de-inzaai-van-granen-en-koolzaad-op-het

ministerie van verkeer en waterstaat
rijp rapport
r
18 4 7 7
9810
rijksdienst voor de ijsselmeerpolders
I
rijksdienst voor de ijsselmeerpolders
ministerie van verkeer en waterstaat
B'B'. •
rijp rapport
wi-
de inzaai van granen en koolzaad
op het grootlandbouwbedrijf
door j . a. I. m. kamp
1985 - 4 5 cb
rijp-rapporten zijn in principe interne communicatiemiddelen ; hun inhoud varieert sterk en kan
zowel betrekking hebben op een weergave van cijferreeksen, als op een discussie van
onderzoeksresultaten
13A12 rji()
postbus 600
8200 AP lelystad
smedinghuis
zuiderwagenplein 2
tel. (03200) 99111
telex 40115
Referaat
De inzaai van granen en koolzaad op het Grootlandbouwbedrijf / door
J.A.L.M. Kamp ; met medew. van W. Middelbos, T.C. Rademaker,
A.H. van Rossum ; Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. - Lelystad
R.IJ.P., 1985. - 69p. : fig., tab. ; 30 cm. - (R.IJ.P. rapport ;
1985-45 Cb)
Met lit. opg.
In 1984 is door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders in Zuidelijk
Flevoland een vergelijkingsproef van zaaimachines uitgevoerd. Hierbij
zijn een vijftal zaaimachines met bijbehorend materieel voor de zaaibedbereiding beoordeeld op functionele, technische, ergonomische en bedrijfseconomische aspecten. Uit de vergelijking is gebleken dat de zogenaamde gecombineerde zaaimethode, waarbij zowel de zaaibedbereiding als
het zaaien in een werkgang plaats heeft, onder sterk uiteenlopende omstandigheden steeds de beste perspectieven biedt.
Op basis van de relatie zaaitijdstip-gewasopbrengst is de optimale zaaiperiode-lengte berekend voor de situatie, waarbij het Grootlandbouwbedrijf van de R.IJ.P. ca. 5.000 ha zomergranen zaait. Het onderzoek wijst
uit dat een uitbreiding van de zaaicapaciteit met 50% ten opzichte van
de aanwezige capaciteit bedrijfseconomisch verantwoord is. De gemiddelde
zaaiperiode-lengte wordt hierdoor verkort van 3 naar 2 weken.
Inhoud
Biz.
1.
Samenvatting
7
2.
Inleiding
9
3.
Het huidige zaaisysteem
10
4.
Proefopzet voor vergelijking van zaaisystemen
12
5.
Proefresultaten
17
5.1
Gerealiseerde produkties en bewerkingskosten
17
5.2
Beoordeling van grondbewerkingskwaliteit
18
5.3
Kwaliteit van het zaaien
20
5.4
Ergonomische beoordeling
22
5.5
Technische beoordeling
23
5.6
Organisatorische gevolgen
23
5.6.1 Uitwisseling van personeel en trekkers
23
5.6.2 Werkorganisatie
25
5.7
Inzetbaarheid
26
6.
Evaluatie van de beproeving
27
7.
Berekening van de optimale zaaicapaciteit
29
7.1
Inleiding
29
7.2
Zaaitijdenproeven
29
7.3
Opbrengststijging door capaciteitsuitbreiding
31
7.4
Kosten van capaciteitsuitbreiding
32
7.5
Bepaling van de optimale zaaicapaciteit
35
8.
Organisatorische effecten van een verhoogde
37
zaaicapaciteit
Literatuur
39
Bijlagen 1 t/m 7
41
1. Samenvatting
Zaaimachine-beproeving
In 1984 is een beproeving gestart, waarin twee zaaisystemen vergeleken
zijn:
1) zaaibereiding en zaaien in aparte werkgangen en een zaaibreedte van
6 m. Naast de aanwezige Hassia zaaimachine zijn 2 proefmachines g e huurd
(Accord, Roger).
2) zaaibedbereiding en zaaien in een werkgang. Hierbij zijn twee combinaties beproefd, een bestaande uit een rotorkopeg met opgebouwde
zaaimachine (Accord), een met de rotorkopeg in de fronthefinrichting en een zaaimachine (Amazone) achter de trekker. Beide combinaties hebben een werkbreedte van 4 m.
Beide systemen zijn uitgebreid beproefd tijdens de voorjaarsinzaai, d e
koolzaadinzaai en de najaarsinzaai van 1984.
Hierbij is aandacht besteed aan:
de bewerkingskosten van zaaibedbereiding en zaaien
-
de kwaliteit van het zaaibed
-
de zaaikwaliteit, gerealiseerd door de zaaimachines
-
de technische kwaliteit van deze machines
-
ergonomische voor- en nadelen
-
verschillen in inzetbaarheid
-
organisatorische consequenties
(werkbaarheid)
Uit de beproeving is gebleken dat het combineren van zaaibedbereiding
en zaaien in een werkgang bedrijfseconomisch interessant is. In elke
zaaiperiode geeft dit systeem een daling van de bewerkingskosten
per ha, varierend van f. 4 , — in het voorjaar tot f. 3 0 , — in het
najaar.
De combinatie van een rotorkopeg met opgebouwde Accord zaaimachine
d a a r b i j , zowel op het t e c h n i s c h e a l s op het f u n c t i o n e l e v l a k ,
meest a a n t r e k k e l i j k
beoordeeld.
als
is
Optimale zaaicapiciteit
Uit zaaitijdenproeven blijkt dat tijdig gezaaide zomergranen hogere
opbrengsten geven dan laat gezaaide zomergranen. Daarom is een
onderzoek ter bepaling van de optimale zaaicapaciteit gestart. Hieruit
blijkt dat, gezien de gekozen uitgangspunten, een uitbreiding van de
zaaicapaciteit met 50% zondermeer aantrekkelijk is. Bij het huidige
park van 17 zaaimachines (werkbreedte 6 m) betekent dit een
uitbreiding van het aantal met 8 zaaimachines.
Organisatorische gevolgen
In dit rapport is tenslotte aandacht besteed aan de organisatorische
gevolgen van de uitbreiding van de zaaicapaciteit tijdens de
voorjaarsinzaai
Uit de berekeningen blijkt dat een uitbreiding van de zaaicapaciteit
met 50%, te samen met de invoering van het gecombineerde zaaisysteem
een gelijkblijvende behoefte aan personeel en trekkers met zich
meebrengt.
De personeelsuitwisseling tussen afd. Exploitatie en de overige
afdeiingen binnen de Cultuurtechnische Afdeling kan daarom tijdens de
zaaiperiode op het zelfde niveau gehandhaafd blijven. Een belangrijk
voordeel is, dat door verkorting van de zaaiperiode de uitwisseling
van kortere duur zal zijn.
2. Inleiding
Door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders wordt sedert 1977 gezaaid met zaaimachines van het merk Hassia met een werkbreedte van
6 meter. De zaaibedbereiding hieraan voorafgaand vindt in principe
plaats met triltandcultivatoren met dezelfde werkbreedte. Door zich
langzaam wijzigende bodemomstandigheden is een dubbele voorbewerking
met cultivatoren of een voorwerking met rotorkopeggen steeds vaker
noodzakelijk.
Technische ontwikkelingen hebben sedert 1977 niet stil gestaan. Naast
pneumatisch zaadtransport en toepassing van centrale voorraadbakken
vindt het combineren van zaadbedbereiding en zaaien in een werkgang
steeds meer toepassing. Daarom is in 1984 een uitgebreide beproeving
gestart. Een viertal gehuurde zaaimachines met bijbehorend grondbewerkingsmaterieel is ingezet bij de inzaai van zomergranen, koolzaad en
wintergranen in Zuidelijk Flevoland. Dit rapport bevat de ervaringen
opgedaan met de beproefde zaaisystemen (met systeem wordt bedoeld de
specifieke combinatie van zaaibedbereiding, gevolgd door het zaaien)
onder sterk uiteenlopende omstandigheden in de drie zaaiperioden.
Om bedrijfseconomische en organisatorische redenen wordt voor een aantal werkzaamheden op het grootlandbouwbedrijf (G.L.B.) gekozen voor
een relatief lange bewerkingsperiode, waardoor met een relatief lage
zaaicapaciteit kan worden volstaan. Momenteel wordt nog uitgegaan van
een zaaiperiode-lengte in het voorjaar van ca. 3 weken, in de zomer
eveneens van 3 weken en in het najaar van 4 weken. Bij deze uitgangspunten is het mogelijk op jaarbasis ca. 1000 ha te zaaien met een
zaaimachine met een werkbreedte van 6 meter.
Uit zaaitijdenproeven van afd. Plantenteeltkundig Onderzoek blijkt
steeds weer, dat tijdig gezaaide zomergranen hogere opbrengsten geven
dan laat gezaaide gewassen. Daarom is onderzoek verricht naar de
bedrijfseconomisch optimale zaaicapaciteit. Verder is nagegaan welke
organisatorische gevolgen een wijziging in zaaicapaciteit heeft,
waarbij tevens een relatie is gelegd met de resultaten van de
zaaimachine-beproeving
?. Het huidige zaaisysteem
Voor het zaaien van granen, koolzaad en enkele handelsgewassen
beschikt de Rijksdienst thans over de volgende machines.
Merk en type
Werkbreedte
Hassia Dua 6-36
Hassia Dua 6-72*
6 m
6 m
Aantal
14
3
* vlasuitvoering; ook ingezet bij inzaaien van gras
De werkorganisatie bij de inzaai verschilt per periode en is tevens
afhankelijk van de bodemomstandigheden. In alle gevallen is sprake van
werkploegen (evt. ploegen - grondbewerking - zaaien), waarbij de
onderlinge afstemming van de bewerkingscapaciteit van groot belang
is. De machine met de laagste produktie bepaalt immers de produktie
van de werkploeg. In tabel 1 is de samenstelling van de meest voorkomende werkploegen weergegeven.
Tabel 1. Benodigd aantal trekkers en werktuigen bij de inzaai van de
zomergranen, koolzaad en wintergranen, alsmede de onder gemiddelde omstandigheden realiseerbare produktie van het werktuig, gekoppeld aan een MB-trac 1300 wieltrekker.
Periode van inzaai
Voorjaar
Zomer
Najaar
aantal norm aantal norm
stuks ha/uur stuks ha/uur
Ploegen (7-sch. )
Cultivator ( 6 m )
Rotorkopeg (loonwerk)
Zaaimachine (6 m)
Produktie combinatie
10
3 a 4
1 a 2
4, 10
1
4,00
4,00
2
1
3,90-5,20
4, 10
5,00
3,90 a
4, 10
aantal norm
stuks ha/uur
3
1
3,90
3,75
1
3,75
3,75
Toelichting:
Voorjaar: De wijze waarop de grondbewerking plaats heeft is sterk afhankelijk van de toestand van de bodem na de winterperiode.
Bij voldoende vorst in de winter en redelijk voorjaarsweer
kan met een bewerking volstaan worden. In de andere gevallen
zijn al snel 2 bewerkingen met een cultivator nodig.
Zomer:
Hoewel in het verleden de grondbewerking veelal plaatsvond
met een schijveneg, gevolgd door een cultivatorbewerking, is
de laatste jaren steeds veelvuldig gebruik gemaakt van
rotorkopeggen (loonwerk). De steeds stugger wordende grond
maakt dit noodzakelijk. Op gedraineerd land wordt veelal met
3 ploegers gewerkt, op begreppeld land doorgaans met 4.
Najaar:
In deze periode vindt ploegen, grondbewerken en zaaien
direct achter elkaar plaats. Neerslag op wel bewerkte maar
nog niet ingezaaide grond geeft nl. veel problemen. Op begreppeld land wordt doorgaans met 4 ploegtrekkers gewerkt.
In zijn algemeenheid kan nog gesteld worden, dat naarmate de werkploeg
groter wordt, de stagnatiekosten zullen stijgen bij storing van Sen
van de trekkers resp. werktuigen. Ook neemt het belang van een goede
onderlinge afsteming van produkties toe, waardoor een flexibele organisatie noodzakelijk is voor realisering van een optimale inzet van
het gehele werktuigenpark.
11
12
4. Proetopzet voor vergelijking van zaaisystemen
De in 1984 gehouden beproeving heeft ten doel de algehele kwaliteit
van zaaibedbereiding en inzaai te verbeteren. De huidige methode, varierend per zaaiperiode, heeft hierbij als nulobject gediend. Na uitgebreid marktonderzoek zijn een viertal zaaimachines geselecteerd,
waarmee het mogelijk is 2 zaaisystemen (systeem d.w.z. zaaibedbereiding, gevolgd door zaaien) onderling te vergelijken, namelijk:
1. - De zaaibedbereiding vindt op dezelfde wijze plaats als voorheen
d.w.z. met 6 m brede cultivatoren (voorjaar, najaar) of met 4 m
brede rotorkopeggen (koolzaadinzaai).
- Het zaaien geschiedt met 6 m brede zaaimachines. Naast de reeds
jarenlang gebruikte Hassia machine (figuur 1) zijn twee
proefmachines gehuurd van het merk Accord en het merk Roger
(figuur 2 en 3 ) .
Figuur
1. Hassia DUA-zaaimachine
2. Beproeving van een t w e e t a l systemen, b e i d e b e s t a a n d e u i t een r o t o r kopeg en een zaaimachine gekoppeld aan een t r e k k e r :
- een 4 m brede rotorkopeg aan de f r o n t h e f i n r i c h t i n g
van een MB-
t r a c - t r e k k e r en een 4 m brede Amazone-zaaimachine a c h t e r
trekker
(figuur
dezelfde
4).
- een 4 m brede rotorkopeg met daarop gemonteerd een 4 m b r e d e
Accord-zaaimachine, b e i d e a c h t e r d e z e l f d e t r e k k e r
(figuur
5).
13
Figuur 2. Accord DT-zaaimachine
Figuur 3. Roger XP-zaaimachine
14
Figuur 4. Amazone D7 Garant zaaimachine en Pegoraro V o r t i c o RD
rotorkopeg
Figuur 5. Accord DA-zaaimachine op Pegoraro V o r t i c o RD rotorkopeg
gebouwd
Hi
In t a b e l 2 z i j n de t r e k k e r - w e r k t u i g - c o m b i n a t i e s nog e e n s o p een
rij
gezet.
Tabel 2. Beproefde
trekker-werktuig-combinaties
Zaaimachine
Grondbewerkingswerktuig
Pegoraro
Pegoraro
Vaderstad
Vaderstad
r o t o r k o p e g (4 m)*
r o t o r k o p e g (4 m)
c u l t i v a t o r (6 m)
c u l t i v a t o r (6 m)
-
Amazone ( 4 m)
Accord (4 m)
Roger (6 m)
Accord (6 m)
H a s s i a (6 m)
* gemonteerd in f r o n t h e f i n r i c h t i n g
De b e p r o e v i n g
is uitgevoerd
Type
trekker
M B - t r a c 1300
M B - t r a c 1300
W h i t e FB 4 - 1 8 0
M B - t r a c 1300
M B - t r a c 1300
MF 1200
MF 1250
van een M B - t r a c - t r e k k e r .
in d r i e z a a i p e r i o d e n , v a l l e n d
in
j a a r , w a a r b i j de z a a i s y s t e m e n op d e v o l g e n d e p u n t e n b e o o r d e e l d
eenzelfde
zijn:
- g e r e a l i s e e r d e p r o d u k t i e s en bewerkingskosten per o p p e r v l a k t e - e e n h e i d
- k w a l i t e i t van het zaaibed
- zaaikwaliteit
(vlakligging, fijnheid,
(standdichtheid, standregelmaat,
bewerkingsdiepte)
zaaidiepte)
- ergonomie
- inzetbaarheid
(gevoeligheid voor bodem- resp. weersomstandigheden)
- technische kwaliteit (constructie, doseersysteem etc.) .
