Draagt u deze schoenen thuis ook?

Draagt u deze schoenen thuis ook?
“kwantitatief cross-sectioneel onderzoek naar de schoenendracht in de thuissituatie
onder mensen met Diabetes Mellitus in Oost Nederland”
Saxion Hogeschool te Enschede
Master Health Care and Social Work
Onderzoeksplan
Module CC5; Onderzoeksopties
Michel Boerrigter
Maart 2014, versie 4.0
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
1
Voorwoord
Deze onderzoeksopzet is geschreven in het kader van de module CC5 van de
masteropleiding Health Care and Social Work. De onderzoeksopzet dient ter voorbereiding
voor de hierop volgende meesterproef. Het onderzoek van de meesterproef is gericht op de
schoenendracht onder mensen met diabetes mellitus in de thuissituatie. Middels mijn functie
als diabetespodotherapeut binnen het Medisch Spectrum Twente te Enschede ben ik
wekelijks betrokken bij de behandeling van diabetische voetproblemen. Het consequent
dragen van adequate schoenen (in de thuissituatie) is een essentieel onderdeel van deze
behandeling. Ik hoop middels mijn onderzoek inzicht te creëren in de beweegredenen achter
de schoenendracht tijdens de thuissituatie.
Deze onderzoeksopzet had ik niet af kunnen ronden zonder de hulp van anderen. Ik wil
daarom de volgende mensen bedanken voor hun bijdrage. Margriet Braun voor haar
begeleiding tijdens deze module. Mijn medestudenten voor de scherpe feedback tijdens de
geplande lessen. Collega’s Ed Wender en Jorrit van Dijk voor de inhoudelijke feedback.
Als laatste wil ik Rita bedanken voor haar geloof en steun tijdens het voltooien van dit werk.
Enschede, maart 2014
Michel Boerrigter
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
2
Samenvatting
Achtergrond
Eén van de belangrijkste complicaties van diabetes mellitus (DM) zijn voetproblemen,
bestaande uit voetulcera (wonden) en -amputaties. In Nederland krijgt ongeveer 25% van
alle mensen met DM te maken met een ‘diabetische voet’. Door een wijziging in het
vergoedingsstelsel van zorgverzekeraars, is er sinds 2011 veel aandacht voor de primaire en
secundaire preventie van diabetische voetproblemen. De gevalideerde Simm’s classificatie is
leidend in de preventieve voetzorg. Diabetespatiënten met Simm’s classificatie 2 of 3 worden
naar de podotherapeut verwezen, waarbij de behandeling met name gericht is op het
opheffen van drukplekken. Zonder behandeling leiden deze drukplekken (in combinatie met
neuropathie of perifeer arterieel vaatlijden) in veel gevallen tot ulcera. De voornaamste reden
voor de aanwezigheid van drukplekken is inadequaat schoeisel. Met name in de thuissituatie
worden de geadviseerde schoenen niet gedragen, terwijl dan de meeste stappen worden
gezet. Dit onderzoek richt zich dan ook op de schoenendracht in de thuissituatie onder
diabetespatiënten met een verhoogd risico op ulcera. Door de koppeling te maken naar de
theorie van gepland gedrag kan verklaard worden welke gedragsfactoren uit dit model
(persoonlijke attitude, ervaren sociale norm, ervaren gedragscontrole) van invloed zijn op
hoe therapietrouw diabetespatiënten met een verhoogd risicoprofiel zijn in het dragen van
het voorgeschreven schoeisel tijdens de thuissituatie.
Methode
Dit onderzoeksplan betreft een kwantitatief onderzoek dat gebaseerd is op een crosssectioneel design. De onderzoekspopulatie zal bestaan uit diabetes mellitus patiënten type 2
met risicoclassificatie Simm’s 2 en 3 in Oost-Nederland, die onder behandeling staan bij een
podotherapeut van Voetencentrum Wender. Het streven is om in totaal 300 patiënten met
Simm’s 2 en 3 deel te laten nemen. 150 vragenformulieren zullen verzonden worden aan
patiënten met Simm’s 2 en 150 vragenformulieren aan patiënten met Simm’s 3. In de
analoge vragenlijst worden de verschillende constructen uit de theorie van gepland gedrag
getoetst. Tevens worden enkele demografische variabelen uitgevraagd, waarbij de
anonimiteit van de respondenten gewaarborgd blijft. De statistische analyse zal gebeuren
met behulp van het softwareprogramma SPSS (versie 17.0). Van de demografische
variabelen worden frequenties berekend. Door middel van regressieanalyse wordt inzichtelijk
gemaakt welke gedragsfactoren uit de theorie van gepland gedrag van invloed zijn op hoe
therapietrouw diabetespatiënten met een verhoogd risicoprofiel het voorgeschreven
schoeisel dragen in de thuissituatie.
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
3
Inhoud
Voorwoord ............................................................................................................................. 2
Samenvatting ........................................................................................................................ 3
1. Inleiding ............................................................................................................................. 5
1.1 Aanleiding.................................................................................................................... 5
1.2 Vraagstelling ...............................................................................................................10
2. Methode ...........................................................................................................................12
2.1 Onderzoeksdesign ......................................................................................................12
2.2 Onderzoekspopulatie ..................................................................................................12
2.3 Dataverzameling .........................................................................................................12
2.4 Methodologische kwaliteit ...........................................................................................13
2.5 Data-analyse ..............................................................................................................13
2.6 Ethische verantwoording.............................................................................................15
3. Tijdsplanning ....................................................................................................................16
4. Literatuurlijst .....................................................................................................................17
Bijlage 1. Informatiebrief .......................................................................................................19
Informatie voor patiënten bij deelname aan het wetenschappelijk onderzoek ...............19
Bijlage 2. Vragenformulier ....................................................................................................20
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
4
1. Inleiding
1.1 Aanleiding
Diabetes mellitus (letterlijk 'honingzoete doorloop'), in de volksmond ook wel suikerziekte
genoemd, is een stoornis waarbij het glucosegehalte te hoog is. Het aantal mensen met DM
is sinds 1980 wereldwijd meer dan verdubbeld. Ongeveer 350 miljoen mensen lijden aan de
ziekte. In Nederland lijden in 2011 ongeveer 830.000 mensen aan DM. Elk jaar komen er
87.000 nieuwe diabetespatiënten bij (Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2013). Rekening
houdend met de groei en vergrijzing van de Nederlandse bevolking, de effecten van de
huidige (hoge) kansen op DM en de verwachte verdere toename van overgewicht in de
toekomst, is de verwachting dat er in 2025 ruim 1,3 miljoen mensen met gediagnosticeerde
DM zullen zijn. Dit is bijna een verdubbeling ten opzichte van de 740.000 mensen met
diabetes in 2007 (Baan, 2011).
