Zegen of zorg

Delft Nr.2
Integraal
juli
2014
jaargang
31
Membranen
koken met atomen
en moleculen
Plastic
THEMA
Zegen of zorg
INTERVIEW:
Jan van
Kranendonk
‘Falen geeft
inzicht’
Myanmar
Paradijs
voor ingenieurs
NR2
juli 2014
Coverfoto: Mandy Barker fotografeert al
jaren plastic afval uit oceanen. In haar
serie ‘Soup’ combineert ze de troep
die plastic veroorzaakt met
esthetische aantrekkingskracht. Zo
vraagt ze aandacht voor de plasticsoep.
Barker won meerdere
duurzaamheidsprijzen.
mandy-barker.com
REDACTIONEEL
Frank Nuijens
Plastic
Gewapend met een raapstok
struint TU-docent Angeniet Kam
regelmatig de campus af (delta.
tudelft.nl/28159). Op zoek naar
plastic afval. Een filmpje van
creperende jonge albatrossen
met plastic dopjes in hun maag
was haar motivatie. In wat wel
‘de eeuw van de plastics’ wordt
genoemd, kunnen we ons een
leven zonder dit materiaal
niet meer voorstellen.
De eerste mens die plastic fabriceerde was de Britse negentiende
eeuwse uitvinder Alexander Parkes, en hij noemde het Parkesine.
Het plastic gebaseerd op nitrocellulose werd in 1862 gepresenteerd
op de International Exhibition in
Londen en won een prijs. Al sinds
de jaren dertig van de vorige eeuw
houden Delftse ingenieurs zich
bezig met de ontwikkeling van
plastics, blijkt uit de archieven van
de TU Delft Library.
Kort Delfts
04
De zaak
De explosie van het aantal toepassingen zorgt niet alleen voor
veel gemak, maar ook voor een
groeiende hoeveelheid plastic
afval op vuilstortplaatsen en
in de oceaan. Recyclen is een
vruchtbare strategie om die afvalberg te verkleinen. Nederland
recyclet ruim vijftig procent
van plastic verpakkingen en is
daarmee koploper in Europa.
Maar omdat de vraag naar plastics niet snel zal afnemen, loont
het om ze slimmer te produceren
(bijvoorbeeld door bacteriën uit
afvalwater) en gebruiken (door
plastics te integreren met
elektronica). In dit nummer
van Delft Integraal verkennen
we de toekomst van dit slimme
materiaal.
Ale
19
Het Patent
Stroomraam
28
Column
Remco de boer
29
na delft
Richard Cobben, Fokker
27
Kuddegedrag bij
crisis
30
Persoonlijk
32
Hora est
33
Frank Nuijens,
hoofdredacteur
Alumni Nieuws
38
Krasse knarren
Guus Berkhout
39
pagina 07
Colofon
Thema PLASTIC
foto: Sam rentmeester
2
Coverfoto Sam Rentmeester
Redactie Frank Nuijens (hoofdredacteur),
Dorine van Gorp, Katja Wijnands (eindredactie), Saskia Bonger, Tomas van Dijk,
Sam Rentmeester (beeldredacteur),
Connie van Uffelen, Jos Wassink
Telefoon (015) 278 4848,
e-mail [email protected]
Medewerkers aan dit nummer Auke Herrema,
Desiree Hoving, Stephan Timmers,
Robert Visscher, Jordan Esser
Ontwerp Jelle Hoogendam
Vormgeving Saskia de Been
Druk Quantes Grafimedia
Abonnementsadministratie
[email protected]
Advertentie H&J Uitgevers, (010) 451 5510
3
20
Interview
Jan van Kranendonk
‘Geen zombie start-up’
24
Metal oxide frameworks
Nieuwe bouwdoos voor chemici
34
Myanmar
20
Paradijs voor ingenieurs
34
24
4
NR2
juli 2014
Kinder
spel
Als ernstig ziek kind in het
ziekenhuis liggen is al ingrijpend, laat staan als je noodgedwongen in quarantaine
moet. IO’er Job Jansweijer
ontwierp een spel waarmee
deze kinderen toch met
anderen kunnen spelen, de
‘KonneKt’. Het spel bestaat
uit gekleurde plastic vormpjes
die kinderen aan weerszijden
van een ruit kunnen plakken.
Hij won er een Design For
Interaction-prijs mee.
delta.tudelft.nl/27883
Foto: Januardy Djong
Foto: Sam Rentmeester
KORT
DELFTS
FIETSPOMP
Masterstudent Januardy
Djong (TBM) heeft samen met Dimas Priawan
(Universiteit Twente) de
finale bereikt van de Shell
Ideas360 competitie.
Ze bedachten en ontwierpen de Unipump:
een dubbele waterpomp
die met een stel pedalen
en een tandwiel wordt
aangedreven. Aan kleinschalige irrigatie bestaat
grote behoefte, weten de
Indonesische studenten.
Met hun ontwerp zou
één persoon het water tot
14 meter omhoog kunnen pompen terwijl een
ander de plantjes water
geeft. Ideas360 is een
wereldwijde competitie
voor originele ideeën op
het gebied van energie,
water en voedsel.
delta.tudelft.nl/28205
Record
zonnecel
5
Snelle fruitvlieg
Foto: THINKSTOCK
fruitvliegen ­aangevallen
worden, reageren ze als
­gevechtsvliegtuigen: ze
gooien hun lichaam in een snelle gekantelde
bocht om de aanvaller te ontwijken. Dat blijkt
uit onderzoek met hogesnelheidscamera’s van
de University of Washington, dat onlangs in Science werd gepubliceerd en dat deels betaald werd
door het Amerikaanse leger. Op de auteurslijst prijken
twee Delftse namen: student
Johan Melis en alumnus Florian Muijres.
Fruitvliegen kunnen hun koers veranderen in
minder dan een honderdste van een seconde.
delta.tudelft.nl/28138
Stressdetector
Dr. Iulia Lefter (EWI) ontwikkelde een uitbreiding voor
bewakingscamera’s die niet alleen agressie en ongewenst
gedrag herkent, maar ook stress omdat daar vaak agressie
uit volgt. “We hebben een tussenniveau van begrip bereikt
tussen pure waarneming en gedragsherkenning in”, zegt
Lefter. Het systeem kan beelden van bepaalde bewakingscamera’s voorrang geven omdat daar iets lijkt te (gaan)
gebeuren.
delta.tudelft.nl/27975
Snotneus
Foto: Tomas van dijk
Promovendus Andrea
Ingenito heeft bij Dimes
alles uit de kast gehaald om
met een dunne zonnecel
zoveel mogelijk energie uit
licht te halen. Hij haalde
99 procent van de theoretische limiet. De zonnecel
was met 20 micrometer
ongeveer tien keer dunner
dan gebruikelijk. Om dan
toch alle licht te vangen
vergt bijzondere maatregelen. Zo is de voorzijde
bedekt met scherpe
punten die alle licht
invangen (‘black silicon’).
De achterzijde is voorzien
van piramides met een
reflecterende laag die voorkomen dat licht ontsnapt.
delta.tudelft.nl/27909
Hoogleraar bioprocess engineering, prof.dr.ir. Luuk van
der Wielen (TNW), wil met neuroloog Stuart Firestein
van de Colombia University een kunstmatige neus maken
om te onderzoeken hoe belangrijk neusslijm is voor onze
reukzin. De TU’er, die zich normaal vooral richt op de
farmaceutische- en petrochemische industrie, vindt het
belangrijk om af en toe wat anders te doen. “Een tijd geleden onderzochten we de viscositeit van winegum. Daardoor heb ik uiteindelijk begrepen hoe de korreltjes in een
gaschromatograaf zich gedragen.”
delta.tudelft.nl/28215
NR2
juli 2014
Spaghettibrug
Wassen & CO2
Foto: Jos Wassink
Bij de stomerij worden kleren gewassen in het
chemische oplosmiddel PER (perchloroethyleen). Milieuvriendelijk alternatief is
vloeibaar CO2, maar door de hoge druk
vereist dat zware machines. Daarnaast
neemt CO2 niet makkelijk vlekken weg,
en laat het vaak elders vuil achter. Promovenda dr. Stevia Sutanto versterkte
de interactie van CO2 met het textiel
en vergrootte daarmee de waskracht.
Ook berekende ze dat wassen met CO2
goedkoper uit kan komen dan chemische
reiniging met PER omdat er geen verwijderingkosten mee gemoeid zijn en er ook geen
stoom bij nodig is.
delta.tudelft.nl/28142
Bruggen bouwen van spaghetti is
een serieuze zaak in Delft. De jaarlijkse door studievereniging Practische Studie (CiTG) georganiseerde spaghettibrugbouwwedstrijd
leverde een spannend spektakel
op. Het winnende studententeam
bouwde een brug die 25,1 kilo kon
houden, dat is 25,22 keer zijn eigen
gewicht. Het bedrijf LievenseCSO
won de professionele wedstrijd
met een brug die maar liefst 149,79
keer zijn eigen gewicht kan dragen.
Foto: sam rentmeester
Retourtje Mars
Tien L&R-studenten bedachten voor hun bachelor eindopdracht hoe je naar
Mars kunt vliegen en terug. Met hun plan, dat voorziet in de lancering van twee
draagraketten met modules (een met brandstof en een met bemanning), die vervolgens buiten de dampring worden gekoppeld, doen ze mee aan de Inspiration
Mars Design Contest. Op 9 augustus presenteren ze hun idee in het
Nasa Johnson Space Center in Texas.
delta.tudelft.nl/28144
Teleportatie
Infographic: team Adrestia
6
Onderzoekers van het lab van
prof.dr.ir. Ronald Hanson (Kavli
instituut voor nanoscience, TNW)
hebben informatie geteleporteerd
tussen twee verstrengelde quantumbits die drie meter van elkaar
gescheiden waren. Verstrengeling is een vreemd fenomeen in
de quantum mechanica. Als twee
deeltjes verstrengeld zijn, smelten hun identiteiten samen. Wat
gebeurt met één deeltje heeft
onmiddellijk gevolgen voor het
andere. Hanson legt het uit in een
filmpje: fastfacts.nl/en/content/
ronald-hanson-quantumteleportation.
delta.tudelft.nl/28316
7
maken
Kun je plastics maken uit andere
grondstoffen dan olie? Ja, zegt Iulian
Dugulan, namelijk uit biogas, met
behulp van een old school chemische
reactie (pagina 11). Of uit chocoladerepen, weet Jelmer Telmis (pagina 12).
gebruiken
Een nieuwe polymeer, alginaat genoemd,
vormt een waterdichte coating om beton
te versterken (pagina 8). Ook de keiharde
helmen van Protension zijn een mooie
ontwikkeling in plasticland (pagina 12).
En plastic onderdeeltjes in 3D printen
scheelt een hoop tijd en geld bij het
ontwikkelen van medische instrumenten,
legt Paul Breedveld uit (pagina 13).
Foto: SaM RENTMEESTER
opruimen
Flux Furniture, een bedrijf van twee IO-alumni, maakt opvouwbaar meubilair van kunststof
dat extreem dun op te vouwen is dankzij een aan de TU ontwikkelde opvouwtechniek.
Plastic is een plaag, vindt Boyan
Slat die met drijvende schermen
oceanen gaat verlossen van de
plastic soep (pagina 10). Maar het
is prima te recylcen, ontdekte
Peter Rem die een magnetische
scheider bedacht (pagina 14).
8
TEKST: JOS WASSINK
Foto: SAM RENTMEESTER
NR2
juli 2014
Keiharde coating
Een polymeer bereid uit afvalwater verlengt de levensduur van beton.
Ook lijkt het geschikt als beschermende coating voor offshore toepassingen.
Dit ‘alginaat’ kan heel groot worden, verwacht chemicus professor Stephen Picken.
V
ernieuwing komt soms uit
onverwachte hoek. “Het
verhaal begon ongeveer een
jaar geleden”, vertelt prof.
dr. Stephen Picken (TNW).
Een promovendus (Jure
Zlopasa, CiTG) was op zoek naar een
waterdichte coating. En omdat Picken
bekend staat als de polymeer- en coatingexpert op de TU, kwam Zlopasa bij
hem terecht. De jonge Kroaat vertelt
op het Microlab, waar fundamenteel
onderzoek wordt gedaan naar verbetering van beton, waar hij naar zocht:
een polymeer met kleiplaatjes. Die
ontstaan als je een stukje klei ultrasoon
oplost in water. De kleiplaatjes zijn
schijfjes van een nanometer dik met
een diameter tussen 100 en 500 nanometer. Bind die onzichtbaar kleine
maar ondoordringbare schijfjes in een
polymeer en je krijgt een nanocoating
die goed van pas kan komen in de betonindustrie.
Anders dan wel eens gedacht wordt,
moet beton namelijk niet drogen,
vooral niet eigenlijk, maar uitharden;
een proces dat tot 28 dagen in beslag
kan nemen. Voor dat uitharden is het
van groot belang dat er voldoende wa-
ter in het betonmengsel (grind, zand,
cement en water) aanwezig is. Naarmate de buitenkant van het beton uitdroogt, vormen zich scheurtjes in het
oppervlak. Daardoor kunnen water en
zout straks sneller en dieper doordringen tot de ijzeren wapening waarna de
betonrot inzet.
Op mooie zomerdagen zie je bij bouwplaatsen mensen met een flinke tuinslang vers gestort beton nat houden.
Ook wordt er wel een waterafstotende
laag op aangebracht, maar het resultaat
is behalve milieuvervuilend vaak niet
optimaal. Het is een van de vele kwes-
9
ties uit het STW betononderzoeksprogramma Integral Solutions for Sustainable Construction (IS2C).
Als antwoord op te snelle uitdroging bedachten Zlopasa en zijn begeleider dr.ir.
