de Ronde van Murcia DE RONDE VAN MURCIA Op de bonnefooi door zinderend Spanje in REIZ& 1/2013 stond deze tip: ‘Spanje, het binnenland. volg daar de kleine wegen op de kaart en Vind alles ter plekke.’ dit doen wij vanuit Alicante, een ontdekkingstocht naar een heilige stad, versteende leeuwen en 300.000 palmen. Tekst: Kees Lucassen | Fotografie: John van Helvert | 53 de Ronde van Murcia Waar zijn we? Tussen de Middellandse Zee en de grote broers Valencia, Castilla-La Mancha en Andalusië, daar ligt de kleine regio Murcia. Deze route vanuit Alicante gaat zowel door de regio zelf, als door het land net over de grens. Dag 1: 195 km Caravaca EEN HEILIGE STAD Villena, Yecla, Jumilla, Calasparra… stoffige Spaanse stadjes, gekroond met een castillo. Door een golvend lint van van asfalt met elkaar verbonden en steevast goed voor een spotgoedkope café solo. Maar dan: Caravaca de la Cruz. Oude huizen, kloosters en kerken, monumentaal samengeklonterd op een heuvel. Op de Plaza del Arco klettert een fontein voor twee versteende ridders. Een Moor en een christen. Om het plein staan huizen in renaissancestijl, winkeltjes vol Caravaca-kruisbeelden, bidprentjes, pelgrimsstokken en koelkastmagneten. Bij Antonio, een handelaar in derdehands curiosa (‘Peseta’s, pistolen, pikante foto’s uit 1953… zeg me wat u zoekt, en ik heb het.’) met stembanden van schuurpapier, horen we het verhaal: ‘Dit is een heilige stad. In 1231 zag Abu Zayd, een Moorse sultan, hoe een priester die hij gevangen hield van twee engelen het vierarmige Caravaca-kruis kreeg. Zoiets maakt indruk. En jawel, de sultan bekeerde zich tot het christendom.’ Twaalf jaar later werden de Moren verdreven. De Orde van de Tempeliers kreeg het in de stad voor het zeggen, en daarna de Orde van Sint-Jacob. Caravaca, omgeven door marmergroeves en ijzermijnen, bloeide op. In de 16de en 17de eeuw werd de Morenburcht verbouwd tot het Castillo de Vera Cruz, een kloosterbasiliek met veertien torens en een imponerende barokfaçade. Terwijl ik in dit godshuis een kaarsje opsteek, fluistert reisgenoot John: ‘Zouden we Het Kruis mogen zien?’ Prompt verschijnt er een wenkende broeder, en even later zien we, in een kleine kapel achter het altaar, een klein vierarmig kruis schitteren. John grijpt naar zijn fotocamera, maar dan prevelt señor padre: ‘Prohibidir photografias!’ Weer buiten, oogknipperend tegen de zon, moppert mijn reisgenoot: ‘Zeg dat kaarsje, hielp dat nou wel of niet? Waar slapen we? In Hospederia Nostra Señora del Carmen, een klooster met twee vrolijke pater-portiers in bruine pij. Het raampje van mijn sobere kamer, een voormalige cel (met wifi), kijkt uit op de kloostertuin. TIP: Koop twee empanadas (met tonijn, ei & tomaat) bij de bakker aan de voet van de Iglesia del Salvador, en eet deze dan op bij de buren, op het kleine terras van Café El Horno, met verse koffie. Pagina 52: Paco, tokkelend in Cazorla. Hier met de klok mee: Antonio (rechts) tussen zijn curiosa. Het Sanctuario de Vera Cruz. Antonio bij het terrasje van Café El Horno voor de Del Salvador-kerk. Het Caravaca-kruis. De kapper van Elche de la Sierra. De pintoresco weg naar het bergstadje. 54 | de pries het cara ter kreeg van twevaca-kruis e engele n de Ronde van Murcia Dag 2: 102 km Elche de la Sierra HET IDEE VAN DE ROUTE Pintoresco, zo noemt onze kaart de weg. Hij rijgt bergdorpen en olijfboomgaarden aan elkaar en voert ons zo Murcia uit, en de Sierra de Segura in. We parkeren bij een stuwmeer, enkel om tussen wilde lavendel en tijm naar krekels en kikkers te luisteren. Hierna stoppen we nog twee keer. De eerste keer voor een overstekend hert en de tweede keer voor 86 klingelende geiten. Dan komen we aan in Elche de la Sierra. Een bergstadje zonder franje, dat ons juist daarom bevalt. ‘Hoe kwam je op het idee van deze route?’, vraagt John, als we die avond rode wijn uit La Mancha proeven. ‘In REIZ& stond ooit een Top 100 van bestemmingen, met Andalusië trots op de eerste plaats. Maar op plaats 19 stond dit: Spanje, het binnenland: vlieg per lowcoster naar om het even welke stad, huur een auto en volg de kleine wegen op de kaart. Vind alles ter plekke. Nou, dat doen wij nu, vanuit Alicante.’ Grijnzend hervult John de glazen. Waar slapen we? Hotel Moreno. Dat heeft twee sterren. Wat ons betreft: Xavier (de eigenaar) en zijn lieve vrouw. Maar ook met prima eten (met gazpacho vooraf en flan toe). Vanuit kamer 110, mijn kamer, heb ik uitzicht op garage Jiminez. TIP: Bij Jesús Peluquería, de kapper naast Bar Peribolo in de hoofdstraat (Calle Bolea), knipt & scheert men voortreffelijk, en desgewenst wordt er koffie voor u bij de buren gehaald. Dag 3: 130 km Segura de la sierra DE BRON VAN DE WERELD e d e w n e n die de d j i r g a vandadag op wegceo noemt helert pintores kaa Vandaag rijden we de hele dag over pintoresco wegen. Eerst naar de Puerto del Pino, een 1140 meter hoge pas, en dan naar Ríopar, een kruispunt met twee hostals en een pompstation. Hier gaan we linksaf, vlinders en adelaars volgend, waarna we de auto stallen onder een knoestige eik, aan het begin van het wandelpad naar de Nacimento del Río Mundo. De Bron van de Wereld-rivier. Een kwartier kuieren later, door zoete pijnbomengeur, staan we onder een waterval: de Calar del Mundo. Van hoog boven ons dondert water van de rotsen, dat zich eenmaal beneden vertakt in tal van murmelstroompjes, die vrij snel besluiten om toch maar weer samen als Río Mundo verder te gaan. Diep in Murcia stroomt die dan weer in de Río Segura, maar dit terzijde. We rijden verder. In wat officieel heet: Parce Natural de las Sierras de Cazorla, Segura y las Villas. ‘En dat is?’, wil John weten. ‘Een hele mond vol voor een groot, bergachtig gebied, alwaar de moeflon, de ibex en het Cazorla-viooltje gespot kunnen worden.’ En met bergdorpen als Siles of Puerta de Segura, die ons dwingen te stoppen. Voor tapas en tortilla, maar toch vooral voor de sfeer. Huizen en pleintjes, stokoud en zorgvuldig verwaarloosd. Laat in de middag zien we hoog op een berg nog een klein dorp: Segura de la Sierra. Met een groot kasteel en, zo voorspelt het symbooltje op de kaart, een vista panorámica. ‘Doen?’ ‘Doen!’ Met de klok mee: het Embalse del Tranco in de Sierra de Cazorla. Uitzicht van ons balkon in Segura de la Sierra. Plaza de Leones in Baeza. De Santa Maria kerk op de Plaza de Vázques de Molina in Úbeda. Pintoresco weg naar Ríopar. | 57 de Ronde van Murcia Waar slapen we? Net onder dat kasteel, en met het beloofde gigauitzicht over olijfgaarden, bossen en bergen vanaf ons balkon. We hebben in Segura de la Sierra voor één nacht een appartement gehuurd (voor € 50, inclusief het hout voor de open haard). TIP: Door het hele park loopt een wandelroute, de GR 247, goed gemarkeerd en 21 etappes lang. REIZ& verloot vijf kaarten van deze route onder iedereen die voor 1 mei een mail stuurt (met ‘GR 247’ als onderwerp) naar [email protected]. Dag 4: 164 km Baeza & Úbeda WERELDERFGOED NUMMER 522 Cees Nooteboom vergeleek Spanje ooit met een stoffige stierenhuid. Niet zonder reden, maar wij rijden nu tussen honderd kleuren groen. Langs het Tranco-stuwmeer, blinkend als smaragd, en de Río Guadalquivir, die hier ontspringt en 657 kilometer verder, via Córdoba en Sevilla, in de Golf van Cádiz verdwijnt. Smaakvol pauzeren doen we in Cazorla zelf, een witgekalkte stad aan de andere kant van de Puerto de las Palomas (1290 m). Daar, op de Plaza de Santa María, vinden we Paco, gitaar tokkelend, en Lola, de zingende serveerster van Mesón Rural Rincón de Victor, een klein restaurant onder ritselende platanen. Vijftig kilometer en honderdduizend olijfbomen verder blinken Baeza en Úbeda. Twee stadjes, strategisch gelegen ten noorden van de Río Guadalquivir. Eerst rollen we Baeza binnen, waar in de namiddag een prettig loomzwoele sfeer hangt. Op de Plaza de los Leones zit een kwartet versteende leeuwen dat water spuit, ondanks dat het viertal door de tand des tijds vrijwel onthoofd is. Achter de leeuwen in een oogstrelend Turismo-kantoortje wacht Margareta. Véél jonger maar niet minder bekoorlijk. Terwijl ze voor ons een wandeling op een stadsplattegrondje krast, vertelt ze, met een stem die klinkt als een ietwat versleten ketting, dansend over een roestig tandwiel: ‘Beide steden zijn Unesco Werelderfgoed. Nummer 522 op de lijst. Het waren Moorse vestingen in de achtste eeuw, christelijk in de dertiende, en in de zestiende eeuw verrezen er gebouwen in renaissancestijl. Poorten, paleizen, kloosters, een universiteit, noem maar op.’ Een glimlach later banjeren we door Baeza. Zonder andere toeristen te zien. Wel worden we vriendelijk begroet door een gekrulspelde señora met een poes aan de lijn, de fietsende tweelingzus van Penélope Cruz met een cello op haar rug en een peukzuigende straatveger die zijn vak verstaat, want dit centro historico is beeld& brandschoon. Dan rijden we naar Úbeda, dat er qua 16de-eeuwse architectuur inderdaad ook mag wezen. Eenmaal neergeploft op een oogstrelend plein, lees ik in onze reisgids: ‘The Plaza de Vázques de Molina is a tremendous Renaissance square and one of the most impressive of its kind in Spain’. En John verzucht: ‘Dit is vet pintoresco.’ Waar slapen we? Alvaro de Torres. Boetiekhotel in een 16de-eeuws pand, in de zona monumental van Úbeda. TIP: ’s Avonds eten op de Plaza de Andalucía, waar het gekwetter en gekweel van mussen, zwaluwen en verliefde pubers klinkt. Cafetaría Libre is vermoedelijk niet het beste restaurant van de stad, maar het zicht op het plein (zie het filmpje op reizen.nl) maakt veel goed. Foto hiernaast: ’s Avonds op de Jabolcón, op de plank waar avontuurlijke parapenters vanaf springen, met zicht op het Embalse del Negratín. 58 | ie PLANK D F VANAngen ze met spri op het meerF zichEt JABALCoN A D de Ronde van Murcia Dag 5: 122 km baza Arizona aAN DE RODE ZEE De tv bij het ontbijt toont een kaart van Spanje met achtentwintig zonnetjes. Het commentaar van de weerman − ‘Hoy sol!’ − is dan ook overbodig. We rijden naar Jodar. Geen werelderfgoed, wel weer een plaatsje met een drukke markt en een puike Plaza Mayor. En daar, op de hoek in Cafetaría-Bar Montererrey, vinden we een doof besje dat gepunnikte eierwarmers verkoopt en een kwinkelerende putter in een kooitje. ‘Weet je’, rochelt de kastelein, terwijl hij twee café solo over de toog in onze richting schuift, ‘ik kan ‘m met een sigaret blind maken of castreren, dan zingt ‘ie nog mooier, maar dat wil je zo’n beestje toch niet aandoen?’ Wij knikken instemmend, betalen en rijden verder. Nu dan wel door stoffig Spanje, naar de Picos del Guadiana, bizar gevormde rotsen, en door paisaje subdesértico, dat vrij vertaald ‘halfwoestijnland’ betekent. En ja, juist dan laat de autoradio America’s ‘A Horse with No Name’ horen. Tussen de zinderende heuvels schittert plots een enorm stuwmeer, het Embalse del Negratín. Onwerkelijk. ‘Alsof we bij de Rode zee staan.’ ‘Of in Arizona.’ Vlakbij de stuwdam bevindt zich Club Nautica Negratín, inclusief palmbomen, surfplanken en waterfietsen. En aan de overkant piekt de Jabalcón, een berg met daarop een uitkijktorentje. Bij het vallen van de avond staan we in de toren. Naast José, een boswachter met een verrekijker, en Sam, een Belg die in de buurt woont. Hij vertelt: ‘Het meer, de bergen, dit is een bijzondere plek. Er zijn warmwaterbronnen. En in Baza, vijftien kilometer verderop, is een zigeunerwijk, daar maken ze mooie muziek. Buiten de stad zijn grotten. Toen keizer Karel V naar Al-Andaluz kwam en de Moren uit Baza joeg, zijn ze in die grotten gaan wonen. En in Orce is een museum met de resten van mammoeten en sabeltandtijgers, hier gevonden. Avonturiers komen hier wandelen, mountainbiken, kanovaren en zie je dat plankje daar? Vanaf die plank springen ze van de Jabalcón af, hangend aan een parapente.’ Waar slapen we? Bij Sam en zijn Aurore, twee Belgen. Ooit hadden ze een klein hotel in Dinant, maar dat is verkocht. De twee hebben enkele oude grotten in eco-paleisjes getransformeerd, met zonnepanelen, warm water en wifi. Sam: ‘Binnen is de temperatuur aangenaam, het hele jaar door.’ En buiten, rond het zwembadje, sjokken twee honden, twee poezen en twee paarden. Aurore: ‘Veel gasten krijgen we via internet: Fransen, Australiërs, Koreanen... kijk, hier is ons gastenboek. Ik lees: ‘You couldn’t get better hosts!’, ‘Es war Toll!’ en ‘Exceptionnelle!’ TIP: Ga slapen bij Sam & Aurore, en ontbijt dan met zelfgebakken brood met knoflook, tomaat, ham en een scheutje olijfolie. Dag 6: 225 km Los Alcázares TERUG NAAR DE KUST ‘On the road again!’, jankt Willie Nelson terwijl we de huurauto terug naar Murcia jagen. Over een bergpas, door een droge rivierbedding en door dorpen groot en klein, tot aan de kust. Tot aan een havenstad van formaat: Cartagena. ‘Goed voor een wandeling langs de Modernista-paleizen in de Calle Met de klok mee: Karpers in het Embalse del Negratín. De Jabalcón en, verstopt in het zinderende landschap, de grotten van Sam en Aurore. Detail van Casa Cervantes in Cartagena. ‘A Granada 108 kilometer.’ Punnik-oma in Jodar. 60 | resten mammo van zijn ehtieen gevond r en de Ronde van Murcia Major, zoals het Casa Cervantes en het Gran Hotel.’ ‘De modderwat?’ ‘Modernista. Een sierlijke bouwstijl, verwant aan art nouveau. In zwang aan het einde van de negentiende en het begin van de eeuw daarna. Maar wat ook kan: te voet langs resten van de Oudheid, zoals de Punische Muur, het Romeinse theater en de Tempel van Jupiter.’ Twintig kilometer van Cartagena flonkert het Mar Menor, een binnenzee met zowel kilometers strand als duizend hotels. In het plaatsje Los Alcázares parkeren we onze auto onder Hotel 525, dat een borrelende jacuzzi met zeezicht op het dak bezit. Onder ons ligt een druk plein met straatmuzikanten en terrasjes, waar we Argentijnse steak, Griekse pizza en Chicken Tandoori kunnen eten. Niet ongezellig, maar het lege Spaanse binnenland is ineens ver weg. In de lounge club tegenover het hotel bestellen we twee mojitos terwijl de schorre zanger van de Stolen 70’s, een rock and roll coverband, brult: ‘Cause there ain’t no cure for the summertime blues’. Waar slapen we? In kamer 325 van Hotel 525. Goed voor vier sterren, plus die jacuzzi met zeezicht op het dak. TIP: Google Ruta Modernista por Cartagena, print die uit en wandel! Klein tweesterren hotel op de route: Hotel Cartagenara (2 pk € 40). Dag 7: 86 km Elche 300.000 PALMBOMEN ‘Het was zeer schoon. Ik zag Jezus, Maria en nog zo’n figuur!’ Aan het woord is Yannick, een zesjarige Vlaming die uit de Basilica Santa María van Elche komt gestormd. Hij is blij. Nog wel. Want als een half uur later ook John en ik de basiliek hebben bewonderd en we ons vanaf de kerktoren vergaapt hebben aan zowel de stad als El Palmeral, het beroemde bos met 300.000 palmbomen, treffen we Yannick voor de tweede maal, pal voor de kerkdeur. En dit keer is hij in tranen. ‘Mijn bal!’, snikt het ventje, wijzend naar een bleke stip naast een beeld in een nis van de buitenmuur. Zo hoog, dat ook wij niet kunnen helpen. ‘Wat we wel kunnen doen’, oppert John, ‘is een foto van jou en je bal maken en misschien komt die dan in REIZ&, dat is een Nederlands tijdschrift.’ En kijk, Yannick lacht al weer. ‘Meneer, ik ga subiet in de kerk een bougieke opsteken, dan komt mijne foto zeker en vast in uw magazine!’ Dus mocht u nu die foto zien, dan weet u dat het echt helpt, een kaarsje opsteken in Murcia. • Waar slapen we? Jardín Milenio, een okergeel hotel in de palmentuin, waardoor het ons doet denken aan de LP-hoes van Hotel California. ‘Such a lovely place.’ TIP: Vlieg naar Alicante, huur een auto en volg de kleine wegen op de kaart. Vind alles ter plekke. Vragen/opmerkingen? [email protected] ’ ! l a b n ‘Mij ick is yannanen in tr Met de klok mee: Yannick voor de Santa Maria Basilica in Elche. Hotel 525 in Los Alcázares. De zanger van de Stolen 70’s. Te voet in Cartagena. Ober bij de finish van onze route: Elche. Rustig plekje aan zee, nabij het Mar Menor. | 63
© Copyright 2024 ExpyDoc