Factsheet en toelichting Sectorplan

 Factsheet en toelichting Sectorplan Om zorg en welzijn ook in de toekomst betaalbaar te houden voert het kabinet een ingrijpende wijziging van het stelsel door en worden forse bezuinigingen opgelegd. Deze stelselwijzigingen en bezuinigingen hebben op korte termijn enorme personele gevolgen voor de sector. Tegelijk met de gevolgen van dit beleid heeft de sector op middellange en langere termijn te maken met belangrijke kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkelingen. Op hoofdlijnen zijn er vier ontwikkelingen die in samenhang met elkaar dienen te worden aangepakt: 1. Opvangen bezuinigingen Op de rijksbegroting wordt structureel meer dan 5 miljard op zorg en welzijn bezuinigd. De caresector (langdurige zorg) wordt daarbij zeer hard getroffen maar ook de cure, de jeugdzorg, de welzijnssector en de kinderopvang hebben te maken met omvangrijke bezuinigingen en de gevolgen van vraagvermindering door verhogingen van eigen bijdragen en uitgavenplafonds. 2.Gevolgen extramuralisering Een belangrijk onderdeel van de kabinetsplannen is er op gericht om meer verantwoordelijkheid voor zorg en welzijn te leggen bij burgers ‐ en hun sociale omgeving ‐ zelf. In samenhang daarmee zal het aantal intramurale plaatsen in de Verzorging, de GGZ en (Verstandelijk) Gehandicaptenzorg fors afnemen en de extramurale zorg (thuiszorg) toenemen. 3.Veranderende zorgvraag De komende jaren verandert de zorgvraag sterk door de vergrijzing en technologische ontwikkelingen. De zorgvraag wordt complexer en klantgerichtheid en vraaggestuurd werken worden steeds belangrijker. Onder invloed van de groeiende rol van mantel‐ en informele zorg verschuiven verantwoordelijkheden en rolpatronen. Het omgaan met nieuwe technologieën vraagt van de medewerkers om specifieke vaardigheden. Vanwege deze grote veranderingen is een competentiegerichte ontwikkeling van nieuwe en zittende medewerkers noodzakelijk. 4.Vergrijzing en ontgroening Tegelijk met de huidige bezuinigingen werpen op de middellange en lange termijn de vergrijzing en ontgroening van de arbeidsmarkt (binnen en buiten de sector) hun schaduw vooruit. Dit betekent dat op middellange en lange termijn grote aantallen medewerkers de zorg zullen verlaten en er een enorme vervangingsvraag ontstaat. De sector zorg en welzijn zal de concurrentieslag moeten aangaan met andere sectoren om voldoende (kwalitatieve) medewerkers aan te kunnen trekken. Landelijk is er vanuit de subsidieregeling ‘Cofinanciering Sectorplannen’ 100 miljoen euro subsidie beschikbaar. Deze subsidie is beschikbaar voor: 1. Mobiliteits‐ en Van‐werk‐naar‐werktrajecten landelijk 32,5miljoen euro subsidie beschikbaar Hoofdaanvragers betreffen landelijke brancheorganisaties 2. Scholingsactiviteiten landelijk 67,5 miljoen euro subsidie beschikbaar Hoofdaanvragers betreffen regionale samenwerkingsverbanden vallend onder RegioPlus (waaronder WZW). 1 Daarmee kunnen niet alle (negatieve) arbeidsmarktgevolgen voor werkgevers en werknemers van de hervormingen in de (langdurige) zorg voor werkgevers en werknemers worden opgevangen, maar het kan daar wel een wezenlijke bijdrage aan leveren. Tabel 1: verdeling financiële middelen t.b.v. scholingsmaatregelen over de regio’s Regionaal werkverband Care2care Arbeidsmarktregio’s
Bedrag (*1.000) Holland Rijnland
€ 3.102 Midden‐Holland deRotterdamseZorg.nl Rijnmond
€ 4.709 SIGRA Groot Amsterdam
€ 4.556 Zaanstreek Waterland Transvorm Helmond de Peel
€ 9.957 Midden Brabant Noordoost Brabant West‐Brabant Zuid‐oost Brabant Utrecht Zorg Midden Utrecht
€ 6.165 Oost Utrecht Gooi en Vechtstreek VBZ‐KAM Zuid Kennemerland
