KHLEUVEN - DLO MODULE JONGE SCHOOLKIND - Balo-H

KHLEUVEN - DLO
Professionele bachelor in het onderwijs: LAGER ONDERWIJS
MODULE JONGE SCHOOLKIND
Praktijkgroeiboek stage eerste leerjaar
Lijnstage
Semester 5
Academiejaar 2014-2015
Campus Heverlee
Naam student:
http://balo-h.khleuven.be/
1
INHOUDSTAFEL
1. Situering
2. Inhoud en organisatie van de module jonge schoolkind
2.1. Focus op specifieke professionele houdingen en kerncompetenties
2.2. Invulling van de module jonge schoolkind
2.3. Input en reflectie vanuit de opleiding
2.4. Authentieke stageopdrachten vanuit de verschillende leergebieden
3. Organisatie van de stage binnen de module jonge schoolkind
3.1. Keuze stageplaats
3.2. Belangrijke aandachtspunten bij de eerste contactname met de stageplaats
3.3. Stageopbouw
3.4. Afspraken in verband met het invullen van het SIS
3.5. Doel en inhoud van de stagemap tijdens de stage
4. Evaluatie van de module jonge schoolkind
4.1. Competentiegericht assessment
4.2. Voorbereiding assessmentgesprek
4.3. Hoe competenties goed bewijzen?
4.4. Beoordelingscijfer
5. Documenten
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
1
1. Situering
In de opleiding bachelor lager onderwijs staat een competentiegerichte opleidingsvisie centraal (zie
algemeen praktijkgroeiboek). In de lijn van deze competentieontwikkeling wordt het derde
opleidingsjaar modulair georganiseerd aan de hand van thema’s waarin input telkens gerelateerd is
aan de praktijk en er voldoende kansen tot oefening, uitwisseling en bespreking zijn tussen
mentoren, lectoren en medestudenten.
Dit praktijkgroeiboek beschrijft de visie en het opzet van de module jonge schoolkind. Binnen deze
module, die plaatsvindt tijdens het vijfde semester van de opleiding1, wordt de focus gericht op het
jonge schoolkind. De studenten worden geconfronteerd met vier kernvragen die zeer specifiek
zijn voor het onderwijs aan dat jonge schoolkind:
-
begeleiding van aanvankelijke leerprocessen
-
uitbouw van muzisch en creatief onderwijs aan jonge kinderen
-
bijdrage aan het verruimen van het wereldbeeld van jonge kinderen
-
rapportering en communicatie met ouders.
Hierdoor zullen de studenten vanuit verschillende invalshoeken een brede kijk kunnen ontwikkelen
op de zorg aan het jonge schoolkind.
De stage neemt de vorm aan van een lijnstage, ook wel lintstage genoemd. Hierdoor worden de
studenten georiënteerd op de specifieke leercontext die eigen is aan een eerste leerjaar. In
tegenstelling tot een blokstage (in de vorm van een intensieve, aaneengesloten stageperiode)
komen de studenten bij een lijnstage op diverse momenten gedurende een langere periode naar de
stageklas.
Studenten leren zo door een natuurlijke opeenvolging van participatie en actieve bijdrage de klas
en ook de school kennen en ervaren hoe het er in de beroepspraktijk aan toe gaat. Daarnaast
keren de studenten wekelijks met de opgedane ervaringen terug naar het opleidingsinstituut voor
bijkomende (vraaggestuurde) theoretische input en voor reflectie. Op die manier willen we theorie
en praktijk nog beter op elkaar afstemmen.
We hopen dan ook dat deze vorm van stage aanleiding zal geven tot uitwisseling tussen werkveld
en opleiding!
Voor vragen, bedenkingen of suggesties bij de stage kan u steeds terecht bij de opleidingshoofden
of de modulecoördinatoren.
Campus Diest
Björn Callewaert
Lieve Smets
Opleidingshoofd
Modulecoördinator
Bjö[email protected]
[email protected]
Tel. 016 375 412
Tel. 016 375 400
Campus Heverlee
1
Kristien Carnel
Mieke Goos
Opleidingshoofd
Modulecoördinator
[email protected]
[email protected]
Tel. 016 375 616
Tel. 016 375 600
Het vijfde semester van een driejarige opleiding komt overeen met het eerste semester van het derde opleidingsjaar.
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
2
2. Inhoud en organisatie van de module jonge schoolkind
2.1. Focus op specifieke professionele houdingen en kerncompetenties
Deze module focust op de beheersing van enkele vooraf bepaalde competenties die belangrijk zijn
bij het onderwijs aan het jonge schoolkind . Deze competenties bepalen dan ook de concrete
invulling van de module. Op het einde van de module moeten de studenten bewijzen dat ze deze
competenties op het verwachte niveau (dit situeert zich tussen niveau 2 en 3) beheersen.
De vier kernonderdelen eigen aan het onderwijs aan het jonge schoolkind leiden tot 7 essentiële
competenties die verder geconcretiseerd worden in te verwachten gedragingen.