Diabetische voetproblemen
Eén van de belangrijkste complicaties van diabetes mellitus zijn voetproblemen, bestaande
uit voetulcera (wonden) en -amputaties. Voetulcera ontstaan zowel bij DM type 1 als type 2.
In Nederland krijgt ongeveer 25% van alle mensen met DM te maken met een ‘diabetische
voet’. Van deze 25% krijgt ongeveer 15% een ulcus aan de voet, wat in 4% van alle gevallen
leidt tot een amputatie (CVZ, 2010; Nederlandse Internisten Vereniging, 2006). Meer dan
70% van alle amputaties aan tenen (>3000 per jaar in Nederland) of (onder)benen (>2000
per jaar in Nederland) worden uitgevoerd bij diabetespatiënten en in 85% van deze
amputaties gaat hier een ulcus aan vooraf. Van Houtum en anderen (2004) heeft onderzoek
gedaan naar het aantal uitgevoerde amputaties bij diabetespatiënten in Nederland tussen
1991 en 2000. Met name door de toename van het aantal tweedelijns voetenpoli’s in deze
periode, is het aantal amputaties aan de onderste extremiteit gemiddeld met 37%
afgenomen. Dit is in tegenstelling tot een recente studie, waarin is aangetoond dat het aantal
amputaties in Noord-Nederland niet is afgenomen tussen de periode 1991-1992 en 20032004 (Fortington et al., 2013). Dit is te verklaren doordat pas de laatste jaren de aandacht
voor preventie is gestegen. In een onder Nederlandse vlag uitgevoerde Eurodiale studie is
namelijk gebleken dat de kosten voor de genezing van één ulcus tussen de 10.000 en
20.000 euro liggen, afhankelijk van bestaande comorbiditeit. De kosten voor een amputatie
zijn drie- tot viermaal zo hoog. Daarmee is de diabetische voet, en met name diabetische
ulcera, de duurste complicatie van diabetes mellitus (Prompers et al., 2008).
Simm’s classificatie
Met name doordat de kosten voor ulcera inzichtelijk zijn geworden, heeft het College van
Zorgverzekeringen (CVZ) haar beleid gewijzigd. In 2011 is het standpunt geformuleerd dat
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
5
de preventieve voetzorg voor diabetespatiënten met een verhoogd risicoprofiel per 2012
vergoed dient te worden vanuit de basisverzekering (CVZ, 2010). Nu de voetzorg uit de
basisverzekering bekostigd wordt, is er veel aandacht voor de primaire en secundaire
preventie van diabetische voetproblemen. De Simm’s classificatie is hierin leidend (zie tabel
1). Dit is een gevalideerde risicoclassificatie van de International Working Group on the
Diabetic Foot, genoemd naar David Sims jr.* (Apelqvist et al., 2000; Peters & Lavery, 2001;
Schaper, Apelqvist, & Bakker, 2003; Sims, Cavanagh, & Ulbrecht, 1988). In de Zorgmodule
Preventie Diabetische Voetulcera (Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten, 2011)
staat beschreven welke Simm’s classificatie naar de podotherapeut (Simm’s 2 en 3) of
pedicure (Simm’s 1) verwezen dient te worden vanuit de huisartsenpraktijk.
* De Simm’s classificatie is vernoemt naar David Sims jr, waarbij de tweede ‘m’ in de naam
van de Simm’s classificatie voor ‘modified’ staat.
Classificatie
0
Tabel 1: Simm’s classificatie
Risicoprofiel
Geen verlies PS of PAV
1
Verlies PS of PAV, zonder tekenen van lokaal verhoogde druk
2
Verlies PS in combinatie met PAV en/of tekenen van lokaal verhoogde druk
3
Ulcus of amputatie in voorgeschiedenis
PS = protectieve sensibiliteit; PAV = perifeer arterieel vaatlijden.
Schoenendracht
De rol van de podotherapeut bij patiënten met Simm’s classificatie 2 en 3 is met name
gericht op het opheffen van drukplekken (Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten,
2011). Zonder behandeling kunnen deze drukplekken (in combinatie met neuropathie of
perifeer arterieel vaatlijden) tot ulcera leiden (Murray et al., 1996). De voornaamste reden
voor de aanwezigheid van drukplekken is inadequaat schoeisel (Macfarlane & Jeffcoate,
1997; Veves et al., 1992). Patiënten met Simm’s classificatie 2 zijn zich vaak niet bewust van
de risico’s op ulcera en dragen daardoor inadequaat, drukplekken veroorzakend, schoeisel.
