I t I I t I t t Beveiliging Aktiewagens I t t I t I I t I I I I I t I I t I I r I I I t t I Odorrodr in opdncht vrn AW OíÍb, drl W.H. Shafrrt Ítoer. is.nr. tloaroa k f.H. Sonodd fottrtdrar, noru*erffla I I t I I I lnhoud 1. T t t aktiewagen. 2.1 Inleiding 2.2 Beschrijving aktiewagen 2.3 I ir t I I I I I I I ,l I I I I I I I I I I I t t I ..........3 .......3 ...........3 De plaatsvan de aktiewagen en de overige signalering in de omgeving. .......,4 2. De huidige 3. Onderzoek naar huidige aktiewagens. 3.1 Inleiding 3.2 Herkenbaarheid en gedragseffecten van aktiewagens, 3.3 Het gebruik van andreasstrips 3.4 Onveiligheid in uitvoering, M. v.d. Nadort 3.5 Gesprekken met betrokkenen, Offis.,..,. 3.6 3.7 TNO/l, t... .........,.5 ......5 ............5 .........6 ........6 ............7 wegbeheerders. aktiewagens .......7 ...,.9 Meningen kantonniers en Concfusies uit het onderzoek naar de huidige 4. 5. Specifieke achtergronden van waarneming van de aktiewagen.... 5.1 Inleiding 5.2 Zichtlijnen en kijkafstanden voor verschillende bestuurders 5.3 Reactietijden, remweg en herkenbaarheidsafstand 5.4 Verlichting..... 5.5 Reflecterend materiaal .. 5.6 Kleur, vorm, afmeting en lay-out verkeersborden en signalering 5.7 Matrixsignaalgevers..... 5.8 Knipperlichten: lichtsterkte en knipperfrequentie in relatie tot de oogbewegingen 5.9 Rem- en presentielichten: configuratie en 5.1 0 Plaats signalering in de omgeving 5.11 Auditieve signalering..... 6. EvaluatÍe van de aktiewagen... . intensiteit. 6.1 Inleiding 6.2 Eisen met betrekking tot de automobilist.,. 6.4 ldeevinding... ......15 ....1 5 ....15 ..,,.....16 ...16 .....1 6 .....16 ....17 ........17 ..........17 ......18 . .... .. . ..1 9 ........19 ........20 ....20 ....20 .......22 7. Evaluatie ideeën, Conclusies en Aanbevelingen 7.1 Inleiding 7.2 Evaluatie van de ideeën 7.3 Verbetering van de visuele uitvoering van de aktiewagen... 7.4 Toevoeging van detectie en waarschuwing aan de aktiewagen... 7 .5 Verbeteringsmogelijkheden van het hele systeem.. 7.6 Conclusies en Aanbevelingen 8. Bijlagen: 1 Brainstormsessie 2 ldeeën voor verbeteringen 3 Voorbeelden van elektronische systemen in het verkeer 4 Huidige aktiewagen 5 Analyse ongevallen met aktiewagens 6 Geraadpleegde literatuuur ....23 ..'..23 ,.."'...24 ..........25 .........25 ..",...26 ...."'27 I I I I I t I I t I I t I I I I I t t I I I I I t I I I I I t I I I I I I I 1. Inleiding t I I I I I t I t I t I t I I I I I I t I I I I I I t I I t Aktiewagens (ook wel pijlwagens genoemd, zie afbeelding bijlage 4) worden gebruikt om een rijstrook af te sluiten voor verkeer bij werk aan de weg. Het blijkt dat deze wagens vaak (ongeveer 70 x per jaad worden aangereden, een enkele maal met zeer ernstige of zelfs dodelijke gevolgen. In het verleden is de uituoering van de aktiewagen aangepast en zijn er maatregelen (voorwaarschuwingen) ingevoerd om de automobilist bijtijds te waarschuwen voor de afsluiting van de rijstrook. Een en ander wordt beschreven in de zogenaamde Richtlíinen Maatregelen bij Werk ín Uítvoering deel I van Riikswaterstaat. Daarin wordt onder meer geadviseerd zogenaamde andreasstroken toe te passen, Dit zijn kunststof strips waarvan er drie, hondervijftig meter stroomopwaarts vóór de aktiewagen, op de af te sluiten rijstrook worden gelegd om de aandacht van automobilisten die de voorwaarschuwingen kennelijk niet hebben gezien of hebben genegeerd (anders waren ze al uit de betreffende rijstrook) 'wakker te schudden'. Hoewet deze andreasstroken een positief effect hebben op het verminderen van het aantaf ongevallen, zijn er bezaren van kantonniers tegen het gebruik ervan. Deze bezwaren hebben vooral te maken met het gevaar bij het neerleggen en weghalen van de stroken -waarbij ook al tenminste één zeer ernstig ongeluk is gebeurd. Verder kunnen zij niet worden toegepast bij een rijdende afzetting. De Adviesdienst Verkeer & Vervoer (AW) van Rijkswaterstaat heeft daarom in het verleden opdracht gegeven aan het ingenieursbureau Columbus Engineering om een aantal voorstellen te doen voor verbeteringen van de andreasstroken die de bezwaren van de kantonniers zouden moeten ondervangen. Het innovatie-adviesbureau Offis (Drs. W.H. Stenfert Kroese) is door Cofumus Engeneering ingeschakeld om hierbij te assisteren. Niet lang na het afronden van het onderzoek naar de verbeterings-mogelijkheden van de andreasstroken gaf dr. H. Kruysse (RU Leiden) een interview in de Volkskrant (18 - 9 - 1993) waarin hij onderscheid maakt tussen automatísch, regelgestuurd en beredeneerd gedrag in het verkeer. Naar aanleiding van dit artikel en een gesprek met Kruysse ontstond de gedachte dat een andreasstrook wellicht ook om principiële redenen minder aantrekkelijk is. Het liikt wenselijk bij het toedienen van stimuli aan weggebruikers uit te gaan van de "ingebakken" (automatische of regelgestuurde) gedragspatronen. Door daar van uit te gaan kan wellicht een gewenste en yoorspelbare reactie worden opgeroepen. Als een onbekend signaal wordt toegediend, is het ook niet bekend hoe en wanneer de automobilist zal reageren. De Adviesdienst Verkeer & Vervoer(AW) van Rijkswaterstaat heeft Offis vervolgens opdracht gegeven om de mogelijkheden van deze alternatieve benadering -waarvoor meteen ook al enkele concrete ideeën bestonden- te onderzoeken. Dit onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met het ergonomisch adviesbureau NOMOS (lr. Marieke Sonneveld) en bestaat uit twee fasen. In de eerste fase is getracht meer duidelijkheid te krijgen over de oorzaken en aanleidingen van de ongevallen met de aktiewagens. Verder is gezocht naar een model voor het waarnemen en handelen van de automobilist en naar de ergonomische achtergronden hiervan. Hiertoe zijn literatuur en gegevens van ongevallen met aktiewagens bestudeerd, en zijn een aantal t I gesprekken gevoerd met medewerkers van Rijkswaterstaat die dagelijks met aktiewagens werken. In dit verslag is geen uitputtend, wetenschappelijk overzicht van de beschikbare kennis op het gebied van visuele waarneming in het verkeer opgenomen. De benadering van de problematiek is pragmatisch met als voornaamste doel het formuleren van uitgangspunten voor het vinden van oplossingsrichtingen, Daarom zijn in dit verslag slechts die aspecten genoemd die van belang zijn voor deze doelstelling. De resultaten van deze informatiefase leiden tot een programma van eisen voor de aktiewagen. Tijdens een bespreking op donderdag 28 juli zijn de uitkomsten van de literatuurstudie en dit programma van eisen besproken met een aantal deskundigen. Aansluitend zijn tijdens deze bijeenkomst ideeën gegenereerd voor mogelijke verbeteringen van de aktiewagen. Een kort verslag van deze bijeenkomst is opgenomen in bijlage 1; de ideeën die bij deze vergadering zijn geopperd zijn samen met de overige ideeën opgenomen in bijlage 2. ln hoofdstuk 7 worden de ideeën geevalueerd en worden aanbevelingen gedaan voor verbeteringen van de aktiewagen. t I t I I I t I I I I t I I I I I I I I I I t I I I I I I I I I r I t t I I I I I I I t I I I I t I I I I I I I I I I I I I I I I t 2, De huidige aktiewagen 2.1 Inleiding De aktiewagen is oorspronkelijk ontworpen als afbakening van rijstroken op de autosnelwegen waar "zich langzaam verplaatsende werkzaamheden" worden uitgevoerd. Gebruik van de aktiewagen was alleen bij daglicht toegestaan. Vanaf 1984 is gebruik bij langdurige werkzaamheden en bij duisternis ook toegestaan, naar aanleiding hiervan is de aktiewagen standaard voorzien van verlichte elementen en worden aanbevelingen gedaan voor aanstraalverlichting. 2.2 Beschrijving aktiewagen De beschrijving van de aktiewagen is overgenomen uit de " Richtlijnen Maatregelen bij werken in uifuoering " uitgegeven door Rijkswaterstaat. Een afbeelding van de aktiewagen is weergegeven in bijlage 4. De richtlijnen luiden als volgt: Het verkeerstechnische gedeelte van de aktiewagen omvat: 1. een witte, knipperende pijl 2, een RW-bord DZ (blauw, rond bord met witte pijl) 3. een rood-wit gestreept kader ad.1 De kleurtemperatuur van het uitgestraalde witte licht dient tussen de 2500 en 3000 graden Kelvin te liggen, uitgaande van de nominale lampspanning. De luminantie (L in cd/m2) van de witte pijl dient bij daglicht 5500-6000 cd/m2 te bedragen, en bij duisternis te worden gereduceerd tot 10olo váÍl de maximale luminantie. De lichtsterkteverdeling dient zo te worden uitgevoerd dat op + of - 3 graden ten opzichte van de hartlijn (lo) tenminste de halfwaarde wordt gehaald. Het reduceren van de lichtsterkte van de witte pijl díent automatisch te geschieden, waarbij volstaan kan worden met een trap. Het schakelmoment ligt bij een luchthelderheid (achtergrond) van 400 cdlm2. De pijl knippert met een aan/uit-frequentie van 1 .0/1.0 seconde. Voor de afmetingen van het verlichte gedeelte van de píjl wordt verwezen naar Bijlage 1. De richting van de pijl kan vanuit het trekkend voertuig worden gewijzigd. ad.2. Onder de verlichte pijl is een RW-bord DZ met een diameter van 1000 mm aangebracht. De richting van de pijl op het RW-bord is altijd dezelfde als die van de verlichte pijl en kan eveneens vanuit het trekkend voertuig worden gewijzigd. t I I ad.3 Voor de maaWoering van het kader wordt verwezen rraq' naar urraYt + bijlage 4 I Algemeen: Allê elementen dienen te zijn uitgevoerd in retroreflecterend materiaal, minimaal klasse volgens CIE-norm. 2.3 ll I I I De plaats van de aktiewagen en de overige signalering in de omgeving De aktiewagen is sleóts een onderdeel van een totaal signaleringssyteem waarmee automobilist gewezen.wordt op de werkzaamheden aan de weg, en waarbij hij geleid wordt langs deze de werkplekken. geleidebakens, Overige elementen in het signaleringsysteem zijn: vooraankondigingsborden, verkeerskegels en plaatselijke verlichting. Wanneer de rilbaan uit drie oÍ meer rÍstroken bestaat is men verplicht een portaal over de weg te plaatsen, waarop met pijlen en rode kruizen aangegeven staat welke rijstroken afgesloten worder/zijn. Dit geldt ook voor drukke tweebaanswegen. De afstand tussen aktiewagen en het eerste rode kruis moet minimaal 50 zijn. In bijlage 5 worden de verkeerssituaties gêschetst waarin de aktiewagen en de signalering worden overige toegepaí m I t I I I I I I I t I t 4 I I I I I I I I I I I I I I I I I t I I t t I I I I I I t I I I I I I I I I I r I I I I I I I I I 3. 3. Onderzoek naar huidige aktiewagens í Inleiding r Om inzicht te krijgen in het functioneren van de huidíge aktiewagens zijn de bestaande onderzoeken hiernaar geinventariseerd. Dit zijn er slechts enkele en deze geven geen eenduidig beeld van de problemen met de huidige aktiewagens. Daarom is dit onderdeel afgesloten met een eigen onderzoek onder een aantal betrokkenen bij een ongeval met een aktiewagen, naar de omstandigheden waaronder dit ongeval plaatsvond. Daarnaast is gesproken met een aantal kantonniers en wegbeheerders. 3.2 Herkenbaarheid en gedragseffecten van aktiewagens, TNO/IZF In 1989 is door het Instituut voor Zintuigfysiologie van TNO, in opdracht van Rijkswaterstaat, onderzoek gedaan naar het effect van de uitmonstering van een aktiewagen op de herkenbaarheid ervan. Tevens is onderzocht hoe het rijgedrag van automobilisten erdoor wordt beïnvloed. Hierbij zijn vijf verschillende uitvoeringen met elkaar vergeleken: type 0: type l: type ll: type lll: type lV: Het rood/witte kader en het blauwe bord met pijl worden van binnenuit verlicht. Op het kader zijn vier paarsgewijs alternerend knipperende gele lichten geplaatst. Als type 0, maar uitgevoerd in retroreflecterend materiaal Het rood/witte kader en het blauwe bord met pijl zijn uitgevoerd in retroreflecterend materiaal en worden met behulp van aanstraalverlichting verlicht. Op het kader zijn vier paarsgewijs alternerend knipperende gele lichten geplaatst. De aktiewagen is tevens voorzien van een knipperende verlichte pijl Op het kader zijn geen alternerend knipperende gele fichten geplaatst. Niet bedoeld voor autosnelwegen. De herkenbaarheid is gemeten in de vorm van herkenbaarheidsafstand, dat wil zeggen de afstand waarop de richting van de pijl wordt herkend (de essentiële informatie). De minimaal acceptabele herkenbaarheidsafstand is 450 m. Type lll blijkt 's nachts het meest herkenbaar 133 m): ook wanneer de wagen niet verlicht wordt door aanstraalverlichting, wordt een herkenbaarheidsafstand van 471 m gehaald. (1 Het rijgedrag is alleen onderzocht bij type ll en gpe lll bii een afzetting in de praktijk van de linker rijstrook. Gemeten is op welke afstand voertuigen de linkerrijstrook hebben verlaten. Overdag werd er geen significant verschil gevonden tussen de twee typen aktiewagens. 