Professionele houdingen: bezieling, flexibiliteit, kritische ingesteldheid,
verantwoordelijkheidszin, muzisch en creatief handelen
Competentie 3:
Een horizontale en verticale planning uitbouwen
Competentie 9:
Een positief leefklimaat creëren
Competentie 16:
Basiskennis beheersen in functie van didactische vertaling naar leerlingen
Competentie 19:
Leerprocessen begeleiden
Competentie 21:
Correct gebruiken van het Standaardnederlands in de schriftelijke communicatie
Competentie 22:
Correct gebruiken van het Standaardnederlands in de mondelinge communicatie
Competentie 23:
Mondeling en schriftelijk taalgebruik van leerlingen stimuleren
2.2. Invulling van de module jonge schoolkind
De stage binnen deze module wordt georganiseerd als een langere lijnstage waarin participatie
en actief lesgeven elkaar afwisselen. Daarnaast keert de student regelmatig terug naar het
opleidingsinstituut voor input, terugkoppeling en reflectie op reeds opgedane stageervaringen.
De student kan dus geleidelijk groeien in het lesgeven aan het jonge schoolkind.
Deze lijnstage wordt dan ook gedragen door drie partijen: de stageschool/stagementor, de student
en de opleiding/studietrajectbegeleider.
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
3
Figuur 1: De begeleidingsdriehoek
Student
Lijnstage eerste leerjaar
Lerarenopleiding/studietrajectbegeleider
-
Stageschool/stagementor
Lerarenopleiding/studietrajectbegeleider: Voorafgaand en tijdens de stage worden de
studenten inhoudelijk voorbereid. Vanuit de verschillende leergebieden wordt de nodige
aandacht besteed aan de inhoudelijke en pedagogische aanpak van deze specifieke
leeftijdsgroep. De student krijgt leervragen vanuit de opleiding die verbonden worden aan
authentieke stageopdrachten die binnen de stage gerealiseerd dienen te worden.
De opleiding bepaalt ook het verplicht aantal te realiseren actieve lessen tijdens elke blok
(zie punt 3.3.3.). De persoonlijke leerweg van de student wordt begeleid door de
studietrajectbegeleider.
-
Stageschool/stagementor: Deze plant in overleg met de student (in functie van de groei
in het zelfstandig functioneren van de student) de verplichte lessen, volgt de leervragen
van de student op, stimuleert om bepaalde zaken onder begeleiding/zelfstandig op te
nemen of bij te sturen. De mentor demonstreert de stapsgewijze opbouw die aanvankelijke
leerprocessen vragen en bespreekt dit met de student zodat deze zich hierop kan baseren
bij de uitwerking van de eigen activiteiten.
-
Student: Deze plant in overleg met de mentor (in functie van zijn leervragen en groei in
het zelfstandig functioneren) de verplichte lessen, werkt aan de leervragen, participeert en
neemt steeds meer het lesgebeuren op zich. De student gaat op zoek naar bewijslast voor
de geselecteerde competenties.
Mentor en student bewaken samen dat binnen de gegeven activiteiten zoveel
mogelijk verschillende leergebieden aan bod komen.
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
4
2.3. Input en reflectie vanuit de opleiding
De input en reflectie vanuit de opleiding wordt gestuurd vanuit vier kernvragen eigen aan het
onderwijs aan het jonge schoolkind.
1. Hoe start je systematisch leren op?





Aanvankelijk lezen
Aanvankelijk rekenen
Aanvankelijk schrijven
ICT-geletterdheid en educatieve software bij aanvankelijke leerprocessen
Vreemdetaalinitiatie Frans
2. Hoe benader je het leerproces van jonge kinderen op een muzisch-creatieve manier?




Lichamelijke opvoeding
Muziek
Drama
Beeld
3. Hoe draag je bij aan het verruimen van het wereldbeeld van jonge kinderen?


Godsdienst
WO
4. Hoe bevorder je de continuïteit tussen school en gezin?

Opvoedkunde
2.4. Authentieke stageopdrachten vanuit de verschillende leergebieden
Onderstaande opdrachten worden verder toegelicht tijdens de betreffende lessen binnen de module
jonge schoolkind. De opleiding is erg ontvankelijk voor feedback op deze taken van de kant van de
stagementoren. Contactpersonen zijn vermeld op de eerste pagina van deze bundel.
Aanvankelijk lezen
1. De student bestudeert grondig de gehanteerde leesmethode van zijn/haar stageklas en
bekijkt hoe de krachtlijnen van goed leesonderwijs aanwezig zijn in de methode. De student
krijgt zicht op de opbouw van de methode en de gebruikte materialen en neemt de handleiding
door. Hiervan wordt een verslag opgemaakt aan de hand van een vragenlijst (zie Toledo). Dit
verslag dient tijdens de stage in de stagemap aanwezig te zijn en wordt meegebracht naar de
lessen aanvankelijk lezen. Deadline indienen verslag via mail: 08/12/2014.
2. De student observeert grondig het verloop van de lessen aanvankelijk lezen in
zijn/haar stageklas, met name de verschillende fasen in de lessen, de gebruikte materialen,
de inzet van ICT etc. Hiervan wordt eveneens een verslag opgemaakt aan de hand van een
vragenlijst (zie Toledo). Dit verslag dient tijdens de stage in de stagemap aanwezig te zijn en
wordt steeds verder aangevuld. Dit (aangevulde) verslag wordt meegebracht naar alle lessen
aanvankelijk lezen.
3. De student ontwikkelt een spel rond aanvankelijk lezen dat gerealiseerd wordt tijdens blok
3 van de stage in het eerste leerjaar. Dit spel moet op het lessenrooster genoteerd staan. Het
spel moet goedgekeurd worden door de mentor. Dit spel dient meegebracht te worden naar de
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
5
laatste les aanvankelijk lezen (exacte datum wordt nog meegedeeld tijdens de eerste les)
waarbij de studenten hun ervaringen zullen uitwisselen.