Bij de interpretatie van de beproevingsresultaten moet rekening gehouden worden met de specifieke omstandigheden en de verschillende zaaiperioden. Deze kunnen als volgt omschreven worden:
1) voorjaar: - eerst een gemakkelijk bewerkbare, enigszins opgevroren
bodem
- later, na enige neerslag, een "redelijk goed"
bewerkbare bodem
2) zomer:
_ droge, stugge, moeilijk bewerkbare bodem
3) najaar:
_ i n het algemeen een zeer natte bodem, die daardoor
moeilijk bewerkbaar is.
De bodem ter plaatse kan getypeerd worden als een kleigrond met een lutumgehalte van 25 - 35% (code 8 ) .
Om een veelzijdig beeld te krijgen zijn de machines op zowel gedrai-
16
neerde als begreppelde kavels ingezet.
5 Proefresultaten
5.7. Gerealiseerde produkties en bewerkingskosten
In tabel 3 is een overzicht gegeven van gerealiseerde produkties en
bewerkingskosten in de verschillende zaaiperioden.
Tabel 3. Produktie-normen en bewerkingskosten per hectare van de verschillende zaaimethoden in 3 zaaiperioden (1984)
Voorjaar
Omschrijving
combinatie
1. Ploegen (7 sch.)
Rotorkopeg/Amazone
Zomer
Najaar
Aan- prod, kosten Aan- prod, kosten Aan- prod, kosten
tal ha/u gld./ha tal ha/u gld./ha tal ha/u gld./ha
1
2,38
58
2
1
2,03
179
-
-
-
1
2,40
55
2
1
2,22
160
2
1
2,22
160
(4 m)
2. Ploegen (7 sch.)
Rotorkopeg/Accord
(4 m)
3. Ploegen (7 sch.)
Cultivator (6 m)
Rotorkopeg (4 m)
Roger (6 m)
3
3
1
1
4,00
61
2
1
4,08
172
4. Als 3. maar nu
met Accord ( 6 m )
1
4,00
59
1
4,08
171
1
3,66
190
5. Als 3. maar nu
met Hassia (6 m)
1
4,00
59
1
4,08
170
1
3,66
189
2
In tabel 3 ontbreken gegevens van de rotorkopeg/Amazone-combinatie en
van de Roger zaaimachine in de najaarsperiode. Beide machines zijn
stiigezet vanwege een steeds vollopende kooirol resp. een serie technische en technisch/functionele nadelen (zie bijlage 1 Najaarsinzaai
en bijlage 2 Technische aspecten).
Uit tabel 3 blijkt dat het gecombineerde grondbewerking-zaaisysteem
(Rotorkopeg/Accord) in alle perioden bedrijfseconomisch aantrekkelijker is dan de zaaisystemen met 6 m zaaimachine. Hierbij moet het volgende aangetekend worden.
17
1) In ongeveer 50% van de jaren is in het voorjaar een dubbele voorbewerking nodig om een goed zaaibed te verkrijgen. In dat geval
zullen de bewerkingskosten van het 6 m zaaisysteem toenemen tot
f. 8 8 , — per ha. Door een verwachte daling in produktie (door
slechte bodemomstandigheden) van de rotorkopeg/Accord combinatie
zal het verschil in bewerkingskosten tussen beide zaaisystemen toenemen tot ca. f. 29,— per ha (zie bijlage 1, tabel 2).
2) Door de natte grond heeft de zaaibedbereiding in het najaar van
1984 vrijwel uitsluitend met rotorkopeggen plaats gevonden. Onder
betere omstandigheden kan bij het 6 m zaaisysteem met een
cultivatorbewerking volstaan worden. De bewerkingskosten bedragen
dan ca. f. 152,— per ha. Uitgaand van een geringe stijging in
produktie van het rotorkopeg/Accord systeem, zullen de verschillen
in bewerkingskosten tussen beide systemen onder goede
omstandigheden, verwaarloosbaar klein zijn.
5.2. Beoordeling van de
grondbewerkingskwaliteit
Zoals in hoofdstuk 2 reeds is aangegeven vindt de grondbewerking
plaats, afhankelijk van de bodemomstandigheden, m.b.v. cultivatoren of
rotorkopeggen. In het voorjaar wordt doorgaans met 1 of 2 cultivatorbewerkingen volstaan, in de zomer worden rotorkopeggen ingezet
(grotendeels loonwerk) en in het najaar is een cultivatorbewerking
voldoende. De algemene tendens t.a.v. de zaaibedbereiding is dat,
naarmate de grond ouder wordt, het steeds moeilijker wordt een goed
zaaibed te verkrijgen.
In 1984 zijn de volgende voor- en nadelen van de verschillende grondbewerkingssystemen naar voren gekomen (zie ook bijlage 1):
1. Triltandcultivator
- voorjaar: . levert bij goede bodemomstandigheden in een werkgang
een acceptabel zaaibed;
. bij iets nattere, weinig kruimelige grond zijn
18
meestal 2 werkgangen noodzakelijk;
- zomer:
. niet toepasbaar;
- najaar:
. onder niet te natte omstandigheden is een werkgang
voldoende.
2. Rotorkopeg met kooirol
- algemeen: . in alle perioden bestaat bij relatief natte grond, de
kans dat de kooirol vol loopt met grond;
- voorjaar: . levert onder vrijwel alle omstandigheden in een bewerking een acceptabel zaaibed;
- zomer:
. idem;
- najaar:
. heeft in deze periode snel last met vollopen van de
rol (zie algemene opmerking).
3. Rotorkopeg met aandruksteunrol
- algemeen: . door de toepassing van schrapers wordt aankleving van
grond aan de aandruksteunrol voorkomen;
- voorjaar: . geeft onder alle omstandigheden een goed zaaibed;
- zomer:
. idem;
- najaar:
. idem.
4. Gecombineerd grondbewerking-zaaisysteem met:
a. rotorkopeg (met kooirol) voorop en zaaimachine achter de trekker
- algemeen: . de trekker rijdt evenals bij de 6 m zaaisystemen
over bewerkte grond, waardoor dezelfde mate van
insporing geconstateerd wordt als bij de 6 m zaaisystemen;
. de kooirol loopt vol bij nattere omstandigheden
(vanwege het hoge gewicht is toepassing van een
aandruksteunrol niet mogelijk);
- voorjaar: . acceptabel zaaibed;
- zomer:
. kwaliteit zaaibed gelijk aan de kwaliteit van de
andere rotorkopeggen;
- najaar:
. machine heeft een laag aantal werkbare uren vanwege vollopen van de kooirol;
19
b. rotorkopeg (met aandruksteunrol) en opgebouwde zaaimachine
- algemeen: . de inzaai vindt direct plaats na de zaaibedbereiding, zodat niet meer over bewerkte grond gereden
wordt;
. door de rotorkopeg voldoende diep te laten werken,
worden trekkersporen weggewerkt zodat een vlak
zaaibed ontstaat;
- voorjaar: . zeer goed en vlak zaaibed;
- zomer:
. kwaliteit zaaibed vergelijkbaar met die van andere
combinaties;
- najaar:
. geeft ook onder zeer slechte omstandigheden nog
een acceptabel zaaibed. Het aantal werkbare uren
ligt relatief hoog.
In het najaar is de trekker met rotorkopeg/Accord combinatie voorzien
van dubbelluchtbanden met als doel:
1) structuurbederf op de kopakkers te beperken
2) de insporing te verminderen tijdens het zaaien
3) de bewerkingsdiepte van de rotorkopeg enigszins te verminderen. Was
het in het verleden zo dat de bewerkingsdiepte bepaald werd door de
mate van insporing (i.v.m. wegwerken van de sporen), door toepassing van dubbelluchtbanden zal de bewerkingsdiepte bepaald worden
door teelttechnische eisen.
De ervaringen hiermee opgedaan zijn positief.
5.3. Kwaliteit van het zaaien
In de drie perioden is ook steeds getracht de zaaikwaliteit te beoordelen (visueel en m.b.v. metingen). In bijlage 1 is dit aspect
per periode behandeld. Uit de verzamelde informatie in de zomer en
najaar zijn geen duidelijke verschillen af te leiden. In het voorjaar
zijn wel enige verschillen geconstateerd in de standregelmaat (zie
tabel 5, bijlage 1).
Hieruit blijkt dat met name de Roger machine een tegenvallende verde20
ling neeft. Rekening houdend met de wijze van voorbewerking, zijn de
gemeten verschillen in standregelmaat erg klein, zodat bij de overige
machines zeker van een goede zaaikwaliteit gesproken kan worden.
Door afd. Plantenteeltkundig onderzoek is de standdichtheid en de
standregelmaat in het voorjaar beoordeeld. Deze beoordeling is in
feite een resultante van de kwaliteit van het zaaibed en de kwaliteit
van de zaaimachine. In tabel 4 zijn de beoordelingscijfers weergegeven.
Tabel 4. Beoordeling van de standdichtheid en standregelmaat van het
gewas op GZ 60 door afd. Plantteeltkundig onderzoek
beoordelingscijfer
Omschrijving werkmethoden
standdichtheid
Rotorkopeg voor, Amazone 4 m achter
Rotorkopeg, Accord 4 m opgebouwd
Cultivator - Roger 6 m
Cultivator - Accord 6 m
Cultivator - Hassia 6 m
7
7 1/2
6 1/2
7
6+
standregelmaat
6 1/2
7+
675+
Verwacht mag worden dat de kwaliteit van het zaaisysteem van invloed
is op de gewasgroei. Daarom is op 20 en 22 juni 1984 een beoordeling
van de gewasgroei van zomergerst uitgevoerd op een onder goede omstandigheden gezaaide gedraineerde kavel (LZ 3 en 4) en op een onder matige omstandigheden gezaaide greppelkavel (GZ 60). In tabel 5 is de beoordeling weergegeven.
21
Tabel 5. Beoordeling van de gewasgroei van zomergerst op kavel LZ 3 en
4 en kavel GZ 60 per zaaisysteem
Omschrijving zaaisysteem
1.
2.
3.
4.
5.
Beoordeling op kavel
LZ 3 en 4
GZ 60
Rotorkopeg/Amazone
Rotorkopeg/Accord
Roger 6 m
Accord 6 m
Hassia 6 m
++
+++
+
+
+
++
0
0
0
+++ heel goed
(egaal gewas)
++
goed
(nagenoeg egaal)
+
voldoende
(zaaisporen terug te vinden door enige achterstand in
ontwikkeling)
0
matig
(zaaisporen duidelijk zichtbaar, enigszins bont gewas)
slecht
(slechte groei in sporen, bont gewas)
5.4. Ergonomische beoordeling
Ergonomische verschillen tussen de zaaimachines zijn te herleiden tot
verschillen t.a.v.:
1. het vullen van de machine
2. het bedienen van de machine (bijv. instellen van zaaizaadhoeveelheid)
Ad 1. Voor het v u l l e n van de machines z i j n
(deels in de loop van h e t
j a a r ) de beide Accord-machines en de Amazone-zaaimachines van
een loopbrug v o o r z i e n , zodat vullen vanaf de wagen v r i j
eenvou-
dig mogelijk i s . Bij een goede afstemming in hoogte tussen
zaadbak, loopbrug en wagen i s d i t v u l l e n goed t e doen. De
Hassia-zaaimachine heeft een b r e d e r e , n i e t t r e c h t e r v o r m i g e bak,
zodat toepassing van de loopbrug n i e t mogelijk i s . Het v u l l e n
vraagt dan meer e n e r g i e .
Doordat de Roger v o o r t i j d i g u i t de beproeving i s genomen, h e e f t
deze machine a l l e e n zonder loopbrug g e d r a a i d . Toepassing ervan
22
i s i n p r i n c i p e wel m o g e l i j k .
Ad 2. De bediening van de machines geeft, uitgezonderd de Roger zaaimachine, geen problemen (voor meer details, zie bijl. 2 en tabel 8).
Samenvattend mag geconcludeerd worden dat aan de Roger en de Hassia
enige ergonomische nadelen verbonden zijn, terwijl aan de overige
3 machines geen bezwaren zijn geconstateerd.
5.5. Technische beoordeling
In bijlage 2 en 3 is naast een korte beschrijving een overzicht gegeven van sterke en zwakke punten van de zaaimachines en rotorkopeggen.
In tabel 6 is getracht een overzicht te geven van de technische kwaliteit van de beproefde zaaimachines.
5.6. Organisatorische gevolgen
5.6.1. Uitwisseling van personeel en trekkers
Binnen de Cultuurtechnische Afdeling wordt vanuit een pool personeel
en materieel toegewezen aan de afdeiingen, afhankelijk van het werkaanbod. Met name tijdens de zaaiperioden en de oogstperiode is de
vraag groot. Bij de beoordeling van de beproefde zaaisystemen vormt
daarom de personeels- resp. trekkerbehoefte een belangrijk aspect.
In tabel 7 is een overzicht gegeven van personeels-(=trekker-)behoefte
per oppervlakte-eenheid in de verschillende zaaiperioden.
23
Tabel 6. Waardering van t e c h n i s c h e en t e c h n i s c h - f u n c t i o n e l e
van beproefde zaaimachines
Merk
Werkbreedte
Amazone Accord Roger Accord Hassia
4 m
4 m
6 m
6 m
6 m
Aanspanning
Systeem van pneumatisch transport
Doseersysteem
Doseersysteem fijne zaden
Afdraaimechanisme
Constructie aandrijfmechanisme
Afstelling bodemkleppen
Vullen zaadbak
Ledigen zaadbak
Constructie zaaipijpen
Constructie zaadbak
Constructie frame
Constructie kouters
Afdekking zaadbak
Verfkwaliteit
Constructie markeurs
Constructie achtereg
*
+++
++
+
0
aspecten
met loopbrug en platform
= zeer goed
• goed
= voldoende
= matig
= slecht
n.v.t.
++
++
+
0
+
++*
+
0
++
+
0
++
0
0
+++
n.v.t.
++
+++
+++
++
++
n.v.t.
++*
++
++
++
++
++
++
++
0
++
++
+++
+++
++
++
++
+
+
0
0
0
++
++
+
++
0
+
0
0
n.v.t.
++
n.v.t.
0
++
++
++
++
++
++
++
0
0
+
+
+
+
+
+
+
++
++
++
++
+
+++
+
uitgerust
Tabel 7. Omvang van het werkverband en p e r s o n e e l s - ( = t r e k k e r - ) b e h o e f t e
van het 4 m zaaisysteem t . o . v . h e t 6 m zaaisysteem per
p e r i o d e , a f h a n k e l i j k van de wijze van voorbewerking
Periode
Personeelsbehoefte
Wijze van voorbewerking
bij 6 m zaaisysteem
4 m comb.
6 m systeem
m/mach. m.u./ha m/mach.
Voorjaar
1 x cultivator
Zomer
Najaar
2 x cultivator
rotorkopeggen
1 x cultivator
rotorkopeggen
1
1
3
3
3
0,42
0,45
1,35
1,25
1,35
2
3
6
5
6
m.u./ha
0,5
0,75
1,47
1,33
1,64
Uit tabel 7. blijkt, dat het gecombineerde (4 m) systeem onder alle
omstandigheden minder personeel en dus ook minder trekkers vraagt dan
het 6 m zaaisysteem. In tabel 8 is weergegeven welk effect op de per24
soneelsbehoef te (in absolute zin) verwacht mag worden.