's Nachts reden er bij type lll 8,5o/o minder voertuigen binnen een afstand van 42A m op de linkerrijstrook dan bij type ll. Bij beide aktiewagens werd 's nachts verder doorgereden op de linkerrijstrook dan overdag. Hier werd geen verklaring voor gegeven. Naar aanleiding van de resultaten wordt een aktiewagen met retroreflecterend materiaal en een knipperende pijl voorgeschreven. Het onderzoek gaat verder niet in op theoretische achtergronden en mogelijke andere oplossingen om de automobilist te waarschuwen. I t 3.3 Het gebruik van andreasstrips Om de kans op aanrijding van de aktiewagens te verkleinen worden tegenwoordig 3 andreasstrips los op de weg geplaatst, op 150 m voor de aktiewagen zeff, met een onderlinge afstand van 5 m. Deze strips hebben een hoogte van ongeveer 3 cm, een breedte van ca. 23 cm, een lengte van ca. 2 m en zijn voorzien van reflectoren. De automobilist die te ver doorrijdt voelt deze "oneffenheden" en wordt op deze manier door de andreasstrips gewaarschuwd voor de naderende blokkade, Uit onderzoek van VIA (Verkeersadvisering BV, Vugh$ blijkt dat de automobilisten goed reageren op de aanwezigheid van de strips, aanbevolen wordt om de andreasstrips te blijven toepassen bij werk in uitvoering. Wel wordt geadviseerd betere voorlichting hierover te geven, aangezien een aantal automobilisten kennelijk de indruk hebben dat zij niet over de strips heen kunnen rijden. Uit de praktijk blijkt dat de strips zowel het aantal als de ernst van de ongevallen beperken. Ook zijn er een aantal nadelen geconstateerd: - Het plaatsen en weer weghalen van de andreasstrips wordt door de werknemers als risicovol ervaren - De andreasstrips blijven niet altijd op hun plaats liggen, maar verschuiven soms langzaam in langs- en dwars-richting - Sommige automobilisten hebben een sterke schrikreactie en reageren vervolgens niet adequaat. 3.4 Onveiligheid in uiwoering, M. v.d. Nadort De Adviesdienst Verkeer en Vervoer van Rijkswaterstaat is sinds medio 1993 gestart met de herziening van de richtlijnen voor maatregelen bij werk in uitvoering op autosnelwegen. ln het kader hiervan heeft M. v.d. Nadort aan de hand van een ongevallen analyse getracht een objectief beeld te geven van de verkeersveiligheid bij wegwerkzaamheden, vooral met betrekking tot aktiewagens. Uit het onderzoek blijkt dat ongevallen tijdens werk in uitvoering onder andere omstandigheden plaatsvinden dan in de normale situatie: de pieken liggen in andere maanden en op andere tijdstippen. Dit is echter te wijten aan het feit dat er dan meer gewerkt wordt dan anders, er kunnen dan ook geen conclusies uit getrokken worden ten aanzien van de veiligheid bij werk in uituoering. Specifíeke aspecten van ongevallen met aktiewagens zijn wel van belang voor meer inzicht: - De oorzaak "onoplettendheid" en "niets gezien" komen relatief vaker voor dan bij andere ongevallen (totaal 49o/o) - Er komen relatief meer ongevallen bíj duisternis voor (totaal Z9o/o) - Er zijn relatief meer vrachtwagens betrokken bij de ongevallen (totaal 32o/o) - De gevolgen van het ongeval zijn relatief minder ernstig wanneer er andreasstrips zijn geplaatst. Hoewel de meeste passerende automobilisten uiteindelijk toch adequaat reageren, wordt uit het onderzoek voorzichtig geconcludeerd dat de mate waarin de aktiewagen de aandacht trekt en duidelijkheid verschaft omtrent de weg-situatie en de uit te voeren handelingen nog verbeterd kan worden. Aanbevolen wordt de aktiewagen beter te beveiligen en deze vorm van beveiliging ook als verplichting in de richtlijnen op te nemen. Daarnaast is het duidelijk dat er verder onderzoek nodig is om vast te stellen waarom aktiewagens niet goed en niet op tijd waargenomen worden. I I I t I I I I I I t t I I I I t I I I I I I I t I I I t I I I I I I t t t I I I I I I t I I I I I I I I t I I I I I I t I I I I I 3.5 Gesprekken met betrokkenen, Offis In het kader van dit onderzoek zijn 35 ongevallen met een aktiewagen geanalyseerd, aan de hand van de gegevens van het proces verbaal. Van de 35 betrokkenen zijn 12 personen bovendien bereid gevonden telefonisch een toelichting te geven op het ongeval (de overige betrokkenen waren niet te bereiken). Het betrof zowel chauffeurs van personenwagens als van vrachtwagens. In deze paragraaf zullen alleen de conclusies van dit onderzoek opgenomen worden. Voor een uitgebreider overzicht van het onderzoek wordt verwezen naar bijlage 5. 3.5.1 Overzicht betrokkenen - Meestal sprake van ervaren automobilisten, die meer dan 30.000 km per jaar afleggen. - De automobilisten kennen de weg waarop het ongeval plaatsvond goed. - De afzetting was de dag van het ongeval nieuw voor hen. 3.5.2 Overzicht externe omstandigheden tijdens het ongeval - Uit de analyse is gebleken dat er geen verband bestaat tussen het ongeval en externe factoren zoals verlichtingsniveau, type wegdek, weersomstandigheid. Deze factoren werden ook niet als oorzaak aangevoerd door de bestuurders. 3.5.3 Overzicht oorzaken van het ongeval - In de meeste gevallen (17) werd het ongeval veroorzaakt doordat de chauffeur de aktiewagen te laat of in het geheel niet heeft waargenomen: zijn aandacht was bij iets anders, hij was met iets anders bezig, of was te moe. - In 4 gevallen werd het ongeval veroorzaakt door het Íeit dat de chauffeur de aktiewagen niet kon zien, omdat het overige verkeer het zicht hierop belemmerde. 3.5.4 Opvallendheid en herkenbaarheid aktiewagens en overige signalering De betrokkenen is ook gevraagd een beschrijving te geven van de bestaande aktiewagens. De knipperende pijl en eventueel andere knipperlichten worden vaak als eerste elementen genoemd. Opvallend is dat slechts 1 van de 12 bestuurders zich wist te herinneren dat de wagen een rood-wit kader heeft, niemand beschreef het blauwe bord met pijl. Daarnaast was het opmerkelijk dat de meeste ondervraagden spraken van de gele aanhangwagen met gele opbouw, terwijl deze opbouw alleen aan de achterkant geel is. Ook personen die geen aktiewagen aan hebben gereden noemen dit kenmerk het meest (zie bijlage 5). De overige signalering wordt slecht onthouden, meestal weet men niet aan te geven wat er op de overige borden staat vermeld. Wel weet men de rode kruizen te noemen die men boven de rijstroken plaatst. 1 ondervraagde klaagde daarbij over het feit dat het niet altijd duidelijk is of de pijl nu wel of niet aanstaat. 3.6 Meningen kantonniers en wegbeheerders Als referentie voor de mening van de automobilisten zijn korte telefoongesprekken gevoerd met een aantal medewerkers van Rijksruaterstaat die dagelijks met aktiewagens werken. Hieronder een korte samenvatting van de reacties. 3.6.1 Fouten van automobilisten en indruk van de oorzaken van de ongelukken. De meningen lopen soms iets uiteen, waarschijnlijk mede afhankelijk van de aard van de weg (druk of juist rustig). Over een aantal zaken is men het eens: Veel ongelukken hebben te maken met agressief rijgedrag van automobilisten die (te) laat invoegen. Het betreft meestal personenauto's. Hun pogingen leiden er toe dat ze te hard gaan rijden om nog snel in te halen, waardoor ze ineens met de aktiewagen worden geconfronteerd. Het 'niets gezien' is dan vaak een smoesje. Volgens een van de respondenten zijn het vooral de vertegenwoordigers en andere professionele 'kilometervreters' die dit soort spelletjes spelen, (Dit strookt met de uitkomst van de enquête onder de 'slachtoffers'.) Bij sommige deskundigen bestaat de indruk dat er meer problemen zijn in de linker rijstrook (hier wordt harder gereden) dan in de rechter. Bij anderen is de indruk dat dit geen verschil maakt. 's Nachts rijdt men harder, is de indruk, en er is dan een 'ander soort volk' op de weg, Men moe of onder invloed van alcohol. is Ook wagens op de vluchtstrook (voorwaarschuwingen) worden aangereden, door vrachtuvagens die vlak achter elkaar rijden waardoor de voorste de wagen aan het zicht van de achterste onttrekt. 3.6.2 Eigen ervaringen met de aktiewagens, gewenste verbeteringen: Men is vrij tevreden met de aktiewagens, althans noemt gêen specifieke problemen. De meeste dienstkringen gebruiken andreasstroken en hebben de indruk dat dit een positief effect heeft, althans op het aanrijden van de aktiewagen. Of dit andere ongelukken tot gevolg heeft is niet uitgesloten, maar men is toch eerst begaan met de eigen veiligheid volgens één respondent. Wel is iedereen het er mee eens dat het weghalen en ook wel het neerleggen van de stroken zeer gevaarlijk is. Ook het aankoppelen van de aktiewagen wordt tot de gevaarlijkere onderdelen van het werk gerekend. In principe doet men dit altijd met z'n tweeën, waarbij één persoon uitkijkt. Men heeft zeer positieve ervaringen met matrixborden. Vooral als deze op afstand bedienbaar zijn zodat men daar niet de weg voor hoeft over te steken. 3.6.3 Verder is gevraagd naar mogelijke verbeteringen van de maatregelen werk in uitvoering. Deze maatregelen worden wel gevolgd, voor zover mogelijk. lets meer toelichting hier en daar zou geen kwaad kunnen. Het is bijvoorbeeld wenselijk nooit vlak na een viaduct of dergelijke een afzetting te beginnen, altijd ervoor. ldem bij een bocht in de weg. Afzettingen bij op- en afritten zijn het lastigste. Automobilisten hebben de neiging deze te negeren, Hieraan zou in de richtfijnen Maatregefen Werk in Uitvoering deel 1 meer aandacht kunnen worden besteed. Sommige respondenten vragen zich af of er niet teveel borden e.d. worden geplaatst waardoor de automobilist 'door de bomen het bos niet meer ziet'. 3.6.4 Suggesties en ideeën Door de kantonniers zijn de volgende suggesties gedaan voor verbetering van de situatie: -Standaard procedure: bekeuren (foto's maken) bij aktiewagen, dit werkt afschrikwekkend op den duur. -Aktiewagen verder terug zetten vanaf feitelÍjke werk vergroot de veiligheid van de wegwerkers. I I I t t I I I I I I t t I I I t I I I I t I I 't I I t I I t I I I I t t I t T t t I I I I t I t t I t t I I I I I t I I I r I I I I t -Suggestie van 'alarm op de aktiewagen' wordt positief beoordeeld. Wel denkt men dat het alarm permanent zal afgaan. -Vervangen van nummerbord op de aktiewagen voor het wegrijden (in geval andere ophaalauto) zou niet verplicht moeten zijn, is gevaarlijk, -Een postbus 51 spot over de aktiewagens zou kunnen helpen de automobilist bewust te maken. 3.7 Conclusies uit het onderzoek naar de huidige aktiewagens De literatuur met betrekking tot de huidige aktiewagens betreft het evalueren van de huidige uitvoeringen, maar gaat niet in op de eisen waar een aktiewagen aan zou moeten voldoen. Men kan er dus geen aanbevelingen aan ontlenen met betrekking tot nieuwe ontwikkelingen voor waarschuwingssystemen bij afgesloten rijstroken. Zowel uit literatuur (Nadort) als uit de enquêtes gehouden onder de weggebruikers en kantonniers kan worden geconstateerd dat de meeste ongelukken te maken hebben met waarnemings- en herkenbaarheids-problemen van zowel de aktiewagen als de overige voorsignalering, zij het dat de kantonniers vermoeden dat onverantwoordelijk rijgedrag ook een grote rol speelt. De problemen met betrekking tot het rijgedrag zullen moeilijk aan te pakken zijn met een herontwerp van de aktiewagen. Verbeteringen lijken wel mogelijk wanneer het de problemen met waarnemen en herkennen betreft. Met name het alarmeren van weggebruikers die niet alert zijn, door een beter ontwerp van aktiewagen en voorsignalering en door een betere toepassing ervan, kan in de toekomst het aantal ongelukken verminderen. In het volgende hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de theoretische achtergronden van het waarnemen in het verkeer. t t 4. Algemene achtergronden van gedrag en waarneming in het verkeer 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden algemene aspecten van de waarneming door, en het gedrag van de automobilist behandeld. Het doel van dit overzicht is heel pragmatisch: aanknopingspunten uit de theorie en literatuur te bieden voor de ontwikkeling van verbeteringsmogelijkheden van de aktiewagen. Uitputtend is het overzicht dus niet, de informatie is geselecteerd op grond van de relevantie voor het doel. 4.2 Gedrag in het verkeer Met betrekking tot het gedrag in het verkeer wordt in eerste instantie ingegaan op de verschillende gedragsniveau's binnen de rijtaak, en op de manier waarop beslissingen binnen de rijtaak tot stand komen. 4.2.1 Gedragsniveau's binnen de rijtaak ïijdens het uitvoeren van de rijtaak worden de volgende gedragsniveau's onderscheiden; - Strategisch niveau (knowledge based): bijvoorbeeld: beslissen hoe men van A naar B reist, welk vervoermiddel men hiervoor gebruikt, etc. Visuele waarneming speelt hierbij nauwlijks een rol. - Manoeuvre niveau (rule based): bijvoorbeeld inhalen, passeren, oversteken, stoppen, voorrang geven. etc. Visuefe waarneming speelt hierbij een zeer belangrijke rol. - Regel niveau (skill based): bijvoorbeeld: koershouden op de weg, schakelen, etc. Visuele waarneming speelt hierbij een beperkte rol. De eigenlijke rijtaak vindt dus voornamelijk op de laagste twee niveau's plaats, waarbij vaardigheid en regels de belangrijkste rol spelen, en niet het denken. 