuur. Deze impuls maakt het mogelijk om in samenhang met andere financiële middelen extra in te zetten op resultaatgericht werken. De meting van deze resultaten van het programma Beter Presteren in het algemeen en specifiek van de Topklassenscholen vindt plaats in de jaarlijkse effectmeting op de resultaten zoals verwoord in de programmadoelen van Beter Presteren. Voor het schooljaar 2013/2014 hebben 36 nieuwe scholen het Topklassenarrangement aangevraagd. Ook is er een aantal scholen dat heeft gevraagd om verdere begeleiding door het Topklassenteam na de afronding van het tweede jaar van het arrangement. Acht scholen hebben de subsidie voor Topklassen ook daadwerkelijk voor een derde jaar aangevraagd. In deze mogelijkheid wordt echter niet voorzien in het arrangement. Daarnaast is er een school die voor het tweede jaar van het arrangement heeft afgezien van de subsidie maar heeft aangegeven wel door te willen gaan met de gesprekken. Programma Beter Presteren 11 4 Gesprekken 2013-2014 In het schooljaar 2012/2013 zijn 36 scholen begonnen met het Topklassenarrangement. Zij hebben dit jaar twee reflectiegesprekken gehad. Daarnaast hebben 43 scholen themagesprekken gevoerd in het tweede jaar van het arrangement. Hieronder wordt beschreven wat het Topklassenteam opgevallen is op de deelnemende scholen: Professionele cultuur In het vorige generieke rapport werd geconcludeerd dat de cultuur op veel scholen langzaam begint te veranderen van een familiecultuur naar een professionele, resultaatgerichte cultuur. De indruk van het Topklassenteam is dat deze lijn zich dit schooljaar verder heeft doorgezet. Steeds vaker is sprake van een heldere gesprekscyclus en weten leerkrachten analyses te gebruiken als basis voor hun eigen handelen in de klas. Toch bleek ook in de gesprekken van dit jaar dat een aantal scholen nog moeite heeft om focus aan te brengen in de plannen en ambities om de resultaten te verhogen. Scholen willen soms teveel tegelijk en hebben moeite om dingen te laten vallen wanneer er nieuwe zaken zich aandienen. Het gevoel ontstaat dat er steeds meer moet. Daarnaast blijft op een aantal scholen sprake van een directie die niet in staat is om een professionele cultuur te scheppen, waarbinnen iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt en collega’s elkaar durven aan te spreken op niet-professioneel gedrag. Leerkrachtvaardigheden Veel scholen noemen leerkrachtvaardigheden in het po in één adem met het schrijven van kwalitatief goede groepsplannen. In zowel po als vo ligt de nadruk op de vaardigheid om resultaten zodanig te analyseren dat deze ondersteunend zijn voor het handelen in de klas. Het grootste deel van de scholen gebruikt een kijkwijzer om te bepalen waar inhoudelijke of didactische kennis ontbreekt. Klassenbezoeken door de schoolleiding vinden op vrijwel alle scholen plaats en vormen een integraal onderdeel van de gesprekscyclus. Echter, op lang niet alle scholen vinden onderlinge lesbezoeken plaats. In de vorige generieke rapportage werd een probleem gesignaleerd waar het ging om het in beeld hebben van de vaardigheden van leerkrachten over meerdere jaren, om te bepalen in welke klas de beste leerkrachten nodig zijn. Steeds meer scholen lijken zich bewust te zijn van de noodzaak dit inzichtelijk te maken en op een aantal scholen worden hier ook consequenties aan verbonden: niet elke leerkracht wordt automatisch geplaatst in de groep van zijn of haar voorkeur. Er wordt door de leiding eerst gekeken welke groepen om specifieke vaardigheden vragen. Scholen die veel investeren in het helder krijgen van de doorlopende leerlijnen vanaf groep nul tot en met groep acht, blijken beter in staat om te bepalen welke leerjaren welke expertise vragen. 