Tabel 8. Gevolgen voor personeels- en trekkerbehoefte van het toepassen van een gecombineerd (4 m) zaaisysteem in vergelijking
met het 6 m zaaisysteem (1985)
Periode
Voor; aar
Zomer
Na; aar
4 m
5000
3
189
6 m
5000
3
315
4 m
4300
3
210
6 m
4300
3
390
4 m
4400
4
210
6 m
4400
4
360
Aantal zaaimachines
Pers. behoefte/machine
27
1
16
2,5*
21
3
11
6
21
3
13
5,5*
Pers. behoefte (absoluut)**
(manweken)
27
81
40
120
63
189
66
198
63
252
67
268
Zaaisysteem
Oppervlakte (ha)
Lengte zaaiperiode (weken)
Prod./machine (ha/periode)
*
Vanwege het uitgangspunt dat in 50% van de jaren zowel in het
voorjaar als in het najaar een intensievere grondbewerking nodig
is, zullen gemiddeld resp. 2,5 en 5,5 personen per zaaimachine
nodig zijn.
** De trekkerbehoefte (zware trekkers) is hieraan gelijk.
Uit tabel 8 blijkt, dat het gecombineerde zaaisysteem in het voorjaar
een aanzienlijk lagere personeels- en trekkerbehoefte met zich
meebrengt, terwijl in de zomer en najaar een gering voordeel behaald
wordt. Ten opzichte van de huidige situatie wordt daarom een vermindering van de personeels- en trekkeruitwisseling verwacht, waarmee de
voortgang van het werk bij de andere afdeiingen, op minimaal hetzelfde
niveau als voorheen, gewaarborgd is.
5.6.2. Werkorganisatie
Bij de beoordeling van de organisatorische gevolgen voor de werkuitvoering staat het begrip flexibtliteit centraal. Het is van groot
belang adequaat te kunnen reageren op plotseling wijzigende omstandigheden, zoals bijv. uitvallen van een bepaald werktuig of trekker, wijzigende weersomstandigheden, overschakelen op andere werkzaamheden etc.
25
Een belangrijk criterium vormt de omvang van een werkploeg. Immers,
hoe kleiner de samenwerkende groep is, hoe geringer de organisatieverliezen zijn bij wijziging van de omstandigheden, in welke vorm dan
ook. Bij het 6 ra zaaisysteem is efficient werken alleen mogelijk als
alle elementen van de samenwerkende groep aanwezig zijn. Op basis van
produkties weergegeven in tabel 1 en bewerkingskosten per ha (zie
tabel 3) kunnen de gevolgen van het ontbreken van een trekker met
werktuig berekend worden, (uitgedrukt in een stijging van de bewerkingskosten) .
In tabel 7 is een overzicht gegeven van o.a. de omvang van de samenwerkende ploeg mensen resp. trekker met werktuig, afhankelijk van de
wijze van zaaibedbereiding. Hieruit blijkt, dat de werkploeg-omvang
bij het 6 m zaaisysteem gemiddeld 2x zo groot is als het 4 m gecombineerd zaaisysteem.
Op basis hiervan mag verwacht worden, dat met het gecombineerde zaaisysteem relatief nog efficienter en daardoor goedkoper gewerkt kan
worden dan berekend op basis van gerealiseerde produkties tijdens de
beproeving (zie tabel 3 ) .
5.7. Inzetbaarheid
Met name in het najaar is gebleken, dat de inzetmogelijkheden onder
slechte omstandigheden per zaaisysteem verschillen (zie par. 5.2). De
rotorkopeg met aandruksteunrol, voorzien van schrapers, blijkt zeer
lang kwalitatief goed werk te leveren. Hoewel het op basis van een
jaar moeilijk te schatten is, geeft deze grotere inzetbaarheid een
verhoging van het aantal effectieve uren per zaaiperiode en daardoor
verlaging van aan het zaaien toe te rekenen indirecte kosten.
Een grotere inzetbaarheid verlaagt het risico, dat door bijv. weersomstandigheden het zaaien niet tijdig afgerond kan worden. Daarnaast
mag met betrekking tot de voorjaarsinzaai een hogere opbrengst
verwacht worden, als tijdig gezaaid kan worden (zie hfdst. 7 ) . Wel
moet hierbij de kanttekening geplaatst worden, dat een grondbewerking
uitgevoerd onder slechte omstandigheden ook tot structuurbederf kan
26
leiden. Hiervoor moet te alien tijde gewaakt worden.
6. Evaluatie van de beproeving
Als afsluiting van de beproevingsresultaten kunnen de ervaringen per
beproevingsaspect als volgt samengevat worden.
Grondbewerking
1. Rotorkopeg in fronthefinrichting: heeft als belangrijke nadelen,
dat ten eerste toch nog over bewerkte grond gereden moet worden en
ten tweede, dat de werkbaarheid a.g.v. vollopen van de spijlenrol
te laag is.
2. Rotorkopeg achter de trekker met opgebouwde zaaimachine blijkt op
alle punten (bewerkingskosten, kwaliteit zaaibed, werkbaarheid,
brede inzetbaarheid) erg goed te scoren.
3. In 1984 is bewezen dat met een rotorkopeg onder vrijwel alle omstandigheden in een werkgang een acceptabel zaaibed te verkrijgen
is. Bij inzet van cultivatoren is vaak een extra voorbewerking
nodig; in de zomerperiode is de werking ervan onvoldoende. De
bewerkingskosten bij grondbewerking en zaaien in aparte werkgangen
blijkt duurder te zijn dan de combinatie in een werkgang.
Zaaimachines
1. Amazone (4 m) zaaimachine - goede zaaikwaliteit
- technisch iets minder gewaardeerd dan
Accord
2. Accord (4 m) zaaimachine
- goede kwaliteit
- technisch als "goed" gewaardeerd
3. Roger (6 m) zaaimachine
- matige zaaikwaliteit
- technisch en ergonomisch als "matig tot
slecht" gewaardeerd
4. Accord ( 6 m )
- zie Accord (4 m)
5. Hassia ( 6 m )
- zaaikwaliteit, gewaardeerd als
"voldoende"
- technisch en technisch-functioneel als
"voldoende tot goed" gewaardeerd.
Aangezien de uiteindelijke keuze bepaald wordt door de beoordeling van
het zaaisysteem als geheel, is in tabel 9 een totaal overzicht gegeven
van de waardering per zaaisysteem. Voor een juiste interpretatie van
onderlinge verschillen is het van belang terug te grijpen op
informatie vermeld in hoofdstuk 5 en bijlage 1.
27
Tabel 9. Beoordeling van de zaaisystemen
1= rotorkopeg in fronthefinrichting, Amazone achter dezelfde trekker
2= rotorkopeg met opgebouwde Accord zaaimachine
3= zaaibedbereiding met cultivator of rotorkopeg (apart), Roger 6 m
zaaimachine
4= zaaibedbereiding met cultivator of rotorkopeg (apart), Accord 6 m
zaaimachine
5= zaaibedbereiding met cultivator of rotorkopeg (apart), Hassia 6 m
zaaimachine
Beoordelingsaspect
1
Ergonomie
Technische kwaliteit zaaimachine
Organisatorische gevolgen
Inzetbaarheid (werkbare uren)
+
+++
0
0
0
+
0
++
++
0
0
0
0
0
0
+
++
+
++
++
+++
++
+++
0
1-
+
r+
0
++
f
+
+
+
0
++
++
0
+ + o
Zaaien
- zaaidiepte**
- standdichtheid
- standregelmaat
Gewasgroei***
5
+
zaaibedbereiding
- vlakligging*
- fijnheid onder matige omstandigheden***
- bewerkings(on)diepte
Waarderi ng van systeem
2
3
4
++
++
+++
++
++
0
++
0
0
r
0
++
+++ = heel goed; ++ = goed; + = voldoende= 0 = matig
- = onvoldoende; — = slecht
*
de vlakligging is beoordeeld na de inzaai, gebaseerd op uitvoering
met MB-trac. 1300 trekker
** ondiep en regelmatig is als goed beoordeeld
*** alleen goed beoordeeld tijdens of na inzaai van voorjaarsgewassen
Conclusie
Op basis van bedrijfseconomische, functionele en technische redenen
mag geconcludeerd worden, dat de rotorkopeg met opgebouwde Accord
zaaimachine als meest aantrekkelijk zaaisysteem uit de beproeving naar
voren is gekomen. In tegenstelling tot de overige zaaisystemen is dit
28
zaaisysteem op geen enkel punt "matig" of "slecht" beoordeeld.
7. Berekenino van de optimale zaaicapaciteit
7.1. Inleiding
De berekening van de benodigde c a p a c i t e i t betekent in de p r a k t i j k
h e t zoeken van het optimum, waarin g e l d t dat het v e r s c h i l
tussen
opbrengsten en kosten maximaal i s . Zo spelen b i j de bepaling van de
optimale
z a a i c a p a c i t e i t o p b r e n g s t v e r s c h i l l e n en bewerkingskosten,
in
r e l a t i e t o t de omvang van het zaaimachinepark, een c e n t r a l e r o l .
Uit z a a i t i j d e n p r o e v e n ,
uitgevoerd door afd.
Plantenteeltkundig
Onderzoek, b l i j k t s t e e d s weer, d a t een zomergraan-gewas gezaaid rond
half maart hogere kg-opbrengsten geeft dan een l a t e r gezaaid gewas.
In de j a r e n 1981-1983 heeft de R i j k s d i e n s t
j a a r l i j k s c a . 14.000 ha
granen en koolzaad gezaaid met 18 zaaimachines (werkbreedte 6 m),
ofwel ongeveer 130 ha per meter z a a i b r e e d t e . Deze gezaaide o p p e r v l a k t e
i s v e l e malen hoger dan de o p p e r v l a k t e , d i e j a a r l i j k s door een gemidd e l d e boer met een machine gezaaid wordt.
De o p p e r v l a k t e , gezaaid per zaaimachine, l i g t b i j de R i j k s d i e n s t zo
hoog vanwege de r e l a t i e f
lange zaaiperioden in v o o r j a a r ,
zomer en
najaar van gemiddeld r e s p . 3 , 3 en 4 weken. De i n v e s t e r i n g e n , en
daardoor i n d i r e c t ook de bewerkingskosten per ha, z i j n h i e r d o o r
bijzonder
laag.
In d i t hoofdstuk wordt ingegaan op de r e l a t i e tussen z a a i t i j d s t i p en
t e verwachten opbrengst per h e c t a r e . Vervolgens i s met behulp van de
gevonden r e l a t i e berekend welke f i n a n c i e e l voordeel behaald kan worden
b i j c a p a c i t e i t s u i t b r e i d i n g . T e n s l o t t e v i n d t door afweging van d i t
fi-
n a n c i e l e voordeel tegenover e x t r a bewerkingskosten een bepaling van de
optimale
zaaicapaciteit
plaats.
7.2. Zaaitijdenproeven
Sinds 1960 voert afd. Plantenteeltkundig Onderzoek zaaitijdenproeven
uit. Op proefveldniveau worden zomergranen (zomergerst, haver, zomertarwe) op verschillende data in de periode van begin maart tot half
29
mei ingezaaid en worden vervolgens de opbrengsten b e p a a l d . In
bij-
l a g e 4 z i j n de r e s u l t a t e n van deze proeven voor het gewas zomergerst
weergegeven voor de periode 1970-1983.
Uit deze reeks i s de r e l a t i e tussen z a a i t i j d s t i p en opbrengst
bere-
kend:
Y = 94,7393 - 0,4967*X - 0,0096*X 2
w a a r i n : Y = de r e l a t i e v e opbrengst op de X - s t e dag na 1 a p r i l
Y (15 maart) = 100
X = het a a n t a l dagen na 1 a p r i l
(voor een datum v66r 1 a p r i l
is X negatief)
In figuur 6 i s deze r e l a t i e weergegeven. H i e r u i t i s af t e l e i d e n d a t
zomergerst, na 1 a p r i l g e z a a i d , een d u i d e l i j k e o p b r e n g s t r e d u c t i e
zal
geven.
Figuur 6: Zaaidatum en opbrengstverhouding b i j zomergerst
Y = 94,7393 - 0,4967X - 0,0096x2
R e l a t i e v e opbrengst
relaliuv* opbrengst
30
(1970-1983)
7.3. Opbrengststijging
door
capaciteitsuitbreiding
Zoals in p a r . 7.1 reeds vermeld, zal door u i t b r e i d i n g van de z a a i c a p a c i t e i t de l e n g t e van de z a a i p e r i o d e v e r k o r t worden. Gegeven de r e l a t i e
tussen opbrengst en z a a i t i j d s t i p ( p a r . 7.2) zal d i t r e s u l t e r e n in een
opbrengststijging.
Door gebruik t e maken van h i s t o r i s c h e i n f o r m a t i e omtrent w e r k e l i j k g e z a a i d e o p p e r v l a k t e n per dag in het z a a i s e i z o e n , i s het mogelijk om op
betrouwbare wijze het e f f e c t van c a p a c i t e i t s u i t b r e i d i n g v a s t
te
s t e l l e n . In b i j l a g e 5 i s een voorbeeld van deze berekening gegeven
voor het j a a r 1983. De werkwijze h i e r b i j
is als volgt:
1) De w e r k e l i j k e g e z a a i d e oppervlakten per dag b i j het w e r k e l i j k
aan-
wezige a a n t a l zaaimachines z i j n verzameld (kolom "0% c a p a c i t e i t s uitbreiding)
2) M . b . v . de f o r m u l e i n p a r . 7 . 3 , d i e h e t g e m i d d e l d e
en de t i j d w e e r g e e f t ,
opbrengstverloop
i s voor de g e h e l e z a a i p e r i o d e een g e m i d d e l d e
v e r h o u d i n g - o p b r e n g s t b e r e k e n d v o l g e n s de
formule:
n
E (0(i) » Q (i)
i=1
Q (15 m r t . )
Gemiddelde v e r h o u d i n g s o p b r e n g s t =
n
_ 0(i)
i-1
n
= aantal zaaidagen
i
= zaaidatum in dagen na 1 april
0(i) = oppervlakte gezaaid op datum i
Q(i) = opbrengst bij zaaien op dag i
3) Door deze gemiddelde verhoudingsopbrengst te vermenigvuldigen met
te verwachten opbrengst bij inzaai op 15 maart wordt de gemiddelde
opbrengst per ha en na vermenigvuldiging met de prijs per kg (zie
bijlage 6) de financiele opbrengst per ha verkregen.
31
4) De bovengenoemde berekening is herhaald voor een reeks capaciteitsuitbreidingen. Hierbij is het uitgangspunt gehanteerd dat bij
bijv. 10% capaciteitsuitbreiding op iedere zaaidag ook een 10% grotere oppervlakte gezaaid wordt.
Het verschil in financiele opbrengst per ha tussen de verschillende
berekeningen is het directe gevolg van de capaciteitsuitbreiding.
De berekening, zoals weergegeven in bijlage 5 voor 1983, is eveneens
uitgevoerd voor de jaren 1978 t/m 1982. De resultaten van deze berekeningen zijn weergegeven in tabel 10.