4.2.2 Gedrag als resultaat van een informatievelwerkingsproces Gedrag kenmerkt zich door een handeling (of het uitblijven ervan). De handeling is echter slechts een onderdeel van een complex informatievenruerkingsproces. Dit totale proces omvat de volgende fasen: -Waarnemen: detecteren van een bepaald object. -Herkennen/interpreteren: de aard en kenmerken van het object herkennen, de boodschap begrijpen. -Beslissen: een keuze maken voor een bepaalde handeling. -Uitvoeren: de gemaakte keuze uitvoeren. 4.2.3 Verkeerd handelen en beïnvloeding van rijgedrag Gedragsfouten in het verkeer kunnen in elke fase van bovengenoemd proces ontstaan: Men kan iets niet hebben waargenomen, bijvoorbeefd door gebrek aan aandacht, oÍ omdat men het object niet waar kon nemen (stond achter een boom, tegenlicht, etc). Ook is het mogelijk het object verkeerd te interpreteren, bijvoorbeeld door een symbool verkeerd te lezen, of doordat de boodschap onvoldoende duidelijk gesteld was. 10 I I l I I I l I I I I I I t I t I I I I I I t t I t I I I I I I I I I r I I I I r- t I -I I I II I t I -r I I t Ir I I I I I I I I I t Na een geslaagde waarneming en interpretatie kan men door een verkeerde redenering toch ïJJ'ffiïï:iffi:iii[ï;l*ï,ï'i,ï1Í nï';ï.:ï"Ï:;::;- door een rood stop'icht te Tot slot kan het voorkomen dat men wel de juiste beslissing neemt, maar deze verkeerd uitvoert. Gegeven de indeling in fasen van het informatieverwerkingsproces, is het van belang om vast te itellen hoe dit zich verhoudt tot de verschillende gedragsniveau's zoals genoemd in 5 4.2.1. Het uitvoeren van de riitaak blijkt voornamelijk op de 'laagste' twee, niveau's plaats te vinden. Op het laagste niveau worden geen 'als-dan" redeneringen uitgevoerd. Beinvloeding van dit gedrag door informatie, voorlichting etc, is daarom niet effectief. Op de laagst twee niveau's worden fouten gemaakt waar geen redeneringen aan vooraf gingen, maar waar gebrek aan aandacht, verstrooidheid, gemoedstoestand en vermoeidheid een rol spelen. Met andere woorden fouten waarvan men zich achteraf vaak afvraagt "hoe men zo stom kon zijn om het te laten gebeuren". Tegen een aktiewagen aanrijden die midden op de weg staat is bij uitstek een voorbeeld van een dergeliik ongeval. Van belang zijn dan ook de eerste twee fasen van het inf ormatieverwerkende proces, namelijk het waarnemen en interpreteren. Met betrekking tot de aktiewagen lijkt de belangrijkste vraag dan ook: hoe kan de aandacht van de automJbilist getrokken worden, zodat deze de boodschap ook daadwerkelijk waaíneemt en interpreteert. Fouten in de beslissingsÍase of uitvoêringsfase zullen waarschijnlijk zelden voorkomen en moeilijk door het ontwerp van de aktiewagen voorkomen kunnen worden. Te denken valt aan de automobilist die weet dat hij over 100 m een aktiewagen kan verwachten, maar toch zo lang mogelijk door wil blilven rijden. 43 Waarnemen en interpreteren van objecten in het verkeer Uit het voorgaande is gebleken dat het waarnemen van de aktiewagen en interpreteren van de daarop aangegeven boodschap belangrÍjke factoren zijn bij het ontstaan van ongevallen met aktiewagens. In dit deel zal het waaÍnêmen en inteÍpreterên nader beschouwd worden. Uit onderzoek is gebleken dat de automobilist slechts 50 à 60% van zijn tijd besteedt aan het waarnemen van riitaakÍelevante objecten. De Íesterende tijd wordt besteed aan niet-relevante informatie zoals reklame-borden, landschap, interessante gebouwen, etc. Deze 40 à 50% kan gezien worden als reserve-capaciteit, mocht het nodig zijn dan kan mên deze tijd ook aanwenden om de verkeerssituatie te beoordelen. Er moeten dan wel voldoende (visuele) prikkels aanwezig zijn om de bestuurder ook te overtuigên van de noodzaak om meer aandacht te richten op de verkeersrelevante gegevens. De vraag is hoe men iemand hiervan kan overtuigen, door middel van de verkeerstekens en signalering. 4.3.1 Fysiologie van hêt waarnemen Om inzicht te krijgen in het waarnemingsproces tijdens het uitvoeren van de rijtaak, volgt hier een korte algemene toelichting op het Íunctioneren van het menselijk oog. -Foveale waarnemino Het oog neemt de vluele informatie op met de retina (het netvlies). Lichtprikkels worden omgezet in zenuwsignalen. Het gevoeligste deel van het oog bii daglichtniveau heet de fovea 11 (gele vlek). Het oog beweegt zich zodanig dat het aandachtspunt op de fovea wordt geprojecteerd, zodat alle details waargenomen kunnen worden. Dit is de foveale waarneming. De gevoeligheid van de fovea neemt af bij fage verlichtingscondities. -Perifere waarneming Naast de fovea bevindt zich de periferie van het netulies. Hoe verder een punt verwijderd is van de fovea, hoe minder scherp dit waargenomen wordt. Bij lage verlichtingscondities is de periferie echter gevoefiger dan de fovea. Er worden dan geen details waargenomen, en het beeld wordt alleen in zwart-wit geïnterpreteerd. In de periferie van het blikveld gelden andere regels voor waarneembaarheid dan in het midden van het blikveld. Alleen helderheidsverschillen en beweging zullen dan de aandacht trekken. -Oogbewegingen Tijdens het waarnemen maakt het oog bewegingen om steeds een ander punt te kunnen fixeren. Op deze manier wordt het blikveld gescand en worden details die relevant geacht worden nader geanalyseerd. Het oog neemt alleen waar tijdens zo'n fixatie, tijdens de beweging zelf wordt er geen informatie opgenomen. De ontbrekende informatie wordt aangevuld, op grond van verwachtingen en ervaring, Dit betekent dat men eigenlijk een deel van de tijd 'niets ziet". Bij het ontwerpen van wegsignalering moet men voorkomen dat deze signalering op een dusdanige manier interfereert met deze oogbewegingen, dat essentiële informatie verloren gaat. De oogbewegingen zijn niet altijd bepalend voor de visuele sefectie van de waarnemer. Voordat de oogbeweging plaatsvindt is vaak al vastgelegd waar deze zich op gaat richten. De aandacht is dus al eerder op de plaats gericht dan de feitelijke oogbeweging, Daarnaast is het richten van de ogen op iets in het perifere veld deels ook een automatische aktie, wat op zijn beurt weer de aandacht stuurt. Het is ook mogelijk dat de visuele informatie verwerkt wordt zonder dat een oogfixatie volgt, bijvoorbeeld wanneer er geen details aanwezig zijn die alleen met het gevoelige deel van het oog verwerkt kunnen worden. 4.3.2 Objectgebonden factoren die het waarnemen beïnvloeden Bij de waarneembaarheid van objecten in de omgeving worden de volgende factoren -Zichtbaarheid van het object De zichtbaarheid van een object is de eigenschap dat de aanwezigheid van een object gedetecteerd kan worden door een normale waarnemer, wanneer deze zich volledig op de waarnemingstaak kan concentreren, Een object is zichtbaar wanneer de sterkte van de gepresenteerde prikkels de drempelwaarden net overschrijdt. -Opvallendheid van het object De opvallendheid van het object is de eigenschap dat de aanwezigheid van een object gedetecteerd kan worden door een waarnemer die met verschillende neventaken bezig is, en gestoord wordt door andere bronnen. Opvallendheid wordt bepaald door de mate waarin de gepresenteerde prikkels de drempelwaarde ver overschrijden. -Herkenbaarheid van het object De herkenbaarheid van een object is de eigenschap dat de waarnemer de aard van het object en de boodschap die het object overbrengt ook als zodanig begrijpt. Uiteraard speelt 12 t I I I I t r I I I I I I t onderscheiden: bekendheid met het object hier een belangrijke rol. Ook de eenduidigheid van het object van invloed op de herkenbaarheid. I I I I I is I I I I I I I I I t I I I I I r I r I t I I t r t t I t Met betrekking tot de aktiewagen zullen met name de opvallendheid van het object en de herkenbaarheid van belang zijn voor de effectiviteit van het signaal, aangezien de automobilist bij uitstek niet bezig is met het geconcentreerd waarnemen van de aktiewagen. Dit betekent dat men bij de uitvoering van de aktiewagen niet met minimaal onderscheidbare waarden moet werken, maar juist met zo groot mogelijke prikkels, zonder de herkenbaarheid in het gedrang te laten komen. 4.3.3 Persoonsgebonden factoren die het waarnemen beïnvloeden Naast de bovengenoemde object- en omgevingsgebonden factoren wordt waarnemen beïnvloed door verschillende persoons-gebonden factoren. Leeftijd, geslacht en de rijervaring van de automobilist zijn bijvoorbeeld van invloed op zijn zichtvermogen en oogbewegingen. Hieronder volgen enkele persoonsgebonden aspecten die van belang zijn voor een beter begrip van het waarnemen in het verkeer. -Top-down en bottom-up beïnvloeden van de waarneming Een automobilist neemt niet automatisch alles wat opvallend is in zijn omgeving waar. Het feit of iets wel of niet waargenomen wordt hangt in grote mate af van het feit of de bestuurder er naar op zoek was, en of hij de informatie als relevant voor zijn rijtaak ervaart. Met andere woorden, de automobilist selecteert wat hij wel en niet waar gaat nemen, op basis van verwachtingspatronen, rijervaring, etc. Deze selectie vindt plaats voordat de eigenlijke oogfixatie plaatsvindt. Een groot deel van deze voorselectie vindt dus plaats op grond van informatie die in het perifere gebied wordt gesignaleerd. Dit wordt de preattentieve selectie genoemd. I I I I I I I I I I I I I I I I J t Een aktiewagen is bij uitstek iets wat men niet verwacht op de rijstrook, men zal dus niet snel geneigd zijn hier actief naar te zoeken wanneer men de voorsignalering heeft gemist. Om dit te doorbreken moet de aktiewagen dus zodanig ontworpen zijn dat hij ofwel appelleert aan de bestaande verwachtingspatronen en op grond daarvan "automatisch" waargenomen wordt, ofwel de bestuurder zodanig prikkelt dat deze wel moet kijken. Zoals gesteld zal dit laatste alleen lukken wanneer de opvallendheid van het object wordt bereikt met prikkels die in het perifere gebied effect hebben. Een dergelijk beïnvloeden van waarnemingsgedrag door omgevingsgestuurde processen is een bottom-u p gestu u rd waarnem ingsgedrag. -Voorlichting en ervaring van de automobilist Wanneer iets bekend is, wordt het ook sneller herkend en geïnterpreteerd. Voorlichting en eenduidigheid kunnen de reactietijd dus gunstig beïnvloeden. Voorlichting en eenduidigheid zullen echter niet in staat zijn om een slecht ontwerp uiteindelijk toch effectief te laten zijn. Men mag er dus niet het zwaartepunt leggen. Wel is het van belang bij het uitwerken van verbeteringen van de aktiewagen hiermee rekening te houden 4.3.4 Beihvloeding van waarnemingsgedrag Hoewel de veruuachtingen van de weggebruiker een grote rol blijken te spelen tijdens het waarnemen van objecten in de omgeving, lijkt het niet zinvol om waarneming tijdens de rijtaak te verbeteren door de venruachtingspatronen van de automobilist te veranderen. Deze zijn dusdanig " ingesleten " dat beïnvloeding weinig effect zal hebben, bovendien zal men in crisissituaties weer in de oude verwachtingspatronen vervallen. Met andere woorden: gezien de oorzaken van de ongevallen met aktiewagens kan men concluderen dat vermindering van het aantal ongevallen uitsluitend bereikt kan worden door de aktiewagen zelf aan te passen, en niet door een beroep te doen op de verantwoordelijkheid van de weggebruiker. Beter is het om te trachten het gewenste effect van de aktiewagen op 13 I t r t .l I I r I I t t I I I I I I I I I I I I t I I T t I I I I I 5. Specifieke achtergronden van waarneming van de aktiewagen 5.1 lnleiding In het vorige hoofdstuk is een algemeen beeld geschetst van gedrag en waarneming in het verkeer. ln dit hoofdstuk zullen aan de hand van de in het vorige hoofdstuk gestelde uitgangspunten de verschillende aspecten van de aktiewagens behandeld worden. Zoveel mogelijk is getracht de eisen en aanbevelingen op grond van bestaande richtlijnen en normen te formuleren. Daar waar deze niet voorhanden zijn wordt dit duidelijk aangegeven, en wordt indien relevant een eigen voorstel gedaan. 