Ordinantie 17 17. Ordinantie voor de rechtspositie der kerkelijke

Ordinantie 17
17. Ordinantie voor de rechtspositie der kerkelijke medewerkers
Artikel 1
De zorg voor de rechtspositie
1.
De rechtspositie van hen, die bij de Kerk, haar gemeenten of kerkelijke
instellingen op arbeidsovereenkomst werkzaam zijn, is voorwerp van bijzondere
zorg voor de kerkelijke lichamen, die daarvoor verantwoordelijkheid dragen.
2.
De generale synode wordt bij de zorg voor het personeelsbeleid der Kerk
bijgestaan door de raad voor de personeelsaangelegenheden.
3.
Aan het breed moderamen van de generale synode is opgedragen het vaststellen
en uitvoeren van het personeelsbeleid der Kerk.
Artikel 2
1.
2.
3.
Kerkelijke medewerkers
Kerkelijke medewerker naar het in deze ordinantie bepaalde is:
a.
degene, die een arbeidsovereenkomst heeft met de Nederlandse
Hervormde Kerk,
ten behoeve van één van haar meerdere ambtelijke vergaderingen,
ten behoeve van een orgaan van bijstand of instelling van zulk een
meerdere vergadering, of
ten behoeve van een ander in de orde der Kerk met een bijzondere
taak belast kerkelijk orgaan, werkzaam op classicaal, kerkprovinciaal
of generaal niveau;
b.degene, die een arbeidsovereenkomst heeft met een stichting,
opgericht krachtens het bepaalde in artikel 2, lid 1 sub c van de
generale regeling voor stichtingen, dan wel bij een stichting die
erkend is als hervormde stichting overeenkomstig artikel 3 van die
generale regeling;
c.degene, voor wiens opleiding, benoembaarheid en bezoldiging in of krachtens
andere ordinanties regelen of voorschriften zijn gegeven en die een
arbeidsovereenkomst heeft met een diaconie, een kerkelijke gemeente of een
door één van dezen bevoegdelijk in het leven geroepen kerkelijke instelling of
stichting.
Voor de toepassing van het in deze ordinantie bepaalde worden gerekend
kerkelijke medewerker te zijn:
a.personen of groepen van personen niet vallende onder het in lid 1 sub c
bepaalde, die een arbeidsovereenkomst hebben met een diaconie, een
gemeente of bij een door ‚‚n van deze bevoegdelijk in het leven geroepen
instelling of stichting, indien het breed moderamen der generale synode, na
daarover op diaconaal terrein met de generale diaconale raad en overigens
met de algemene kerkvoogdijraad tot overeenstemming te zijn gekomen en ter
zake de raad voor de personeelsaangelegenheden te hebben gehoord, deze
personen of groepen van personen tot kerkelijke medewerkers heeft
verklaard;
b.personen of groepen van personen, als bedoeld sub a. ten aanzien van hen,
die nog niet tot kerkelijke medewerker zijn verklaard, indien de betrokken
werkgever aan de raad voor de personeelsaangelegenheden schriftelijk heeft
verzocht op deze personen of groepen van personen het in deze ordinantie
bepaalde van toepassing te verklaren op de betrokken arbeidsovereenkomsten.
Het in deze ordinantie bepaalde is niet van toepassing op bezoldigde
Ordinantie 17
4.
kerkelijke functionarissen, waarvan de benoeming berust bij de generale
synode en ten aanzien van wie zij zich de vaststelling van de
arbeidsvoorwaarden uitdrukkelijk heeft voorbehouden, met dien verstande, dat
de rechtspositie dezer functionarissen in elk geval in een arbeidsovereenkomst
wordt vastgelegd, met opneming daarin van of verwijzing daarin naar de
daarvoor in aanmerking komende regelen uit de algemene bepalingen voor de
bezoldiging van kerkelijke medewerkers, bedoeld in artikel 7 dezer ordinantie.
Het in deze ordinantie bepaalde is voorts niet van toepassing op hen, die - al
dan niet in een bediening gesteld zijnde - als regel buiten Nederland in
loondienst werkzaam zijn ten behoeve van de zendingsarbeid der Kerk, met
dien verstande, dat voor de bezoldiging van deze zendingsarbeiders een
afzonderlijke regeling geldt, onder goedkeuring van de generale financiële raad
en gehoord de raad voor de personeelsaangelegenheden, vastgesteld door de
raad voor de zending.
