Liever samenwerking dan subsidie

Liever samenwerking dan subsidie
Door Martin Woestenburg
Het Nationale Monumentencongres op 13 november stond in het teken van ondernemen met
monumenten. Wijze lessen zijn te trekken uit de praktijk van onorthodoxe ondernemers in
krimpgebieden. Die zoeken niet naar subsidies, maar naar samenwerking die past bij hun gevoel.
Dat bleek tijdens de workshop die de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) samen met
RUIMTEVOLK organiseerde. Thema van de workshop was 'ondernemen met erfgoed in
krimpgebieden'. De RCE onderzoekt hoe erfgoed een economische, sociale en culturele rol kan
spelen in krimpgebieden, vertelde Frank Altenburg in zijn inleiding. Uit Europees onderzoek dat de
rijksdienst liet uitvoeren, bleek dat erfgoed gebruikt kan worden als 'uithangbord' om toeristen en
nieuwe bewoners te trekken, als 'voedingsbodem' om pioniers te werven, als 'totempaal' om
bewoners houvast en identiteit te geven, en als 'ontmoetingsplaats' om bewoners met elkaar te
verbinden.
Altenburg was benieuwd welke rol ondernemers in krimpgebieden aan erfgoed toedelen. Welke
mogelijkheden en moeilijkheden zien zij om leegstaand erfgoed nieuw leven in te blazen? En wat kan
een rijksdienst daarin betekenen? Nu ondersteunt de RCE bijvoorbeeld het meldpunt en
kenniscentrum Herbestemming Noord (http://www.herbestemmingnoord.nl/), een initiatief van de
drie noordelijke provincies om vraag en aanbod met elkaar te verbinden. Henk Eggens had een nogal
onorthodoxe opvatting over ondernemen. "Het gaat om verbindingen", legde hij uit. "De kerk die nu
Cultuurpodium Vanslag is geworden, was vroeger de plek van samenkomst. Nu wordt die dat
opnieuw."
Liefde en passie
"Eigenlijk ben ik tegen wil en dank ondernemer geworden", vertelde Eggens. Hij onderneemt vanuit
liefde en passie. Zijn passie voor muziek maakte dat hij in 2012 zijn ergernis over de langdurig
leegstaande Willibrordkerk in zijn woonplaats Borger omzette in concrete plannen voor een
poppodium. Dat leverde een levendige kerk op, met 128 optredens, maar nog weinig winst. In 2010
verenigde Eggens' liefde voor bier hem met 24 andere bierliefhebbers in het initiatief om de
monumentale graanmaalderij in Veenhuizen om te bouwen tot brouwerij Maallust. Die brouwt al een
tijd op volle capaciteit, en het proeflokaal draait een omzet van drie ton per jaar. "Mijn dividend
bestaat uit twee flesjes bier per twee dagen."
Het zijn onorthodoxe ondernemers als Eggens die krimpgebieden nieuw leven in kunnen blazen. Sjors
de Vries, directeur van blog en kennisplatform RUIMTEVOLK, zag veel overeenkomsten tussen het
verhaal van Eggens en de ervaringen van de ondernemers die hij en zijn collega's tegenkwamen tijdens
een onderzoek over krimp voor het ministerie van Infrastructuur en Milieu. "Het zijn lange, unieke
verhalen, en er is heel veel doorzettingsvermogen voor nodig."
Spelen met programmering
"Ondernemers in krimpgebieden hebben met elkaar gemeen dat ze spelen met de programmering",
verstelde De Vries. Zo redde Erik Wong het leegstaande dorpscafé in het Noord-Groningse
Hornhuizen van de sloop door er tijdelijke werkplekken te organiseren voor mensen uit de culturele
sferen, ook uit de Randstad. In het weekend wordt er gekookt en fungeert het als dorpshuis. Nu is
Wongema een begrip in het noorden, een cultuurcentrum met een jaarlijks aardappelfestival met de
aardappels uit de buurt en regelmatig optredens van bekende artiesten uit het westen. In Limburg
gebruikt ondernemer Peter Broekmans de zorg als bron van nieuw leven voor tal van leegstaande
gebouwen, waarbij ook allerlei functies worden gecombineerd.
De Vries was onder de indruk van de energie en creativiteit die hij tegenkwam in de krimpgebieden.
Volgens hem wordt er in die gebieden op vele terreinen veel creatiever samengewerkt dan in het
westen. "Nieuwe coöperaties vind je met name in krimpgebieden. Er zijn circa tachtig zorgcoöperaties
in Brabant, en in het Friese Reduzum herontdekten ze bijna vijfentwintig jaar geleden al hoeveel ze
zelf konden. Ze bouwden zelf een woonwijk, een nieuwe school en regelden zelf de financiering en
plaatsing van een windmolen. Daarmee redden ze hun dorp." Ook kwam hij in de krimpgebieden
vaker energiecoöperaties tegen. "In Amsterdam wordt daarover vooral veel gepraat."
