Weetboek Nodig voor de Stippendag! Materiaalgebruik Roeiboten zijn duur en vereisen veel onderhoud. Zorg daarom dat er altijd een ervaren coach aanwezig is. Dit geldt vanaf het moment dat je de boot uit de stellingen pakt totdat hij weer terug ligt in de loods. Het correct opbergen van het materiaal bestaat uit de volgende stappen: Roer Roer (en riemen) uit de boot halen en terugleggen in het juiste rek Bankjes Wanneer aanwezig, elastieken om bankjes en stuurstoel vastmaken Tillen Met minstens vier roeiers tillen. De boot uitsluitend vasthouden aan de spanten Dollen Dollen goed dichtmaken en boot draaien (“Kiel over Amsterdam/Ouderkerk") Spoelen Boot op de bokjes/schagen leggen en afspoelen Deze vijf stappen zijn belangrijk voor het goed opbergen van de boot. Verdere informatie en regels voor het gebruik van de boot staan in het Weetboek en dien je te kennen. Kijk op het Youtube kanaal “Skoll videomateriaal” voor praktijk voorbeelden. 1. Roeien Er bestaan allerlei typen boten die kunnen varen zonder dat er een zeil of motor in zit. Een niet volledige opsomming: galeien, gondels, kajaks, kano’s, roeiboten en sloepen. Waar ligt de grens tussen die verschillende boot- typen en wat wordt verstaan onder roeien? Het verschil tussen roeien en kanoën is dat een roeier de boot meestal in achterwaartse richting beweegt, terwijl kanoërs en kajakkers voornamelijk vooruit varen. Daarnaast wordt bij het roeien de riem afgezet tegen de boot op een vast punt (vaak een dol). Roeibootjes met vaste bank zijn er voor de recreatieve (eenmalige) verhuur, maar het type met rolbankje is moeilijker te leren. Op Skøll wordt geroeid in boten met rolbankje, bovendien is er sprake van vrijwillig roeien. Vrijwillig roeien en niet roeien omdat er iemand met een zweep rondloopt of omdat je ervoor betaald wordt om passagiers te vervoeren is geleidelijk ontstaan toen er prijzen werden uitgeloofd voor de snelste roeiende veermensen in onder andere Venetië, Engeland en de VS. Ook roeiboten die werden gebruikt om passagiers van grote schepen naar de wal te brengen, werden wel eens ingezet om een wedstrijdje te doen. Sinds de galeien van de Vikingen (een verbeterde versie van de Perzische en Atheense galeien, met zeil en tot 170 roeiers) werden ingehaald door de stoomschepen is de beroepsgroep van roeiers beginnen te slinken. Tegenwoordig is roeien vooral recreatief en/of competitief. Het ontstaan van boten met een rolbankje heeft een breuk veroorzaakt in de roeiwereld. In het sloeproeien en bij de scouts wordt nog steeds geen gebruik gemaakt van boten met rolbankje, terwijl in het roeien zoals dat op de Olympische Spelen wordt gedaan gebruik wordt gemaakt van de allermodernste boten en riemen van kunststof of andere bijzondere materialen. Eén innovatie is door de wereldroeibond (de FISA) tegengehouden: de rolrigger. Dit zou te duur zijn in constructie, zodat arme landen in het nadeel zouden zijn. Bij de rolrigger beweegt niet het bankje, maar de rigger. Bij het eerste wereldkampioenschap in 1982 waar dit concept werd gebruikt, wonnen de boten met rolriggers glansrijk van de boten met rolbankje. De manier waarop de roeibeweging wordt uitgevoerd verschilt per land en soms zelfs binnen clubs. Voorbeelden van stijlen zijn de Orthodoxe Engelse stijl met een extreem rechte rug, de Oost-Duitse Rückenschwung waarbij de rug meteen bij de inzet wordt opgezwaaid, en de Nederlandse eenheidsstijl waarin diverse roeistijlen samenkomen. Bron: o.a. www.rowinghistory.net 