Artikel 3
1.
2.
3.
4.
5.
De raad voor de personeelsaangelegenheden
Tot de taak van de raad voor de personeelsaangelegenheden behoort het
breed moderamen van de generale synode bij te staan bij de vormgeving van
het personeelsbeleid der Kerk en voorts, in verantwoordelijkheid aan dit breed
moderamen, de zorg voor de rechtspositie van de kerkelijke medewerkers,
door zijn medewerking te verlenen, naar de daartoe bij of krachtens
ordinantie gestelde regelen, bij de vaststelling van de
arbeidsovereenkomsten met de kerkelijke medewerkers;
het doen voeren van een centrale loonadministratie ten behoeve van
de daarvoor aangewezen kerkelijke lichamen en kerkelijke
medewerkers;
te waken over de naleving van de bepalingen in de orde der Kerk
met betrekking tot de rechtspositie der kerkelijke medewerkers
gesteld;
te verrichten hetgeen hem verder bij of krachtens ordinantie tot taak
is gesteld.
Deze raad telt negen leden, benoemd door de generale synode uit de lidmaten
der Kerk en wel
één lid van de generale synode;
één lid op voordracht van de generale diaconale raad;
één lid op voordracht van de algemene kerkvoogdijraad;
één lid op voordracht van de generale financiële raad;
vier leden uit de kerkelijke medewerkers, elk op voordracht van
tenminste veertig kerkelijke medewerkers en één lid naar vrije
keuze.
De raad wijst uit zijn midden een voorzitter, een vice-voorzitter en een
secretaris aan.
De generale synode benoemt uit de lidmaten der Kerk een directeur, waartoe
de raad een aanbeveling bij de synode indient.
De directeur, wiens taak en bevoegdheden door de generale synode op
voorstel van de raad bij instructie nader worden geregeld, is belast met de zorg
voor de dagelijkse werkzaamheden van de raad en heeft in diens
vergaderingen een adviserende stem.
Ordinantie 17
Artikel 4
1.
Keuze en benoeming
De keuze van een kerkelijke medewerker geschiedt door of namens het
kerkelijk lichaam dan wel de hervormde stichting waarvoor hij werkzaam zal
zijn, tenzij de keuze naar de orde der Kerk opgedragen is aan, onderworpen is
aan de goedkeuring van, of gebonden is aan de overeenstemming met een
ander kerkelijk lichaam.
2a.
Indien de in lid 1 bedoelde keuze betreft een kerkelijke werker, die werkzaam
zal zijn voor een orgaan van bijstand van de generale synode, van een
provinciale kerkvergadering, van een classicale vergadering of van een
kerkenraad dan wel voor een ander in de orde der Kerk met een bijzondere
taak belast kerkelijk orgaan, doet dat orgaan daarvan mededeling aan het
(breed) moderamen van de betreffende ambtelijke vergadering en vindt de
keuze van die medewerker plaats in overleg met dat moderamen, zo dat
moderamen van oordeel is, dat deze functie in belangrijke mate is betrokken bij
het bepalen of ten uitvoer leggen van het beleid dat door het betreffende
orgaan moet worden gevoerd.
b.Indien de in lid 1 bedoelde keuze betreft een kerkelijke medewerker als
bedoeld in artikel 2-1 sub b doet het bestuur van de stichting, die is opgericht
door het breed moderamen van een meerdere ambtelijke vergadering, daarvan
mededeling aan dat breed moderamen en vindt de keuze van die medewerker
plaats in overleg met dat moderamen, zo dat moderamen van oordeel is dat
deze functie in belangrijke mate is betrokken bij het bepalen of ten uitvoer
leggen van het beleid dat door de betreffende stichting moet worden gevoerd.
3a. De benoeming van een kerkelijke medewerker als bedoeld in artikel 2-1
sub a geschiedt, gehoord de raad voor de personeelsaangelegenheden en de
generale financiële raad, door het breed moderamen van de generale synode,
dan wel door de generale synode indien de benoeming naar de orde der Kerk
aan haar is voorbehouden.
Ten aanzien van de aldus benoemde kerkelijke medewerkers is de
vertegenwoordiging van de Kerk terzake van het werkgeverschap opgedragen
aan het breed moderamen van de generale synode.