5.2 Zichtlijnen en kijkafstanden voor verschillende bestuurders Om de aktiewagens en de overige signalering goed waar te kunnen nemen is het van belang dat deze zo veel mogelijk in het blikveld van de bestuurder zijn geplaatst. Dit enerzijds om zo veel mogelijk op te vallen, de kans hierop is tenslotte omgekeerd evenredig met de afstand van het object tot het fixatiepunt, en anderzijds om te voorkomen dat overige deelnemers aan het verkeer het zicht op de wegsignalering belemmeren. Uit de literatuur is geen eenduidig beeld te verkrijgen van de feitelijke aÍmetingen van het blikveld van een automobilist of vrachtwagenbestuurder. Wel zijn de volgende aspecten bekend: Er bestaat een groot verschif tussen het kijkgedrag van een ervaren en een onervaren bestuurder. De eerste zal over het algemeen ver voor zich uit kijken en een rustig kijkgedrag vertonen aangezien hij weinig objecten en details van dichtbij zal willen bekijken. De tweede doet dit echter wel omdat er nog geen duidelijk gevoel is voor wat wel en wat niet relevant is, de onervaren automobilist besteedt dus relatief meer tijd aan het bestuderen van details in zijn direkte omgeving. Daarnaast is het visuele veld dat door automobilisten wordt gebruikt snelheidsafhankelijk. - fixatiepunt: over het algemeen kijkt de bestuurder recht vooruit, en fixeert met ontspannen ogen de horizon (+ of - 2 a 3 graden in het horizontale vlak) - bliklijnen in de bocht: in de bocht kijkt de bestuurder langs de raaklijn tussen hemzelf en de binnenbocht. De hoek van deze lijn met de rechte kijkas geeft de automobilist een indicatie voor de straal van de bocht. Dit betekent dat juist in de bocht de overige deelnemers aan het verkeer een groot deel van het zicht op verkeerssignafen kunnen ontnemen. Afmetingen van medeweggebruikers, vormgeving van de cabine en maten van de automobilist zullen het blikveld verder beïnvloeden. Een en ander zal ingevuld moeten worden aan de hand van concrete maten van weggebruikers, personenwagens en vrachtwagens. Op grond van het bovenstaande valt in ieder geval te concluderen dat: - de signalering op de aktiewagen voldoende hoogte moet hebben, enerzijds om te voorkomen dat medeweggebruikers het zicht belemmeren, anderzijds om ook voor vrachtwagenchauffeurs zichtbaar te zijn. - de overige signafering zowel in de midden- als de rechterberm geplaatst moet zijn. - bij bochten de signalering en aktiewagen altijd voor een bocht moeten worden geplaatst, en niet erin of erna. - de knipperende pijl van de aktiewagen zowel voor de laag-zittende bestuurder (pers.wagen), als voor de hoogzittende vrachtwagenchauffeur goed zichtbaar moet zijn. 15 t 5.3 Reactietijden, remweg en herkenbaarheidsafstand Zoals in het onderzoek van TNO/IZF is vermeld moet de aktiewagen minimaal van 450 m afstand herkenba ar zíin. Deze afstand is vastgesteld op grond van eerder onderzoek waaruit is gebleken dat een automobilist gemiddeld 6 à 9 seconden nodig heeft om waar te nemen, te interpreteren en te beslissen en 3,5 à 4,5 seconden om vervolgens ook van rijstrook te wisselen. In het ongunstigste geval heeft men dus 13,5 seconden nodig. Bij een snelheid van 120 km/uur leidt dit tot een afstand van 450 m, Deze afstand zal tesamen met de aÍmetingen van de overige weggebruikers de minimafe hoogte van de aktiewagens bepalen. 5.4 Verlichting Uit onderzoek is gebleken dat een juiste verlichting van de weg een belangrijke factor is bij het voorkomen van ongevallen. ln verkeerssituaties waar 's nachts de verlichting is verwijderd werd een toename van het aantal ongevallen van 30% gemeten. Dit betekent dat men de effectiviteit van de aktiewagen niet alleen vergroot door de aktiewagen zelf goed te verlichten, maar door ook de omgeving van een tijdelijke verf ichting te voorzien. Dit wordt in de praktijk dan ook toegepast. Deze tijdelijke verlichting moet zodanig zijn aangebracht dat zij de automobilist een duidelijk beeld verschaft over de af te leggen route, en geen vertekend beeld geeft van het verloop van de weg. In de richtlijnen van Rijkswaterstaat wordt dit als belangrijk aandachtspunt opgemerkt. 5.5 Reflecterend materiaal Volgens de Richtlijnen voor Maatregelen bij Werken in Uitvoering, moeten alle verkeerstekens in reflecterend materiaal klasse ll uitgevoerd zijn, een aanduiding voor toegepaste materialen met de grootste reflectiefactor. Uit onderzoek is gebleken dat dit ook daadwerkelijk van invloed is op het effectief functioneren van de tekens. Deze eis moet dan ook gehandhaafd blijven voor de toe te passen elementen op de aktiewagen. 5.6 Kleur, vorm, afmeting en lay-out verkeersborden en signalering Kleur, vorm en fay-out van verkeerstekens zijn vastgelegd in NEN-norm 3381. Alle toe te passen elementen op de aktiewagen dienen aan deze norm te voldoen. Het blauwe RW bord met de witte pijl is volgens deze normen in de grootst mogelijke uitvoering (diameter 1000 mm) aangebracht. Eventuele tekst moet ook in vastgestelde lettertypes worden uitgevoerd, de norm geeft echter geen richtlijn voor de relatie tussen letterhoogte en minimale herkenbaarheidsafstand in de verkeerssituatie. Deze kan, indien gewenst, op grond van de algemene ergonomische richtlijnen en onderzoek worden vastgestefd. Met betrekking vorm, kleur en lay-out worden geen theoretische onderbouwingen gegeven van de genoemde normen. In het kader van de herkenbaarheid en uniformiteit is het is aan te raden de vormgeving en lay-out van de boodschap op de aktiewagen zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de bestaande normen. I I I l I I I I I I I I t I I | r I I t t I I I I I I I I ) 16 I I I I I I t t I r r I I I .l t t r I I I I I t I I I I I I G I I || l r I 5.7 MatrixsignaalgeveÍs Aangezien een groot deel van de boodschap, de knipperende pijl, is opgebouwd uit een aantal lampen of uitgevoerd in matrix vorm, is het goed om na te gaan aan welke eisen een dergelijke uitvoering moet voldoen om zowel op grote als korte afstand duidelijk waarneembaar en herkenbaar te zijn. Enkele ontwerpregels zij n - Hoe hoger de resolutie, hoe beter de leesbaarheid. - De punten moeten zo min mogelijk van het rasterpatroon afwijken. - Het gebruik van contourlijnen is af te raden. Het wordt aanbevolen om de ontwerpen van boodschappen in de vorm van matrixborden altijd in de praktijk te toetsen op leesbaarheid, : 5.8 Knipperlichten: lichtsterkte en knipperfrequentie in relatie tot de oogbewegingen ln de richtlijnen van Rijkswaterstaat wordt aanbevolen de aktiewagen uit te rusten met een knipperende pijl. Deze aanbeveling sluit goed aan bij de bevinding dat intensiteitsverschillen in het perifere gebied van het zichtveld zeer opvallend zijn. De lichtsterkte van de toegepaste lichten moet zodanig zijn dat zij genoeg te onderscheiden zijn van de omgeving, maar de bestuurder niet verblinden. De luminantie van de omgeving speelt hierbij een rol, instelbaarheid van de lichtsterkte is dus gewenst, niet alleen voor het verschil tussen dag en nacht, maar ook tussen de verschillende weersomstrandigheden overdag. Er zijn NEN-normen opgesteld voor verkeerslichten, deze gaan echter uit van een kleinere afstand en lagere snefheden, aangezien verkeerslichten in een andere situatie worden geplaatst dan op autosnelwegen. Wel worden in dezelfde norm richtlijnen gegeven voor pijfen en kruizen op portalen die over de weg geplaatst zijn, om de afbakening van rijstroken aan te geven. De lichtsterkten hiervan moeten overdag minimaal 500 cd bedragen en 's nachts tussen de 100 en 300 cd. Deze richtlijnen zou men ook voor de lichten van de pijl kunnen handhaven. Aangezien de lichten van de pijl voor de bestuurders min of meer op ooghoogte zitten, is het van belang extra aandacht aan het voorkomen van verblinding te geven. Het is niet bekend of hier in de praktijk met de aktiewagens problemen optreden. Bij het bepalen van de lichtsterkte van de pijl ontstaat er naast het spanningsveld tussen opvalfendheid en verbfinding nog een ander conflict: te weten opvallendheid versus herkenbaarheid. Wanneer de pijl teveel licht uitstraalt, zal dit de boodschap die overgedragen wordt verstoren, het is niet meer duidelljk welke richting de pijl aangeeft. Aangezien deze boodschap redelijk complex is, verdient het aanbeveling om de herkenbaarheid van de pijl prioriteit te geven boven opvallendheid. Een en ander zou kunnen leiden tot de conclusie dat opvallendheid van de boodschap en herkenbaarheid hiervan niet met een en hetzelfde middel moeten worden nagestreefd. Naast de lichtsterkte is met name de knipperfrequentie een belangrijk aspect. Om ook daadwerkelijk effectief te zijn is het van belang dat de knipperfrequentie alarmerend is, en niet op een verkeerde manier interfereert met de oogbewegingen van de bestuurder. Een bestuurder fixeert zijn blik gemiddeld 2 à 3 keer per seconde tijdens het uitvoeren van de rijtaak. Dit is afhankelijk van verschillende variabelen, de frequentie kan zowel bij grote inspanning als bij een laag vigilantieniveau veel lager liggen. De blik is daarbij niet altijd gericht op hetgene dat voor hem gebeurt, een groot deel van de tijd zal de bestuurder afgeleid zijn door andere dan rijtaakgerichte informatie. Wanneer de knipperfrequentie te laag is, is de kans 17 I t groot dat de bestuurder net kijkt wanneer de fichten uit zíjn, en zijn blik alweer ergens anders op gericht heeft wanneer de lichten weer aanspringen. De bestuurder mist daardoor niet alleen de essentiëfe informatie, maar wordt ook niet gealarmeerd, omdat hij het knipperen zelf ook niet waarneemt. Gezien de frequentie van de oogbewegingen lijkt de knipperfrequentie van 1.0/1.0 seconden, zoals de huidige aktiewagens hebben, te laag. Ook wanneer de bestuurder de intensiteitsverschillen wel waarneemt, moet de knipperfrequentie hem duidelijk maken dat er sprake is van een gevaarlijke situatie. Het is bekend dat frequenties die dicht rondom de 'hartslag' van 120 slagen per minuut liggen ons niet loslaten (house-beat en stoboscoopeffecten in disco's). Hiermee vergeleken is een frequentie van 1.011.0 seconden wel erg laag, en is het mogelijk dat bestuurders hier niet op reageren, of het onbewust negeren. De knipperfrequentie mag echter niet te hoog zijn aangezien de bestuurder in het verkeer dan problemen heeft om de lichtbron te lokafiseren. In de literatuur worden geen duidelijke uitspraken gevonden over knipperfrequenties waarbij dit verschijnsel optreedt. Uit een onderzoek van het SWOV is bekend dat dit in ieder geval bij flitslichten met een flítsduurvan 1 ms en een flitsinterval van ongeveer 0,1 seconde optreedt (de frequentie die op politiewagens wordt toegepast). 5.9 Rem- en presentielichten: configuratie en intensiteit Naar aanleiding van een bestaand idee van Offis om de aktiewagens te voorzien van een systeem dat te dicht naderende auto's detecteert en door middel van een signaal, bijvoorbeeld felle remlichten, de bestuurder waarschuwt voor de aanwezigheid van een stilstaand object op de weg, zijn in het kader van dit onderzoek gegevens verzameld over de ergonomische aspecten van remlichten. Men is het er over eens dat men remlichten niet los mag zien van de overige achterlichten zoals presentie en knipperlichten. Effectiviteit van remlichten heeft te maken met de configuratie van het geheel en met de onderscheidbaarheid van elk van de elementen, Er bestaat echter geen eenduidig antwoord op de vraag welke configuratie het beste is. Amerikaanse onderzoeken melden goede resultaten met en derde remlicht, Europese onderzoeken spreken dit weer tegen. Als mogelijke oorzaak hiervan wordt het feit genoemd dat amerikaanse auto's over het algemeen alle fichten in één behuizing hebben geplaatst, terwijl dit in europa niet het geval is. Voor een goede onderscheidbaarheid wordt een minimale faterale afstand van 10 cm aanbevolen. Mogelijke andere voordelen van een derde remlicht zijn: - het derde remlicht is dichter bíj het normale fixatiepunt van de bestuurder geplaatst. - men kan door de achterruit van de voorligger het remlicht van degene die daarvoor rijdt zien. - de driehoeksconfiguratie maakt het makkelijker om de afstand in te schatten. - de driehoeksconfiguratie vergroot attentiewaarde (rode driehoek = gevaar!). - men verwisselt het derde remlicht niet gauw met de presentielichten. Effectiviteit van remlichten wordt gemeten in reactietijden en met het feit of er sowieso gereageerd wordt. Uit onderzoek blijkt dat een brede balk over de hele breedte van het voertuig, ter hoogte van de presentielichten, op deze twee aspecten even effectief is als het eerdergenoemde derde remlicht. Wanneer men inderdaad remlichten als waarschuwingsteken wil gebruiken, dan zal de gekozen oplossing zoveel mogelijk moeten lijken op de bestaande situaties in het verkeer. Nader onderzoek in de praktijk moeten uitwijzen welke optie het beste functioneert: -permanente presentielichten, remlichten alleen aan wanneer de bestuurder te dicht bij is. -permanente remlichten -geen permanente presentielichten, remlichten alleen aan wanneer de bestuurder te dicht bij 18 is. I I l t I l r t I I I t l I I I r J J I I I r I l !t I I I l t I I t I I t .t t l I I t r Lichtsterkte en overige eigenschappen van de remlichten moeten uiteraard gelijk zijn aan de gangbare uitvoering op de huidige wagens. 5.