Eduard Koenders (CiTG) een polymeer
met nanokleideeltjes. Waterdamp uit
het beton zou zich dan met een lange
omweg om die kleischijfjes heen een
weg moeten banen. Eén vraag bleef
nog open: welk polymeer is geschikt?
Met die vraag klopte Zlopasa dus een
jaar geleden bij Picken aan in het oude
scheikundegebouw.
Hydrofiel
Vanwege de in water opgeloste nanodeeltjes moet het polymeer in elk geval
op waterbasis (hydrofiel) zijn, wist
Picken. “Ik herinnerde me vanuit het
koken dat je natriumalginaat met calciumchloride kon mengen tot een gellaag”, vertelt hij.
Alginaat is volgens Wikipedia een
natuurlijk hydrofiel polymeer dat gewonnen wordt uit zeewier. Het hoofdbestanddeel alginezuur is, net als
Wat is
plastic
‘Plastic’ is een soort
generieke en licht
geringschattende term
voor kunststof. Een
polyester jacht heet
dan een plastic boot.
Maar de term ‘plastic’
verwijst naar de term
plastisch of vervormbaar. Dat is een eigenschap van wat chemici
thermoplasten noemen: kunststoffen of
polymeren die zacht
zetmeel, een polysaccharide. Snel hardend, goedkoop en niet-toxisch wordt
het in de voedingsindustrie gebruikt
als verdikkingsmiddel, door de tandarts om gebitsafdrukken te maken en
op de eerste hulp als wondverband.
Daar is nu dus een gebruik bijgekomen: als waterafdichtende laag op uithardend beton waardoor dat, volgens
schatting van Koenders, minimaal
twintig jaar langer meegaat.
Picken verklaart de polymeervorming
met de aanwezigheid van calcium in
het cement. Doordat calcium tweewaardig is, linkt het twee alginezuurmoleculen aan elkaar waardoor zich
een gesloten netwerk vormt dat de
kleiplaatjes samenbindt tot een waterdichte laag. En dat gaat reuze snel.
“Zodra het alginaat het verse betonoppervlak raakt, hardt het uit”, vertelt
Zlopasa. Het waterdichte en onoplosbare laagje is slechts een tiende millimeter dik. Het wordt een stug maar
buigzaam folie met een vaalgele kleur.
De transparantie hangt af van de hoeveelheid kleideeltjes. “Het gehalte aan
worden door verwarming doordat de
lange moleculen niet
of licht vertakt zijn.
Een plastic voorwerp
kan warm gespoten
of in een mal gedrukt
worden en behoudt
de vorm bij afkoeling.
Het is eenvoudig te
recyclen door het te
smelten.
Andere polymeren
(moleculen bestaand
uit een opeenvolging
van identieke of gelijksoortige delen)
vormen onder toevoeging van een harder
of onder invloed van
ultraviolette straling
een intens vertakt
netwerk en verharden
daarmee permanent.
Niet alle polymeren
smelten dus, maar
plastics doen dat wel.
Composieten tot slot
zijn samengestelde
materialen die bestaan
uit sterke vezels of metaallaag ingebed in een
polymeer. Een bekend
voorbeeld daarvan is
het vliegtuigmateriaal
Glare dat is samengesteld uit een aantal
zeer dunne laagjes aluminium, glasfiber en
epoxy.
kleideeltjes kan wel tachtig procent
bedragen.”
Zo’n hoog gehalte aan keurig gerangschikte kleideeltjes leidt tot bijzondere
eigenschappen. Kijk maar naar natuurlijk parelmoer: ondoordringbaar,
sterk als beton en onbrandbaar.
Beschermende coating
Picken verwacht dat alginaat met
nanoklei ook op (driewaardig) ijzer
polymeriseert. Dat zou de basis
kunnen zijn van een keiharde beschermende coating voor offshore constructies. Het valorisatiecentrum brengt
verschillende toepassingen in kaart
Het waterdichte en
onoplos­bare laagje is slechts
een tiende millimeter dik
en patenteert delen ervan. Daaronder
vallen onder meer het gebruik van alginaat in de optica (om gegoten lenzen
te maken) en de papierindustrie (aliginaat uit eigen afval voor de behandeling van papieroppervlakte).
Prettig is dat alginaat een eindproduct
is van de veelgeprezen Nereda afvalwaterzuivering uit de koker van prof.
dr.ir. Mark van Loosdrecht en RoyalHaskoningDHV. Aan het eind van de
zuivering bestaan de bacteriekorrels
voor 15 tot 20 procent uit alginaat.
Zlopasa geeft een plastic flesje met
zwarte vloeistof aan: alginaat uit rioolafvalwater. De herkomst is nog enigszins te ruiken, maar voor non-food
toepassingen zal dat geen bezwaar
zijn. Het kleialginaat is een nieuw,
volkomen natuurlijk product met
verbazende eigenschappen en een
groeiende lijst aan mogelijke toepassingen. Hiermee kan letterlijk waarde
uit afval gemaakt worden. “Als de TU
het goed speelt, kan dit heel groot
worden”, voorspelt Picken.
NR2
juni2014
juLi
2014
Grote
schoonmaak
Drijvende schermen van een
­meter diep en honderd kilo­
meter lang m
­ oeten de oplossing
zijn om ­drijvend plastic afval uit
de ­oceanen te verwijderen.
Oud TU-student Boyan Slat
presenteerde op 3 juni New
York zijn plannen hiervoor
­vanuit New. De installatie is
­verankerd aan de oceaan­bodem
en in een oceaanwervelstroom
geplaatst waardoor het drijfafval zich ophoopt t­ egen het
scherm en zich in een knik
­halverwege eenvoudig laat verwijderen. Slat heeft een jaar
besteed aan het testen van de
haalbaarheid en het oordeel van
deskundigen is positief.
Hij wil over drie tot vier jaar een
proto­type installeren en zoekt
daarvoor geld met behulp van
crowdfunding.
theoceancleanup.com
Artist Impression van de Ocean-cleanup
10
11
Plastic
uit biomassa
Een oude chemische reactie – het Fisher Tropsch proces –
moet het mogelijk maken in de toekomst plastic uit biomassa te produceren.
Maar er is nog een lange weg te gaan.
maar waar ze nanodeeltjes van
­sodium en sulfur aan toevoegden
om het proces stabieler en efficiënter te maken. Op die manier kan
meer b
­ iogas omgezet ­worden
de chemische reactie. Het is het
­enige laboratorium in de wereld
waar dit kan. “Het is belangrijk dat
we naar de actieve werking van
een ­katalysator kijken, omdat deze
zich in een dynamisch evenwicht
­bevindt. Hij verandert als zijn omgeving verandert.”
Dugulan publiceerde zijn bevindingen in 2012 met zijn Utrechtse collega’s in Science. Daarin
meldden ze ook hun samenwerking met Shell, Dow Chemical en Johnson Matthey.
Volgens Dugulan hebben
deze industriële partners al
grote fabrieken voor het Fisher Tropsch P­roces.
Of dit proces inderdaad de
perfecte oplossing is voor de
productie van zowel energie
als plastics moet nog blijken.
Hoewel Shell al koolwaterstoffen
en brandstoffen maakt zonder olie,
is dit ­proces nog niet gekoppeld aan
het maken van olefinen. “We zijn
nog in de beginfase”, ­relativeert Dugulan. ECN is al bezig om biomassa,
afvalproducten uit de landbouw, te
verbranden en er gas van te maken.
Maar van dit synthetische gas
kunnen we nog geen plastic maken.
“Praktisch gezien is het nog een
lange weg van biomassa naar bioplastics.” DH
Foto: Sam Rentmeester
O
lefinen zijn de bouwstoffen
voor plastic. Traditioneel
worden ze gemaakt door
olie te kraken. Om het proces te verduurzamen wordt
al jaren geprobeerd om
­biomassa als grondstof te gebruiken.
Tot nu toe lukt dat maar matig: de
reactie is inefficiënt en levert veel
ongewenste bijproducten op. Dr.
Iulian Dugulan, onderzoeker
bij de afdeling fundamentele
aspecten van materialen en
energie van het reactorinstituut (TNW), lukte het
om een van de reactiestappen sterk te verbeteren.
Hij bestudeert naar eigen
zeggen het belangrijkste
proces in het maken van olefinen: de katalyse. Om preciezer te zijn, bestudeert Dugulan
het Fisher Tropsch proces. Dat
is een bekende chemische reactie
die al sinds de jaren twintig van de
vorige eeuw gebruikt wordt om
koolstofmonixide en waterstof om
te zetten in vloeibare brandstof. Ofwel: olefinen, een soort koolwaterstoffen. Daarbij wordt traditioneel
een katalysator op basis van ijzer
gebruikt.
De Universiteit Utrecht ontwikkelde een nieuwe katalysator, waar
weliswaar nog steeds ijzer in zit,
Het is het enige
laboratorium in de
wereld waar dit kan
in o
­ lefinen. Bij het reactorinstituut
bestudeert Dugulan de werking
van deze nieuwe k
­ atalysator ­tijdens
12
NR2
juLi 2014
Snoep
wordt
plastic
Harde helm
Militairen beschermen hun hoofd met een helm tegen kogels en bomfragmenten. Het bedrijf Protension van de Delftse alumni Lucas van den Akker
en Jack Wetzels wil de militairen zoveel mogelijk gewicht van de schouders
halen met een gewikkelde composieten helm. Lichter én veiliger.
E
en ronddraaiende
mal, 32 thermoplaste
­vezelgarens en een
slimme manier van
wikkelen. Op deze
wijze maken de
machines van
­Protension iedere
tien minuten een helmschaal.
De schaal is dan een paar
­centimeter dik, een pers
brengt dat terug naar
­ongeveer zeven millimeter. ­Ondertussen vloeit een
thermo­plaste hars tussen de
vezels door. Met, na koeling,
een compacte en keiharde
helm van één kilo als resultaat.
De Delftse alumnus Lucas van
den Akker richtte Protension
na zijn afstuderen in 2007
op als technisch consultancy
bedrijf. In 2009 voegde Jack
Wetzels zich bij hem. Hij deed
afstudeeronderzoek naar het
wikkelen van carbon fietsvelgen. Dat mondde uit in een
machinaal productieproces
van superlichte v­ elgen, gemaakt uit continue koolstof-
vezels. Protension patenteerde deze ringwikkelmethode.
De wielerindustrie maakt er
sindsdien gebruik van.
Sinds twee jaar richt het
­bedrijf zich ook op de ontwikkeling van gewikkelde militaire helmen. Het gebruikte materiaal is een echte plastic, een
thermoplast. “Het is feitelijk
hetzelfde materiaal als dat van
een boterhamzakje”, v­ ertelt
Wetzels. “Maar dan zover versterkt dat het de sterkste vezel
ter wereld is geworden, vijftien keer sterker dan staal op
basis van gewicht.”
Defensie heeft de afgelopen
twee jaar tweehonderd­
duizend euro geïnvesteerd in
wat ‘de lichtste gevechtshelm
ter wereld’ moet worden. “De
helm moet perfect aansluiten
bij de eisen van Defensie.
Daarna hebben we het ontwerp, de productietechnologie en de supply chain klaar en
kunnen we gaan leveren. Eerst
in Nederland, daarna internationaal.” SB
Het crèmekleurige afvalwater van Marsen,
Bounties en Twixen zit bomvol vetzuren en
suikers. Een klein deel daarvan dient als voeding voor plastic producerende bacteriën. Die
maken daar lange polyesters (polyhydroxyalkanoaten of PHA) van, wat voor de bacterie
een soort lichaamsvet is en voor de mens een
bruikbaar biopolymeer. Promovendus
ir. Jelmer Tamis (biotechnologie, TNW) wist
de hoeveelheid PHA uit afvalwater tot een
nieuw record op te stuwen: 1 gram plastic uit
3 gram afval. Dat verlaagt de prijs van het spul
tot ongeveer 1 euro per kilogram, wat goedkoper is dan polyethyleen. Prijs is een belangrijke
factor voor het al dan niet gebruiken van het
bioplastic door de industrie.
De mobiele proefopstelling is het resultaat van
veertien jaar onderzoek door de vakgroep
milieubiotechnologie. Dit leidde eerder al tot
de ontdekking van Plasticicumulans acidivorans. Deze superbacteriën mogen zich vijf
uur lang aan het snoepafvalwater tegoed doen
tot ze bijna uit elkaar ploffen. Daarna worden
afgetapt en geoogst: ruim 70 procent van de gedroogde massa bestaat dan uit PHA bioplastic.
In Nederland wordt aanvullend onderzoek
verricht naar materiaaleigenschappen en
toepassing van het bioplastic. Dat vindt in een
STW programma plaats samen met de universiteiten van Wageningen en Eindhoven.
In mei verhuisde de pilot plant naar een
kartonfabriek in Groningen met veel
vetzuren in het afvalwater. JW
Foto: Jos Wassink
Foto: Sam Rentmeester
13
Plastic printen
Door onderdelen in plastic 3D te printen
­kunnen wetenschappers veel beter onderzoek doen naar nieuwe medische instrumenten. Ze printen piepkleine, complexe
onderdelen eenvoudig, snel en goedkoop.
O
Foto: Sam Rentmeester
p tafel ligt een stuurbaar en fl
­ exibel medisch ­instrument voor
sleutelgat­operaties,
dat vanwege de greep
met twee grote ogen lijkt op een
schaar. Aan het uiteinde zitten echter geen scherpe snijvlakken maar
een grijper, die in allerlei bochten
te manoeuvreren is. De grijper is zo
flexibel dankzij ingewikkelde vormen. “Zoals tandwielen met flapjes
en kanalen die krom lopen. Dat zijn
complexe ruimtelijke vormen om te
maken”, zegt hoogleraar bioinspired technology Paul Breedveld (3mE). Hij ontwikkelt het
­medische instrument samen
met promovendus Filip
Jelinek. “Het kan wel gemaakt worden met een machine, maar dat is
erg lastig en duur. Daarom kwamen
we op het idee om onderdelen in
plastic 3D te printen.”