12 2014 Topklassen Resultaatgericht werken Het valt op dat het niveau van resultaatgericht werken ten opzichte van een aantal jaren geleden duidelijk is toegenomen. Vrijwel alle scholen werken met een geautomatiseerd leerlingvolgsysteem, dat niet alleen volgend maar ook voorspellend gebruikt kan worden. Toch verschilt het niveau van interpretatie nog wel tussen scholen. Vooral het duiden van informatie over de leerwinst die geboekt is tussen twee of meer afnamemomenten binnen het systeem van toetsing, behoeft nog verbetering. Goed onderbouwde verwachtingen en/of eigen normen over de groei in vaardigheidsscores die bereikt zouden moeten worden, gelet op eerdere toetsmomenten, zijn geen gemeengoed. Veel scholen worden toch nog verrast door de analyses van de Topklassenleden met betrekking tot zulke leerwinstbepalingen. Het gaat dan om een methodiek waarbij de groei in vaardigheidspunten op de toetsen van het Cito afgezet wordt tegen de groei die een leerjaar in het Nederlandse onderwijs gemiddeld genomen doormaakt. Zowel positieve als negatieve afwijkingen van deze gemiddelde groei worden daarbij in kaart gebracht. Aan zo’n monitoring van de leerwinst, waarbij de feitelijke voortgang in verband gebracht kan worden met vooraf geformuleerde reële verwachtingen, dient meer prioriteit te worden toegekend. Door de leerwinst van het genoten onderwijs vast te stellen, wordt meer recht gedaan aan scholen met veel leerlingen in achterstandssituaties, die doorgaans met een zwak aanvangsniveau de school binnenstromen. Juist bij deze scholen is het van groot belang om vast te stellen of de vooruitgang die leerlingen hebben gemaakt in ieder geval naar verwachting is geweest. Tegelijkertijd worden scholen met leerlingen die van huis uit al veel bagage meekrijgen door zo’n leerwinstvaststelling op de daadwerkelijk door hen geleverde meerwaarde aangesproken. Woordenschat en begrijpend lezen Het Topklassenteam constateert op veel scholen een achterstand op het gebied van begrijpend lezen. In de onderbouw lijkt het nog goed te gaan, terwijl vanaf groep zes de resultaten steeds meer terugvallen. Een te geringe woordenschat ligt daar meestal aan ten grondslag. Op de meeste scholen wordt zwaar ingezet op het vergroten van de woordenschat om daarmee de resultaten van begrijpend lezen te verhogen, maar het blijft op veel scholen een worsteling. Toch is er ook een aantal scholen dat in vergelijkbare omstandigheden wel goede resultaten weet te behalen op het gebied van begrijpend lezen in de bovenbouw, door in de onderbouw een solide basis te leggen. Deze scholen zouden ingezet kunnen worden als voorbeeldschool. Daarvoor zouden ze dan wel gefaciliteerd moeten worden. Nu ontbreekt vaak de capaciteit en de tijd op scholen om met andere scholen uit te wisselen en van elkaar te leren. Groepsplannen Het niveau van de groepsplannen en het gebruik ervan is over de gehele linie vooruit gegaan. Steeds vaker wordt het groepsplan door het hele team gezien als middel om een goed afgestemde instructie aan te kunnen bieden en niet als doel op zich. Concrete, overzichtelijke en haalbare doelstellingen helpen om het groepsplan als basis te gebruiken voor de instructie in de klas en tussentijds steeds te meten en bij te stellen op basis van resultaten. Op scholen waar de groepsplannen te specifiek of te uitgebreid worden ingevuld, blijken ze in de praktijk niet meer werkbaar. Ook worden groepsplannen nog voor een te lange periode opgesteld, terwijl in de praktijk blijkt dat een groepsplan gemiddeld elke drie à vier maanden bijgesteld moet worden. Verder is het voor scholen lastig om een groepsplan aan te passen wanneer de middengroep niet de grootste blijkt te zijn en wordt het aanbod in de drie arrangementen vervolgens te hoog of te laag ingeschat. Vooral scholen met leerjaren waarin forse leerachterstanden zijn, worstelen met dit probleem. Overigens blijkt het gezamenlijk