Í0 Plaats signalering in de omgeving Aangezien de aktiewagen de aandacht van de (niet)alerte automobilist moet trekken, zijn de opvallendheid en het " pop-out" effect van de uitvoering van essentieel belang. Deze aspecten zijn onder andere afhankelijk van de omgeving waarin de aktiewagen is geplaatst. Kenmerken van deze omgeving zijn: een snelweg met veel bewegende gekleurde elementen en wisselende panorama's met veel details in verschillende kleuren. Wanneer de aktiewagen ook op deze manier uitgevoerd wordt, dus met veef kleine kleurvfakken, zal in pfaats van een "pop-out" effect een camouflage effect optreden. Onderzocht moet worden in hoeverre men deze achtergrond juist kan gebruiken om het "popout" effect zo groot mogelijk te laten zijn. Dit kan dan richting geven aan het zoeken naar nieuwe oplossingen voor de uitvoering van de aktiewagens. Te denken valt aan specifieke patronen, kleuren, bewegingen, afmetingen, etc. T I I t t I I l t t 5.11 Auditieve signafering Tot slot nog een opmerking over gefuid als middel om de aandacht van de automobilist te trekken, Dit principe is bekend van sirene's van politie, brandweer e.d. De vraag is of zoiets al dan niet in combinatie met het in S 5.9 aangeduide detectie-systeem aan te bevelen is. Anders dan bij de komst van de politieauto lijkt het hier enerzijds niet gewenst alle bestuurders te 'afarmeren'. Anderzijds; een automobifist die schrikt voor de aktiewagen en plots uitwijkt brengt ook de rest van het verkeer in gevaar. Vanuit dat oogpunt ís het juist wel wenselijk een ieders aandacht op de aktiewagen plus wat daar in de buurt gebeurt te vestigen. Hoewel hier op grond van dit onderzoek geen uitspraak over te doen is, bevelen wij aan dit waarschuwingsmiddel in overweging te nemen. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of en hoe dit kan worden toegepast. t I I I , I I r r I I t9 I I 6. Evaluatie van de aktiewagen 6.1 Inleiding Er zijn twee belangengroepen van de aktiewagen aan te wijzen: de automobilisten en de werkers aan de weg. Beide groepen stellen hun specifieke gebruikerseisen. De eisen zijn alleen in de vorm van een "checklist" uitgewerkt. Aan de hand van deze " checklist" zullen in dit hoofdstuk bij wijze van samenvatting de belangrijkste problemen met de huidige aktiewagens aan de orde komen. Zwakke maar ook sterke punten zullen behandeld worden aan de hand van de relevante aspecten van het gedragsmodef: waarnemen, herkennen en interpreteren. r I I I r t t I I 6.2 Eisen van de automobilist 6.2.1 Waarnemen van de aktiewagen ten minste op een afstand van 450 door de automobilist waar te Eis: De aktiewagen moet nemen zijn. . Aandacht trekken, signalering - De signalering is niet dringend genoeg, te lage knipperfrequentie, te trage afwisseling. - Knipper- en zwaailichten zijn op zich goede aandachttrekkers. r Afstand - De afstand tussen aktíewagen en voorsígnalering lijkt in sommige gevallen te kort voor de bestuurder om goed te kunnen reageren. . Opstelling - De opstelling ten opzichte van de weg belemmert soms een goede waarneming, zoals plaatsing voor een bocht, na een tunnel of voor of na een afrit. De wagen is dan niet conform de norm geplaatst. - Medeweggebruikers kunnen het zicht op de aktiewagen befemmeren. r Contrast met omgeving - De complexiteit en de veelheid van de vormen van de aktiewagen kunnen maken dat deze wegvalt tegen de achtergrond, . Verlíchting - De knipperende pijl heeft niet altijd de goede luminantie ten opzichte van de achtergrond. - Tijdelijke verlichting blijft 's nachts en bij lage verlichtingsniveau's noodzakelijk. . Kleur, vorm en volume - De toegepaste kleuren hebben te weinig een signaalfunctie. - De knipperende pijl is beter herkenbaar wanneer hij is opgebouwd uit meerdere punten (dus matrix in plaats van lampen). t t I I I : t t l .l I I l t .l t I t I t' t 20 f I t ,l I I I l t I I I t r I t I il l r t r, I t I 6.2.2 Interpreteren van de boodschap Eis: de boodschap "deze rijstrook is afgezet, ga naar links (rechts) of stop" moet eenduidig binnen enkele seconden interpreteerbaar zijn. e Inhoud van de boodschap - De huidige boodschap is niet compleet, de factor "stop!", wanneer uitwijken onmogelijk bliikt, is niet opgenomen. - Het is niet duidelijk hoeveel afstand men nog heeft tot de aktíewagen (ook de voorsignalering draagt hier niet aan bij) . Uniformiteit, eenduidigheid en eenvoud - De boodschap 'ga naar links (rechts)" wordt twee keer vermeld op de aktiewagen: knipperende pijl en blauw bord, Dit kan verwarrend of vertragend werken. - Aangezien de boodschap zelf knippert met een frequentie van 1.0/1.0 sec, is met name bij lage verlichtingsniveau's 50o/o van de tijd geen duidelijke boodschap aanwezig. I Symbolen - Een schuine pijl sluit als symbool aan bij de bestaande verkeerssignalering. - Er zijn op de aktiewagen geen duidelijke symbolen en kleuren aangebracht die "gevaar" aangeven (bijvoorbeeld rode driehoek). . Voorlichting - De automobilist moet door middel van bijvoorbeeld Postbus 51 spotjes voorgelicht worden over het systeem van aktiewagen en voorwaarschuwing. . Aansluiting op verwachtingspatroon - De huidíge aktiewagens sluiten niet aan op het gedrag van de deelnemers aan het verkeer, te laat invoegen leidt tot een botsíng met de aktiewagen, er wordt niet aangemoedigd te stoppen. r Aansluiting op ingesleten rijgedrag - De huidige aktiewagen speelt niet in op het ingesleten gedrag van de bestuurder, maar vraagt van deze teveel "denkwerk" om tot de juiste handeling over te gaan. 6.2.3 Veiligheid t Wens: wanneer een botsing onvermijdelijk is, moet de schade aan vervoermiddel en aktiewagen zoveel mogelijk beperkt blijven. T r I r t iT t t I t I Constructie - De huidige aktiewagen is vaak total loss na een aanrijding, ook de aanrijder lijdt zware schade. . Waarborgen behoud van boodschap bij calamiteiten - Wanneer de aktiewagen eenmaal is aangereden, wordt het overige verkeer door de schade onvoldoende gewaarschuwd voor de gevaarlijke verkeerssituatie. 6.3 Eisen van de werkers aan de weg -Verplaatsen van de aktiewagen Eis: De aktiewagen moet door de werkers aan de weg zonder gevaar te verplaatsen zijn. 21 il 3 t -Plaatsen en installeren van de aktiewagen. Eis: Eventuele instellingen (pijlrichting, luminantie van de knipperlichten, etc) moeten door de werkers aan de weg zonder gevaar uit voeren zijn. -Waarschuwingssignalen door de aktiewagen. Eis: Wanneer een voertuig de aktiewagen te dicht nadert, moeten de werkers op tijd gewaarschuwd worden voor het gevaar. - Fysieke bescherming van de werkers aan de weg. Eis: De wegversperríng moet de werkers beschermen tegen achterop komend verkeer. -Weghalen van de aktiewagen. Eis: De aktiewagen moet door de werkers aan de weg zonder gevaar weg 6.4 te halen zijn. ldeevinding De informatie uit de voorafgaande paragrafen is tijdens een bijeenkomst op 28 juli geëvalueerd met een aantal deskundigen. Aansluitend zijn ideeën gegenereerd voor verbetering van de aktiewagens. De ideeën zijn opgenomen in bíjlage 2. ln het vofgende hooÍdstuk worden de ideeën geëvalueerd en conclusies uit het onderzoek getrokken. 3 .l t t I I I I I il I I f t t l 'l t I r ) I T J t t l 3 t 22 I I 'l I I I t 7. I I 7.1 r l I t f r T Ii Evaluatie ideeën, Conclusies en Aanbevelingen Inleiding Uit de literatuurstudie en de resultaten van de brainstormsessie is gebleken dat de veiligheid rondom werk in uitvoering, zowel voor de automobilist als voor de werkers op het werkvak, op verschillende niveau's verbeterd kan worden. Enerzijds kunnen een aantal aspecten van de aktiewagen zelf verbeterd worden, de aanbevelingen hiervoor variëren van eenvoudige maatregelen die op korte termijn uitgevoerd kunnen worden, tot maatregelen die in eerste instantie nog aanvullend onderzoek vragen Anderzijds kan men ook naar het gehele systeem van afzetting en voorwaarschuwing kijken. Hiermee behaalt men waarschijnlijk meer effect dan met het aanpassen van alleen de aktiewagen. Ook voor het gehele systeem zijn eenvoudige en compfexere oplossingen aangedragen. Daarnaast is het in beide gevallen raadzaam de (eventuele nieuwe) uitvoering van zowel aktiewagen en voorwaarschuwing te allen tijde consequent door te voeren en de automobilist goed voor te Iichten over zowel het systeem zelf als over de gevaren die hij en de werkers aan de weg lopen. r I r I r I r Behalve het onderscheid tussen maatregelen die betrekking hebben op de aktíewagen en maatregelen die betrekking hebben op het sysfeem is er nog een tweede onderscheid, namelijk maatregelen die een verbetering van de zichtbaarheid, of interpretatie van het één en ander bevorderen en maatregelen die beogen de aktiewagen of het syteem 'intelligenter' te maken. Maatregelen van deze eerste categorie worden met enige regelmaat bedacht en doorgevoerd. De aktiewagen van nu ziet er anders uit dan die van tien jaar geleden. Het tweede, het toevoegen van 'intelligentie' aan de aktiewagen, was als idee vrij nieuw en vormde mede de aanleiding voor dit onderzoek. Concreet was het idee om te dicht genaderde auto's te detecteren en via een gericht 'stop' signaal in de vorm van extra felle rode (rèm)lichten en eventueel een geluidsignaal tot hard remmen te bewegen. Het geluidsignaal is daarbij tevens een waarschuwing voor degenen die zich nabij de aktiewagen bevinden. Deze gedachte past in een trend van het 'toevoegen van intelligentie' in de vorm van meet- en regeltechnieken aan apparaten en systemen. t t t t I Met het goedkoper en vooral betrouwbaarder worden van micro-elektronica, vooral van sensors en signaalverwerking (dsp chips), worden deze technieken ook steeds vaker in het verkeer toegepast. Deze trend is te zien bij de voertuigen zelf: nu al in zaken als abs, airbag en elektronische ontsteking straks ook in radar en cruise control (zie bijlage 5). Ook bij de regeling van het verkeer zelf: de weg wijzen naar vrije parkeerplaatsen, automatische regeling van de snelheidsborden en stoplichten en dergelijke heeft de meet- en regeltechniek allang zijn intrede gedaan. Het is dan ook logisch deze techniek ook toe te passen in situaties waar er kansen op vergissingen of fouten bestaan: De bestuurder krijgt een opdracht "verminder snelheid" of "verander van rijstrook". Vervolgens kan gemeten worden: wordt de opdracht uitgevoerd? Zo nee: geef opdracht opnieuw, of geef additionele / aanvullende informatie, een noodsignaal of een straf (bekeuring). In de bijlage 5 worden een aantal voorbeelden hiervan beschreven. I I I T t J I 23 In deze trend past ook het meten en regelen op en om de afzetting bij werk aan de weg. De afzetting is een afwijking van het normale. Heeft de bestuurder de aanwijzingen begrepen? Zoniet kan er dan op een of andere manier worden 'ingegrepen'? Het mefen ('zit ie goed of niet') is een puur technische en financiële aangelegenheid. De vraag is louter: Hoe kan zo goedkoop mogelíjk, nauwkeurig gemeten worden. ln de gesprekken met technici over dit onderwerp is duidelijk geworden dat het detecteren in ieder geval technisch geen probleem is. De vorm en inhoud van het signaal (het regelen) zijn echter zaken die een duidelijk omschreven reactie op moeten roepen, daar kan maar niet 'zomaar' iets op verzonnen worden. De signalen dienen overeen te stemmen met bestaande verwachtings- en reactiepatronen om een zo hoog mogelijk 'rendement' te halen. In de eerste (onderzoeksXase van dit project is dit als duidelijke conclusie naar voren gekomen. tn ieder geval moeten de signalen eenduidig en begrijpelijk zijn en de juiste reactie oproepen. ln dít project is vooral daarnaar gezocht: welke signalen of prikkefs kunnen we -na detectieafgeven die de automobilist begrijpt, en die daardoor de gewenste reactie (en welke reactie is dat dan) oproepen. Recapitulerend lag de nadruk in dit project op het vinden van verbeteringsmogelijkheden van de aktiewagen door zowel het verbeteren van de visuele uitvoering ervan als door het toevoegen van een ferug koppel í ngsmech an isme (detectie - signalering). I l I I t f I l l l :Ii C r I I 7.2 ] Evaluatie van de ideeën De waarde van de ideeën is afhankelijk van: - de mate waarin zij de kans op een ongeval verminderen, - technische realiseerbaarheid, - geschatte kosten en praktische bruikbaarheid Zoals hierboven al is gesteld is technische realíseerbaarheid geen probleem. Binnen het bestek van dit project kon echter geen duidelijkheid over de kosfen van alle mogelijke toe te passen technische systemen verkregen worden. Daarvoor is de materie te veelzijdig of zijn er teveel toepasbare technieken die op hun merites en kosten beoordeeld zouden moeten worden. Echter, gezien de al gerealiseerde meet-en regel toepassingen in vergelijkbare 'sferen', in het verkeer en elders, is het zeer wel te venryachten dat er niet alleen technisch haalbare oplossingen zijn, maar ook oplossingen die kosten effectief zijn, dus die ook in economische zin haalbaar zijn. Daarnaast is gekeken naar de praktische