4. Studenten werken in groep 1 voorbeeldles (geen herhalingsles) uitgebreid uit. Deze les
wordt gefilmd en voorzien van een duidelijke lesbeschrijving. De beginsituatie wordt
weergegeven, alsook de lesopbouw waarbij het doel van elke activiteit duidelijk wordt
beschreven met behulp van de terminologie van aanvankelijk lezen. Er zijn ook speelse
elementen aanwezig. Deze voorbeeldles wordt meegenomen naar de laatste les aanvankelijk
lezen waar studenten hun ervaringen zullen uitwisselen.
Aanvankelijk rekenen
De student stelt rekenlessen op en voert deze uit tijdens de stage in het eerste leerjaar. De
rekenlessen hebben een duidelijke fasering (concreet – schematisch – abstract) en bevatten een
grondige analyse van de beginsituatie, een correcte didactische opbouw volgens de fasen van de
begripsvorming en speelse elementen die verwerkt zitten in de lesopbouw.
De student moet met bewijslast kunnen aantonen dat hij/zij zinvol gereflecteerd heeft over de
gegeven lessen wiskunde en in functie hiervan de nodige bijsturingen heeft gedaan.
Aanvankelijk schrijven
Tijdens de stage in het eerste leerjaar werkt de student minimum één les aanvankelijk schrijven
uit, eventueel aansluitend bij een les aanvankelijk lezen. De duur ervan wordt bepaald door de
stagementor. Een volledige en gefaseerde lesvoorbereiding met alle krachtlijnen van een schrijfles,
een bordschema en een zelfgemaakt leerlingenwerkblad zijn de minimum vereisten. Wees inventief
in het aanvullend didactisch materiaal om jonge kinderen optimaal te begeleiden en te motiveren!
Eveneens maakt de student een duidelijke concreet bordschema (respecteer: kleurgebruik,
schikking, grootte, eventueel bordtekeningen of prenten.) Tot slot vermeldt de student in een korte
reflectie zowel positieve, negatieve ervaringen als concrete werkpunten.
Alleen voor de studenten van Heverlee: Tijdens de stage onderzoekt de student welke
schriftmethode gehanteerd wordt. De student maakt een kort verslag van de verschillende fasen en
de specifieke opbouw van een les aanvankelijk schrijven. Hij/zij noteert ook de specifieke
methodieken, de linken met speelse en creatieve verwerking bij het schrijven, de evaluatie en
bijsturing etc. Dit verslag brengt de student mee naar de sessie aanvankelijk schrijven waar het als
werkinstrument wordt gehanteerd. De student verzamelt in de stageklas desgewenst ook foto’s of
ander beeldmateriaal. Tijdens de sessie aanvankelijk schrijven brengt de student indien mogelijk
materiaal uit de klas mee.
ICT-geletterdheid en educatieve software bij aanvankelijke leerprocessen
1. Observatieopdracht
tijdens
de
participatiestage
(zie
document
op
Toledo):
Welke
moeilijkheden ondervinden de leerlingen? Waar worden vaak fouten gemaakt? Hoe pakt de
mentor dit aan? Op welke wijze kan ICT hier een hulpmiddel zijn, …?
2. De student werkt minstens twee stagelessen (bv. lezen, vreemdetaalinitiatie, WO, rekenen,
…) uit waarin hij/zij op een vernieuwende wijze ICT integreert:
-
1 les waarbij de student zelf iets uitwerkt (zie gevolgde sessies Media 2 BaLO): interactieve
PowerPoint, elektronische werkblaadjes, geluidsopname of -bewerking, …
-
1 les waarbij de student verantwoord gebruik maakt van een bestaand educatief
softwarepakket of een educatieve website
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
6
Vreemdetaalinitiatie Frans
De studenten werken verplicht minstens twee verschillende vreemdetaalinitiatie-activiteiten
voor het Frans uit rond eenzelfde thema dat de studenten zelf mogen kiezen. Op die manier kan de
tweede activiteit een verwerking of uitdieping zijn van de eerste activiteit. De studenten voeren
deze twee activiteiten ook uit tijdens hun stage in het eerste leerjaar. De activiteiten beantwoorden
aan de criteria voor Franse taalinitiatie die in de opleiding naar voor geschoven worden. De
studenten maken telkens een lesontwerp waarin ze in het Frans noteren wat de leerkracht of de
leerlingen in het Frans zeggen.
Lichamelijke opvoeding
De student realiseert gedurende de stage alle lessen Lichamelijke opvoeding (ook zwemmen),
aangepast aan de belevingswereld van de kinderen.
De student bewaakt dat er voldoende bewegingstussendoortjes worden aangeboden. De student
gebruikt de handpop om de bewegingstussendoortjes geïntegreerd aan te bieden gedurende het
klasgebeuren.
Alleen voor de studenten van Diest: De student brengt gedurende de sessie minimum 1
voorbereiding van de lessen bewegingsopvoeding mee en drie bewegingstussendoortjes.
Muzikale opvoeding
De student moet minstens één muzikale activiteit van 30 min geven. Daarnaast moeten zeker ook
muzikale tussendoortjes aan bod komen.
Alleen voor de studenten van Heverlee: De student moet tijdens deze stage zichzelf begeleiden
op de gitaar (of op een ander instrument). Dit kan voor die muzikale activiteit zijn, maar zeker ook
voor de tussendoortjes. Indien de akkoorden niet bij het liedje staan, kan je die vragen aan de
lector.