2. De boot en de riemen 2.1 Boottypes Boten worden volgens verschillende criteria onderscheiden: Materiaal Vroeger was het alleen mogelijk om boten van hout te maken. Hout is zeer kwetsbaar en vergt veel onderhoud. Tegenwoordig worden boten bijna alleen nog van kunststof gemaakt, zoals glasvezel en carbon. Boottypes Op Skøll wordt er tussen drie verschillende types boten onderscheid gemaakt: C-boten, B- Boten en gladde (of A-)boten. C-boten zijn zwaar en traag, maar liggen stabiel in het water. Ze worden daarom vooral als instructie- en competitieboten gebruikt. C-boten hebben een dragende kiel. B-boten hebben net zoals C- boten een kiel. Deze is echter niet dragend. Ze zijn iets lichter dan C-boten en liggen minder stabiel in het water. Ze worden vooral gebruikt door ouderejaars competitieroeiers. Gladde boten zijn gebouwd volgens de reglementaire minimumafmetingen. Deze boten zijn vooral met het oog op snelheid gebouwd. Ze hebben geen uitwendige kiel. Om goed in deze boten te roeien is ervaring en training nodig. Wedstrijdroeiers en clubroeiers roeien alleen in glad materiaal. Aantal roeiers Er zijn boten met 8, 4, 2 of 1 roeierplaatsen. Scullen of Boordroeien Scullen betekent roeien met twee riemen. Boordroeien is roeien met één riem. De meeste boten kunnen of voor scullen of voor boordroeien worden opgeriggerd. Als boten voor scullen zijn opgeriggerd wordt dit aangeduid met een “x”. Gestuurd of ongestuurd Er bestaan boottypes met en zonder stuurman. Deze worden kortweg gestuurd of ongestuurd genoemd. Ongestuurde boten worden gestuurd door de roeiers zelf, met een bewegend deel op het voetenbord. Ongestuurde boten worden aan- geduid met een “-”. Gestuurde boten worden aangeduid met een “+”. Op de Amstel wordt vooral in gestuurde boten gevaren. Vooral kleinere nummers zijn vaak ongestuurd. Afkortingen Voor het gemak bestaat er een verkorte notatie voor de boottypen: 1x 22x C2+ C4+ B4+ 4x4x+/4* 8+ |gladde boot, één roeier, scullend, ongestuurd: “skiff” |gladde boot, twee roeiers, boordroeiend, ongestuurd: “twee-zonder” |gladde boot, twee roeiers, scullend, ongestuurd: "dubbeltwee" |C-boot, twee roeiers, boordroeiend, gestuurd: "C-twee" |C-boot, vier roeiers, boordroeiend, gestuurd: “C-vier” | B-boot, vier roeiers, boordroeiend, gestuurd: “B-vier” | gladde boot, vier roeiers, scullend, ongestuurd: “dubbel-vier” | gladde boot, vier roeiers, scullend, gestuurd: “quadrupple” (“x+” wordt ook als “*” geschreven) | gladde boot, acht roeiers, boordroeiend, gestuurd: “acht” 2.2 Riemen Riem: een lange hefboom met aan het ene uit- einde een handvat en aan het andere uiteinde een blad, bestemd om een roeiboot voort te bewegen. Riemen zijn onder te verdelen in: boord- en dubbelriemen (dubbelriemen of sculls zijn korter en hebben een kleiner blad), houten en koolstof riemen (koolstof is lichter en breekt minder snel), macons en bigblades (bigblades bestaan sinds 1991). Het is niet verboden om in plaats van over ‘riemen’ te praten over ‘palen’, maar ‘peddels’ gebruik je in een kano en ‘roeispanen’ in een sloep of jol. 2.3 Bootonderdelen 1. Opstapplankje: hier zet je je voet op bij het in stappen 2. Rolbankje of bankje 3. Voetenbord 4. Sliding: hier rijdt het bankje overheen 5. Huid: uiterst kwetsbaar, je mag er nooit op staan 6. Diagonaal- of kruislat: bij sommige roeiboten zit hier een kunststof plaat, het emplacement 7. Grundellat 8. Topboord of boord 9. (Til-)bint: hieraan mag je de boot vastpak- ken als je