12/05/2014

Orde van Vlaamse Balies
www.advocaat.be
Staatsbladsstraat 8
B – 1000 Brussel
MEMORANDUM
T +32 (0)2 227 54 70
F +32 (0)2 227 54 79
[email protected]
Ten behoeve van de kandidaten voor de Vlaamse, federale en Europese verkiezingen
12 mei 2014
De Orde van Vlaamse Balies (OVB) vertegenwoordigt meer dan 10 000 Vlaamse advocaten en waakt
over de belangen van de rechtzoekenden. Hierbij maakt ze haar actieplan over aan de politieke
wereld, met concrete voorstellen op vier grote werven. De OVB stelt vanzelfsprekend haar
knowhow ter beschikking voor de verdere implementatie van haar eisen. Over tal van
onderwerpen heeft de OVB al eerder standpunten ingenomen; die zijn terug te vinden op
www.advocaat.be/standpunten.
De Orde van Vlaamse Balies vraagt prioritair aandacht voor:
I. Een correct functionerende rechtsstaat
II. Een modern justitieel apparaat
III. Waardering van de advocatuur als onmisbare partner van justitie
IV. Een actueel recht op maat van een veranderende samenleving
INHOUDSOPGAVE
I. EEN CORRECT FUNCTIONERENDE RECHTSSTAAT ............................................................................. 3 1. Adequate financiering juridische eerstelijnsbijstand .................................................................. 3 2. Hervorming juridische tweedelijnsbijstand ................................................................................. 3 3. Minder maar betere wetgeving ..................................................................................................... 4 4. Omzetting van de europese richtlijn salduz-bis .......................................................................... 4 5. Vrijwaring pleitmonopolie ............................................................................................................ 5 6. Een legitieme fiscaliteit ................................................................................................................ 5 7. Stimulering rechtsbijstandsverzekering ...................................................................................... 6 II. EEN MODERN JUSTITIEEL APPARAAT ............................................................................................... 7 8. Een daadwerkelijke elektronische procesvoering ........................................................................ 7 9. Een fundamenteel hertekend gerechtelijk landschap .................................................................. 7 10. Een objectieve werklastmeting ................................................................................................... 8 11. Een onafhankelijke en aanwezige griffie.................................................................................... 8 12. Een onafhankelijk openbaar ministerie ...................................................................................... 9 13. Respect voor de taalwetgeving ................................................................................................... 9 14. Afschaffing belastingen op justitie ............................................................................................ 9 15. Aanpassing toewijzing zaken aan rechtbanken en hoven ....................................................... 10 III. WAARDERING VAN DE ADVOCATUUR ALS ONMISBARE PARTNER VAN JUSTITIE ......................... 11 16. Afschaffing plaatsvervangende rechters .................................................................................. 11 17. Verbetering derde toegangsweg magistratuur ......................................................................... 11 18. Neutrale verkiezing leden-advocaten Hoge Raad voor de Justitie ........................................... 11 19. Uniforme en betere vergoeding van gerechtelijke mandaten .................................................. 11 20. Vrijwaring beroepsgeheim ........................................................................................................ 11 21. Alternatieve geschillenbeslechting........................................................................................... 12 22. Wettelijke oplossing voor de toegang tot het beroep .............................................................. 12 23. Aanpassing tuchtwet ................................................................................................................ 12 24. Verbetering sociaal statuut zelfstandigen ............................................................................... 13 IV. EEN ACTUEEL RECHT OP MAAT VAN EEN VERANDERENDE SAMENLEVING ................................... 14 25. Einde misbruik voorlopige hechtenis ....................................................................................... 14 26. Uitvoering basiswetten gedetineerden ..................................................................................... 14 27. Aangepaste therapie geïnterneerden........................................................................................ 14 28. Een betere strafuitvoering ........................................................................................................ 15 29. Uitbouw nieuw jeugdsanctierecht ............................................................................................ 15 30. Bijstand advocaat bij uitoefening hoorrecht minderjarigen .................................................... 16 31. Een hervormd huwelijksvermogensrecht ................................................................................. 16 32. Efficiënte administratieve rechtscolleges ................................................................................ 16 33. Een fundamenteel hervormd vreemdelingenrecht ................................................................... 16 2
OVB/SD/MEMO/VERKIEZ/2014 05 25_DEF
I. EEN CORRECT FUNCTIONERENDE RECHTSSTAAT
De OVB acht een aantal grondige aanpassingen aan de rechtsstaat noodzakelijk, opdat die opnieuw
correct zou kunnen functioneren. Conform aan haar wettelijke taak om de belangen van de
rechtzoekenden te behartigen vraagt de OVB ter remediëring van de huidige toestand naast minder
maar betere wetgeving en een legitieme fiscaliteit bovenal een hervorming van de juridische
tweedelijnsbijstand, een adequate financiering van de juridische eerstelijnsbijstand, een
omzetting van de Europese Salduz-bis-richtlijn, een vrijwaring van het pleitmonopolie en een
stimulering van de rechtsbijstandsverzekering.