Tabel 10. Financieel voordeel (in gld./ha) door hogere opbrengsten per ha a.g.v.
capaciteitsuitbreidingen, per jaar en per 10% capaciteitstoename t.o.v.
de huidige capaciteit
Jaar
1978
1979
1980
1981
1982
1983
10%
20%
30%
40%
50%
32,57 56,60 77,65 97,58 116,01
71,56 139,88 174,54 193,65 203,87
24,88 45,32 63,87 81,03 97,60
17,71 31,72 44,02 54,44 64, 11
33,93 60,69 85,57 101,43 111, 10
41,86 72,43 99,07 124,69 148, 12
gem.
37,09
t.o.v. 10%
minder
37,09
60%
132,58
214,00
112,86
70,65
119,59
170,81
70%
148,72
222, 11
128, 11
76,17
128,09
193,49
80%
164,85
230,22
143,37
81,69
136, 15
216,18
90%
180,56
238,33
150,30
86,00
141,98
238,73
100%
194,39
245,80
155,03
90,25
147,82
259,23
67,77
90,79 108,80 123,47 136,75 149,49 162,08 172,76 182, 17
30,68
23,01
18,02
14,67
13,28
12,70
12,63
10,59
Tabel 10. laat duidelijk verschillen tussen de jaren zien. Zo geeft
bijvoorbeeld 1983 een hoog financieel voordeel bij uitbreiding van de
zaaicapaciteit. Door een neerslagperiode van vier weken is in dat jaar
ruim de helft van de te zaaien oppervlakte gezaaid in de tweede helft
van april. Met name onder dergelijke omstandigheden geeft capaciteitsuitbreiding een groot financieel voordeel, vanwege het feit dat het
zaaitijdstip van het gewas gezaaid met deze extra capaciteit, vier
wexen naar voren verschuift.
7.4. Kosten van zaaicapaciteitsuitbreiding
Bij berekening van kostenstijging door capaciteitsuitbreiding spelen
32
een aantal zaken een belangrijke rol.
9,51
a) levensduur van de zaaimachine bij een lagere jaarprestatie.
Bij de levensduurbepaling van een zaaimachine kan onderscheid
gemaakt worden tussen (technische) slijtage door gebruik en slijtage door veroudering (bijv. doorroesten). De praktijk heeft
geleerd, dat door jaarlijks onderhoud een goed functioneren van de
machine gewaarborgd kan worden, maar dat na ca. 6 jaar eerst problemen of een ingrijpende revisie of afvoer van de machine noodzakelijk maakt. Om deze reden is voor de berekening van de gewenste
capaciteitsuitbreiding gekozen voor een vaste levensduur in jaren.
Concreet betekent dit dat de zaaimachine-kosten per hectare zullen
stijgen, evenredig met de mate van capaciteitsuitbreiding.
b) trekker- en personeelsbehoefte in relatie tot de capaciteitsuitbreiding.
Capaciteitsuitbreiding, bestemd voor de voorjaarsinzaai, vraagt
tijdelijk meer personeel en trekkers. In het geval dat hierdoor
extra aankopen van trekkers of aantrekken van personeel noodzakelijk is zonder dat deze trekkers resp. personen over het resterende
deel van het jaar noodzakelijk zijn, moeten de betreffende jaarkosten volledig toegekend worden aan de voorjaarsinzaai. Uit een
analyse van de trekkerfilm blijkt dat enige uitbreiding van de
zaaicapaciteit niet direct een toename van de trekkerbehoefte met
zich meebrengt. Daarnaast zal toepassing van het gecombineerde
zaaisysteem (zie hoofdstuk 5, tabel 7) resulteren in een lagere
personeels- en trekkerbehoefte per oppervlakte-eenheid. In
hoofdstuk 8 wordt hierop nog nader ingegaan. In tegenstelling tot
deze bevindingen wordt vooralsnog uitgegaan van een toename van
trekker- en personeelskosten per oppervlakte-eenheid evenredig met
de capaciteitsstijging. Geen rekening is gehouden met
een
eventuele daling van de bewerkingskosten bij toepassing van het
gecombineerde zaaisysteem.
c) overheadkosten.
Onder deze kostenpost vallen aan de inzaai toegerekende kosten van
ondersteunende afdeiingen en de bedrijfsleiding. Deze kosten zijn
thans vastgesteld op 41% van direct en indirect toegerekende
kosten. Met het oog op de capaciteitsuitbreiding wordt aangenomen,
33
Figuur 7. Grafische weergave van de opbrengststijging en kostenstijging bij 10% capaciteitsuitbreiding
OPDf.ng,l.n an • o m n {gld )
__________
ms«r-oporangai
—— — —
hostamtiiging
cio_c<l«t> (1M41 -100
\
\
\
\ s _
20
34
.0
40
SO
60
70
SO
90
100
*% cap-cil-itf _HDr_iaing
dat ongeveer de helft van de gewoonlijk toegerekende overheadkosten
ten laste komen van de capaciteitsuitbreiding.
De kosten voor magazijngoederen, kwekersrechten e.d. vormen
namelijk een vaste kostenpost per hectare, zodat uitbreiding van de
zaaicapaciteit hierop geen invloed heeft.
In bijlage 7 zijn de bovengenoemde kostenposten weergegeven voor de
jaren 1981, 1982 en 1983. De gemiddelde kosten, die verondersteld
worden lineair gekoppeld te zijn aan capaciteitsuitbreiding, bedragen
f. 1 5 1 , — per ha. Een capaciteitsuitbreiding van 10% geeft derhalve
een kostenstijging van afgerond f. 1 5 , — per ha.
7.5. Bepaling van de optimale zaaicapaciteit
In par. 7.3 en 7.4 zijn de gegevens inzake opbrengsten en kosten bij
capaciteitsuitbreiding vermeld. De bedrijfseconomische optimale zaaicapaciteit is die capaciteit, waarvoor geldt dat de marginale opbrengsten gelijk zijn aan de marginale kosten. Anders gezegd: in het
optimum geldt dat het opbrengstvoordeel bij 10% capaciteitsuitbreiding
gelijk is aan de kostenstijging als gevolg van deze uitbreiding. In
figuur 7 is het verloop van het opbrengstvoordeel en kostenstijging
weergegeven.
Uit figuur 7 valt af te leiden dat bij vorengenoemde uitgangspunten
een uitbreiding van de zaaicapaciteit met 50% een maximaal financieel
voordeel geeft. In dit punt zijn de marginale opbrengsten gelijk aan
de marginale kosten. Daarnaast valt uit de grafiek af te leiden dat
het optimum
door het vlakke verloop van de opbrengstcurve in het
traject tussen 50 en 100% capaciteitsuitbreiding, zeer gevoelig is
voor een wijziging in marginale kostenniveau.
De praktische betekenis van 50% capaciteitsuitbreiding is een verkorting van de zaaiperiode met 33%.
M.b.v. de over vele jaren verzamelde werkbaarheidsgegevens en normen
is de gemiddelde zaaiperiode-lengte voor 1985 met en zonder capaciteitsuitbreiding te berekenen.
35
Uitgangspunten: - opp. voorjaarsgranen (1985) - 5000 ha
- aantal werkbare uren per week = 26,2 uur (incl.
overuren)1)
- produktie per uur (6 m machine) =4,0 ha/uur
- aanwezige a a n t a l zaaimachines ( t h a n s ) = 16 s t u k s
(na uitbreiding) = 24 stuks
De gemiddelde lengte van de zaaiperiode is dan
= 3,0 weken
16 * 4 * 26,2
Uitbreiding van de zaaicapaciteit met 50% betekent derhalve verkorting
van de zaaiperiode tot twee (2) weken.
Op basis van de berekeningen in par. 7.3, inzake gemiddelde besparingen en par. 7.4, inzake kostenstijging is bij 50% capaciteitsuitbreiding een financieel voordeel te verwachten van f. 4 8 , — per ha ofwel
f. 240.000 bij een oppervlakte van 5000 ha (1985).
Op de organisatorische consequenties van de capaciteitsuitbreiding
wordt in het volgende hoofdstuk ingegegaan.
1
) Bij de vaststelling van de werkbaarheid zijn regenperioden,
waarin gedurende langere tijd niet gezaaid kan worden buiten beschouwing gelaten. Het genoemde aantal werkbare uren geldt daarom
voor die weken in het zaaiseizoen, waarin de bodemomstandigheden
acceptabel zijn en waarin alleen sprake is van korter oponthoud
(bijv. een halve dag als gevolg van een regenbui).
36
8. Organisatorische effecten van een verhoogde zaaicapaciteit
Bij de berekening van de kostenstijging als gevolg van capaciteitsuitbreiding is als uitgangspunt gehanteerd, dat deze capaciteitsuitbreiding gerealiseerd kan worden zonder uitbreiding van het personeelsbestand en trekkerpark (par. 7.4). In dit verband speelt de keuze voor
een gecombineerd grondbewerking-zaaisysteem, als resultaat van de beproeving, een belangrijke rol. Omdat capaciteitsuitbreiding
uitsluitend aantrekkelijk is tijdens de voorjaarsinzaai, is alleen
aandacht besteed aan de effecten in deze periode.
Voor een goed inzicht in de gevolgen van capaciteitsuitbreiding dienen
3 situaties onderscheiden te worden.
1) De huidige situatie (1985), waarbij een oppervlakte van 5000 ha
voorjaarsgranen ingezaaid moet worden met 16 zaaimachines met een
werkbreedte van 6 m.
2) Uitbreiding van zaaicapaciteit met 50% d.w.z. de inzaai uitvoeren
met 24 zaaimachines met een werkbreedte van 6 m.
3) Uitbreiding van de zaaicapaciteit en de aanwezige 6 m zaaimachines
volledig vervangen door het gecombineerde zaaisysteem. Gezien de
produktieverhouding tussen 6 m zaaisysteem (4,0 ha/uur) en het gecombineerde zaaisysteem (2,4 ha/uur) zijn voor het verkrijgen van
dezelfde zaaicapaciteit 24*4,0/2,4=40 zaaicombinaties nodig.
In tabel 11 is de trekker- en personeelsbehoefte tijdens de voorjaarsinzaai weergegeven.
Uit tabel 11 blijkt dat de personeels- en trekkerbehoefte bij toepassing van het gecombineerde zaaisysteem, ondanks uitbreiding van zaaicapaciteit en rekening houdend met het gegeven dat in 50% van de jaren
twee voorbewerkingen nodig zijn, in absolute zin niet toeneemt ten opzichte van de huidige werkwijze. Uitgedrukt in mensweken resulteert
deze methode in een verlaging van de personeels- en trekkerbehoefte.
Voor de organisatie binnen de Cultuurtechnische afdeling betekent dit
enerzijds dat geen zwaarder beroep gedaan behoeft te worden op de
personeels- en materieeluitwisseling tussen de afdeiingen, waardoor
doorgang van de werkuitvoering bij die afdeiingen gewaarborgd is.
Anderzijds betekent dit dat door het sneller gereed komen van de
inzaai aanvulling van het trekker- en personeelsbestand bij de niet
landbouwkundige afdeiingen eerder tot stand kan komen.
37
Tabel 11. Vergelijking van de trekker- en arbeidsbehoefte voor drie
vorengenoemde situaties tijdens de voorjaarsinzaai (trekkerbehoefte = personeelsbehoefte)
situatie 1
situatie 2
situatie 3
3
16
2
24
2
40
Lengte zaaiperiode (weken)
Aantal zaaimachines
Aantal voorwerkingen*
Aantal personen (=trekker)
in een werkploeg
Personeelsbehoefte
(absoluut)
Personeelsbehoefte
(in mensweken)
*
1
2
1
2
n.v.t.
2
3
2
3
1
32
48
48
72
40
96
144
96
144
80
Bij het traditionele zaaisysteem (6 m werkbreedte) is het aantal
voorbewerkingen afhankelijk van bodemomstandigheden. In naar
schatting 50% van de jaren zijn 2 voorbewerkingen gewenst.
In dit verband dient nog opgemerkt te worden, dat tot op heden
moeilijk kwantificeerbare aspecten als werkoaarheidsverhoging en organisatorische voordelen van de gecombineerde werkmethode (zie
par. 5.6 en 5.7) buiten beschouwing zijn gebleven.
38
Literatour
Rossum, A.H. van
- Beproeving van zaaimachines, berekening
optimale zaaicapaciteit
WD. 1984 - 216 CB, november
Sloots, G.B.
- Samenhang tussen zaaicapaciteit en
opbrengst bij zomergranen
39
40
bijlage 1. Beschrijving van de beproevingsresultaten
In deze bijlage zijn de ervaringen en meetresultaten verzameld tijdens
de beproevingsperiode samengevat. Voor een zeer uitgebreide weergave
van de informatie, die betrekking heeft op de voorjaarsinzaai, kan
verwezen worden naar werkdocument 1984-216 Cb.
Achtereenvolgens komen per zaaiperiode aan de orde:
- omstandigheden tijdens zaaiperioden
- gerealiseerde produkties en bewerkingskosten per ha
- kwaliteit van de grondbewerking
- kwaliteit van het zaaien.
I. Voorjaarsinzaai
Omstandigheden tijdens de zaaiperiode
Vanwege enige nachtvorst in het vroege voorjaar en het droge zonnige
weer tijdens de eerste zaaiweken, was de grond erg goed bewerkbaar.
Na een regenperiode begin april is de inzaai in deze helft van april
weer hervat, zij het onder minder gunstige omstandigheden. In beide
perioden is echter volstaan met een cultivatorbewerking voorafgaand
aan het zaaien met de 6 m brede zaaimachines. Terugkijkend naar de afgelopen jaren blijkt dat in minimaal 50% van de jaren 2 bewerkingen
nodig zijn. In die jaren is voor deze extra grondbewerking gebruik
gemaakt van aanwezige schijveneggen en stoppelcultivatoren, die feitelijk hiervoor niet geschikt zijn.
Gerealiseerde grodukties_en_bewerk_n2_kostenj_er_ha
Aan de hand van tijdstudies, gedurende de gehele voorjaarsperiode verzameld, zijn produktie-normen berekend. In tabel 3 zijn deze normen
weergegeven, alsmede de bewerkingskosten per ha.
Uit tabel 1 blijkt dat de gecombineerde methoden ca. f. 3 , — lagere
kosten per ha met zich meebrengen, uitgaande van een grondbewerking.
In het geval dat de bodemomstandigheden een intensievere bewerking
nodig maken, zullen de verschillen echter toenemen. Gelet op de produkties in zomer en najaar (onder relatief slechte omstandigheden) zal
de produktie van de gecombineerde methoden naar verwachting met max.
0,1 a 0,2 ha/uur dalen, terwijl voor de 6 m zaaimachines gekozen kan
worden voor een dubbele grondbewerking met cultivatoren of een
voorbewerking met rotorkopeg. Het effect hiervan op de bewerkingskosten per ha is berekend in tabel 2.
41
Tabel 1. Produktie-normen en bewerkingskosten van grondbewerking en
inzaai tijdens de voorjaarsperiode
Omschrijving
Kosten per uur (in gld )
combinatie
trekker werktuig pers. tot. ha/uur
Pegoraro rotorkopeg
fronthef + PTO
Amazone zaaim.
60
18
4
20
Produktie Kosten per
ha
36
138
2.38
58
Pegoraro rotorkopeg
Accord zaaim.
60
20
15
36
131
2.40
55
Vaderstad cult.
Roger zaaim.
60
60
20
31
36
36
243
4.00**
61
Vaderstad cult.
Accord zaaim.
60
60
20
25
36
36
237
4.00**
59
Vaderstad cult.
Hassia zaaim.
60
60
20
22*
36
36
234
4.00**
59
*
betreft de uurprijs van een gereviseerde machine
** bij de 6 m machines is uitgegaan van een gelijke produktie van
4 ha/uur. De geringe verschillen die tijdens de tijdstudies naar
voren zijn gekomen, worden niet veroorzaakt door verschillen in de
machines, maar eerder door verschillen tussen chauffeurs.