Het bleek een schot in de roos. Voor
zo’n honderd euro werden de onderdelen geprint. Een groot verschil met de duizenden euro’s die
Breedveld kwijt was geweest als ze
met een conventionele bewerkingsmachine waren
gemaakt. “Wij bedenken
ingewikkelde vormen en
proberen ons voor te stellen hoe het werkt. Nu
kunnen we die vormen goedkoop
printen om na te gaan of onze voorstelling klopt.”
Het verandert de manier waarop
Breedveld en collega’s ontwerpen.
Hij wijst op het bekje van het instrument. “Bij de vijfde poging stond
alles goed en werkte het instrument.
Wanneer we vroeger iets met een
conventionele bewerkingsmachine
maakten, begonnen we vaak groot
en maakten het daarna steeds kleiner. Bij 3D printen kunnen we alles
meestal al direct vrij klein maken.”
Om kleine prototypes te maken,
werkt Breedveld samen met onder
meer TNO. De instrumenten moeten ultradun zijn, wanneer ze door
chirurgen worden gebruikt. TNO
kan met hoogwaardig kunststof heel
dun printen. “Helaas is het nog niet
altijd helemaal robuust genoeg.” Hij
laat een kleinere versie van het instrument zien dat op een schaar lijkt.
“Ik liet deze onlangs van een meter
hoogte op de vloerbedekking vallen.
Er sprongen stukjes af. Sommige
flapjes zijn maar 0,3 millimeter dik.
We kijken er nu naar hoe we het robuuster kunnen printen. Binnenkort
gaan we ook werken met keramiek,
omdat we denken dat het wat steviger is dan kunststof.”
Niet ieder onderdeel is geschikt om
te printen, benadrukt Breedveld. De
kabels en de kabelspanners zijn bijvoorbeeld van metaal. “Op die manier combineren we het beste van
beide werelden. Zo’n zeventig procent printen we, de rest niet.” TvD
‘Nu kunnen we die vormen goedkoop uitprinten om
na te gaan of onze voorstelling klopt’
14
NR2
juli 2014
Foto: Hans Stakelbeek
Rivieren
van
plastic
In het Delftse recyclelab bij Civiele Techniek en Geowetenschappen praat men niet
graag van plastic afval. Wanneer de recycle-experts stukjes versnipperd plastic door
hun magnetische dichtheidscheider halen,
houden ze namelijk mooie hoopjes plastics
over die prima weer als grondstof kunnen
dienen, elk keurig gescheiden op basis van
dichtheid.
Prof.dr. Peter Rem is de geestelijk vader van
deze machine die werkt met een magneti-
sche vloeistof met ijzeroxyde. De dichtheid
van deze vloeistof varieert door toedoen
van een magneet van hoog naar laag. Door
deze gradiënt gaan plastics op verschillende
hoogtes zweven al naar gelang hun eigen
dichtheid. En dat maakt ze makkelijk van
elkaar te scheiden.
“In 2007 kregen we een EU-subsidie om
deze technologie te ontwikkelen”, vertelt
Rems collega dr.ir. Maarten Bakker. “Een
Delfts spin-off bedrijf probeert de technologie sinds kort te vermarkten.”
De onderzoekers willen nu akoestische
sensoren ontwikkelen waarmee ze in de
vloeistof kunnen kijken. “De vloeistofstromen zijn vrij ingewikkeld. Je wilt niet dat er
turbulentie ontstaat want dan vermengen
de deeltjes weer. Met behulp van een akoestische sensor kunnen we de machine beter
afstellen.”
In de geneeskunde wordt al veel met akoestiek gewerkt om in lichamen te kijken. “Die
technologie is voor ons echter niet bruikbaar”, zegt Bakker. “De beelden die ze genereren, vergen teveel interpretatie door mensen. Als een dokter twijfelt over hetgeen hij
ziet, dan stuurt hij de patiënt door naar de
chirurg. Bij ons is er geen ruimte voor twijfel. Het apparaat moet exact weten wat voor
plastic hij ziet, want alles moet geautomatiseerd worden.” RV
delta.tudelft.nl/27286
Het begin van de plastic rage
W
elke rol speelt de
TU Delft in het
ontstaan van plastics? Informatiespecialist Jorden Esser zocht in de
archieven van de TU Library.
De moderne plastics-industrie
­begint met bakeliet, een uitvinding
van de Belg Leo Baekeland. Hij deponeerde zijn patent in 1907. Het
oudste tijdschrift in de TU Library
op het gebied van plastics is
­Kunststoffe, gestart in 1911.
­Jammer genoeg zijn daarin geen
echt historische Delftse bijdragen
te ontdekken. Volgens de afdeling
chemical engineering (TNW), zijn
de jaren dertig het begin van de
‘plastic age’. De eerste Delftse
­publicatie (1933) in de catalogus
van de TU Delft Library is ‘Fabricage van bakeliet’ van A.R. Veldman.
Deze onderzoeker schreef in 1937
de dissertatie ‘De constitutie en de
fabricage der phenol-formaldehyd-harsen’. In januari 1944 vond
een symposium over kunststoffen
plaats. Via Web of Science komt pas
in 1977 voor het eerst een artikel
van de TU Delft boven drijven
waarin de term plastics wordt
genoemd: ‘Injection moulding
of plastics: Some ideas about the
relationship between mould
filling and birefringence’ van
H. Janeschitzkriegl. JE
Zie voor de genoemde
publicaties
delftintegraal.tudelft.nl
15
Foto: Sam Rentmeester
Multifunctionele materialen
Constructies moeten alsmaar lichter en sterker. Dat kan volgens prof. Theo Dingemans (L&R) inmiddels
bijna alleen nog maar met multifunctionele materialen. Met bijvoorbeeld plastics die als composiet
en als zonnecel tegelijk fungeren.
Op zijn bureau bij de sectie novel aerospace
materials heeft Dingemans een stukje koolstofcomposiet liggen. “Het is een heel mooi
materiaal”, zegt de hoogleraar. “Maar net
als zoveel materialen uit de luchtvaart- en
ruimtevaartindustrie zit de dichtheid ervan
ergens tussen de 1 en 1,5 gram.” De rek lijkt er
een beetje uit, wil hij maar zeggen. “We proberen nu de grenzen te verleggen door een
extra functie in materialen in te bouwen.”
Als voorbeeld noemt Dingemans plastics die
als zonnecellen coating tegelijk fungeren. De
bedoeling is om van deze plastics stickers te
maken die je overal op kunt plakken.
Dr. Johan Bijleveld is een van de onderzoekers binnen zijn groep die daar aan werkt.
“Je moet een halfgeleidende polymeer hebben.” Op zijn laptop toont hier een grafische
weergave van, een polyazomethine. Het is
een aaneenschakeling van benzeen- en
thiofeenringen.
Een vreemde eend in de bijt is de X die her
en der zit ingebouwd. “X is een zijgroep die
van alles kan zijn”, zegt Bijleveld. “Een stikstofatoom bijvoorbeeld, of een hele nitro- of
methoxygroep. Sommige van die groepen
trekken elektronen aan, andere stoten ze af.
Door met X te spelen kun je de elektronendichtheid in de keten variëren, en daarmee
de efficiëntie waarmee het molecuul zonlicht
omzet in elektriciteit. De silicium zonnepanelen die mensen nu op hun dak hebben liggen, halen een efficiency van vijftien procent.
Wij komen momenteel nog niet verder dan
twee procent. We moeten de efficiency dus
nog verhogen.”
Wereldwijd hebben veel groepen zich op
deze technologie gestort. “Sommige onderzoekers halen een rendement van meer dan
tien procent”, zegt Bijleveld. “Maar hun polymeren zijn duur en heel moeilijk te maken.
Ons polymeer, en dus onze zonnecel, kan binnen een week klaar zijn. Je hoeft er hooguit
drie chemische stappen voor te doorlopen.”
Thermo-elektrische eigenschappen
Een andere veelbelovend materiaal is de
composiet van plastic en koolstof-nanobuisjes
waar Bijlevelds collega, dr.ir. Maruti Hegde,
aan werkt. Door toevoeging van koolstof
nanobuisjes gaat de plastic zich semikristallijn gedragen. Dat maakt dat het materiaal extreem stijf is, goed tegen hoge temperaturen
kan en heel interessante thermo-elektrische
eigenschappen heeft.
“Als je een uitlaatpijp met dit materiaal coat,
dan kun het temperatuurverschil van een
paar honderd graden Celsius tussen de ene
kant van de uitlaatpijp en de andere gebruiken om elektriciteit op te wekken”, legt
Hegde uit terwijl hij met een stukje flinterdun zwart plastic folie wappert.
“Wat het materieel ook interessant maakt”,
vervolgt de onderzoeker, “is het feit dat je het
kan gebruiken om gassen te scheiden. Je kunt
er bijvoorbeeld koolstofdioxide mee uit aardgas te filteren. Geloof me, van dit materiaal ga
je nog veel horen.” JW
NR2
juli 2014
Zelfherstellend plastic
Polymeren die vanzelf weer herstellen nadat een scheurtje is ontstaan.
Daaraan werkt Sybrand van de Zwaag (L&R). Met collega’s ontwikkelt hij self-healing plastic,
dat bijvoorbeeld krassen in autolak moet kunnen herstellen.
Wie met een vinger door haargel gaat, ziet een opening
ontstaan in de smurrie. Daarna wordt het weer een geheel. Op ongeveer dezelfde manier moeten zelfherstellende polymeren gaan werken.
Onderzoekers in Delft ontwikkelen een methode om
polymeren op moleculair niveau te beïnvloeden. “Stel
dat een scheur ontstaat, dan gaat deze weer dicht doordat beide helften samengaan na een
klein beetje druk of een wat hogere
temperatuur. Dit gebeurt dankzij reversibele moleculaire bindingen. Als
de bindingen weer gevormd zijn, heeft
het materiaal weer dezelfde condities als voorheen”, zegt Sybrand van
der Zwaag, hoogleraar aan de faculteit Luchtvaart- en
Ruimtevaarttechniek, directeur van het Dutch Polymer Institute en het Delft Centre for Materials.
Een mogelijke toepassing ligt in de auto-industrie.
Bijvoorbeeld wanneer een coating van het zelfherstellende materiaal op een wagen is aangebracht.
Nadat kras- of scheurvorming optreedt, moet het tot
vijftig of zestig graden worden verwarmd. Dat kan
door een föhn te gebruiken of een klein, elektronisch
verwarmingsmechanisme in te bouwen. “Maar autolak wordt bij blootstelling aan voldoende zonlicht van
zichzelf ook al zo warm. De coating smelt niet, maar
de scheur sluit zich wel.”
De onderzoekers werken er vooral aan om een
materiaal te maken dat de juiste mechanische eigenschappen heeft. “Het moet niet alleen herstellen en
op dat moment gelachtig zijn. Want daar kun je in wezen niet mee bouwen. Dus moet het tegelijkertijd ook
stijf en stevig zijn.”
Van der Zwaag laat een filmpje zien van een promovenda en een gescheurd stuk polymeer. Ze drukt de twee helften samen en binnen een minuut wordt
het weer een geheel. Daarna probeert ze het uit elkaar te trekken,
maar dat lukt niet. Het is een mijlpaal in het onderzoek naar zelfherstellende polymeren. De methode kan een scheur
meerdere keren herstellen op dezelfde plek. “Maar
we zijn er nog niet. We maken nu zelfherstellende polymeren op kleine schaal. We willen ze ook op grotere
schaal produceren en de stukken bovendien veel groter maken.” Het Delftse onderzoek is onderdeel van
een landelijk programma waarin ook gewerkt wordt
aan self-healing beton, metalen en composieten. RV
‘Het polymeer moet niet
alleen zelfherstellend zijn
maar ook stijf en stevig’
Studium
Generale
Studium Generale besteedde
een aantal jaren geleden
aandacht aan plastics in zijn
Materialenreeks (een meerjarige reeks die indertijd werd
georganiseerd door program-
youtube.com, new self-healing polyimide from NovAM
mamaker Marion Vredeling).
Hier kwamen diverse (historische) aspecten van kunststofmaterialen aan de orde en er
werden innovaties behandeld
die naar verwachting grote
invloed zouden krijgen op het
dagelijks leven. Er waren lezingen, exposities, workshops en
excursies. Meer informatie op
http://bit.ly/1pOHiHh.
In juli en augustus is in de hal
van TU Delft Library een filmstream te zien over plastics
(samengesteld door M. den
Breejen en M. Vredeling).
Meer informatie: Marion Vredeling, [email protected]
Foto: Sam Rentmeester
16
17
2030
olymeren mag je gerust
plastic noemen, maar ik
kijk liever naar materiaalsystemen. Functionele
polymeren zijn slimme
materialen die in staat
zijn interacties met hun omgeving en
met mensen aan te gaan. Er zijn drie
types. Door de materiaalstructuur
op atomaire schaal beïnvloeden, is
het bijvoorbeeld bio-afbreekbaar te
maken. Daar is tot nu toe veel aan gewerkt door zetmeel in te bouwen, wat
afbreekt onder invloed van vocht en
warmte. Daarnaast kun je plastics op
moleculaire schaal functioneel maken
door bijvoorbeeld piëzokristallen toe
te voegen, waardoor er een stroompje
doorheen kan lopen. De derde mogelijkheid ten slotte is een materiaal
op microschaal te ontwerpen door
textuur op het oppervlak aan te brengen. Zo kun je met microhaartjes een
product waterafstotend maken, het lotuseffect noemen we dat.
Dit soort dingen is nu alleen nog maar
mogelijk in het lab, maar ik denk dat
het in de toekomst heel makkelijk zal
worden om veel grotere oppervlaktes te vervaardigen. Een andere veelbelovende productiemethode is 3D
printen. Het voordeel daarvan is dat je
meer controle hebt over het materiaal.