1. ADEQUATE FINANCIERING JURIDISCHE EERSTELIJNSBIJSTAND
In het kader van de juridische eerstelijnsbijstand geven advocaten gratis een eerste oriënterend
advies over eenvoudige juridische problemen aan particuliere rechtzoekenden. Doorgaans gebeurt
dit in een Justitiehuis of in een Sociaal Huis. Door de Zesde Staatshervorming wordt de
bevoegdheid over de juridische eerstelijnsbijstand overgedragen naar de gemeenschappen. De
OVB vraagt bij die gelegenheid de financiering van de Commissies voor Juridische Bijstand te
herzien. Momenteel subsidieert de FOD Justitie die Commisies via een gesloten enveloppe in drie
werkingsschijven en moeten uitgaven worden bewezen vooraleer ze worden terugbetaald, wat de
facto neerkomt op een prefinanciering door de Commissies, die pas bij de ontvangst van de
subsidie en de bepaling van het totale aantal verleende prestaties de vergoedingen van advocaten
kunnen berekenen en betalen.
Naar de toekomst bepleit de OVB een open enveloppe, waarbij advocaten die de eerstelijnsbijstand
verlenen vooraf weten aan welk tarief ze werken en ook meteen worden betaald als ze hun
adviezen hebben verstrekt. Tot slot vraagt de OVB om rekening te houden met de aanwezigheid
van gesloten centra.
2. HERVORMING JURIDISCHE TWEEDELIJNSBIJSTAND
Tijdens de huidige legislatuur heeft de OVB onophoudelijk inspanningen geleverd om tot een
hervorming van de juridische tweedelijnsbijstand te komen. Ze bezorgde aan de minister van
Justitie en de partijvoorzitters een volledig uitgewerkt wetsvoorstel met de bijhorende koninklijke
besluiten, die de interne consensus tussen de 14 Vlaamse balies daarover weergeven en die
beogen de juridische tweedelijnsbijstand te doen toekomen aan wie die echt nodig heeft. Daar
werd evenwel niets mee aangevangen.
De situatie op het terrein is inmiddels onhoudbaar. De huidige gesloten enveloppe impliceert een
gelijkblijvend budget, ook al wordt er veel meer een beroep gedaan op de juridische
tweedelijnsbijstand. Als gevolg daarvan daalt de waarde van het punt van de nomenclatuur
voortdurend, moet de advocatuur constant bij de overheid smeken voor bijpassingen en verlopen
de interne kruiscontroles door Franstalige advocaten van Nederlandstalige confraters en vice versa
in een steeds bitsere en de facto onwerkbare sfeer. In een zichzelf respecterende rechtsstaat zou
de overheid voldoende budget moeten uittrekken voor bijstand aan de meest kwetsbare
rechtzoekenden.
3
OVB/SD/MEMO/VERKIEZ/2014 05 25_DEF
Nu de Vlaamse Gemeenschap door de Zesde Staatshervorming bevoegd wordt voor de juridische
eerstelijnsbijstand, acht de OVB het logisch dat die eveneens bevoegd zou worden voor de
juridische tweedelijnsbijstand, die er het onmisbare verlengstuk van vormt. Door een dergelijke
homogene defederalisering zou de Vlaamse regering onmiddellijk werk kunnen maken van de
noodzakelijke hervorming en zo het behoud van de juridische tweedelijnsbijstand kunnen
verzekeren. De OVB bevestigt eens te meer haar bereidheid om onmiddellijk de hand aan de ploeg
te slaan.
3. MINDER MAAR BETERE WETGEVING
De hoeveelheid wetgeving neemt jaar na jaar toe; vorig jaar bereikte het Belgisch Staatsblad een
omvang van 104 172 bladzijden. Elke burger wordt geacht de wet te kennen, maar dat adagium
kan in de praktijk nog moeilijk worden toegepast. De OVB verzoekt de wetgever om in het belang
van alle rechtzoekenden een grondige schoonmaak uit te voeren in het gigantische arsenaal aan
wetgeving. In het bijzonder vraagt ze om bij de goedkeuring van nieuwe wetten of decreten
onverminderd na te gaan welke vroegere wetten of decreten kunnen worden afgeschaft.
Tevens roept de OVB op om het parlement opnieuw meer te betrekken bij de totstandkoming van
de wetgeving en zijn fundamentele rol daarin te respecteren. Meer en meer wordt immers
vastgesteld dat het parlement enkel nog beslissingen mag bekrachtigen, die eerder op kabinetten
en in interkabinettenwerkgroepen zijn gebetonneerd, of in ijltempo moet instemmen met
programmawetten die te nemen of te laten zijn, waardoor elke discussie onmogelijk wordt. Over
de ingrijpende hervorming van het gerechtelijk landschap werd bijvoorbeeld in Kamer en Senaat
samen amper 60u gedebatteerd, maar ondertussen bleek wel al een wet met overgangsmaatregelen
(wet 21 maart 2014, B.S. 24 maart 2014) noodzakelijk op de wet van 1 december 2013. De
afschaffing van de vrijstelling van de btw voor advocaten werd dan weer in een programmawet
over sociale zaken ondergedompeld, waardoor een bespreking in de Commissie Financiën van de
Kamer vakkundig werd vermeden. Evenzo neemt de OVB aanstoot aan de meer en meer gebruikte
techniek om binnen de regering voorbereide wetsontwerpen als wetsvoorstel te laten indienen
door volksvertegenwoordigers van de meerderheid om zo te ontsnappen aan het voor
wetsontwerpen verplichte advies van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State.
De OVB wijst erop dat kwaliteitsvolle wetgeving tijd vergt en dat het in een parlementaire
democratie betaamt om voorafgaand aan de inwerkingtreding de gevolgen grondig te toetsen in de
organen die daarvoor door de bevolking verkozen zijn en daartoe door de Grondwet gelegitimeerd
zijn. De OVB stipt nog aan dat de huidige inflatie van slechte wetgeving onvermijdelijk leidt tot
een gevoelige stijging van beroepen tot nietigverklaring bij het Grondwettelijk Hof, waarbij dat
Hof de wetgever in het gareel van de Grondwet dwingt. Ter zake neemt de OVB in het belang van
alle rechtzoekenden haar verantwoordelijkheid op en stelde ze onder meer beroepen tot
vernietiging in tegen de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel en de afschaffing
van de btw-vrijstelling voor advocaten.
4. OMZETTING VAN DE EUROPESE RICHTLIJN SALDUZ-BIS
De EU-richtlijn inzake de bijstand van een advocaat bij het verhoor werd op 6 november 2013
gepubliceerd. België beschikt nu nog over 31 maanden om ze te implementeren; ten laatste op 27
november 2016 moet de huidige Salduzwet aangepast zijn aan de nieuwe richtlijn. Dergelijke
omzetting zal onvermijdelijk gepaard moeten gaan met een grondige hervorming van de
strafrechtsprocedure. Zo niet dreigt de factuur voor de federale overheid substantieel steeds
zwaarder te zullen doorwegen.
4
OVB/SD/MEMO/VERKIEZ/2014 05 25_DEF
De OVB wil vanuit haar specifieke terreinkennis de handschoen opnemen en is bereid om voluit
mee te werken aan de uitbreiding van de huidige Salduzwet en de bijhorende hervorming van de
