Handleiding bij les: Ⓒ www.musicoach.nl Welkom: In deze les staat de toonladder centraal. Maar ook de vorm van het lied. En het zingen van het lied zelf is natuurlijk ook belangrijk. Verder komen een aantal instrumenten aan bod. Inleiding 1: Een clip om in de stemming te komen: Legoland, het land waar Don Diego muzikant is. Laat de clip 2x zien. Na de eerste keer stel je vragen over wat ze gezien hebben. Voor de tweede keer kijken/luisteren vraag je welke instrumenten ze horen in de clip. Inleiding 2: De inleiding is bedoeld voor de tweede keer deze les, dus als ze het lied al kennen. Ze mogen kijken en meezingen. Kern 1: Laat het lied een paar keer horen. (Speler 1) Wijs onderaan op de opbouw: Intro, Couplet 1, Refrein 1, tussenspel...De rest is nog vaag, maar je weet dat er nog meer komt...Laat de kinderen een paar keer meezingen. Dan met speler 2, playbackversie. Laat ze een keer zingen zonder op het digibord te kijken. De tekst moet van buiten. Kern 2: Het tweede deel van het lied. Maar kennen ze nu ook nog het eerste deel? Waarom is de onderste tekst dik gedrukt. (Refrein) Wijs weer op de opbouw onderaan. Er komt nog (veel) meer...Laat ze ook zingen met speler 2. De tekst moet van buiten uiteindelijk. Kern 3: Een fragment uit het lied: De toonladder. laat een paar keer met de clip meezingen. Dan wijs je de kleurentoren rechts van onder naar boven rustig aan. De kinderen zingen de juiste tonen op Do, Re, Mi enz. Maar ook een stukje omhoog en weer naar beneden. Nog geen grotere sprongen...Laat tussendoor de clip horen. Kern 4: Weer een clipje: De toonladder op en neer. Eerst met de clip een paar keer meedoen. Dan met de kleurentoren. Laat ook kinderen (rustig) aanwijzen. Neem de clip terug als je onzeker bent van de begintoon. Loop door de klas en luister wie op goede toon zingt. Noteer (later) wie er moeite mee heeft... Kern 5: De rest van het lied. Neem de tijd om mee te laten zingen. Niet alle refreinen zijn hetzelfde. Kleine verschillen in tekst en ritmes. Verdeel de klas in vijf groepen en laat elke groep even oefenen op een couplet. Dan samenvoegen tot het hele lied, de refreinen zingt iedereen. Kern 6: Kijk naar de bovenste clip links. Je hoort niks. Maar hoe zou dat moeten klinken? Vraag een aantal kinderen. Laat dan de onderste clip horen. Klopte het? Zingen we samen nog een keer. Zo ook met de rechterclip. Kern 7: Zes melodietjes. Bekijk goed de plaatjes. Geef de begintoon (C) op een klokkenspel. Laat eerst individuele kinderen zingen, daarna de rest. Geef regelmatig de begintoon. Wijs met een stokje bij op de plaatjes. Vaak oefenen, ook door elkaar. Afsluiting 1: De toonladder spelen op een xylofoon (hout), klokkenspel (metaal), keyboard en misschien wel een sopraanblokfluit. Welke kinderen kunnen dat? Dan start de speler en de toonladders worden meegespeeld op de instrumenten. Afsluiting 2: Welke instrumenten spelen mee in dit lied? Benoem ze. (Contrabas, Viool, Gitaar, Mondharmonica, Accordeon en Banjo.) Laat met bewegingen zien hoe je ze vasthoudt en bespeelt. Vraag wanneer de viool, de mondharmonica en accordeon te horen zijn. Zing een paar het lied met speler 1 en 2. Wat hebben we gedaan? Gekeken en geluisterd. Tekst geleerd. Melodie geleerd. Gezongen. Lied begeleid met instrumenten. De vorm van het muziekstuk bekeken en gebruikt. Toonladder geleerd, gespeeld en gezongen. Instrumenten besproken en beluisterd. Gezongen vanaf grafische partituur. Wat kun je nog meer doen? Dansen op deze muziek. Lied begeleiden met ʻzelfverzonnen instrumentenʼ. Afspreken welke instrumenten bij welk stukje mogen spelen. Zelf ritmes erbij laten verzinnen. De woorden van de tekst omzetten in ritmes en daarmee spelen. Het lied gebruiken voor een clip en die opnemen met je klas.
© Copyright 2024 ExpyDoc