Plastics zetten altijd veel meer uit dan
metalen of keramiek. Met 3D printen
kun je die uitzettingscoëfficiënt heel
precies bepalen. Ook kun je hiermee
materialen produceren waarin meer-
dere functionaliteiten geïntegreerd
zijn. Zoals doorzichtig plastic met
lichtbanen erin, waarvan de lichtintensiteit verandert als je het aanraakt.
Ik denk dat die integratie van materialen met elektronica het
belangrijkste onderzoeksveld voor de
toekomst wordt. Ik
zie voor me dat er allerlei producten komen - op je lichaam,
in kleding, in je auto of
in je kamer - die voortdurend allerlei dingen
meten en in contact met
elkaar staan: het internet
of things. Denk aan kleding
die actief koelt in een warme omgeving, gebouwen die
met een slimme coating op de
ramen selectief zonlicht kunnen
toelaten en een afstandsbediening
die van kleur verandert als hij opgeladen moet worden. Bij onze afdeling
zijn we bezig om hier een toekomstvisie over te ontwikkelen.
Een uitdaging daarbij is om het energieprobleem van elektronica op te lossen, want het is heel onhandig om
steeds batterijen te moeten vervangen.
Met energy harvesting kun je bijvoorbeeld de energie van elke stap die je zet
in je schoenzool opslaan en daarmee
een accu opladen. Daarnaast zal de
elektronica zelf nog flexibeler moeten
worden. Als je rekbare chipjes wil, die
naast elkaar in een stuk rubber zitten,
dan moeten die elektrische verbindingen niet breken. Ik ben ervan overtuigd dat ook daar slimme trucs voor
komen.” DH
FOTO: Sam Rentmeester
“P
Over twintig jaar is functioneel polymer het slimste materiaal dat er bestaat,
zegt dr. Kaspar Janssen ( Industrieel Ontwerpen).
Het Alumni Event bracht op 6 juni zo’n 350 alumni naar de TU Delft om bijgepraat te worden over
de laatste ontwikkelingen en onderzoeken en om te netwerken met mede-alumni. Thema van de
dag was ‘universiteit van de toekomst’.
Vice-voorzitter van het college van bestuur Anka Mulder
opende het Alumni Event officieel en sprak daarna over
de vooraanstaande rol die de
TU Delft heeft op het gebied
van online education. De Canadese mooc-expert George
Siemens had het aansluitend
over de toekomst van online
onderwijs wereldwijd. Gastheer Bas Haring werd geassisteerd door Robotje Nao,
zij kondigden alle sprekers
aan en stelden af en toe kritische vragen.
Dreamteam Prêt-à-loger
toonde zijn concept ‘a house
with a skin’ - de inzending
voor de Solar Decathlon met een persoonlijk filmpje.
Het ouderlijk huis van een
van de groepsleden is de
inspiratie voor hun renovatieproject. Ze willen de oude
sfeer behouden, maar tegelijkertijd het leefklimaat in
huis verbeteren.
Betonprofessor Dick Hordijk
liet zien dat beton misschien
‘no-tech’ lijkt, maar dat op
dit vakgebied hoogwaardig
technologische ontwikkelingen plaatsvinden. Ewoud de
Kok sloot hierop aan met een
enthousiast verhaal over zijn
Adrian van Hooydonk.
(teams) start-up FeedbackFruits, gevolgd door alumnus Adrian van Hooydonk,
senior vice president BMW
group design.
Van Hooydonk vertelde
over zijn studie, tekenen als
communicatiemiddel en de
laatste BMW ontwerpen.
Zijn nieuwste ontwerp – de
BMW i8 waarmee hij op het
event geruisloos aan kwam
rijden – trok veel bekijks.
Zijn komst bleek niet voor
niets, want hij werd deze dag
verkozen tot Alumnus van
het Jaar 2014. Het Universiteitsfonds onthulde zijn
prijs: hij is de eerste alumnus
met een plekje op de ’Alumni
Walk of Fame’ in het Mekelpark.
Collegevoorzitter Dirk Jan
van den Berg sloot af met een
presentatie over de stijgende
lijn van de TU Delft in meerdere opzichten: aantallen
studenten, onderzoeksbudgetten en de campus. Aansluitend was er een borrel en
diner, de DIG-it! Xperience
en een campustour, met bezoeken aan bijvoorbeeld de
Library, de dode kamer, maar
ook de stoelencollectie bij
Bouwkunde.
Alumnus van het jaar.
Dick Hordijk en Bas Haring.
George Siemens.
Walk of Fame.
DIG-it! Xperience.
19
DE ZAAK
Wat is het ergste dat mij kan gebeuren? Met die gedachte in zijn achterhoofd
trok Jan-Jaap Koppert in januari 1996 de stoute schoenen aan en begon zijn
bedrijf Advanced Lightweight Engineering. Achttien jaar later heeft zijn ‘tent’
een geschatte waarde van vijftig miljoen euro en zit Koppert vol
verhalen en anekdotes.
rieur komen. We hebben composieten
vloeren en wanden gemaakt. Daarmee
kon het jacht de gewenste snelheid
halen.”
Een deel van ALE is een ingenieursbureau gespecialiseerd in composieten.
Koppert en zijn twintig medewerkers
werken bijvoorbeeld voor vliegtuig-
FOTO: Sam Rentmeester
V
raag Jan-Jaap Koppert te vertellen over de totstandkoming
en ontwikkeling van zijn bedrijf
Advanced Lightweight Engineering (ALE) en je kunt achteroverleunen. Van de jaren op de
materialenafdeling van de faculteit
Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek,
zit hij zo op de slechte arbeidsmarkt
waar hij als net-afgestudeerde op
terecht kwam midden jaren negentig.
Niet op zijn plaats bij een organisatieadviesbureau, vroeg hij zich af of
hij dan toch zijn eigen bedrijf moest
beginnen, in de composieten natuurlijk. “Ik had geen hypotheek, geen
kinderen. Ik dacht: wat is het ergste
dat mij kan gebeuren? En dus deed ik
het.”
Koppert schreef een ‘bedrijfsplannetje’ en ging op zoek naar geld. Bij
banken kreeg hij nul op het rekest,
maar hij kreeg veertigduizend euro los
bij mensen die hem begrepen, ondernemers. Deze zes mannen coachten
hem en leenden hem hun netwerken.
Koppert gaf zichzelf een jaar. “Daarna
zou ik keihard de balans opmaken.”
Koppert was net begonnen, toen
hij werd gevraagd om naar een
scheepswerf te komen. Daar was een
luxueus jacht van vijftig meter lang in
aanbouw. “De opdrachtgever wilde
er negentig kilometer per uur mee
kunnen varen, ongekend hard. De
romp was al klaar, helemaal van staal.
Het lagere gewicht, moest uit het inte-
bouwer Airbus aan een manier om
onzichtbare schade aan composieten
rompen virtueel zichtbaar te maken.
ALE maakte ook auto-onderdelen en
een antenne voor op een satelliet. Met
dat soort werk verdiende het bedrijf al
vanaf het begin geld.
Daarmee kan hij zijn passie financieren: het maken van composieten gewikkelde drukvaten. Die wegen veel
minder dan stalen vaten, waardoor
bijvoorbeeld auto’s op lpg minder
gewicht hoeven mee te slepen en
dus zuiniger rijden. De grootste afzetmarkt die Koppert nu voor ogen
heeft, is echter die van de landen waar
mensen koken op gas uit vaten. “Stalen
vaten zijn zwaar, gaan roesten, vergen
veel onderhoud en kunnen ontploffen. Wij halen tachtig procent van het
gewicht eruit met onze veel veiligere
flexibele vaten. Die wikkelen we in
twee minuten met onze zelf-ontwikkelde machines.”
Maleisië is het eerste land waar ALE
een licentie heeft verkocht. Het
Delftse bedrijf vervoerde de wikkelmachines over zee naar Kuala Lumpur.
Landen als Brazilië en Rusland moeten
snel volgen, als het aan Koppert ligt.
En dan is eindelijk het moment aangebroken waar hij bijna twintig jaar
naartoe heeft gewerkt: “Ons ingenieursbureau is eigenlijk een gewone
urenfabriek. We verdienen alleen als
we werken. Nu gaan we ook geld verdienen als we slapen.” SB
Naam:
Studie:
Bedrijf:
Opgericht in:
Verkoopt:
Jan-Jaap Koppert
luchtvaart- en ruimtevaarttechniek
Advanced Lightweight Engineering
1996
composieten drukvaten en kennis
van materialen
Missie: drukvaten veiliger en lichter maken
Over vijf jaar: zijn ALE composieten drukvaten te
koop in vele landen
20
NR.2
Juni 2014
‘Onze start-up
had nooit
kunnen slagen’
21
TU-alumnus Jan van Kranendonk en zijn zakenpartner Thomas de
Leeuw stopten in 2013 met hun start-up Sunuru. De reden: klanten
zaten niet te wachten op hun ingenieuze zonneproject.
Tijdens het uit Silicon Valley overgewaaide evenement Failcon
in Amsterdam vertelde Van Kranendonk over zijn falen.
“Een eigen bedrijf staat goed op je cv.”
tekst saskia bonger foto sam rentmeester
Waarom wilde je op Failcon spreken
over je eigen falen?
“Failcon is best groot in Silicon Valley. Ze gaan
daar bewuster om met wat voor bedrijf een
­start-up eigenlijk is. Zoals Jasper van Kuijk
(universitair docent aan de TU en cabaretier,
red.) eens zei: ‘innovatie is een modewoord voor
iets dat vaak mislukt’. In Nederland zijn we ons
nog niet voldoende bewust dat falen erbij hoort.
Je wilt het natuurlijk liever niet, maar ik vind het
een fijne notie dat er leven is na de dood. Ik heb
nog nooit zoveel banen aangeboden gekregen als
in de twee weken nadat we de stekker uit Sunuru
hadden getrokken. Een eigen bedrijf staat goed
op je cv. Bovendien heb ik door te falen heel veel
inzicht gekregen in hoe een start-up werkt.”
Wat ging er mis?
“Wij hebben als echte ingenieurs – we zijn allebei werktuigbouwkundige – een product
ontworpen met knetterveel innovatie erin. Dat
hebben we in een half jaar tijd voor honderdduizend euro ontwikkeld. Ons product zag er
aansprekend uit, was raar innovatief. Doordat we
weinig materiaal hadden gebruikt, zaten we laag
in de kosten. Als engineer denk je: dit product is
het helemaal, we gooien het op de markt en klaar.
Subsidieverstrekkers en investeerders in Neder-
land waren enthousiast, wijzelf natuurlijk ook.
We wilden een schaalbaar product, iets dat heel
groot kon worden. Na dat half jaar gingen we
dus naar Californië, één van de grootste markten voor zonne-energie. Trots presenteerden we
ons ­product aan potentiële klanten. Zij zeiden:
‘ja doei’. Pas toen beseften we dat klanten niet
alleen naar ­kosten kijken, maar ook naar risico.
En dat vonden ze te groot. Om het risico te ver-
‘Zo veel mensen ploeteren te lang door.
Maar dat kost veel energie, emotie en
overheidssubsidies’
lagen, hebben we allerlei innovaties uit ons product ­gesloopt. Maar daardoor gingen de kosten
omhoog. En dat in een markt waarin zonnecellen
snel in prijs daalden. We ontdekten dat we niet
kostencompetitief konden zijn.”
Deed dat geen pijn?
“Jazeker. Een andere spreker op Failcon zei:
­‘falen is een gradueel traject waarin je langzaam
beseft dat het een slecht idee is’. Wij hebben de
>>
22
CV
Jan van Kranendonk
studeerde tussen
2002 en 2011 aan de
TU. Haalde hij eerst
de propedeuse van
werktuigbouwkunde
(3mE), daarna maakte
hij een overstap naar
industrieel ontwerpen.
Die bachelor rondde hij
niet af. Wel startte hij
twee bedrijven. In 2007
keerde Van Kranendonk
terug naar 3mE, waar
hij in december 2011 zijn
master werktuigbouwkunde magna
cum laude afsloot.
In diezelfde maand
richtten hij en Thomas
de Leeuw hun bedrijf
Sunuru op. Nu zoeken de
twee onder de naam VKI
BV binnen de industrie
naar mogelijkheden
voor ondernemen. Zo
infiltreerden ze in oliebedrijf Argos, wat volgens
Van Kranendonk al snel
leidde tot een goed plan
voor een nieuwe onderneming. Wat dat is, wil
hij nog niet zeggen.
NR2
juli 2014
stekker eruit getrokken na anderhalf jaar hard
werken en driehonderdduizend euro investeringen. Ik had het vooral zwaar in de twee
maanden vóór die beslissing. Diep van binnen
weet je dat het niet goed zit, maar uit angst
­ontken je het. Je wordt moe, chagrijnig, ziek.
Toen zijn we bij elkaar gaan zitten en kwamen we beiden tot dezelfde conclusie. Daarna
werd het ineens haarscherp dat het nooit had
kunnen slagen. Ik ben blij dat we daar vrij snel
achter zijn gekomen. We wilden geen zombiestart-up worden. Zoveel mensen ploeteren te
lang door. Maar dat kost veel energie, emotie
en overheidssubsidies. Wij hadden nog jaren
op ­subsidies voort gekund in een Nederlandse
designniche, maar dat had niks met een schaalbaar product te maken. We hebben een faillissement en een burn-out kunnen voorkomen.
If you fail, fail fast.”
Welke tips heb je nog meer voor TU-ingenieurs
die willen ondernemen?
“Volg het launchlab van YesDelft. Daar hoor
je alles over ondernemerschap. Je leert concreet volgens welke methodes je moet werken om succesvol te zijn. Wij zijn pas aan
klantontwikkeling gaan doen, nadat we ons
product klaar hadden. In de Verenigde Staten
­kwamen we e­ rachter dat het voor de klant om
heel a­ ndere dingen draaide als voor ons, dat
zij ­­risico’s moesten inschatten bijvoorbeeld.