Drama
De student gebruikt (verplicht) een voor kinderen aantrekkelijke handpop tijdens de stage eerste
leerjaar. Dit kan bij de WO-lessen, maar het is natuurlijk nog beter als de student de pop als ‘rode
draad ‘ doorheen zijn/haar stage laat opduiken. Zo is het bv. een leuk idee om de pop te gebruiken
als ‘beloning’ na het flinke werk of net om de (drukke) kinderen weer op een ander spoor te
brengen (bv. laat de pop een bewegingstussendoortje (in)leiden). De pop kan zeker ook gebruikt
worden bij taal en rekenen (bv. laat de kinderen de pop leren lezen).
-
De student observeert steeds de reacties van de kinderen op de pop!
-
De student gaat na wat de mogelijkheden (en de meerwaarde) zijn van het gebruik van
een
-
handpop bij jonge schoolkinderen.
De student evalueert zichzelf als ‘poppenspeler’. Wat belemmert de student en wat
stimuleert
en motiveert hem/haar bij het hanteren van de pop in de klaspraktijk?
Beeldopvoeding
Tijdens de stage in het eerste leerjaar werkt de student minimum 1 les beeldopvoeding uit met
accent op een creatief beeldend lesonderwerp. Deze keuze moet uiteraard aansluiten bij de
leefwereld ( eventueel weekthema, WO-thema, …). De student noteert minimum 3 concrete
lesdoelen respectievelijk gericht op vorm, kleur en de techniek. In de lesvoorbereiding toont de
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
7
student een stapsgewijze en doelgerichte opbouw aan. De student vult telkens de ingeschatte
timing, klasorganisatie en werkvormen per lesfase aan. Tot slot vermeldt de student in een korte
reflectie zowel positieve, negatieve ervaringen als concrete werkpunten.
Godsdienst
1. De student toont aan dat hij/zij het onderwerp van de godsdienstles doorleefd heeft, eigen
gemaakt heeft. In de didactische verantwoording moet duidelijk zijn dat de student betrokken
is op het onderwerp. In het lesontwerp schrijft hij/zij een persoonlijke getuigenis uit.
2. De student toont aan dat hij/zij vertrokken is vanuit de ervaring van kinderen en dat
communicatie tussen de leerlingen, leerkrachten en het Woord van God een belangrijke plaats
krijgt.
3. De student toont aan dat hij/zij vernieuwende elementen (werkvormen/materialen) heeft
gebruikt.
4. De student is verplicht een keuze te maken tussen 1 van de 2 volgende activiteiten om de
doelen te bereiken:
-
tijdens een godsdienstles een prentenboek als rode draad gebruiken en de didactiek die
daarrond tijdens de contactmomenten is gegeven, toepassen
-
een ‘godly play’ ontwikkelen met een Bijbelverhaal dat aansluit bij het thema en daarbij de
didactiek die daarrond tijdens de contactmomenten is gegeven, toepassen
WO
De student werkt tijdens de stage eerste leerjaar een WO-thema uit. De student werkt hierbij zo
geïntegreerd mogelijk. Verdere toelichting: zie sessie WO.
Opvoedkunde
De student stelt een bericht op voor de ouders van de leerlingen van zijn/haar stageklas waarin
hij/zij minstens volgende zaken vermeldt:
-
zichzelf voorstellen
-
doel van de stage, periode
-
eventueel inhoud van de stage (bv. WO-thema, handpop, …)
Ook andere belangrijke gegevens kan de student via deze weg doorgeven of verzamelen (bv.
dingen die de leerlingen moeten meebrengen, hobby’s van de leerlingen, …).
De student probeert dit bericht op een correcte maar toch originele manier op te stellen.
Hij zorgt ervoor dat de stagementor dit bericht goedkeurt zodat hij dit bericht ten laatste op 10
oktober kan meegeven met de kinderen.
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
8
3. Organisatie van de stage binnen de module jonge schoolkind
3.1. Keuze stageplaats
Deze stage vindt plaats in een eerste leerjaar in het gewoon onderwijs in een niet-partnerschool.
Hier wordt van leerkrachten deskundigheid gevraagd in het omgaan met specifieke hulpvragen van
jonge kinderen.
De studenten gaan na hun examens in het tweede opleidingsjaar zelf op zoek naar een stageplaats.
Het opzet van deze stage wordt in de loop van het tweede semester van het tweede opleidingsjaar
toegelicht aan de studenten.
De leerzorgstage (december/januari) gaat ook door in deze school.
3.2. Belangrijke aandachtspunten bij de eerste contactname met de stageplaats
De student bezorgt in juni 2014 en/of september 2014 de school/stagementor een brief met
concrete informatie over deze stage.
De student vult samen met de school de stageovereenkomst in en bezorgt deze aan zijn
studietrajectbegeleider of aan mevr. Bieke Stals (Diest) / mevr. Chantal Sodermans (Heverlee).
Om de opstart van de module vlot te laten verlopen, is het belangrijk dat studenten bij de eerste
contactname vragen naar de methodes (lezen, rekenen, schrijven, …) die worden gebruikt.
3.3. Stageopbouw
3.3.1. Geleidelijkheid in opbouw
De lijnstage biedt mogelijkheden voor een geleidelijke stageopbouw en voor een meer persoonlijke
aanpak. Deze stage bestaat dan ook uit een opeenvolging van participatie en actieve bijdrage.