Tabel 2. Produktienormen en bewerkingskosten van grondbewerking en
inzaai tijdens de voorjaarsperiode onder slechte omstandigheden
Omschrijving
combinatie
42
Kosten per uur (in gld.)
Produktie Kosten per
ha
trekker werktuig pers. tot. ha/uur
(in gld.)
Pegoraro/Amazone
60
42
36
138 ca. 2,25
62
Pegoraro/Accord
60
35
36
131 ca. 2,25
59
Vaderstad 2x
Zaaimachine ( 6 m )
120
40
25
72
36
353
4,00
89
60
Rotorkopeg 2 st.
Zaaimachine
120
60
36
25
72
36
349
4,00
88
Uit tabel 2 blijkt dat de kosten per ha nu grotere verschillen vertonen: de gecombineerde methoden zijn f. 26,— a f. 30,— per ha goedkoper dan de methoden met aparte bewerkingen. Op de effecten van deze
methode op de organisatie in het veld en verdeling van personeel wordt
in hoofdstuk 5 en 8 ingegaan.
Kwaliteit van de grondbewerking en inzaai
De beoordeling van de grondbewerking en inzaai is tot stand gekomen
deels door op basis van exacte metingen (insporingsdiepte) en deels op
basis van visuele waarnemingen (door o.a. afd. Bedrijfkunde, betrokken
chauffeurs, werktuigencommissie, afd. Plantenteeltkundig Onderzoek).
Insporing resp. vlakligging: De Pegoraro/Accord combinatie geeft de
minste insporing en de beste vlakligging, doordat deze combinatie
geheel achter de trekker werkt. Per 4 m werkbreedte wordt de onbewerkte grond slechts een keer bereden, bewerkte grond wordt niet meer bereden. De overige grondbewerking-zaaimethoden veroorzaken alien meer
insporing, doordat de grond na de zaaibedbereiding nog bereden wordt.
In zijn algemeenheid komt de grondbewerkingscombinatie van Vaderstad
cultivator getrokken door een met dubbellucht uitgeruste White trekker
gunstig naar voren.
Door de lage bodemdruk van deze trekker is de insporing gering en kan
ondieper gewerkt worden met de cultivator (i.v.m. het wegwerken van
het trekkerspoor). De zaaimachine zal vervolgens ook minder insporen
door de dunnere bewerkte (= losse) laag. Daar tegenover staan echter
hogere uurkosten van de White-trekker (+ ca. f. 50,— per draaiuur, op
basis van vervangingswaarde), terwijl de effectieve produktie niet
hoger is.
In tabel 3 is tenslotte nog een overzicht gegeven van gemeten insporingsdiepte van de trekkers voor de zaaimachines en evt. van de
zaaimachines zelf, als de sporen van de zaaimachines buiten het
trekkerspoor valt.
43
Tabel 3. Gemiddelde insporing van trekkers en zaaimachines onder matige omstandigheden op kavel GZ 60 (begreppelde) en onder goede
omstandigheden op de gedraineerde kavels LZ 3 en 4.
Gem. insporing (in cm)
Type zaaimachine
GZ 60
LZ 3 en 4
Pegoraro/Amazone
Pegoraro/Accord
Roger en trekker
Accord ( 6 m ) - trekker
- machine
5. Hassia (6 m) - trekker
- machine
3,3
1,2
2,8
2,0
2,6
3,3
2,7
3,0
0,6
3,3
2,9
3,4
-
1.
2.
3.
4.
- Fijnheid van het zaaibed: onder de omstandigheden van maart 1984 kan
met vrijwel ieder werktuig een goed zaaibed gecreeerd worden, zodat
slechts geringe verschillen geconstateerd zijn. Op kavel GZ 60 zijn
echter vlak voor het zaaien nog greppelkanten teruggeploegd.
Op deze natte, valse grond leverde de Pegoraro/Accord combinatie
duidelijk het beste werk.
- Bewerkingsdiepte en zaaidiepte: zoals onder het hoofdstukje "insporing en vlakligging" al is vermeld, maakt de combinatie van Whitetrekker en Vaderstad-cultivator ondiep werken mogelijk. Een ondiepe
bewerking vermindert de kans op bovenhalen van natte grond en heeft
mede invloed op de zaaidiepte van de zaaimachines.
Tabel 4 geeft resultaten van zaaidieptemetingen op de proefkavels.
Een lage standaard-afwijking wijst op een constante zaaidiepte.
44
Tabel 4. Zaaidiepte van een aantal zaaimachines op LZ 3 - 4 en GZ 60.
Tussen haakjes is de betreffende standaardafwijking gegeven.
Gemiddelde zaaidiepte in
Zaaimachine
cm
L_ 3 en 4 voorbewerkt met
- MB trac
- White
Pegoraro/Amazone
Pegoraro/Accord
Roger
Accord 6 m
Hassia
2,7 (1,33)
2,5 (1,06)
3,4 (1,76)
GZ 60
Gem.
4,1
3,9
3,0
2,6
3,6
3,8 (1,09)
2,8 (0,83)
3,7 (1,49)
- White
(0,94)
(0,92)
(1,34)
(0,99)
(1,64)
2,8
3,0
3,2
3,0
2,4
(1,07)
(0,94)
(1,26)
(1,14)
(0,97)
Uit tabel 4 blijkt dat afhankelijk van de omstandigheden verschillen
in zaaidiepten worden geconstateerd. Duidelijke conclusies zijn
hieruit niet te trekken.
- Blootliggend zaad: uit tellingen op GZ 60 is gebleken dat de beide
Accord-machines een goede zaadbedekking geven, (ca. 1 kg zaad ligt
bloot), terwijl de Amazone, Roger en Hassia duidelijk meer blootliggend zaad te zien geven (ca. 4 kg/ha). Deze hoeveelheden zijn echter
niet verontrustend.
- Standregelmaat: na opkomst van het gewas zijn per machine 100 tellingen verricht van het aantal zaadjes per 10 cm. De frequentie
waarin bepaalde aantallen geteld zijn, is weergegeven in tabel 5.
Bij een ideale verdeling dient bij 100% van de tellingen een gelijk
aantal plantjes per 10 cm gevonden te zijn.
Frequentie van X planten per 10 cm
0
1
2
Pegoraro/Amazone 9 8 25
Pegoraro/Accord
6 16 23
Roger
17 20 28
Accord - 6 m
7 18 28
Hassia
2 2 16
3
4
5
22
28
18
19
17
18
16
10
16
27
15
10
2
4
21
6
7
3
1
2
4
8
8
_
3
9
_
1
1
7 -
10
-
1
optimum
11
12 gem.
1
2,90
2,66
2,21
2,68
3,95
3,025
3, 125
3, 125
3,125
4, 150
Uit deze tabel blijkt bijvoorbeeld dat de Roger erg onregelmatig
gezaaid heeft, nl. van de 100 metingen 17 gaten waarin niets stond
terwijl ook "bosjes" van 10 of 11 planten per 10 cm voorkomen.
45
Door medewerkers van de Wetenschappelijke
Afdeling is tevens een be-
oordeling van de standdichtheid (aantal planten per m 2 ) en de standregelmaat. De beoordeling in cijfers (1-10) en de rangorde van de
zaaimachines is weergegeven in tabel 6.
Tabel 6. Beoordeling van standdichtheid en regelmaat van het gewas op
GZ 60
Zaaimachine
Beoordelingsci j fer
standdichtheid regelmaat
Pegoraro/Amazone
Pegoraro/Accord
Roger
Accord - 6 m
Hassia
7
7 1/2
6 1/2
7
6 +
6
7
6
7
5
1/2
+
+
Rangorde
standdichtheid regelmaat
2/3
1
4
2/3
5
3
1
4
2
5
II. Koolzaadinzaai
Omstandigheden tijdens de koolzaadinzaai
Na een nat voorseizoen volgde een zeer droge augustus maand, waardoor
de in te zaaien grond zeer droog en daardoor moeilijk te bewerken was.
In deze periode is voor de zaaibedbereiding uitsluitend gebruik
gemaakt van rotorkopeggen. In de praktijk is door de aanwezige tijdsdruk gekozen voor een compromis tussen zaaibedkwaliteit en produktie
tijdens de zaaibedbereiding.
Gerealiseerde_produkties en bewerkingskosten per hectare
Bij de berekening van de bewerkingskosten per ha is uitgegaan van
inzaai op gedraineerd land. De samenstelling van de werkcombinaties,
de kosten per uur, de gerealiseerde produkties en de bewerkingskosten
per ha zijn weergegeven in tabel 7. Bij deze vergelijking is uitgegaan
van het feit, dat alle werkzaamheden met een MB-trac 1300 zijn uitgevoerd.
46
Tabel 7. Weergave van kosten, produkties en daaruit berekende bewerkingskosten per ha van de verschillende proefcombinaties
tijdens koolzaadinzaai (1984)
Omschrijving
rnmhinatie
J
— .i
—
>_ V_J
taj
—* •— •*-
1. Ploegen
Pegoraro/Amazone
2. Ploegen
Pegoraro/Accord
3. Ploegen
Rotorkopeg
Roger - 6 m
4. Ploegen
Rotorkopeg
Accord - 6 m
5. Ploegen
Rotorkopeg
Hassia - 6 m
*
Aan- Kosten per uur (in gld )
Produktie Kosten
tal
ha/uur
per ha
trekker werktuig pers. tot.
2
1
2
1
3
2
1
3
2
1
3
2
1
120
60
120
60
180
120
60
180
120
60
180
120
60
32
42
32
35
48
46*
31
48
46*
25
48
46*
22**
72
36
72
36
108
72
36
108
72
36
108
72
36
362
2,03
179
355
2,22
160
4,08
172
695
4,08
171
692
4,08
170
701
betreft uurprijs van een rotorkopeg met getande rol (steundrukrol)
** betreft de geschatte uurprijs van een gereviseerde Hassiazaaimachine
Onder de beschreven omstandigheden bleek de produktie van 6 m zaaimachine de produktie van de werkcombinatie te bepalen. Door de bonkige
grond (springende zaaikouters) was een hogere rijsnelheid niet verantwoord.
47
Om ook een indicatie te krijgen onder iets gunstigere omstandigheden
is hierna nog een berekening gegeven van de bewerkingskosten per ha op
basis van normen, verzameld over meerdere jaren (zie tabel 8).
Tabel 8. Weergave van kosten, normen (meerjarig gemiddelde) en de
daaruit berekende bewerkingskosten per ha van verschillende
proefcombinaties tijdens koolzaadinzaai (1984)
Omschrijving
combinatie
Aan- Kosten per uur
Prod, per uur Kosten per
tal totaal (in gld.)
ha
element comb.
1. Ploegen (MB-trac)
Pegoraro/Amazone
2
1
362
2,6)
2,2)
2,2
165
2. Ploegen (MB-trac)
Pegoraro/Accord
2
1
355
2,6)
2,3)
2,3
154
3. Ploegen (MB-trac)
Rotorkopeg
Zaaimachine - 6 m
3
2
1
695
3,9)
4,8)
5,0)
3,9
178
4. Ploegen (MB-trac)
Rotorkopeg
Zaaimachine - 6 m
4
2
1
807
5,2)
4,8)
5,0)
4,8
168
Als alternatief voor ploegen met MB-trac kan ook de White-trekker met
10-scharige ploeg gebruikt worden. Volgens een meerjarige norm is met
deze combinatie een produktie mogelijk van 2,20 ha/uur. Onder de
slechte omstandigheden van zomer 1984 is een produktie gerealiseerd
van 2,0 ha/uur. Ter completering is in tabel 9 nog een kostenberekening gegeven van de situatie, waarbij het ploegwerk met een Whitetrekker uitgevoerd wordt.
48
Tabel 9. Bewerkingskosten per ha van de verschillende proefcombinaties
waarbij het ploegwerk door White-trekkers worden uitgevoerd
(koolzaadinzaai 1984)
Aan- Kosten per uur Prod, per uur Kosten per
ha
tal
element comb.
Omschrijving
combinatie
Ploegen
Pegoraro/Amazone
1
1
184)
138) 322
2,2
2,2
2,2
147
Ploegen
Pegoraro/Accord
1
1
184)
131) 315
2,2
2,3
2,2
144
Ploegen
Rotorkopeg
Zaaimachine
2
2
1
368)
238) 727
121)
4,4
4,8
5,2
4,4
165
-6m
Uit tabellen 7, 8 en 9 blijkt dat de Pegoraro/Accord combinatie de
laagste bewerkingskosten per ha veroorzaken. Afhankelijk van de wijze
van zaaivoorploegen en zaaibedbereiding blijkt het 6 m zaaisysteem
f. 1 0 , — a f. 2 0 , — per uur duurder. Eventuele organisatorische consequenties worden in hoofdstuk 5 en 8 behandeld.
Kwaliteit van grondbewerking en inzaai
Door de stugge bonkige grond is de zaaibedbereiding uitgevoerd met
rotorkopeggen. De kwaliteit van zaaibed is daardoor voor alle combinaties vrijwel gelijk. De rotorkopeggen voorzien van een getande tol leveren op het oog iets mooier werk doordat kluiten a.h.w. iets weggedrukt worden. Desalniettemin dient de rijsnelheid van de zaaimachines onder dergeljke omstandigheden beperkt te blijven. De gerealiseerde rijsnelheden van de Amazone, de Accord en de overige 6 m zaaimachines zijn resp. 6,9 7,4 en 9,0 km/uur.
Door de harde stugge bodem zijn geen duidelijke verschillen in insporing geconstateerd.
Ook in dit gewas zijn tellingen verricht t.b.v. de standdichtheid en
standregelmaat. De stand is bij alle zaaimachines als "vlekkerig" beoordeeld. De bodemomstandigheden tijdens de inzaai zijn hier debet
aan. In tabel 10 zijn de tellingsresultaten weergegeven, alsmede het
49
gemiddeld a a n t a l p l a n t e n per meter en h e t a a n t a l per v i e r k a n t e m e t e r .
Omdat n i e t exact bekend i s , welke hoeveelheden gezaaid z i j n ,
kunnen
geen e x a c t e c o n c l u s i e s getrokken worden t . a . v . het opkomstpercentage.
In het algemeen wordt g e s t r e e f d naar c a . 70 p l a n t e n per m2.
Tabel 10. Gemiddeld a a n t a l p l a n t e n per 10 cm r i j l e n g t e omgerekend naar
een o p p e r v l a k t e van 1 m2 (3/10/84; LZ 3 en 4)
Type zaaimachine Gemiddeld aantal vakj es met Aantal planten (gem.)
X plantjes
Amazone
Accord
Roger
Accord
Hassia
4
4
6
6
6
m
m
m
m
m
X=0
=1
=2
=3
=4
=5
29
29
14
25
25
30
30
13
26
17
15
18
7
17
8
3
2
4
9
6
1
1
2
1
3
2
0
0
1
1
per m'
9
10
12
12
11
per m 2
73
76
48
95
67
Uit t a b e l 10 kan worden geconcludeerd d a t de p l a n t d i c h t h e i d van h e t
door Roger gezaaide g e d e e l t e erg laag i s . Ten aanzien van de s t a n d regelmaat b i e d e n , mede gezien de omstandigheden, de weergegeven
c i j f e r s geen h o u v a s t .
Door de g e r i n g e omvang van zaad i s eveneens geen d u i d e l i j k beeld verkregen van de z a a i d i e p t e en bedekkingsgraad van het zaad.