strafrechtsprocedure. Ook bij de totstandkoming van de huidige Salduzwet is de OVB immers een
onmisbare speler gebleken bij de implementatie.
In dat verband herinnert de OVB aan de uitvoerige parlementaire behandeling destijds van de
zogenaamde « Grote Franchimont » (Parl. St., Senaat, 2003-2007, nr. 450). Dat wetsvoorstel
houdende wetboek van strafprocesrecht, dat nooit wet werd, is in het algemeen de loutere
toepassing van de rechtspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens en kan in het
licht van het komende debat alsnog het uitgangspunt vormen.
5. VRIJWARING PLEITMONOPOLIE
De advocatuur is door haar onafhankelijkheid en partijdigheid – kernwaarden van het beroep – bij
uitstek geroepen om cliënten in rechte te vertegenwoordigen en te verdedigen. De OVB stelt
evenwel vast dat het pleitmonopolie van de advocatuur steeds meer wordt uitgehold. Bij tal van
administratieve rechtscolleges wordt reeds toegestaan dat ambtenaren namens de overheid
optreden.
Bij
de
nakende
groepsvorderingen
wordt
het
initiatiefrecht
uitsluitend
bij
consumentenorganisaties gelegd en wordt de advocatuur genegeerd. De OVB roept op om het
pleitmonopolie in elk geval te vrijwaren en waar nodig te herstellen.
Ook vraagt de OVB een sluitende controle op iedereen die juridisch advies geeft. Ze herinnert er in
dat verband aan dat de advocatuur opereert binnen een strikt deontologisch kader, waarvan de
niet-naleving leidt tot tuchtmaatregelen. Het is in het belang van de rechtzoekenden niet meer dan
billijk dat derden die overgaan tot juridisch advies aan dezelfde voorwaarden als de advocatuur
zouden voldoen.
De OVB wijst erop dat de advocatuur ouder is dan het koninkrijk België en op haar merites moet
worden beoordeeld. Als ze na een kortstondige afschaffing tijdens de Franse Revolutie door
Napoleon opnieuw werd ingesteld met het decreet van 14 december 1810, dan is dat precies
omdat ze zo levensnoodzakelijk bleek voor het functioneren van justitie.
6. EEN LEGITIEME FISCALITEIT
De OVB roept op om inzake fiscaliteit het legaliteitsbeginsel te hanteren en vraagt bovenal de
rechten van de belastingplichtigen te respecteren. Onder internationale druk verschuift het
beginsel “in dubio contra fiscum” steeds meer naar een tendens “in dubio pro fiscum”. Dergelijke
evolutie acht de OVB zonder meer een gevaarlijk hellend vlak als er niet tegelijk zorgvuldig op
toegezien wordt dat grondwettelijke vrijheden niet in het gedrang komen.
De OVB beklemtoont dat advocaten die zich toeleggen op fiscaal advies, getrouw aan de
deontologie van hun beroep, altijd opereren binnen de wettelijke marges. De OVB wijst erop dat
elke burger van dit land het recht heeft om zijn belastingen te optimaliseren en maximaal gebruik
te maken van de bepaalde wettelijke mogelijkheden. Het gaat derhalve niet op de advocatuur
voortdurend te verwijten daarin haar rol te spelen en haar te beschuldigen van het uitwerken van
illegale constructies. Conform de scheiding der machten kan alleen de rechterlijke macht daarover
oordelen. De wetgever van zijn kant kan te allen tijde de fiscale wetgeving grondig hervormen en
drastisch vereenvoudigen.
5
OVB/SD/MEMO/VERKIEZ/2014 05 25_DEF
De OVB wijst er eveneens op dat de advocatuur, anders dan door bepaalde opiniemakers wordt
voorgesteld, haar volledige medewerking heeft verleend en zal blijven verlenen aan de uitvoering
van de anti-witwaswetgeving.
7. STIMULERING RECHTSBIJSTANDSVERZEKERING
De OVB stelt vast dat de wetgever niet altijd het gecumuleerde effect beseft van wat hij aanneemt.
De OVB was destijds vragende partij voor de invoering van een rechtsplegingsvergoeding, te
dragen door de in het ongelijk gestelde partij, maar de combinatie daarvan met de invoering van
de btw dreigt sinds 1 januari 2014 de toegang tot het gerecht voor vele burgers in de praktijk
gevoelig te beperken. Uiteraard is er de juridische tweedelijnsbijstand, die weliswaar door recente
beslissingen zijn doel enigszins voorbijschiet, maar waar de zwaksten in de samenleving een
beroep op kunnen doen. Voor wie echter niet in aanmerking komt voor de tweedelijnsbijstand,
acht de OVB een rechtsbijstandsverzekering een absolute noodzaak. Evenwel moet ze vaststellen
dat dergelijke verzekering nog helemaal niet courant is. De OVB vraagt de wetgever daarom met
aandrang een fiscale aftrekbaarheid van premies van de rechtsbijstandsverzekering te willen
overwegen of eender welke andere maatregel die kan leiden tot een veralgemening van de
rechtsbijstandsverzekering. De OVB wil en kan principieel niet aanvaarden dat rechtzoekenden
zich niet durven te wenden tot een advocaat uit vrees voor de kostprijs.
De OVB vraagt een correct functionerende rechtsstaat, waarvoor ze essentieel acht:
1. een adequate financiering van de juridische eerstelijnsbijstand
2. een hervorming van de juridische tweedelijnsbijstand
3. minder maar betere wetgeving
4. een omzetting van de Europese Salduz-bis-richtlijn
5. een vrijwaring van het pleitmonopolie
6. een legitieme fiscaliteit
7. stimulering van de rechtsbijstandsverzekering.
6
OVB/SD/MEMO/VERKIEZ/2014 05 25_DEF
II. EEN MODERN JUSTITIEEL APPARAAT
Het stramien van de Belgische justitie ontstond met de organieke wetten van 1832 en in veel
opzichten werd het 19e eeuws aanschijn bewaard. De OVB vraagt een quantumsprong naar de 21ste
eeuw met prioritair aandacht voor een volgehouden daadwerkelijke informatisering, een
fundamenteel
hertekend
gerechtelijk
landschap,
een
objectieve
werklastmeting,
een
onafhankelijke en aanwezige griffie, een onafhankelijk openbaar ministerie, het wegwerken van de
gerechtelijke achterstand, respect voor de taalwetgeving, afschaffing van belastingen op justitie
en een aanpassing van de toewijzing van zaken aan rechtbanken en hoven.
8. EEN DAADWERKELIJKE ELEKTRONISCHE PROCESVOERING
De OVB zet sinds 2011 zelf voluit in op de ontwikkeling van een eigen Digitaal Platform van en
voor de Advocaat (DPA) en wenst dat justitie op haar beurt werk maakt van de ontwikkeling van
een eigentijdse informaticastructuur, zodat communicatie en gegevensuitwisseling tussen beide
structuren uitgroeit tot een evidentie. Geleerd uit de mislukte ervaringen met de Phenix- en
Cheopsprojecten werd bij justitie tijdens de huidige legislatuur bottom-up herbegonnen. De eerste
resultaten worden thans zichtbaar, maar de OVB roept op om de inspanningen op te drijven, naar
analogie met wat ze zelf doet voor haar eigen DPA.
In een zeer nabije toekomst verlangt de OVB dat

