Nieuwsbrief Geregeld in de Zorg Ofte Pagina 1 Jaargang 8, no. 6 – juni 2014 Geregeld in de Zorg juni 2014 Voorwoord Het zomerreces komt eraan en dat is te merken aan de omvangrijke stroom van informatie en nieuwsfeiten, die in juni is gepubliceerd. Wij hebben weer een selectie gemaakt van de belangrijkste ontwikkelingen. In de rubriek "Uitgelicht" wordt de belangrijkste berichtgeving over de Wet Langdurige Zorg en het scheiden van wonen en zorg voor u samengevat. In dit nummer: Voorwoord Uitgelicht Actuele ontwikkelingen in de zorg Wet- en Regelgeving Vastgoed en financiering Bekostiging en beleidsregels V&V-sector en extramurale zorg Bekostiging en beleidsregels VGN sector Bekostiging en beleidsregels GGZ-sector Arbeidsaangelegenheden Juridische Zaken 2 3 7 12 16 17 21 23 25 28 “Geregeld in de Zorg” is een uitgave van Verstegen accountants en adviseurs, bestemd voor relaties in de gezondheidszorg. Voor logistieke vragen: A.C. (Ariëtta) Heuvelman, [email protected] Voor inhoudelijke vragen: drs. F. (Frans) van der Plaat RA, [email protected] Redactie: L.G.J. (Bert) Mostert RA, [email protected] Met medewerking van: drs. W.A.P. (Wim) Niemans van Niemans Consultancy B.V. Juridische bijdragen van: Ten Holter/Noordam advocaten: - mr. L.R.T. (Leon) Peeters - mr. H.A.H.W. (Hugo) Meijer Bij het samenstellen van deze uitgave is uiterste zorgvuldigheid in acht genomen. Wij aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijk onjuiste of onvolledige informatie of voor schade die als gevolg hiervan ontstaat. Gezien het algemene karakter van de uitgave kunnen wij niet instaan voor toepassingsmogelijkheden in specifieke situaties. Alle rechten voorbehouden Pagina 2 Geregeld in de Zorg juni 2014 Uitgelicht In deze rubriek wordt wat extra aandacht besteed aan de ontwikkelingen op het gebied van de Wet langdurige zorg (Wlz). Aan bod komen de parlementaire behandeling en de druk vanuit het werkveld om het inwerking treden van die wet een jaar uit te stellen op basis van zorgvuldigheidsoverwegingen. Ook wordt in deze rubriek aandacht geschonken aan de plannen rondom de wijkverpleging, zowel voor wat betreft de bekostiging daarvan als de meer inhoudelijke aanspraak op die voorziening. 1. Wet langdurige zorg Op de valreep van de overgang van juni naar juli heeft VWS de Tweede Kamer een uitgebreide brief over het Wetvoorstel langdurige zorg doen toekomen met daarin uitgebreide informatie over het mogelijk al dan niet gefaseerd invoeren van die wet, de positie van het CIZ en de contractering 2015. Gelet op de omvang en relevantie van de in de brief en bijlagen gegeven informatie voor de zorgorganisaties zullen wij daar in de juli-uitgave van Geregeld in de Zorg uitgebreid op ingaan. Thans volstaan we met de mededeling dat in bedoelde brief wordt ingegaan op zaken als toegang en aanspraken op grond van de Wlz, de uitvoering en bekostiging ervan en de indicatiestelling. In een bijlage bij betreffende brief wordt aan de NZa het voorlopige budgettaire kader Wlz 2015 bekend gemaakt met daarbij een uitleg en toelichting op onderdelen van de contracteerruimte 2015. De Wlz is in maart jl. aan de Tweede Kamer aangeboden en de staatssecretaris koerst nog steeds op 1 januari 2015 als datum van invoering. In juni zijn vanuit de Tweede Kamer weer vragen vanuit de diverse fracties ingediend. De plenaire behandeling van de Wlz zal pas in de tweede week na het zomerreces kunnen gaan plaatsvinden. De Tweede Kamer heeft aangegeven dat men vooral geïnformeerd wenste te worden over zaken als de AWBZ/Wlz inkoop 2015. Helder is inmiddels dat VWS aanstuurt op een meer geleidelijke overgang naar de nieuwe situatie en een gefaseerde invoering van de beoogde veranderingen, waarbij onder andere de voor 2015 te hanteren zorgprofielen gebaseerd zullen worden op de cliëntprofielen in de AWBZ. Ook helder is, dat cliënten met een ZZP 4 indicatie in het overgangsrecht vallen met een "hoog ZZP". In deze nieuwsbrief wordt in de rubriek Wet- en Regelgeving daar meer gedetailleerd op ingegaan. ActiZ heeft tot op heden aangedrongen op uitstel van de invoering van de Wlz en helder gemaakt welke zaken in ieder geval voor aanpassing in aanmerking komen. Daarbij is vooral van belang het kader waarin de inkoop AWBZ/Wlz 2015 kan plaatsvinden. ActiZ heeft in juni verder aangegeven dat zowel cliënten als zorgondernemers van mening zijn dat de Wlz nog teveel tekortkomingen vertoont en eigenlijk als een gemiste kans kan worden getypeerd. De kritiek richt zich vooral op de uitwerking van de eigen regie van de cliënt en de daarbij behorende keuzevrijheid. Teveel wordt nog uitgegaan van aanbodsturing in plaats van vraagsturing, zorgbehoefte en wensen van de cliënt. Uitdrukkelijk wordt gepleit voor een meer persoonsvolgende bekostiging waarbij een, op grond van een onafhankelijke indicatiestelling gebaseerd, persoonlijk zorgleefplan en aansluitend budget tot stand komt en meer met zorgvouchers gewerkt gaat worden. Pagina 3 Geregeld in de Zorg juni 2014 Brief aan cliënten over herziening langdurige zorg VWS heeft in juni besloten dat er géén brief vanuit VWS aan AWBZ cliënten verzonden zal gaan worden over de veranderingen, die in de langdurige zorg gaan plaatsvinden. Bewust wordt ervoor gekozen, vanuit het oogpunt van zorgvuldige communicatie, eerst via meer algemene berichtgeving in kranten, folders, websites en TV/radioberichtgeving vanuit het Rijk de op handen zijnde veranderingen in de langdurige zorg toe te lichten. Pas daarna zullen cliënten door gemeenten, zorgverzekeraars etc. meer persoonlijk worden geïnformeerd over wat die veranderingen betekenen voor de meer persoonlijke situatie. VWS heeft in antwoord op Kamervragen van het CDA aangegeven, mede ter voorkoming van het schenden van de privacy van zo'n 800.000 burgers en in het meer algemene belang van zorgvuldigheid, huidige AWBZ cliënten op deze manier te informeren over het waarom, wanneer en op welke wijze de veranderingen gaan plaatsvinden. Daarbij zijn vooral zaken als het waarborgen van een continuïteit van de zorgverlening van belang. VWS wenst daarbij vooral een faciliterende en algemeen informerende rol te spelen. Dit kan pas concreet in gang worden gezet nadat ook de Eerste Kamer heeft ingestemd met de Wmo 2015. Wijkverpleging Op 10 juni jl. heeft minister Schippers haar plannen om het Zvw pakket per 1 januari 2015 te wijzigen aan de Tweede Kamer doen toekomen. Dat betreft dan natuurlijk vooral het plan de wijkverpleging per die datum op te nemen in de Zorgverzekeringswet, waarmee de eerder beoogde knip tussen verzorging en verpleging wordt voorkomen. Over de inhoud van de definitieve versie, zoals verzonden aan de Tweede Kamer, wordt in de rubriek Wet- en Regelgeving nader ingegaan. Begin juli zullen in de Tweede Kamer debatten gevoerd worden over de wijkverpleging. Het gaat dan om de aanspraak en de plannen voor de bekostiging van de wijkverpleging. ActiZ heeft inmiddels laten weten zich in grote lijnen te kunnen vinden in de contouren van het nieuwe bekostigingsmodel, maar graag enkele resterende onduidelijkheden voor de zorgorganisaties weggenomen zou willen zien worden, zodat sprake wordt van een verantwoorde overheveling. Thans zijn een aantal relevante zaken nog onvoldoende uitgewerkt, zoals noodzakelijke NZa beleidsregels, bevoorschotting en een tot stand te brengen relatie met de huidige Regeling Zorginfrastructuur. ActiZ heeft bij de Tweede Kamer er vooral aangedrongen op een integrale uitvoering van de wijkverpleging en het voorkomen van een nieuwe knip binnen de uitvoering van die wijkverpleging zelf. 2. Scheiden van wonen en zorg Voor wat betreft het thema scheiden van wonen en zorg is steeds meer duidelijk geworden dat er niet of onvoldoende rekening vanuit het Rijk is gehouden met soms onbedoelde gevolgen. Daarvoor zullen oplossingen gevonden dienen te worden. Bestemmingsplan De praktijkcasus Wageningen heeft onder meer duidelijk gemaakt dat het noodzakelijk is dat de ministeries van VWS en BZK komen tot afstemmingsoverleg en een gezamenlijke beleidsbrief, waarin in meer structurele zin antwoord wordt gegeven op de vraag of de wijzigingen in de bekostiging van het verblijf (het niet meer vanuit de AWBZ betalen van de huisvestingsfunctie voor lichte zorgzwaartes) van invloed mag zijn op de bestemming van een locatie. Het is daarbij zeer aan te bevelen ook de VNG en ActiZ bij de beantwoording van die vraag te betrekken. Pagina 4 Geregeld in de Zorg juni 2014 Ons inziens impliceert het schrappen van de intramurale verblijfsindicatie voor de lagere ZZP's in principe niet dat daarmee, indien nieuw op te nemen bewoners in bijvoorbeeld een verzorgingshuis zelf voor die huisvesting gaan betalen, sprake is van een bestemmingsplanwijziging. Immers, het feitelijk gebruik van de voorziening wijzigt niet, doch alleen de bekostiging van die huisvestingsfunctie. In meer zorginhoudelijk opzicht blijft ook dan sprake van het combineren van wonen en zorg op die locatie. Met de vele discussies over scheiden van wonen en zorg kan met het inwerking treden van de Wlz definitief worden afgerekend. Er zal dan ook een enorme verscheidenheid kunnen ontstaan tussen en binnen locaties, maar ook tussen gemeenten, van aanbodscombinaties voor wonen en zorg. De uitvoering van de Wlz biedt een grote mate van vrijheid daarbij en VWS beoogt zeker geen blauwdruk daarvoor aan te reiken. De te beantwoorden vraag luidt nu of er sprake zou kunnen zijn van enige strijdigheid met een bestemmingsplan. Vanuit de Rijksoverheid zal een helder standpunt en beleidsbrief moeten voorkomen dat sprake wordt van onnodige bestemmingsplanwijzigingen. Daarnaast moet helderheid komen inzake het toepassen van geëigende parkeernormen en de eisen voor brandveiligheid. In de praktijk zal immers veelal de populatie op te nemen bewoners niet of nauwelijks verschillen van de tot op heden opgenomen bewoners met een relatief beperkte zorgvraag en zorgindicatie. Daarnaast komt bij de verhuur van zorgvastgoed ook zaken aan de orde als het al dan niet moeten vragen van toestemming aan het College Sanering Zorginstellingen (CSZ) voor zover het vastgoed met "zorggeld" is gefinancierd en het opnemen van als zelfstandige woning aan te merken woonruimten in de Basis Administratie Gemeenten (BAG). Langer zelfstandig wonen en de reactie van ActiZ In deze uitgave van "Geregeld in de Zorg" wordt ook nog aandacht geschonken aan een nieuwsbericht van ActiZ dat in de door VWS en BZK opgestelde brief "Langer zelfstandig wonen" van 4 juni jl. onvoldoende erkenning is opgenomen voor de in de praktijk door zorginstellingen ervaren knelpunten inzake het zorgvastgoed. Er is, zoals verwoord door ActiZ, een behoorlijke kloof tussen de Haagse werkelijkheid en die waarmee het werkveld te maken heeft. Het gaat dan bij uitstek om de financiering en solvabiliteit, de verhuurderheffing en de gevolgen van de Warmtewet. Bovendien, zo stellen de diverse partijen, is er wel degelijk een groot tekort aan seniorenwoningen. VWS gaat van het standpunt uit dat in de huidige woningvoorraad er een aanbod van bijna twee miljoen geschikte woningen is, maar gesteld moet ook worden dat die geschikte woningen slechts voor een deel bewoond worden door de doelgroep, die daar het meest behoefte aan heeft. En het is slechts denkbeeldig dat die vorm van scheefwonen op korte termijn verandering zal ondergaan. 