Patiënten met Simm’s classificatie 3 hebben een ulcus of amputatie ondergaan in de
voorgeschiedenis, hetgeen logischerwijs leidt tot meer bewustwording in het dragen van de
geadviseerde schoenen. Echter blijkt dit niet uit de literatuur. Uit enquêteonderzoeken blijkt
dat maar 22 – 36% van de patiënten het voorgeschreven schoeisel 80% of meer van de tijd
draagt. 2 tot 27% van de patiënten geeft aan het voorgeschreven schoeisel nooit te dragen
(Knowles & Boulton, 1996; McCabe, Stevenson & Dolan, 1998). Een randomized controlled
trial (RCT) van Bus (2013) laat vergelijkbare resultaten zien in een onderzoek naar
orthopedisch schoeisel. Het opnieuw ontstaan van ulcera is niet significant verschillend in de
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
6
interventiegroep ten opzichte van de controlegroep. De reden hiervoor is dat patiënten niet
therapietrouw zijn in het dragen van het orthopedische schoeisel. Een vergelijkbare uitkomst
van een retrospectieve studie van Connor & Mahdi (2004) is dat patiënten met een hoge
recidief op ulcera niet therapietrouw zijn in het dragen van voorgeschreven schoeisel. In de
literatuur worden hiervoor verschillende redenen gegeven, bijvoorbeeld het comfort,
esthetische aspect, gewicht en de kosten van het voorgeschreven schoeisel (Breuer, 1994;
Knowles & Boulton, 1996; Macfarlane & Jensen, 2003). Ook zijn patiënten zich vaak niet
bewust van het belang van het voorgeschreven schoeisel ter voorkoming van ulcera
(Knowles & Boulton, 1996). Zelfs als het voorgeschreven schoeisel optimaal is, leidt dit niet
tot de verwachte gedragsverandering (Macfarlane & Jeffcoate, 1997). Macfarlane (2003)
schrijft dat hoe therapietrouw patiënten zijn in het dragen van het voorgeschreven schoeisel
niet gebaseerd is op de voetproblemen in het verleden, maar op de ervaren toegevoegde
waarde voor de patiënt. In een recent proefschrift van Waaijman (2013) worden deze
bevindingen bevestigd. In één van de deelpublicaties van dit proefschrift is objectief
onderzocht hoe therapietrouw patiënten zijn in het dragen van orthopedisch schoeisel
(Waaijman, et al., 2013). 107 patiënten met diabetes mellitus, neuropathie en een ulcus in de
voorgeschiedenis zijn onderzocht. Door middel van een temperatuursensor in de schoen en
een stappenteller is gedurende zeven dagen onderzocht hoeveel procent van de dag de
schoenen worden gedragen. Slechts 29% van de personen draagt de schoenen 80% van de
stappen of meer. Met name in de thuissituatie worden de schoenen niet gedragen, terwijl
dan de meeste stappen worden gezet (Armstrong et al., 2001; Waaijman, et al., 2013). Het
niet therapietrouw zijn met betrekking tot de schoenendracht tijdens de thuissituatie komt
overeen met subjectieve data van een eerdere studie, waarin 13% van de patiënten het
voorgeschreven schoeisel 80% of meer van de tijd draagt in de thuissituatie. 24% van de
patiënten geeft aan het voorgeschreven schoeisel nooit te dragen in de thuissituatie
(Macfarlane & Jensen, 2003). Het niet dragen van het voorgeschreven schoeisel in de
thuissituatie geeft grote risico’s op re-ulceratie (Connor & Mahdi, 2004). Dit is des temeer
jammer, omdat is aangetoond dat de re-ulceratie teruggedrongen kan worden door het
consequent dragen van het voorgeschreven schoeisel (Chantelau & Haage, 1994). In het
proefschrift van Waaijman is geen aandacht besteed aan de specifieke redenen voor het
minder dragen van het voorgeschreven schoeisel in de thuissituatie. Ook is niet duidelijk
welke schoenen wel gedragen worden in de thuissituatie. Juist deze informatie is van
essentieel belang voor behandelaars van diabetische voetproblemen en kan hen helpen
tijdens de advisering aan patiënten. Dit is dan ook het onderwerp van de huidige studie.
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
7
Kennis en mate van therapietrouw
Het niet therapietrouw zijn is een groot probleem in vele chronische aandoeningen (Yach,
2003). Met name in veranderingen van de leefstijl zijn mensen niet therapietrouw (Ruggiero
et al., 1997). Chan heeft onderzocht dat in sommige aspecten van diabeteseducatie,
waaronder diabetische voetproblemen, de samenhang tussen kennis en mate van
therapietrouw zijn laag is. Meer kennis bij de patiënt leidt niet per definitie tot een hogere
mate van therapietrouw zijn. Patiënten weten vaak niet hoe ze de kennis over hun ziekte
kunnen implementeren in het dagelijks leven (Chan & Molassiotis, 1999). Dit is één van de
redenen waarom onderzoeken naar het effect van educatie om kennis te verbeteren, ter
preventie van diabetische voetproblemen, niet tot nauwelijks een positief effect laten zien
(Dorresteijn et al., 2012). Kennelijk is kennis alleen niet voldoende om gedrag te veranderen.
Theorie van gepland gedrag
Een theorie die inzicht kan verschaffen hoe gedrag op een andere manier kan worden
aangestuurd dan door kennis is de theorie van gepland gedrag (Theory of Planned
Behaviour; TPB) van Fishbein en Ajzen (Ajzen, 1991). De TPB is voortgekomen uit de
eerder ontwikkelde Theory of Reasoned Action (TRA) van Fishbein & Ajzen (1975). De TPB
is ontwikkeld om een tekortkoming in het TRA-model op te lossen, namelijk in hoeverre een
persoon zelf invloed heeft op een situatie. Deze theorie beargumenteert namelijk dat
menselijk gedrag wordt bepaald door drie overwegingen: geloof in de logische gevolgen van
het gedrag (gedragsovertuiging), geloof in de verwachtingen van anderen (normatieve
overtuiging) en geloof in de factoren die bijdragen of belemmerend werken op het gedrag
(controlerende overtuiging). Eerstgenoemde gedragsovertuigingen creëren een positieve of
negatieve attitude ten opzichte van het gedrag (persoonlijke attitude). Normatieve
overtuigingen resulteren in ervaren sociale druk (ervaren sociale norm). Controlerende
overtuigingen leiden tot de mate van ervaren gedragscontrole. Samen leiden persoonlijke
attitude, ervaren sociale norm en ervaren gedragscontrole tot een intentie om bepaald
gedrag te vertonen. Over het algemeen genomen geldt dat een positieve persoonlijke
attitude en ervaren sociale norm, in combinatie met een hoge mate van gedragscontrole, tot
de intentie leiden om het gedrag te vertonen wanneer de mogelijkheid zich voordoet.
Intentie leidt op die manier tot het daadwerkelijk vertonen van gedrag. Samengevat bepalen
de factoren (persoonlijke attitude, ervaren sociale norm en ervaren gedragscontrole) de
gedragsintentie om bepaald gedrag te vertonen (zie figuur 1). Het model gaat er namelijk van
uit dat veel menselijk gedrag tot op zekere hoogte beredeneerd is en iemand eerst de
intentie moet hebben tot gedragsverandering, voor er daadwerkelijk verandering optreedt.
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
8
Figuur 1. Theorie van gepland gedrag (Ajzen, 1991)
TPB en diabetische voetproblemen
Zoals hierboven beschreven leidt meer kennis bij de patiënt niet per definitie tot een hogere
mate van therapietrouw zijn. Met andere woorden leidt kennisoverdracht van behandelaar
naar patiënt ten opzichte van de schoenendracht in de thuissituatie niet tot een hogere mate
van therapietrouw zijn. Echter in de dagelijkse praktijk blijven behandelaars van diabetische
voetproblemen verwoede pogingen doen om de mate van therapietrouw zijn te verbeteren
door kennisoverdracht. De TPB voorspelt dat kennisverstrekking geen garantie vormt voor
gedragsverandering. Door het verstrekken van kennis wordt gepoogd de intentie tot gedrag
via de factor ‘persoonlijke attitude’ te beïnvloeden. Aangezien gedrag volgens de TPB ook
beïnvloed wordt door de factoren ‘ervaren sociale norm’ en ‘ervaren gedragscontrole’ bestaat
de mogelijkheid dat kennisoverdracht niet het gewenste effect op gedrag zal hebben.
