“De Hoeksteen” op zondag 23 Februari 2014

Liturgie voor de kerkdienst van de
Hervormde
Gemeente “De Hoeksteen” op zondag 23
Februari 2014
Aanvang: 10.00 uur
Voorganger: ds. G.H. Fredrikze uit Ermelo
Ouderling van dienst: René Bosman
Organist: Henk van der Weerd
Kosters: Gerrit en Marrie Kattenberg
m.m.v. De Cantorij
o.l.v. Mevr. Kovács
Zingen voor de dienst. Lied 280 cantorij 1,2,4,6 Gemeente 3,5,7 NLB
1.De vreugde voert ons naar dit huis
2. Dit huis van hout en steen, dat lang
waar ’t woord aan ons geschiedt.
de stormen heeft doorstaan,
God roept zijn naam over ons uit
waar nog de wolk gebeden hangt
en wekt in ons het lied.
van wie zijn voorgegaan.
3.Dit huis, dat alle sporen draagt
van wie maar mensen zijn
de pijler die het alles schraagt,
wilt Gij die voor ons zijn.
4. Zal dit een huis,een plaats zijn waar
de hemel open gaat,
waar Gij ons met uw engelen troost,
waar Gij uw vinden laat.
5.Onthul ons dan uw aangezicht,
uw naam, die met ons gaat
en heilig ons hier met uw licht,
uw voorbedachte raad.
6.Vervul ons met een nieuw verstaan
van ’t woord,waarin Gij spreekt
en reik ons zelf als leeftocht aan
het brood, dat Gij ons breekt.
7.Dit huis slijt met ons aan de tijd,
maar blijven zal de kracht
Die wie hier schuilen verder leidt
tot alles is volbracht.
Lied 221 : Cantorij 1 en 2 Gemeente 3 NLB
1. Zo vriendelijk en veilig als het licht,
zo als een mantel om mij heen geslagen,
zo is mijn God, ik zoek zijn aangezicht
ik roep zijn naam, bestormt Hem met mijn vragen,
dat Hij mij maakt, dat Hij mijn wezen richt.
Wil mij behoeden en op handen dragen.
4. Al laait er in het laatste uur
een wereldbrand, een ze van vuur,
geen vlam doet deze boog vergaan –
vast zal de nieuwe aarde staan!
5. Wie wandelt met de Heer, die gaat
vandaag of morgen, vroeg of laat,
als Noach met zijn huisgezin
door deze poort Gods toekomst in.
Zegen
Gemeente sluit af met Gezang 456: 3
Amen, amen amen , dat wij niet beschamen
Jezus Christus, onze Heer, amen God uw Naam ter eer!
Bij de uitgang wordt een Collecte gehouden voor Pastoraat en Eredienst
Denkt u aan de zendingsbussen bij de uitgang?
2.Want waar ben ik, als Gij niet wijd en zijd
waakt over mij en over al mijn gangen.
Wie zou ik worden, waart Gij niet bereid
om, als ik val, mij telkens op te vangen.
Ik leef niet echt, als Gij niet met mij zijt,
Ik moet in lief en leed naar U verlangen.
3. Spreek Gij het woord dat mij vertroosting geeft,
dat mij bevrijdt en opneemt in uw vrede.
Ontsteek die vreugde die geen einde heeft,
wil alle liefde aan uw mens besteden.
Wees Gij vandaag mijn brood, zowaar Gij leeft
Gij zijt toch zelf de ziel van mijn gebeden.
De volgende Erediensten worden gehouden op zondag 2 maart 2014
Aanvang 10.00 uur Voorganger ds. G.J. van Beek uit Ridderkerk
Aanvang 9.00 uur Voorganger ds. J. de Goei uit Amersfoort
3. De regen valt, de vloed komt op / tot aan de hoogste heuveltop.
Maar Noachs ark kan drijven, / zo zal in leven blijven:
de uil en de emoe, de zwaan en de zeboe, / de ekster en de kauw
de panter en de pauw, / de eland en de olifant, / de gibbon en de goudfazant.
En heel gedwee en tam is het lam,
De zon, de sterren en de maan / die blijven aan de hemel staan..
Die zullen weer gaan schijnen / als ’t water gaan verdwijnen.
4. En dan komt eindelijk de dag / dat Noach weer naar buiten mag.
Hij wil zijn redding vieren met alle lieve dieren:
de eend en de ibis, / de fuut en de fitis, / de buffel en de rat
de kever en de kat, / de pijlstaart en de pelikaan,
de luiaard en de leguaan. En boven alles uit zweeft de duif
Ontroerd kijkt Noach naar omhoog en ziet de eerste regenboog,
een teken in de wolken: God zegent alle volken.