€ 2.875 Ventura Plus Friesland
€ 2.634 Viazorg Zeeland
€ 1.555 WGV Zorg en Welzijn Achterhoek
€ 7.907 IJsselvechtstreek Stedendriehoek Twente WGV Zorg en Welzijn ZHZ
Drechtsteden
€ 1.608 Gorinchem WZW Food Valley
€ 4.622 Midden‐Gelderland Rivierenland Zuid‐Gelderland Zorg aan Zet Midden Limburg
€ 4.572 Noord Limburg Zuid Limburg Zorgplein Noord Drenthe € 4.349 Groningen Zowelwerk Flevoland
€ 1.574 ZorgZijn Werkt Haaglanden
€ 4.868 Zuid‐Holland Centraal ZWplus Noord Holland Noord
€ 2.449 TOTAAL € 67.500 2 Toelichting De regionale sectorplannen focussen zich op scholingsactiviteiten. Binnen deze activiteiten wordt onderscheid gemaakt tussen 2 thema’s: competentie bevordering en scholing op hogere kwalificaties. In deze toelichting gaan we nader in op de beide thema’s en de onderliggende activiteiten. Middels een toetsingskader krijgt u inzicht welke activiteiten wel subsidiabel zijn en welke niet. Tot slot geven we antwoorden op een aantal veel gestelde vragen. Toetsingskader thema 1 Ontwikkeling van competenties van medewerkers Competentie bevorderende maatregelen passend binnen de effecten zoals benoemd in de arbeidsmarktanalyse met als doel de competenties van het zittende personeel te bevorderen. Bijvoorbeeld: Training extramuraal werken voor medewerkers die van intramuraal naar extramuraal gaan. Maatregel 1: Uitvoering competentiescans/studie‐adviezen Beschrijving: Deze maatregel heeft als doel de competenties/leerbaarheid van medewerkers in voorbereiding op een scholingsactiviteit te onderzoeken. Voor deze maatregel kunnen geen verletkosten worden opgevoerd. Enkel de kosten voor een externe dienstverlener blijkend uit de factuur en betalingsbewijs of de interne kosten bestaande uit de uren van de begeleidende medewerker blijkend uit de urenadministratie. Tevens dient een aanwezigheidsregistratie aangetoond te worden. (Reken)voorbeeld: Extern: 50 assessments om de leerbaarheid van Verpleegkundigen niveau 4 naar niveau 5 inzichtelijk te maken. Werkelijke kosten: € 300,‐ per deelnemer = € 15.000,‐ totaal. 50% hiervan is subsidiabel. Intern: Studie‐advies gesprekken met intramurale medewerkers om de mogelijke overstap naar extramuraal te bespreken. 50 gesprekken van elk een uur met interne loopbaanadviseur. Daadwerkelijke kosten: 50 uur gesprekken x uurtarief betrokken loopbaanadviseur (inclusief eindejaarsuitkering en exclusief vakantiegeld + standaard opslagtarief van 32%). 50% hiervan is subsidiabel. Maatregel 2 t/m 4: Competentieontwikkeling Beschrijving: Onder deze maatregelen vallen activiteiten die medewerkers ondersteunen en stimuleren bij belangrijke nieuwe vaardigheden en houdingsaspecten op gebieden als: samenwerken, communiceren, ondernemerschap, klantgericht werken en kennis over ketenzorg en wet en regelgeving. Belangrijke thema’s daarbij zijn: * Paradigmaverschuiving: Het gaat hierbij om de ontwikkeling van de zorg in de richting van meer eigen regie door de cliënt, grotere inzet van informele zorg, versterken van zelfredzaamheid, verschuiving van zorgen 'voor' naar zorgen 'dat'. Deze activiteiten richten zich op het laten aansluiten van competenties en gedrag van medewerkers bij deze ontwikkeling. * Van intra‐ naar extramuraal: Mensen zullen langer thuis (moeten) blijven wonen en thuiszorg nodig hebben. Thuiszorg vraagt geheel andere competenties dan intramurale zorg. De activiteiten richten zich op het ondersteunen van deze ontwikkeling. 