De stage start op dinsdag 30 september en loopt tot en met vrijdag 28 november.
Studenten komen binnen deze periode wekelijks 2 tot 3 dagen naar de stageklas (behalve de week
van 13 oktober tot 17 oktober en de week van 20 oktober tot 24 oktober). De andere weekdagen
worden de studenten verwacht op het opleidingsinstituut voor input, terugkoppeling en reflectie op
reeds opgedane stage-ervaringen. Daarnaast wordt er ook ruimte gecreëerd voor de voorbereiding
van de stageactiviteiten.
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
9
De stageperiode is opgedeeld in 3 blokken zoals onderstaand schema weergeeft.
September
Ma 29 Start module
Di 30 Participatie
Oktober
Wo
Do
Vr
Za
Zo
Ma
Di
Wo
Do
Vr
Za
Zo
Ma
Di
Wo
Do
Vr
Za
Zo
Ma
Di
Wo
Do
Vr
Za
Zo
Ma
Di
Wo
Do
Vr
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
Participatie
November
Za 1
Blok 1 Zo 2
Ma 3
Di
Blok 1 Wo
Do
Vr
Za
Zo
Ma
Di
Wo
Do
Participatie/actieve stage Blok 1 Vr
Za
Zo
Ma
Di
Wo
Do
Vr
Za
Zo
Ma
Di
Wo
Do
Vr
Za
Zo
Herfstvakantie
Herfstvakantie
Herfstvakantie
Herfstvakantie
Herfstvakantie
Herfstvakantie
Herfstvakantie
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
Participatie/actieve stage Blok 2
Participatie/actieve stage Blok 2
Participatie/actieve stage Blok 2
Participatie/actieve stage Blok 2
Wapenstilstand
Participatie/actieve stage Blok 2
Participatie/actieve stage Blok 3
Participatie/actieve stage Blok 3
Participatie/actieve stage Blok 3
Actieve
Actieve
Actieve
Actieve
Actieve
stage
stage
stage
stage
stage
Blok
Blok
Blok
Blok
Blok
3
3
3
3
3
Vermits het begeleiden van aanvankelijke leerprocessen toch een specifieke aanpak vergt, wordt
expliciet van de studenten verwacht om zich bij de aanvang van de stage bij de mentor te
informeren over de stapsgewijze opbouw die aanvankelijke leerprocessen vragen.
Het is belangrijk dat stagementoren zeker tijdens blok 1 exemplarische voorbeeldlessen
demonstreren en toelichten aan de student zodat ze zich hierop kunnen baseren bij de uitwerking
van de eigen stageactiviteiten. De geleidelijke opbouw van deze stage biedt de mogelijkheid dat
studenten deze activiteiten aanvankelijk onder begeleiding van de mentor realiseren (eventueel
samen lesgeven) om dan geleidelijk geheel zelfstandig deze lessen uit te voeren. Naarmate de
stage vordert, wordt een grotere graad van zelfstandigheid van de student verwacht op
basis van de leerervaringen.
Tijdens blok 1, blok 2 en de eerste 3 dagen van blok 3 wordt vanuit de opleiding het minimum
aantal zelfstandig te geven lessen wel bepaald, maar de momenten waarop deze lessen tijdens
deze periodes worden gegeven dient de student in overleg met de mentor te plannen. Zo wordt
tegemoet gekomen aan de persoonlijke leerweg van elke student.
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
10
We verwachten wel dat de activiteiten tijdens de volledige week van blok 3 (24 november t.e.m. 28
november) door alle studenten volledig zelfstandig worden uitgewerkt en gerealiseerd. Indien
tijdens dit blok toch nog een grote mate van ondersteuning van de student door de mentor nodig
blijkt, zal dit een invloed hebben op de eindbeoordeling.
3.3.2. Data met concrete verdeling: Participatie- en actieve stage
BLOK 1
30 september en 1 oktober 2014: participatiestage
Tijdens deze tweedaagse stage hebben de studenten de gelegenheid om kennis te maken met de
leerkrachten, de klas, de leerlingen, de gehanteerde methodes, …
Participeren kan op volgende manieren:
-
groepjes kinderen of individuele kinderen begeleiden
-
begeleidend rondgaan bij het zelfstandig werken
-
de klasgroep of een groepje leerlingen overnemen bij zaken als kiesuur, vertelmomenten,
kringmomenten, …
-
praktische ondersteuning bieden: handje toesteken bij de bedeling van fruit, melk en
chocomelk, verbeterwerk, kinderen van of naar de speelplaats brengen, helpen bij de
opruim van de klas, …
-
zie ook taken vermeld onder 2.4.
10 oktober 2014: participatie- en actieve stage
Op 10 oktober wordt er verder geparticipeerd waarbij de student onder begeleiding van de mentor
groeit in het steeds meer zelfstandig verzorgen van activiteiten en het overnemen van de
klaspraktijk. De studenten geven op deze dag 2 lessen (50 min) of 4 lessen (25min)
zelfstandig, liever nog geen lessen aanvankelijk lezen, schrijven of rekenen, wel andere
lessen gebaseerd op de kwaliteiten en leervragen van de studenten. In deze periode bereiden we
de studenten in de opleiding nog volop voor op de te geven lessen aanvankelijk leren.