toepasbaarheid. Verbeteringen mogen niet al te veel tijd en inspanning vergen of omslachtig zijn in gebruik. Dit is bijvoorbeeld juist een van de bezwaren tegen de andreasstroken die weliswaar een positief effect hebben maar omslachtig en gevaarlijk zijn bij het neerleggen en (vooral) bij het weer weghalen. Aangezien de kosten een belangrijk criterium zijn, in verhouding tot de te verwachten vermindering van de kans op ongelukken, zal dit bij een eventueel vervolgproject onderbouwd dienen te worden. In paragraaf 8.6 komt dit nog aan de orde. Het eerst genoemde criterium, de te verwachten effectiviteit, is daarom mísschien wel het belangrijkste. Duidelijk zal zijn dat over de effectiviteit van iets dat nog nooit is toegepast op voorhand niets met zekerheid gezegd kan worden. Tijdens de evaluatie zijn de ideeën daarom op basis van een subjectief oordeel van de onderzoekers, gebaseerd op de in het kader van 24 I I r t T I I t I T ,t t I t J r t I f r I I I T t deel I opgedane kennis en het oordeel van de deelnemers aan de brainstormsessie, verdeeld in meer of mínder kansrijk. De beste ideeën zijn vervolgens weer verdeeld naar verbeteringen van de visuele uiWoering, die over het algemeen gemakkefijk te realiseren zijn, en verbeteringen in de vorm van een terugkoppelingsmechanisme waar nog aanvullend technisch onderzoek voor nodig zal zijn. Deze twee soorten verbeteringen zijn hieronder in paragr aaf 7 .3 en 7 .4 uitgewerkt en toegelicht. Enkele waardevol geachte ideeën op het niveau van het gehele systeem zijn gesefecteerd en toegef icht in paragraaf 7.5. I ,n ,l f I I I I J I I I t l I r I I ,I I T I t I ir I 7.3 Verbetering van de visuele uitvoering van de aktiewagen De opvailendheid van de aktiewagen is te verbeteren door de volgende maatregelen: . Kleur en vorm van het kader veranderen (effen geel kader) Geel wordt geassocieerd met "opletten", met werk aan de weg, met gevaar en met het tijdelijke karakter van de signalering. Ook bleek bij respondenten de kleur geel spontaan het meest genoemde kenmerk van de aktiewagen. Dit kan worden uitgebuit door het kader van de aktiewagen signaal en klasse ll reflecterend geel te maken. De vorm van het frame zou een andere vorm dan rechthoekig kunnen zijn, vooral om verwarring met overige elementen (zoals vrachtauto's) op de weg te vermijden. Een effen kader is rustiger en bevordert het herkennen van de boodschap. . Knipperfrequentie aanpassen De frequentie 1 sec aan / 1 sec uit is om twee redenen niet goed. In de eerste plaats is het geen alarmerende maar eerder een geruststellende frequentie. Ten tweede is de boodschap in 5Ao/o van de tijd niet verlicht. Het is beter een iets snellere knipperfrequentie van bijvoorbeeld 2 knipperingen per seconde toe te passen, waarbij mogelijkenruijs de pijl langer aan, dan uit is en/oÍ waarbij het licht bovendien niet helemaal uit gaat maar gedimd wordt. o Plaatsing van een licht of matrixbord op een mast hoog boven de aktiewagen, zodat deze al van een grotere afstand af te zien is. Het zicht op de aktiewagen wordt nogal eens belemmerd door verkeer dat voor de automobilist rijdt. Wanneer de voorligger uiteindelijk invoegt wordt de automobilist erachter verrast door de aanwezigheid van de aktiewagen. Een hoog geplaatst signaal moet voorkomen dat het zicht op de aktiewagen wordt belemmerd. De juiste hoogte is waarschrlnlijk gelijk aan de hoogte van de huidige portalen, dit zal in de praktijk getest moeten worden. Dit zijn eenvoudige maatregelen waarbij de huidige aktiewagens slechts aangepast hoeven te worden. Suggesties voor verbeteringen zijn gevisualiseerd in een ontwerpschets in hoofdstuk 8. 7.4 Toevoeging van detedie en waarschuwing aan de aktiewagen In paragraaÍ 7 .1 is al besproken dat een systeem van defecil'een -waarschuwing de tweede verbeteringsmogelijkheid is. De vraag is alleen welke vorm van detectie het voordeligste is en welke vormen van 'stimuli' het beste aan de automobilist kunnen worden 'toegediend': Tactiele (zoals de andreasstrook), auditieve of visuele. 25 t 3 Afle criteria in aanmerking nemende lijkt een combinatie van de visuele waarschuwing (rode lichten en/of STOP) met een auditief signaal (bijvoorbeeld zoals dat ook wordt toegepast bij achteruit rijdende vrachtwagens) voor verdere uitwerking in aanmerking te komen. De -als gevolg van de detectie- oplichtende rode lichten in een 'remlichtconfiguratie' roepen een rem-reflex oo. Door het geluid wordt niet alleen de automobilist maar worden ook de kantonniers gewaarschuwd, en wellicht ook andere weggebuikers van wie enige extra aandacht in verband met de manoevres van de auto 'die bijna botst' gewenst is. Het optimale volume van het geluid dient nader te worden onderzocht. I I t I I I D Toevoeging van een dergelijk systeem aan de aktiewagen laat het gebruik van andere middelen -zoals andreasstrroken- onverlet. Voordeel van dit systeem is echter dat het vast op de aktiewagen is bevestigd en niet apart hoeft te worden geïnstalleerd. T T 7.5 I a Verbeteringismogelijkheden van het hele systeem Op korte termijn kan het gehele systeem van wegafzetting en voorsignalering verbeterd worden door de volgende maatregelen: . zorgen dat het zicht op de voorsignalering niet belemmerd wordt door het overige verkeer, door de voorsignalering zodanig te plaatsen dat alle automobilisten zicht hebben op de borden. Dus zowel links als rechts plaatsen, nooit na een bocht of tunnel, etc. en zorgen voor naleving van de betreffende richtlijnen o zorgen dat de boodschap beter gestruktureerd wordt en afgestemd wordt op de verwachtingen van de weggebruiker. Hiervoor is het nodig de boodschap helder te formuleren, en de verschillende elementen zo goed mogelijk deze boodschap over te laten brengen. De boodschap moet volledig zijn en mag geen overbodige elementen bevatten. r lnformeer de automobilist beter, door middel van een voorlichtingscampagne, over de maatregelen bij werk aan de weg, en met name over het nut hiervan, namelijk de veiligheid van de werknemers. Ongewvijfeld zullen veel automobilisten de afzetting uitsluitend als een belemmering voor zichzelf eruaren. De verwachting is dat een beter bewust zijn van het nut van de afzetting ook een beter gedrag tot gevolgzal hebben. . Voorlichting -en/of regels- over het juiste ritsgedrag bij de afzetting komen de veiligheid ten goede. Ten minste een deel van de ongevallen met en/of bij aktiewagens schijnt -zo bleek uit diverse gevoerde gesprekken- gevolg te zijn van onjuist invoeg-gedrag ('snel nog enkele auto's willen inhalen') en daaruit voortvfoeiende conflícten van automobifisten onderling. De ANWB adviseert naast elkaar te blijven rijden tot het aktiepunt en daar, 'om en om', in te voegen. Naar verluidt zijn er in Duitsland wel officiële regels met betrekking tot de wijze van invoegen bij een aktiwagen. Dergelijke regels zouden ook hier een bijdrage kunnen leveren aan de veiligheid. n t I 3 r D I I r I I J I ) r T I J 26 Í I I t I I l, I 2 I T I t T f ; t I I I t I I I I I J t T I I r Maatregefen op systeemniveau zouden tot doel moeten hebben langzaam en veilig rijgedrag te bevorderen. - snel rijden oncomfortabel te maken (ribbels) - de te hoge snelheid "visualiseren" (borden, fuikgevoel) - de gewenste snelheid aangeven door knipperlichten op bakens, meerijdende objecten, etc. Het uitwerken van bovengenoemde suggesties tot concrete voorstellen valt buiten de context van dit projekt, en wordt daarom in dit verslag niet verder behandeld. Wellicht zijn deze suggesties bruikbaar bij de herziening van de betreffende maatregelen. 7.6 Conclusies en Aanbevelingen De visuele en overige elementen van een aktiewagen moeten bevorderen dat het waarnemen, herkennen en ínterpreteren door de weggebruikers zo vroeg mogelijk en binnen een zo kort mogelijke tijd, liefst in één oogopslag, plaatsvinden. Weliswaar heeft 99o/o van de passerende automobilisten geen problemen met het waarnemen, herkennen, interpreteren en handelen; voor de 1o/o die om wefke reden dan ook de aktiewagen te laat waarneemt is het wenselijk dat de kans op ongelukken wordt verkleind door het opfrma{íseren van de al genoemde trits "waarnemen, herkennen, interpreteren". Voor wat betreft de aktiewagen zelf zijn er uit het onderzoek twee verbeteringsrichtingen naar voren gekomen om dit doel te bereiken: de wsuele uituoering van de aktiewagen en een defecfre en waarschuwingssyteern voor voertuigen die te dicht naderen. Deze mogelijkheden zijn besproken in paragraaf 7 .3 en 7 .4. Voor wat betreft de overige adviezen die uit het onderzoek resulteerden, líjkt invoeríng van de in paragraat 7.5 genoemde invoeg-regel nadere bestudering waard. Veel argumenten pro en contra de diverse opties zijn de revue gepasseerd. In feite is het oorspronklijke idee dat de aanleiding vormde voor dit onderzoek - de 'detectie en waarschuwing'- betrekkelijk ongewijzigd gebleven en zijn de voorstellen voor verbetering van de visuele uitvoering daar als extra bijgekomen. Uit het onderzoek is verder naar voren gekomen dat een dergelijk terugkoppelingsmechanisme een wezenlijke verbetering kan vormen, maar dat alleen een praktijktest de waarde ervan kan uitwijzen. Van de ideeën die voor realisatie in aanmerking komen dient de beste technische uitvoering te worden vastgesteld. Bruikbare technieken, middelen en materialen dienen te worden geÏnventariseerd, de ideeën dienen te worden uitgewerkt tot een ontwerp waarbij de vragen die bij de ideeschets -hoofdstuk 8- worden genoemd, dienen te worden beantwoord. Een juiste sefectie van vooral de elektronica (detectie, meet en regel elektronica en aansturing van de waarschuwingslichten en geluidsignalen) is van belang. Te dure of slecht werkende systemen beïnvloeden het eindoordeel over verdere implementatie in ongunstige zin, Daarna kan van dit ontwerp een proefmodel worden gebouwd. Een goed opgezette praktijktest daarmee kan uitwijzen of met deze verbeteringen inderdaad een vermindering van de kans op ongevallen wordt bereikt. Aanbeveling is dan ook het ontwerp uit te werken, een proefmodel te bouwen, de testopzet uit te werken, en de test uit te voeren om aan de hand van de testresultaten over het vervolg te besfissen. t I G 27 8. I J I ldeeschets aktiewagen I ,t In de bijgaande schets, en de schets op de voorpagina, zijn enkele van de ideeën voor verbetering van de aktiewagen gecombineerd. I I Het betreft hier nadrukkelijk geen ontwerp, maar idee-schetsen. Daarom worden hieronder bij de beschrijving van de geschetste ideeën ook enkele van de belangrijkste elementen genoemd die nog moeten worden onderzocht of vastgesteld om tot een ontwerp te komen, il De getoonde ideeën zijn: C Het detectiesysteem (laser, radar, infra rood, ultra-soon of anderszins) -Type technologie. plaatsing op de aktiewagen richtings- en afstandgevoeligheid, I I bedrijfszekerheid, nader te onderzoeken. De rode lichten die door het detectiesysteem worden geactiveerd. -Vorm, configuratie en technische uitvoering nader te onderzoeken. Geluidsignaal dat door de detectie wordt aangestuurd. -Type geluidbron, volume en toonhoogte van het geluid nader te onderzoeken. Het fluorescerende / reflecterende gele kader -Exacte kleur(en), vorm en afmetingen van het kader, al of niet aanbrengen van een (strepen)patroon nader te onderzoeken. De kipperende pijl geïntegreerd met bord RW .,.. -Afmetingen van het bord en de knipperende pijl, aantal en afmetingen van de lichtpunten en knipperf requentie nader te onderzoeken. Het matrixbord met rode kruis op de uitschuifbare mast -Boodschap op het matrixbord (kruis enlof pijl) afmetingen en hoogte nader te bepalen evanals techn ische uitvoering. Bij realisatie van enkele of meer van deze ideeën dient tevens aan technische aspecten als de elektrische voeding aandacht te worden besteed. t t il I I I I I I I I I r J I il I I I 28 t l, I I I Bijlage i I I I t I I I t t I I I t I I r I I I I t I I I I Opzet brainstormsessie Om met deskundigen uit verschillende vakgebieden ideeën voor oplossingen te genereren een brainstormsessie georganiseerd. Í. Programma Het programma van de brainstormsessie was als volgt: 14.00 14.05 14.20 14.50 15.00 lntroductiedeelnemers Inleiding, toelichting op doel van de bijeenkomst Bespreken deel 1 van het rapport Afronden en samenvatten conclusies over deel 1 Vrij brainstormen in 2groepen 1 5.20 pauze 1 5.30 Brainstormen aan de hand van 10 concrete vragen, in 2 groepen ideeën 16.30 Rapportage en evaluatie 17.00 Einde. 2. Deelnemerc De volgende personen hebben deelgenomen aan de brainstormsessie: Steyvers Frank Verkeerskundig Studie Centrum, Groningen Marianne Hasenzieker Rijk Johan de Bruin Jan Boone Michel Kusters Peter de Marieke Sonnevefd Wim Stenfert Kroese ;::lJïïy,,ï:::'':ilff':'l:f.'zoek Produkt Partners, DelÍt Centrum voor Micro Eletronica, Veenendaal AW, Rijkswaterstaat AyV, Rijkswaterstaat Nomos, Rotterdam Offis, Rotterdam Daarnaast is rapport deel 1 ter beoordeling naar Simone Akerboom van de Rijksuniversiteit Leiden, Faculteit der Sociale wetenschappen gestuurd. 