3b.
De benoeming van de overige kerkelijke medewerkers geschiedt door het
kerkelijk lichaam dan wel de hervormde stichting waarvoor hij werkzaam zal
zijn.
4.
Geen benoeming kan geschieden dan met inachtneming van het algemene
personeelsbeleid en indien niet eerst
a.op de betrokken, door het daartoe bevoegde kerkelijk orgaan goedgekeurde,
begroting of uit anderen hoofde alle voor de bezoldiging van degene, die
benoemd zal worden, benodigde gelden zijn toegestaan en gevonden;
b.een medische keuring heeft plaatsgevonden;
c.is komen vast te staan dat betrokkene - met inachtneming tevens van de
terzake in de in artikel 7 dezer ordinantie bedoelde bepalingen gestelde regelen
- door het pensioenfonds, als bedoeld in het eerste lid van artikel 9 dezer
ordinantie, als deelnemer is aanvaard, of dat voor hem bij dat fonds een
bijzondere regeling zal worden getroffen;
d.door degene, die benoemd zal worden opgave is gedaan van al diens al dan
niet gehonoreerde nevenwerkzaamheden en over het al of niet voortzetten
daarvan schriftelijk een regeling is getroffen met de instantie die de benoeming
doet.
Ordinantie 17
5.
Van het in lid 4 sub b, c en d bepaalde kan de raad voor de
personeelsaangelegenheden vrijstelling verlenen, een en ander indien daartoe,
hetzij wegens de bijzondere aard van de taak, hetzij in verband met de leeftijd,
hetzij met het oog op inkomsten of pensioenvoorzieningen uit anderen hoofde
van degene, die wordt aangesteld, naar het oordeel van de raad bijzondere
redenen aanwezig zijn.
Artikel 5
1.
2.
3.
De raad voor de personeelsaangelegenheden stelt voor de kerkelijke
medewerker die volgens het bepaalde in ordinantie 17-4-3a wordt benoemd in
drievoud een aanstellingsbrief op, bevattende
a.naam, leeftijd en woonplaats van de aangestelde;
b.de datum, waarop de aanstelling ingaat;
c.de vermelding of de aanstelling voor bepaalde of voor onbepaalde tijd
geschiedt;
d.de functie, waarin de aanstelling plaatsvindt;
e.de salarisschaal, waarin de aangestelde wordt ingedeeld;
f.het salaris, dat hem is toegekend en eventuele emolumenten;
g.de bepaling, dat de aanstelling geschiedt met verbindend verklaring van de
algemene bepalingen, inzake de plichten en rechten, bedoeld in artikel 7 dezer
ordinantie en van de pensioenregeling voor de kerkelijke medewerkers als
bedoeld in artikel 9 dezer ordinantie;
h.voor zoveel nodig, bijzondere regelingen en bepalingen in een bepaald geval
overeengekomen ter aanvulling of in afwijking van de onder g. genoemde
algemene bepalingen, indien de aard van de opgedragen werkzaamheden
daartoe noopt.
De aanstelling van de overige kerkelijke medewerkers geschiedt met
gebruikmaking van een door de raad voor de personeelsaangelegenheden
verstrekt model.
Onder goedkeuring van de raad voor de personeelsaangelegenheden kan bij
het opstellen van de aanstellingsbrief worden afgeweken van het in lid 2
bedoelde model.
Artikel 6
1.
De aanstellingsbrief
De arbeidsovereenkomst
De drie in het eerste lid van artikel 5 dezer ordinantie genoemde exemplaren
van de aanstellingsbrief, welke tezamen met de algemene bepalingen bedoeld
in artikel 7 en met de pensioenregeling bedoeld in artikel 9 dezer ordinantie de
arbeidsovereenkomst vormen, worden ondertekend
a.- door twee daartoe bevoegde leden van het kerkelijk lichaam of door de
daartoe bevoegde leden van het bestuur van de hervormde stichting, dat de
benoeming heeft gedaan;
-indien het de aanstelling betreft van een kerkelijke medewerker, als bedoeld
in artikel 2-1 sub a dezer ordinantie, bovendien door twee daartoe bevoegde
leden van de generale financiële raad;
-indien het de aanstelling betreft van een kerkelijke medewerker die een
arbeidsovereenkomst aangaat met een gemeente, bovendien door twee
daartoe bevoegde leden van het college van kerkvoogden;
b.door de kerkelijke medewerker.