Mentor en student bewaken samen dat binnen de gegeven activiteiten zoveel mogelijk
verschillende leergebieden aan bod komen. De studenten mogen zeker al meer lessen op zich
nemen. Dit wordt best in overleg met de mentor besproken.
De mentor zorgt in dit blok voor 1 lesverslag bij lessen van 50 min en 2 lesverslagen bij lessen van
25 min.
BLOK 2
5, 6 en 7 november 2014: participatie- en actieve stage
10 en 12 november 2014: participatie- en actieve stage
Ook tijdens deze periode wisselen participatie en actieve momenten zich af en groeit de student
steeds verder in het zelfstandig functioneren in een eerste leerjaar. Studenten nemen nu
minimum 14 lessen van 50 min of 28 lessen van 25 min voor hun rekening. Omwille van het
geleidelijke leerproces van de student bepalen we ook een maximum aantal lessen: maximum 20
lessen van 50 min of 40 lessen van 25 min.
De studenten geven vanaf nu ook de lessen aanvankelijk lezen, rekenen en schrijven.
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
11
Mentor en student bewaken samen dat binnen de gegeven activiteiten zoveel mogelijk
verschillende leergebieden aan bod komen.
De mentor zorgt in dit blok voor minstens 3 lesverslagen (van zoveel mogelijk verschillende
activiteiten/leergebieden) bij lessen van 50 min en minstens 6 lesverslagen bij lessen van 25 min.
BLOK 3
19, 20 en 21 november 2014: participatie- en actieve stage
De studenten geven elke dag minimum een halve dag les.
24 november t.e.m. 28 november 2014: actieve stage
De studenten nemen het volledige klasgebeuren over.
De mentor zorgt in dit blok voor minstens 1 lesverslag per dag bij lessen van 50 min en minstens 2
lesverslagen per dag bij lessen van 25 min.
Wanneer inhalen?
Tijdens blok 1 en 2 geven de studenten steeds het minimum aantal opgegeven lessen. Het is
de verantwoordelijkheid van de student om op voorhand in overleg met de mentor te bewaken dat
deze lessen gerealiseerd kunnen worden binnen de voorziene data.
Als de lessen van de student tijdens blok 3 niet kunnen plaatsvinden, dan observeert hij of neemt
hij deel aan de activiteit die in de plaats komt: een pedagogische studiedag, een leerwandeling,
een eucharistieviering, … . Er wordt een kort verslag gemaakt aangevuld met documentatie.
Indien deze activiteiten niet meer dan 1 dag in beslag nemen, dan hoeft er niet
ingehaald te worden. Bij meer dan 1 dag, dient de student op 1 en 2 december meer
lessen te geven.
3.3.3. Plannen van verplichte lessen, opgeven van lesonderwerpen en indienen van
lesontwerpen
Verplichte lessen
Blok 1
Blok 2
Blok 3
2 (50 min) of 4 (25min)
lessen
14 (50 min) of 28 (25min)
lessen
Alle lessen uitgezonderd 3
halve dagen op
19/11/2014, 20/11/2014
en 21/11/2014
Deadline opgeven van
onderwerpen door de
mentor
30/09/2014
10/10/2014
Liefst voor de
herfstvakantie
Deadline indienen van
lesontwerpen door de
student
Volgens afspraak met de
mentor
Volgens afspraak met de
mentor
Volgens afspraak met de
mentor (voor de actieve
stage start, moeten alle
lesontwerpen gezien zijn
door de mentor en in de
stagemap aanwezig zijn)
Het is mogelijk dat de vooropgestelde lesplanning van blok 1 of 2 wordt aangepast in
functie van de reeds doorgemaakte groei van de student op vlak van zijn zelfstandig functioneren.
Zo kan het bv. gebeuren dat geplande lessen verschuiven naar een later moment omdat gebleken
is dat de student nog te veel nood heeft aan begeleiding en ondersteuning. Er wordt wel bewaakt
dat het aantal verplichte lessen tijdens de vooropgestelde blokken wordt gegeven. Een wijziging
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
12
van de planning gebeurt steeds in overleg met de mentor en studietrajectbegeleider.
3.4. Afspraken in verband met het invullen van het SIS (zie ook APGB 3.2)
De student vult de verplichte lessen in het SIS in per blok volgens onderstaande deadlines:
Blok 1: ten laatste 03/10/2014
Blok 2: ten laatste 29/10/2014
Blok 3: ten laatste 10/11/2014
Wijzigingen in het lessenrooster worden door de student minimum de avond voordien gemaild naar
de assessor en de studietrajectbegeleider.
3.5. Doel en inhoud van de stagemap tijdens de stage
Doel
De stagemap is een belangrijk document tijdens de stage zowel voor de student als voor de
mentor. Voor de student is de stagemap noodzakelijk om zich degelijk voor te bereiden op de
stage; voor de mentor is deze belangrijk om de student feedback te kunnen geven op de
voorbereide lessen. Deze map is steeds tijdens de stage aanwezig in de klas.
De stagemap is geen vastliggend gegeven maar een werkinstrument dat op basis van de opgedane
ervaringen bijgestuurd wordt. De aard van deze stage (lijnstage) geeft aanleiding en ruimte tot een
voortdurend bijsturen van het didactisch en pedagogisch functioneren van de student. Dit moet
dan ook zichtbaar zijn in de stagemap.
De stagemap is dus een werkinstrument (tijdens de stage nodig voor student, mentor en
bezoekende lector).