3. Niet vergoeden van de overproductie 2013 Door de PVV zijn in juni Kamervragen gesteld over het niet uitbetalen door de zorgkantoren van zogenaamde open rekeningen. VWS en de NZa benadrukken in hun beantwoording dat de productie van zorgaanbieders wordt vergoed op basis van de herschikkingsafspraken. ActiZ is het met die redenering niet eens. De zorginstellingen hebben in 2013 immers voor het genoemde bedrag rechtmatige zorg geleverd, die thans dus niet vergoed wordt, terwijl het duidelijk is dat door het huidige bekostigingssysteem ieder jaar weer AWBZ contracteermiddelen onbenut blijven. Pagina 5 Geregeld in de Zorg juni 2014 ActiZ heeft de kwestie inmiddels ook onder de aandacht van de Tweede Kamer gebracht. ActiZ heeft daarnaast kritiek op de stellingname van VWS dat geen sprake is van onbenutte middelen, omdat het overschot is aangewend voor kapitaalslasten die te laag waren ingeschat. 4. Wijziging indexeringssystematiek langdurige zorg Op 2 juni jl. heeft VWS een brief doen toekomen aan de Tweede Kamer, waarin wordt aangekondigd aan de NZa een aanwijzing te gaan geven de indexeringssystematiek in de langdurige zorg te wijzigen per 1 januari 2015. In de huidige systematiek kent de loonen prijsontwikkeling een veranderlijk verloop. In de voorgenomen wijziging zullen de tarieven en budgetten minder na-ijlen in de tijd, waardoor beter rekening wordt gehouden met de actuele ontwikkelingen, die vanuit andere sectoren van invloed zijn op lonen en prijzen in de zorg. De indexering voor het komende jaar zal in het VWS voornemen volledig worden gebaseerd op de verwachte loon- en prijsontwikkeling van dat komende jaar (voorcalculatie). Die systeemwijziging geldt overigens niet voor de tarieven voor de normatieve huisvestingscomponent (NHC). Als gevolg van deze systematiekwijziging zullen de tarieven in 2015 volgens de meest recente indexcijfers per saldo circa 0,16% lager uitvallen ten opzichte van de huidige systematiek. 5. Duidelijkheid omtrent ZZP VV 4 en ZZP VG 3 VWS heeft in juni laten weten dat in het meest recente zorgakkoord met betrekking tot ZZP VV 4 (en ZZP VG 3) wordt aangegeven, dat aangesloten wordt op de huidige praktijk waarbij 75% van de mensen met een dergelijke ZZP naar een instelling gaan. Met deze verzachting blijft er voor meer zorgvragers een intramurale plek beschikbaar. Vrij vertaald zou je hiermee kunnen zeggen dat de maatregel feitelijk van de baan is. Aansluiten bij de huidige praktijk betekent immers dat er geen veranderingen plaatsvinden en er nog evenveel mensen van deze doelgroep naar een instelling kunnen gaan. Overigens was met betrekking tot ZZP VV 4 altijd al het voornemen om pas per 2016 te starten met het extramuraliseren. In het overgangsrecht was ZZP VV 4 eerst aangeduid als “lichte ZZP”, maar dat is/wordt veranderd en ZZP VV 4 wordt nu dus gezien als een “zware ZZP”. In de Wlz wordt gewerkt met zorgprofielen. Het zorgprofiel dat past bij ZZP VV 4 zal niet inhoudelijk worden aangescherpt (dezelfde cliënten die voorheen pasten in de omschrijving van ZZP VV 4 zullen daarin blijven vallen). Het enige dat verandert in het zorgprofiel (maar dat geldt voor alle zorgprofielen) is dat de urenomvang in de omschrijving van het zorgprofiel zal verdwijnen. Pagina 6 Geregeld in de Zorg juni 2014 Actuele ontwikkelingen in de zorg Geen brief VWS aan cliënten over herziening langdurige zorg (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 24 juni 2014) Er komt geen brief vanuit het ministerie van VWS aan AWBZ-cliënten over veranderingen in de langdurige zorg. In verband met zorgvuldige communicatie naar mensen, geeft het ministerie van VWS de communicatie over de veranderingen in de langdurige zorg als volgt vorm. Eerst zullen cliënten geïnformeerd worden door het Rijk over het waarom, wat en wanneer van de veranderingen via berichtgeving in kranten, folders, websites, radio, televisie en bijeenkomsten. Het gaat niet alleen om informatie over wat gaat veranderen, maar ook over de continuïteit van zorg, zoals geborgd in het overgangsrecht in de relevante wetten. Hierna zullen cliënten door zowel gemeenten, zorgverzekeraars als ZBO’s concreter worden geïnformeerd over wat er in de persoonlijke situatie verandert. Er zal vanuit VWS geen persoonlijke brief worden verstuurd over de gegevensoverdracht of over de persoonlijke situatie. Eén en ander wordt overigens pas concreet ingang gezet wanneer en indien de Eerste kamer met de Wmo 2015 heeft ingestemd. Gezien het belang en de verantwoordelijkheid van het Rijk zal VWS diverse partijen faciliteren, bijvoorbeeld met voorbeeld teksten, folders en een helpdesk. Daarnaast zal VWS alle communicatie die de komende maanden vanuit gemeenten, zorgverzekeraars en ZBO’s in de richting van AWBZcliënten wordt gestuurd, in kaart brengen en op elkaar afstemmen. Overproductie niet vergoed (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 18 juni 2014) Het ministerie van VWS en de NZa benadrukken dat de productie van zorgaanbieders wordt vergoed op basis van de herschikkingafspraken. De overproductie van 2013 van € 81 miljoen, zoals onderzoek van ActiZ eerder dit jaar had uitgewezen, wordt niet vergoed. Overproductie en onbenutte middelen: Uit onderzoek in het voorjaar 2014 van ActiZ naar de overproductie volgt dat leden in 2013 voor € 81 miljoen rechtmatige zorg hebben geleverd, die niet is vergoed. Ook is duidelijk dat als gevolg van het bekostigingssysteem jaarlijks AWBZ contracteermiddelen onbenut blijven. ActiZ heeft hierover het ministerie van VWS, NZa en ZN benaderd en hen verzocht de niet bestede contracteermiddelen te benutten voor de overproductie, zie ook het ledenbericht. Ook is de media ingegaan op de onbetaalde rekeningen van zorgorganisaties en ActiZ heeft de kwestie onder de aandacht gebracht van de leden van de Tweede Kamer. Geen vergoeding voor overproductie: De NZa geeft in haar reactie aan ActiZ aan dat systeemtechnische redenen in de weg staan om overproductie te vergoeden en beschrijft dat overproductie een risico is van de aanbieder. Het ministerie van VWS benadrukt in haar brief aan ActiZ dat er geen sprake is van onbenutte middelen, omdat deze gelden zijn besteed aan kapitaallasten. ActiZ ziet echter op basis van NZa gegevens en de sites van concessiehouders wel dat er contracteermiddelen zijn overgebleven. Daarbij klopt het niet, vindt ActiZ, dat contracteermiddelen worden benut voor een onderschatting op het terrein van de kapitaallasten. Pagina 7 Geregeld in de Zorg juni 2014 Ook in recent overleg tussen het ministerie en ActiZ zijn de argumenten uitgewisseld, maar VWS houdt vast aan haar zienswijze dat er geen onbenutte middelen zijn, omdat deze voor kapitaallasten zijn aangewend. In die lijn heeft VWS ook antwoord gegeven op vragen uit de Tweede Kamer over de overproductie. ZN heeft mondeling naar ActiZ gereageerd in meer neutrale bewoordingen. Balans opmaken: ActiZ hekelt de zienswijze dat rechtmatig geboden zorg niet wordt betaald, helemaal als blijkt dat er voldoende contracteergelden zijn zoals in 2013. Gezien de uitkomst adviseert ActiZ u weloverwogen na te gaan of en in welke mate u zorg boven de productieafspraken gaat leveren. Weliswaar blijkt de afgelopen jaren dat zorgkantoren ten dele herschikkingsafspraken met zorgaanbieders maken, maar door de strakke zorgcontractering, de toenemende zorgzwaarte en de begrensde contracteerruimte ontstaan steeds meer financiële risico’s voor aanbieders. Ook is het zaak eventuele onderproductie tijdig te signaleren en minimaal te houden, zodat de beschikbare middelen optimaal kunnen worden ingezet. Gemeenten aan de slag met informatievoorziening Wmo (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 10 juni 2014) Om te zorgen dat gemeenten op tijd klaar zijn met het inrichten van hun informatievoorziening voor de nieuwe taken in het sociaal domein hebben de VNG en KING (het kwaliteitsinstituut van de VNG) 22 actiepunten voor gemeenten op een rij gezet. Een belangrijk actiepunt is het invoeren van de berichtenstandaard voor zorgtoewijzing en declaratie en de eenmalige gegevensoverdracht voor de Wmo. Het complete overzicht van de actiepunten is te vinden op www.visd.nl. Als zorgaanbieder kunt u het overzicht gebruiken om met gemeenten te bespreken wat er nog geregeld moet worden om vanaf 1 januari soepel te kunnen samenwerken. Berichtenstandaarden iWmo voor zorgtoewijzing en declaratie: De VNG en KING adviseren gemeenten om zoveel mogelijk gebruik te maken van de instrumenten die landelijk zijn ontwikkeld. Dit betreft bijvoorbeeld het gebruik van de berichtenstandaard voor zorgtoewijzing en declaratie. Deze standaard is tot stand gekomen in overleg tussen gemeenten, aanbieders, softwareleveranciers, zorgkantoren en beheerorganisaties. Rond 1 juli a.s. wordt de volledig uitgewerkte standaard vastgesteld. De implementatie ervan wordt ondersteund door het Zorginstituut Nederland. Het gebruik van de standaarden is niet verplicht, maar wel zeer gewenst. ActiZ adviseert u daarom om gemeenten te attenderen op de beschikbaarheid van deze standaarden en het gebruik ervan zo mogelijk vast te leggen bij de contractering. Overleg over financiële verantwoording en controleprotocollen (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 10 juni 2014) ActiZ heeft samen met VGN een eerste overleg gehad over de financiële controle door accountants en zorgkantoren/zorgverzekeraars. Dit naar aanleiding van signalen over het verloop over boekjaar 2013 en discussie over hoe verder vanaf 2014. Eerder heeft ActiZ reeds gereageerd op het controleprotocol 2013, waarna deze is aangepast. Pagina 8 Geregeld in de Zorg juni 2014 Daaruit volgde evenwel nog geen directe betrokkenheid van de brancheorganisaties bij het controleprotocol 2014, waar gelet op de controlepraktijk veel zorg over bleef bestaan. ActiZ heeft om die reden samen met de VGN een brief gestuurd aan het departement met verzoek om overleg. Een eerste overleg met VWS, NZa, NBA/Coziek heeft nu plaatsgevonden waarin de problematiek nader is geanalyseerd en enkele acties zijn uitgezet. Spagaat tussen controlepraktijk en de boodschap van minder administratieve lasten: Kern van de discussie is de spagaat die ontstaat tussen de controlepraktijk, waarbij momenteel steeds meer op cliëntniveau verantwoord moet worden, en de boodschap van vermindering van administratieve lasten op grond van principes als planning = realisatie en zelfsturende teams. Zowel accountants als zorgkantoren duiken steeds meer en dieper in zorgplannen/cliëntendossiers, om te toetsen of de zorg per individuele cliënt daadwerkelijk is geleverd. ActiZ heeft in het overleg aangegeven dat dit mede komt doordat VWS het zorgplan tot hét instrument maakt (onder meer in de WLZ) waarop alle controle zich nu lijkt te richten en de controle sowieso vanuit VWS en NZa is aangescherpt. Met daarbij de boodschap dat accountants geen zorgplannen mogen inzien zonder toestemming van de cliënt zelf. 2013: Er is gesproken over de problematiek dat accountants terughoudend zijn over de goedkeurende verklaring, nu er op diverse plekken discussie is tussen zorgaanbieder en zorgkantoor over de materiële controle. VWS en NZa zullen hierover in overleg treden met ZN om te bekijken of hierover nog ruis weg te nemen valt. Daarnaast zal de NBA richting NZa schriftelijk bevestigen dat de door hun toegevoegde passage in de controleverklaring (t.o.v. de tekst van de NZa) over de wijze van toetsing geen afbreuk van c.q. geen beperking op de goedkeurende verklaring impliceert. 