Je kunt wel heel hard een product ontwikkelen, maar als dat het verkeerde product is,
dan is het w
­ eggegooide energie. Het product
ontwerpen is maar twintig procent van het werk
dat je als ondernemer moet doen. Ik zie ondernemen als w
­ etenschap. Je hebt een h
­ ypothese.
Is die negatief, dan benoem je dat: op dit product zit niemand te wachten. Veel studenten
willen de zoveelste 3D-printer, drone of app
bouwen en verkopen. Daarmee kun je meedoen
aan het l­ aunchlab, maar zie die gadgets niet als
je ­einddoel. Kijk wat er nodig is in de industrie
en doe daar iets mee. Daar liggen pareltjes voor
­ondernemende ingenieurs.”
Hoe vinden ze die pareltjes?
“Samen met mijn partner ben ik bij bedrijven gaan kijken. Zoals bij Nova Terminals, het
­vroegere Argos. We zijn gaan rondlopen om te
zien waar ze behoefte aan hebben. We zijn nu
een product aan het ontwikkelen en een nieuw
bedrijf, maar dat is nog onder de radar.”
Staat een gefaald bedrijf goed op je cv?
“Het verbaasde me in eerste instantie een beetje dat Nova Terminals het goed vond dat we
­kwamen en daar geld voor over had. Maar een
23
start-up staat goed op je cv. Het laat zien
dat je ondernemend bent. Wij kunnen
goed uitleggen waarom die van ons het
niet heeft gered. Dat heeft tot een andere werkwijze geleid. Geen technology
push, maar market pull. Dat eerste is
een groot risico, hebben we met Sunuru
gemerkt. Bij de tweede strategie kun je
je innovatie snel valideren, bijna als wetenschappelijk experiment. Bedrijven
hebben daar geld voor over, want zelf
hebben ze er de tijd of de f­ risse blik niet
voor. ”
Heb je nooit gedacht:
ik neem een vaste baan?
“Dat is niks voor mij, het ligt niet in mijn
aard. Ik ben nieuwsgierig, eigenwijs
en zit graag buiten mijn comfortzone.
Ondernemen doe ik niet voor het geld.
Ik denk dat dat voor de meeste ondernemers geldt. Je wilt zoveel mogelijk
impact hebben en dan kun je hard op je
gezicht gaan. Dat is geen vrolijke boel,
maar als je weet dat dat erbij hoort, dan
durf je eerder te beslissen om de stekker eruit te trekken. Als we in Nederland zo ver kunnen komen dat we falen
­accepteren, dan kunnen we veel harder
innoveren. Een faillissement wordt in
de VS gezien als succesfactor, ook door
geldschieters. Mensen die al failliet zijn
gegaan, lopen immers een veel kleinere kans om weer failliet te gaan. Toen we niet meer
verder wilden met Sunuru, gingen we met een rood
hoofd naar een belangrijke subsidiegever. Hij zei:
‘gefeliciteerd, nu zijn jullie ervaren.”
delta.tudelft.nl/27930
Faillissementen YesDelft
Onder begeleiding van YesDelft zijn de afgelopen
­jaren 139 bedrijven opgericht. Daarvan zijn er volgens
de cijfers van de Delftse broedplaats zelf vijf failliet
gegaan. Zeventien andere bedrijven hebben de stekker
er eerder uitgetrokken. Daaronder ook Sunuru.
INGEZONDEN BRIEF
‘Techneut’
In de tijd dat ik afstudeerde, in de zestiger jaren, stond
de ingenieur in hoog aanzien. Daarna is een tijd gekomen waarin dat aanzien systematisch werd afgebroken. Juristen, economen, sociologen vonden dat
die technici alsmaar dingetjes maakten, en dat daar
leiding nodig was, en dat zij dus moesten bepalen wat
er door de ingenieurs gemaakt moest worden. Helaas
waren en zijn maar weinig Tweede Kamerleden ook
ingenieur. Met lede ogen zag ik aan hoe de techniek
niet meer op haar waarde werd geschat, en om de
technici van hun aanzien te beroven werd de naam
techneut bedacht. Het werd de tijd van de managers,
die niet op de hoogte hoefden te zijn van de techniek, maar er wel over beslisten. De gevolgen bleven
niet uit. Prachtige laboratoria werden opgeheven,
de belangstelling voor de technische studie taande,
de innovatie leed schade. Toen uiteindelijk bleek dat
innovatie een heel belangrijke pijler is van onze welvaart werden er staatscommissies benoemd om de
innovatie te bevorderen. Men begreep lange tijd niet
dat innovatie juist is verbonden met een goede ingenieursopleiding, en voldoende ingenieurs, niet gestuurd
door juristen, sociologen, economen enzovoorts. Het
lijkt erop dat er nu een kentering in de waardering van
de techniek aankomt. De bijdrage van prof. Han Vrijling, in Delft Integraal 2013.3, laat evenwel zien dat
nog steeds de deskundigheid van ingenieurs op hun
eigen vakgebied niet wordt erkend en op waarde geschat. Wanneer zal hier de wal het schip keren?
In hetzelfde blad staat een artikel genaamd Muurvaste Protheses, van Saskia Bonger. Een mooi verhaal
over innovatie, hier niet gestuurd door managers
met een juridische of economische opleiding, ook
niet door sociologen. Maar wat mij erg tegenvalt en
waar ik mij toch wel onprettig onder voel, is dat het
artikel opent met “Delftse techneuten en Leidse artsen”. Waarom worden wij ingenieurs hier techneuten
genoemd, ik stel geen enkele prijs op die titel, en stel
voor dat, in ieder geval in het blad Delft Integraal, dat
woord uitgebannen wordt.
Dr. ir. C. Spaans
24
NR2
juli 2014
Nieuwe bouwdoos
voor chemici
De TU leidt een Europees onderzoeksprogramma van tien miljoen euro naar de
afvang van CO2. Het zou de eerste grootschalige toepassing kunnen worden
van een nieuwe klasse poreuze materialen.
tekst jos wassink foto’s SAm rentmeester
25
H
et prestigieuze onderzoeksproject M4CO2
ging begin februari van
start in het ChemE katalyselab van prof.dr. Freek
Kapteijn en prof. dr. Jorge
Gascon (Technische
Natuurwetenschappen). Er zijn
zestien Europese partners bij
betrokken en het project maakt deel
uit van het Europese zevende-kaderprogramma. Over vier jaar moeten
er membranen zijn ontwikkeld die
selectief CO2 doorlaten. Daarmee moet
het mogelijk zijn om CO2 uit rookgassen te verwijderen, zoals de Europese
Unie (EU) graag wil.
Dat zou namelijk een stuk goedkoper
moeten uitpakken dan de huidige
methode met vloeistoffen (amines)
die bij lage temperatuur CO2 binden
en die bij hoge temperatuur weer
loslaten. Dat gejojo met temperatuur
kost veel energie en dus geld. Volgens
een recent rapport van het Massachusetts Institute of Technology (MIT)
kost CO2-afvang tussen de dertig en
negentig euro per ton, afhankelijk van
de soort centrale. De EU mikt op een
continu proces met een streefprijs van
vijftien euro per ton.
De prijs van CO2-afvang bepaalt of
de techniek gebruikt wordt of dat het
broeikasgas in de atmosfeer geloosd
wordt. Afvang en opslag van CO2 kost
volgens recente schattingen minimaal
45 euro per ton. Emissierechten op de
Europese emissiebeurs EEX staan op
nog geen zes euro per ton CO2. Wat
zou u doen?
‘Vermindering van CO2-uitstoot van
grote bronnen zoals kolencentrales en
andere energie-intensieve industrieën zou een bijdrage kunnen leveren
aan het gevecht tegen klimaatverandering’, stelt onderzoekspartner
Dechema in een persbericht. Maar dan
moet de afvang wel zo goedkoop zijn
dat industrieën het zullen toepassen.
En dat is de gedachte achter het onderzoeksprogramma M4CO2: mixed
matrix membranes based on metal-organic frameworks (MOFs) and
polymers for continuous CO2 separation.
“Tot nu toe had men de hoop gevestigd
op membranen van polymeer of
zeolieten”, vertelt dr. Jorge Gascon,
universitair hoofddocent bij de
katalyse vakgroep van Kapteijn. Maar
elk van die membranen had zijn tekortkomingen. De membranen van
polymeren waren niet doorlatend
genoeg voor de grote hoeveelheid
gas die er doorheen moest stromen.
‘Voor een chemicus
betekent
ruimte in een
molecuul hetzelfde als een groot
huis voor een
interieurontwerper’
En de zeolietmembranen waren te
bros. “De nieuwe benadering gaat uit
van een polymeer met ingebouwde
CO2-filters”, aldus Gascon. “Daarmee
combineer je de eenvoudige productie
van een polymeer met de selectiviteit
van poreus materiaal. MOFs zijn daar
heel goed in.”
Meccanodoos
MOFs. Voluit heten ze ‘metal oxide
frameworks’ en het is de nieuwe
bouwdoos voor chemici. De meest
in het oog springende eigenschap
is dat ze enorm hol zijn. “Eén gram
materiaal heeft een interne oppervlakte van een voetbalveld”, zegt Gascon.
Leken kunnen zich dat moeilijk voorstellen, maar chemici raakten daar in
de jaren negentig behoorlijk opgewonden van. “Voor een chemicus betekent
ruimte in een molecuul het zelfde als
een groot huis voor een interieuront-
werper: tal van mogelijkheden.”
Prof.dr. Freek Kaptein deelt dat enthousiasme: “Je kunt MOFs als poortje
gebruiken om specifieke moleculen
door te laten of tegen te houden, als
katalysator (die moleculen met elkaar
laat reageren, red.) of voor opslag van
bijvoorbeeld waterstof. Je kunt ze
thermisch activeren, elektrisch of met
licht. Het is echt een meccanodoos met
legio mogelijkheden.”
Wat alle tienduizenden MOFs gemeenschappelijk hebben - want zoveel
varianten zijn er inmiddels ontwikkeld
– is de combinatie van een metaalatoom met organische moleculen als
vertakkingen. Of zoals Gascon zegt:
“Je kunt elk metaal kiezen dat je wilt,
en een willekeurige organische linker
(vaak zijn dat organische zuren, red.)
die je met elkaar combineert zoals
je wilt. Het aantal mogelijkheden is
praktisch oneindig.”
Bereiding
De bereiding heeft veel weg van koken
in een snelkookpan, vertelt Gascon.
Hij laat een stevige stalen cilinder zien
die voor dat doel gebruikt wordt. Er
gaat een mengsel in van een zout (voor
de metalen kernen) en een meervoudig carbonzuur opgelost in water of
een organisch oplosmiddel. De juiste
verhoudingen zijn bepalend voor het
eindproduct, een laagje poeder met
een witte, gele of lichtgroene kleur, afhankelijk van het gebruikte metaal.
Net als in de keuken, ligt de beheersing
in de finesses. “Door de omstandigheden te veranderen kun je het proces
een bepaalde kant op sturen”, vertelt
Gascon. De temperatuur, het gebruikte
zout, het soort zuur dat je toevoegt,
de mengverhoudingen en het al dan
niet gebruiken van oplosmiddel heeft
allemaal invloed op het eindresultaat.
Toepassingen
Een van de eerste toepassingen is die
>>
26
NR2
juli 2014
als katalysator, dus om chemische
processen beter te doen verlopen.
Slim gedimensioneerde moleculen in
de MOFs kunnen dienen als antennes
voor zichtbaar licht. “Die antennes
vangen de energie op van de fotonen
en brengen de metaalkern op een
hoger energieniveau waardoor die een
chemische reactie in gang kan zetten”,
aldus Kapteijn.
Een toepassing die veel energie kan
Waarom dit belangrijk is
De CO2-uitstoot neemt wereldwijd nog steeds toe. Het verwijderen van CO2 uit rookgassen met behulp van membranen is goedkoper dan de huidige methode met
vloeistoffen. Een belangrijk punt, want de prijs van CO2-afvang bepaalt of de techniek
gebruikt wordt of dat het broeikasgas in de atmosfeer wordt geloosd.
besparen is de scheiding van etheen en
ethaan. Die gasscheiding is van groot
belang voor de chemische industrie die
grote hoeveelheden energie investeert
om het gasmengsel zover te koelen
totdat een van de gassen condenseert.
Een MOF die ethaan sterker bindt dan
etheen zou uitkomst kunnen bieden.
Ook zijn MOFs veelbelovend voor de
opslag van waterstofgas. Een gascilinder gevuld met MOFs kan volgens
Gascon vrijwel net zoveel waterstofgas bevatten als een cilinder met
vloeibaar waterstof. Het verschil
is dat de cilinder met MOFs niet
gekoeld hoeft te worden.
Dankzij het Europese M4CO2
programma kan CO2-afvang
nu de eerste grootschalige toepassing van MOFs
worden. Of het selectief
doorlaten van waterstofgas, want ook dat valt
onder het project.
“De grootste
uitdaging is om membranen te maken
waar enorme gasstromen doorheen
kunnen”, zegt Gascon. “Dat betekent
dat de weerstand zeer klein zal moeten
zijn en dat we met ultradunne scheidingslagen moeten werken. Dat vereist
een uitstekende match tussen het
polymeer (voor het membraan) en
de MOFs (als poriën, red.). Daarom
werken we aan de chemie van zowel
MOF als polymeer.”
Het filtermateriaal zal verwerkt
worden tot lange holle rietjes die samengepakt in een bundel de gasfilter
vormen. Wanneer daar rookgas
doorheen blaast mag alleen CO2 door
het membraan dringen.