Ordinantie 17
2.
3.
4.
5.
Door zijn medeondertekening van de aanstellingsbrief bindt de kerkelijke
medewerker zich zijnerzijds aan de arbeidsovereenkomst.
Van de krachtens het eerste lid van dit artikel ondertekende exemplaren van
de aanstellingsbrief, welke door de raad voor de personeelsaangelegenheden,
nadat hem aan de hand van de hem daartoe overgelegde stukken en gegevens
is gebleken, dat keuze en benoeming hebben plaatsgevonden overeenkomstig
het bepaalde in artikel 4 dezer ordinantie, voor akkoord worden getekend,
berust ‚‚n exemplaar bij de instantie die de benoeming deed, wordt ‚‚n exemplaar
ter hand gesteld aan de kerkelijke medewerker en wordt ‚‚n exemplaar
bewaard door de raad voor de personeelsaangelegenheden, van welk
exemplaar de tekst, bij een eventueel geschil over de inhoud of bij het verloren
gaan van een der andere exemplaren, beslissend is.
De kerkelijke medewerker ontvangt tegelijk met het voor hem bestemde
exemplaar van de aanstellingsbrief een exemplaar van de van zijn
arbeidsovereenkomst deel uitmakende algemene bepalingen en de op de
pensioenvoorziening als bedoeld in artikel 9 van deze ordinantie betrekking
hebbende statuten en reglementen alsmede een afdruk van deze ordinantie,
terwijl nadien in een en ander aangebrachte wijzigingen te zijner kennis
worden gebracht.
Geschillen ter zake van de naleving van de arbeidsovereenkomst worden alvorens deze, naar de daarvoor in de algemene bepalingen gestelde regelen,
ter beslechting worden voorgelegd aan de bevoegde burgerlijke rechter onder verstrekking van de daarvoor nodige gegevens ter kennis gebracht van
de raad voor de personeelsaangelegenheden, die tot taak heeft de betrokkenen
zo mogelijk te brengen tot een minnelijke oplossing van het gerezen geschil.
Artikel 7
1.
2.
3.
Met inachtneming van het vastgestelde personeelsbeleid worden terzake
van de salariëring, de pensioenrechten en de bijkomende arbeidsvoorwaarden
algemene bepalingen vastgesteld.
De vaststelling en wijziging van deze algemene bepalingen geschiedt, op
voorstel van de raad voor de personeelsaangelegenheden en in overleg met
deze raad en de generale financiële raad, door het breed moderamen van de
generale synode, nadat over het voorstel daartoe tevoren overleg is gepleegd
naar het bepaalde in artikel 12 dezer ordinantie.
Een voorstel tot wijziging van de algemene bepalingen kan uitgaan van de raad
voor de personeelsaangelegenheden, dan wel aanhangig worden gemaakt door
middel van een bij deze raad schriftelijk in te dienen verzoek, hetzij van een of
meer der instanties genoemd in artikel 12-2 sub a, hetzij van tenminste drie der
gedelegeerden, genoemd in artikel 12-3 sub a.
Artikel 8
1.
Algemene bepalingen
Salaris
Ten behoeve van de vaststelling van diens salaris worden de functies,
waarin een kerkelijke medewerker kan worden benoemd, in de
algemene bepalingen in groepen ingedeeld, aan de hand van aard, plaats
en omvang van de te verrichten werkzaamheden, waarbij tevens rekening
wordt gehouden met de daartoe vereiste kundigheden, ervaring en te
dragen verantwoordelijkheid.
Ordinantie 17
2.
3.
Voor elk van deze groepen worden in de algemene bepalingen een of meer
salarisschalen opgenomen, bestaande uit een aanvangssalaris en periodieke
verhogingen.
Onverminderd andere factoren of omstandigheden die daartoe
aanleiding zouden geven, zal bij wijziging in de kosten van het
levensonderhoud - indien zulks voor een aanzienlijk deel der Nederlandse
bevolking tot een of meer algemene correcties in de bezoldiging leidt aanpassing aan zulke correcties van de daarvoor in aanmerking komende
onderdelen der bezoldiging van de kerkelijke medewerkers in overweging
genomen worden.
Artikel 9
1.
2.