2014 en verder: NZa heeft aangegeven toe te willen naar het voor het boekjaar vaststellen van het controleprotocol. Daarbij is de onderwijswereld als voorbeeld genomen, waar het controleprotocol al op 1 juli voorafgaand aan het boekjaar gepubliceerd wordt voor commentaar en enkele maanden voor het boekjaar definitief is. Voor 2014 gaat dat sowieso niet lukken. Daarover vindt wel op korte termijn vervolgoverleg plaats om deze zo spoedig mogelijk te kunnen publiceren. Hoewel de NZa af wil van ‘afvinklijstjes’ voor de controle, is uitgewisseld dat toch meer guidance nodig is dan enkel het publiceren van controleprincipes om te voorkomen dat ieder accountantskantoor geheel eigen invulling hieraan gaat geven. Voor de intramurale zorg is vanuit Coziek en branches aangegeven dat de oude principes van indicatie en aanwezigheid leidraad moeten zijn, aangevuld met enkele andere vormen van toetsing (klachten, e.d.). Ook is afgesproken de materiële controle door zorgkantoor/zorgverzekeraar en de controle door accountants op elkaar af te stemmen. Voor het controleprotocol 2015 is de intentie uitgesproken om deze ook ruim voor 1 januari 2015 te publiceren. GRZ – oproep leden met goedkeurende accountantsverklaring: Over de GRZ is uitgewisseld dat zorgondernemers zich overvallen voelen door de verklaring met beperking. Er is uitgegaan van een overgangsjaar naar DBC-registratie, waarbij voor 2013 nog op oude ZZP-parameters geregistreerd en verantwoord zouden worden. De beperking komt daarmee als een late verrassing, omdat deze gebaseerd is op de DBC-registratie t.b.v. de productie (schadelast) per verzekeraar, waarbij elementen als onderhandenwerk (OHW) en behandelintensiteit goed geregistreerd moeten zijn. Pagina 9 Geregeld in de Zorg juni 2014 De GRZ is daarmee illustratief voor de noodzaak om vooraf duidelijkheid te scheppen in periodes van transitie. Voor boekjaar 2014 is het zaak dat deze registraties wel op orde zijn/komen. Kabinet stimuleert regionale samenwerking om langer thuis te wonen (Bron: Ministerie van VWS - nieuwsbericht 4 juni 2014) Minister Stef Blok (Wonen en Rijksdienst) en staatssecretaris Martin van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) hebben de mogelijkheden in kaart gebracht om ouderen en mensen die zorg nodig hebben langer thuis te laten wonen. Hun plan Langer thuis wonen concentreert zich op het stimuleren van regionale samenwerking, omdat mogelijke knelpunten zich daar zullen voordoen en daar opgelost moeten worden. Het gaat om mogelijkheden voor wonen en zorg dicht bij de mensen, hun netwerk en hun buurt. Het kabinet stelt regiotafels in om kennis en informatie te delen. Daar zitten zorgverzekeraars, zorgkantoren, gemeenten, zorgaanbieders, woningcorporaties, cliëntenorganisaties en beroepsorganisaties bij elkaar. Dat schrijven Blok en Van Rijn aan de Tweede Kamer. Aanjaagteam 'Langer zelfstandig wonen': Een aanjaagteam onder leiding van Marnix Norder, jarenlang wethouder in Den Haag, zal de regio’s op weg helpen. Het team helpt ook bij eventuele gedwongen verhuizingen. Knelpunten in landelijke regels meldt het team aan het kabinet. Verschuiving woonwensen ouderen: Sinds de jaren ’80 willen ouderen langer thuis wonen of in kleinschalige woonvormen. De traditionele tegenstelling tussen thuis wonen of in een grote instelling vervaagt. De verwachting is dat in 2040 achter elke vijfde voordeur een 75-plusser woont. De vraag naar de huidige verzorgingstehuizen neemt af en tegelijkertijd zal een deel van het zorgaanbod vernieuwd worden om aan de wensen van mensen te voldoen. Dat is door (technologische) innovaties steeds beter mogelijk. Voor mensen met een zware zorgbehoefte is altijd een plek in een instelling. Nieuwe rolverdeling: De rolverdeling tussen overheden, woningaanbieders en de zorg verandert. Gemeenten krijgen de regierol en zullen met zorgaanbieders, woningcorporaties en zorgkantoren overleggen over de aansluiting van vraag en aanbod op het terrein van wonen en zorg. Gemeenten en woningcorporaties werken samen om geschikte woonruimte voor hun huurders te realiseren. Het Rijk zorgt voor de juiste randvoorwaarden, zodat vraag en aanbod op de woningmarkt beter op elkaar kunnen aansluiten. Op het ombouwen van leegstaande verzorgingshuizen naar zelfstandig zorgvastgoed is de korting op de verhuurderheffing van toepassing. Het gaat om een korting van € 10.000 per omgebouwde wooneenheid. Mensen zullen zelf meer moeten anticiperen op het ouder worden en wat dit betekent voor hun toekomstige woonwensen. Mantelzorgwoningen vergunningvrij: Het kabinet wil het mogelijk maken mantelzorgwoningen vergunningvrij aan te bouwen of op dezelfde kavel te zetten zijn. De bouw van mantelzorgwoningen wordt vergelijkbaar met een garage of een tuinhuis, waarvoor ook geen vergunning nodig is. Pagina 10 Geregeld in de Zorg juni 2014 Hervorming langdurige zorg: De hervorming van de langdurige zorg versterkt de zorg en ondersteuning in de buurt en sluit aan bij de ontwikkeling dat mensen zo lang mogelijk thuis willen wonen. Sociale wijkteams en wijkverpleegkundigen helpen daarbij. Het kabinet wil dat familie, vrienden en buren meer naar elkaar om kijken, omdat een zorgzame samenleving een betere samenleving is. In de brief van Blok en Van Rijn ligt de nadruk op ouderen, maar het gaat ook om wonen en zorg voor jongeren die met een handicap worden geconfronteerd, lichamelijk en verstandelijk gehandicapten en mensen met een psychiatrische beperking. Voorlopig voldoende zorg beschikbaar voor bewoners AWBZ-instellingen (Bron: NZa - nieuwsbericht 4 juni 2014) De komende paar jaar blijven er voldoende plaatsen beschikbaar in de zorgkantoorregio's voor bewoners van AWBZ-instellingen. Dit blijkt uit een onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) naar de effecten van de hervormingen in de AWBZ. In vijf regio's zullen zorgkantoren extra alert moeten zijn om te borgen dat er voldoende zorg beschikbaar blijft voor wie daar recht op heeft. Het gaat om de regio's Arnhem, Amsterdam, Groningen, Midden-Holland en Utrecht. De kabinetsmaatregel om ouderen langer thuis te laten wonen, heeft gevolgen. Zorgaanbieders krijgen op korte termijn te maken met een afname van het aantal bewoners (omdat die langer thuis wonen) en zullen daarom locaties moeten sluiten of helemaal dicht laten gaan. Dit kan betekenen dat de bewoners moeten verhuizen naar een andere locatie of naar een andere zorgaanbieder. Het zorgkantoor moet voldoende zorg inkopen voor wie daar recht op heeft. De NZa houdt er toezicht op of zorgkantoren zich aan deze zorgplicht houden, maar het in stand houden van zorgaanbieders is geen doel. De centrale vraag daarbij is of er de komende jaren voldoende plaatsen beschikbaar blijven als zorgaanbieders hun deuren sluiten. De monitor 'Continuïteit van de zorg' van de zorgautoriteit laat zien dat er de komende jaren in ieder geval voldoende capaciteit beschikbaar is om cliënten met een indicatie voor langdurige zorg in een instelling te laten verblijven. Zorgkantoren moeten wel in de gaten houden of de zorgaanbieders in staat zijn voldoende in te spelen op de veranderingen, zodat de continuïteit van de zorg ook op de langere termijn geborgd blijft. In de monitor worden vijf zorgkantoorregio's benoemd waar extra aandacht nodig is vanuit het zorgkantoor om voldoende zorg te blijven inkopen. Hier is bijvoorbeeld sprake van één grote zorgaanbieder die niet beschikt over veel financiële ruimte en waar nog veel moet veranderen. Omdat per zorgaanbieder verschillende factoren een rol spelen, kan niet worden voorspeld hoe een dergelijk individuele situatie zich zal ontwikkelen. Budgetten Wmo en Jeugd voor 2015 bekend (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 5 juni 2014) De korting op de gemeentelijke budgetten voor begeleiding bedraagt in 2015 11%. Voor de huishoudelijke hulp bedraagt de korting 32%. Dat blijkt uit de meicirculaire 2014, waarin het kabinet de budgetten bekend heeft gemaakt, die gemeenten in 2015 ontvangen voor de uitvoering van de Wmo en de Jeugdwet. Pagina 11 Geregeld in de Zorg juni 2014 Redactie: de betreffende circulaire vindt u hier: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/circulaires/2014/05/30/meicirculaire-gemeentefonds-2014.html Wet- en Regelgeving Parlementaire behandeling Wlz (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 26 juni 2014) In de Tweede Kamer is de parlementaire behandeling van de Wet langdurige zorg (Wlz) gaande. Staatssecretaris Van Rijn koerst nog steeds op invoering per 2015. De leden van de Tweede Kamer hebben deze week voor de tweede ronde vragen over de Wlz ingediend. Volgens de planning zal plenaire behandeling van de Wlz in de tweede week na het zomerreces plaatsvinden. Parlementaire traject: De Wlz is in maart jl. aangeboden aan de Tweede Kamer, zie ledenbericht, met de samenvatting van het voorstel voor de Wlz. Begin mei hebben leden van de Tweede Kamer vragen over de Wlz ingediend. Veel vragen, die ActiZ heeft aangeleverd aan Kamerleden, zie ledenbericht, zijn door Kamerleden ingebracht. Inmiddels zijn de vragen uit deze eerste ronde door het ministerie in 230 pagina’s beantwoord, in de zgn. Nota naar aanleiding van het verslag. De ActiZ vragen met het antwoord van het ministerie op hoofdlijnen, vindt u op de website van ActiZ. Inmiddels is een Nota van Wijziging rond de GGZ positionering verschenen en een Besluit langdurige zorg voorgehangen. Deze week hebben de Kamerleden vragen over de Wlz in de tweede ronde ingediend. Hierbij de inbreng van ActiZ richting de Tweede Kamer. De Tweede Kamer wil door de staatssecretaris worden geïnformeerd