Dit is de reden dat dit onderzoek zich richt op de andere factoren die de intenties van
patiënten kan beïnvloeden.
Hieronder wordt per factor een voorbeeld gegeven hoe dit het specifieke gedrag de
schoenendracht van diabetespatiënten in de thuissituatie kan verklaren. Deze voorbeelden
zijn vooral gebaseerd op praktijkervaring van de auteur en andere behandelaars van
diabetische voetproblemen.
- Persoonlijke attitude (opvattingen, gebaseerd op bijvoorbeeld kennis en ervaringen).
Ondanks een verleden met wonden en amputatie ontstaat vaak bij dezelfde diabetespatiënt
weer opnieuw complicaties aan de voeten. Vaak lijkt de persoonlijke attitude hier oorzakelijk
voor, bijvoorbeeld bij het niet verschijnen tijdens controleafspraken of het niet dragen van het
voorgeschreven schoeisel.
- Ervaren sociale norm (de invloed of sociale norm die anderen uitoefenen om bepaalde
gedragingen wel of niet te vertonen). Als mensen in de omgeving thuis geen schoenen
dragen (bijvoorbeeld vanwege geloofsovertuiging), wordt een diabetespatiënt met
risicovoeten sociaal geremd ander gedrag te vertonen.
- Ervaren gedragscontrole (de inschatting of iemand zekere gedragingen wel of niet uit kan
voeren). Niet alle diabetespatiënten met risicovoeten kunnen zelf de schoenen aan- en
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
9
uittrekken. Als in de thuissituatie niemand hen daarbij kan helpen, wordt logischerwijs
gekozen voor een schoen die zelf aan- en uitgetrokken kan worden. Vaak is dit niet het
voorgeschreven schoeisel met vetersluiting.
In de voorgenoemde onderzoeken naar de schoenendracht (in de thuissituatie) onder
diabetespatiënten met een verhoogd risico op ulcera, is geen koppeling gemaakt naar de
factoren die gedragsverandering beïnvloeden. Door de koppeling te maken naar de TPB kan
inzichtelijk worden gemaakt welke factoren (persoonlijke attitude, ervaren sociale norm,
ervaren gedragscontrole) de mate van therapietrouw zijn in het dragen van het
voorgeschreven schoeisel tijdens de thuissituatie verklaren.
1.2 Vraagstelling
Om meer inzicht te krijgen in de beweegredenen achter de schoenendracht tijdens de
thuissituatie is onderzoek nodig. De doelstelling van het onderzoek is:
Inzicht krijgen in de intenties achter de schoenendracht in de thuissituatie bij
diabetespatiënten met een hoog risico op ulcera.
De vraagstelling van deze meesterproef is:
Welke gedragsfactoren beïnvloeden het dragen van het geadviseerde schoeisel in de
thuissituatie, onder diabetespatiënten met een verhoogd risico op ulcera en
samengaande amputaties?
In deze meesterproef worden de volgende deelvragen onderzocht:
1. Welk schoeisel dragen diabetespatiënten met een hoog risico op ulcera (Simm’s 2 en
3) in de thuissituatie?
2. Welke factoren uit de TPB (persoonlijke attitude, ervaren sociale norm, ervaren
gedragscontrole) verklaren de intentie van de schoenendracht in de thuissituatie bij
diabetespatiënten met een hoog risico op ulcera (Simm’s 2 en 3)?
3. Verschillen de intentiebepalende factoren uit de TPB (persoonlijke attitude, ervaren
sociale norm, ervaren gedragscontrole) ten opzichte van de schoenendracht in de
thuissituatie bij patiënten met een verleden met ulcera en/of amputatie (Simm’s 3) en
patiënten zonder verleden met ulcera en/of amputatie (Simm’s 2)?
Het onderzoek in deze meesterproef is bedoeld voor meerdere partijen. Allereerst is het
natuurlijk bedoeld voor mensen met DM met een risico op voetproblemen. Het is van groot
belang voor de kwaliteit van leven van mensen met DM om voetulcera te voorkomen
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
10
(Houtum van et al., 2004). Vanwege deze reden is regio 6 van de Diabetes Vereniging
Nederland (DVN) (Diabetes Vereniging Nederland, 2013) één van de betrokken partijen
binnen dit onderzoek. De tweede partij zijn alle bij dit onderzoek betrokken behandelaars die
diabetische voetproblemen trachten te voorkomen. Dit betreft de podotherapeuten van
Voetencentrum Wender (Voetencentrum Wender, 2013), de huisartsengroepering in OostNederland (THOON, 2013) en de pedicures van de Vakgroep Voetzorg Twente (Vakgroep
Voetzorg Twente, 2013). Door inzicht te creëren in de beweegredenen achter de
schoenendracht tijdens de thuissituatie, kunnen zij gerichter advies geven aan mensen met
DM en een verhoogd risico op voetproblemen. Ook kunnen zij in conclaaf gaan met
zorgverzekeraars om mogelijke interventies voor de thuissituatie te gaan vergoeden. De
laatste stakeholder in dit onderzoek is de Saxion Hogeschool te Enschede. De resultaten
van dit onderzoek kunnen binnen het curriculum van de opleiding podotherapie
geïmplementeerd worden.
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
11
2. Methode
2.1 Onderzoeksdesign
Het betreft een kwantitatief onderzoek dat gebaseerd is op een cross-sectioneel
(=transversaal- of dwarsdoorsnedeonderzoek) design. De meting zal via een analoog
vragenformulier op één meetmoment plaatsvinden.
2.2 Onderzoekspopulatie
De onderzoekspopulatie zal bestaan uit DM patiënten type 2 met risicoclassificatie Simm’s 2
en 3 in Oost-Nederland, die onder behandeling staan of het afgelopen jaar onder
behandeling zijn geweest bij een podotherapeut van Voetencentrum Wender. Er is gekozen
voor DM type 2 patiënten, omdat preventie van voetproblemen vooral op deze groep gericht
is. De patiënten zullen onttrokken worden uit het patiëntenadministratiesysteem van
Voetencentrum Wender, waardoor het een gemakssteekproef betreft. De betreffende
podotherapeuten zullen over dit onderzoek geïnformeerd worden, evenals de
huisartsengroepering in Oost-Nederland, genaamd THOON. Daarnaast zal regio 6 van de
Diabetes Vereniging Nederland en de Vakgroep Voetzorg Twente geïnformeerd worden.