bouwen aan groepsplannen het draagvlak binnen het team te verhogen en geeft dit het team het gevoel dat ze de tijd krijgen om het te leren. Ook op dit gebied zijn de verschillen tussen scholen groot en zouden scholen veel meer van elkaar kunnen leren als zij hiervoor gefaciliteerd worden. Tussentijdse in- en uitstroom In opmerkelijk veel gesprekken noemden de scholen de toenemende tussentijdse in- en uitstroom van leerlingen. Vooral po-scholen in een aantal wijken in Feijenoord, Charlois en Delfshaven hebben te maken met een groot aantal leerlingen dat niet groep één tot en met acht doorloopt op dezelfde school. Dat maakt het lastig voor een school, indien het leerlingvolgsysteem hier niet voldoende in voorziet, om zelf de leerwinst van een groep te meten en daarmee te bepalen wat je toevoegt. De analyses van het Topklassenteam zoals beschreven onder ‘resultaatgericht werken’ helpen scholen om deze leerwinst inzichtelijk te maken. Programma Beter Presteren 13 Hierbij wordt vaak het advies aan scholen gegeven om te bepalen wanneer je verantwoordelijk bent voor de leerresultaten van een leerling die tussentijds ingestroomd is: bijvoorbeeld wanneer een leerling vier jaar op de school heeft gezeten. Het is in dit verband van belang dat een school dezelfde leerlingen (een cohort) van groep een tot en met acht volgt om de groei en toegevoegde waarde vast te kunnen stellen. Risicoscholen Het valt op dat een aantal scholen in het Topklassenarrangement nét boven de norm van de Onderwijsinspectie presteert en zich hierdoor in een risico-zone bevindt. Aan deze scholen wordt door het Topklassenteam geadviseerd om twee strategieën te ontwikkelen: één voor de korte termijn (risico-management) en één voor de lange termijn, waarbij de ontwikkeling van de hele school en het team centraal staat. Het lijkt erop dat er dit jaar meer scholen met Topklassen meedoen die zich in deze risico-zone bevinden dan voorgaande jaren. Een verklaring zou kunnen zijn dat er dit schooljaar door de leden van het Topklassenteam meer gekeken is naar leerwinst per leerjaar en zo de risico’s eerder in kaart gebracht worden. Met scholen die zich in de risico-zone bevinden wordt gekeken of het zinvol is om aan de themagesprekken in het tweede jaar mee te doen. In sommige gevallen is het zinvoller om door te gaan met reflectiegesprekken, om de school eerst te helpen de basis op orde te krijgen. Bredere doelen: meetbaar Een aantal scholen geeft aan zich beperkt te voelen in hun handelen door de sterke focus op cognitieve resultaten van kinderen. Er is behoefte aan meer ruimte om ook te werken aan de sociale competenties. Veel scholen hebben echter moeite om hiervoor de doelen te expliciteren en op basis daarvan leerlijnen en methodieken uit te werken en te realiseren. Bij schoolontwikkeling zou ook het stellen van doelen op het gebied van sociale competenties en het ontwikkelen van leerlijnen hiervoor onderdeel moeten zijn. Overige opvallende zaken: Het Topklassenteam signaleert dat op veel scholen meer dan voorheen nadruk wordt gelegd op de basisvoorwaarden voor goed onderwijs: rust en orde. Scholen die hiervoor gebruik maken van de methode Teach Like a Champion zijn onverdeeld enthousiast wanneer de methode gezamenlijk, in overleg met het team en gefaseerd ingevoerd wordt. In een aantal themagesprekken is specifiek gevraagd naar ervaringen van andere scholen met Plusklassen. Scholen die een Plusklas hebben, zijn er vaak enthousiast over. Ze hebben wel moeite met vaststellen in hoeverre de Plusklas effect heeft op de onderwijsresultaten en hoe de verbinding gelegd kan worden met het reguliere onderwijsprogramma. Dit wordt vaak veroorzaakt doordat Plusklassen op slechts één teamlid of enkele teamleden steunen, zowel qua organisatie als qua onderwijsinhoud. 