Aan het eind van het project, over
vier jaar, hoopt het consortium twee
modules op te leveren. Eén voor
CO2-afvang en één voor waterstofscheiding. Die zullen dan minimaal
twee maanden lang beproefd worden
onder realistische omstandigheden bij
een van de industriële partners.
>>
27
Na
Delft
Foto: sam rentmeester
N
iet dat hij het vooraf zo had
gepland, want hij begon juist
met pure werktuigbouw: sterkteberekeningen aan treinstellen
bij Stork Alpha Engineering.
Totdat fabrieksbouw binnen Stork
hem meer trok. “Een procesontwerp,
een gebouw, disciplines bij elkaar
brengen: dat heeft me altijd gedreven.”
En dus werd Cobben project engineer.
Eerst in Nederland, later in Thailand,
waar hij een farmaceutische fabriek
ontwierp en projectmanager werd.
Een mooie mix van procesindustrie en
verpakkingslijnen onder één dak, vindt
hij. Daarmee begon het voor hem pas
echt interessant te worden, zeker na
zijn tweede master: logistiek en informatica bij Montfort University.
Een volgend Storkstation was de
petrochemische industrie in Kuala
Lumpur. “Chemische fabrieken
bouwen in the middle of nowhere.
Je komt met je koffer aan en begint
met niks. Heel gaaf. Je belandt in een
moslimcultuur en krijgt in één keer
een heel andere dynamiek tussen
Chinezen, moslims en Indiërs. Heel
multicultureel.”
Cobben moest zich daarvoor verdiepen
in de cultuur. “Thailand is boeddhistisch met een wat timide cultuur, de
moslimcultuur is meer macho. Daar
moet je zorgvuldig mee omgaan, maar
als je basishouding ‘respect’ is, kom je
een heel eind. Luisteren is een goede
vaardigheid. Ik ben wat meer analytisch: eerst luisteren dan spreken.
Dat is hierbij een voordeel.”
Vliegtuigbouw of werktuigbouw? Richard
Cobben (50) twijfelde ruim dertig jaar geleden.
Na de open dagen van de TU koos hij voor
werktuigbouw. “Vliegtuigbouw leek me zo
complex”, zegt hij. Inmiddels geeft hij leiding
aan driehonderd man bij Fokker Aerostructures.
In 2001 kwam uiteindelijk toch de
vliegtuigbouw weer in beeld: Stork
kocht de inboedel van het in 1996
failliet gegane Fokker en zocht
programma managers. Cobben ging
een jaar aan de slag met de bewegende
delen van een Airbus 300-vleugel, om
het vliegtuigmétier te leren kennen.
“Vliegtuigbouw en werktuigbouw
liggen relatief dicht bij elkaar, je
volgde veel vakken samen”, zegt hij.
Voor de werkmaatschappij Fokker
Aerostructures zette hij een groot
nieuw programma op: de F-35 (Joint
Strike Fighter). De focus lag vooral
op stuurvlakken aan de vleugel en op
deuren die snel open moeten gaan
Naam: Richard Cobben
Woonplaats: Compiègne/Naarden (‘Ik ga elk
weekend op vakantie’)
Burgerlijke Staat: getrouwd, drie kinderen
Studie: werktuigbouwkunde
Vereniging: geen lid, regelmatig Virgiel
zonder dat radars het zien.
Nu is Cobben verantwoordelijk voor
research and development bij Fokker
Aerostructures. Bekend is het met de
TU ontwikkelde vliegtuigmateriaal
Glare. Inmiddels is de werkmaatschappij marktleider in thermoplasten, die materiaalvermoeiing moeten
tegengaan. Fokker probeert het
materiaal nu in grotere vliegtuigen toe
te passen. Het was wellicht makkelijker geweest als hij destijds voor vliegtuigbouw had gekozen, zegt hij. “Maar
ik heb nu wel de breedte en de connecties tussen industrieën. Juist dat vind
ik charmant.” CvU
28
NR2
juli 2014
OCT-13-022: Tm2+ luminescente
materialen voor zonnestraling
conversie apparaten
PATENT
Uitvinder: Dr. Erik van der Kolk
COLUMN
In
de jaren zeventig
werkten onderzoekers aan een
raam dat licht kon absorberen
en omzetten in stroom. Het
stukje knalrode plastic dat bij
dr. Erik van der Kolk op de kamer in het Reactor Instituut
Delft ligt, getuigt nog van die
tijd. Een raam met zo’n coating absorbeert wel licht, maar
niemand wil rode ramen. En
dus zat het stroomraam lange
tijd op een dood spoor. Tot Van
der Kolk twee jaar geleden samen met een afstudeerder op
zoek ging naar een andere coating. Een luminescerend materiaal met een minder storende
kleur dat meer licht omzet in
stroom. De onderzoekers vonden dat materiaal in thuliumhalides. Het ligt nu als een
zwart poeder in Van der Kolks
lab. Hoe dikker het poeder op
glas wordt aangebracht, hoe
meer hoe meer stroom de zonnecellen aan de randen van het
raam genereren. Deze techniek levert niet het rendement
van doorsnee zonnepanelen,
maar kan wel als raam gebruikt worden. Volgens Van
der Kolk heeft Europa alleen al
vijfduizend vierkante kilometer raam. “Als we een klein
deel daarvan vervangen door
stroomramen, kunnen we veel
impact hebben.” Potentiële
klanten reageren enthousiast,
vertelt de onderzoeker. Het
vergt alleen nog een paar jaar
onderzoek voordat hij kan
aantonen hoe thulium-halide
als coating op ramen is aan te
brengen zonder dat binnenkomend licht wordt verstrooid.
Met een prototype denkt hij
tegen die tijd een commerciële
partij te vinden die het product
kan maken en verkopen. SB
29
Undercover
nimby
Zelden werd het syndroom zo
­dui­delijk geschetst als onlangs bij
­EenVandaag op Radio 1. Ik ging daar
in debat over de stelling ‘De burger
wordt buitenspel gezet bij grote
­windmolenprojecten’. Als aftrap
werd een enquête gepresenteerd:
73 procent van de bijna 20 duizend
respondenten bleek vóór windenergie, 17 procent was tegen, de rest had
geen mening. Voor het daadwerkelijk neerzetten van windmolens was
overigens maar zeventig procent.
Blijkbaar zijn er dus mensen die wel
van lekker eten ­houden, maar tegen
koken zijn.
Verder vond 71 procent het prima
als de turbines in hun provincie komen. Binnen de eigen gemeente vond
­zestig procent dit nog oké. Maar in
of om de eigen wijk – u weet wel, die
heilige backyard – was een héél ander verhaal. Slechts 35 procent kreeg
daarvan een warm gevoel. 55 Procent
riep heel hard njet. Oftewel: ‘top, die
molens, maar niet in mijn tuin’.
Maar goed, de vraag was of burgers
bij dit soort projecten buitenspel
staan. Ja, vindt de directeur van de
Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines (NLVOW), met
wie ik in debat ging. Nee, vind ik. Iedere vier jaar kiezen we in volle vrijheid onze volksvertegenwoordigers,
er zijn tal van inspraakprocedures en
iedere burger die toch ontevreden is, is vrij om bij de rechter alsnog z’n gelijk te halen – wat ­inmiddels dan
ook net zo gewoon én
populair is als een zaterdagmiddagje Ikea.
Bovendien is de NLVOW kind aan huis
bij Tweede Kamerleden én heeft
de PvdA onlangs zelfs aan minister
Kamp van Economische Zaken voorgesteld dat er bij plannen voor windmolens altijd éérst met de vereniging
overlegd moet worden. Hoezo ‘buitenspel’?
Politici luisteren wel degelijk. Die
zijn namelijk als de dood dat ze de
indruk wekken ‘de burger’ niet serieus te ­nemen. Alleen luisteren ze
vaak vooral naar de militante, mediabespelende undercover nimby’s die
menig debat domineren. Net zoals
de Socialistische Partij, die een paar
jaar geleden de negatieve slogan ‘Zeg
nee, stem SP’ overboord kieperde,
weten die undercovers dat botweg
nee-zeggen niet meer werkt. ‘We
zijn niet tegen, maar …’, is hun motto.
Zo is er een verzetsgroep bij mij in
de buurt die niet tegen een nieuwe
supermarkt is, maar wel tegen het
laden en lossen. Ook de NLVOW
is niet tegen windenergie, maar
… ‘Wind’ is overigens niet uniek:
­dezelfde ­patronen zie je bij vrijwel
alle i­ ngenieurswerken voor collectief
gebruik.
Politici steken nu veel tijd en energie
in ‘de dialoog’ met neo-nimby’s, terwijl die daar helemaal geen behoefte
aan hebben omdat ze gewoon mordicus tegen zijn. Oprecht betrokken
burgers die er niet met gestrekt been
in gaan, trekken daardoor nu
vaak aan het kortste eind.
Hoog tijd dus om het kaf
van het koren te scheiden.
Ir. Remco de Boer is
communicatiespecialist
techniek & wetenschap
30
NR2
juli 2014
Volg de massa
Aardbevingen, tsunami’s, rennende meutes; bij de afdeling transport en planning
storten proefpersonen zich in het ‘onheil’, om zo uiteindelijk verkeersmodellen beter
bruikbaar te maken voor evacuaties.
tekst tomas van dijk foto Thinkstock
De dag begint mooi in de virtuele wereld waarmee
wetenschappers van de afdeling transport en planning
(CitG) menselijke gedragingen in kaart brengen om
hun verkeersmodellen te verbeteren.
“Jullie gaan een concert bezoeken op een eiland”, vertelt promovenda ir. Mignon van den Berg aan de tientallen proefkonijnen die ze deels met krantenadvertenties heeft geworven. We zitten allemaal achter een
computer. “Daar gaan jullie met een helikopter naar
toe. Eenmaal aangekomen nemen jullie ieder een auto
om naar het concert te rijden. Met deze pijltjes kun je
voor- en achteruit en links en rechts”, wijst ze op het
toetsenbord.
Het is een bont gezelschap dat zich heeft verzameld,
jong en oud, uit alle gelederen van de samenleving.
Een tiener met een petje op en een blikje cola in de
hand, snapt wel hoe je moet navigeren in een spelomgeving. Een oudere vrouw leest aandachtig de
aangeleverde instructies.
Zenuwen
De situatie waarin de deelnemers in terechtkomen,
mag dan nep zijn, toch werken de geluiden, de rennende avatars en de klok die aftikt mensen op de zenuwen.
“Dat blijkt ook uit de antwoorden op het vragenformulier dat we de deelnemers na afloop laten invullen”,
zegt Van den Berg. “Mensen geven achteraf aan dat ze
een verhoogde mate van stress hebben ervaren.”
De promovenda maakt deel uit van het onderzoeksteam van prof.dr.ir. Serge Hoogendoorn. Deze hoogleraar transport kreeg in 2009 een Vici-subsidie van
NWO om onder meer uit te zoeken hoe verkeersmodellen beter bruikbaar gemaakt kunnen worden voor
evacuaties.
Modellen gaan ervan uit dat reizigers ongeveer weten
wat ze kunnen verwachten op de weg, dat ze een duidelijke reisbestemming voor ogen hebben en dat ze
afgewogen keuzes maken over de route en vertrektijd.
Maar bij een dijkdoorbraak of tsunami gaat dit verhaal
natuurlijk niet op.
“De meeste mensen gedragen zich in zulke situaties
als kuddedieren”, aldus Hoogendoorn. “Ze doen wat
ze gewend zijn. Bounded rationality heet die geestelijke toestand. Pas als mensen echt inzien dat ze niet slim
bezig zijn, passen ze hun gedrag aan.”
Is zulk reizigersgedrag tijdens crisissituaties goed te
bestuderen met virtuele werelden? Volgens de Delftenaren is daar nog weinig over bekend. Van den Berg:
“Ik wil daarom kijken of we met deze techniek volggedrag tijdens evacuaties kwantitatief kunnen aantonen. Dat was tot nu toe onmogelijk.”
Proefpersonen
De afgelopen maanden heeft Van den Berg een tiental experimenten gedaan met telkens ongeveer dertig
man. Nu brengt ze de gedragingen van deze proefpersonen in kaart. Wie vertrok welke kant op en wanneer?
En hoe beïnvloeden mensen elkaar?
Vooral die laatste vraag is erg interessant. “Het lijkt
erop dat mensen zich ook in deze virtuele wereld als
kuddedieren gedragen. Dit is een eerste indicatie dat
het programma bruikbaar kan zijn om evacuatiemodellen te verbeteren.”
De situatie mag dan nep zijn,
toch werken geluiden, rennende
avatars en de klok die aftikt
mensen op de zenuwen
Hoogendoorn heeft hoge verwachtingen. “In onze
huidige modellen, bijvoorbeeld om te voorspellen
hoe snel een gebied geëvacueerd kan worden bij een
overstroming, houden we rekening met het feit dat we
niet goed weten hoe mensen reageren. Dat levert onzekerheidsmarges op. Dankzij dit soort onderzoek met
avatars kunnen we die marges hopelijk verkleinen.”
De onderzoekers kunnen de situatie ook manipuleren.
In het geniep doen ook enkele collega’s van Van den
Berg mee als avatars. “Deze ‘mollen’ hebben de op-
31
Ook in de virtuele wereld gedragen mensen zich als kuddedieren.
dracht om op bepaalde momenten weg te rennen van
het concert”, zegt de promovenda. Als de mollen al
wegrennen zodra de aarde beeft en dus niet wachten
op het nieuwsbulletin, dan blijken veel deelnemers de
ramp te overleven. Maar dan moeten ze wel de goede
kant op rennen.
“Het programma is behoorlijk geavanceerd”, vindt
Hoogendoorn. “Van de avatars kunnen we achteraf
precies nagaan hoe ze reageren nadat ze bepaalde informatie krijgen. Vluchten ze al wanneer ze de aarde
voelen trillen, vertrekken ze pas als ze het nieuwsbulletin gehoord hebben of volgen ze de rest van de
groep? Normaal ben je voor de analyse achteraf aangewezen op enquêtes.”