hem met de kiel omlaaghoudt 10. Spoorstok: verplaatsbare dwarslat tussen voetenbord en grundellat 11. Kiel: alleen C- en B-boten hebben een kiel 12. Spant 13. Boegbal: witte rubberen bal op de punt, stootdop en meetpunt bij wedstrijden 14. Roer 15. Roerpen 16. Stuurstoel 17. Stuurvoetenbankje 18. Stuurtouw 19. Rigger: een rigger bestaat uit: 20. Drukstang (aan boegzijde) 21. Hoofdstang 22. Trekstang 23. Dol 24. Dolpen 25. Overslag 26. Blad 27. Steel 28. Kraag 29. Manchet 30. Handle 31. Handvat Niet afgebeeld: • Punt • Taft: het gesloten deel van een gladde boot tussen boe- groeier en boegbal • Waterkering: achter de boe- groeier; houdt golven tegen • Luchtkast: luchtdichte ruim- te onder de taft; als de boot vol loopt blijft hij hierop drij- ven 2.4 Omgang met het materiaal Roeimateriaal is gebouwd om daarmee op het water te varen. Op het land is de boot veel kwetsbaarder, dus voorzichtigheid is geboden. C4-en en C2-en naar buiten brengen Om een C4+ te tillen zijn vijf mensen nodig, voor een C2+ zijn het er drie of vier. Eén persoon heeft het commando. - Leg altijd eerst je riemen, het roer en rug- steun naar buiten. Riemen til je met het blad naar voren en onderhands. In je eentje draag je één riem tegelijk, met zijn tweeën kan je vier riemen tillen. Als je de riemen neerlegt, leg dan de bladen met de bolle kant naar beneden, zo blijven ze heel als er per ongeluk iemand op gaat staan. Op het commando ‘uitschuiven gelijk... nu!’ wordt de boot met de liggers uitgeschoven. - Ga zo staan dat je de boot van de liggers kan tillen. Voor de beste gewichtsverdeling til je een C4+ op de plekken 2, 3, 4, en 5. Een C2+ til je op de plekken 1, 6 en 7 (zie figuur in rechter kolom). Op het commando: ‘tillen gelijk...nu!’ til je de boot op en draagt hem naar buiten. Pas goed op dat je geen andere boten raakt. De persoon die de commando’s geeft, kijkt goed mee dat de boot nergens tegen aankomt. - Met het commando ‘zwenken voor’ of ‘zwenken achter’ kun je de boot naar het vlot brengen. Op het vlot draai je de boot met de kiel naar beneden. Hiervoor gebruik je op Skøll het commando ‘draaien met de kiel over Ouderkerk/Amsterdam’. Draai hem, als het hard waait, met de kiel door de wind. Anders kan de boot wind vangen, en uit je handen waaien. Je kunt bij het tillen het onderste boord met je bovenbeen ondersteunen. Zorg in elk geval dat de boot en riggers de grond niet raken. Als je de boot met kiel naar beneden tilt, pak hem dan alleen aan spanten of binten. - Laat de roeiers/roeisters die aan de kant van het water staan de dollen openmaken en daarna één voor één omlopen terwijl de rest van de ploeg de boot blijft tillen. Dan volgt het commando ‘tenen aan de rand’. Hierop loopt de ploeg met de boot naar de rand van het vlot en gaat zo staan dat ze met één voet op de rand van het vlot staan. Als iedereen klaar is geeft de stuur het commando ‘ver en zacht’. Leg de boot rustig in het water, waarbij je er goed op let dat de boot het vlot niet raakt. Nu kunnen de riemen en het roer in de boot geplaatst worden en maakt de ploeg zich klaar om in te stappen. ... en naar binnen brengen De boot naar binnen tillen doe je in de omgekeerde volgorde. Blijf er goed op letten dat de boot niet met de huid over het vlot schuurt als je hem optilt!! Zorg ervoor dat de bankjes vastzitten (elastiek) en dat alle losse onderdelen op tijd uit de boot zijn (roertje, rugsteun van de stuurplaats). Let erop dat alle overslagen dicht zijn voordat de boot