de advocatuur en justitie beveiligd elektronisch kunnen communiceren en dat
mededelingen die zo worden verricht de rechtsgevolgen hebben van handelingen hebben
die op de griffie worden gesteld.

de advocatuur elektronisch kan betalen, en alle griffies worden uitgerust met

vonnissen en arresten, ook in strafzaken, elektronisch aan advocaten worden overgemaakt.

alle procedureakten elektronisch kunnen worden neergelegd, met inbegrip van
betaalterminals.
verzoekschriften.

de advocatuur elektronisch toegang krijgt tot vermoedelijke pleitdata.

conclusietermijnen elektronisch worden bepaald.

alle burgerlijke en strafdossiers elektronisch toegankelijk zijn.
De OVB benadrukt dat een dergelijke daadwerkelijke elektronische procesvoering ook en vooral de
rechtzoekende ten goede zal komen, omdat ze zal leiden tot een goedkopere, snellere en
efficiëntere rechtsgang.
De OVB roept op om hier in een volgende legislatuur voldoende middelen voor vrij te maken.
9. EEN FUNDAMENTEEL HERTEKEND GERECHTELIJK LANDSCHAP
De OVB betreurt dat de hervorming van het gerechtelijk landschap in ijltempo door het parlement
werd gejaagd, in die mate dat een hoorzitting met de stakeholders, waaronder de advocatuur, niet
tot de mogelijkheden bleek te behoren.
De OVB neemt akte van de nieuwe gerechtelijke arrondissementen, die zich bijna hoofdzakelijk
baseren op provinciale grenzen, maar niet aangepast zijn aan de situatie op het terrein. De OVB
7
OVB/SD/MEMO/VERKIEZ/2014 05 25_DEF
voorspelt dat de asymmetrische organisatie van de rechtbanken van eerste aanleg (georganiseerd
per arrondissement) en de rechtbanken van koophandel/arbeidsrechtbanken (georganiseerd per
ressort) aanleiding zal geven tot talloze praktische problemen. Ondanks de tegenovergestelde
keuze van de wetgever, blijft de OVB daarom ijveren voor een echte eenheidsrechtbank en een
werkelijk eenheidshof van beroep. Schaalgrootte moet afhankelijk zijn van de noodzaak om een
voldoende
grote
instroom
van
zaken
te
hebben
voor
een
kwalitatief
hoogstaande
en
gespecialiseerde rechtspraak en om voldoende maatschappelijke binding te bezitten. De OVB vindt
het frappant dat alleen Eupen een echte eenheidsrechtbank zal krijgen, maar dan wel om de
verkeerde redenen en ondanks een te kleine schaalgrootte.
De OVB wijst er tot slot op dat de lopende hervorming niet zal kunnen slagen zonder de
medewerking van magistraten, griffiers en gerechtspersoneel. In het bijzonder vraagt de OVB dat
magistraten het uitgangspunt zouden respecteren dat hun mobiliteit zal moeten vergroten,
doordat zij zich over de verschillende afdelingen van de zetel zullen moeten verplaatsen. Voorts
moet aan de benoeming en/of vervanging van magistraten een hoge prioriteit worden verleend en
moeten de procedures op een snellere en efficiëntere wijze geschieden. De OVB vraagt dat daarbij
maximaal rekening wordt gehouden met de door de advocatuur uitgebrachte adviezen, die
geenszins als een te verwaarlozen formaliteit mogen worden beschouwd. Ook wat betreft de
griffiers en het gerechtspersoneel is het voor een goede werking van justitie van essentieel belang
dat constant voldoende functies zijn ingevuld en er geen onderbezetting is.
10. EEN OBJECTIEVE WERKLASTMETING
De OVB vraagt eens te meer de werklast van de magistraten van rechtbanken en hoven objectief in
kaart te brengen. De advocatuur ervaart dat er op bepaalde plaatsen – onder meer in bepaalde
kamers van de hoven van beroep te Gent en Brussel – een ernstige gerechtelijke achterstand
heerst, daar waar op andere plaatsen nauwelijks voldoende contentieux aanwezig is om de inzet
van het beschikbare magistratenkorps te kunnen verantwoorden. In beide gevallen is de
rechtzoekende het slachtoffer, ofwel omdat verjaring dreigt ofwel omdat er te weinig specialisatie
en expertise in hoofde van de magistratuur aanwezig is.
De OVB juicht toe dat in de aflopende legislatuur een poging werd ondernomen voor het
gerechtelijk arrondissement Brussel en dat voor de hoven van beroep werklastmetingen in
uitvoering zijn. De OVB vraagt evenwel dat de resultaten van die metingen niet onder de mat
worden geveegd en dat ter uitvoering eveneens de nodige verschuivingen gebeuren. De OVB
betreurt in dat verband nog dat de advocatuur niet werd gevraagd op de één of andere wijze te
participeren; advocaten zijn bevoorrechte getuigen en kunnen als geen ander het concrete
functioneren van een magistraat of rechtbank beoordelen.
11. EEN ONAFHANKELIJKE EN AANWEZIGE GRIFFIE
De OVB vraagt de werking van de griffies aan te passen aan de standaarden die gelden voor een
hedendaagse en klantgerichte dienstverlening. De huidige openingsuren (8u30 tot 12u30 en 13u30
tot 16u) zijn onaangepast. Verstuurde faxberichten bereiken vaak niet tijdig of helemaal niet de
bestemmeling. Elektronische communicatie zou een vanzelfsprekendheid moeten zijn, maar emailadressen worden onvoldoende benut omdat de zekerheid ontbreekt dat e-mails de betrokkene
tijdig bereiken. De tijd tussen de rechterlijke uitspraak en de aflevering van een afschrift van die
uitspraak aan de betrokken partijen en hun raadslieden is vaak onaanvaardbaar groot.
8
OVB/SD/MEMO/VERKIEZ/2014 05 25_DEF
De OVB vraagt eveneens om de functie van griffier te herwaarderen als onafhankelijke en cruciale
speler binnen justitie. De griffier moet bovenal uitgroeien tot bewaker van de agenda en
organisator van zittingen. In overleg met de raadslieden van partijen kan hij fixaties vastleggen en
nutteloze
uitstellen
verhinderen.
De
griffier
vervult
daarmee
een
belangrijke
taak.
Vanzelfsprekend is een permanentie in de gerechtsgebouwen hiervoor vereist; een thuiswerkende,
onbereikbare griffier is onverzoenbaar met een behoorlijk functionerende justitie.
12. EEN ONAFHANKELIJK OPENBAAR MINISTERIE
De OVB vraagt de rol van het openbaar ministerie (OM) in het burgerlijk en strafproces grondig te