Ter voorziening in en ter verzekering van de pensioenrechten van de kerkelijke
medewerker, die daarvoor in aanmerking komt, wordt een pensioenvoorziening
getroffen bij een door de raad voor de personeelsaangelegenheden onder
goedkeuring van de generale financiële raad aangewezen pensioenfonds.
De raad voor de personeelsaangelegenheden kan goedkeuren, dat voor bepaalde
categorieën kerkelijke medewerkers voorzieningen worden getroffen bij andere
pensioenfondsen of -instellingen.
Artikel 10
1.
2.
Bijkomende arbeidsvoorwaarden
De in de algemene bepalingen, bedoeld in artikel 7 dezer ordinantie, op te
nemen regelen inzake de bijkomende arbeidsvoorwaarden betreffen onder
meer
tijdstip en wijze van de uitbetaling van het loon,
werktijden,
vakantie,
vakantietoeslag,
(buitengewoon) verlof,
tijdelijke arbeidsongeschiktheid,
inhouding van premies,
spaarregeling,
ontslag wegens ziekte of invaliditeit,
beëindiging van het dienstverband,
opzegging,
overlijden,
wachtgeldregeling,
schorsing,
oneervol ontslag en arbeidsgeschillen.
Artikel 11
1.
Pensioen
Centrale loonadministratie
De berekening en uitbetaling van de salarissen en andere in geld uitgedrukte
onderdelen van de bezoldiging der kerkelijke medewerkers, bedoeld in
ordinantie 17-2-1 sub a, geschiedt door of vanwege de raad voor de
personeelsaangelegenheden met behulp van een centrale loonadministratie.
De berekening van de salarissen en andere in geld uitgedrukte onderdelen van
de bezoldiging der kerkelijke medewerkers, bedoeld in artikel 2-1 sub b en c,
Ordinantie 17
3.
4.
5.
geschiedt eveneens door de centrale loonadministratie, die de werkgever tijdig
op de hoogte brengt van de door hem uit te betalen en in te houden bedragen.
Indien de werkgever van een kerkelijke medewerker, als bedoeld in het
tweede lid van dit artikel zulks verzoekt, geschiedt ook de uitbetaling van het
salaris en de daarbij behorende onderdelen van de bezoldiging aan die
kerkelijke medewerker door de centrale loonadministratie, tegen een door de
raad voor de personeelsaangelegenheden vast te stellen vergoeding.
Onder goedkeuring van de generale financiële raad en tegen betaling van een
door de raad voor de personeelsaangelegenheden vastgestelde vergoeding,
kunnen andere dan in het eerste of tweede lid van dit artikel bedoelde
kerkelijke lichamen, instellingen of stichtingen de berekening en desgewenst
ook de uitbetaling van door hen te betalen salarissen en bijbehorende bedragen
doen geschieden door de centrale loonadministratie, in het eerste lid van dit
artikel bedoeld.
Alle lichamen, colleges en personen, ten behoeve waarvan de centrale
loonadministratie werkzaam is, zijn gehouden de voor de te verrichten
berekeningen en uitbetalingen benodigde gegevens en gelden naar door de
raad voor de personeelsaangelegenheden nader vast te stellen aanwijzingen,
tijdig en volledig te verstrekken.
Artikel 12
1.
2a.
Georganiseerd overleg
Alvorens wordt overgegaan tot het vaststellen van een wijziging van de
algemene bepalingen, bedoeld in artikel 7 van deze ordinantie, vindt over het
voorstel daartoe overleg plaats tussen door het breed moderamen van de
generale synode aangewezen gedelegeerden enerzijds en gedelegeerden van
de kerkelijke medewerkers anderzijds, die tezamen het georganiseerd overleg
vormen.
Het breed moderamen van de generale synode wijst voor het overleg zes
gedelegeerden aan - met voor elk van hen een secundus - , waarvan ‚‚n na
overleg met de raad voor de catechese, en voorts telkens ‚‚n op enkelvoudige
voordracht van
-de generale financiële raad,
-de generale diaconale raad,
-de algemene kerkvoogdijraad,
-de raad voor de zending en
-de stichting mechanische registratie en administratie ten dienste van de
Nederlandse Hervormde Kerk.
b.Het breed moderamen kan op verzoek van een andere instelling dan onder
a. bedoeld en gehoord de raad voor de personeelsaangelegenheden, wanneer
ten aanzien van de aan die instelling verbonden medewerkers de algemene
bepalingen voor de rechtspositie van de kerkelijke medewerkers worden
toegepast, een vertegenwoordiger van die instelling als waarnemer met
adviserende stem tot het overleg toelaten, indien daartoe naar zijn oordeel
termen aanwezig zijn.
c.Als gedelegeerden bedoeld onder a. kunnen niet optreden zij die kerkelijke
medewerker zijn volgens artikel 2 van deze ordinantie.