14 2014 Topklassen 5 Effecten op school 2011-2014 Terugblikkend over de hele Topklassenperiode constateert het Topklassenteam dat op de 125 deelnemende scholen goede vorderingen gemaakt zijn. Het opbrengstgericht werken is op de meeste scholen versterkt. Er is meer focus aangebracht in de plannen en het werken met de zogenoemde PDCA cyclus is verbeterd. Steeds meer leerkrachten blijken in staat te zijn de resultaten van hun leerlingen te analyseren en op basis daarvan hun onderwijs bij te stellen. De positie en taakinvulling van de IB-ers in het po zijn beter uitgekristalliseerd en de eerder geconstateerde onduidelijke rolverdeling tussen de IB-ers en de directies is grotendeels opgelost. Ook op het personele terrein is vooruitgang geboekt. Het functioneren van de leerkrachten wordt in de meeste scholen in een periodieke gesprekscyclus beoordeeld en bevorderd. De resultaten van de leerlingen worden daarbij steeds vaker gekoppeld aan het handelen van de leerkracht. Heel geleidelijk groeit zo de professionele cultuur in de scholen. Ook de ouderbetrokkenheid wordt vaker planmatig opgepakt, zeker in het po. De effecten hiervan zijn vaak direct zichtbaar. Dit geldt in grote mate voor het praktijkonderwijs; ouderbetrokkenheid wordt hier over het algemeen planmatig en structureel in het beleid vastgelegd en is onderdeel van de dagelijkse praktijk. Daarnaast wordt op een aantal terreinen (te) langzaam progressie geboekt. Zo blijven de resultaten voor begrijpend lezen in de bovenbouw van het po problematisch en geven scholen aan nog steeds weinig zicht te hebben op het vervolg van de schoolloopbaan van leerlingen. Ook de verbinding tussen de binnen- en buitenschoolse leertijd en de effecten van de extra leertijd blijven vaak nog onvoldoende inzichtelijk. Op alle niveaus binnen de school kan meer uitwisseling plaatsvinden. Leren van elkaar, als individuele leerkracht maar ook als scholen onderling is nog steeds eerder uitzondering dan regel. Ook blijft in een aantal gesprekken terugkomen dat scholen een verlammende werking ervaren door de te grote hoeveelheid scholen en de concurrentie tussen scholen en de besturen. Op bestuursniveau worden hier inmiddels gesprekken over gevoerd. Programma Beter Presteren 15 Bijlage Profielen leden Topklassenteam Carel van den Heuvel (voorzitter) Carel van den Heuvel is onderwijskundige. Hij is op vele plekken in het onderwijsveld werkzaam geweest: als onderwijzer, als leraar en directielid in het beroepsonderwijs, als adviseur en adjunct directeur bij het toenmalig Pedagogisch Centrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (thans CINOP), als inspecteur beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, als algemeen directeur van KPC Groep en als oprichtingsvoorzitter van de VO-raad. Cor Aarnoutse Cor Aarnoutse is emeritus-hoogleraar Onderwijskunde aan de Radboud Universiteit van Nijmegen. Hij begon zijn loopbaan als onderwijzer en leraar aan een kweekschool (Pedagogische Academie). Hij heeft veel onderzoek in het basisonderwijs gedaan op het gebied van technisch en begrijpend lezen, woordenschat en spelling. Jan Arts Jan Arts begon zijn loopbaan als onderwijzer in een vernieuwingsschool. Vanaf 1976 was hij werkzaam bij KPC Groep te ’s-Hertogenbosch, eerst als onderwijsadviseur en vanaf 1996 als divisiemanager/directeur Primair Onderwijs. De laatste jaren was hij, als leidinggevende voor de divisie Primair Onderwijs, vooral betrokken op de strategische beleidsaspecten van het primair onderwijs. Peter Bunnik Peter Bunnik heeft tijdens zijn actieve loopbaan verschillende functies vervuld in het basis- en voortgezet onderwijs. Zijn laatste functie was rector van het Sondervick College te Veldhoven, een school met alle opleidingen binnen het VO. Hij heeft veel ervaring op het terrein van organisatieontwikkeling en veranderingsprocessen. Rien