Inhoud (zie ook richtlijnen algemeen praktijkgroeiboek)
Wat moet steeds in de stagemap op elk moment van de stage aanwezig zijn?
-
document risicoanalyse (verklaring student)
-
algemeen praktijkgroeiboek
-
praktijkgroeiboek jonge schoolkind
-
uurrooster
-
agenda van alle activiteiten, in te vullen volgens de structuur van de klasmentor met minstens
vermelding van lesonderwerp, lesmoment, lesdoelen, bronnen, werkvormen/materiaal
-
beginsituatie van de klas (infowijzer, zie portaal)
-
alle lesontwerpen met inbegrip van KHLeuven voorblad en met vermelding van:

doelgerichte titelformulering

gestructureerde lesopbouw
o
verkort uitgeschreven, met toch een goede denkstrategie (vooral bij
moeilijkere leerinhouden en/of een complexe organisatie zijn voldoende
aanwijzingen nodig)
o
bij routinelessen is een kopie uit de handleiding met persoonlijke nota’s
toegestaan (deze ontwerpen moeten wel nog steeds alle onderdelen
bevatten, dus alleen een kopie zonder bewerking is niet toegestaan!)

bronnen + eventuele samenwerking met medestudenten

(differentiële) doelen en didactische verantwoording (didactische verantwoording
enkel bij routinelessen waarbij een kopie uit de handleiding wordt genomen en bij
de eerste les van een zelf uitgewerkte reeks lessen aanvankelijk lezen, rekenen of
schrijven)

werkbladen en/of eventuele kopieën uit werkboeken

aandachtspunten voor de les in kwestie
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
13
-

bordplan

situering in de eindtermen en leerplannen (nummering en verkort uitgeschreven)
lesreflecties (1 per dag) en/of weekreflecties: In het kader van het reeds bijsturen van het
didactisch handelen tijdens de stage is het belangrijk dat er zo snel mogelijk na de gegeven
lessen wordt gereflecteerd. Er wordt dus verwacht dat de reflecties tijdens de stageweek terug
te vinden zijn in de stagemap, de dag na de gegeven les. Dit mag op het lesontwerpformulier
van die les geschreven worden.
-
alle lesverslagen (van mentor, assessor en studietrajectbegeleider)
-
stageverslag mentor (De persoonlijke leerdoelen van de student, rubriek 2, worden vooraf
ingevuld door de student.)
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
14
4. Evaluatie van de module jonge schoolkind
4.1. Competentiegericht assessment
De examenvorm voor de module jonge schoolkind is permanente evaluatie. Op het einde van de
module moet de student in een assessmentgesprek bewijzen dat hij de geselecteerde competenties
(zie 2.1.) beheerst. Hij bereidt dit assessmentgesprek voor aan de hand van het voorbereidend
document competentiebeheersing module jonge schoolkind, dat hij digitaal bezorgt aan zijn
assessor op dinsdag 2 december ten laatste om 18.00u. De koppeling assessoren – studenten
wordt voor de aanvang van de stage op Toledo geplaatst.
Onderstaande documenten worden op maandag 1 december tussen 9.00u en 10.00u bezorgd
aan de modulecoördinator (concrete informatie over de plaats van indienen volgt later). Mits
grondige reden (meegedeeld aan de modulecoördinator) kunnen deze documenten ook ingediend
worden op woensdag 3 december om 9.00u.
-
risicoanalyse
-
overzicht van de gegeven lessen tijdens de stage
-
alle lesverslagen van de mentor, de assessor en de studietrajectbegeleider
-
stageverslag van de mentor
Indien de student deze documenten als bewijsmateriaal wil gebruiken, dient hij hiervan een kopie
te nemen.
Op maandag 8 december 2014 of dinsdag 9 december 2014 staat een terugkomdag voor
deze module gepland. Die dag wordt er voor elke student een gesprek met zijn assessor
georganiseerd. Tijdens dit gesprek wordt de competentiebeheersing door de student toegelicht en
geïllustreerd aan de hand van op voorhand geselecteerd bewijsmateriaal dat hij meebrengt
naar het gesprek. De informatie in verband met de concrete dag van het gesprek, het
aanvangsuur en het lokaal wordt minimum één week voor het gesprek meegedeeld. Bij afwezigheid
die dag neemt de student onmiddellijk contact op met de assessor en modulecoördinator.
4.2. Voorbereiding assessmentgesprek
Aan de hand van het voorbereidend document competentiebeheersing module jonge schoolkind
(zie portaal) bereidt de student het assessmentgesprek voor. Hij noteert bij elke competentie de
gekozen bewijzen. Op het gesprek moet hij voor de gekozen bewijzen onderstaande vragen
kunnen beantwoorden:
Bewijs
Situatie/activiteit
Resultaat
Reflectie/groei/actielijnen
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
Wat was het doel van de opdracht/taak/les die bij dit
bewijs hoort?
Wat was je concrete aanpak om dit doel te bereiken?
Wat was het resultaat van de activiteit en van de
aanpak?
Hoe hebben de leerlingen gereageerd op de activiteit?
Hoe is het resultaat beoordeeld door derden?
Heb je een vervolgactie aan de activiteit geknoopt?
Bij welke gedragsindicator van deze competentie
hoort jouw bewijs?
Waarom vind je dit hiervoor een goed bewijs?
Wat heb je geleerd?
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
15
Wat zou je een volgende keer bij een vergelijkbare
taak anders aanpakken en waarom?
Wat waren je werkpunten? Hoe heb je eraan gewerkt?