III.
Najaarsinzaai
Algemeen
De Roger-zaaimachine heeft tijdens deze periode geen deel meer uitgemaakt van de beproeving. Om voornamelijk technische en technisch/
functionele redenen is deze machine als minder goed beoordeeld (zie
toelichting onder "Technische aspecten", bijlage 3 ) .
Omstandigheden tijdens de inzaai
Door de vele regen in de maanden September en oktober is tijdens de
50
wintertarweinzaai vrijwel steeds sprake geweest van erg natte grond.
De b i j n a met water verzadigde grond l i e t zich na het ploegen vaak
m o e i l i j k bewerken. Een b e l a n g r i j k voordeel h i e r v a n i s , dat goed d u i d e l i j k wordt welke systemen ook onder s l e c h t e omstandigheden goed werk
kunnen v e r r i c h t e n ( z i e k w a l i t e i t van de grondbewerking en i n z a a i ) .
G e r e a l i s e e r d e produkties_en_bewerkingskosten_per
hectare
Door h e t h e r h a a l d e l i j k vollopen van de s p i j l e n r o l i s het zaaisysteem
met rotorkopeg voor op de t r e k k e r en Amazone zaaimachine achter de
t r e k k e r reeds na enkele zaaiuren s t i i g e z e t . Van deze combinatie
zijn
dan ook geen t i j d s t u d i e s opgenomen.
Vanwege de l a t e s t a r t van het w i n t e r t a r w e zaaien i s , ondanks extreem
s l e c h t e omstandigheden, toch g e t r a c h t t e z a a i e n . Hierdoor z i j n
forse
v e r s c h i l l e n in p r o d u k t i e g e c o n s t a t e e r d . In de onderstaande o p s t e l l i n g
z i j n a l l e e n d i e t i j d s t u d i e s in de normen v e r w e r k t , waarbij t i j d e n s de
opname sprake was van a c c e p t a b e l e omstandigheden. Door de matige b e werkbaarheid van de grond i s v r i j w e l u i t s l u i t e n d gebruik gemaakt van
rotorkopeggen.
Tabel 11. Weergave van k o s t e n , p r o d u k t i e s en d a a r u i t berekende bewerkingskosten per ha van de v e r s c h i l l e n d e p r o e f c o m b i n a t i e s
Omschrijving
combinatie
Aan- Kosten per uur (Jm gld )
Produktie Kosten per
tal
trekker werktuig pers. tot. ha/uur
ha
Ploegen
Pegor aro/Accord
2
1
120
60
32
35
72
36
Ploegen
Rotorkopeggen
Accord - 6 m
3
2
1
180
120
60
48
46
25
Ploegen
Rotorkopeg
Hassia - 6 m
3
2
1
180
120
60
48
46
22
355
2,22
160
108
72
36
695
3,66
190
108
72
36
692
3,66
189
Ook t i j d e n s de w i n t e r t a r w e i n z a a i b l i j k t t o e p a s s i n g van h e t systeem
rotorkopeg met opgebouwde zaaimachine een bedrijfseconomisch
aantrek-
k e l i j k e werkwijze. De bewerkingskosten van het 6 m zaaisysteem z i j n
c a . f.
30,— per ha hoger onder genoemde omstandigheden, o . a . door de
51
relatief lage produktie t.o.v. andere jaren. Als norm van zaaien met
6 m machines in het najaar geldt een
produktie van ca. 3,75 ha/uur,
waardoor de bewerkingskosten per ha zullen dalen tot ca. f. 185,—.
Onder dergelijke omstandigheden mag ook verwacht worden, dat de produktie van het gecombineerde systeem enigszins zal stijgen.
Het verschil in bewerkingskosten tussen beide systemen zal daarom minimaal f. 25,— 3 f. 30,— per ha blijven.
Door de inzet van de White-trekker bij het ploegen zullen de bewerkingskosten enigszins dalen. Voor de Pegoraro/Accord-combinatie wordt
de produktie van de werkploeg beperkt door het ploegen (2,11 ha/uur),
waardoor bij een uurprijs van de gehele werkploeg f. 322,— de bewerkingskosten f. 153,— per ha bedragen.
De uurprijs, de beperkende produktie (zaaimachine) en de bewerkingskosten
per ha van het 6 m zaaisysteem, voorafgegaan door 10-scharige
ploegen, bedraagt resp. f. 727,—, 3,66 ha/uur en f. 199,— per ha,
waaruit blijkt dat deze werkmethode niet aantrekkelijk is.
De in het najaar meest gebruikelijke combinatie bestaat uit 3 ploegen,
1 cultivator, gevolgd door een 6 m zaaimachine. De bewerkingskosten
bedragen dan, uitgaande van een produktie van 3,75 ha/uur, f. 152,—
per ha. Voorwaarde is wel, dat de grond redelijk goed bewerkbaar moet
zijn.
Kwaliteit van grondbewerking en inzaai
Onder de omschreven omstandigheden is het niet mogelijk om een acceptabel zaaibed te creeren met een cultivator. Nagenoeg de gehele oppervlakte is voorbewerkt met rotorkopeggen. De rotorkopeggen voorzien van
een spijlenrol lopen snel vol als de grond plakt. Bij de achter de
trekker gekoppelde rotorkopeggen kan de rol uit het werk gedraaid
worden zonder dat duidelijk kwaliteitsverschil optreedt. Wel zal de
bewerkingsdiepte niet overal gelijk zijn. De rotorkopeg in de
fronthefinrichting blijkt zonder rol niet te kunnen werken: de machine
heeft de neiging de grond in te schieten (happen) en is daarom snel
stiigezet.
De rotorkopeggen uitgerust met een dichte tandenrol (en schrapers)
52
heeft geen problemen met de natte, plakkerige grond. Hieruit mag ge-
concludeerd worden dat het aantal werkbare uren van een dergelijke
grondbewerkingssysteem duidelijk hoger zal zijn dan van een systeem
met cultivatoren of rotorkopeggen met een spijlenrol.
Tijdens deze periode is ook een White-trekker met 5 m brede rotorkopeg
ingezet, die een produktie realiseert van 3,05 ha/uur.
Deze produktie sluit slecht aan bij de produkties van ploegen met 7scharige (1,36 ha/uur)) of 10-scharige ploegen (2,1 ha/uur), en bij de
produktie van 6 m zaaimachines (3,66 - 3,75 ha/uur). De bewerkingskosten liggen hierdoor relatief hoog. Een werkploeg, bestaande uit §en
White met 10-scharige ploeg, een MB-trac met 7-scharige ploeg, een
White met 5 m rotorkopeg en een MB-trac met 6 ra zaaimachine geeft
f. 197,— aan bewerkingskosten per ha.
Bij wijze van proef is de trekker van de combinatie met rotorkopeg en
opgebouwde zaaimachine voorzien van dubbellucht, teneinde de insporing
te minimaliseren. Bij voldoende afstand tussen de banden onderling
blijkt aankleven van grond geen problemen te geven. Ook wordt nagenoeg
geen insporing meer geconstateerd. Als bijkomend voordeel van dubbelluchttoepassing kan nog genoemd worden, dat structuurbederf op de kopakkers (het gewicht van rotorkopeg en zaaimachine is vrij hoog)
beperkt wordt. Opvallend is, dat deze combinatie ook met enkellucht
uitgerust, een geringere insporing vertoont dan de 6 m zaaisysteem
(van 1 a 2 cm resp. 3 a 4 cm).
De zaaikwaliteit van de proefmachines tijdens deze periode is thans
slechts gedeeltelijk te beoordelen, gezien het ontwikkelingsstadium
van het gewas. De bedekking van het zaad door de Pegoraro/Accord combinatie is beter beoordeeld dan die van de 6 m machines. De zaaidiepte
van de zaaimachines blijkt onderling weinig verschillen te vertonen.
53
B i j l a g e 2. Technische gegevens van de g e b r u i k t e machines en t r e k k e r s
2.1 Amazone D7 Garant-Zaaimachine
Werkbreedte
4m
Rijenafstand
12,1 cm
Aantal r i j e n
33
Inhoud zaadbak
750 1
Gewicht lege machine
740 kg
Transportbreedte
4m
Spoorbreedte
2m
Bandenmaat
7,50 x 16
Bijzonderheden
Nokkenradsystemen, h a l f b r e d e zaadbak,
aparte
zaadeg, loopbrug naar de wagen, c e n t r a l e veerdrukverstelling, plastic zaaislangen,
h e i d s i n s t e l l i n g m.b.v. v a r i a t o r
hoeveel-
(traploos)
(Deze machine werd beproefd in combinatie met de P e g o r a r o - r o t o r k o p
voorop de t r e k k e r . )
Zie figuur 4 (hoofdstuk 4 ) .
2.2 Accord DA - zaaimachine
Werkbreedte
4m
Rijenafstand
12,5 m
Aantal r i j e n
32
Inhoud zaadbak
750 1
Gewicht l e g e machine
310 kg
Transportbreedte
4m
Spoorbreedte
n.v.t.
Bandenmaat
n.v.t.
Bijzonderheden
Schuifradsystemen, pneumatisch z a a d t r a n s p o r t ,
c e n t r a l e zaadbak, zaadegjes aan de z a a d k o u t e r s ,
centrale veerdrukverstelling, plactic
zaai-
s l a n g e n , z a a i z a a d v e r s t e l l i n g door s c h u i f r a d , op
rotorkopeg gebouwd.
(Deze machine werd g e b r u i k t in combinatie met P e g o r a r o - r o t o r k o p waarop
ze was opgebouwd.)
54
Zie figuur 5 (hoofdstuk 4 ) .
2.3 Roger XP - zaaimachine
Werkbreedte
6m
Rijenafstand
12,5 m
Aantal r i j e n
48
Inhoud zaadbak
1100 1
Gewicht l e g e machine
1100 kg
Transportbreedte
3,50 m
Spoorbreedte
2m
Bandenmaat
10 R 18
Bijzonderheden
Nokkenradsysteem, pneumatisch zaadtransport,
halfbrede zaadbak, opklapbare zijstukken, aparte zaadeggen, centr. veerdrukverstelling,
plastic zaaislangen, zaaihoeveelheidsverstelling door nortonkast.
Zie figuur 3 (hoofdstuk 4 ) .
2.4 Accord DT - zaaimachine
Werkbreedte
6 m
Rijenafstand
12,5 m
Aantal rijen
48
Inhoud zaadbak
1600 1
Gewicht lege machine
850 kg
Transportbreedte
2,15 m
Spoorbreedte
4,25 m
Bandenmaat
7,50 x 16
Bijzonderheden
Als 2.2 en verder;
halfbrede zaadbak, lengtetransport
Zie figuur 2 (hoofdstuk 4 ) .
55
2.5 Hassia DUA - zaaimachine
Werkbreedte
6m
Rijenafstand
16,6 m
Aantal rijen
36
Inhoud zaadbak
1000 1
Tr ansportbreedte
2.50 m
Spoorbreedte
6,60 m
Bandenmaat
11,2 R 24
Bijzonderheden
Schuifrad-nokkenradsysteem, brede zaadbak,
lengtetransport, centrale veerdrukverstelling,
t e l e s c o o p of r u b b e r z a a i p i j p e n ,
zaaizaadverstel-
l i n g door schuifrad en v a r i a t o r .
Zie figuur
1 (hoofdstuk 4 ) .
2.6 Pegoraro V o r t i c o RD - rotorkopeg
Werkbreedte
4 m
Benodigd vermogen
75-98 KW
Transportbreedte
4,15 m
Gewicht
980 kg
Aftakastoeren
1000 t / m i n .
Rotortoeren
290 t/min
Bijzonderheden
S n e l k o p p e l i n g , d i e p t e r e g e l i n g met s p i n d e l ,
h a r d s t a l e n t a n d e n , k o o i r o l of kammenrol
(resp.
in combinatie met Amazone (2.1) en Accord
(2.2).
(Deze machine werkte in combinatie met Amazone D7 Garant (bijlage 2.1)
en Accord DA (bijlage 2.2.).)
56
2.7 Vaderstad Parallelic - triltandcultivator
Werkbreedte
6 m
Transportbreedte
3,1 m
Aantal tanden
75
Gewicht
1225 kg
Diepteregeling d.m.v.
sleepvoeten
stelmogelijkheden
Werkdiepte van machine
diepte egalisatiebordjes
diepte achtereggen
tanden meer of minder stekend
Figuur
8. Vaderstad Parallelic-triltandcultivator
57
2.8 Massey Fergusson 1200 (1250)* wieltrekker
Vermogen
77 KW
Aantal cilinders
6
Aantal versnellingen
12 vooruit, 4 achteruit
Aandrljvinq
4 wielen
Bandenmaat
18,4 x 34
Hefvermogen
3400 kg (4000)
Aftakas toerental
1000 t / m i n .
Aftakas vermogen
64 KW (65)
Totaal gewicht
5950 (6500)
(aan de kogels)
* De waarden voor de MF 1250 z i ] n tussen haak^es gegeven indien deze
afwi^ken van d i e van de MF 1200.
2.9 MB-trac 1300 - w i e l t r e k k e r
Vermogen
92 KW
Aantal c i l i n d e r s
6 + turbocompressor
Aantal v e r s n e l l i n g e n
14 v o o r u i t , 14 a c h t e r u i t
Aandnjving
4 wielen
Bandenmaat
1 8 , 4 x 34
Hefvermogen
6500 kg (aan de kogels)
Aftakas
540 en 1000 t/min.
toerental
Aftakas vermogen
80 KW
T o t a a l gewicht
6550 kg
2.10 White Field Boss 4-180 - wieltrekker
58
Vermogen
154 KW
Aantal cilinders
V 8
Aantal versnellingen
18 v o o r u i t , 6 a c h t e r u i t
Aandri}ving
8 wielen
Bandenmaat
1 8 , 4 x 38
Hefvermogen
2700 kg (60 cm achter de kogels)
Aftakas toerental
1000 t / m m .
Aftakas vermogen
110 KW
Totaal gewicht
9000 kg
•Ji-jlage 3. Technische aspecten van beproefde zaaimachines en
rotorkopeggen
1. Zaaimachines
Accord zaaimachines
In de beproeving zijn twee typen Accord zaaimachines opgenomen, nl.
een opgebouwde (4m) en een drlepuntsmachine (6 m werkbreedte). De
opgebouwde machine is d.m.v. een snelkoppelframe vast gemonteerd op de
rotor kopeq.
De aandrijVing van het zaaimechanisme vindt plaats d.m.v. een metalen
"sterwiel". De ventilator wordt aangedreven vanaf een "doorlopende"
aandrijfas in de tandwielkast van de rotorkopeg d.m.v. V-snaren. De
zaaimachine kan betrekkelijk eenvoudig worden gedemonteerd door twee
steunpoten in het frame te bevestigen en de rotorkopeg a.h.w. te laten
zakken.
De drlepuntsmachine (6 m werkbreedte) is d.m.v. een snelkoppelframe
verbonden aan de trekkerhefinrichting. De zaaimachine wordt gedragen
op twee aandrijfwielen. Van hier uit wordt ook het zaaimechanisme aangedreven, terwijl de ventilator door de aftakas op toeren wordt
gehouden. Het originele standaard wielstel is na afloop van de voorjaarsinzaai volledig door de fabriek gewijzigd. De beide wielen zijn
25 cm naar achteren gemonteerd, terwijl er tevens grotere banden zijn
toegepast, nl. Trelleborg 400x15,5. Hierdoor is de machine veel
stabieler geworden.
Dit resulteert in gelijkmatiger en rechtere zaairijen.