Fait In de jaren zeventig tot halverwege de jaren tachtig was Rien Fait werkzaam als leraar en directeur basisonderwijs en leraar Pabo. De afgelopen jaren was hij voorzitter van het College van Bestuur van de Stichting Onderwijs Midden-Limburg, een middelgroot schoolbestuur voor vo-scholen in Roermond en omgeving. Thoni Houtveen Thoni Houtveen deed de opleiding tot leraar basisonderwijs en studeerde onderwijspsychologie. In 1990 promoveerde zij op ‘Begeleiden van onderwijsvernieuwingen’. Sinds 2007 is zij als lector Geletterdheid verbonden aan de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht. Udo Keijser Udo Keijser is onderwijskundige. Hij is op diverse plekken in het onderwijsveld werkzaam geweest: eerst als onderwijzer en als docent aan een pedagogische academie, later was hij directeur van een internationale school in het buitenland. Vanaf 1983 was hij werkzaam als inspecteur van het onderwijs. 16 2014 Topklassen Henk Laan Henk Laan is onderwijsbestuurder. Hij is zijn onderwijsloopbaan in 1970 begonnen als administrateur bij het Ichthus College te Enschede. In de jaren erna is hij werkzaam geweest op verschillende scholen en bij verschillende besturen voor voortgezet onderwijs. Rob Rapmund Rob Rapmund is trainer en organisatiekundige. Hij heeft aanvankelijk in de oude wijken van Rotterdam gewerkt aan het verbeteren van de woon- en leefomstandigheden. Hierna heeft hij ruim 30 jaar als organisatieadviseur en projectmanager gewerkt in de non-profitsector, vooral in het onderwijs. Luc Rijkschroeff Luc Rijkschroeff is neerlandicus en onderwijskundige, met als specialisatie management en organisatie. Hij is werkzaam geweest als onderwijzer en leraar Nederlands in het volwassenenonderwijs en in het voortgezet onderwijs. Hij was tevens een aantal jaren directielid en bestuurder. Ria Sluiter Ria Sluiter werkte lange tijd als docent en opleider in het voortgezet onderwijs en heeft daarna meer dan 15 jaar ervaring opgedaan als bestuurder en manager in het onderwijs, lange tijd bij NUOVO in Utrecht. Recentelijk is ze als vice-voorzitter van de experts in het vo actief binnen het programma School aan Zet. Joop Smits Joop Smits is van oorsprong organisatiepsycholoog. Hij startte zijn loopbaan als docent en adviseur in het vo. Na enige omzwervingen werd hij directeur van het Gewestelijk Onderwijs AdviesCentrum (GOAC) in Den Bosch (1987-1994). Hij vervolgde zijn loopbaan als inspecteur onderwijs in diverse sectoren. Ada van der Velden - Westervelt Ada van der Velden-Westervelt is onderwijskundige en bestuurskundige. Momenteel is zij faculteitsdirecteur aan de Universiteit van Tilburg. Daarvoor was zij onder andere werkzaam als bestuurder en opleidingsmanager van een Pabo, als docente aan de opleiding voor schoolleiders en interne begeleiders, en als begeleider van leraren en studenten in het basisonderwijs. Jan Wagemakers Jan Wagemakers heeft onderwijs ervaren vanuit verschillende rollen: als onderzoeker, docent, rector en procesmanager. Hij adviseerde veel scholen omtrent de tweede fase van havo en vwo. Bij het Platform Bèta en Techniek was hij actief voor het Universumprogramma, Succes in Beeld en Bèta-Excellent. Hans van Vonderen Hans van Vonderen is als onderwijzer en schoolleider werkzaam geweest. Hans was in Rotterdam nauw betrokken bij de oprichting van de Stichting Schoolmaatschappelijk Werk voor PC scholen. Na een periode als bestuurder bij een onderwijsvakorganisatie (PCO) was hij 23 jaar werkzaam als inspecteur van het onderwijs. Programma Beter Presteren 17 18 2014 Topklassen Programmabureau Beter Presteren Postbus 70014 3000 KS ROTTERDAM 010 - 2676740 www.onderwijsbeleid010.nl Vormgeving: DUS BV Druk: Romein Grafisch Juni 2014 Programma Beter Presteren 19 20 2013 24 Leren van elkaar Steeds professioneler
© Copyright 2025 ExpyDoc