3. Resultaten Het commentaar van de deelnemers over deel 1 van het rapport is direct in het eindrapport venruerkt. De ideeën voor verbetering van de aktiewagen en aanvullend commentaar zijn opgenomen in bijlage 2. I I t t I I is 31 I t Bijlage 2 ldeeën voor verbeteringen 2.1 Inleiding fn deze bijlage worden de ideeën voor mogelijke oplossingsrichtingen geinventariseerd. De ideeën zijn ontstaan tijdens een brainstormsessie gehouden op do 28 juli in Amersfoort (zie bijlage 1), en zijn aangevuld met eigen ideeën en ideeën die tijdens het projekt uit gesprekken met deskundigen en betrokkenen zijn voortgekomen. In deze bijlage is gestreefd naar een volledig verslag van alle ideeën, de ideeën zijn rijp en groen doorelkaar opgenomen. Het kan dus voorkomen dat ideeën onderling strijdig zijn of strijdig zijn met het huidige beleid. De ideeën worden niet allemaal apart besproken; een selectie van de meest bruikbare ideeën is gepresenteerd in hoofdstuk 7. Zowel tijdens de brainstormsessie als tijdens de andere gesprekken ontstonden er ideeën voor verbetering van de aktiewagen en ideeën voor verbetering van het gehele afzettingsysteem. De ideeën zijn daarom als volgt ingedeefd: - ideeën met betrekking tot de aktiewagen zelf - ideeën die te maken hebben met het hele waarschuwingssysteem. Binnen deze twee clusters zijn de ideeën gerubriceerd naar de verschillende aspecten van het informatieverwerkingsmodel zoals behandeld in hoofdstuk 4. - waarnemen - herkennen en interpreteren - handelen Met betrekking tot de aktiewagen zelf is een extra rubriek .Noodsignalering" opgenomen, waar ingegaan wordt op de ideeën om diegenen die tot het laatst niet reageren op de situatie alsnog wakker te schudden en de juiste handefing te laten uitvoeren, Aangezien een aantal ideeën voor verschillende effecten geschikt is, zal dit onder verschillende rubrieken genoemd worden. lndien relevant zijn per idee ook de kritische kanttekeningen van de deelnemers aan de brainstorm opgenomen. I I I I t I I I I t I I I I t I I I t I 2.2. ldeeën met betrekking tot de aktiewagen. Waarnemen: . Maak gebruik van het "apparent motion" principe - 2 of 3 pijlen die vlak na elkaar knipperen: - diagonaal geplaatst - horizontaal geplaatst, dit versterkt de richting die de pijl aangeeft - Vertikaal geplaatst: dit versterkt de locatie van de aktiewagen . De knipperfrequentie moet aangepast worden, mogelijkheden onderzoeken. - De pijl moet niet aan/uit maar feller/mider fel knipperen, zodat hij wel altijd zichtbaar blijft. - De frequentie moet hoger liggen dan 1 sec aan / 1 sec uit. 32 t t r I I I I I I I I t I I I rI I t I I I I t I . De aktiewagen moet wat lichtsteÍkte betreft voldoende contÍasteren met de omgeving (mag niet verblinden, mag niet wegvallen tegen achtergrond). - Automatische tÍaploze lichtsterkteregeling (met behulp van lichtsensors). Commentaar: Een traploze regeling levert een aantal problemen op: de lichtsterkte is niet overal op een trajekt gelijk, en het is duur. - Kleur van de pill zo opvallend mogelijk (geel, blauw. wit?) . Zorg dat het zicht op de aktiewagen niet belemmerd wordt door het overige verkeer: - Plaats een uitschuifbare mast op de aktiewagen met lampen hoog erboven (zo hoog als matrixborden) zodat hij eerder wordt gezien. -ldem maar dan mêt een matrixbórd mêt êen rood kruis of een matrixbord dat aÍwisselend een witte pijl en een rood kruis laat zien; of een witte pijl en alleen een rood kruis na detectie van een voeduig op korte afstand. . Plaats flitslichten op de aktiewagen. Commentaar: Ílitslichten zijn een probleem, omdat de fabrikanten niet altijd de juiste lichtsteÍkte op kunnen geven, en men dus geen duidelijke controle hierover heeft. - Bundel het licht zodanig dat dit van veraf als fel wordt ervaren maar van dichtbii niet. t I I t I I I I I . Plaats een zender op aktiewagen, die een radiosignaal uitzendt. . De aktiewagen moet helderder de boodschap overbrengen I I rr I . I t I - I t I I I Herkennen en antelpÍeteÍen: o De aktiewagen moet minder details bevatten - Effen stukken, zo groot mogelijk toepassen - Integreer het blauwe bord (RV 16) met de knipperende pijl - Het oog is het gevoeligst voor geel, dit is ook een goede waarsóuwingskleur: meer toepassenl - De boodschap 'stopl' moet aan de aktiewagen toegevoegd worden, wanneer de automobilist te dichtbij is. - De boodschap 'doodlopende weg" moet aan de aktiewagen worden toegevoegd. - Het tijdelijke karakter benadrukken: zwart op geel toepassen. . De vorm van het kader van de aktiewagen moet duidelijk afwijken van vormen van overtge verkeersdeelnemers (vrachtwagens). - Plaats op het kader een grote driehoek (eventueel met inklapbare punten, ter beveiliging bij aanrijding). - Maak het kader geel in plaats van rood^^/it gestreept. - De reíerentie met de weg moet duidelijk zijn, dit benadrukt ook het stilstaan. oodsignaal en noodmaatregelen: Zorg bi toepassing van de noodmaatregel dat de aandaót van de automobilist meteen naar voren is gericht, dáár bevindt zich de inÍormatie over wat te doen. o De boodschap 'stop! ' duidelijk over laten komen. - Plaats rode lampen in driehoekconfiguratie, analoog aan Íemlichten, in het Írame van de aktiewagen. 33 . Wakker schudden loskoppelen van informatie-overdracht . Door het wakkerschudden te bewerkstelligen met geluid of gevoel (andreasstrips) en de informatie-overdracht visueel te doen. r lntroduceer een detectiesysteem om automobilisten die te dichtbij komen afzonderlijk te kunnen waarschuwen (sensor op aktiewagen of in de berm). - Laag geplaatst flitslicht - Zichtbare laserstraal horizontaal boven de weg - Gerichte geluidsbron - Sirene of bel in de berm plaatsen, een eind voor de aktiewagen - Waarschuwingssignaal van een vrachtauto die achteruit rijdt toepassen - Waterstraal vanuit de aktiewagen - uiets" afvuren op de automobilist - Zender op aktiewagen, die een radiosignaal uitzendt - Laat na detectie van een te dicht naderend voertuig de pijl op de aktiewagen afwisselen met een groot rood kruis. r Pas een getrapte signalering toe die steeds heviger wordt naarmate de automobilist deze bluft negeren. - andreasstrips 3 maaf toepassen, in steeds hogere versies - Geluidsbron steeds heviger laten worden r De aanrijdingen zijn niet te vermijden, zorg dat de schade zo min mogelijk is. -Airbag aan aktiewagen toevoegen -Kreukelzone Commentaar: op dit moment wordt een proef gedaan met een soort "container" op de weg, uitgerust met kreukelzone. r De noodsígnalering moet ook de wegwerkers waarschuwen. Geluid is hier geschikt voor. Handelen: r lets in de auto doen, radar, hítte, of zodanige magnetische puls dat de motor elektronica niet meer functioneert. 2.3 ldeeën met betrekking tot het hele systeem van aktiewagen, voonraarschuwingen, en afzetting van het werkvak. Algemeen . Zoek naar een systeem dat op korte/middellange termijn uiWoerbaar is, aangezien op de lange termijn het verkeersbeeld er sowieso heel anders uitziet. . De boodschap moet permanent aanwezig blijven. Voorkom dat de automobílist de waarschuwingstekens kan beschadigen: de afbakenings-middelen moeten anders zijn dan de boodschapdragers r Leg de nadruk op dit hele systeem, en niet alleen op de aktiewagen zelf Waarnemen: r Pas een getrapte signalering toe die steeds heviger wordt naarmate de automobilist deze I I I I I t I I I t I t I t I I I I I I I t I I r t I I I I I I t I t I I I t t I I I I I btijft negeren. - .n.lraa<strips 3 maal toepassen, in steeds hogere versies steeds heviser taten worden ;;i;iJ;'." . Maak hêt voor de automobilist onaantrekkelijk om in de verboden zone te blijven rijden (discomfort vergroten): - Trillinoen. - Geluiásbronnen, Kastje met sensor in de berm, luidspreker op de aktiewagen. - Angst voor beschadiging auto's. - 'Hengels" van bijvoorbeeld glasfiber aan de vangrail, zoals takken aan een boom. - Rumbelstrips, strepen op de weg die steeds dichter op elkaar volgen. - Soort zandbak olaatsen. - Extra slingers in het verloop van de weg aanbrengen. . - Bord plaatsen met boodschap: "U riidt nu.. krn/uur' - Na de aktiewagen hoge palen dicht op elkaar plaatien voor 'Íuíkgevoel" - Na de aktiewagen de bakens voorzien van lichten die alternerend flitsen, zodat êen snelheid van 70 km/uur wordt gesuggereerd (eventueel hogere bakens toepassen). - NeuroJinguistic programmeren principes gebruiken. - Maak de weg visueel smaller m.b.v. zachte klaphekjes die meegeven als ie er per ongeluk tegenaan rijdt. - Plaats langs de rijstrook een visuele lopende band: (analoog aan sleeplift voor skiers) die een langzaam c.q. juist tempo aangeven - Eorden en waarschuwingen steeds dichter bij elkaar plaatsen om de suggestie van snelheid in de buurt van de aktiewagen te wekken. Met name de borden met de strepen die bij overwegen of einde vluchtstrook worden gebruik lenen zich daarvoor. I I I I I I I I I t I De omgeving voor en na de aktiewagên moet rustig rijden bevorderen: . ZoÍg dat de inÍormatiestroom continu is en niet van tijd tot tiid beschikbaar voor de automobilist. r Plaats duidelijke waarschuwingen met meerdere identieke herkansingen. o Plaats ook op de voorwaarschuwingsborden knippertichten r Plaats de signalering boven de rijstroken, en laat de voorwaarschuwingsborden t langs de zijkant van de rijbaan vervatlen. I I I I I I t f I I Herkennen en interpreteren: o Sancties toepassen in combinatie met 100% pakkans - Detectie en identificatie van voertuigen in de verboden zone - Continue (video) registratie van gebeurtenissen in de verboden zone - Permanente snelheidscontrole bij aktiepunt . Maak het duidelijk wat de afstand is tussen de automobilist en de aktiewagen. - Borden met strepen (//1, //, /) o Zorg dat de informatiestroom continu is en niet van tijd tot tijd beschikbaar voor de automobilist. 35 I r Geef bij de laatste afrit voor de werkzaamheden aan dat dit de laatste mogelijkheid is om van de weg af te gaan . Geef aan dat het om de veiligheid van de wegwerkers gaat, zodat de automobilist gemotiveerd is, en het obstakel niet alleen als hinderlijk ervaart. o Zarg dat de automobílist nooit het gevoel heeft dat hij voor niets opzij moet: het werkvak mag er nooit verlaten uitzien: - Plaats etalagepoppen I Geef de automobilist voorlichting over de juiste manier van ritsen, en stel hier richtlijnen voor op. De indruk bestaat o,a. uit gesprekken met wegbeheerders en kantonniers dat een deel van de ongevallen te wijten zijn aan conflicten rondom het invoegen. Begeleidt het ritsen eventueel met doseerlichten. o Zorg voor een consequente toepassing van de waarschuwingsmiddelen en een standaard volgorde. Handelen: r Maak het onmogelijk om te hard te rijden. -Blokrijden achter vrachtwagens die niet harder dan 70 km/uur rijden t t I t I I I I I t I I r I I I I t t I t I I I I I I I I I I 36 t I I I I I I I t r I I I I I I I Bijlage 3 Voorbeelden van elektronische systemen in het verkeer Hieronder een opsomming van enkele elektronische systemen die recent hun intrede in het verkeer hebben gedaan of waar momenteel mee wordt geëxperimenteerd. De opsomming is bedoeld als illustratie bij paragraaf 8.1 en niet als uitputtend overzicht. - RedAlert: op het gaspedaal aangesloten systeem dat de remlichten van de auto activeert als het gaspedaal plotseííng wordt losgelaten. Fabrikant: Baran Advanced Technofogies, Beèrsheba, lsrael. - ISOTEC: radar stelt ingestelde snelheid van cruise control bij als een ander voertuig te dicht wordt genaderd. Infrarood mistsensor past eveneens de snelheid van de auto (cruise control) aan bij mist. Een infrarood camera projecteert het wegbeeld op de ruit of een schermpje zodat ook bij mist goed zicht mogelijk is. Experimenten van Opel (Duitsland) met medewerking van DASA. - VMI: Van rijdende voertuigen kan het type (zelfs merk en type auto) worden vastgesteld evenals de snelheid aan de hand verstoring van het aard magnetisch veld. Nu-Metrics r - WIM-sensors: Voertuigen kunnen rijdend worden gewogen met in de weg ingebouwde piezo electrische sensors, Golden river, Engeland. t - Truck Rollover Advisory: geeft aan of een vrachtauto het risico loopt te kantelen in een naderende bocht. Hetzeffde bedrijf levert een systeem dat stoplichten op rood c.q. groen kan zetten als een naderend voertuig niet in staat lijkt te zijn om te stoppen (bij steile hellingen). Een en ander wordt geleverd door International Road Dynamics, usA. I I r I t I t t I - Het aantal dodelijke ongevallen in de omgeving van Londodn als gevolg van snelheidsovertredingen is in één jaar met een derde gedaald door het invoeren van videosnefheidscontrole. Snelheidsovertredingen namen af met 98o/o op sommige plaatsen. Kentekens worden meteen herkend (door het systeem van Travers Morgan) en de automobilist kan op een matrixbord zijn kenteken en zijn snelheid aflezen. Dergelijke systemen worden door diverse bedrijven geleverd. Systemen kunnen via telefoon lijnen informatie doorgeven aan computers van politie e.d. - Het herkennen van nummerplaten kan ook worden toegepast om gestolen voertuigen op te sporen en hun plaats door te geven aan de politie. t I t I I I t I 37 I t t Bijlage 4 I I I I De huidige aktiewagen t t I t I I I t I I I t I t t I I I rooo NB Voof da Ínaavocítng\raÍr b6É lt} 21000 s à 2000 S:K.2:l b-26 ÍltuÍttt 'nm tun Í€oÍt-{iut keÍtr woÍÉtvctrat l rÍlÍar ft' 17 rssoraíecst!