3 * Zelfsturende teams (zelforganisatie): De ontwikkeling naar meer autonomie door verantwoordelijkheden lager bij medewerkers te leggen is volop in gang. Deze ontwikkeling zal de komende jaren noodzakelijk blijven om te kunnen voldoen aan de complexere zorgvraag en daarbij vereiste professionaliteit en sluit aan bij de behoefte van de medewerkers zelf. * Functieverandering: De transitie naar een participatiemaatschappij betekent verschuiving binnen functies, andere functies en ook de opkomst van nieuwe functies. Activiteiten richten zich op het opdoen van de benodigde competenties, vaardigheden en inzichten voor functieveranderingen. Daarbij is de informatie‐uitwisseling en verdiepte kennismaking tussen branches een belangrijk element. De transities in de sector zorg en welzijn hebben tot gevolg dat medewerkers meer transmuraal gaan werken en meer contact zullen (moeten) hebben met professionals uit andere domeinen. Regievoering, coördinatie en afstemming met andere zorgprofessionals, de cliënt en diens verzorgers/mantelzorgers zijn daarin belangrijke thema's. Derhalve vormt de uitwisseling tussen medewerkers van ziekenhuizen, verpleeg‐ en verzorgingstehuizen, thuiszorg, gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg, jeugdzorg, en welzijnswerk een belangrijk onderdeel van deze activiteiten. Maatregel 2: Een trainingsprogramma van gemiddeld 2 dagen (0 ‐ 32 uur) Beschrijving: Dit betreffen kortdurende trainingen passend binnen de eerder genoemde thema’s (paradigmaverschuiving e.d.). Als richtlijn wordt uitgegaan van trajecten van maximaal 4 dagen (8 dagdelen). Op te voeren kosten kunnen bestaan uit externe kosten blijkend uit een factuur voor een externe dienstverlener of interne kosten voor een interne trainer blijkend uit een sluitende urenadministratie.. Van al deze kosten is 50% subsidiabel. Verletkosten van de deelnemers kunnen niet worden opgenomen. Ontwikkelkosten, voorbereidingstijd en/of studiebelasting zijn ook niet subsidiabel. (Reken)voorbeeld: Extern: Medicatiemodule voor 20 Helpenden niveau 2 met als doel functieverbreding doordat men medicatie mag toedienen. Werkelijke kosten: € 265,‐ per deelnemer. Trainingsduur van 2 dagen van 7 uur. Op te voeren kosten:  20 x € 265 = €5.300,‐ voor de kosten van de training; Intern: Bij een soortgelijke training begeleid door een interne trainer kunnen de volgende kosten worden opgevoerd:  trainingskosten bestaande uit het uurtarief van de interne trainer (volgens eerder vermelde formule) maal 14 uur Maatregel 3: Een bijscholingsprogramma van gemiddeld 8 dagen (32 ‐ 120 uur) Beschrijving: Dit betreffen middellange bijscholingsprogramma’s passend binnen de eerder genoemde thema’s (paradigmaverschuiving e.d.). Als richtlijn wordt uitgegaan van trajecten van minimaal 4 dagen en maximaal 15 dagen. Op te voeren kosten kunnen bestaan uit externe kosten blijkend uit een factuur en betalingsbewijs voor een externe dienstverlener of interne kosten voor een interne trainer blijkend uit een sluitende urenadministratie. Van al deze kosten is 50% subsidiabel. Verletkosten van de deelnemers kunnen niet worden opgenomen. Ontwikkelkosten, voorbereidingstijd en/of studiebelasting zijn niet subsidiabel. 4 (Reken)voorbeeld: Extern: bijscholing wijkgerichte aanpak om 30 zorguitvoerende medewerkers op niveau 2, 3 en 4 voor te bereiden op de extramuralisering van cliënten. Trainingsduur van 6 dagen van 8 uur. Werkelijke kosten €1.300,‐ per deelnemer. Op te voeren kosten:  € 39.000,‐ voor de kosten van de training; Intern: Bij een soortgelijke training begeleid door een interne trainer kunnen de volgende kosten worden opgevoerd:  trainingskosten bestaande uit het uurtarief van de interne trainer (volgens eerder vermelde formule) maal 48 uur; Maatregel 4: Een opleidingsprogramma van gemiddeld 