Welkom en mededelingen
Aanvangslied: Psalm 100 : 1 en 3 Cantorij Gemeente 2 en 4 Liedboek
1.Juicht Gode toe, bazuint en zingt. / Treedt nader tot gij Hem omringt,
gij aard’ alom, zijn rijksdomein, / zult voor den HEER dienstvaardig zijn.
2. Roept uit met blijdschap: `God is Hij. / Hij schiep ons, Hem behoren wij,
zijn volk, de schapen die Hij hoedt / en als beminden weidt en voedt.'
3. Treedt statig binnen door de poort. / staat zijn troon, hier woont zijn Woord.
Heft hier voor God uw lofzang aan: / Gebenedijd zijn grote naam.
4. Want God is overstelpend goed, / die ons in vrede wonen doet.
Zijn goedheid is als morgendauw:/ elk nieuw geslacht ervaart zijn trouw.
Stil gebed
Bemoediging en Groet en Aanvangstekst
Gebeden.
Cantorij zingt: ‘Pater noster’ van Albert Klerk
Inzameling der gaven voor Gospel recording Nederland (MC)
2e Collecte 3e Predikantsplaats
Zingen Gezang 447
1.God gaat zijn ongekende gang / vol donkre majesteit,
die in de zee zijn voetstap plant / en op de wolken rijdt.
2.Uit grondeloze diepten put / Hij licht, en vreugde uit pijn
Hij voert volmaakt zijn plannen uit, / zijn wil is souverein.
Zingende Gezegend 2 (staand)
1.In zeven kleuren rijst omhoog
een hemelpoort, een ereboog
de wolken wit, de hemel blauw:
God blijft altijd de aarde trouw.
2. Hier kust de boog van zijn verbond
met zeven zegels onze grond;
de Heer laat ons geen dag alleen,
zijn trouw breekt door de wolken heen.
3. Al vallen sterren, zon en maan,
al rollen golven af en aan,
de zee ligt in Gods rechterhand,
zijn handpalm is ons vaderland.
6
3.Geliefden Gods, schept nieuwe moed, / de wolken die gij vreest,
zijn zwaar van regen, overvloed / van zegen die geneest.
4.Zoudt gij verstaan, waar Hij u leidt? / Vertrouw Hem waar Hij gaat.
Zijn duistere voorzienigheid / verhult zijn mild gelaat.
5.Wat Hij bedoelt dat rijpt tot zin, / wordt klaar van uur tot uur.
De knop is bitter, is begin, / de bloem wordt licht en puur.
6.Hoe blind vanuit zichzelve is / het menselijk gezicht.
Godzelf vertaalt de duisternis / in eindlijk eeuwig licht.
Gebed om vergeving
Zingen Lied 218 : 2 en 4 Zingende Gezegend
2.Komend uit een nacht van zonden
4.Laat uw liefde ons bestralen
staan wij voor U, groot en klein,
laat het licht zijn om ons heen;
en belijden onomwonden;
Gij vergeeft wel duizend malen
schuldig zijn wij en onrein.
onze zonden, één voor één.
Ach wij vonden zoveel zonden
Als wij falen, weer verdwalen
dat zij niet te tellen zijn.
3
schijn uw licht, uw licht alleen!
Leefregel voor het nieuwe leven
Zingen Psalm 119 : 14
14.Bewaar mijn oog, dat niet de valse schijn,
dat niet de lege vreugd mijn hart bewege.
Slechts in uw spoor kan leven leven zijn.
Vestig mijn aandacht op de rechte wegen.
Doe uw beloften onverwrikbaar zijn,
immers uw knecht is tot uw dienst genegen.
Gebed voor de opening van het Woord en om de verlichting met de Heilige Geest
Lied 138 Cantorij 1,3,5 Gemeente 2,4,6 en 7 Zingende Gezegend
1.Een vogel komt gevlogen / en daalt bij de Jordaan;
de ark zendt op het droge / een duif bij God van-daan.
2.Die ark,dat is de hemel, / het hoge vaderhuis,
En al wie daarin gingen / die zijn voorlopig thuis.
3.Die wachten op het einde, / het komende begin,
als God hen zal geleiden / een nieuwe wereld in.