over de stand van zaken rond de AWBZ/Wlz inkoop 2015. Hierover wordt eind juni, begin juli een brief verwacht. De plenaire behandeling van de Wlz is gepland voor de tweede week na het zomerreces. Inhoudelijke punten: Uit de beantwoording van de Kamervragen van de eerste ronde volgt dat staatssecretaris stuurt op een geleidelijke overgang naar de nieuwe situatie. Dat betekent een gefaseerde invoering van de beoogde veranderingen, die met de Wlz wordt beoogd. Door de beantwoording van de vragen, de Nota van Wijziging en het Besluit langdurige zorg zijn zaken op hoofdlijnen nader geduid en zijn zaken verhelderd. Enkele opvallende punten zijn: De zorgprofielen die bij de indicatiestelling in 2015 worden gehanteerd zijn gebaseerd op de cliëntprofielen in de AWBZ. Cliënten met een ZZP 4 indicatie, die nog zelfstandig wonen vallen niet meer onder het overgangsrecht van een ‘laag zzp’ maar onder een ‘hoog zzp’. ZZP 10 palliatief terminale zorg met opname komt voor thuiswonende cliënten onder de Zvw te vallen. Intramurale GGZ-cliënten met behandeling (GGZ-B) komen na drie jaar zorg onder de Zorgverzekeringswet in aanmerking voor de Wlz. De huidige ZZP-bekostiging wordt in 2015 gehandhaafd. Er komt een nieuwe bekostigingssystematiek waarbij wordt ingedikt. Het begrip van persoonsvolgende bekostiging wordt vele malen genoemd, maar het is de vraag wat het ministerie daar precies onder verstaat. Pagina 12 Geregeld in de Zorg juni 2014 Er starten vier experimenten over eigen regie (waaronder persoonsvolgende bekostiging) die via de ActiZ commissie eigen regie zijn geïnitieerd. De spoedzorgregeling onder de Wlz voorziet erin dat cliënt spoedzorg ontvangt waarbij het CIZ binnen uiterlijk twee weken het indicatiebesluit stelt. Is er geen sprake van een Wlz indicatie dan wordt de zorg niet vergoed op basis van de Wlz, dan hebben de gemeente en de zorgverzekeraar een rol. Woningaanpassingen voor cliënten ouder dan 18 jaar vallen onder de Wlz. In 2015 zijn gemeenten nog verantwoordelijk voor de beoordeling van de aanvragen en de uitvoering. Vanaf 2016 zijn de Wlz uitvoerders verantwoordelijk. Kortdurend verblijf waaronder respijtzorg voor niet Wlz geïndiceerden wordt ondergebracht in de Wmo en Jeugdwet. Herstelgerichte tijdelijke opname past het beste onder Zvw en wordt verder uitgewerkt. Inzet ActiZ: Eerder heeft ActiZ gepleit voor uitstel van de invoering van de Wlz. Tegelijkertijd is gekeken welke zaken in de Wlz aanpassing behoeven. Hiervoor heeft ActiZ een vernieuwingsagenda Wlz opgesteld met punten over de positie van de cliënt, de ruimte en het perspectief voor de zorgaanbieder. De punten uit de Vernieuwingsagenda en het overgangsrecht van cliënten zijn leidend bij het stellen van nieuwe vragen over de Wlz richting de Tweede Kamer en bij de contacten met Kamerleden. Daarnaast pleit de Coalitie Eigen regie, dat de Wlz fundamenteel wordt herzien en de Tweede Kamer heeft van de Brancheorganisaties in de Zorg, waaronder ActiZ, met de KNMG een Position paper over privacy ontvangen. Het ministerie werkt aan het kader waarbinnen de inkoop AWBZ/Wlz 2015 kan plaatsvinden. Daar moet nu helderheid over komen. Het ministerie streeft ernaar het verzekerde pakket voor 2015 gelijk te laten zijn, ongeacht of het de AWBZ of de Wlz is. Hierover moet snel duidelijkheid komen, omdat de inkoop 2015 al is uitgesteld. ActiZ pleit voor: Inkoop 2015 op basis van het AWBZ regime; een AWBZ exclusief de te decentraliseren en overhevelen van zorg naar Wmo, Jeugdwet c.q. Zvw. Zorgaanbieders kunnen de offerte 1 maand later bij het zorgkantoor, dus 1 september, indienen. Cliënten met een indicatie voor ZZP 1, 2 of 3 die via een VPT of zorg in functies en klassen ontvangen, kunnen deze zorg blijven ontvangen tot einde natuurlijk verloop. ZZP 4 (thans nog 25%) wordt volgens het regeerakkoord vanaf 2016 geëxtramuraliseerd en niet eerder. GGZ-B cliënten, die in verpleeghuizen verblijven, hebben toegangstromen in de Wlz. Vernieuwing in de Wlz. Definitieve versie aanspraak Wijkverpleging naar de Tweede Kamer (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 18 juni 2014) Op 10 juni heeft minister Schippers haar plannen om het Zvw pakket met ingang van 1 januari 2015 te wijzigen naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit betreft ook de plannen om Wijkverpleging vanaf 1 januari a.s. op te nemen in de Zorgverzekeringswet. Voor de meesten van u is de aanspraak Wijkverpleging geen verrassing. Op 4 maart jl. heeft de staatssecretaris in een brief aan de Tweede Kamer al verteld hoe hij de samenhang ziet tussen de Wmo, de Wlz en de nieuwe aanspraak wijkverpleging. Pagina 13 Geregeld in de Zorg juni 2014 Een concept versie van het Besluit zorgverzekering is destijds meegestuurd. De inhoud van de aanspraak is ongewijzigd gebleven. Artikel 2.10 van het Besluit zorgverzekering luidt (straks): 1. Verpleging en verzorging omvat zorg zoals verpleegkundigen die plegen te bieden, waarbij die zorg: a. verband houdt met de behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop, b. niet gepaard gaat met verblijf, c. geen kraamzorg betreft. 2. Onder deze zorg valt niet verzorging van verzekerde tot 18 jaar, tenzij er sprake is van verzorging vanwege complexe somatische problematiek of vanwege een lichamelijke handicap, waarbij: a. sprake is van de behoefte aan permanent toezicht, of b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid beschikbaar moet zijn en die zorg gepaard gaat met één of meer specifieke verpleegkundige handelingen. Een aantal relevante zaken, die zijn opgenomen in de toelichting: De aanspraak wijkverpleging is een ruime en integrale aanspraak geworden, die zowel cliëntgebonden zorg als zaken als coördineren, signaleren en coachen of preventie omvat. Inhoudelijk betreft het verpleging en verzorging waar in het algemeen sprake is van medische problematiek of een hoog risico daarop. Het gaat vooral om mensen bij wie de gezondheidssituatie snel kan veranderen en verslechteren en die dikwijls al (intensief) te maken hebben met huisartsenzorg of ziekenhuiszorg. Daar waar verzorging in het verlengde ligt van de behoefte aan begeleiding (met name bij mensen met een verstandelijke of zintuiglijke beperking of psychiatrische problematiek) vormt deze onderdeel van de Wmo. Verpleging en verzorging kan worden geboden aan mensen die (nog) zelfstandig wonen èn aan mensen die wonen binnen een setting van geclusterde (huur of koop) woningen (aanleunwoningen) en dergelijke. Het is aan de verpleegkundige om de behoefte aan verpleging en verzorging van (potentiële) cliënten vast te stellen. Zij stelt de verpleegkundige diagnose; de medische diagnose is voorbehouden aan een arts, physician assistent, verpleegkundig specialist of medisch specialist. Deze medische diagnose hoeft niet vooraf te gaan aan de verpleegkundige diagnose. Het contact met de behandelaar is van belang om de verpleegkundige en de medische diagnose te combineren om tot een compleet behandel-/zorgtraject te komen. Het is aan de professionele deskundigheid van de verpleegkundige en in voorkomende gevallen de verzorgende, om te bepalen op welk moment de behandelaar op de hoogte wordt gesteld. In het kader van het overgangsrecht is geborgd dat cliënten die op 31 december 2014 zorg ontvangen in 2015 hun zorgaanbieders kunnen behouden. Duidelijk is inmiddels dat de Tweede Kamer met de minister in debat wil over de inhoud van de brief (en de bijlagen) die naar de kamer zijn verzonden. Naar verwachting vindt dit debat nog voor het zomerreces plaats; waarschijnlijk op 2 of 3 juli a.s. ActiZ is op dit moment tevreden over de inhoud van de aanspraak Wijkverpleging. Van belang wordt nu of de aanspraak Wijkverpleging in de praktijk gestalte krijgt zoals beoogd. Pagina 14 Geregeld in de Zorg juni 2014 Einde landelijke regelingen vergoeding cliënten (Wtcg en Cer) (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 25 juni 2014) Op 3 juni 2014 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het intrekken van de Wet tegemoetkoming chronische zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie eigen risico (Cer). Wellicht krijgt u hier vragen van uw cliëntenraad over of wilt u uw cliëntenraad op dit punt informeren. Hier vindt u relevante informatie. Op 3 juni 2014 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het intrekken van de Wet tegemoetkoming chronische zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie eigen risico (Cer). De overheid is van mening dat niet iedereen met de Wtcg en de Cer de ondersteuning krijgt die nodig is. Het intrekken van de regelingen betekent dat de Cer 2013 vorig jaar voor het laatst is uitbetaald. Voor de Wtcg betekent dit dat deze in 2014 voor het laatst wordt uitbetaald en dit is over 2013. De staatssecretaris van VWS heeft op 20 juni jl. de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de communicatie aan burgers over de Wtcg en de Cer door middel van een brief. Ondersteuning vanuit de gemeenten en de fiscale regeling: In plaats van de Wtcg en de Cer ontvangen gemeenten een aanvullend budget van € 45 miljoen in 2014 voor gemeentelijk maatwerk en een aanvullende mogelijkheid voor maatwerk in de vorm van de bevoegdheid voor het verstrekken van een financiële tegemoetkoming op grond van de Wmo. Dit bedrag loopt op tot € 268 miljoen structureel vanaf 2017. Daarnaast blijft de landelijke fiscale regeling voor aftrek van specifieke zorgkosten in aangepaste vorm bestaan. Brief met antwoordkaart aan burgers: Het CAK stuurt iedereen die een Cer 2013 heeft ontvangen en de rechthebbenden van de Wtcg 2013 een brief. Met deze brief worden deze burgers geïnformeerd over het intrekken van de Cer en de Wtcg. Verder worden ze geattendeerd op gemeentelijke ondersteuning en de regeling fiscale aftrek uitgaven specifieke zorgkosten. De brieven aan mensen die in 2013 een Cer hebben ontvangen, worden vanaf 24 juni 2014 tot in juli verstuurd. In totaal gaat het om 2,1 miljoen Cergerechtigden. Bij deze brief zit een antwoordkaart. Als een burger de antwoordkaart terugstuurt, dan geeft CAK de gegevens van deze persoon door aan de gemeente. Gemeenten kunnen deze personen dan informeren over hun lokale beleid. De gemeenten krijgen vanaf het derde kwartaal dit jaar de gegevens van het CAK. Gemeenten zijn nu nieuw beleid aan het ontwikkelen. Het terugsturen van de antwoordkaart betekent niet dat iemand automatisch ondersteuning van de gemeente ontvangt of in aanmerking komt voor een andere regeling. De ondersteuning van gemeenten kan per gemeente verschillen. Welke regelingen gemeenten inzetten en welke criteria ze daarbij hanteren, bepalen de gemeenten zelf. Gemeenten kijken naar iedere individuele situatie. Als iemand de antwoordkaart niet terugstuurt, betekent dit niet dat de gemeente geen ondersteuning verstrekt. Iedereen die ondersteuning nodig heeft, moet ook ondersteuning krijgen. De rechthebbenden van de Wtcg 2013 ontvangen eind dit jaar een brief hierover van het CAK. Meer informatie …?: Voor meer informatie over de brief kunt u kijken op www.hetcak.nl. De VNG informeert de gemeenten over de planning van de brieven: deze worden per tranche per postcodegebied gestuurd. Voor informatie over de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten: www.Belastingdienst.nl. Pagina 15 Geregeld in de Zorg juni 2014 Vastgoed en financiering Beleidsbrief VWS en BZK erkent knelpunten zorgvastgoed onvoldoende (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 5 juni 2014) ‘Mensen willen langer zelfstandig wonen. De vernieuwing die daarbij hoort dient op het regionale en lokale niveau te worden georganiseerd en ook op dat niveau kunnen de meeste knelpunten worden opgelost.’ Dat schrijven Minister Blok van Binnenlandse Zaken en staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in hun beleidsbrief ‘Langer zelfstandig wonen’ op 4 juni. ActiZ meent dat de minister en staatssecretaris in hun brief iets te optimistisch zijn en voorbij gaan aan een aantal knelpunten in de transitie voor verzorgingshuizen. De brief is een vervolg op de brief van 6 juni 2013 over de effecten van de vergrijzing voor de woningmarkt en een reactie op het Rli rapport 'Langer zelfstandig, een gedeelde opgave van wonen, zorg en welzijn' van januari 2014. Transitieagenda overheid: ActiZ constateert een grote kloof tussen de Haagse werkelijkheid en die van het veld en maakt zich grote zorgen over dit standpunt in de beleidsbrief. De brief stelt dat er weliswaar nog wat drempels zijn voor samenwerking, maar dat er geen grote belemmeringen zijn en legt de nadruk op aanjagen, stimuleren en informatieverstrekking. Het veld ervaart ondertussen grote knelpunten voor onder andere de hervorming van een groot deel van de bestaande verzorgingshuizen. Zorgorganisaties willen graag samenwerken, maar de randvoorwaarden voor goede samenwerking zijn niet altijd aanwezig. Bovendien is ActiZ nog niet overtuigd dat nieuwe initiatieven voor woonzorg concepten nu echt van de grond gaan komen. Er liggen nog diverse open einden rond het woningwaarderingssysteem, de regeling zorginfrastructuur en de waarborgfondsen. Knelpunten: De belangrijkste knelpunten voor bestaande verzorgingshuizen zijn: Financiering en solvabiliteit: De sector wordt gevraagd te investeren in de toekomst, in nieuwe woonzorg combinaties, in geschikt maken van bestaande gebouwen. De overheid definieert haar eigen rol vooral als aanjager daarvan. Het probleem is de financiering. ActiZ constateert dat alle partijen, zowel zorgondernemers, banken, woningcorporaties en beleggers zich terugtrekken om in zorg(vastgoed) te investeren. De drempels om financiering te krijgen zijn alleen maar hoger geworden voor zorgondernemers. Banken en andere financiers kennen zorgorganisaties een steeds hoger risicoprofiel toe. Daardoor moeten zij een hoger eigen vermogen hebben én zijn de financieringslasten op termijn hoger dan voorheen. Ook eisen banken een hogere solvabiliteit van zorgorganisaties, voordat zij krediet willen verlenen. Daarbij zal een deel van die solvabiliteit de komende jaren verdampen door noodzakelijke afboekingen op het vastgoed en frictiekosten. De uitlating van de staatssecretaris van VWS dat zorgorganisaties hun eigen vermogen wel kunnen inzetten om exploitatieverliezen op te vangen, getuigt van weinig inzicht in financieringsvraagstukken van zorgondernemers. Pagina 16 Geregeld in de Zorg juni 2014 Verhuurderheffing: Wanneer zorgaanbieders een ‘verzorgd wonen’ concept willen aanbieden aan particulieren, moeten zij een verhuurderheffing gaan betalen. Dat is voor veel zorgorganisaties de doodslag voor een sluitende business case, omdat de organisaties toch al kampen met beperkingen op hun budget. De korting van € 10.000 per wooneenheid op deze belasting is hiervoor geen oplossing, omdat daarvoor eerst minimaal € 25.000 per woning geïnvesteerd moet worden. Zoals de brief ook zelf aangeeft is een renovatie van oudere verzorgingshuizen als zodanig vaak niet rendabel. Dat was voor ActiZ ook de reden om te pleiten voor uitzondering op de verhuurderheffing voor bestaande verzorgingshuizen. Warmtewet: De warmtewet leidt bij verhuur door verzorgingshuizen tot extra administratieve lasten die niet in verhouding staan tot de omvang van het energieverbruik. Zeker voor de kleine appartementen waar bemetering ontbreekt. Randvoorwaarden: Deze knelpunten benoemden ActiZ en Aedes al eerder. Opnieuw vraagt ActiZ de staatssecretaris om bij te dragen aan oplossingen voor bovenstaande knelpunten. Zorgorganisaties werken hard aan oplossingen om onnodige sluiting van verzorgingshuizen te voorkomen, maar kunnen dat niet alleen. Naast een goede samenwerking met gemeenten, wooncorporaties en verzekeraars is het van cruciaal belang dat de ministeries van VWS en BZK de juiste randvoorwaarden scheppen. Bekostiging en beleidsregels V&V-sector en extramurale zorg Ontwikkeling normenkader indicatiestelling wijkverpleging (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 6 juni 2014) Binnen de Zorgverzekeringswet zijn indicatiestelling en zorgtoewijzing onlosmakelijk onderdeel van het professioneel handelen van de beroepsbeoefenaar. Dit geldt straks dus ook voor de (wijk)verpleegkundige functie binnen de Zvw. Het ministerie van VWS heeft ruim drie maanden geleden aan de V&VN opdracht gegeven ‘een indicatieinstrument’ te ontwikkelen voor de ‘wijkverpleging’. Ook was de afspraak dat dit instrument uiterlijk 1 juni 2014 beschikbaar moest zijn, zodat verpleegkundigen hier vanaf 1 januari 2015 mee aan de slag kunnen. De afgelopen maanden is de V&VN voortvarend met deze opdracht aan de slag gegaan. Al vrij snel werd duidelijk dat de ontwikkeling van ‘een indicatie-instrument’ binnen drie maanden niet haalbaar en niet zinvol is. Er zijn immers al heel veel instrumenten. De V&VN heeft besloten om zo veel als mogelijk alle bestaande instrumenten te inventariseren. Daarnaast is het besluit genomen om ‘een normenkader voor het indiceren en organiseren van verpleging en verzorging in de eigen omgeving’ te ontwikkelen. Het is de bedoeling dat de wijkverpleegkundige indicatiestelling, de organisatie van de zorg en hiermee dus ook de instrumenten die worden gehanteerd aan deze normen voldoen. Het normenkader is bijna af. Het ministerie van VWS heeft de V&VN één maand extra de tijd gegeven. Uiterlijk 1 juli a.s. moet het document opgeleverd worden. Pagina 17 Geregeld in de Zorg juni 2014 De inhoud van de normen: Het document met de normen is dus nog niet af. Echter omdat de inhoud van de normen voor u van belang zijn, hebben wij besloten om de normen zoals deze momenteel in CONCEPT-vorm beschikbaar zijn met u te delen. Onderstaand de zes normen zoals momenteel beschikbaar. 1. Indiceren en organiseren van zorg vindt plaats op basis van professionele autonomie. Professionele autonomie wil zeggen dat de verpleegkundige zich bij de indicatiestelling en organisatie van zorg laat leiden door professionele inzichten in relatie tot het belang van de cliënt. 2. Indiceren en organiseren van zorg wordt gedaan door een master of bachelor opgeleide verpleegkundige. Indicatiestelling en zorgtoewijzing vindt plaats door: de verpleegkundig specialist (HBO-master) of de verpleegkundige (HBO-bachelor). 3. Indiceren en organiseren van zorg is gericht op het versterken van eigen regie en zelfredzaamheid van cliënten en het cliëntsysteem. Gekeken wordt naar hetgeen de cliënt en zijn/haar steunsysteem zelf kunnen; professionele inzet wordt aanvullend hierop ingezet. 4. Besluitvorming rond indiceren en organiseren van zorg vindt plaats op basis van het verpleegkundig proces. Het verpleegkundig proces bestaat uit: vraagverheldering, diagnose, planning van resultaten en interventies, uitvoering en evaluatie. Indicatie en organisatie van zorg is onderdeel van het verpleegkundig proces; in de nieuwe situatie gaat het niet meer om een eenmalige inschatting van de zorgbehoefte, maar is dit een continu proces. 5. De verslaglegging voldoet aan de V&VN richtlijn voor verslaglegging. In ieder geval wordt in het zorgplan aandacht geschonken aan: ondersteuningsvragen, zorgproblemen en verpleegkundige diagnose; gedelegeerde werkzaamheden en opdrachten van andere disciplines; interventies en andere handelingen; beoogde resultaten/doelen; termijn waarop resultaten/doelen behaald moeten zijn; hoe nagegaan wordt of resultaat/doelen behaald zijn; wie (de onderdelen) van het zorgplan uitvoert. 6. De verpleegkundige overdracht voldoet aan de V&VN standaard voor overdracht van zorg. Deze norm is gericht op een goede overdracht bijvoorbeeld na behandeling in een ziekenhuis. Betrokkenheid en visie ActiZ: ActiZ is nauw betrokken bij de ontwikkeling van het normenkader; wij zijn vertegenwoordigd in de stuurgroep en de klankbordgroep. Een belangrijk onderwerp waarover wij momenteel met de V&VN en ZN in gesprek zijn, is de inhoud van norm 2. Het bestuur van ActiZ erkent dat het proces van indiceren en zorg toewijzen specifieke competenties vraagt. Mede met het oog op toekomstige ontwikkelingen (bijvoorbeeld toename complexe zorgvragen) staat het bestuur open om ook afspraken te maken over het opleidingsniveau van diegenen die de verpleegkundige indicatiestelling doet. ActiZ is van mening dat wij ons alleen kunnen verbinden aan de inhoud van deze normen wanneer wij de redelijke zekerheid hebben dat onze leden hier op een goede manier uitvoering aan kunnen geven. Voor ons komt 1 januari a.s. te vroeg. Wij hebben ZN en V&VN laten weten dat wij graag afspraken maken over de voorwaarden waaronder wij ons kunnen verbinden aan het normenkader. Pagina 18 Geregeld in de Zorg juni 2014 Eén van deze voorwaarden is het maken van gezamenlijke afspraken voor een ordentelijk ingroeitraject. Wij willen deze afspraken geborgd hebben in het normenkader, omdat als gevolg hiervan de status van het document voor iedereen helder is. NZa te optimistisch over capaciteit (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 4 juni 2014) Volgens de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zal sluiting van verzorgingshuizen geen invloed hebben op de regionale capaciteit voor zorg in verpleeg- en verzorgingshuizen. Dit stelt de NZa na onderzoek naar de effecten van de hervormingen in de AWBZ op de zorginkoop. Volgens ActiZ gaat de NZa hiermee voorbij aan de kern van het probleem: om zorg in de eigen omgeving van cliënten te kunnen bieden, moet de capaciteit niet regionaal maar lokaal bekeken worden. Door het huidig beleid wordt in snel tempo de capaciteit voor verzorgingshuizen afgebouwd. Zorgkantoren maken met minder woonzorgcentra afspraken voor zorg met verblijf. Uiteindelijk zal dit leiden tot sluiting van verzorgingshuizen. Als dit