16 dagen (120 ‐ 160 uur) Beschrijving: Dit betreffen langdurende opleidingsprogramma’s passend binnen de eerder genoemde thema’s (bv. in het kader van functieverandering). Als richtlijn wordt uitgegaan van trajecten van minimaal 15 dagen en maximaal 20 dagen. Op te voeren kosten kunnen bestaan uit externe kosten blijkend uit een factuur en betalingsbewijs voor een externe dienstverlener of interne kosten voor een interne trainer blijkend uit een sluitende urenadministratie. Van al deze kosten is 50% subsidiabel. Verletkosten van de deelnemers kunnen niet worden opgenomen. Ontwikkelkosten, voorbereidingstijd en/of studiebelasting zijn niet declarabel. (Reken)voorbeeld: Extern: Opleiding psychogeriatrie met als doel de competenties van de medewerkers beter aan te laten sluiten op de zwaardere zorgzwaarte van de doelgroep. 15‐daagse scholing (8 uur per dag) voor 10 medewerkers. Werkelijke kosten € 2.000,‐ per deelnemer. Op te voeren kosten:  € 20.000,‐ voor de kosten van de opleiding; Intern: Bij een soortgelijke opleiding begeleid door een interne opleider kunnen de volgende kosten worden opgevoerd:  Opleidingskosten bestaande uit het uurtarief van de interne opleider (volgens eerder vermelde formule) maal 120 uur; 5 Toetsingskader thema 2 Scholing op hogere kwalificaties Maatregel 5: Opscholing op MBO‐niveau (BBL‐traject) Kwalificerende (verkorte) opleidingsmaatregel, passend binnen de effecten zoals benoemd in de arbeidsmarktanalyse, met als doel een volwaardig MBO‐diploma. Deze maatregel wordt voornamelijk ingezet voor zittend personeel. Wanneer deze maatregel ingezet wordt voor nieuwe medewerkers dient er sprake te zijn van ‘extra’ BBL‐plaatsen; dat wil zeggen dat deze BBL‐plaats wordt ingezet dankzij de subsidie. Voor deze maatregel geldt dat 20% van de loonkosten (gemaximeerd met het wettelijk minimumloon) gedurende maximaal twee jaar subsidiabel zijn, mits de opleiding binnen 1 jaar na de start van het sectorplan start. In dit geval geldt dus dat de opleiding uiterlijk 31 mei 2015 moet starten. Verletkosten en dergelijke zijn niet subsidiabel. De loonkosten worden als volgt berekend:  Wettelijk geldend minimumloon + standaard opslagpercentage van 32% x het aantal uren zoals overeengekomen in het arbeidscontract (gedurende maximaal 2 jaar). Let op! Het gaat hier om nog te starten trajecten; eerst mogelijke startdatum 1 juni 2014. Reeds lopende trajecten kunnen hier niet worden opgevoerd. Om voor deze maatregel in aanmerking te komen moet er sprake zijn van een leerwerkovereenkomst. (Reken)voorbeeld: 20 Helpenden niveau 2 worden middels een BBL‐traject opgeschoold naar Verzorgende niveau 3. Branche VVT Minimumuurloon per 1/1/2014 (23 jaar en ouder) € 9,52 Sociale lasten
Totaal uurloon 32%
€ 12,57
Voor dit rekenvoorbeeld gaan we uit van een leerwerkovereenkomst van 24 uur per week. De opleiding start op 1 september 2014 en duurt 2 jaar. Op te voeren kosten:  20 medewerkers x 24 uur per week x 104 weken x € 12,57 = € 627.994,40. Hiervan is 20% subsidiabel (€ 125.498,88). Bij deze berekening is uitgegaan van het huidig geldend wettelijk minimumloon. Tussentijdse wijzigingen in verband met verhogingen van het minimumloon zijn in dit fictieve voorbeeld niet meegenomen. Maatregel 6: Opscholing op HBO‐niveau (duaal leren‐traject) Kwalificerende (verkorte) opleidingsmaatregel, passend binnen de effecten zoals benoemd in de arbeidsmarktanalyse, met als doel een volwaardig HBO‐diploma. Deze maatregel wordt voornamelijk ingezet voor zittend personeel. Wanneer deze maatregel ingezet wordt voor nieuwe medewerkers dient er sprake te zijn van ‘extra’ leerwerkbanen; dat wil zeggen dat deze leerwerkbaan wordt ingezet dankzij de subsidie. Voor deze maatregel geldt dat 20% van de loonkosten (gemaximeerd met het wettelijk minimumloon) gedurende maximaal twee jaar subsidiabel zijn, mits de opleiding binnen 1 jaar na de start van het sectorplan start. In dit geval geldt dus dat de opleiding uiterlijk 31 mei 2015 moet starten. Verletkosten en dergelijke zijn niet subsidiabel. De loonkosten worden als volgt berekend:  Wettelijk geldend minimumloon + standaard opslagpercentage van 32% x het aantal uren zoals overeengekomen in het arbeidscontract (gedurende maximaal 2 jaar). 6 Let op! Het gaat hier om nog te starten trajecten; eerst mogelijke startdatum 1 juni 2014. Reeds lopende trajecten kunnen hier niet worden opgevoerd. Om voor deze maatregel in aanmerking te komen moet er sprake zijn van een leerwerkovereenkomst. Reken)voorbeeld: 5 MBO‐verpleegkundigen (niveau 4) worden middels een traject duaal leren opgeschoold naar HBO‐
verpleegkundigen niveau 5. Branche ZKH Minimumuurloon per 1/1/2014 (23 jaar en ouder) € 9,52 Sociale lasten
Totaal uurloon 32%
€ 12,57
Voor dit rekenvoorbeeld gaan we uit van een leerwerkovereenkomst van 32 uur per week. De opleiding start op 1 september 2014 en duurt 3 jaar. Op te voeren kosten:  5 medewerkers x 32 uur per week x 104 weken x € 12,57 = € 209.164,80. Hiervan is 20% subsidiabel (€ 41.832,96). Bij deze berekening is uitgegaan van het huidig geldend wettelijk minimumloon. Tussentijdse wijzigingen in verband met verhogingen van het minimumloon zijn in dit fictieve voorbeeld niet meegenomen. Tevens geldt dat de opleiding maximaal 2 jaar (=104 weken) subsidiabel is. Maatregel 7: EVC‐trajecten Middels een EVC‐traject worden eerder verworven competenties van medewerkers aangetoond waardoor ze inzetbaar zijn op een hogere of bredere functie, waarmee de eigenwaarde wordt verhoogd en de medewerkers uiteindelijk een betere/stabielere positie hebben op de arbeidsmarkt. Trajecten worden verzorgd door een externe partij. Voor deze maatregel kunnen geen verletkosten worden opgevoerd. Enkel de kosten voor een externe dienstverlener blijkend uit de factuur en betalingsbewijs. (Reken)voorbeeld:  Extern: 20 EVC‐trajecten om eerder verworven competenties aan te tonen. Werkelijke kosten: € 1.190,‐ per deelnemer = € 23.800,‐ totaal. 50% hiervan is subsidiabel. NB: voor meer informatie over de regels die gelden voor het aantonen van de rechtmatige besteding van de middelen verwijzen wij u naar de leidraad van het agentschap SZW: http://www.agentschapszw.nl/subsidies/cofinanciering‐sectorplannen/regelgeving 7 FAQ Welke maatregelen zijn niet subsidiabel? Maatregelen vallend onder reguliere bedrijfsmiddelen zijn niet subsidiabel De middelen cofinanciering sectorplannen zijn bedoeld als intensiveringmiddelen voor noodzakelijke maatregelen passend binnen de tendens voortkomend uit de arbeidsmarktanalyse. Reguliere bedrijfsvoering betreffen reeds voorkomende (en veelal verplichte) maatregelen, waaronder BHV, HCAP en BIG (LET OP! Uitzondering op BIG zijn functieverbredende maatregelen, Verzorgende opplussen door BIG‐module). Maatregelen die niet ten bate komen van de sector, maar van enkel een individuele werkgever Vanuit de arbeidsmarktanalyse zijn noodzakelijke maatregelen breed geformuleerd. Hierin is ruimte voor interpretatie en eigen invulling door werkgevers. Maatregelen moeten echter wel sectorbreed inzetbaar zijn. Bedrijfsspecifieke trainingen, zoals bijvoorbeeld doventolk of faalangsttrainingen, zijn niet direct herleidbaar tot de arbeidsmarktanalyse en zodoende niet subsidiabel. Welke kosten mag ik opvoeren als scholingskosten? Alleen opleidingskosten (bv. een opleider) en verletkosten. Geen aanschaf van materialen, geen soft‐ of hardware aanschaf, geen ontwikkelkosten. Alle kosten moeten direct herleidbaar zijn naar de individuele deelnemer aan de betreffende activiteit. LET OP! Voor opleidingen die met als doel het behalen van een volwaardig MBO‐ of HBO‐diploma geldt dat er sprake moet zijn van een leer‐werk‐