naar binnen wordt gebracht. - Als je de boot uit het water getild hebt, leg je hem idealiter voor de loods op de singles of schragen en gebruikt de tuinslang om de boot af te spoelen. - De boeg van de boot gaat als eerste de loods in. Elke boot heeft zijn eigen plaats die met een naambordje staat aangegeven. - Je kan kleine schades soms zelf repareren (onderdelen vastdraaien), bij de bak hangt het belangrijkste gereedschap, Noteer schades altijd in het schadeboek op de site. - Wanneer hij in de stelling ligt, droog je de boot altijd af. Zorg dat doeken en dweilen goed schoon zijn. Betongruis en zand veroorzaken lakschades. - Leg losse bankjes nooit met de wieltjes op de grond: zand maakt putten en krassen in de slidings. 2.5 Materiaal schades • Controleer de boot voor en na het roeien op schade. Als een boot beschadigd is mag je daarin niet roeien! • Je mag geen bankjes, roertjes of andere onderdelen uit andere boten ‘lenen’: dat lost niets op en veroorzaakt veel ergernis. • Je kan kleine schades soms zelf repareren, bij het afschrijfboek hangt het belangrijkste gereedschap. • Noteer schades altijd in het schadeboek. • Meld grote schades direct aan het bestuur. Meld schades ook als je ze zelf veroorzaakt hebt. Schade varen is natuurlijk erg vervelend, maar je krijgt meestal geen straf. Ook kan de boot sneller worden gerepareerd als het bestuur op tijd op de hoogte wordt gesteld. . 3. Sturen Voor het halen van je b1-stip moet je de boten waarin je vaart ook kunnen sturen. Dit bete- kent dat je ervaring moet opdoen met aanleg- gen en het manoeuvreren in het verkeer op de Amstel en de commando’s en vaar regels goed moet kennen. Stuur ben je vanaf het moment dat de roeiers bij de stelling staan totdat de boot weer in de stelling ligt. 3.1 Voorbereiding Controleer van tevoren of de boot is afgeschreven. Bij het tillen geef je de commando’s zoals beschreven in het hoofdstuk ‘Omgang met het materiaal’. Ga hierbij op een plek staan waar je goed overzicht hebt. Als je zelf meehelpt met tillen (C2+), pak dan de punt van de boot. Houd bij het instappen van de roeiers de boot in het midden aan de rand en de dolpen vast en zorg daarbij dat de boot niet tegen het vlot komt. Zelf stap je als laatste in, waarna je laat “over- hellen naar waterzijde” en “doortrekken langs het vlot”. Strijk dan verder naar een plek waar je veilig kan ronden. TIP: Als de stuur een beetje op de volgende dingen let, kan dat veel tijd schelen en ongelukken voorkomen. Zorg ervoor dat: - de overslagen aan waterzijde open zijn voor- dat de boot het water in gaat (scheelt tijd) - er bakboordriemen in bakboorddollen zit- ten, en stuurboordriemen in stuurboorddollen (scheelt tijd en grappen vanaf de kant) - de roeiers op de juiste manier instappen (scheelt schade) - de overslagen aan vlot zijde dicht zijn voor- dat je instapt 3.2 Commando’s De stuurman is de enige die de ploeg commando’s geeft. Eis van je ploeg dat ze alleen naar jou luisteren en alert reageren. Ook als de coach roept dat je moet laten lopen, moet doorgeroeid worden totdat jij het commando tot laten lopen geeft. Zo kan je eerst om je heen kijken en een veilige plek uitzoeken. Geef altijd verstaanbare, korte en eenduidige commando’s, vermijd lange verhalen en uitleg. Zorg dat de roeiers steeds weten waar ze mee bezig zijn: hoe hard ze moeten roeien en of er een oefening gedaan wordt. Na elke oefening geef je het einde aan met ‘normalehaal’. Kies voor je commando’s steeds zo’n moment dat er geen onduidelijkheid kan zijn over het moment dat het van kracht wordt. Bijvoorbeeld bij de commando’s ‘opgelet... laat lopen!’ en “normale haal na... nu!” zorg je dat het laatste woord gelijk valt met de uitpik. ‘Slagklaar maken... slagklaar...go’ Dit commando wordt gebruikt om de roeiers te laten beginnen met roeien. Bij ‘Slagklaar maken’ gaan de roeiers in de eerste-stophouding zitten, de bladen plat op het water, de boot ligt nu recht; bij ‘Slagklaar’ worden de bladen verticaal gedraaid; bij ‘Go’ beginnen de roeiers met roeien. Beginners leren slagklaar te maken in de inpik. ‘Laat...lopen...Bedankt’ Dit commando wordt gebruikt om de roeiers te laten stoppen met roeien. ‘Laat’ valt op de inpik; ‘lopen’ valt op de uitpik; daarna blijven de roeiers in de tweede-stop-houding zit- ten met de bladen los van het water, de boot vaart met de restsnelheid door. Bij ‘bedankt’ leggen de roeiers de bladen op het water. bij stuurboord sterk ook vermeld dat bakboord light mag roeien en andersom. 3.3 Stuurtechniek ‘Klapjes op hele boot/van stuurboord/bakboord...nu!’ Dit commando wordt gebruikt om te manoeuvreren. Klapjes worden alleen met de armen uitgevoerd. De roeiers zitten in de tweede-stop-houding en maken alleen met de armen kleine halen. ‘Strijken gelijk/stuurboord/ bakboord... nu!’ Dit commando wordt gebruikt om met de boot achteruit te manoeuvreren. De roeiers duwen het blad vanuit de uitpikpositie in het water van zich af. De stuur houdt het roer recht, zodat het niet omklapt. ‘Houden...gelijk’, ‘Stuurboord/Bakboord... houden’ Dit commando wordt gebruikt om de boot tot stilstand te brengen. De roeiers houden hun blad recht in het water en remmen zo de boot af. ‘Ronden over bakboord/stuurboord’ Dit commando wordt gebruikt om de boot te draaien of om rond te maken. Ronden gebeurt doordat de twee boorden om en om strijken of halen. Bij ronden over bakboord strijkt bakboord en haalt stuurboord, ronden over stuurboord geschiedt andersom. ‘Lightpaddle na...nu!’ Dit commando wordt gebruikt om de boot langzamer te laten varen, de roeiers zetten nu bijna geen kracht meer. ‘Stuurboord sterk/bakboord sterk’ Dit commando dient ter ondersteuning van het stuur als in scherpe bochten de stuurkracht van het roer niet genoeg is. Vaak wordt Sturen: Je zou het bijna vergeten, maar de stuurman bedient ook het roer.(Hou de touwtjes altijd strak!) Het is het beste om vloeiend te sturen met een kleine roeruitslag, om de boot niet af te remmen en de balans niet te verstoren. Als je een scherpe bocht moet nemen kan je de roeiers in de buitenbocht harder laten roeien met de commando’s ‘bakboord best’ of ‘stuurboord light’. Koers: Houd je aan de verkeersregels, houd stuurboordwal en kijk goed om je heen. Als je niet over de roeiers heen kunt kijken, kun je langs de roeiers kijken door opzij te leunen (maar dat verstoort de balans) of een lichte zigzag te varen. Kijk altijd achterom voordat je stil gaat liggen. Maak alleen rond op een overzichtelijke plek waar je geen ander verkeer hindert. Omgaan met andere roeiboten: Als een roeiboot op je af komt, kan het zijn dat ze je niet zien. Waarschuw een andere roeiboot door even het boottype of vereniging (te zien aan de bladen of kleding) te roepen. Omgaan met motorboten: Blijf uit de buurt van grote schepen, zij veroorzaken zuiging en dweilen uit in de bochten. Geef voor de zekerheid ook voorrang aan pleziervaart, zij kennen de regels meestal niet, letten niet op en zijn soms dronken. Een boeg- of hekgolf kun je haaks nemen (ga er recht doorheen) of evenwijdig (laat lopen en hel over om het water uit de boot te houden). Wees altijd beleefd! 