te snel gebeurt, kan dit lokaal tot problemen leiden. Een verzorgingshuis bedient vaak ook aanleunwoningen en heeft een wijk- of buurtfunctie voor maatschappelijke functies zoals dagopvang of het restaurant. Juist dankzij deze functies kunnen mensen langer zelfstandig blijven wonen. Valt het verzorgingshuis weg, dan valt ook de ondersteuning weg. Grote regio’s: Dat er dan elders in de regio wél zorg is, is voor veel ouderen een slechte oplossing, omdat zij dan moeten verhuizen uit hun vertrouwde omgeving. De zorgkantoorregio’s bestrijken doorgaans een groot gebied, variërend van Amsterdam plus randgemeenten tot de hele provincie Friesland. Voor een inwoner van Vlieland zal het vaak geen oplossing zijn dat er capaciteit is in een verzorgingshuis in Zuid-Friesland. De media berichten geregeld over dit soort ongewenste situaties. De NZa concludeert dan ook te makkelijk dat het met de problemen wel mee zal vallen. Samenwerking nodig: Om voldoende capaciteit voor zorg-wonen te behouden is meer nodig dan een regionale inschatting. Zorgorganisaties zoeken naar alternatieven voor sluiting, zoals particuliere verhuur aan mensen met een lichte zorgvraag of herbestemmen voor mensen met een zwaardere zorgvraag. Daarvoor is nauwe samenwerking nodig met zorgkantoren, gemeenten en wooncorporaties. ActiZ heeft herhaaldelijk een oproep gedaan om gezamenlijk te zorgen dat kwetsbare ouderen niet tussen wal en schip komen te vallen. Focuslijst Verbinding wijkverpleging en sociaal domein (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 2 juni 2014) Voor cliënten is het van belang dat er goed wordt afgestemd tussen verzekeraars en gemeenten wanneer zij (straks) zorg ontvangen, die wordt betaald vanuit de Zorgverzekeringswet en tegelijkertijd ondersteuning krijgen van de gemeente binnen het kader van de Wmo. Het ministerie van VWS heeft besloten dat er voor deze afstemming een aparte Zvw prestatie ontwikkeld moet worden; een prestatie voor zogenaamd ‘niet toewijsbare zorg’. Voor de samenwerking tussen verzekeraars en gemeenten is een focuslijst ontwikkeld. Pagina 19 Geregeld in de Zorg juni 2014 Zoals bekend is het de intentie van de staatssecretaris om de huidige prestaties Verpleging en Verzorging met ingang van 1 januari a.s. over het hevelen naar de Zvw. Zo mogelijk worden deze prestaties vereenvoudigd. Daarnaast wordt momenteel hard gewerkt aan de financiële borging van een aantal overige zaken, denk bijvoorbeeld aan palliatief terminale thuiszorg of de ketenzorg dementie. Een nieuwe prestatie die in ontwikkeling is, betreft een prestatie voor zogenaamd ‘niet toewijsbare zorg’. Met ‘niet toewijsbare zorg’ wordt gedoeld op zorg die niet op het niveau van de individuele verzekerde te declareren is; het gaat om algemene werkzaamheden. In relatie tot de wijkverpleging betreft dat (onder voorbehoud van de definitieve teksten van de beleidsregels) o.a. ‘algemene signalerende en coördinerende werkzaamheden en de deelname aan het sociaal wijkteam’. ActiZ heeft er voor gepleit om deze prestatie ‘Wijkgericht werken’ te noemen. Voor deze prestatie is in 2015 maximaal 40 miljoen euro beschikbaar. ZN heeft de intentie om deze prestatie alleen te vergoeden aan zorgaanbieders die een contract hebben voor deze prestatie. Gezien de inhoud van de prestatie en de beperkte omvang van het volume dat hiermee gemoeid is, lijkt het ActiZ niet reëel om in 2015 alle aanbieders voor deze prestatie te contracteren. Wij hebben hier wel een aantal voorwaarden aan verbonden: - De professionele autonomie van diegene die deze prestatie gaat leveren, moet geborgd zijn. - Om te voorkomen dat als gevolg hiervan voor bepaalde aanbieders marktvoordelen (dan wel marktnadelen) ontstaan, is het wenselijk wanneer afstemming en samenwerking tussen aanbieders door middel van de inkoop wordt gestimuleerd en mogelijk wordt gemaakt. Zo is het bijvoorbeeld wenselijk dat consortia van aanbieders voor deze prestatie kunnen worden gecontracteerd. - Na 2015 bezien wij of en hoe deze werkwijze in 2016 een vervolg verdient. Voor 2015 heeft het ministerie van VWS in overleg met ZN en de VNG een soort handreiking laten ontwikkelen voor de samenwerking tussen verzekeraars en gemeenten. Deze handreiking heet: ‘Focuslijst verbinding wijkverpleging en sociaal domein’. In deze Focuslijst worden zes onderwerpen genoemd waarover verzekeraars en gemeenten afspraken kunnen maken. 1. Positionering van de wijkverpleegkundige A. Hoe is de niet-toewijsbare wijkverpleegkundige functie gepositioneerd ten opzichte van het wijkteam? B. Hoe is het contact tussen het wijkteam en de wijkverpleegkundigen georganiseerd? C. Wordt er samengewerkt tussen het wijkteam en de wijkverpleegkundigen? 2. A. B. C. Signalering Hoe worden signalen opgevangen? Hoe worden opgevangen signalen uitgewisseld? Hoe wordt omgegaan met kwetsbare groepen? 3. Behoeftebepaling en mandaat A. Hoe wordt bepaald of de wijkverpleegkundige of het wijkteam de behoeftebepaling uitvoert? B. In hoeverre kan de wijkverpleegkundige doorverwijzen naar gemeentelijke voorzieningen? C. Vindt er afstemming plaats over de methodiek van vraagverheldering? Pagina 20 Geregeld in de Zorg juni 2014 4. Coördinatie van multidisciplinaire zorg en ondersteuning A. Hoe wordt bepaald wie de coördinatie voert over een casus? 5. Middelen en capaciteit niet toewijsbare wijkverpleegkundige functie A. Hoe worden de middelen en capaciteit voor niet-toewijsbare wijkverpleegkundige zorg en wijkteams binnen de regio tussen de gemeenten verdeeld? 6. Informatie- en kennisdeling A. Op welke manier laten zorgverzekeraar en gemeenten informatie- en kennisdeling op wijk-, gemeente- en/of regioniveau plaatsvinden? Bekostiging en beleidsregels VGN sector Meicirculaire biedt gemeenten duidelijkheid over beschikbaar budget 2015 (Bron: VGN - nieuwsbericht 3 juni 2014) In de meicirculaire 2014, die op 30 mei 2014 is gepubliceerd, wordt het beschikbare macrobudget 2015 voor gemeenten en de verdeling per gemeenten aangegeven. Voor de decentralisaties Wmo, Jeugdwet en Participatiewet wordt in 2015 € 10,4 miljard toegevoegd aan het gemeentefonds. Dit wordt apart van andere delen van het gemeentefonds (inclusief het huidige Wmo budget) in een tijdelijk deelfonds sociaal domein aan de gemeenten ter beschikking gesteld. Gemeenten mogen deze middelen alleen binnen het sociaal domein inzetten, maar wel zelf bepalen hoe ze de verdeling maken. Na drie jaar vervalt het deelfonds en worden de middelen in het gemeentefonds opgenomen. Voor het deelfonds sociaal domein is in 2015 € 10,4 miljard beschikbaar. In onderstaande tabel is de verdeling over de onderdelen te zien. Verdeling onderdelen 2015 Wmo 2015 Jeugdwet Re-integratie Sociale werkvoorziening Nieuwe groepen participatie Totaal € 3.630 3.868 585 2.256 24 10.363 Ter vergelijking: voor de ‘oude’ Wmo taken is in 2015 € 1,2 miljard beschikbaar, maar dit valt dus buiten het deelfonds sociaal domein. De budgetten die samenhangen met de nieuwe taken in de Wmo 2015 en de Jeugdwet worden in 2015 verdeeld over de gemeenten op basis van historische uitgaven. De verdeling over de gemeenten is in de bijlagen bij de meicirculaire te zien. In 2016 wordt een objectief verdeelmodel ingevoerd. Voor de participatiewet wordt een nieuw verdeelmodel doorgerekend. In de loop van juni 2014 worden hiervan de indicatieve bedragen per gemeente bekend gemaakt. Pagina 21 Geregeld in de Zorg juni 2014 Besteding en verantwoording: Gemeenten moeten ervoor zorgen dat ze de beschikbare middelen binnen drie jaar besteden aan de taken waarvoor het bedoeld is. Ze hoeven over de besteding van de middelen geen verantwoording af te leggen aan het Rijk, maar aan de gemeenteraad. Wel worden de bestedingen door het Rijk gemonitord vanuit de systeemverantwoordelijkheid van de relevante ministers. Meicirculaire: minder zachte landing in de Wmo (Bron: VGN - nieuwsbericht 6 juni 2014) VGN reageert met verbazing op de meicirculaire over het Wmo-budget. Op de middelen die in 2015 ter beschikking komen aan gemeenten voor de uitvoering van de nieuwe taken in de Wmo wordt namelijk toch meer gekort dan VWS eerder aankondigde. De korting op begeleiding en dagbesteding komt nu uit op 11 procent, in plaats van de eerder genoemde 6 procent. Volgens VGN voorspelt dit weinig goeds over de zorgvuldigheid waarmee de transities hun beslag krijgen. De hoogte van het percentage waarmee gemeenten worden gekort op hun Wmobudget voor begeleiding, dagbesteding, vervoer en kortdurend verblijf komt, rekening houdend met de aanvullende budgetten en de compensatie, dus aanzienlijk hoger uit dan het percentage van 6 procent dat staatssecretaris Van Rijn noemde in de brief over het begrotingsakkoord van 17 april 2014. De correctie met 5 procent betekent dat er voor de gehandicaptenzorg in de Wmo ongeveer € 40 miljoen minder beschikbaar komt dan eerder gedacht. In haar toelichting op de aanpassing geeft VWS aan dat het 'kortingspercentage op begeleiding' ten opzichte van het Regeerakkoord eerst was verminderd tot 6 procent: een korting van € 200 miljoen op een grondslag van € 3,3 miljard. Verschillende aanpassingen, zoals de overheveling van een groot deel van de persoonlijke verzorging naar de Zvw en correcties voor cliënten met een laag ZZP die verblijf niet verzilveren, hebben echter tot verlaging van die grondslag geleid. Op basis van de huidige grondslag begeleiding die overgaat naar de Wmo 2015 is het 'kortingspercentage op begeleiding' daarom nu 11 procent: een korting van € 200 miljoen op een grondslag van € 1,9 miljard. In de bijlage bij dit bericht staat onze toelichting op het macrobudget Wmo. De hogere korting volgt op de signalen die VGN bereiken over de onderhandelingsstrategie die gemeenten inmiddels kiezen richting zorginstellingen. Gemeenten hebben zich laten scholen in ‘pittig onderhandelen’ en zetten extra druk op de tarieven van zorginstellingen. Navraag leert dat verschillende instellingen al worden geconfronteerd met dermate hoge kortingen op hun tarieven, dat hun zorg zelfs onder kostprijsniveau zou moeten worden geleverd… Het is hierdoor niet mogelijk om cliënten die vanuit het overgangsrecht recht houden op zorg, zoals nu in de ABWZ, zorg te blijven bieden. Sinds VWS bevestigde dat de werkelijke korting op het Wmo-budget voor begeleiding inderdaad op 11 procent uitkomt, beraadt VGN zich verder over deze kwestie. De werkelijke korting wordt in ieder geval onder de aandacht van de Kamer gebracht. Pagina 22 Geregeld in de Zorg juni 2014 Bekostiging en beleidsregels GGZ-sector GGZ cliënten in verpleeg- en verzorgingshuizen en overgang (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 19 juni 2014) De zorg voor langdurige ggz-cliënten met behandeling en ggz-cliënten die beschermd wonen verandert per 2015 volgens het regeringsbeleid. Dat werkt door voor verpleegen