De opzet van het experiment is voornamelijk Van den
Bergs verdienste. Maar de onderliggende programmering komt van het National Institute of Informatics in
Tokyo. Hoogendoorn en zijn collega prof.dr.ir. Hans
van Lint, onlangs benoemd tot Antoni van Leeuwenhoekhoogleraar, waren daar enkele jaren geleden te
gast om lezingen te geven. Het plan om het computerprogramma in Delft te gebruiken werd na afloop gesmeed in een Belgische kroeg in de Japanse hoofdstad.
De komende jaren willen Hoogendoorn en Van Lint
meer experimenten uitvoeren met virtuele werelden.
“We denken aan een voetbalstation waar de bezoekers
massaal uit moeten evacueren”, zegt Hoogendoorn.
Dergelijk onderzoek zal plaatsvinden in het Dittlab,
het Delft integral traffic & transport laboratory, een
nieuw laboratorium dat Van Lint gaat opstarten.
Het blijft een opmerkelijk gegeven dat mensen, veilig
zittend achter hun pc, gestrest raken van een gesimuleerde aardbeving en tsunami.
Van den Bergs collega, psycholoog drs. Erica Kinkel
(transport en planning), kijkt er helemaal niet van op.
“Er is met opzet een situatie gecreëerd waarin mensen
zoveel mogelijk in de virtuele wereld worden opgenomen. De geluiden, die de deelnemers via hun koptelefoon horen, hielpen daar bij. Iedereen moest zijn best
doen om binnen een bepaalde tijd bij de helikopter te
komen voor de evacuatie. Ook al is de situatie niet echt
levensbedreigend, mensen ervaren stress door tijdsdruk.” Of gecreëerde crisissituaties vergelijkbaar zijn
met echte rampen blijft een lastige kwestie, geeft de
psycholoog toe. “Maar ook in het echte leven geldt dat
geen aardbeving of tsunami hetzelfde is.”
>>
32
NR2
juli 2014
PERSOONLIJK
Prof.dr. Nynke Dekker
Bionanoscience
Ze doet baanbrekend onderzoek naar de krachten
in DNA-moleculen en is
een rolmodel voor jonge
vrouwen. De European
Physical Society lauwerde Dekker daarom
met de Emmy Noether
Distinction for Women
in Physics, een prijs die
bedoeld is om aandacht
te genereren voor jonge
talentvolle vrouwelijke wetenschappers. De
prijs is vernoemd naar
de Duitse wiskundige
Amalie Emmy Noether
(1882-1935), die een grote
bijdrage heeft geleverd
aan de abstracte algebra
en de theoretische natuurkunde.
Prof.dr.ir. Mark
van Loosdrecht
Hoogleraar milieubiotechnologie
Dit jaar ontvangen vier
hoogleraren jaar de prestigieuze Spinozapremie
van onderzoeksfinancier NWO, waaronder
Mark van Loosdrecht.
Ze ontvangen elk 2,5
miljoen euro om aan hun
onderzoek te besteden.
Van Loosdrecht bestudeert de eigenschappen
van micro-organismen
in technische systemen.
Zijn onderzoek naar bacteriën zorgt voor nieuwe
manieren om water te
zuiveren of waardevolle
stoffen te maken uit afvalmateriaal. De Spinozapremie is de hoogste
onderscheiding in de Nederlandse wetenschap.
Prof.dr. Frances Brazier
Prof.dr. Wubbo Ockels
Het project Adrem is
gehonoreerd voor het
internationale smart
grids-programma van
NWO. Brazier werkt
samen met professor
Sri Niwas Singh van
het Indian Institute of
Technology aan ict die
consumenten en producenten van energie elkaar
automatisch laat vinden.
De afhankelijkheid van
het landelijke netwerk
en grote energieproducenten verdwijnt als een
overschot aan lokaal opgewekte energie geautomatiseerd is te verkopen
binnen je eigen wijk. Het
landelijke netwerk kan
zo beter omgaan met onvoorspelbare pieken en
dalen.
Bij zijn overlijden op 18
mei liet oud-astronaut
en bekendste hoogleraar
van de TU Wubbo Ockels
een brief achter voor de
mensheid, zijn laatste
boodschap voor een
duurzame wereld. Met
projecten als Nuna, de
Superbus, de zonneboot
en de laddermolen inspireerde hij veel mensen.
Collega’s en studenten
noemen hem in Delta
creatief, dynamisch, optimistisch, controversieel,
een pionier en een man
met een missie.
delta.tudelft.nl/28268
Systeemkunde TBM
Emeritus hoogleraar
Echo Award
D
e Chinese studente sustainable
energy technology en chemical
engineering Yingying Luo heeft
de Echo Award voor de categorie Bèta Techniek gewonnen.
De andere genomineerde, de Turkse
studente Emel Çankaya, studeert ook
aan de TU (aerospace engineering). De
Echo Award is een ‘prijs voor talentvolle niet-westerse allochtone studen-
ten die tot de eersten uit hun omgeving
behoren die studeren’. Çankaya zei bij
haar nominatie te willen winnen om
‘meer allochtone en autochtone studenten - voornamelijk dames - te motiveren om in zichzelf te geloven en hun
droom achterna te gaan’. Luo wilde
winnen ‘omdat ik een goed voorbeeld
kan zijn voor veel allochtone studenten. Ik heb immers hard gewerkt om
me de Nederlandse taal eigen te maken, een positieve bijdrage te leveren
aan de maatschappij en om mijn eigen
ambities waar te maken’. Luo won een
volledig verzorgde summercourse aan
de University of California in Los
Angeles. De Echo Awards worden
betaald door ING, Shell, KPMG, Randstad Nederland en de Nederlandse
Spoorwegen.
33
HORA EST
Dikke boeken zijn de
begraafplaatsen van ideeën
uit het verleden
Dr. Alimzhan Zhubayev, geofysicus
“Ik ben opgegroeid met wetenschap. Als kind
was ik onder de indruk van alle dikke boeken die
mijn vader in de kast had staan over theoretische
natuurkunde; boeken uit de jaren vijftig en zestig,
vol met ideeën en theorieën. Zoveel lectuur, dat
zou ik in mijn leven onmogelijk allemaal kunnen
lezen. Helaas leest bijna niemand nog oude boeken.
Europa zal
geen ­verenigde en
onafhankelijke politieke macht zijn totdat de
nationale legermachten
vervangen worden door
een federale militaire
macht
Gabriele Bulgarini,
natuurkundig ingenieur
Mensen nemen alleen de laatste wetenschappelijke
artikelen door en proberen daar op voort te borduren
met nieuwe theorieën. De oude boeken zien ze over
het hoofd. En dit terwijl hun ‘nieuwe’ ideeën daar
misschien wel al lang in beschreven staan. Wetenschappers zouden meer de tijd moeten nemen om
gedegen literatuuronderzoek te doen.”
Een voordeel
van leven in Nederland is
dat bijna iedereen Engels
spreekt; een nadeel van
leven in Nederland is dat
bijna iedereen Engels
spreekt.
Sara Salvador Cob,
chemisch ingenieur
Tijd is
discreet
in plaats van
continu
Yunhe Zhang,
materiaalkundig ingenieur
Zolang de productie,
­levering en het bezit
van drugs worden
­verboden door de
overheid, zal het
­aantal ­onnodige
­sterfgevallen stijgen
Ivan Garcia Triana,
wiskundig ingenieur
Het meten van de
kwaliteit van onderzoekers aan de hand van
aantallen publicaties
maakt dat wetenschap
bestaande studies
herhaalt in plaats van
vernieuwingen aan te
moedigen.
Marja-llona Koski
Om de ware
grenzen van het
menselijk lichaam
te ­ontdekken, zou
doping gelegaliseerd
moeten worden in de
professionele
sport
Gianni Campoli,
materiaalkundig
ingenieur
34
NR2
juli 2014
35
Paradijs voor
ingenieurs
Myanmar opent zich voor de buitenwereld. Delftse
ingenieurs zien volop kansen om er onderzoek te doen
en les te geven. ‘Het is een droomland voor ingenieurs.’
tekst Tomas van dijk foto’s Alwin commandeur/rens Hasman
I
edereen had het altijd over
Ayeyarwady, maar niemand had
deze grote rivier ooit gezien.
Hij doet nauwelijks onder voor
de Mekong. En toch slingert
hij vrijelijk door het land, niet
gehinderd door dammen en
kades. Al meanderend slokt hij
oude pagodes op.’
Het reisverslag van Alwin
Commandeur (24) leest als het
dagboek van een negentiendeeeuwse avonturier. Begin dit jaar voer
de student waterbouwkunde met een
rivierbootje over de grootste rivier van
Myanmar. Tijdens zijn duizend kilometer lange tocht kwam hij op plekken
waar decennia geen westerse ingenieur
was geweest.
“Mijn tocht was een soort reconnaissance studie”, legt Commandeur
uit. “Ik onderzocht de bevaarbaarheid
van de rivier door om de paar honderd
meter de diepte te meten met een echo
sounder. Daarnaast legde ik op foto’s
vast waar infrastructuur stond en wat
de staat ervan was. Het gebied is ge-
weldig; een enorme wildernis.”
Behalve Commandeur zochten nog
enkele Delftse studenten het avontuur
op in Myanmar, een land waar tot voor
kort een militair regime heerste.
Kapers op de kust
De studenten waren op pad in
opdracht van Nederlandse ingenieursbureaus waaronder Royal
HaskoningDHV, Arcadis, Grontmij en
onderzoeksinstituut Deltares. Deze
groep wil volgend jaar een rapport
over integraal waterbeheer aan de
Myanmarese overheid overhandigen.
Daarin komt onder meer raad over de
bestuurlijke kant van watermanagement en advies over de winning van
energie uit waterkracht (dat gebeurt
nu nog maar mondjesmaat) en efficiëntere irrigatie zonder dat hierdoor de
drinkwatervoorziening en de bevaarbaarheid van de rivieren in het geding
komen. De groep wordt ondersteund
door het ministerie van Infrastructuur
en Milieu, dat een samenwerkingsovereenkomst heeft getekend met
Myanmar en dat ook geld investeert.
Het ministerie betaalde onder meer de
studies van de Delftse studenten en die
van enkele ingenieurs van Deltares.
De bedrijven hopen opdrachten
binnen te slepen. Maar ze zijn niet de
enige kapers op de kust. Myanmar is
rijk aan zowat alles wat je maar kunt
bedenken – olie, hout, mineralen. En
het ontsluit zich in rap tempo voor de
buitenwereld. In 2015 zijn er verkiezingen, de Wereldbank staat klaar met
een lening en internationale bedrijven
en non-gouvernementele organisaties
(NGO’s) verdringen zich om zaken te
kunnen doen in het land.
Behoefte aan scholing
Volgens Tjitte Nauta, die zich bij
Deltares bezighoudt met waterprojecten in Zuidoost-Azië, heeft Nederland
op watergebied een streepje voor op
de concurrenten. “Daar waar anderen
kijken naar een bepaald aspect van watermanagement, bijvoorbeeld alleen
de stuwmeren of irrigatiekanalen,
richten wij ons op integraal water-
>>
36
NR2
juli 2014
beheer. Met integraal waterbeheer
kunnen we een prachtig nieuw verdienmodel ontwikkelen.”
Dat laatste is hard nodig. Nauta: “De
Nederlandse watersector is te duur
geworden en lijdt onder concurrentie
vanuit Japan, Zuid-Korea en China.
In Myanmar kunnen we ons opnieuw
uitvinden.”
Ambitieuze plannen dus, waar niet
alleen Delftse studenten aan meewerken. Prof.dr.ir. Nick van de Giesen (afdeling watermanagement), prof.dr.ir.
Marcel Stive (afdeling waterbouwkunde) en emeritus hoogleraar waterbouwkunde prof.dr.ir. Han Vrijling
zitten samen met onder meer oudlandbouwminister Cees Veerman in
een commissie die op zijn beurt weer
het consortium van ingenieursbureaus
adviseert.
Van de Giesen is de afgelopen twee
jaar regelmatig naar Myanmar afgereisd om contacten te leggen, samen
met Marjan Kreijns van het valorisatiecentrum van de TU, een van
de initiatiefnemers van het project
in Myanmar. Waar het land volgens
Van de Giesen de meeste behoefte
aan heeft, is scholing. “Je hebt daar
een laag van zestigplussers met veel
kennis. Veel van hen zijn in Delft opgeleid. (Zie kader ‘Delft connection’).
Maar de junta was erg tegen intellectuelen. Het kennisniveau op de universiteiten daalde drastisch. Er is nu
een lichting mensen die versneld moet
De Delft connection
“Gouden jaren waren het”, zegt Aye
Myint (65). Hij doelt op de tijd dat
er kennisuitwisseling was met
het buitenland. Zelf studeerde hij
in 1982 een jaar hydrologie aan
het Unesco-IHE Institute for Water
Education in Delft. Hij is een van de
vele alumni van dit onderzoeksinstituut en de TU Delft. Tot aan 1988
waren er sterke banden tussen
deze instellingen en universiteiten
in Myanmar. Op een alumnibijeen-
‘Nederlandse bedrijven hebben de
studenten die wij daar lesgeven en aan
ons binden straks nodig om zaken te
kunnen doen’
worden opgeleid. Dat is ons speerpunt.
We hebben daarom ook ons eigen
project gericht op capacity building.
Dat loopt parallel aan het waterplanproject met de bedrijven.”
Geen internet
“Haal je 1988 voor de geest, het jaar dat
het land zich afsloot”, vervolgt Van de
Giesen. “Je had toen nog geen internet
of mobiele telefonie. Het is daar nu
ongeveer nog zo. Je hebt geen bereik,
bijna geen internet. Je kunt niet naar
het buitenland bellen. En met landobservatie (remote sensing) met satellieten hebben ze nauwelijks gewerkt.”