3.4 Vaarregels Algemene vaarregels: • Altijd aan stuurboordwal blijven varen. • Inhalen van roeiboten aan bakboord. • Stilliggen aan de kant, Maar niet onder of in de buurt van en brug. • Op het water geldt in principe de regel rechts voor links. • Kleine schepen (<20m, roeiboten!) wijken voor grote schepen (sleepboten, binnenVoorrangregels: Er geldt een vaarverbod als: - er sprake is van windkracht 7 of meer - de temperatuur voor 14:00 uur 0º of lager is - de temperatuur na 14:00 uur 2 graden of lager is - bij mist het zicht minder dan 200 meter is (de overkant van de Amstel moet goed te zien zijn) - er sprake is van ijsgang - als het bestuur nog niet op Skøll is geweest om het vaarverbod af te kondigen en het weer is slecht (zie boven) geldt er toch een vaarverbod - tijdens algemene ledenvergaderingen - vaarverboden zijn aangegeven op de Skøllsite (www.skoll.nl), door affiches of in de actuele bestuursmededelingen. scheepvaart, rondvaartboten) • Ponten hebben voorrang (ter hoogte van het Kalfje en in Ouderkerk) • De Amstel is geen speeltuin!!! • Beroepsvaart heeft altijd voorrang. Door het lange voorschip en de lage stuurcabine kunnen ze je pas zien als jij ze kan aankijken! • Neem altijd het rechter/stuurboord bruggat, tenzij anders vermeld. 3.5 Aanleggen Goed aanleggen is niet makkelijk: je hebt zo- wel je verstand als je gevoel nodig. De meeste schades ontstaan tijdens mislukte aanlegpogingen. Het is dus belangrijk om in de eerste weken van je introductie dit deel goed onder de knie te krijgen. Principe: je vaart onder een hoek in een rechte lijn naar het vlot, en je mindert vaart door één boord te laten houden; de boot draait hierdoor evenwijdig aan het vlot. NB: de boegbal is geen stootkussen en dient dus ook niet als zodanig gebuikt te worden! • Ga op ruime afstand voor het vlot stil liggen (2 à 3 bootlengtes). • Kies een hoek van ongeveer 30-45 graden met het vlot. • Met een paar halen in light-paddle laat je weer vaart in de boot brengen. • Laat, een paar meter voor het vlot, lopen, geef de commando’s “overhellen naar waterzijde” en de boot draait naar het vlot toe. Als de boot niet genoeg draait kun je de roeiers aan waterzijde geleidelijk laten houden. • Het is niet de bedoeling dat het roer nu wordt gebruikt, het draaien moet met de rie- men gebeuren. Eventueel kan als de boot te ver doordraait tegenstuur worden gegeven. In nood kan het roer natuurlijk wel worden gebruikt. • Als het goed is, komt de boot parallel met het vlot tot stilstand, zonder het vlot te raken. • Zorg dat de punt van de boot niet tussen twee vlotdelen komt! • De roeiers pakken het vlot, de stuur kan uit- stappen, houdt de boot vast, de roeiers ma- ken de overslagen aan de waterzijde los en de stuurman laat de roeiers uitstappen. Je moet bij het aanleggen rekening houden met de wind die je uit koers kan blazen, ook bij het stilliggen. Tenslotte zorgt de stuurman ervoor dat de boot netjes uit het water wordt getild, afgespoeld, wordt afgedroogd, in de stelling wordt gelegd en dat de riemen, het roertje en de bankjes mee naar binnen worden genomen. De stuurman schrijft ook eventuele schade aan het materiaal in het schade- boek via de website van Skøll. 