verzorgingshuizen en de ggz-cliënten in zorg. Voor het ministerie is het indicatiebesluit leidend voor de overgang. GGZ-B cliënten: Het overheidsbeleid is erop gericht dat vanaf 2015 cliënten met een ggz-B indicatie de eerste drie jaar onder de Zorgverzekeringswet vallen en daarna kunnen instromen in de Wlz, zie ledenbericht. De criteria voor de toegang op de Wlz voor ggz-cliënten moeten echter nog worden ontwikkeld. Tot het moment dat deze criteria er zijn en worden toegepast komen de eerste drie jaren van ggz-behandeling met verblijf ten laste van de zorgverzekering. Als de zorg vervolgens moet worden voortgezet, valt deze zorg onder de Wlz. Met de nu gepubliceerde Nota van wijziging bij de Wlz wordt het beleid van ggz-behandeling met verblijf in de wet geregeld. Overgangsrecht: In de Nota van Wijziging staat het overgangsrecht aangegeven van cliënten met GGZ-B indicatie. Het basisuitgangspunt is dat cliënten die bij de inwerkingtreding van de Wlz in totaal drie jaar intramurale ggz-behandeling hebben ontvangen (waarvan doorgaans een jaar ten laste van de Zvw en ten minste twee jaar op basis van de AWBZ) automatisch overgaan naar de Wlz. Is de periode korter dan valt de cliënt onder de Zvw. Op de datum van inwerkingtreding van de Wlz geldt als overgangsrecht volgens de Nota van Wijziging (pag. 6) concreet: 33 maanden of langer intramurale ggz ontvangen: direct naar de Wlz (meestal gaat het in de praktijk om 12 maanden Zvw en 21 maanden of langer AWBZ); 12 maanden intramurale ggz uit de Zvw en 21 maanden of korter AWBZ-zorg: eerst tussen 0 en 24 maanden zorg op grond van de Zvw totdat in totaal 36 maanden intramurale zorg is ontvangen, daarna de Wlz. ActiZ zet zich in dat cliënten met een GGZ B die verblijven in een verpleeg- of verzorgingshuis recht hebben om hun plaats daar op basis van de Wlz te behouden. “Hebben = houden” zou ook hier moeten gelden. Het gaat om echt kwetsbare mensen van senioren leeftijd die redelijkheidshalve niet meer uitstromen, zie ook de ActiZ notitie hierover. De staatssecretaris stuurt er echter op dat een cliënt in zorg met een sectorvreemde ZZP meegaat in het beoogde regime. Dat betekent dat het indicatiebesluit leidend is ook al wordt de cliënt op een VV-pakket bekostigd. Wel kunnen zorgaanbieders nagaan of bij de cliënt een GGZ-indicatie nog in de rede ligt, of dat mogelijk een indicatie met somatische of psychogeriatrische grondslag (inmiddels) meer is aangewezen. Op dat moment hebben cliënten een VV-indicatie en te maken met het overgangsrecht van VV-cliënten. ActiZ steekt via de Tweede Kamer en stakeholders in om de GGZ-cliënten in verpleeghuizen rechtstreeks in de Wlz te laten instromen. De Nota van Wijziging maakt onderdeel uit van de Wlz en wordt tegelijkertijd met de Wlz behandeld door de Tweede Kamer. Pagina 23 Geregeld in de Zorg juni 2014 GGZ-C cliënten: Cliënten die beschermd wonen (geïndiceerd met ZZP GGZ C) worden per 1 januari 2015 geheel ondergebracht in het gemeentelijk domein, zie ledenbericht. Voor de huidige cliënten betekent dit dat personen die thans beschikken over een ZZP GGZ C indicatie vanaf 2015 onder de Wmo komen te vallen. Mogelijk komt een deel van deze mensen, op basis van de nog te ontwikkelen criteria zoals hierboven genoemd, alsnog in aanmerking voor de Wlz. Tot die tijd vindt het kabinet dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor zorg en ondersteuning aan deze mensen. Overgangsrecht: De Wmo biedt een overgangsrecht: mensen met een ZZP GGZ-C indicatie behouden hun recht op beschermd wonen gedurende ten minste 5 jaar of, indien de lopende indicatie korter is, voor de resterende duur van die indicatie. Vanuit het ministerie wordt er gewerkt aan een subsidieregeling om de kapitaallasten te regelen die zorgaanbieders nu onder de AWBZ ontvangen. ActiZ is daarbij betrokken. Het is zinvol voor aanbieders na te gaan of de GGZ-indicatie nog passend is, of dat het inmiddels gaat om een VV-indicatie. Voorts adviseert ActiZ zorgaanbieders die GGZ-C cliënten in zorg hebben tijdig contact op te nemen met de (centrum)gemeenten om afspraken te maken over de te leveren zorg en verblijf vanaf 2015. Zodra meer bekend is over de GGZ-C cliënten en/of de subsidieregeling verschijnt berichtgeving op ledennet. Inkoop jeugdhulp komt moeizaam op gang (Bron: GGZ Nederland - nieuwsbericht 18 juni 2014) De aanbieders van jeugdhulp hebben nog steeds vrijwel geen zekerheid over de inkoop van jeugdhulp door gemeenten per 1 januari 2015. Ook hanteren gemeenten forse kortingspercentages. Hierdoor komt het voortbestaan van aanbieders van jeugdhulp in acuut gevaar en daarmee ook de zorg voor kwetsbare kinderen. Dit komt naar voren uit een recent gehouden enquête door Jeugdzorg Nederland, GGZ Nederland, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland en VOBC, branches voor (gespecialiseerde) jeugdhulp. Het beeld komt overeen met de conclusies in de vierde voortgangsrapportage van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd die vandaag verscheen. Onzekerheid 86% aanbieders: Slechts 14% van de aanbieders van jeugdhulp heeft op dit moment meer zekerheid over een contract voor 2015 dan in september 2013, blijkt uit de enquête. Voor 86% van de aanbieders is de onzekerheid nog even groot. De intenties in de eerder opgestelde transitiearrangementen leiden nauwelijks tot getekende contracten. De oorzaak is dat in de meeste gemeenten de inkooptrajecten nu pas zijn gestart, dat wil zeggen: zes maanden voor de invoering van de Jeugdwet. Gemeenten hebben daarmee gewacht tot zij zekerheid hadden over het te besteden budget. Dit werd bekend via de meicirculaire. Ook door de gemeenteraadsverkiezingen en lokale coalitievorming is vertraging ontstaan. Niet in beeld: Gemeenten hebben bovendien een aantal aanbieders van (gespecialiseerde) jeugdhulp niet in beeld. Het gaat dan om zorgaanbieders die buiten de eigen jeugdregio gevestigd zijn, maar wel kinderen in het regiogebied in zorg hebben. Voor de continuïteit van deze bovenregionale zorg is nog steeds geen oplossing gevonden. Ook in het landelijk transitiearrangement blijven deze aanbieders buiten beeld. Als dit zo blijft zal dit zorgaanbod verdwijnen. Pagina 24 Geregeld in de Zorg juni 2014 Grote omzetdalingen: Door de bezuinigingen waarmee de decentralisatie van de jeugdhulp naar gemeenten gepaard gaat, krijgen jeugdhulpaanbieders bovendien te maken met grote omzetdalingen. De verwachte omzetdaling is in 2015 14% en loopt op tot 22% in 2017. Dat is veel meer dan de door de overheid aan de transitie verbonden korting, die in 2015 ongeveer 2% is. Afspraken met Rijk en gemeenten: Jeugdzorg Nederland, GGZ Nederland, VGN en VOBC hebben al eerder hun ernstige zorgen uit gesproken over de continuïteit van zorg voor kinderen die nu in zorg zijn en de gevolgen van de transitie voor de gehele zorginfrastructuur voor jeugdhulp. Hun bevindingen zijn in overeenstemming met de zorgwekkende conclusies in de vierde voortgangsrapportage van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) die vandaag verscheen. Jeugdzorg Nederland, GGZ Nederland, VGN en VOBC ondersteunen de aanbevelingen van de TSJ. Zij dringen aan op snelle en concrete afspraken met Rijk en gemeenten om te voorkomen dat jeugdhulpaanbieders in liquiditeitsproblemen komen. Ook moeten snel landelijke afspraken worden gemaakt over de informatie- en gegevensuitwisseling, zodat aanbieders hun systemen kunnen aanpassen. Gezien de te korte resterende tijd moeten ook hiervoor overgangsafspraken gemaakt worden. Zij dringen daarnaast aan op afspraken met Rijk en gemeenten om de bovenregionale jeugdhulpaanbieders ook bij uitblijvende zorgcontractering in staat te stellen zorg te blijven leveren aan kinderen die al bij hen in zorg zijn. Ook deze zorgaanbieders moeten ervan op aan kunnen dat de door hen geleverde zorg betaald wordt. Arbeidsaangelegenheden Informatiebrief VWS over stagefonds 2013-2014 (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 25 juni 2014) Het ministerie van VWS heeft alle zorginstellingen een brief gestuurd met informatie over het stagefonds en de aanvraag over het schooljaar 2013-2014. De aanvraagprocedure is in grote lijnen niet veranderd en zal ook voor komend jaar weinig wijzigen. Wel komen er wetswijzigingen om te zorgen dat instellingen die recht hebben op stagefonds ook komend schooljaar nog stagefondsmiddelen kunnen aanvragen. Voor de toekomst daarna kunnen wel wijzigingen plaatsvinden. De subsidieronde van het stagefonds 2013-2014 staat eraan te komen. De aanvraag moet uiterlijk 1 oktober binnen zijn. VWS heeft Calibris weer opdracht gegeven de uitvoering ter hand te nemen. De planning en uitvoering is hetzelfde als eerdere jaren. Voor het komende jaar zal de subsidieregeling 2014-2015 op enkele punten aangepast worden. Er wordt onder andere een aanpassing van de urennorm doorgevoerd die hetzelfde is als de urennorm in de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB). De entreeopleiding Assistent Dienstverlening en Zorg wordt toegevoegd omdat deze niveau 1 opleiding in de plaats komt van de opleiding Zorghulp. Daarnaast wordt de regeling aangepast op de WMO, Jeugdwet en WLZ, om te zorgen dat alle instellingen die nu recht hebben op stagefondsvergoeding, ook volgend schooljaar nog in aanmerking komen hiervoor. Voor het studiejaar 2015-2016 zal de Subsidieregeling structureel aangepast worden aan deze wetten. Pagina 25 Geregeld in de Zorg juni 2014 Daarbij zal onder andere de doelgroep van de Subsidieregeling bezien worden. Het is dan niet uitgesloten dat subsidieontvangers die nu nog onder de Subsidieregeling vallen, vanaf het studiejaar 2015-2016 niet meer in aanmerking komen voor subsidie. ActiZ zal hier uiteraard contact over hebben met VWS. Voortgang sectorplan VVT-GHZ-GGZ (Bron: ActiZ en VGN - nieuwsbericht 6 juni 2014) Recent is het Sectorplan Zorg, dat zich richt op mobiliteits- en van-werk-naarwerktrajecten in de branches VVT, Gehandicaptenzorg en GGZ, door minister Asscher goedgekeurd. In totaal gaat het plan € 65 miljoen kosten, waarvan maximaal € 32,5 miljoen (op basis van 50% cofinanciering) kan worden gesubsidieerd. In dit bericht informeren wij u over de voortgang van onze werkzaamheden om te kunnen starten met de uitvoering van het project. Veel werk achter de schermen: Het ministerie van SZW heeft in de subsidieregeling zeer strenge verantwoordingseisen gesteld om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Veel van deze eisen moeten voor de start geregeld en geborgd zijn, om de subsidie niet in gevaar te brengen. Het ministerie toetst immers pas aan het eind van het subsidietraject. Het voldoen aan de genoemde eisen kost tijd. Momenteel werken wij er hard aan om rond 1 juli a.s. de instellingen in de gelegenheid te stellen trajecten rondom mobiliteit en van-werk-naar-werk in te kopen. Hiervoor moet veel