evalueren. Het OM mag niet tegen de magistraten van de zetel aanleunen en zeker niet bij de
burger de schijn wekken dat beide magistratenkorpsen nauw bij elkaar aansluiten (“Justice must
not only be done, it must also be seen to be done”). Daarom hoort het parket in de rechtszaal niet
naast de rechter te zetelen, maar wel ín de rechtszaal, op gelijke hoogte met de advocatuur.
De OVB vraagt tevens het parket te organiseren als een korps, waarbij in principe de magistraten
van de staande magistratuur hun hele carrière in dat korps zullen maken, en niet langer voor
doorbenoeming in de zittende magistratuur in aanmerking komen.
De OVB vraagt tot slot dat de leden van de staande magistratuur, die als korps de
onafhankelijkheid verbonden aan hun statuut van magistraat claimen, geen deel meer zouden
mogen uitmaken van ministeriële kabinetten, noch andere (para)politieke functies zouden
opnemen.
13. RESPECT VOOR DE TAALWETGEVING
De OVB vraagt met aandrang namens alle Nederlandstalige rechtzoekenden de huidige
taalwetgeving, resultaat van moeizaam bereikte compromissen in het verleden, te blijven
respecteren, ook en vooral in het gerechtelijk arrondissement Brussel. In dat verband wijst de OVB
erop dat zij en de bij haar aangesloten plaatselijke Ordes bevoegd zijn voor alle advocaten die
zich op het grondgebied van het Vlaams Gewest vestigen en voor de Nederlandstalige advocaten
die zich op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vestigen.
De OVB begrijpt evenwel dat het om economische redenen aangewezen kan zijn om een
Engelstalige kamer op te richten in de Brusselse rechtbank van koophandel, die minstens bevoegd
zou zijn voor arbitrages in handelszaken. Op dat vlak blijken de huidige absolute nietigheden van
de taalwetgeving te restrictief voor de praktijk en hebben ze ertoe geleid dat een aanzienlijk
contentieux is uitgeweken naar buurlanden.
Tot slot roept de OVB op om de richtlijn inzake tolken en vertalen in criminele procedures om te
zetten in Belgische wetgeving, waardoor het recht op tegenspraak van anderstaligen in onze
procedures en rechtbanken kan worden gevrijwaard. Dit had al in oktober 2013 moeten gebeurd
zijn. Goed opgeleide tolken moeten via registers kunnen worden opgespoord en ingezet en alle
actoren binnen justitie moeten worden opgeleid om efficiënt met tolken te kunnen werken.
14. AFSCHAFFING BELASTINGEN OP JUSTITIE
De OVB verzet zich in beginsel tegen de invoering of de handhaving van heffingen, taksen en
belastingen op het procederen en kan daarom moeilijk instemmen met een algemeen
9
OVB/SD/MEMO/VERKIEZ/2014 05 25_DEF
boetesysteem voor zogenaamd onterecht procederen. Elke burger van dit land heeft het
fundamenteel democratische recht om zijn rechten af te dwingen voor een rechtbank en/of hof.
De OVB is er wel voorstander van om de juridische tweedelijnsbijstand slechts mogelijk te maken
vanaf een bepaalde ondergrens.
De OVB vraagt evenzeer om de thans bestaande ’belastingen’ – rolrechten, griffierechten,
expeditierechten, registratierechten etc. – af te schaffen dan wel gevoelig te verlagen. Het hoort
niet in een rechtsstaat dat de overheid verdient aan een openbare dienst, wat de rechtspraak is en
blijft, des te meer omdat een bijwerking ervan is dat vooral de zwakste rechtzoekenden uit
financiële overwegingen terugschrikken voor de rechter. De OVB wijst erop dat aan een beroep op
het
hoogste
Belgisch
rechtscollege,
met
name
het
Grondwettelijk
Hof,
helemaal
geen
gerechtskosten verbonden zijn.
Ook betreurt de OVB dat onderzoeksrechters er nog steeds niet in slagen uniforme waarborgen op
te leggen. Het is onbegrijpelijk en onaanvaardbaar dat bij eenzelfde geschil een verschillende
financiële inspanning van de klager wordt gevergd naargelang het arrondissement waar hij om de
tussenkomst van een onderzoeksrechter vraagt. De OVB is er tevens voorstander van dat
onderzoeksrechters zich veel meer concentreren op de leiding van het onderzoek en het
aanbrengen van argumenten à décharge.
15. AANPASSING TOEWIJZING ZAKEN AAN RECHTBANKEN EN HOVEN
De OVB vraagt om de toewijzing van zaken in het Gerechtelijk Wetboek bij de tijd te brengen. Dit
is voor het laatst gebeurd in 1994 en twintig jaar later dringt een grondige aanpassing naar boven
zich op. Zaken met een geldwaarde van minstens 1860 euro behoren thans tot de rechtsmacht van
de rechtbank van eerste aanleg, wat in de praktijk vaak niet substantieel genoeg blijkt en zonder
bezwaar door de vrederechter zou kunnen worden behandeld. Dat bedrag wordt weliswaar
binnenkort verhoogd tot 2500 euro, maar die bijsturing is te gering om veel effect uit te oefenen.
Aansluitend wenst de OVB dat er opnieuw logica in de bevoegdheidsverdeling zou worden
gebracht en dat werk zou worden gemaakt van een uniformisering van de proceduretermijnen.
De OVB vraagt een modern justitieel apparaat, dat voor haar bestaat uit:
8. een daadwerkelijke elektronische procesvoering
9. een fundamenteel hertekend gerechtelijk landschap
10. een objectieve werklastmeting
11. een onafhankelijke en aanwezige griffie
12. een onafhankelijk openbaar ministerie
13. respect voor de taalwetgeving
14. afschaffing belastingen op justitie
15. aanpassing toewijzing zaken aan rechtbanken en hoven
10
OVB/SD/MEMO/VERKIEZ/2014 05 25_DEF
III. WAARDERING VAN DE ADVOCATUUR ALS ONMISBARE
PARTNER VAN JUSTITIE
16. AFSCHAFFING PLAATSVERVANGENDE RECHTERS
De OVB blijft zich nadrukkelijk kanten tegen de structurele inzet van advocaten als
plaatsvervangende rechters. Een betere benutting van het beschikbare magistratenkorps kan de
gerechtelijke achterstand oplossen. De OVB vraagt om een pool van toegevoegde rechters samen te
stellen voor de vervanging van magistraten die om de één of andere reden verhinderd zijn. De
