vonnis - Quote

in naam des Konings
•
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Handelsrecht
Zittingsplaats 's-I-Iertogenbosch
zaaknummer / rolnurnrner: C/01l213434 I HA ZA 10-1393
Vonnis van 15 januari 2014
in de zaak van
Mr. JAAP ANNE V AN DER MEER, kantoorhoudende te Best,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van:
de besloten vennootschap My Guide (Nederland) BY, gevestigd te Haarlem,
etser,
advocaat mr. drs. F.P.G. DLx te Best
tegen
ROLAND PIEPER, wonende te Monaco,
gedaagde,
advocaat mr. M.C. van Rijswijk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Curator en Pieper genoemd worden.
1.
De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 mei 2013 houdende verzoek tot het stellen van een prejudiciële
vraag aan de Hoge Raad
- de brief d.d. 21 juni 2013 van de Griffier van de Hoge Raad houdende toezending van
s Hogen Raads arrest van diezelfde datum
- de akte tot referte van Curator
- de antwoordakte van Pieper, tevens verzoek tot verbetering van het laatste tussenvonnis
- de antwoordakte van Curator op laatstgenoemd verzoek.
1.2.
De meervoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer.
Deze heeft ten slotte vonnis bepaald.
2.
De verdere beoordeling
2.1.
Bij voormeld tussenvonnis was aan de Hoge Raad de navolgende rechtsvraag ter
beantwoording voorgelegd:
Is artikel 11 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ook van toepassing in het geval waarin een
Nederlandse rechtspersoon bestuurd wordt door een buitenlandse rechtspersoon in die zin dat de
aansprakelijkheid
van die buitenlandse, besturende rechtspersoon tevens hoofdelijk rust op hen die ten
tijde van het ontstaan van de aa.nsprakelijkheid
van de besturende rechtspersoon daarvan bestuurder zijn?
C/0l/213434/HAZA
15 januari 2014
10-1393
2
In zijn arrest van 2] juni 2013 heeft de Hoge Raad overwogen dat deze rechtsvraag reeds
was beantwoord in zijn arrest van 18 maart 2011, LJN BP1408, NJ 2011/132 (D-Group) in
die zin dat dat een bestuurder van een besturende vennootschap slechts op grond van art.
2: II BW aansprakelijk kan worden gehouden indien de door hem bestuurde aansprakelijke
rechtspersoon-bestuurder een Nederlandse rechtspersoon is (r.o, 3.4, slot).
Op deze grond zag de Hoge Raad af van de beantwoording van de prejudiciële vraag.
2.2.
In de onderhavige zaak waren de besturende vennootschappen van het gefailleerde
My Guide (Nederland) BV achtereenvolgens de vennootschappen "Road Group Holding
AG" en 'My Guide GmbH" (zie: TsVs 24-10-2012, LaO. 2.1 t/m 2.6). Oat waren
vennootschappen naar Zwitsers recht en aldus geen Nederlandse rechtspersonen, waarvan
Pieper bestuurder was.
Het arrest van de Hoge Raad betekent dan voor de uitkomst van de onderhavige zaak dat
Pieper niet op grond van art. 2: 11 BW aansprakelijk is voor de onbehoorlijke taakvervulling
door deze niet-Nederlandse vennootschappen van het door hen gevoerde bestuur over het
gefailleerde My Guide (Nederland) BV.
2.3.
Tegen de achtergrond van's Hogen Raads overweging 1.7 merkt de rechtbank nog
op dat zij eerder reeds had vastgesteld (TsVs 24-10-2012, LO. 4.2) dat Pieper in deze
procedure ook niet als feitelijk bestuurder in de zin van art. 2:248 lid 7 BW kan worden
aangemerkt.
2.4.
Op het voorgaande stuiten de vorderingen van Curator af. Hij moet als de in het
ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De rechtbank begroot de proceskosten op:
griffierecht
€ 1.188,00
salaris: 6 pt. TariefVm
€ 19.266.00
€ 20.454,00
2.5.
Pieper verzoekt tevens verbetering of verduidelijking (aanvulling) van de
rechtsoverwegingen 2.4 en 2.5 van het tussenvonnis van 22 mei 2013, die hij onjuist acht.
2.5.1.
In het midden kan blijven of d ie overwegingen juist of onjuist zijn; het
zijn hoe dan ook geen kennelijke fouten in de zin van art. 3 I Rv. die zich voor een
eenvoudig herstel lenen.
2.5.2.
Ook het voor verbetering, verduidelijking ofheroverweging door Pieper
gedaan beroep op HR 25-04-2008, LJN BC2800 faalt.
De rechtbank acht ook bij heroverweging haar vaststelling dat door de besturende
vennootschap (My Guide Holding GmbH) aan de curator geen volledige administratie kon
worden overgelegd, juist en die vaststelling leidt er niet toe dat in dit vonnis op een
ondeugdelijke grondslag een (onjuiste) einduitspraak wordt gedaan.
2.5.3.
Het verzoek tot verbetering, aanvulling of heroverweging wordt
afgewezen.
3.
De beslissing
De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen van Curator af
C/O 1/213434/ HA ZA 10-1393
15 januari 2014
3
3.2.
veroordeelt Curator in zijn voormelde hoedanigheid in de proceskosten aan de
zijde van Pieper gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op E 20.454,00;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W. Rullmann en in het openbaar uitgesproken op
15 januari 2014.
W.g. de griffier
Voor eerste grosse
De griffier van de rechtbank Oost-Brabant.
w.g . de rechter