gebeuren. Van belang is het daarbij een breed aanbod neer te zetten, met ruimte voor verscheidenheid, zodat werkgevers een keuze kunnen maken voor een mobiliteitsbureau dat bij hen past. Hierbij willen wij werkgevers administratief zoveel mogelijk ontzorgen. Momenteel worden offertetrajecten afgerond voor de selectie van: meerdere aanbieders van mobiliteits- en van-werk-naar-werk trajecten; een uitvoerder die het (webbased) administratief systeem levert; een accountant die de controle voert over de projectadministratie. Bieden van een concreet aanbod: Wij zullen via meerdere aanbieders een concreet en gevarieerd aanbod presenteren van lange en korte(re) mobiliteitstrajecten en speciale activiteiten rondom o.a. sollicitatietraining, loopbaanbewustwording, loopbaanadvies en arbeidsmarktoriëntatie. Zorginstellingen kiezen en kopen zelf in. Achtergrondinformatie: Het Sectorplan Zorg is de overkoepelende naam voor sectorplannen in de langdurige zorg. De activiteiten en maatregelen zijn verdeeld tussen branches en regionale werkgeversverenigingen. Scholing en instroom jongeren worden belegd bij de sectorplannen van de regionale werkgeversverenigingen. Mobiliteitstrajecten vallen onder het landelijk sectorplan van branches. Het ministerie van SZW stelt in totaal € 100 miljoen beschikbaar, waarvan € 32,5 miljoen voor mobiliteit en € 67,5 miljoen voor scholing en instroom van jongeren (op basis van 50% cofinanciering). Voor het landelijk plan hebben de branches ActiZ, GGZ Nederland en de VGN met CNV Publieke Zaak, Nu’91 en FBZ een samenwerkingsverband opgericht. Hoofdaanvrager van dit plan is het arbeidsmarktfonds voor VVT: A+O VVT. Met het ministerie SZW en de regionale werkgeversverenigingen vindt regelmatig overleg plaats om de voortgang en werkzaamheden zo goed mogelijk af te stemmen. Pagina 26 Geregeld in de Zorg juni 2014 Invoering Wet werk en zekerheid (Ww&z) uitgesteld tot 1 januari 2015! (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 6 juni 2014) Op 3 juni 2014 heeft in de Eerste Kamer de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Werk en Zekerheid plaatsgevonden. Op 10 juni aanstaande zal door de Eerste Kamer over het wetsvoorstel worden gestemd. Gezien de discussie tijdens het plenaire debat is het zeer waarschijnlijk dat het wetsvoorstel door de Eerste Kamer zal worden aangenomen. Het wetsvoorstel betreft drie onderdelen (flexcontracten, ontslagrecht, WW). De drie onderdelen worden op verschillende data ingevoerd. In dit artikel gaan wij in op het onderdeel betreffende de flexcontracten. Flexbepalingen gaan in op 1 januari 2015: Tijdens het debat heeft minister Asscher op verzoek van de Eerste Kamer toegezegd, dat de invoering van de bepalingen betreffende de verbetering van de rechtspositie van flexwerkers niet per 1 juli 2014 maar per 1 januari 2015 in werking zullen treden. Eerder was al besloten dat de zogenaamde ketenbepaling op 1 juli 2015 in werking zal treden. Geen gevolgen wijziging inwerkingstredingsdatum Ww&z voor artikel 4.3 cao vvt (nulurencontracten): Per 1 juli 2014 treedt artikel 4.3 van de cao VVT in werking. Deze bepaling heeft tot doel de inzet van nulurencontracten te beperken tot onplanbare en onvoorziene situaties, waarvan de opvang niet mogelijk is zonder een onevenredige aantasting van geplande roosters of andere contracten (lid 1). Daarnaast is in het artikel geregeld dat werknemers met een nulurencontract vanaf 1 juli maar uiterlijk op 31 december 2014 zoveel als mogelijk een contract met een concrete arbeidsduur wordt aangeboden (lid 2). Verder is bepaald dat vanaf 1 juli 2014 het gebruik van voorovereenkomsten niet meer mogelijk is (lid 5). De wijziging van de datum van inwerkingtreding van de Ww&z per 1 januari 2015 heeft geen invloed op de uitvoering van artikel 4.3 van de cao. Een mogelijk verbod op nulurencontracten heeft wel invloed op artikel 4.3 cao: In de cao is vastgelegd dat de bepalingen van lid 1 t/m 5 van art. 4.3 vervallen één dag na de inwerkingtreding van de wet (hier is bedoeld het onderdeel m.b.t. de flexcontracten) indien de wet verdergaande beperkingen oplegt dan in de cao is bepaald of een verbod oplegt. Een beperking/verbod als hierboven bedoeld kan plaatsvinden als sociale partners in de Stichting van de Arbeid hiertoe besluiten. Over een dergelijke beperking/verbod voeren de brancheorganisaties in de Zorg (BOZ) en de werknemersorganisaties in de zorg nu overleg met de Stichting van de Arbeid. Een akkoord in de Stichting van de Arbeid zal de minister in een algemene maatregel van bestuur (AMvB) vertalen. De minister heeft aangegeven, dat als partijen geen overeenstemming bereiken, hij zelf met een maatregel zal komen. Slechts als de AMvB verder gaat dan is geregeld in de cao VVT dan vervalt art. 4.3 de leden 1, 2 en 5. ActiZ vindt dat de regeling zoals opgenomen in de cao VVT geen verder ingrijpen van de minister noodzakelijk maakt. In het debat in de Eerste Kamer heeft de minister aangegeven dat hij verwacht dat partijen voor 1 juli 2014 overeenstemming bereiken. Het uitstel van de inwerkingtreding van de Ww&z tot 1 januari 2015 zou betekenen dat een AMvB betreffende nul-urencontracten eveneens pas op die datum in werking zal treden. Pagina 27 Geregeld in de Zorg juni 2014 Juridische Zaken In het hoofdstuk Juridische Zaken informeert Ten Holter/Noordam advocaten u over de belangrijkste juridische ontwikkelingen voor de zorgsector. Overgang van thuiszorgonderneming Artikel 12.3 van de cao Verpleeg- en Verzorgingshuizen (cao VVT) geeft een bijzondere regeling voor de overname van werknemers in het geval een WMO-opdracht door een thuiszorgorganisatie wordt verloren en er meerdere thuiszorgorganisaties zijn die als verkrijgende werkgever moeten worden aangemerkt. Dit is dus een bepaling die speciaal geschreven is voor de situatie dat er niet slechts één verliezende werkgever is en één verkrijgende werkgever. Als dat wel het geval is, is er al gauw sprake van de wettelijke regeling van overgang van onderneming. Volgens een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag kan in het geval artikel 12.3 van de cao VVT van toepassing is, aan de werknemers het aanbod gedaan worden om voor lager beloonde werkzaamheden in dienst te treden in een lagere loonschaal dan zij bij de oude werkgever wellicht zaten, bijvoorbeeld FWG10 in plaats van FWG15. Als er sprake is van een echte overgang van onderneming kan dat niet, omdat de wet dan bepaalt dat de rechten en verplichtingen van de werknemers bij de oude werkgever van rechtswege overgaan op de verkrijgende werkgever. In een door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beoordeelde zaak had de opdrachtgever in het kader van de WMO de uitvoering van thuishulp vanaf juni 2013 gegund aan één verkrijgende thuiszorginstelling Daarbij was aangegeven dat deze verkrijgende werkgever de betrokken werknemers van de verliezende werkgever diende over te nemen conform de cao VVT. In deze zaak hadden 786 van de 885 thuishulpmedewerkers al het aanbod van de verkrijgende werkgever tot indiensttreding geaccepteerd. Een aantal andere werknemers was door de verkrijgende werkgever afgewezen. Het gerechtshof oordeelde dat als direct gevolg van de aanvaarding door 786 thuishulpmedewerkers van het aanbod tot indiensttreding er feitelijk een economische eenheid, die haar identiteit heeft behouden, overging van de verliezende werkgever naar de verkrijgende werkgever. Ook de afgewezen werknemers maken deel uit van deze economische eenheid en zijn daarom vanwege de wettelijke regeling van overgang van onderneming van rechtswege in dienst gekomen van de verkrijgende werkgever en wel tegen dezelfde arbeidsvoorwaarden, dus met behoud van de oude loonschalen. Dit is iets om bij inschrijving voor WMO-opdrachten nadrukkelijk rekening te houden. Ontslag zieke werknemer Het is van algemene bekendheid dat de wet een verbod kent om de arbeidsovereenkomst met een zieke werknemer op te zeggen, tenzij de arbeidsongeschiktheid ten minste twee jaren heeft geduurd. Dat betekent echter niet dat er helemaal geen mogelijkheden zijn om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De kantonrechter kan immers zelfs tijdens ziekte een arbeidsovereenkomst ontbinden. Pagina 28 Geregeld in de Zorg juni 2014 Hij moet zich er dan wel van vergewissen of het verzoek verband houdt met het bestaan van dit opzegverbod. Dat heet de reflexwerking van het opzegverbod. Door deze reflexwerking zal de kantonrechter uiterst terughoudend over een ontbindingsverzoek betreffende een zieke werknemer oordelen. Volgens de wetsgeschiedenis heeft de wetgever met de opdracht aan de kantonrechter om er zich van te vergewissen of een opzegverbod van toepassing is, de bedoeling gehad “de kantonrechter in te prenten dat hij zich niet moet laten gebruiken om de ontslagverboden, die in de wet bijeen zijn gebracht, te omzeilen”. Een dergelijk geval kan aanwezig zijn als de verhouding tussen werkgever en werknemer zo slecht geworden is dat zelfs over de re-integratie-activiteiten geen overeenstemming te bereiken valt, of als de financiële situatie van de werkgever zo slecht is, dat de werkgever de financiële lasten van het salaris niet meer kan dragen, terwijl er geen reëel uitzicht bestaat op de terugkeer van de werknemer bij de werkgever. In een door de Kantonrechter Leeuwarden onlangs beoordeelde zaak slaagde het beroep van de werknemer op de reflexwerking van het opzegverbod. De werkgever had gesteld dat de arbeidsongeschiktheid van de directrice van een kinderopvanginstelling in de weg stond aan het leiding geven aan de organisatie. Daardoor had de werkgever de arbeidsongeschiktheid van de werkneemster mede aan het gewenste ontslag ten grondslag gelegd, terwijl niet geoordeeld kon worden dat er op dat moment al sprake was van een situatie van blijvende medische ongeschiktheid voor de overeengekomen arbeid. Ook het argument dat de huidige functies van de directeur en het hoofd bedrijfsvoering zouden komen te vervallen en zouden worden samengebracht in één nieuwe directeursfunctie, was voor de kantonrechter onvoldoende. De werkgever had namelijk onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom de werkneemster die nieuwe functie na haar herstel niet zou kunnen vervullen. Als algemene regel blijft gelden dat beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een arbeidsongeschikte werknemer slechts bij uitzondering mogelijk is. Mr. Leon Peeters 078-6331113 [email protected] Pagina 29 Geregeld in de Zorg juni 2014 VERSTEGEN ACCOUNTANTS EN ADVISEURS Pagina 30 Contactgegevens T. (078) 648 15 55 F. (078) 648 15 59 [email protected] Postadres Verstegen accountants en adviseurs Postbus 574 3300 AN Dordrecht Hoofdvestiging Vestiging Assen Bezoekadres Noordendijk 189 3311 RN Dordrecht Bezoekadres Zwedenlaan 22 9403 DE Assen
© Copyright 2024 ExpyDoc