advocaat is bij uitstek partijdig en dient niet om te verwachten afwezigheden of laattijdige
opvullingen van het wettelijk kader op te vangen.
17. VERBETERING DERDE TOEGANGSWEG MAGISTRATUUR
Het is abnormaal dat plaatsvervangende rechters die als magistraat optreden en in die
hoedanigheid voldoen om zittingen te houden en vonnissen te schrijven niet slagen voor het
examen om effectief magistraat te worden. De OVB vraagt een hoger gereserveerd percentage voor
kandidaten met balie-ervaring tot minstens 20 % en een effectieve invulling daarvan.
18. NEUTRALE VERKIEZING LEDEN-ADVOCATEN HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
De OVB vraagt dat advocaten die namens de advocatuur in de Hoge Raad voor Justitie willen
zetelen hun kandidatuur voorleggen aan haar algemene vergadering (en mutatis mutandis aan die
van de OBFG), die vervolgens de kandidaten van haar keuze kan voordragen. Alleen op die manier
kan politieke inmenging volledig worden geweerd en worden alle kandidaturen gelijk behandeld.
De OVB vraagt bijgevolg haar wetsvoorstel van 13 mei 2009 ter aanpassing van artikel 259bis-2, §2
Ger. W. opnieuw in het parlement in te dienen en goed te keuren.
19. UNIFORME EN BETERE VERGOEDING VAN GERECHTELIJKE MANDATEN
De OVB ijvert voor een uniforme regeling van de vergoeding van de gerechtelijke mandaten. Op dit
moment bestaan verschillende wettelijke regelingen hetzij op basis van prestaties hetzij op basis
van kosten. Ook worden bepaalde mandaten (onder meer dat van voogd ad hoc) thans niet
vergoed.
De OVB vraagt in het bijzonder een betere en vluggere uitbetaling van de schuldbemiddelaars door
het Fonds ter bestrijding van de Overmatige Schuldenlast en daartoe een verhoogde financiering
van dat Fonds.
20. VRIJWARING BEROEPSGEHEIM
De OVB heeft moeten leren leven met de afschaffing van de vrijstelling voor advocatenprestaties
inzake btw, maar vraagt met aandrang om het beroepsgeheim bij fiscale controles te respecteren.
De OVB begrijpt de beweegredenen van de fiscus om maximale transparantie te bekomen, maar
11
OVB/SD/MEMO/VERKIEZ/2014 05 25_DEF
plaatst daartegenover het voor de uitoefening van de advocatuur absoluut noodzakelijke
beroepsgeheim, waarvan de waarde keer op keer door het Grondwettelijk Hof wordt herhaald. De
OVB vraagt een dringende wettelijke oplossing en is ultiem bereid te aanvaarden dat de fiscus
tegen de beslissing van de stafhouder in beroep kan gaan bij de tuchtraad van beroep. In het
belang van de bescherming van de rechtzoekende kan de OVB evenwel niet dulden dat die grens
wordt overschreden door radicalere voorstellen.
De OVB handhaaft haar verzet tegen de omzetting van de recent door het Hof van Justitie ongeldig
verklaarde
Europese
databewaringsrichtlijn
(2006/24/EG),
waardoor
telecomoperatoren
en
internetproviders gegevens moeten bijhouden die de privacy van burgers raken. De OVB blijft
wijzen op de verregaande implicaties die die massale opslag van gegevens met zich kan
meebrengen. De idee dat elke burger potentieel gevaarlijk is, druist in tegen het vermoeden van
onschuld dat een fundamenteel recht is in ons rechtsbestel. Iedereen wordt geacht onschuldig te
zijn totdat zijn schuld volgens de wet wordt bewezen. Vanzelfsprekend verstoort een verplichte
databewaring eveneens ernstig het beroepsgeheim van de advocaat.
21. ALTERNATIEVE GESCHILLENBESLECHTING
De OVB beklemtoont dat de advocaat niet meer uitsluitend handelt in het kader van gerechtelijke
procedures en net een cruciale rol kan spelen in het vermijden ervan. Advocaten zijn door hun
expertise bij uitstek geschikt als bemiddelaars en arbiters. De OVB vraagt zowel een uitvoerige
promotie als een meer dwingende stimulering van bemiddeling, arbitrage en andere vormen van
alternatieve geschillenbeslechting.
22. WETTELIJKE OPLOSSING VOOR DE TOEGANG TOT HET BEROEP
Door de beide gelijkstellingswetten van 30 december 2009 werden de diplomavereisten voor de
toegang tot het beroep van advocaat in België aangepast aan de bachelor-master structuur. De
houders van een masterdiploma in de rechten, behaald in België of in een lidstaat van de Europese
Unie, konden toegang krijgen tot de balie, indien ze aan een Belgische universiteit examen hadden
afgelegd over een aantal Belgische rechtsvakken. In zijn arrest nr. 129/2011 (B.S. 12 augustus
2011) heeft het Grondwettelijk Hof evenwel die vakkenlijst vernietigd, waardoor er geen wettelijke
verankering meer is van de vereiste basiskennis van het Belgische recht. De OVB interpreteert
sindsdien de lege lata de term master in de rechten van de gelijkstellingswetten van 30 december
2009 sensu stricto als een Belgische master in de rechten.
De OVB vraagt dat de federale overheid samen met de gemeenschappen dringend werk maakt van
een nieuwe wettelijke formulering van de voorwaarden van het masterdiploma dat toegang geeft
tot de juridische beroepen.
23. AANPASSING TUCHTWET
De OVB was de drijvende kracht achter de grondige aanpassing van de tuchtwetgeving in 2006. Na
bijna tien jaar ervaart de OVB dat de toepassing van de tucht op bepaalde vlakken nog kan worden
verbeterd en acht ze het haar wettelijke taak om de wetgever daarop te attenderen. De OVB heeft
een remediërend wetsvoorstel opgesteld en verlangt een spoedige behandeling daarvan in het
parlement.
12
OVB/SD/MEMO/VERKIEZ/2014 05 25_DEF
24. VERBETERING SOCIAAL STATUUT ZELFSTANDIGEN
Alle Vlaamse advocaten hebben het statuut van zelfstandige, wat essentieel is om de
onafhankelijkheid van het beroep te vrijwaren. De OVB toont zich enthousiast over de
volgehouden
inspanningen
van
de
afgelopen
jaren
om
de
sociale
voorzieningen
voor
zelfstandigen geleidelijk aan op een hoger peil te brengen. De OVB vraagt evenwel dat de
inspanningen ook in de toekomst onverminderd worden voortgezet. Onder meer op het vlak van