4.Een vogel komt gevlogen / en zoekt bij zee en strand
het opgekomen droge, / door God beloofde land.
Zingen Gezang 249 : 3
3.Wij teren op het woord, / het brood van God gegeven,
dat mededeelzaam is / en kracht geeft en nieuw leven.
Dus zegt en zingt het voort, / geeft uit met gulle hand
dit manna voor elk hart, / dit voedsel voor elk land.
5.Daar staat Hij op de oever, / daar staat Hij als een boom;
de eerste uit de doden, / herboren uit de stroom!
Schriftlezing: Genesis 8 : 6 – 22
6 Na verloop van veertig dagen deed Noach het venster dat hij in de ark had aangebracht
open 7 en liet een raaf los. Deze bleef heen en weer vliegen totdat de aarde droog was.
8 Vervolgens liet hij een duif los om te zien of het water verder gedaald was. 9 Maar de duif
kon nergens een plekje vinden waar ze kon neerstrijken om te rusten en kwam bij hem terug
in de ark, want overal op de aarde was nog water. Hij stak zijn hand uit, pakte haar en nam
haar weer bij zich in de ark. 10 Hij wachtte nog zeven dagen en liet de duif toen opnieuw
los. 11 Tegen de avond kwam ze bij hem terug – met een jong olijfblad in haar snavel. Toen
wist Noach dat het water op de aarde verder gedaald was. 12 Weer wachtte hij zeven dagen
en daarna liet hij de duif nogmaals los. Ze kwam niet meer bij hem terug. 13 In het
zeshonderdeerste jaar van Noachs leven, op de eerste dag van de eerste maand, was het
water van de aarde verdwenen. Noach maakte het dak van de ark open en keek rond – de
aarde was drooggevallen. 14 Op de zevenentwintigste dag van de tweede maand was de
aarde droog. 15 Toen zei God tegen Noach: 16 ‘Ga de ark uit, samen met je vrouw, je zonen
en de vrouwen van je zonen. 17 Laat ook alle dieren die bij je zijn naar buiten gaan: vogels,
vee en alles wat op de aarde rondkruipt. Ze moeten weer vruchtbaar zijn en talrijk worden en
de aarde bevolken.’ 18 Hierop ging Noach naar buiten, samen met zijn zonen, zijn vrouw en
de vrouwen van zijn zonen. 19 Ook alle dieren gingen de ark uit, soort bij soort, alle vogels,
en alles wat op de aarde rondkruipt. 20 Noach bouwde een altaar voor de H E E R ; daarop
bracht hij brandoffers van al het reine vee en alle reine vogels. 21 De geur van de offers
behaagde de H E E R , en hij zei bij zichzelf: Nooit weer zal ik de aarde vervloeken vanwege
de mens, want alles wat de mens uitdenkt, van zijn jeugd af aan, is nu eenmaal slecht. Nooit
weer zal ik alles wat leeft doden, zoals ik nu heb gedaan. 22 Zolang de aarde bestaat, zal er
een tijd zijn om te zaaien en een tijd om te oogsten, zal er koude zijn en hitte, zomer en
winter, dag en nacht – nooit komt daar een einde aan.
7.En alwie zijn geborgen / waar God als Noach is,
die komen, komen morgen, / als alles vrede is!
4
6.Op Hem komt uit den hoge / de duif van God tot rust
Wij zien zijn land voor ogen; / de zondvloed heeft een kust!
Verkondiging “De duif”
Lied 163b : Cantorij 1 en 3 Gemeente 2 en 4 NLB
1.Zeshonderd jaar is Noach oud, / hij bouwt een ark van goferhout
met kamers zonder kieren / en stallen voor de dieren:
de os en ezel, de wolf en de wezel, / de tijger en de leeuw,
de merel en de meeuw / de koekoek en de kaketoe,
de marter en de maraboe.
Zijn eigen sluwe gang gaat de slang.
Ja, alle dieren gaan er in / en Noachs hele huisgezin
God wil hen wel bewaren / en voor de zondvloed sparen.
2. Van alle dieren die bestaan / mogen er twee de ark in gaan.
Daar komen ze gelopen, gevlogen en gekropen:
de aap en de ever, de beer en de bever / de krekel en de mier,
de gekko en de gier,/ de kikker en de kakkerlak,
de hamster en de huisjesslak.
En helemaal vooraan kraait de haan.
Alleen de vissen gaan niet meer, die blijven in de grote zee.
De vissen hebben vinnen, die hoeven niet naar binnen
5