Van de Giesens promovenda ir.
Martine Rutten weet er alles van.
Afgelopen najaar gaf ze samen met
enkele collega’s van CiTG cursussen in
Myanmar over het gebruik van remote
sensing en over het modelleren van
waterstromen. Die cursussen gaven ze
aan ingenieurs van de ministeries van
landbouw & irrigatie en van transport,
en aan studenten van de Myanmar
Maritime University.
“Het land heeft zich van de buiten-
komst in Myanmar in 2012 kwamen
bijna honderd alumni af.
“Ongeveer twintig jaar zijn onderzoekers in dit land afgesloten
geweest voor de buitenwereld
door het militaire regime. We
missen nu een generatie professionele ingenieurs in mijn land. De
hernieuwde samenwerking met
Delft juich ik ontzettend toe.”
Myint werkt voor het Myanmarese ingenieursbureau National
wereld afgesloten net toen modelleren met computers in zwang raakte”,
vertelt Rutten. “Als ik de studenten
en ingenieurs simpele berekeningen
op de computer laat doen, dan zie
je ze opveren. Ze komen dan op de
zelfde uitkomst als buitenlandse consultants. Ze beseffen dan dat er geen
rocket science achter schuil gaat, geen
magie.”
Deze maand vertrekt Rutten naar een
andere universiteit, de ooit zeer gerenommeerde Yangon Technical University. Sinds afgelopen najaar heeft
de TU een samenwerkingsverband
met deze universiteit. Ze gaat daar
drie maanden lesgeven. “Tot vorige
zomer mochten buitenlanders daar
het terrein niet op”, vertelt Rutten.
“Volgens het regime zouden universiteiten namelijk bronnen zijn van revolutionaire ideeën.”
Volgens Rutten is het belangrijk dat de
mensen die zij gaan opleiden, zich met
die kennis kunnen wapenen tegen alle
buitenlandse bedrijven die op hen af
komen.
Engineering & Planning Services.
Hij heeft de Delftse studenten en
Martine Rutten het afgelopen jaar
geholpen met verzamelen van
data en door voor hen de huidige
waterproblematiek in Myanmar te
schetsen. “Een groot deel van zijn
oudere collega’s heeft ook in Nederland gestudeerd”, zegt Rutten.
“We hebben leuke enerverende
discussies met deze mannen
gevoerd die echt hart hebben voor
het waterbeheer in hun land.”
Een van die oudere collega’s van
Myint is Tin Maung (73). Hij studeerde in 1969 en 1970 hydrologie
in Delft. “Dankzij die studie heb
ik een respectabele positie als
ingenieur in mijn land verkregen”,
vertelt hij. “Ik droom ervan om
eens terug te keren en mijn Delftse
collega’s te vertellen over mijn
ervaringen na Delft.”
37
Het bootje Dolphin waarmee Alwin
Commandeur over de Ayeyarwady voer.
Duizend kilometer voer
Commandeur over de slingerende rivier, langs kleine
dorpjes en veel wildernis.
Promovenda Martine Rutten
gaf diverse cursussen
aan ingenieurs in en rond
Yangon en Bago.
Een vissersdorpje in het zuiden
van Myanmar. Een gebied dat
kwetsbaar is voor overstromingen.
Geen filantropie
Maar de samenwerking is zeker niet
alleen filantropisch, zegt professor
Stive. “Ik geloof er heilig in dat Nederlandse bedrijven de studenten die wij
daar lesgeven en aan ons binden straks
nodig hebben om zaken te kunnen
doen. Sinds 2001 doen we ook al aan
capacity building in Vietnam. Er zijn
ontzettend veel studenten en promovendi uit Vietnam naar Delft gekomen.
Nu zijn Nederlandse ingenieursbureaus succesvol in dat land. We gaan
kopiëren wat we in Vietnam hebben
gedaan.”
“En ook voor onze eigen studenten
is het belangrijk dat we aan dit soort
projecten meedoen”, vervolgt Stive.
“Wil ik mijn eigen studenten goed
kunnen blijven opleiden, dan moet
ik Myanmar leren kennen. Alleen
daarom al.”
Stive geeft desgevraagd een beschrijving van het land. “Van noord naar
‘In Myanmar vind je
zestigplussers
met veel kennis die
vaak in Delft
zijn opgeleid’
zuid loopt een vallei tussen bergruggen waar de Ayeyarwady en diens zijtakken door stromen. Die rivier heeft
(Illustratie: Alwin Commandeur)
Delftse ingenieurs op excursie
in het Deltagebied.
Student Rens Hasman haalde
uit oude stoffige boeken zoveel
mogelijk data voor zijn waterbeheermodel.
een afvoer van 40 duizend kubieke
meter per seconde. Dat is net zoveel
als de Mekong. De Mekong stroomt
door vijf landen (China, Laos, Thailand, Cambodja en Vietnam); de
Ayeyarwady stroomt alleen maar door
Myanmar. Ze gebruiken nog maar
tien procent van het potentieel aan
waterkracht. Het deltagebied is heel
vruchtbaar, maar wel kwetsbaar voor
overstromingen. Er valt veel regen,
maar die is wat onevenredig verdeeld.
En zoals zo vaak in deltagebieden zit
er ook olie. Het is een droomland voor
ingenieurs.”
>>
38
NR2
juli 2014
Alumni
Chapters
Afgelopen periode zijn er
weer een aantal bijeenkomsten van alumni
wereldwijd geweest.
In Athene is een TU Delft
alumni chapter gestart.
In Jakarta organiseerde
een groep zeer actieve
alumni een congres over
‘Flood safety for ­Jakarta: from
threat to opportunity’.
Op een aantal locaties (San Diego,
Boston en Aruba) is een start gemaakt om alumni met elkaar te
verbinden door een gezamenlijke
borrel of diner.
Linkedin speelt een steeds belangrijkere rol om alumni wereldwijd
met elkaar te verbinden. Naast onze
Delft University of Technology alumni groep ontstaan aparte
Linkedin groepen voor actieve
alumni op specifieke locaties.
Zo zijn er al groepen voor alumni in
België, Londen, Jakarta, Singapore
(3TU) en Mexico. Wij nodigen u
van harte uit lid te worden als u in
één van deze plaatsen woont.
Jong talent
Jaarlijks reikt het Universiteitsfonds diverse prijzen
uit aan studenten, om hun
harde werk en studieprestaties te belonen. Het
afgelopen voorjaar zijn
onder andere de UfD-Damen ­Bachelor Awards en
de UfD-IHC Merwede
Teamworkprijs uitgereikt.
UfD-Damen
Bachelor Awards
Op 31 maart 2014 vond de uitreiking van de UfD-Damen Bachelor
Awards plaats. Alle winnaars van
de UfD-Damen Bachelor Awards
2014 blinken met hun bachelor
eindwerk uit in durf, een multidisciplinaire aanpak, maatschappelijke betrokkenheid, praktische toepasbaarheid en een vernieuwende
blik op technische vraagstukken.
Onder de vijf winnende projecten
was een onderzoek van een groep
studenten luchtvaart- en ruimtevaarttechniek, die zich bezighielden met de ontwikkeling van een
autonoom onbemand vliegtuig om
water mee op te sporen in gebieden die te maken hebben met grote
droogte, en een civiel technisch
onderzoek naar de toepassing
van zelfhelend beton. Elk inspirerend project is beloond met een
­Bachelor Award ter waarde van
2.500 euro.
Reach out to the brilliant minds of Delft University of Technology and
improve your business and yourself! Stay on the cutting-edge of innovation, get mind-blowing insights and build a culture of continuous
innovation for your organization. Join DIG-it! and learn about over
80 innovations in just a short space of time. Save the date of
11 November2014.
tudelft.nl/dig-it
UfD-IHC Merwede
Teamworkprijs
De UfD-IHC Merwede Teamworkprijs wordt jaarlijks uitgereikt
aan drie teams bestaande uit studenten en promovendi van de TU
Delft. De hoofdprijs van 7.500 euro
ging dit keer naar het Nuon Solar
Team, dat met de Nuna 7 liet zien
wat er mogelijk is op het gebied
van high-end technologie en duurzame energie. Projectteam Jamaica
Bay deed onderzoek naar overstromingsrisico beperking in New
York City. Team Rosen onderzocht
duurzame energie-opslag in siliconen. Deze twee teams ontvingen
2.500 euro.
Wilt u samen met het Universiteitsfonds Delft talent, techniek
en TU Delft ondersteunen? Wordt
dan ‘Vriend van de TU Delft’ op
universiteitsfonds.tudelft.nl.
Contact Linkedin
Hebt uw tips, ideeën,
vragen of opmerkingen
voor het alumnibureau?
Stuur een e-mail naar:
[email protected] of
bel met 015-2789111
Wilt u contact leggen met
mede-alumni?
Sluit u aan bij de ‘Delft
University of Technology –
Alumni Linkedin’ groep
Wilt u uw (alumni)
gegevens, communicatievoorkeuren wijzigen of
aanmelden voor alumni
evenementen?
Dat kan via de alumniportal
www.alumniportal.tudelft.nl
TU Delft’ en steun Talent,
Techniek en de TU Delft
met uw bijdrage.
IBAN Rekening nummer
NL19FVLB0226850471,
stichting UfD, inzake ‘vrienden’.
universiteitsfonds.tudelft.nl
UfD Vriendenfonds
Alumniportal Word ‘Vriend van de
Krasse knarren
39
Guus Berkhout
ele
vloerbedekking en een
schilderij aan de
muur. Twee leren fauteuils en
een schaakspel.
De inrichting van
Berkhouts kamer
is niet TU-standaard, en de
bewoner ook niet. Straks
vertrekt Berkhout naar Den
Haag voor een bespreking op
het Europese hoofdkantoor
van Saudi Aramco, een van ’s
werelds grootste olieleveranciers, en klant van Berkhouts
Delphi Consortium. Later op
de dag gaat hij door naar het
Bel Air Hotel. Dat is de plek
waar hij graag met projectdirecteuren en promovendi
afspreekt.
Het Delphi Consortium
levert sinds 1982 nieuwe
geo-imaging oplossingen aan
ruim dertig aangesloten bedrijven. “Wij zijn de nieuwe
ogen van de geo-industrie”,
zegt Berkhout. Door te kiezen voor een consortium aan
internationale ondernemingen blijft hij met zijn twintig
medewerkers uit de fuik van
specifieke problemen van bedrijven, maar kan hij naar eigen zeggen ‘strategisch fundamenteel bezig blijven en
werken aan de technologie
van morgen’.
Als belangrijkste verschil
met zijn werk voor zijn pensionering in 2005 noemt
Berkhout het wegvallen van
het ‘financiële gedoe’ en de
vergaderingen. “We hebben
zoveel bureaucratie ingevoerd op de universiteit dat
mensen teveel bezig zijn met
ontwikkelingsmodel én een
voorstel voor een nieuwe democratie.
Het ontwikkelingsmodel is
een soort natuurwet in de
sociaaleconomische ontwik-
Foto’s: Sam rentmeester
G
Hoogleraren gaan net als alle andere medewerkers op hun 65ste met pensioen.
Maar er zijn uitzonderingen. Zoals geofysicus en innovatieconsultant
prof.dr.ir. Guus Berkhout (73).
protocollen en te weinig tijd
overhouden rustig na te denken over wat ze aan het doen
zijn.” Het aantal dagen is niet
veranderd (“zeven!”) en zijn
huidige contract bij de faculteit CiTG loopt tot 2015.
Berkhout werkt aan drie
grote projecten. Naast het
Delphi Consortium zijn dat:
een sociaal-economisch
keling. “Het is geniaal omdat
het in één oogopslag laat zien
wat er in de wereld gebeurt.”
De emeritus toont een grafiek
met op de y-as het armoedepercentage in een land en
langs de x-as het nationale inkomen gedeeld door het aantal inwoners. Alle nationale
economieën staan als stip in
de grafiek en wat blijkt? Alle
economieën liggen op dezelfde hyperbool: linksboven de
armste landen en rechtsonder de rijkste. Naarmate een
economie zich ontwikkelt
beweegt de economie zich
kennelijk langs de kromme
van links naar rechts (meer
inkomen per inwoner) en
van boven naar beneden (armoedepercentage daalt). “Als
we succesvol zijn in het verminderen van de armoede,
krijgen we een enorm tekort
aan energie, voedsel en water.”
Voor Berkhout maakt dat inzicht veel duidelijk over de
oriëntatie op de toekomst.
De TU bijvoorbeeld zou zich
veel duidelijker moeten profileren op water en energie
vanwege de enorme vraag
die daarnaar zal ontstaan.
“Zonder sterk profiel blijven
we in de middenmoot hangen.”
Ook zijn toekomstvisie voor
politiek vloeit hier uit voort.
Hij pleit voor een door de bevolking opgesteld regeerprogramma dat door kundige
vakministers ter hand wordt
genomen en waar burgers
aan deelnemen als co-creator.
Als motto mailt hij naderhand: “Zorg er altijd voor dat
je een motiverend doel hebt
in je leven.” JW
40
NR2
juli 2014
Vervolg p.39
Na een studie elektrotechniek aan de TU
Delft (1963) promoveerde Guus Berkhout
cum laude (1970) in de
natuurkunde. Vanaf
1964 werkte hij bij
Shell en in 1976 keerde
hij terug aan de TU als
hoogleraar geofysica
en seismische beeldvorming. Tussen 1998
en 2001 was hij lid van
het college van bestuur van de TU. Vanaf
2001 vervulde hij bij
TBM de leerstoel
innovatiemanagement.
Vanaf 2008 werkt hij
bij CiTG. Berkhout is
lid van de KNAW en
de AcTI (Nederlandse
academie voor technologie en innovatie).
‘Als we succesvol zijn in het verminderen
van de armoede, krijgen we een enorm
tekort aan energie, voedsel en water’