Van alle genoemde partijen wordt gedeeltelijke participatie gevraagd, welke bestaat uit het
motiveren van patiënten die een vragenlijst hebben ontvangen. Het streven is om in totaal
300 patiënten met Simm’s 2 en 3 deel te laten nemen aan dit cross-sectionele onderzoek.
150 vragenformulieren zullen verzonden worden aan patiënten met Simm’s 2 en 150
vragenformulieren aan patiënten met Simm’s 3. De inclusiecriteria zijn:

Patiënten met DM type 2 met risicoclassificatie Simm’s 2 of 3

Patiënten staan onder behandeling of stonden het afgelopen jaar onder behandeling
bij een podotherapeut van Voetencentrum Wender
De exclusiecriteria zijn:

Patiënten met DM type 1

Patiënten staan onder behandeling bij de onderzoeker
2.3 Dataverzameling
Dit onderzoek naar de schoenendracht in de thuissituatie zal plaatsvinden door patiënten
een gestandaardiseerd analoog vragenformulier met voornamelijk gesloten vragen op te
sturen (zie bijlage 2: Vragenformulier). In de reeds uitgevoerde onderzoeken naar de
schoenendracht in de thuissituatie onder diabetespatiënten met een verhoogd risico op
ulcera, is geen koppeling gemaakt naar de TPB. Deze onderzoeken waren vooral gericht op
het bevestigen dat diabetespatiënten met een verhoogd risico op ulcera niet de
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
12
geadviseerde schoenen dragen in de thuissituatie. Derhalve is er geen vragenlijst
beschikbaar waarin getracht wordt dit specifieke gedrag te verklaren door de koppeling te
maken naar de TPB. Voor deze meesterproef is een vragenlijst ontwikkeld zoals beschreven
in de appendix van het boek ‘Predicting and changing behavior: The reasoned action
approach’ (Fishbein & Ajzen, 2010). Dergelijke vragenlijsten zijn gevalideerd in meerdere
onderzoeken gericht op gezondheidsgedragen (Ajzen, Albarracín & Hornik, 2007; Ajzen &
Manstead, 2007). In de gebruikte vragenlijst van dit onderzoek worden middels stellingen
met een vijfpuntsschaal de verschillende constructen van de TPB getoetst. De inhoud van de
gebruikte vragen is gebaseerd op de praktijkervaring van de auteur van dit onderzoeksplan.
Naast de vragen gericht op de TPB worden de demografische variabelen geslacht en leeftijd
uitgevraagd. De vragenformulieren zullen te herleiden zijn voor Simm’s 2 en 3 patiënten,
zodat hierin onderscheid gemaakt kan worden bij de statistische analyse. De inhoud van de
vragenformulieren voor Simm’s 2 en 3 patiënten zal gelijk zijn. Het vragenformulier zal
opgestuurd worden met een informatiebrief (zie bijlage 1: Informatiebrief) en retourenvelop
met postzegel.
2.4 Methodologische kwaliteit
Binnen dit onderzoek wordt een cross-sectioneel design gebruikt. Ondanks dat bekend is
van subjectieve meetmethoden dat dit tot bias of missende data kan leiden (Adams et al.,
1999), is er binnen het kader van deze meesterproef geen andere mogelijkheid. Een
objectieve kwantitatieve meetmethode van de schoenendracht in de thuissituatie is te
tijdrovend. Daarom is gekozen om het vragenformulier op te sturen per post met
retourenvelop met postzegel. Omdat veel respondenten van oudere leeftijd zijn, is een
digitaal vragenformulier geen mogelijkheid. Deelname aan dit onderzoek zal voor de
deelnemers vrijwillig en anoniem zien, zodat er geen bias ontstaat en er geen belemmering
voor de deelnemers is om te participeren en de vragenlijst waarheidsgetrouw in te vullen.
Een andere manier om de respons te verhogen is het betrekken van de verschillende
behandelaars van diabetische voetproblemen (podotherapeuten Voetencentrum Wender,
DVN regio 6, huisartsen THOON, pedicures Vakgroep Voetzorg Twente). Een groot gedeelte
van de mogelijke deelnemers staan bij hen onder behandeling. Zij kunnen de patiënten het
belang van dit onderzoek uitleggen en daarmee motiveren om deel te nemen.
2.5 Data-analyse
De statistische analyse zal gebeuren met behulp van het softwareprogramma SPSS (versie
17.0). Bij de analyse wordt uitgegaan van een 95% betrouwbaarheidsinterval. Het verschil is
‘statistisch significant’ als de gevonden p-waarde kleiner is dan de grenswaarde van 5% (p <
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
13
0,05) en ‘niet statistisch significant’ als de p-waarde is groter dan 5%. Het vragenformulier
bevat zowel demografische gegevens als open en gesloten vragen (gekoppeld aan de TPB).
Van de demografische variabelen worden frequenties berekend. Hiermee wordt inzicht
verworven in de verschillende patiëntkarakteristieken. Hieronder wordt per deelvraag de
data-analyse beschreven:
1. Welk schoeisel dragen diabetespatiënten met een hoog risico op ulcera (Simm’s 2 en
3) in de thuissituatie?
Over enquêtevraag 15 wordt van de dichotome waarde ‘gedragen schoeisel in de
thuissituatie’ frequenties berekend voor Simm’s 2 en 3 patiënten en beide groepen
gezamenlijk. Alle negatieve antwoorden op enquêtevraag 15 bepalen de mate van
therapietrouw zijn. In enquêtevraag 16 wordt uitgesplist welk schoeisel de niet
therapietrouwe patiënten wel dragen in de thuissituatie (zie bijlage 2: Vragenformulier). Er is
bewust gekozen om deze eerste deelvraag als enquêtevragen 15 en 16 terug te laten
komen, zodat de gegeven antwoorden de overige antwoorden voor deelvragen 2 en 3 niet
kunnen beïnvloeden.
2. Welke factoren uit de TPB (persoonlijke attitude, ervaren sociale norm, ervaren
gedragscontrole) verklaren de intentie van de schoenendracht in de thuissituatie bij
diabetespatiënten met een hoog risico op ulcera (Simm’s 2 en 3)?
De hierbij behorende vragen zijn gekoppeld aan een factor uit de TPB (persoonlijke attitude,
ervaren sociale norm, ervaren gedragscontrole). Door middel van regressieanalyse wordt
inzichtelijk gemaakt hoe de factoren uit de TPB van invloed zijn op het niet therapietrouw zijn
in het dragen van het voorgeschreven schoeisel in de thuissituatie. Voordat de
regressieanalyse uitgevoerd kan worden, dienen er constructen gemaakt te worden van
meerdere vragen die dezelfde factor van de TPB weergeven. Voor persoonlijke attitude zijn
dit de vragen 1 t/m 6, voor ervaren sociale norm de vragen 7 t/m 10 en voor ervaren
gedragscontrole de vragen 11 t/m 14 (zie bijlage 2: Vragenformulier). Per vraag zal hiervoor
de betrouwbaarheid berekend worden middels een Cronbach’s alpha.