pensioenen blijft een diepe kloof gapen tussen de pensioenen van zelfstandigen en werknemers
enerzijds en die van ambtenaren anderzijds. Het is helaas een jammerlijke misvatting te denken
dat alle advocaten vermogend genoeg zijn om zelf voor een aanvullend pensioen boven het
wettelijk pensioen te kunnen instaan.
De OVB vraagt respect op te brengen voor de advocatuur als onmisbare partner van justitie, wat
kan door:
16. afschaffing plaatsvervangende rechters
17. verbetering derde toegangsweg magistratuur
18. neutrale verkiezing leden-advocaten Hoge Raad voor de Justitie
19. uniforme en betere vergoeding van gerechtelijke mandaten
20. vrijwaring beroepsgeheim
21 alternatieve geschillenbeslechting
22. wettelijke oplossing voor de toegang tot het beroep
23. aanpassing tuchtwet
24. verbetering sociaal statuut zelfstandigen
13
OVB/SD/MEMO/VERKIEZ/2014 05 25_DEF
IV. EEN ACTUEEL RECHT OP MAAT VAN EEN VERANDERENDE
SAMENLEVING
IV.A - EEN ACTUEEL STRAFRECHT
25. EINDE MISBRUIK VOORLOPIGE HECHTENIS
De OVB wil het misbruik van de voorlopige hechtenis niet gedogen. Het is onaanvaardbaar dat de
voorlopige hechtenis nog steeds wordt misbruikt om bekentenissen af te dwingen of dat de duur
ervan mee de effectief toegekende straf bepaalt. Evenzo kan het niet door de beugel dat de
raadkamer standaardformuleringen hanteert om een verlenging van het aanhoudingsmandaat toe
te staan of dat een onderzoek op de lange baan wordt geschoven zodra een verdachte in
voorlopige hechtenis is genomen.
De OVB vraagt met aandrang het vermoeden van onschuld in alle omstandigheden te garanderen.
Opsluiting van wie nog niet definitief veroordeeld is, moet een absolute uitzondering blijven en
mag niet de regel worden, wat het met meer dan een derde van de gevangenisbevolking de facto
nu wel is. Bovendien moeten voorlopig aangehoudenen een ander statuut en behandeling krijgen
dan veroordeelden.
De OVB steunt uiteraard voluit het gebruik van alternatieven (huisarrest, contactverbod,
elektronisch toezicht).
26. UITVOERING BASISWETTEN GEDETINEERDEN
De interne en externe rechtspositie van gedetineerden werd wettelijk gereglementeerd bij basiswet
van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden
(B.S. 1 februari 2005) en bij wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de
veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van
de strafuitvoeringsmodaliteiten (B.S. 15 juni 2006). De trage inwerkingtreding zorgt ervoor dat de
rechtspositie van gedetineerden slechts een papieren bestaan heeft. De OVB dringt er dan ook op
aan dat verdere uitvoeringsbesluiten worden genomen, zodat die basiswetten van 2005 en 2006
volledige ingang kunnen vinden.
27. AANGEPASTE THERAPIE GEÏNTERNEERDEN
De OVB betreurt ten zeerste dat de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen
met een geestesstoornis zeven jaar na datum nog steeds dode letter blijft bij gebrek aan
uitvoeringsbesluiten en door de constante verschuiving van de datum van inwerkingtreding naar
de toekomst. Zij juicht toe dat het wetsvoorstel 5-2001 (Parl. St., Senaat, 2012-2013) betreffende
de internering van personen nog deze legislatuur gestemd is geraakt, maar vraagt met aandrang
om de uitvoering van die toekomstige wet niet ook op de lange baan te schuiven.
Zij aan zij met het Grondwettelijk Hof en het Europees Hof van de Rechten van de Mens vraagt de
OVB alle politici hun verantwoordelijkheid op te nemen en de nodige materiële en financiële
14
OVB/SD/MEMO/VERKIEZ/2014 05 25_DEF
middelen vrij te maken voor een consequent psychiatrisch en verzorgingsbeleid. Het is immers
onaanvaardbaar in een rechtsstaat dat geïnterneerden – die beschouwd moeten worden als
patiënten – terechtkomen in de gevangenis zonder aangepaste therapeutische begeleiding en
verzorging. Overeenkomstig art. 5.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens kan
een vrijheidsberoving van een geesteszieke slechts rechtmatig plaatsvinden als ze gebeurt binnen
een inrichting die is aangepast aan de bijzondere behoeften van geesteszieken.
28. EEN BETERE STRAFUITVOERING
De OVB stelt vast dat de strafuitvoeringsrechtbanken kampen met een aanzienlijke werklast en
benadrukt dat meer middelen en personeel moeten worden ingezet om de werking van de
strafuitvoeringsrechtbanken te optimaliseren. Een tijdige voorbereiding van dossiers zorgt ervoor
dat de betrokken personen tijdig kunnen verschijnen en vermijdt wachttijden.
De OVB gaat niet akkoord met de wijze waarop de wetten van 11 februari 2014 houdende diverse
maatregelen betreffende de verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de
gerechtskosten in strafzaken (B.S. 8 april 2014) zijn goedgekeurd in Kamer en Senaat. De OVB is
van mening dat zeker de beroepsgroepen die rechtstreeks of onrechtstreeks de gevolgen van die
wetten
zullen
voelen
–
advocatuur,
zittende
magistratuur,
onderzoeksrechters,
gerechtsdeurwaarders en notarissen –, gehoord moesten worden en dat rekening moest worden
gehouden met de geformuleerde kritieken.
De ratio legis van die wetten, i.e. budgettaire redenen, is absoluut verwerpelijk als basis voor
wetgeving die de persoonlijke vrijheden en grondrechten van elke burger ernstig dreigt in te
perken.
De OVB vraagt daarom om de bevoegdheden die de wetgever aan het openbaar ministerie geeft, te
begrenzen en de wetgeving in die zin te herzien.
IV.B – EEN ACTUEEL JEUGD- EN FAMILIERECHT
29. UITBOUW NIEUW JEUGDSANCTIERECHT
Met de Zesde Staatshervorming wordt Vlaanderen bevoegd om maatregelen te nemen ten aanzien
van minderjarigen die misdrijven hebben gepleegd.
De OVB vraagt te worden betrokken bij de voorbereidende werkzaamheden van het nieuwe decreet
jeugdsanctierecht. Zo meent de OVB dat de uithandengeving zou moeten worden afgeschaft.
Daarnaast
dringt
ze
erop
aan
dat
minderjarigen
in
een
jeugdsanctierecht
dezelfde
rechtswaarborgen hebben als volwassenen.