overeenkomst (BBL/duaal) of EVC‐traject. Voor BBL en duale trajecten geldt dat enkel de loonkosten, gemaximeerd met het geldend minimumloon voor maximaal 2 jaar subsidiabel zijn mits de opleiding tijdig start. Zie voor een uitgebreidere toelichting de informatie bij maatregel 5 en 6. Zijn losse modules van een MBO‐ of HBO‐opleiding subsidiabel? Losse opleidingsmodules zijn subsidiabel mits ze passen binnen de onderwerpen benoemd onder thema 1. (Terugkerende) bijscholingsprogramma’s die vanuit de functie van de medewerker verplicht zijn, zoals bijvoorbeeld BIG of HACCP, zijn niet subsidiabel. Wanneer dergelijke bijscholingen niet vanuit de functie verplicht zijn, maar worden ingezet ten behoeve van functieverbreding (bijv. niveau 2 medicatiemodule of niveau 3 BIG‐module), dan passen deze binnen de maatregelen vallend onder thema 1. Onder thema 2 vallen opleidingen die direct te relateren zijn aan de gevolgen blijkend uit de arbeidsmarktanalyse en die voor zittend (of nieuw) personeel tot doel hebben een volwaardig MBO of HBO diploma te behalen via BBL/duaal/ECV trajecten. Voor BBL en duaal geldt dat er o.a. sprake moet zijn van een aan te tonen leerwerkovereenkomst. Ik heb een eigen administratiesysteem, is dit afdoende? Om in aanmerking te komen voor subsidie dienen alle deelnemers aan activiteiten en samenhangende (aantoonbare) kosten in het centrale administratiesysteem ingevoerd te worden. Waar mogelijk zullen we uiteraard een koppeling maken met bestaande systemen om de administratieve last voor u als werkgever zo laag mogelijk te houden. Wat moet ik nu precies vastleggen zodat ik straks ook daadwerkelijk subsidie ontvang? Voor informatie over de noodzakelijke administratie verwijzen we u naar de al eerder gestuurde leidraad van het agentschap van SZW. Wanneer het centrale administratiesysteem is ingericht ontvangt u nadere informatie over de werking hiervan middels een gebruikershandleiding. 8 Waarom worden de administratiekosten doorberekend aan de werkgever, terwijl de hoofdaanvrager vergoeding krijgt voor de overhead? Via de regeling is het niet mogelijk om individuele werkgevers te compenseren voor gemaakte administratiekosten. De overheadkosten die wij als hoofdaanvrager krijgen zullen besteed worden aan o.a. de kosten voor projectleiding en ‐aansturing, centrale accountantsverklaring e.d. We zullen u middels een transparante begroting inzicht geven in de overheadkosten. Zijn er grenzen aan de op te voeren kosten? Ja, voor iedere werkgever is er een maximumbedrag vastgesteld op basis van het aantal FTE. LET OP! Deze FAQ is niet uitputtend. Neem bij vragen altijd contact op WZW (Leo den Hoed via [email protected] / 026 – 38 98 983 / 06 – 26518651.
9 Bestandsnaam: 140626 Factsheet sectorplan WZW juni 2014 Map: D:\Documents Sjabloon: C:\Users\Leo\AppData\Roaming\Microsoft\Sjablonen\Normal.dotm Titel: Onderwerp: Auteur: Mariete Stokking Trefwoorden: Opmerkingen: Aanmaakdatum: 26‐6‐2014 12:45:00 Wijzigingsnummer: 6 Laatst opgeslagen op: 26‐6‐2014 20:26:00 Laatst opgeslagen door: Leo Laatst afgedrukt op: 26‐6‐2014 20:27:00 Vanaf laatste volledige afdruk Aantal pagina's: 9 Aantal woorden: 3.312 (ong.) Aantal tekens: 18.218 (ong.)