3. Verschillen de intentiebepalende factoren uit de TPB (persoonlijke attitude, ervaren
sociale norm, ervaren gedragscontrole) ten opzichte van de schoenendracht in de
thuissituatie bij patiënten met een verleden met ulcera en/of amputatie (Simm’s 3) en
patiënten zonder verleden met ulcera en/of amputatie (Simm’s 2)?
Met deze vraag worden nogmaals de gedrag verklarende factoren (persoonlijke attitude,
ervaren sociale norm, ervaren gedragscontrole) uit de TPB getest. De vraag is welke factor
die de intentie beïnvloedt, door een ervaring uit het verleden wordt beïnvloed. Deze
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
14
deelvraag wordt dan ook gelijktijdig berekend met deelvraag 2. Om deelvraag 3 te
berekenen wordt per gedrag verklarende factor uit de TPB een regressieanalyse uitgevoerd
voor alle Simm’s 2 en 3 patiënten afzonderlijk. De uitkomsten van de regressieanalyse
worden per factor met elkaar vergeleken.
2.6 Ethische verantwoording
Onderzoek met mensen moet een medisch-ethische toets ondergaan als het valt onder de
Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO). Onderzoek valt onder de
WMO wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

er is sprake van medisch-wetenschappelijk onderzoek; en

de proefpersonen worden aan handelingen onderworpen, en/of aan de
proefpersonen wordt een bepaalde gedragswijze opgelegd.
Op de website van de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) is te vinden
dat het invullen van een vragenlijst in het algemeen niet onder de WMO valt (CCMO, 2013).
Echter wanneer de proefpersoon ingrijpende, belastende of intieme vragen gesteld worden
of wanneer hij/zij veel tijd kwijt is met invullen van de vragenlijst valt het wel onder de WMO.
Vanwege deze redenen valt dit onderzoek niet onder de WMO.
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
15
3. Tijdsplanning
Week
2 (6-10 januari)
3 (13-17 januari)
Activiteit
Inleveren onderzoeksplan
Participatie DVN regio 6, THOON en Vakgroep
Voetzorg Twente vragen
Afwezig i.v.m. huwelijksreis
4 (20-25 januari)
Informatiebrief + vragenformulieren drukken
5 (27-31 januari)
6 (3-7 februari)
Adressen participanten genereren uit
patiëntenadministratiesysteem
SPSS-bestand opzetten
7 (10-14 februari)
SPSS-bestand opzetten
8 (17-21 februari)
Presentatie onderzoeksplan
9 (24-28 februari)
Herschrijven onderzoeksplan
10 (3-7 maart)
11 (10-14 maart)
Informatiebrief + vragenformulieren versturen met
retourenvelop en postzegel
Data-verzameling
12 (17-21 maart)
Data-verzameling
13 (24-28 maart)
Data-verzameling
14 (31 maart-4 april)
Data invoeren in SPSS-bestand
15 (7-11 april)
Data invoeren in SPSS-bestand
16 (14-18 april)
Data invoeren in SPSS-bestand
17 (21-25 april)
Data-analyse
18 (28 april-2 mei)
Data-analyse
19 (5-9 mei)
Data-analyse
20 (12-16 mei)
Schrijven meesterproef
21 (19-23 mei)
Schrijven meesterproef
22 (26-30 mei)
Schrijven meesterproef
23 (2-6 juni)
Schrijven meesterproef
24 (9-13 juni)
Inleveren meesterproef
22 (16-20 juni)
Beoordeling meesterproef
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
Datum
06-01-2014
21-02-2014
13-06-2014
16
4. Literatuurlijst
Adams, A., Soumerai, S., Lomas, J., & Ross-Degnan, D. (1999). Evidence of self-report bias
in assessing adherence to guidelines. Int J Qual Health Care, Jun;11(3):187-92.
Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational Behavior and Human
Decision Processes, 50 (2): 179–211.
Ajzen, I., & Manstead, A. (2007). In Changing health-related behaviours: an approach based
on the theory of planned behaviour (pp. 43-63). New York: Psychology Press.
Ajzen, I., Albarracín, D., & Hornik, R. (2007). Prediction and change of health behavior:
Applying the reasoned action approach. Mahwah, New Jersey: Lawrence Erlbaum
Associates.
Apelqvist, J., Bakker, K., Houtum, W. v., & Nabuurs-Franssen, M. (2000). International
consensus and practical guidelines on the management and the prevention of the
diabetic foot. Diabetes Metab Res Rev, 16:S84-92.
Armstrong, D., Abu-Rumman, P., Nixon, B., & Boulton, A. (2001). Continuous activity
monitoring in persons at high risk for diabetes-related lower-extremity amputation. J
Am Podiatr Med Assoc, Oct;91(9):451-5.
Baan, C. (2011). Diabetes mellitus samengevat. RIVM, Bilthoven.
Breuer, U. (1994). Diabetic patient's compliance with bespoke footwear after healing of
neuropathic foot ulcers. Diabete Metab, Jul-Aug;20(4):415-9.
Bus, S., Waaijman, R., Arts, M., Haart, M. d., Busch-Westbroek, T., Baal, J. v., & Nollet, F.
(2013). Effect of Custom-made Footwear on Foot Ulcer Recurrence in Diabetes. A
multicenter randomized controlled trial. Diabetes Care, Oct 15.
CCMO. (2013, Oktober 28). WMO. Opgehaald van Centrale Commissie Mensgebonden
Onderzoek: http://www.ccmo-online.nl/main.asp?pid=21#nat
Chan, Y., & Molassiotis, A. (1999). The relationship between diabetes knowledge and
compliance among Chinese with non-insulin dependent diabetes mellitus in Hong
Kong. J Adv Nurs, Aug;30(2):431-8.
Chantelau, E., & Haage, P. (1994). An audit of cushioned diabetic footwear: relation to
patient compliance. Diabet Med, Jan-Feb;11(1):114-6.
Connor, H., & Mahdi, O. (2004). Repetitive ulceration in neuropathic patients. Diabetes
Metab Res Rev, May-Jun;20 Suppl 1:S23-8.