3a.De gedelegeerden van de kerkelijke medewerkers worden aangewezen
door organisaties van kerkelijke medewerkers en/of organisaties, waarvan
kerkelijke medewerkers lid zijn en in de statuten waarvan belangenbehartiging
Ordinantie 17
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
van de leden als doelstelling is vermeld, indien zij zich bij de raad voor de
personeelsaangelegenheden voor deelname aan het georganiseerd overleg
hebben aangemeld.
b.De vorenbedoelde organisaties wijzen tezamen ten hoogste zoveel
gedelegeerden aan, dat hun aantal nagenoeg overeenkomt met dat van de door
het breed moderamen van de generale synode aangewezen gedelegeerden en
in ieder geval zodanig dat tenminste elke onder a. bedoelde organisatie
vertegenwoordigd is.
De gedelegeerden kunnen zich doen bijstaan door adviseurs.
Ten behoeve van en bij het overleg fungeren - met adviserende stem - als
voorzitter de voorzitter en als secretaris de directeur van de raad voor de
personeelsaangelegenheden of hun plaatsvervangers, waarbij de voorzitter
tevens plaats en tijd van de bijeenkomst der gedelegeerden vaststelt.
De gedelegeerden komen tevens en alsdan binnen vier weken bijeen, indien
tenminste twee der gedelegeerden een schriftelijk en gedagtekend verzoek
daartoe bij de voorzitter hebben ingediend.
Indien geen der gedelegeerden daartegen bezwaar maakt, kan worden
volstaan met een schriftelijke raadpleging.
Indien een gedelegeerde noch zijn secundus - ondanks behoorlijke oproeping in de bijeenkomst der gedelegeerden verschijnt, wordt hij geacht tegen de
voorgenomen wijziging van de algemene bepalingen geen bezwaar te hebben,
terwijl bij afwezigheid - na zulk een oproeping - van een of meer der
gedelegeerden het voorgeschreven overleg geacht wordt niettemin te hebben
plaatsgevonden.
Indien tenminste drie gedelegeerden daarom verzoeken, schort de voorzitter,
ter nadere raadpleging door de gedelegeerden van hun committenten, dan wel
ter overweging van eventuele wijzigingen in het voorstel, de beraadslaging om
op deze op een nader door hem te bepalen tijdstip voort te zetten, terwijl de
vergadering van gedelegeerden kan besluiten om in bijzondere gevallen een of
meer vertegenwoordigers van bij het overleg belanghebbende lichamen of
groepen ter voorlichting in haar bijeenkomst te ontvangen.
Het resultaat van het overleg wordt ter kennis gebracht van het breed
moderamen van de generale synode.
Indien het breed moderamen bij de vaststelling of wijziging van
arbeidsvoorwaarden afwijkt van een unaniem advies van het georganiseerd
overleg, worden in het desbetreffende besluit van het breed moderamen de
gronden vermeld waarop de afwijking berust.
Het besluit van de generale financiële raad, waarbij deze al of niet zijn, in het
tweede lid van artikel 7 dezer ordinantie bedoelde, goedkeuring hecht aan de
wijziging, bevat de motieven, waarop het berust en wordt in afschrift ter
kennis gebracht van elk der in het tweede lid van dit artikel bedoelde
gedelegeerden.
Artikel 13
1.
2.
Beroep
Bezwaren inzake een besluit van een kerkelijk lichaam, genomen bij de
toepassing van het in of krachtens deze ordinantie bepaalde, worden behandeld
volgens de regelen gesteld in de ordinantie voor de behandeling van bezwaren
en geschillen.
Het in het eerste lid van dit artikel bepaalde geldt niet voor arbeidsgeschillen,
Ordinantie 17
ter zake waarvan krachtens het bepaalde in het vijfde lid van artikel 6 dezer
ordinantie in de algemene bepalingen een afzonderlijke regeling is getroffen.