3.6 Wedstrijden Bij de meeste wedstrijden is er geen ander verkeer, dus hoef je niet stuurboordwal te houden. Spreek voor de wedstrijd met je coaches en met je ploeg goed de wedstrijd door (inroeien, starten, wedstrijdopbouw). Tijdens de wedstrijd is het jouw taak om de roeiers aan te moedigen en te motiveren. Jij bent verantwoordelijk voor het uitvoeren van de wedstrijdtactiek. Je houdt de tegenstanders in de gaten en reageert op wat zij doen door bijvoorbeeld sprintjes aan te geven. 4. Stippen Voor je eigen en andermans veiligheid en om materiaalschades en blessures te voor- komen zijn er regels voor wie in welke boot mag. Dit wordt bepaald met behulp van de zogenaamde stippen. Er zijn twee verschil- lende categorieën stippen: de b-stippen voor boord-roeien, de d-stippen voor scullen / dubbelen. Voor elke categorie bestaan er drie verschillende niveaus: 1 t/m 3. Voor elk boottype is een bepaalde stip nodig. Naast de b- en d-stippen bestaan de i-stippen, de instructiestippen. Deze zijn te krijgen door het volgen van coachcursussen. De Afroeicomissie (Afco) waakt over het stip- pensysteem. Zij zijn verantwoordelijk voor het uitreiken van stippen en de controle op het naleven van de regels. Overtreding van de regels kan resulteren in het intrekken van een stip. Bij ernstige overtredingen kan het bestuur boetes opleggen. In het schema hier onder is de indeling van de stippen te zien. Boord Scull Boot Stip C4+/C2+ b1 4+ b2 21x 2x 4* Opmerking of zonder stip met coach met i1 of met b1-stip onder begeleiding van een coach die b2 en i1 of i2 heeft. in overleg met het bestuur d1, d2, d3 afhankelijk van het type skiff d2 of d3 afhankelijk van het type 2x d2 geen uitzondering Een uitzondering hierop vormen club- en wedstrijdroeiers. Voor hen zijn aangepaste regels geldig. Afwijken van de regels kan al- leen in overleg met een lid van de Afco of het Bestuur. 4.2 De b1-stip De b1-stip geeft de bevoegdheid om te roeien en sturen in de C4+ en de C2+. Oefenen mag alleen onder begeleiding van een coach met een i1-stip. Voor het halen van een b1-stip dient de roei(st)er over onderstaande vaardigheden te beschikken: • boot af kunnen schrijven • de boot (C4+, C2+) en riemen op een juiste manier in- en uitbrengen • voetenbord afstellen • zelfstandig uit kunnen zetten • goede basishaal kunnen maken waarbij gelet wordt op blessurevrij roeien (rug, polsen) en de bewegingsvolgorde • watervrij roeien in de C4+ • gelijk roeien (slag volgen) • strijken, houden • weten wat bakboord en stuurboord is • belangrijkste stuurcommando’s kennen en kunnen toe passen • belangrijkste vaarregels kennen en kunnen toepassen • zelfstandig aanleggen zonder het vlot te raken • materiaalkennis • op de hoogte zijn van de verenigingsregels. Als je in een boot mag roeien, mag je hem ook sturen. Bovendien mag je met een b1stip b2- boten sturen, echter zijn dan de coach, de slag en de boeg verantwoordelijk voor een veilige terugkeer. Voor het sturen in alle andere boten dan de C4+ en de C2+ geldt een maximum gewicht van 75 kg. Als je dus zwaarder bent dan 75 kg, mag je geen 4+ of 8+ sturen. Alleen leden van Skøll mogen in boten van Skøll sturen. Ben je een oud junioren roeier, of heb je al roei ervaring, mail dan naar [email protected] Voor meer informatie over de verschillende stippen en coach cursussen. www.skoll.nl/afco Als je vragen hebt, mail gerust naar [email protected] Met vriendelijke groet, De Afroeicommissie (AFCO) Voorzitter: Mariëlle Bakker Erik van Aurich Werner van der Meer Bram Sloots Laura Lemoine Maya Mokasay Kirsten Lanz Joep van Drunen
© Copyright 2024 ExpyDoc