Als nadeel kan worden vermeld, dat onder omstandigheden waarbij de
grond nogal wil kleven de ruimte tussen wiel en aandrljfkast van het
zaaimechanisme volloopt. Onder normale omstandigheden is dit geen
probleem.
Omdat de Accord zaaimachines nogal hoog zijn, blijkt het noodzakelijk,
om een soort platform te construeren voor het vullen. De opgebouwde
Accord zaaimachine is door de W.D. met een dergelijke voorziening uitgerust. In de praktijk heeft dit goed voldaan, alleen dient in een
nieuwere uitvoering dit platform niet hoger te zijn dan de laadbakhoogte van een landbouwwagen. Ook zou een apart "trapje" vanaf de
grond moeten worden aangebracht.
59
Een probleem bij alle zaaimachines zijn de markeurs. Deze zijn constructief vrijwel altijd te licht. Ook bij de Accord zaaimachines zijn
de markeurs later versterkt, bij de driepuntsmachine met een extra
buis, bij de opgebouwde machine met een kabel. De buisconstructie voldeed het beste.
Daarnaast zijn de markeurschijven voorzien van een schraper.
De zaadeggen, die achter de zaaikouters apart zijn gemonteerd, bleken
van beide machines niet sterk genoeg. Geregeld treedt tandbreuk op.
Constructief en ook landbouwkundig heeft de zaadeg achter de Amazone
zaaimachine als enige goed voldaan.
Het zaaimechanisme van de Accord zaaimachines heeft geen problemen
opgeleverd en is zeer eenvoudig in te stellen op de juiste hoeveelheid. Wel dient aandacht te worden besteed aan de bevestiging van de
codering van de zaaihoeveelheid. Dit is een "plakstrip", die na verloop van tijd eningszins losging.
Door Vicon worden sinds kort ook zaaimachines vervaardigd met het
Accord zaaimechanisme en zaaipijpen. De zaadbak is hierbij m e t van
metaal doch van kunststof. Het basisframe wordt eveneens door Vicon
vervaardigd.
Deze machines worden hoofdzakelijk als driepuntsmachines uitgevoerd
met een eigen wielstel. Ze zijn vooral bestemd om gebruikt te worden
achter b.v. de Vicon schudeg. Een specifieke opbouwmachine is niet in
de produktie opgenomen.
Als driepuntsmachine komt de Vicon nagenoeg overeen met de standaard
Acoord zaaimachines. Om echter grotere en bredere wielen en banden toe
te passen en om een platform aan te brengen, dient de machine nogal
aangepast te worden. Als alternatief lijkt deze machine geen specifieke voordelen op te leveren.
Amazone zaaimachine
Deze driepuntsmachine heeft, evenals de Accord, een zeer goede zaaizaadafstelling. Het afstellen is eenvoudig realiseerbaar, alleen het
de- en monteren van de opvangbakken voor het volledig ledigen van de
60
zaaibak is lastig.
Een a a n t a l op- en aanmerkingen z i j n de volgende:
- De zaaimachine hoeft voor t r a n s p o r t over de weg m e t in l e n g t e t r a n s p o r t g e p l a a t s t te worden. Het h y d r a u l i s c h opklappen van de z i j stukken i s een v o o r d e e l .
- Door de naar b i n n e n g e p l a a t s t e hoofd- en steunwielen kan goed langs
g r e p p e l s en s t r o k e n worden g e z a a i d .
- De machine loopt s t a b i e l op grof l a n d .
- Leegmaken v i a bodemkleppen n i e t mogelijk. Het leegschepen van bovenaf i s t i j d r o v e n d en ongezond ( o n t s m e t t i n g s m i d d e l ) .
- Diepe insporing in het voorjaar doordat machinewielen in het w i e l spoor van de t r e k k e r lopen.
- De steunpoot i s moeilijk te g e b r u i k e n .
- Verlengde markeurs z i j n te zwak, ze zwiepen te veel en v e r b u i g e n .
- Aandrijftandwielen nokkenzaai-as s l i j t e n
(te) s n e l . De a a n d r i j f -
k e t t i n g tussen s c h a k e l k a s t en nokkenzaai-as is gebroken.
- Schakelas in de s c h a k e l k a s t i s van te zacht m a t e r i a a l . De nok van
een tandwiel drukt de spiebaan u i t en er o n t s t a a n bramen, waardoor
schakelen onmogelijk wordt. Hierdoor z i j n twee s c h a k e l h a n d e l s
gebroken.
Bovendien z i j n de schakelhandels t e zwak door een doorboring b i j de
schakelpen.
- De bodemkleppen klemden h i e r en daar en stonden ook n i e t a l i e n op de
j u i s t e mamer
afgesteld.
- De a f s t e l l i n g van de bodemkleppen gaat l a s t i g en pas nadat de d a a r onder liggende windkoker i s verwijderd. Voor koolzaad moeten er v u l stukken worden gemonteerd, wat l a s t i g en t i j d r o v e n d
is.
- De z a a i k o u t e r s naast de sporenwissertanden lopen vast tegen de
s p o r e n w i s s e r t a n d e n . Hierdoor wordt de z a a i d i e p t e en de
nadelig b e i n v l o e d .
rijenafstand
- De U-balkjes van de z a a i k o u t e r s t o r s e n gemakkelijk en komen m e t
meer in de j u i s t e stand terug
( o n t s t a a t b i j voorbeeld b i j
transport
en w e g z e t t e n ) .
Volgens de importeur z i j n er inmiddels nogal een a a n t a l d e t a i l p u n t e n
g e w i j z i g d . Hierdoor zou de machine verbeterd
zijn.
F u n c t i o n e e l echter b l i j v e n de vermelde bezwaren b e s t a a n , waardoor deze
61
v'erdere opmerkingen zijn:
- de kettingspanner van de aandrijfketting is te zwak en van een
matige constructie.
- de wisseling van de markeurs is te gecompliceerd, waardoor deze
regelmatig storingen vertoont.
- de bevestiging van de lange zaaikouters is te zwak, de klemmen zijn
te licht geconstrueerd.
- de zaaikouterklepjes, welke voorkomen, dat er bij de inzet grond in
de kouters komt, zijn vrij summier van constructie.
- de opklapbare zijdelen van de zaadeg gaan los en kunnen dan niet
meer op druk worden gezet.
- te weinig plaats aan het frame voor montage van sporenvullers om
trekkersporen te vullen.
- de machine is praktisch niet te combineren (opbouwen) met een rotorkopeg, welke in de hefinrichting hangt. Alleen een bevestiging
d.m.v. een apart frame aan de rotorkopeg heeft enige mogelijkheden,
doch dan speelt het gewicht weer een te grote rol.
- weinig roestpreventie vooral van div. bevestigingsdelen, het lakwerk
is op een slechte ondergrond gespoten.
- er is een prima werkende zaadeg gebruikt, welke ook geen technische
problemen heeft vertoond.
- de machine is vrij lastig aan de trekker te koppelen. Een snelkoppelsysteem is gewenst.
Roger zaaimachine
Deze driepuntsmachine met snelkoppelsysteem maakte een robuuste
indruk, hetgeen echter in de praktijk nogal tegenvalt.
machine voor de inzet bij het G.L.B. ongeschikt wordt geacht.
2. Rotorkopeggen
De 2 beproefde Pegoraro rotorkopeggen, type Vortico, waarvan een met
een opgebouwde Accord zaaimachine en een apart voorop de trekker is
gebruikt, hebben technisch geen grote problemen opgeleverd. Wel zijn,
vooral bij het type met opgebouwde zaaimachine, nogal een aantal verbeteringen aangebracht, om onder de slechte omstandigheden te kunnen
62
blijven functioneren.
Beqonnen is om de spijlenrol te vervangen door een tweedelige getande
rol of kamrol, omdat de spijlenrol snel volliep met grond. In een
later stadium is de kamrol nogmaals vervangen door een type met een
grotere diameter, dit in verband met een betere gewichtsverdeling en
een mogelijkheid om ondieper te kunnen werken.
De reeds aanwezige Lely-rotorkopeggen waren eveneens van een spijlenrol voorzien. Van de laatstgekochte twee is er tijdens de beproeving
een voorzien van een getande rol of kamrol. Ook hier werd het vollopen
voorkomen door deze constructie. Lely past echter een eendelige rol
toe. Of deze constructie sterk genoeg is, om een zaaimachine op te
bouwen wordt door de fabrikant betwijfeld. Lely heeft wel de mogelijkheid, om een extra driepuntsframe te monteren, waarbij de zaaimachine
achter de rotorkopeg getrokken wordt en in transportstand boven de
rotorkopeg geheven wordt. Hierbij rust het gewicht tijdens het werk
niet op de rotorkopeg. Deze uitvoering geeft echter weer spoorvorming,
doordat de zaaimachine op zijn eigen wielen loopt.
Een nieuw type Lely rotorkopeg, nl. de Robusta, is als prototype in
bedrijf. Deze heeft wel een extra lagering in het midden van de rol.
De constructie van het hierbij toegepaste draagframe van de rol en de
centraal geplaatste dieptestelspindel verhinderen een eenvoudige montage van een opbouwzaaimachine.
Een ander probleem, wat bij de kamrollen van de rotorkopeggen opgelost
moest worden, waren de schrapers tussen de kammen. Deze voorkomen het
vollopen met grond. De slijtage van de schrapers was erg hoog.
Pegoraro heeft in een later stadium de eendelige schrapers vervangen
door schrapers met een verwisselbaar slijtplaatje. Ook de verstelling
is sterk verbeterd. Lely paste reeds slijtplaatjes toe, doch met verschillende dikten. De laatst aangebrachte waren 4 mm dik. Deze lijken
kwantitatief wat beter dan de 3 mm plaatjes. Voor beide merken lijkt
het noodzakelijk, dat ten minste 1 x per jaar alle, ca. 50 slijtplaatjes vervangen moeten worden.
Afhankelijk van de bodemomstandigheden kan bij de Lely rotorkopeggen
een getande of een directe egalisatieplaat worden toegepast. Bij
Pegoraro is momenteel alleen een dichte plaat leverbaar. Overigens is
63
er onder de slechte omstandigheden in 1984 geen direct merkbaar
verschil aangetoond tussen een getande en een dichte plaat.
De beide dieptestelspindels van de kamrollen van de Pegoraro kopeg
zijn naar buiten geplaatst, om er beter bij te kunnen. Dit voldoet
goed. Verder zijn de scharnierpunten van de morsborden aan beide
zijden van de tandwielbak gewijzigd, waardoor er geen grond meer
tussen bak en morsborden achterblijft. Hierdoor bleven ze voorheen
nl. scheef staan en ontstond er een rugje. Ook is er tussen de beide
kamrollen nog een verdeelplaat aangebracht, om in het midden rugvorming tegen te gaan.
64
f l
CO
ON
OJ
CO
ON
ro
t
fl
vo
\
OJ
» ON
CN
\NO
f l
r-
•— r -
i n —o
en -cn
m
ro
\
T
oo
\ON
O
» —
o
V N N T
\u i
- r~
*r
u-i
o
*r
«r
\
f l
* ON
loCO
—
f l
NO CZ)
VO
Itl
» CO
Ol
m o m
* in
\
-T
— VO
- —
o
OJ
Ol
Ol
T
\
VD
in
«
VO N
\
» CO
00 U l
Ol o-
O
1"
m
\
*
Ol
—
ON
1"
.
m
co —•
\
-
NO
vo •«•
,
—^
*
m
1
1
1
o-i
CO
r—
en -r
CT.
CO
V.
cn
rr
r» ON
rNO
O
r»
o
OJ
CO
ON
\
o
»
ON
CO
OJ
r—
\
1—
—
in
o
—
« —
o
ON
IO
en i—
\
»
CO T
««• co
tn
\
ON
-
r-
1
1
1
1
1
1
m
VO
o
o
—
f i
r-
rn
v
. V O- o—
—
«-
r»
en r -
fl
S
O
oj
00 o
•• O
ON —
r-
f
\
Ol
TT
\
1r-
OJ
f l
« ON
ON
vO
^
\
r-
r—
o
r»
«J.
—
1
|
1
TJ.
m
co CN
\
- CO
ON <N
Ol vO
\
m
\
ON
co
i^
«•
^VO
m in
»
\
» in
Ul ro
•—
t
in o
ro
V,
- vo
o i r-
u i ro i n
\
> m
« VO
ro
—
in
I"
ON
l
ON
1
i
rLl
US
01
CP
-J
cu
a
0
N
c
TS
>
a
CJ
>
a
c:
ON
"~
co
r~
Oi
p.
I i"~
1 eri
00
Ol r -
f i m t—
\
o
Ol . - —
r~
NO
Ol
r-
\
« o
r - OJ —
.ON
•-*
J Ol
u-l
OJ
\
r~
-o
ON
fl
fl
N
r~
ON
•—
-9
>
ro —
"V. -
•—
OJ
C
fl
ro — r\
» o
vo o •—
fl
rON
Ol
ON
CO
CO CO
- ON
Ol
Ul
o
o
--
n
vo
o
\
* o
tn o
—
«- r~
\
•*
en
«. ON
o
r-
t-
U1
* — *»•
«
S
in
*
—
VO
\
—
» ON
VO
VO
« m o
u-i o
Ol
ui oi
N.
- * r - TT —
r-
VO
•S.
» ON
— CO
in
uo VO
—- TJ-
n
in
» VO
NO
.*
M\
Ol
—
O
\
O
f l
1\
^J-
O
fl1 f
«~ O l
- ON
ON
VO
f l —•
V.
»
o
o
-*
Ifl
r- t—
r-
ON u l
- ON
en vo
\
«
o
o
o
un
NO f l «—
•Itl
o
- o
nr —
r»
n
f l
» ON
O
r-
_.
a
c
OJ
>
OJ
-H
•—
_
f-
oi
\
u-i
-
fl
o
en f i
\
»
ON
NO
—•
—
"-
OJ
r-
in
i -
c
r~
ON
OJ
CO
«-
\
r» f i
CH r -
o
.-
-H
OJ
Ll
•—
—
vo
^
- an
Ol
f l
«
\
CD
ul
T
-
IO
CO
o i on
in
ON
. VO
—
Ul
o
» ON
r~ ro-
«
r-
m
\» r
<»
«*
m
o
r-
in
^ •<»•
o
\
^ CO
•—
o
\
u-i r o
m
\
^i
r-
en
rHf
0
r-
CM
VO CO
Ul
NO
^"
ui
Nf
«r
» ro
\
r-
. ro
ro
\
T
. ro
ro
CM
<—
CN
\
ON VO
Ol Ol
OJ
V
TJ>
T
ft
•-
- «•
Ol
—
e
0J
Ll
^
ul
TT
01
u-i i n i n
\
» in
^"
•m
r-. vo
co
m «f
\
vo r -
vo
>
»r-
\CO o»r»
» CO
«r
fl
»r
«— r o
VO
r-
-
ro
« NO
in f- o i
\
» u^
•— r o
VO
\
TT
r-
m
-cs
cz
fl
u
0J
cr
•s.
Oi
c
•H
"0
3
JJ
fl
ON
o
o
f l
\
o
ON r ' VO
\
—
CT'
•-
\
\
ON
OJ
e
UN TT
- ON
tn
UO
O
—
fl
fl
o
> ro
—
Ol
T
\
r-
~-
\
O
^
-r
f l
o
\
in
m
\
in
•-
Ul
fl
\
m
—
m
»
o r-.