CVZ. (2010). Voetzorg voor mensen met diabetes mellitus. publicatienummer 284: CVZ.
Diabetes Vereniging Nederland. (2013, december 6). Opgehaald van DVN Oost-Nederland
(regio 6): http://oostnederland.dvn.nl/
Diabetesfonds. (2007). Zorgstandaard Diabetes mellitus type 2. Diabetesfonds.
Dorresteijn, J., Kriegsman, D., Assendelft, W., & Valk, G. (2012). Patient education for
preventing diabetic foot ulceration. Cochrane Database of Systematic Reviews, Issue
10. Art. No.: CD001488. DOI: 10.1002/14651858.CD001488.pub4.
Fishbein, M., & Ajzen, I. (1975). Belief, attitude, intention, and behavior: An introduction to
theory and research. Reading: MA: Addison-Wesley.
Fishbein, M., & Ajzen, I. (2010). Predicting and changing behavior: The reasoned action
approach. New York: Psychology Press.
Fortington, L., Rommers, G., Postema, K., Netten, J. v., Geertzen, J., & Dijkstra, P. (2013).
Lower limb amputation in Northern Netherlands: Unchanged incidence from 19911992 to 2003-2004. Prosthet Orthot Int, Aug;37(4):305-10. doi:
10.1177/0309364612469385. Epub 2013 Jan 17.
Houtum, W. v., Rauwerda, J., Ruwaard, D., Schaper, N., & Bakker, K. (2004). Reductionin
diabetes related lower-extremity amputations in The Netherlands: 1991-2000.
Diabetes Care, vol.27 no.5: 1042-1046.
Knowles, E., & Boulton, A. (1996). Do people with diabetes wear their prescribed footwear?
Diabet Med, Dec;13(12):1064-8.
Macfarlane, D., & Jensen, J. (2003). Factors in diabetic footwear compliance. J Am Podiatr
Med Assoc, Nov-Dec;93(6):485-91.
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
17
Macfarlane, R., & Jeffcoate, W. (1997). Factors contributing to the presentation of diabetic
foot ulcers. Diabet Med, Oct;14(10):867-70.
McCabe, C., Stevenson, R., & Dolan, A. (1998). Evaluation of a diabetic foot screening and
protection programme. Diabet Med, Jan;15(1):80-4.
Murray, H., Young, M., Hollis, S., & Boulton, A. (1996). The association between callus
formation, high pressures and neuropathy in diabetic foot ulceration. Diabet Med,
13(11):979-82.
Nationaal Kompas Volksgezondheid. (2013, oktober 28). Hoe vaak komt diabetes mellitus
voor en hoeveel mensen sterven eraan? Opgehaald van Nationaal Kompas
Volksgezondheid: http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-enaandoeningen/endocriene-voedings-en-stofwisselingsziekten-enimmuniteitsstoornissen/diabetes-mellitus/omvang/
Nederlands Huisartsen Genootschap. (2006, maart). NHG-standaard Diabetes Mellitus type
2 2006. Opgehaald van Nederlands Huisartsen Genootschap:
http://www.nhg.artsennet.nl
Nederlandse Internisten Vereniging. (2006). Richtlijn Diabetische voet. Uitgeverij van Zuiden
Communications B.V.
Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten, P. (2011). Zorgmodule Preventie Diabetische
Voetulcera. Hilversum: NVvP.
Peters, E., & Lavery, L. (2001). Effectiveness of the diabetic foot risk classification system of
the International Working Group on the Diabetic Foot. Diab Care, 24:1442-7.
Prompers, L., Huijberts, M., Schaper, N., Apelqvist, J., Bakker, K., Edmonds, M., . . .
Ragnarson-Tennvall, G. (2008). Resource utilisation and costs associated with the
treatment of diabetic foot ulcers. Prospective data from the Eurodiale Study.
Diabetologia, 51:1826-1834.
Ruggiero, L., Glasgow, R., Dryfoos, J., Rossi, J., Prochaska, J., Orleans, C., . . . Johnson, S.
(1997). Diabetes self-management. Self-reported recommendations and patterns in a
large population. Diabetes Care, Apr;20(4):568-76.
Schaper, N., Apelqvist, J., & Bakker, K. (2003). The international consensus and practical
guidelines on the management and prevention of the diabetic foot. Curr Diab Re,
vol.3 no.6: 475-479.
Sims, D., Cavanagh, P., & Ulbrecht, J. (1988). Risk factors in the diabetic foot. Recognition
and management. Phys Ther, Dec;68(12):1887-902.
THOON. (2013, november 17). Opgehaald van Twentse Huisartsen Onderneming Oost
Nederland: http://www.thoon.org/
Vakgroep Voetzorg Twente. (2013, december 6). Opgehaald van Vakgroep Voetzorg
Twente: http://www.vakgroepvoetzorgtwente.nl/
Veves, A., Murray, H., Young, M., & Boulton, A. (1992). The risk of foot ulceration in diabetic
patients with high foot pressure: a prospective study. Diabetologia, Jul;35(7):660-3.
Voetencentrum Wender. (2013, november 12). Opgehaald van Voetencentrum Wender:
http://www.podotherapeut.nl/
Waaijman, R. (2013). Improving footwear to prevent ulcer recurrence in diabetes: Analysis of
adherence and pressure reduction. Amsterdam: University of Amsterdam.
Waaijman, R., Keukenkamp, R., Haart, M. d., Polomski, W., Nollet, F., & Bus, S. (2013).
Adherence to wearing prescription custom-made footwear in patients with diabetes at
high risk for plantar foot ulceration. Diabetes Care, 36(6):1613-8. doi: 10.2337/dc121330. Epub 2013 Jan 15.
Yach, D. (2003). WHO Report. Adherence to longterm therapies. Evidence for action.
Geneve: World Health Organization.
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
18
Bijlage 1. Informatiebrief
Informatie voor patiënten bij deelname aan het wetenschappelijk onderzoek
De schoenendracht in de thuissituatie onder mensen met suikerziekte
Inleiding en doel van het onderzoek: Wij vragen u deel te nemen aan een
onderzoek over de schoenendracht in de thuissituatie onder mensen met
suikerziekte. Middels de uitslagen van dit onderzoek willen we de kwaliteit van de
preventieve voetzorg voor mensen met suikerziekte verbeteren, zodat we, samen
met u, nog beter kunnen voorkomen dat er wonden aan de voeten ontstaan.