Snel en slagvaardig
Dat praten moet niet te lang duren, merkte De Vries. Ondernemers in krimpgebieden willen snel en
slagvaardig werken. "Van alle projecten die geslaagd zijn, durf ik te zeggen dat de meesten binnen een
half jaar tot vlieghoogte zijn gekomen." Zo ook Maallust. De 25 bierliefhebbers deden niet aan
marktonderzoek. Eggens: "We dachten: als we ooit een point of no return willen bereiken, moeten we
een brouwinstallatie kopen." Het belangrijkste doel was niet om geld te verdienen, maar om stapje
voor stapje een gezamenlijk gedragen brouwerij en proeflokaal op te bouwen. "De oorspronkelijke
gedachte was om samen een mooi, exclusief bier te maken." Nu werken er vijf mensen en loopt de
brouwerij met twee brouwsels van vijftienhonderd liter per week – dus een jaarproductie van
honderdvijftigduizend liter – tegen de grenzen van het gebouw aan.
Ook voor Vanslag was de opzet in eerste instantie bescheiden, vertelde Eggens. "Oorspronkelijk wilde
ik één keer per week een goede band, en dan maar een bierkarretje de kerk in rijden voor de horeca.
Mijn vrouw zei toen: als je het doet, moet je het goed doen." Sindsdien investeerde Eggens privé
280.000 euro, zijn er meer dan honderdtwintig optredens geweest, werken er acht mensen op
contract en diverse vrijwilligers en is de kerk ook een lokaal cultuurcentrum geworden.
Sleutel tot succes
De winst die Eggens haalt uit het cultuurpodium en de brouwerij staat ook nu nog steeds niet voorop.
Daarom is hij ook gewoon begonnen, met eigen geld, en zonder een eventueel jarenlang durende
zoektocht naar subsidies of andere financieringspotten. "Als je plannen hebt en begint om geld te
zoeken, dan blijf je eeuwig bezig." Zo werd vanuit de zaal Eggens gevraagd of hij beroep had gedaan op
het Restauratiefonds, om bijvoorbeeld tegen lage rente een hypotheek te krijgen. "Daar ben ik
helemaal niet bezig geweest", reageerde hij. "Ik wilde een cultuurpodium opzetten."
Pas gaandeweg komen ondernemers als Eggens terecht bij subsidiepotten en andere regelingen. Zo
wist Eggens zijn exploitatie rond te krijgen dankzij een provinciale subsidie over de onrendabele top
van die exploitatie, maar daarvoor moest een stichting opgericht worden die eigenaar van de kerk
kon worden. Daarom bestaat zijn onderneming rondom Vanslag nu uit twee stichtingen en één BV.
Ook dat herkende De Vries uit het onderzoek. "De beste projecten zijn niet de projecten die
structureel gesubsidieerd worden. De sleutel tot het succes is eigenaarschap en ondernemerschap."
Daarnaast is belangrijk dat ondernemers niet alleen lokaal, maar ook regionaal en nationaal potenties
en ambities moeten hebben, zoals Wongema de Randstad aantrekt en Vanslag een cultuurpodium voor
het hele noorden is.
Gevoel voor een plek
Maar wat kunnen overheden dan in krimpgebieden betekenen voor dergelijke, onorthodoxe
ondernemers? Volgens De Vries begint dat met het herkennen de unieke kwaliteiten van en het gevoel
voor een plek of gebouw. "Er is onvoldoende besef wat een gevoel voor een plek kan losmaken bij
bewoners en ondernemers. Er zijn geen subsidies nodig, maar creatieve financiële proposities. Dat is
elke keer maatwerk, het vraag veel van overheden, en veel moed van bestuurders."
Maallust is een mooi voorbeeld hoe ondernemers als Eggens dat gevoel oppakken. De 25
bierliefhebbers noemen zich 'De Zware Jongens', met een knipoog naar het gevangenisverleden van
Veenhuizen. Dat de kerk in Borger nu opnieuw een plek van samenkomst is, komt ook doordat
Eggens bewust inkopen doet bij de lokale middenstand en ruimte biedt voor bijvoorbeeld een aantal
koren uit de buurt. "Het helpt enorm als de dominee een biertje komt drinken", aldus Eggens.
Gamechangers
Overheden moeten volgens De Vries op zoek naar types als Eggens. "Gamechangers", noemde hij zulke
mensen. "Je moet kijken waar de energie zit. Er zijn veel initiatieven, maar je moet kiezen. Dat kan ook
een keuze zijn om een dorp te laten uitsterven, omdat daar geen energie zit. Dat gebeurt al in
Denemarken, waar ze verder zijn als wij als het gaat over het uitkristalliseren van de rol en het
handelingsperspectief van de overheid bij krimp. Hoe herken je kansrijke initiatieven? Dat is de
kernvraag voor overheden. Ik denk dat er veel meer kansen liggen dan we nu denken."
"Is krimp nu een bedreiging voor erfgoed, of erfgoed een kans bij krimp?", zo zwengelde Altenburg de
discussie aan na de verhalen van Eggens en De Vries. Die discussie ging niet zozeer over de
monumenten en het erfgoed, maar eerder over de relaties tussen ondernemers als Eggens en de
bestuurders, ambtenaren en bewoners. De zaal kwam met ideeën voor nieuwe ondernemingen, en
menigeen stelde dat de overheid zich daarbij vooral faciliterend moet opstellen. De Vries zag wel wat
in een rol voor de overheid als kennismakelaar die onorthodoxe ondernemers als Eggens, Wong en
Broekmans van elkaar laat leren. RUIMTEVOLK is al bezig om ondernemers die in het onderzoek
naar voren kwamen, met elkaar in aanraking te brengen. Ook een initiatief als het Kennisnetwerk
Krimp Noord Nederland kan daar mooi op aansluiten.