OJ
•—
in
•. o
i*» «—
r~
ON
\
Ol
en co
fi
\
•-
r-
in o
—
tr
o
vo
rCN i n
CN
vo
•. co
o
VO
m-
1»
o
01
M
"*
f
—
C
« r o i vo
\
«. o r - r-
r-
-
—•
« r r-
*
r o Ol vo
\
- o
ON
Ul
f l
\
—
r»
CO
-CO
f i r~ o
\
- o
un u-i —
• - r-
—
OI
ON
VO r - ON
r»
ro ^
©
\
- o
vo f l .—
•— r -
1 " !
\
-
Ol
VC
ON
O
r-
Tf
\
T
Ol
» ON
..T r~
r- vo
TT O
Ul
\
» VD
CO CO
OJ * r
o
sz
u i r— r V.
»
ro
Oi
*•
•—
Ol
u
>
0i
c
OJ
OJ 4J
OJ
-J
fl CT
V C
tfl
o>
c
*
-Q
fl)
u
u
SS
J-
0
Ll OS
Ul >
a'
•J-
•M
ca
tn os
C —1
e oi si
Zi Ll tti
Ll S3 -H
tJ
«_<§•£
fl
Q
e
—
OJ
4J
>
0)
-n
OJ
LI
u
fl
us >
tn os
C -n
B to Ll
ZS U
fl
Ai SS -4
O
«
C
E
_
Ll
fl
-r4
LI
01
_
fl
SS -H
O J OJ
a o az
u
ftc
0
Ll OS
US >
tn ii
0)
fl a a>
a o a
•
•H
s
0
_i
us
CJ,
C
S3 —1
c OJ
•
u
|
5.
a.
0
u
fl
fl
•
i-i
Ll
OS
Ll
us >
ON 4>
C r-l
B OS Ll
ZS U
fl
_ i S3 -H
CO Qt os
a o
rz
-i
ft
0
OS
-i
01
C
H
OJ L>
_ •_ -HA
Q
a
M
c
4-1 X I
fl
11
a0
us >
o- ai
e
01
-_
ai
o a
n
rn
c
0)
-
•a
0
>
Gi
-.4
-J
IU
—1
tl
cc
65
ii
il
i
i
-
s
ii
rt
*
CD
(N
-
(N
(N
-
«
i_
in
60%
in
f N f l f N f l r ^ ^ i a f l — •—
—
- ^ r t p - C T v
i _ i / l » O T
- l O i - i i
f N f l P j f l
N
«D
v.
in
6
£
g it
flin<j\\o
-
—
y
— <N in vo A P» —
—
rt
CN
rt
o
—
—
I N
in
fl
fl
»»
r*
—
o
—
— fN in in fl vo —
«
fl
co — in
— v O f l f N O f N m
c o r - —
fl
—
— — A
in A
»o —
—
A
fl
»
CN CTv
CTV
t N c N ^ n
A
i n vo
a n — <xt
Cf\
cj*
« i
—
-_._.
g ] ^ r
«r «r n
eft
n < n i n o l
ro —
—
o ( > J v 7 l ( S | D
I N
r- rrt
i n v o g " i C i
rtrtp-A35coCTvOrtA
— A
A
-n i n
Q r O f \ | f N ] v Q \ f l
co — i n fl\ I N
M
» * ( N - i _ o i n
— 3S
o
—
p - „ - o
—
^
3
_t
—
A
A
c p C T i i n i n c N i n i n v
B O n ^ ^ N N T n i n
^ ( N p . ™ r t f N A v O » o
r n —
r o f N v O
—
— —
fl
fl
» o r o p » r t f N
—
—
rt
—
rt
CN vO
—
—
f
i
i
M
C
rt
7 . r n
m r
O v
rt
in
—
co
—
o
I
66
fN
rc_T
s
rt
m
•rr o CTv
fl
s; *
fN
91
O P *
—
c g u i p - p - v o
r J i f f l i n i n ^ i i
< o p - C T » c o c D v o p flinino'.cNcoocNfN
ro i n
vo —
cOfN
in
rtinvocoinio
in *
r-> -
—
rt
o
—
—
CO
ro
v_3
fl
—
rt
fl
OO
'
-
> i
f f i
t Q p
f l •-
n
r
j
i
^
o
N
r
n
' f i n n a ) (
- j ^ c d i n
t C T v r ^ u
N - C O i N
ci in
j v ' v
i n N
i O r t
c v Q
« o -
' _ r N
o a )
C T v
i f l a
r - o j
CN
»
(N
s
(Ji
in
-X
•r
m
fN
rt
CN
1 *
CTV
P-
B
CN
—
io
rn
fl
rt
»
—
in
S
(N
CN
p*"
—1
CO
« r f O v f l a r t ( j i ^ v T i Q J ' ' Q v N > i ' ' - ( N ( I i
— ro —
ro —
flf-'O"c n r n i n c N r t i n
n F * F ^ r * o r - - g N i n i N - * f S
—
CN —
N O r t i n K o P f f l l N - O v f l V W
— —
rt
ro m
•«•
in
N_>
r o c O f l c p r o v o c p i n Q
— m o
—
— CN —
< N O r t ^ r > S 5 r - c O r t C T »
— —
rt
rt
rt
fl
vo
—
—
—
i n co
i n r t
c o N
fl_^_^r^vpr-._-,rNjcNrtvo^v'Onv<QO
— fN —
f N f_S — v O f l —
—
C 0 _ S v O i n * 2 h
< N i n r t u n f l i n ® r t ^ c O f l f N * r n i n f l
— PJ —
(NfJvrN —
flr<<Nr--cN(Ncortr—
rtrt<Nfl
in
\o
—
<N cn
CT*
-X)
fl
[N
in
in
'XI
EN
in
X)
7
3
X
2
n
a
P»
-c
T
a
-r
( N —
^
rn
_
fl
fN
r-l
in
fl
i o i n f f l
i n n ^ f l
A Q i n o r
, - ro —
—
i
CO
CTV
CTv
—
f M i n r t i n f l f l i o — rt co in p» co — r-»o
_
—
fi
r-i
in
^ i n c o i n « N v i N r » N v _ i n 3 ) v i > - a 3 Q
_ n n * i O O ^ a _ r ^ . o r n A A C O r N j r - 0 \ m
rtmflSfliOinP,'inCT\rtfNiOCOflrt
it
rn
fl
fl
^
_
in
••
P
_
S 3
flincortcoCTvCTicoxcovo
— N
•* *
pg
h
M
I N «? > t i n
»
r n f f i N C 0
<o —
p- —
p*
o
p*
fl
O f l f N
—
f N C h p - f n A P - a v
fflp-CTNp-fNp-p-m
- r ^ - M « _ ) S -— —
fl
v
fl
—
fN
3
rt fl
fl
f N CTv
CT>
VO
fl
—
—
- * in
fl
in
fl
03
- ' ^ o
f n *
5f
CO
i
—
'CN 5h
»
CTV Q
—
O O C O ^ O v O r - t n O r t f l f N —
A f N f l i n a r t O f l r n _ _ ( N f l O v D f N
— ui in v
io —
o
—
P*
—
ro
fl
*
A
CN
in
p - e o i n r n r - -
W O - O « - Q * N T l _ ) v _ ) 0 N v 0 r
- « ( N N T i n 5 0 - f n 5 3 » - f , i
R
ro
r^i
r*\
O
A
fl
rXi
^•flOflo'»<Na3«»tnor-r*,flvDO
,
p—
*
i
-T
«
— — CN
-
in
ro
S
o
^
*
f N CTv
* a ) < N
r - Q f l ( D C 0 v _ > c g < N O
i/i
rt
rt
in
• • fN O
CN vO P * —
COin
C 0 Q C 0 C N C _ > " * C T » j » O
r N 1 i a i > r » i y O ' - ' T
A C O i O C N N r t Q A 0 3
in in A
r^ —
e R . - m
in
SN*
o
fl
fl
_i
§
1 .
afflx> *
i - i * O v O
* _ v N v f l * - C n F W V (
rn O
i/i i f l O
O)
v 0 Q r t C T v A { > p »
O
—
o i N ^ N CN A
CN A
lO —
— CN
m
^
u
^
s
(O
*T
fl
K
r t O C p v o —
rtflp-cgrnA
i _ i T i i ' " ' - N ' N O i s , n n n n o i n r i a J m o v - n O ' r
r ^ f N K CTvp^f""iflininco
— f N i n vo A
P—
ov —
—
,
( N " T ( N f l
Q 0 0 0 O Q 3
- c i i N n
_.
fN
flflOrt
O
—
1
UO
rt
Nvnmino.Ma\*-Qiflfl,C3(Ni/l
$
0
6
w
r*
—
—
CD -
T * » C D i n a 3 N 7 . i O O l D f f i ^ ' *
f N r - f l f l r t < o _ _ P - C T »
»
-
flOrtflrtp-*rP-
rtffiflffiQp*_^CNOrtCNrtVpr*
f N f l f N f l f B r t O i n f N
-- N
v f l vO iT»
ii
ii
t
&
Ooa>aflcoflin<afltNvof_i<N
O
5
fl
R
\T\
• £
fo
o
flO^3OC0«CNc_[v0vpOfl«p
VO
'
i » \ O f N i r * p .
i X ( N ( N N v T N
o o v O C T v i n o
f f l T i n ' N T f O
_
in _
o
4939
I
451657
,26
_ N f l » O i n ( V ^ - - «
N i j n ( N i i n « j > n ( »
A Q v o O C T v o p - v o
N U l l N l / l f f l i n f O
M
^
rtp»A»(NAA
^~ • • ^
( N * f N
•—
<j
—
rt
C3 CT* < 5
rt
PJ
— —
p*" ^ f
flr-rNp-fNINOr^
A
vO
—
rt
cj
rtACTVAP>o CO CT*
—
CO ^~
rt
—
r - f N
o o o o o o a o o o c r v c o S c o c o c i o
q _ _ Q „
rtinr-coc/io
^c__
c : , _ _ ? . ^ ^ , ,
— fNflvor-in«oco<7»o
->
i
fN
in
_
fl
rsi
_
i n r * co
t n vo
fl
CT\ r—
fl
fl
r*> f N
rt
av
rrt
fN
m
fN
^
a
r-
A
rt
r<•«
EP vo in fl r^
sS
»
pvl
•
-
.
a
r-
p-
NO
fl
, ,
in
UN
X5 * _
_
in
m
X
_if
rt
r-
_
_
5
fN
—
fl
8 '.T
OJ
»
_
CO CO
rt
X
s
flo
CO C
u* i n
fl
3
rt
p»
m— m
in
»
CO
3V
*
93
-r
Ufl
fl
rt
CN
CTv
•X
fl
i
41
s1 _ |
s_4
3
PO
__ « in
Ifll ft!
Bio lage
6
- P r i j s b e r e k e n i n g e x t r a geoogste v o o r j a a r s g r a n e n
Uit de z a a i t i j d e n p r o e v e n i s een r e l a t i e tussen z a a i t i j d s t i p en opb r e n g s t van zomergranen b e p a a l d . Vervolgens i s met behulp van deze
l e l a t i e voor een z e s t a l j a r e n de t e verwachten s t i j g i n g van de kgopbrengst b i j toename van de z a a i c a p a c i t e i t bepaald ( z i e h f d s t .
7).
Voor omrekening van kg-opbrengst naar f i n a n c i e l e opbrengst i s een
n e t t o - p r i j s van de zomergranen bepaald. Deze p r i j s i s het v e r s c h i l
tussen de gemiddelde v e r k o o p p r i j s van de zomergranen (gewogen naar
oppervlakte-aandeel)
en de verwerkingskosten.
Tabel 1. Overzicht van gemiddeld g e t e e l d e oppervlakten en
gerealiseerde
Gewas
zomergerst
haver
zomertarwe
verkoopprijzen
Oppervlakte
(ha)
Verkoopprijs
(gld. per 100 kg)
71
64
61
4020
590
400
Het gewogen gemiddelde van de g e r e a l i s e e r d e v e r k o o p p r i j s
f.
bedraagt
69,— per 100 kg. In t a b e l 2 i s een o v e r z i c h t van de verwerkings-
kosten gegeven.
Tabel 2. Verwerkingskosten per 100 kg geoogst produkt
Werkzaamheid
Kosten (gld. per 100 kg)
Oogst en transport
aan- en afvoer silo
vracht (schip)
bewaring (gem. 20 weken)
drogen
schonen en reinigen
controleren en provisie
1,"
1,50
1,50
2,—
1,—
0,50
0,50
totaal
8,--
De n e t t o - p r i j s , waartegen de e x t r a opbrengsten gewaardeerd worden,
bedraagt d e r h a l v e f. 69,
f.
8 , ~ = f.
6 1 , - - per 100 kg geoogst
produkt.
67
Bijlage 7. Kostenberekening van capaciteitsvergroting
Jaar Art.- Werk- Aantal Loonnummer code hecwer ktares kosten
1981
511
512
513
514
517
521
40
44
40
44
40
44
40
44
40
44
40
44
Subtotaal
Indirecte
kosten 20%
Totaal
Per hectare
f.
538
511
512
514
517
520
Subtotaal
Indirecte
kosten 20%
Totaal
Per hectare
68
f. 97.489
97.154
11.016 13.543
7.497 6.239
. 13.919
:
13.204
119.690 135.034
77.350 69.566
25.646 26.989
18.163 18.296
101.791
69.568
1221
-.
-.
-.
-.
6981
f. 259.362 f. 662.792 f.
5222
922.154
~" • 184.431
-. 1.106.585
158,51
f.
Jaar Art.- Werk- Aantal Loonwerknummer code hectares kosten
1982
Loon- man- Grootmat.- Totaal
kosten
kosten
40
44
45
40
44
40
44
40
44
40
44
1492
Loon- man- Grootmat.- Totaal
kosten
kosten
1482
f.
f. 2.499 130 -
8422
f. 2.629 f. 281.635 f. 629.199 f.
1318
4130
18.938
21.657
22.070
91.715
70.443
26.434
30.378
f. 107.829
96.153
17.398
23.498
19.268
- 107.508
64.631
33.998
28.366
49.927
80.524
-
913.463
-.
182.693
""" • 1 .096.156
130,15
f.
Bijlage 7.
Werk- Aantal Loonwerknummer code hectares kosten
Jaar
Al• t . -
1981
51 1
512
513
514
517
521
40
44
40
44
40
44
40
44
40
44
40
44
Subtotaal
Indirecte
kosten 20%
Totaal
Per hectare
Loon- man- Grootmat.- Totaal
kosten
kosten
f.
f.
41 1
762
93.663 65.507
20.451
13.802
5218
f. 8.021 f. 207.226 f. 544.225 f.
4045
f. 7.037
524
460
5.995
7.808
84.320
90.129
8.710
7.858
4.722
3.911
101.995
63.373
21.033
12.227
65.623
80.323
f.
f.
f.
759,471
151.894
911.365
174,66
Toelichting:
In de voorgaande berekening is gebruik gemaakt van de benamingen en
codes zoals die gebruikt worden in de computerlijsten:
Artikelnummer
511
512
513
514
517
521
Werkcode
40
44
45
Loonwerkkosten
Loon- mankosten
Grootmaterieelkosten
Indirecte kosten
•
=
=
=
=
=
=
=
=
=
=
=
codes voor het gewas
wintertarwe
zomertarwe
wintergerst
zomergerst
haver
koolzaad
code voor het soort werkzaamheden
zaaiklaar maken
zaaien
overzaaien
kosten van in loonwerk uitbestede
werkzaamheden
= loon- en personeelskosten
= kosten van machines en trekkers
= overhead, administratie e.d.
69