Welke actielijnen stel je voorop om nog verder te
groeien in deze competentie?
Indien een student niet voldoende bewijsmateriaal kan voorleggen en toelichten waaruit blijkt dat
de competenties verworven zijn, wordt dit verrekend in het eindresultaat van de module.
4.3. Hoe competenties goed bewijzen?
Om de beheersing van de vooropgestelde competenties aan te tonen maakt de student een
doordachte selectie van bewijsmateriaal uit de stage. Daarom is het erg belangrijk dat de
student, voor de stage start, goed op de hoogte is van de geselecteerde competenties en de
bijhorende concrete gedragingen. Zo kan de student van bij de aanvang van de stage oog hebben
voor het verzamelen van goed bewijsmateriaal en is zijn focus ook breder gericht op
competentiebeheersing en niet alleen op het geven van zijn lessen. Zo voorkomt hij ook dat hij op
het einde van de stage nog een zoektocht moet starten naar bewijslast. Dit is dan niet echt meer
haalbaar en zinvol.
Per competentie moeten de bewijzen voldoen aan de volgende criteria2. Er zijn directe en
indirecte bewijzen. Een direct bewijs gaat over gedrag dat direct waarneembaar is of een product
dat je zelf gemaakt hebt. Je laat je competentie echt zien. Een videofragment van je optreden als
stagiair is een direct bewijs, alsook een lesontwerp, gemaakt materiaal, …. Een indirect bewijs is
een beschrijving van jouw functioneren, geschreven door een begeleider, door je leerlingen, ….
Een indirect bewijs wordt steeds gekoppeld aan een direct bewijs om op die wijze het
indirecte bewijs te valideren: bv. alleen een lesverslag is onvoldoende bewijs, dit moet
ondersteund worden door directe bewijzen.
Authenticiteit
Producten moeten van de student zelf zijn. Gaat het om een
groepsproduct, dan geeft de student aan wat zijn bijdrage is geweest
en waarom dit dus als bewijs voor zijn competentiebeheersing wordt
opgevoerd. Bronnen worden steeds vermeld als het gedeeltelijk of
helemaal is overgenomen van anderen.
Variatie
De student levert verschillende soorten bewijzen per competentie.
Bewijsmateriaal kan verschillende vormen aannemen: lesontwerpen,
materialen,
verslagen,
digitaal
materiaal,
foutenanalysen,
fotomateriaal, vragenlijsten, video-opname, …
Deze bewijzen verwijzen naar verschillende contexten. Hoe groter
de variatie in handelings- en opleidingscontexten, hoe groter de kans
op transfer van competenties.
Relevantie
Ze vormen een duidelijk bewijs voor de aangegeven competentie en
het te verwachten niveau. De student geeft dus altijd aan welke
competentie en/of welk concreet onderdeel ervan met het bewijs
wordt aangetoond.
De bewijsstukken zijn goed geselecteerd in functie van de eigen
professionele ontwikkeling en vertonen een duidelijke illustratie van de
vorderingen.
2
Van Berkel, A. (2012). Assessorentraining voor het uitvoeren van assessments. Project Uitzigt, SoE 2009-26.
van Caem, E., Hermans, T., van der Worp, K., & Zewald, M. (2012). Voorbereiden op het LIO-assessment. Aanwijzingen voor het
maken van een assessmentdossier. Hogeschool Rotterdam, lerarenopleiding VO/BVE.
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
16
Validiteit
Gaat het om een beschrijvend bewijs door derden dan wordt dit bewijs
altijd ondertekend en van een datum voorzien door diegene die dit
bewijs over de student heeft geschreven. De student vermeldt ook de
functie van deze persoon.
Tijdens de sessies leraar worden III worden de studenten door de studietrajectbegeleider
voorbereid op en begeleid bij het samenstellen van competentiegericht bewijsmateriaal. Ook wordt
tijdens de inputmomenten van de module door de betrokken vaklectoren expliciet de link gelegd
met goed competentiegericht bewijsmateriaal voor de verschillende leergebieden.
4.4. Beoordelingscijfer
Dit
cijfer
wordt,
op
basis
van
alle
evaluatiegegevens,
bepaald
tijdens
een
afsluitende
praktijkevaluatievergadering met modulecoördinator, assessoren en studietrajectbegeleiders.
Het resultaat en het door de assessor ingevulde eindverslag worden (onder voorbehoud van
beraadslaging) aan de studenten bezorgd in de week na deze praktijkevaluatievergadering
Het teruggeven van de stagemap gebeurt op een plaats en moment in overleg met de assessor.
Op
afspraak
kan
het
beoordelingscijfer
worden
toegelicht
door
de
assessor.
De
studietrajectbegeleider ondersteunt de verdere verwerking in het traject van de student.
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
17
5. Documenten
Enkel digitaal beschikbaar:
-
stageovereenkomst 2014-2015
-
gezondheidstoezichtformulier
-
lesontwerpformulier
-
aanvraag voor video-opnames
-
stagesteekkaart
-
infowijzer
-
lesverslag
-
stageverslag van de mentor
(NB: De persoonlijke leerdoelen van de student, rubriek 2, worden vooraf ingevuld door
de student.)
-
voorbereidend document competentiebeheersing module jonge schoolkind
De student bezorgt deze documenten TIJDIG aan de betrokkenen.
Praktijkgroeiboek Module Jonge Schoolkind
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 5 – derde programmajaar
18