Íld I El.ruw Ítttt rfl€c.Í!írd t I I I t I I I I r I t t t I I t r I t I I r t I I I I t I I I t I I I I I I I I I t Bijlage 5 Analyse Ongevallen met aktiewagen In het kader van dit onderzoek zijn rapportages van 32 ongevallen waarbij aktiewagens betrokken waren, bestudeerd. Met 12 van de betrokken chauffeurs konden telefoongesprekken worden gevoerd over het ongeval. Relatief ernstige ongevallen zijn op verzoek van de opdrachtgever niet in het onderzoek betrokken, om mensen die blijvend letsel hebben opgelopen niet opnieuw met het gebeurde te confronteren. In een eerder onderzoek van AVV (Nadort) is onderzocht of er een verband is tussen de ongevallen met aktiewagens en het type voertuig van de tegenpartij, het tijdstip en de (weers)omstandigheden van het ongeval. Hieruit komen weinig opmerkelijke verbanden naar voren. Er lijken iets meer vrachtauto's bij de ongevallen betrokken te zijn, en ongevallen gebeuren vaak 's nachts, maar er wordt 's nachts ook vaak aan de weg gewerkt. Verder neemt de ernst van de ongelukken toe, naarmate de omgeving minder licht is. 'Harde' oorzaken of aanleidingen blijken niet uit het onderzoek. In het onderhavige onderzoek is daarom meer gezocht naar oorzaken op het persoonlijke niveau; vandaar ook de telefoongesprekken. Hieronder worden puntsgewijs de voornaamste uitkomsten samengevat. De antwoorden zijn primair gebaseerd op de gevoerde telefoongesprekken, aangevuld met informatie uit de rapporten als die voldoende leek te zijn. De aard van dit onderzoek is kwalitatief, de aantallen en uitvoering van het onderzoek maken kwantitatieve uitspraken onmogelijk. í Betrokken typen voertuigen = 19 Personen auto's Vrachtauto's =8 =3 Onbekend = 2 Bestelbusjes 2 Rijervaring van de bestuurders en hun bekendheid met de situatie ter ptekke van het ongeval. -Het blijkt dat de bestuurders -voor zover bekend- overwegend ervaren chauffeurs zijn. Één bestuurder had twee jaar zijn rijbewijs, de rest 7 iaar of meer terwijl jaarkilometrages van 30.000 of meer eerder regel dan uitzondering waren. -AIle 12 bestuurders die wij hebben gesproken bleken goed tot zeer goed bekend met de situatie ter plekke. De afzetting stond er op de dag van het ongeval voor de betrokkenen voor het eerst. 3 Omstandigheden Uit de enquête blijkt geen verband tussen het ongeval en de volgende factoren: -Licht, donker, schemer, verlichting, -Aard van het wegdek, -Positie van de aktiewagen (in de linker-, midden-, rechterrijstrook of vluchtstrook). 39 t Dit wil in principe niet zeggen dat het verband er niet is, de kleine omvang van de steekproef en de onbekendheid van de aantallen in de populatie maken uitspraken hierover onmogelijk. Echter, ook ín kwalitatieve zin zijn door respondenten geen aanwijzingen gegeven díe wijzen op een verband met een van deze factoren. Wel is door twee respondenten die de aktiewagen te laat zagen opgemerkt dat de aktiewagen vlak na een rood kruis van de matrixborden, respectievelijk vlak na een bocht stond opgesteld. 4 Oorzaak, de reden van het ongeval. In 28 van de 32 gevallen kan een uitspraak gedaan worden over de oorzaak, mede dankzij de meestal vrij uitgebreide politierapportages, -Niet gezien ln de meeste (1 1) gevallen werd de aktiewagen n hI geheef niet waargenomen doordat men moe (2x zelfs: in slaap) of afgeleid was ('blikje fris open maken') een black out had of een andere oorzaak 'tussen de oren'. In al deze gevallen werd de voorsignalering niet waargenomen. -Te laat gezien fn 6 gevallen werd de aktiewagen te laat waargenomen maar om vergelijkbare redenen als bij het geheel niet waarnemen. Ook deze chauffeurs hadden de voorwaarschuwing niet gezien. -Zicht belemmerd In 4 gevallen was het zicht op de aktiewagen belemmerd (door een vrachtwagen) waardoor de aktiewagen niet waargenomen kon worden. In deze gevallen week de voorliggende vrachtauto op het laatste moment uit en werd de bestuurder plotselíng geconfronteerd met de aktiewagen. Voor zover bekend (3 van deze 4 gevallen) werd de voorsignalering ook in het geheel niet waargenomen. -Slecht rijden ln vier gevallen is sprake van te hard o'[ slordig rijden. in combínatie met het niet, of te laat gezien hebben van de aktiewagen. -Overig ln 4 gevallen was de voorsignalering welwaargenomen. Deze chauffeurs hadden of de afstand verkeerd Aeschat (2x) of werd men gesneden c.q. er niet tussen gelaten in de andere rijstrook (2x), In hoeverre hier 'spelletjes werden gespeeld' blijkt niet uit de interviews. -lrrelevant Een 3-tal ongelukken zijn 'irrelevant': "van achter aangereden en daardoor tegen aktiewagen geslipt", of "uit de bocht gevlogen tegen aktiewagen in de vluchtstrook". De oorzaak had in deze gevallen niets met de aktiewagen en het werk aan de weg te maken. 5 Aandacht van de bestuurder Naast de reden van het ongeluk is aan de bestuurders gevraagd of hun aandacht bij de weg was. -Aandacht, totaal Van de gevallen waar dit bekend is, was bij 8 chauffeurs de aandacht bij de weg 'normaal'; 3 waren moe, in 2 gevallen was er sprake van drank en in 4 gevallen was de aandacht afgeleid. 40 I I I I I I I I r I I r t I I I I t I I I I I r I I I I t t I I I I I I Ir I I I I t I [-f I rr f I I I t I I I r t I I I Ir I I r I r I -Aandacht bij oorzaak: 'niet gezien' Degenen díe de aktiewagen geheel niet oÍ te laat hebben gezien waren of moe, of dronken, of afgeleid, in gcc! van deze gevallen was hun aandacht 'normaal'l -Oorzaak bii normale aandacht Bij degenen met een normale aandacht waren de oorzaken: verkeerd gehandeld 3x (te hard riiden e.d.) afstand fout in geschat (2x) en 'een auto ertussen' ook 2x. 6 Beschriiving aktíewagen Aan de bii de aanrijdingen betrokken personen is ook gevraagd hoe de aktiewagen er uit zag. Vervolgens is dezelÍde vraag gesteld aan een aantal willekeurige personên (die niet bU ongevallen met een aktiewagen betrokken waren). Hun antwoorden waren volstrekt knippert". De door de respondenten spontaan genoemde kenmerken zijn geturfd en geven het voloende beeld tê zien: (enmerk p{l kleur geel aanhanger lichten knriaper licht oroot ird *itt" k"d", Aantal keel genoemd 10 9 7 7 (incl knipperlicht) 6 (knipperen, flikkeren, aanluit) 5 2 Het is opmerkelijk dat de kleur (signaal)geel zoveel wordt genoemd, terwijl vooral de achrerzíjde van de aktiewagen deze kleur heeft. Het rood^,vitte kader valt bijna niemand op. 7 Schade aan de aktiewagen Ondanks de voorselectie van minder ernstige ongevallen was de aktiewagen: Sxtotal loss 5 x zwaar beschadigd 17 x beschadiod E 8.1 Comlusies Niet of te laat waarnemen, van zowel de voorsignalering als de aktiewagen zelf, door verminderde aandacht liikt de belangrijkste oorzaak te zijn van de ongevallen met de aktiewagen. Echter: de verminderde aandacht betreft vooral personen met ooed bekend zijn met de situatie ter plekke. 8.2 yegldjg3lingdie In een aantal gevallen was het zicht op de aktiewagen belemmerd door een vrachtauto of door slechte positionering. Dit is een tweede belangrijke oorzaak. 41 t 9 Aanbevelingen Het aantal ongevallen kan worden verminderd door: 9.1 Zowel de zichtbaarheid als de opvallendheid van de aktiewagen èn de voorwaarschuwingen te verbeteren. 9.2 Plaatsing van voorwaarschuwingen en aktiewagen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de weg (bochten e.d.) te verbeteren. (Aktiewagen niet na een bocht, of vlak na een matrixbord). I I I I I I I I I I- t r I I I I I I I I t I t t I t 42 I I I I I I I I t I I I t I t I ir F il I I I t I t l I I I I I t I I I I t t I I I Bijlage 6. Geraadpleegde literatuur Akerboom, H.W. Kruysse, W. La Heij Achterverlichting nader bekeken. R-90/36 Faculteit der Sociale wetenschappen, Rijksuniversiteit Leiden, 1 990. S.P. J.W.A.M. Alferdinck Ontwerpregels voor matrixsi gnaalgevers. TNO lnstituut voor zintuigfysiologie, Soesterberg, 1 993. J.F. Antin, D.J. Lauretta & L.D.Wolf The intensity of auditory warning tones in the automobile environment. Applied Ergonomics 1991, 22.1, 13-19. R. Dewar & S. Maroney Driver behavior at traffic signals. Proceedings of the Canadian Multidisciplínary Road Safety Conference V; June 1-3, 1987, Calgary, Alberta. R. Dewar & J.G.Ells The semantic differential as an index of traffic sign perception and comprehension. Human Factors, 1977, 19(2), 1 83-1 89. C.M. Gundy Verkeersborden en verkeersveiligheid R-89-29, SWOV, Leidschendam 1989. M.P. Hagenzieker Visuele selectie in het verkeer R-89-60, SWOV, Leidschendam 1989. P.K. Hughes & B.L.Cole. What attracts attention when driving? Ergonomics, 1 986, Vol. 29, no 3, 377 -391 . M. Liger, V. Cavallo & P. Peruch Comparison of different brake light systems. Vision in Vehicles lll. A.G. Gale et al.(Editors), Elsevier Science Publishers B.V. (NH).1991. Jean Lalo. Signalisation routiere de l'an 2000. Uit Proceedings Roads and traffic 2000. J. Luoma Perception of highway traffic signs: Interaction of eye fixation, recalls and reactions. Vision in Vehicles lll. A.G. Gale et al.(Editors), Elsevier Science Publishers B.V. (NH).1991 l.L,McClelland Audible warning signals for police vehicles. Applied Ergonomics 1980, 11 .3, 165-170. A.G. Meatyard & M. Fowkes A study of the effectiveness of rear light arrangement for cars. Transport and road research laboratory, Crowthorne, 1988. NEN 3381 Verkeerstekens, algemene voorschriften voor borden. 1966. NPR 3323 Verkeerslichten, toelichting op de norm NEN 3322.1973. J.C.N. Ng, E. Hauer & J. Lovell Are longer signals cycles safer? 43 t Proceedings of the Canadian Multidisciplinary Road Safety Conference V; June 1-3,1987, Calgary, Alberta. P.C. Noordzij, M.P. Hagenzieker & J. Theeuwes Visuele waarneming en verkeersvei li gheid. R-93-12, SWOV, Leidschendam 1993. Ing. R.F.B. Quack. Op en langs de weg. andreasstrips. Otar (1988) 2 52-54. J. Riemersma Waarnemen van weg en omgeving en rijgedrag. Handboek sociale verkeerskunde. Van Gorcum, Assen/Maastricht 1989. Rijkswaterstaat, Dienst verkeerskunde Richtlijnen voor maatregelen bij werken in uitvoering op autosnelwegen en dubbelbaans-(nietautosnel)wegen buiten de bebouwde kom. Deel I Staatsuitgeverij,'s Gravenhage, 1 988. G.H. Robinson et.al. Visual search by automobile drivers Human Factors, 1972, 14(4), 3 1 5-323. T. Rothengatter Road user attitudes and behavior. Traffic Research Centre, University of Groningen, Haren. C.C. Schoon Effecten van hooggeplaatste remlichten. R-93-8, SWOV, Leidschendam 1993. D.A. Schreuder. Some curious phenomena when observing strobe-lights R-84-4, SWOV, Leidschendam 1984. D.A. Schreuder. Zien en gezien worden. Uit Voor alle veiligheid. SDU Uitgeverij. D.A. Schreuder. Visual performance and road safety. R-88-46, SWOV, Leidschendam 1988. D.A. Schreuder Flitslichten en zwaailichten voor politievoertuigen. R-84-40, SWOV, Leidschendam 1984. D.A. Schreuder De relatie tussen de veiligheid en het niveau van de openbare verlichting R-92-39, SWOV, Leidschendam 1992. D. Shinar & A. Drory Sign registration in daytime and nighttime driving. Human Factors, 1 983, 25(1), 1 17 -122. A. Smiley Cognitieve vaardigheden van autobestuurders. Handboek sociale verkeerskunde. van Gorcum, Assen/Maastricht 1989. J. ïheeuwes & J.W.A.M. Alferdinck Rear light arrangements for cars equipped with a center stop lamp. TNO Instituut voor zintuigfysiologie, Soesterberg, i 993. J. Theeuwes Visual selection: exogenous and endogenous control Vision in Vehicles lll. A.G. Gale et al.(Editors), Elsevier Science Publishers B.V. (NH).1991. I I t I I I I I Il I ï I t I t t I I r I I t I I r t t I I I t I I t I I ) T t I I t I I I I J. Theeuwes Visual selection: exogenous and endogenous control. Review of the literature. TNO lnstÍtuut voor zintuigfysiologie, Soesterberg, 1 989. VlA, Verkeersadviseri ng Gedragsonderzoek bij andreasstrips Vught, sept. 1994. Charles Vlek Modeilen en methoden voor het begrijpen en verbeteren van beslissingen. -G and boek sociale verkeerskunde. Ván orcu m, Assen/Maastricht 1 98E. H J.T.Walker & A.L.lrion Apparent displacement of moving and stationary strobe flashes Human Factors 1982, 24 (2),213-224. t I I I I r t I I I I I I I I "I I I - I Ft 45
© Copyright 2024 ExpyDoc