Opzet van het onderzoek: Dit onderzoek naar de schoenendracht in de thuissituatie
zal plaatsvinden door een vragenformulier in te vullen. Dit onderzoek wordt
uitgevoerd in Oost-Nederland. In totaal ontvangen 300 mensen een vragenformulier
met retourenvelop. De behandelaar van uw voeten zal uw ingevulde formulier niet
zien.
Wat van u gevraagd wordt (belasting): Het enige wat van u gevraagd wordt is het
invullen van het toegestuurde vragenformulier en deze voor 03-04-2014 terug te
sturen in de bijgevoegde envelop. Dit duurt vijf tot tien minuten.
Mogelijke voordelen: De uitkomsten van dit onderzoek kunnen waardevolle
gegevens opleveren voor de behandelaar van uw voeten. Met de uitkomsten kunnen
we ons vakinhoudelijk ontwikkelen, zodat u betere zorg ontvangt.
Vertrouwelijkheid van de gegevens: Tijdens het onderzoek wordt zorgvuldig met
uw gegevens omgegaan. De gegevens zullen alleen bekend zijn bij de onderzoeker.
Alle gegevens worden anoniem verwerkt. Dat zal ook gelden bij een publicatie over
dit onderzoek.
Vrijwilligheid van deelname: U deelname is geheel vrijwillig.
Vragen: U heeft het recht vragen te stellen, voor, tijdens en na het onderzoek en
kunt telefonisch contact opnemen met de onderzoeker. U heeft het recht op
informatie, maar ook het recht om niet geïnformeerd te worden.
Onderzoeker: Dhr. M. Boerrigter, diabetespodotherapeut, Voetencentrum Wender.
Telefoon: 088-4547700.
Bij voorbaat danken wij u hartelijk voor een eventuele deelname aan dit onderzoek.
Met vriendelijke groeten,
Michel Boerrigter
Mede namens:
- Diabetesvereniging Nederland (DVN), regio 6 (Oost-Nederland)
- Twentse Huisartsen Onderneming Oost Nederland (THOON)
- Vakgroep Voetzorg Twente
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
19
Bijlage 2. Vragenformulier
Instructie
Deze vragenlijst bestaat uit verschillende typen vragen. Als u de vragenlijst
terugstuurt geeft u aan dat wij de gegevens anoniem mogen gebruiken.
Hieronder wordt uitgelegd hoe u de verschillende vragen in moet vullen. Lees deze
instructie goed door voor u de vragenlijst gaat invullen.
1.
Voor alle vragen geldt dat het gaat over uw situatie op dit moment.
2.
Vragen met een vijfpuntsschaal. Hieronder ziet u een voorbeeldvraag.
Voorbeeldvraag:
Ik vind het belangrijk om thuis mijn schoenen te dragen.
Helemaal mee
oneens
1
2
3
4
5
Helemaal mee
eens
De bedoeling is dat u een getal omcirkelt om aan te geven hoe belangrijk u het vindt
om schoenen te dragen in de thuissituatie. U kunt maar één getal omcirkelen.
3.
Meerkeuze vragen, bijvoorbeeld:
o antwoord A
o antwoord B
o antwoord C
Hierbij is het de bedoeling dat u het antwoord aankruist dat het meest op u van
toepassing is.
4.
Vragen met puntjes:…………………………………………………………………
Hierop kunt u uw antwoord schrijven.
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
20
Vragenlijst voor mensen met suikerziekte en Simm’s classificatie 2 / 3
Geslacht:
o Man
o Vrouw
Leeftijd:…........jaar
1. Ik vind het belangrijk om thuis schoenen te dragen.
Helemaal mee
oneens
1
2
3
4
5
Helemaal mee
eens
2. Ik wil thuis iets aan mijn voeten dragen wat ik gemakkelijk aan en uit kan
trekken.
Helemaal mee
oneens
1
2
3
4
5
Helemaal mee
eens
5
Helemaal mee
eens
3. Ik loop thuis het liefst op blote voeten / sokken.
Helemaal mee
oneens
1
2
3
4
4. Wonden aan de voeten ontstaan door thuis geen schoenen te dragen.
Helemaal mee
oneens
1
2
3
4
5
Helemaal mee
eens
5. Wonden aan de voeten bij suikerziekte ontstaan veelal door schoeisel dat
drukplekken veroorzaakt.
Helemaal mee
oneens
1
2
3
4
5
Helemaal mee
eens
6. Ik wil er alles aan doen om (nieuwe) wonden aan mijn voeten te voorkomen.
Helemaal mee
oneens
1
2
3
4
5
Helemaal mee
eens
7. Mijn echtgenoot steunt mij dat ik thuis schoenen draag.
Helemaal mee
oneens
1
2
3
4
5
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
Helemaal mee
eens
21
8. De behandelaar van mijn voeten steunt mij dat ik thuis schoenen draag.
Helemaal mee
oneens
1
2
3
4
5
Helemaal mee
eens
9. Vanuit geloofsovertuiging draag ik thuis geen schoenen .
Helemaal mee
oneens
1
2
3
4
5
Helemaal mee
eens
10. Ik vind het vreemd als anderen thuis schoenen dragen.
Helemaal mee
oneens
1
2
3
4
5
Helemaal mee
eens
5
Helemaal mee
eens
11. Ik kan zelf mijn schoenen aan- en uittrekken.
Helemaal mee
oneens
1
2
3
4
12. Ik vind het geen probleem als iemand mij moet helpen om mijn schoenen aan
en uit te trekken.
Helemaal mee
oneens
1
2
3
4
5
Helemaal mee
eens
13. Als mijn behandelaar mij adviseert om thuis schoenen te dragen, dan volg ik
dat advies op.
Helemaal mee
oneens
1
2
3
4
5
Helemaal mee
eens
14. Ik vind het geen probleem om zittend te douchen, zodat ik niet op ‘blote
voeten’ hoef te staan.
Helemaal mee
oneens
1
2
3
4
5
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
Helemaal mee
eens
22
15. Draagt u thuis het grootste deel van de tijd de schoenen die buitenshuis ook
gedragen worden?
o Nee (ga door naar vraag 16)
o Ja (ga door naar vraag 17)
16. Wat draagt u binnenshuis het grootste deel van de tijd aan uw voeten? (één
antwoord invullen)
o Blootvoets (ik draag thuis niets aan mijn voeten)
o Pantoffels
o Slippers
o Sokken (ik draag thuis geen schoenen)
o Verbandschoenen
o Overige
17. Heeft u verder nog opmerkingen?
……………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………
EINDE
Heel erg bedankt voor het invullen van deze vragenlijst.
Draagt u deze schoenen thuis ook?, Master HC&SW, CC5, Michel Boerrigter, maart 2014
23