De reactie moet aangepast zijn aan het gepleegde misdrijf. De minderjarige moet
gesanctioneerd worden voor het misdrijf dat hij heeft gepleegd zonder meer. Functioneert
hij bovendien problematisch, dan is een doorverwijzing naar de jeugdhulpverlening
noodzakelijk. Daar kunnen verdere maatregelen worden genomen, bij voorkeur op
vrijwillige basis.

Bovendien moet de minderjarige door een onafhankelijke en onpartijdige rechter worden
berecht, wat betekent dat dezelfde rechter niet in de voorlopige fase én in de fase ten
gronde kan optreden.
15
OVB/SD/MEMO/VERKIEZ/2014 05 25_DEF

Daarnaast moet in constructieve sancties worden voorzien (bv. werkproject, leerproject),
veeleer dan de minderjarige te plaatsen in een gesloten instelling.
30. BIJSTAND ADVOCAAT BIJ UITOEFENING HOORRECHT MINDERJARIGEN
De wet tot oprichting van de familie- en jeugdrechtbank verleent aan minderjarigen een recht om
gehoord te worden in rechterlijke procedures die hen aanbelangen (art. 1004/1 Ger. W.). De OVB
heeft herhaaldelijk de bijstand van een advocaat, die bij voorkeur een specifieke opleiding in de
omgang met minderjarigen heeft gevolgd, bij het verhoor van de minderjarige bepleit. Hoewel dat
in de loop van de parlementaire besprekingen in de tekst stond geschreven, werd het in extremis
om budgettaire redenen opnieuw geschrapt. De OVB betreurt dat ten zeerste en vraagt dat alsnog
in te voeren.
31. EEN HERVORMD HUWELIJKSVERMOGENSRECHT
De OVB streeft naar een globale regeling voor de pensioencompensatie zoals in Duitsland en
Nederland. De OVB beschouwt de groepsverzekering als een spaarverrichting en niet als een
inkomen voor de toekomst en vraagt de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof en het Hof van
Cassatie hieromtrent te implementeren. Voorts wijst de Orde erop dat de voorgestelde
pensioencompensatie via het alimentatierecht niet werkbaar is in de praktijk, omdat de
partneralimentatie slechts beperkt is in de tijd en vervalt bij zware fout van de echtgenoot die er
recht op heeft.
IV.C – EEN ACTUEEL ADMINISTRATIEF RECHT
32. EFFICIËNTE ADMINISTRATIEVE RECHTSCOLLEGES
De OVB blijft voorstander van de oprichting van administratieve rechtbanken, die naar Nederlands
model kunnen worden ingevoerd als afdeling in de huidige rechtbanken van eerste aanleg en
waarvoor een verhaalsmogelijkheid zou moeten berusten bij de Raad van State. De burger heeft
ook bij administratieve geschillen recht op een spoedige beslissing en een dubbele aanleg.
De OVB pleit er daarnaast voor om de individuele betwistingen over het personeelsstatuut, die nu
tot de bevoegdheid van de Raad van State behoren, over te hevelen naar de arbeidsrechtbanken.
Inzake de Vlaamse administratieve rechtscolleges, die in de toekomst gegroepeerd worden onder
de koepel van de Dienst voor de Bestuursrechtscolleges, roept de OVB op om meer dan in het
verleden te voorzien in een structurele financiële en personele omkadering, voldoende aangepast
aan de werklast. Zo kan niet alleen de huidige achterstand worden ingehaald, maar kan ook nieuwe
achterstand worden vermeden. De opgedane ervaringen bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen
moeten in dat verband tot lering strekken.
33. EEN FUNDAMENTEEL HERVORMD VREEMDELINGENRECHT
De OVB vraagt om de aanbevelingen die de Senaat in de vorige legislatuur heeft gedaan bij de
evaluatie van de vreemdelingenwet uit te voeren. Tijdens de huidige legislatuur is vooral werk
16
OVB/SD/MEMO/VERKIEZ/2014 05 25_DEF
gemaakt van een politiek geïnspireerde verstrenging om het aantal asielzoekers te doen dalen,
maar is het raamwerk van de huidige vreemdelingenwet niet meer aangepast. Als deze
aanbevelingen worden uitgevoerd, zal automatisch ook een groot aantal thans noodzakelijke
procedures kunnen worden vermeden. De OVB vraagt in het bijzonder prioriteit te geven aan deze
aanbevelingen:

De procedure voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen
(CGVS) moet een tegensprekelijk debat krijgen en de verhoren moeten audiovisueel
worden opgenomen.

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV) moet opnieuw onderzoeksbevoegdheid

De RVV moet in andere dan asielzaken volle rechtsmacht krijgen.

Het rechterlijk toezicht op de opsluiting van vreemdelingen moet worden onttrokken aan
worden toegekend in asielzaken.
de criminele sfeer van de raadkamer door die bevoegdheid toe te wijzen aan een andere
rechtbank. Die derde rechtbank moet tevens bevoegd zijn om de evenredigheid en de
opportuniteit van de opsluiting te beoordelen.

Op het niveau van de RVV zou een bureau voor kosteloze rechtspleging moeten worden
opgericht, zodat kosteloze bijstand kan worden gevraagd voor het vertalen van
documenten, de aanstelling van dokters-experten, psychiaters, enz.

De rechtzoekende moet op zijn verzoek van taalrol kunnen veranderen tijdens de

De verzoekende partij moet schriftelijk kunnen reageren op de nota van het CGVS voor de
procedure.
RVV in asielzaken.
De OVB vraagt daarnaast een betere bescherming van de niet-repatrieerbare vreemdelingen
(waaronder de asielzoekers die niet erkend werden, geen subsidiaire bescherming kregen, maar
ook niet teruggestuurd worden) en de creatie van een wettelijk statuut voor de staatlozen.
Tot slot vraagt de OVB een betere werking van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ). De oprichting
van een contactpunt voor advocaten bij de DVZ is absoluut noodzakelijk om dossiers rechtstreeks
met de dossierbehandelaar te kunnen bespreken. Evenzeer is het cruciaal dat advocaten een
volledige kopie van het administratief dossier van de DVZ kunnen krijgen en dat de advocaat als
eerste kopie krijgt van de beslissing.
De OVB vraagt een actueel recht op maat van een veranderende samenleving, wat ze invult als:
25. einde van het misbruik van de voorlopige hechtenis
26. uitvoering basiswetten gedetineerden
27. aangepaste therapie geïnterneerden
28. een betere strafuitvoering
29. uitbouw van een nieuw jeugdsanctierecht
30. bijstand advocaat bij uitoefening hoorrecht van minderjarigen
31. een hervormd huwelijksvermogensrecht
32. efficiënte administratieve rechtscolleges
33. een fundamenteel hervormd vreemdelingenrecht.
17
OVB/SD/MEMO/VERKIEZ/2014 05 25_DEF