Deel 3: Studiegids - Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Opleidingsstatuut
Bacheloropleiding Werktuigbouwkunde
Studiejaar 2014 – 2015
Deel 3
Studiegids
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
Inhoudsopgave
1
2
De beroepen waarvoor opgeleid wordt ....................................................................................... 3
1.1
Definitie en maatschappelijke context ................................................................................. 3
1.2
Het werkveld, c.q. de organisatorische context ................................................................... 4
1.3
Functies waarin het beroep uitgeoefend wordt .................................................................... 5
Visie op het onderwijs ................................................................................................................. 6
2.1
Uitgangspunten .................................................................................................................... 6
2.2
Competentiegericht leren gericht op beroepstaken ............................................................. 7
2.2.1
Van kennis als doel naar kennis als gereedschap ....................................................... 7
2.2.2
Van docent-gestuurd naar student-gestuurd onderwijs................................................ 7
2.2.3
Aandacht voor motivatie .............................................................................................. 8
2.2.4
Samenwerkend leren/leren samenwerken ................................................................... 8
2.2.5
Toenemende zelfsturing ............................................................................................... 8
2.3
3
4
Didactisch scenario .............................................................................................................. 9
2.3.1
Projectonderwijs ......................................................................................................... 10
2.3.2
Beeld van het beroep.................................................................................................. 11
De opbouw van de opleiding ..................................................................................................... 12
3.1
De opleidingen binnen het instituut .................................................................................... 12
3.2
Beroepstaken en competenties ......................................................................................... 12
3.3
Relatie competenties en Dublin Descriptoren:................................................................... 15
Curriculum van de opleiding...................................................................................................... 19
4.1
Aanbod van onderwijseenheden in de opleiding Werktuigbouwkunde ............................. 19
4.2
Toetshandleiding Werktuigbouwkunde .............................................................................. 21
4.3
Tentamens ......................................................................................................................... 21
Integrale toetsing opleiding ........................................................................................................... 22
4.4
4.4.1
Beoordeling van de afstudeeropdracht....................................................................... 24
4.4.2
Procedure beoordeling OWE- afstuderen .................................................................. 25
4.4.3
Bewaren afstudeerscriptie .......................................................................................... 27
4.4.4
Resultatenoverzicht, bewijsstukken, getuigschriften en verklaringen ........................ 27
4.5
5
Stage en Afstuderen .......................................................................................................... 22
Aanbod van minoren en vrije minoren ............................................................................... 32
Studieloopbaanbegeleiding ....................................................................................................... 34
5.1
Het concept ........................................................................................................................ 34
5.2
Studieloopbaanbegeleider ................................................................................................. 34
5.3
Instrumenten ...................................................................................................................... 34
5.3.1
Portfolio ....................................................................................................................... 34
5.3.2
POP ............................................................................................................................ 36
5.4
HAN studie-informatie systeem ......................................................................................... 36
Bijlage: Programma studieloopbaanbegeleiding .......................................................................... 37
2
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
1
De beroepen waarvoor opgeleid wordt
Je wordt niet opgeleid voor één specifiek beroep, maar voor een heel scala aan mogelijkheden.
Hieronder vind je een algemene beschrijving van die mogelijkheden.
1.1
Definitie en maatschappelijke context
Een hbo-ingenieur in het domein Engineering met als specialisatie Werktuigbouwkunde vindt zijn
werkplek op vele plaatsen. Al eeuwenlang doen mensen aan werktuigbouw: denk maar aan werktuigen zoals molens, weefgetouwen, wagens en hijswerktuigen. De kennis om de werktuigen te
maken zat bij de persoon die ze maakte, bijvoorbeeld de wagenmaker of de smid. Tegenwoordig
zijn er veel verschillende en zeer complexe werktuigen. In het dagelijkse leven gebruiken we veel
verschillende producten zoals een verwarmingsketel, een vaatwasser of wasmachine, een fiets,
cd-speler, scooter en ga zo maar door. En dan nog alle machines om deze producten te maken.
Dergelijke complexe producten zijn niet meer een zaak van één persoon. Er moet flink worden
samengewerkt om het ontwerp tot een succes te maken. Door de verscheidenheid zijn er ook veel
verschillende machines en fabrikanten nodig op vele plaatsen in de wereld. De ene werktuigbouwkundige richt zich meer op het ontwerpen, de ander meer op het maken, weer een ander meer op
de organisatie of op de automatisering. En voor alle nieuwe, betere producten zijn goed opgeleide
hbo-ingenieurs Werktuigbouwkunde nodig.
Naast de toegenomen complexiteit van de producten neemt het belang van duurzaamheid in de
maatschappelijke context steeds toe. De hbo – ingenieur overziet de maatschappelijke- en milieu
gevolgen van zijn technisch ingrijpen en werkt meer en meer vanuit een duurzaamheidsperspectief.
Duurzaamheid is een breed begrip, waarbij de volgende aspecten met name bij de ingenieurs
werktuigbouwkunde van belang zijn:
-
Wind- en zonne-energie
energetisch ontwerpen met onder andere warmte- en koude opslag
materiaalkunde met duurzame materialen en hergebruik van materialen
In onze opleiding Werktuigbouwkunde krijg je vooral te maken met het ontwerpen van onderdelen,
apparaten, machines of hele installaties. Goed ontwerpen of herontwerpen kan alleen maar als je
ook verstand hebt van maken, organiseren, besturen en onderhouden. Ook moet je rekening houden met het milieu en de kostprijs.
We noemen dat levenscyclusbewust ontwerpen en is weergegeven in onderstaande afbeelding:
Marktbehoefte
Wettelijke eisen en normen
Onderhoud
Ergonomie
Idee
Vormgeving
Ontwerpprocessen
Service
Levenscyclusbewust ontwerpen
Sloop
Specificaties
CAD
Analyseren
Werkvoorbereiding
Fabriceren
DFx
Afbeelding 1 levenscyclusbewust ontwerpen
3
Construeren
Assembleren
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
1.2
Het werkveld, c.q. de organisatorische context
Uit een onderzoek onder onze afgestudeerden kwam naar voren dat ze voornamelijk een baan
vonden in de volgende drie bedrijfstakken:
- toeleveringsbedrijf;
- industrieel bedrijf met eigen producten;
- zakelijke dienstverlening (ingenieursbureau).
Concrete werkvelden hierin zijn:
- industriële automatisering;
- advies- en ingenieursbureaus voor energie- en constructievraagstukken;
- industrie met “koude” en “warme” werktuigbouwkunde.
Bij de koude werktuigbouwkunde vinden we werktuigbouwkundige constructies, bijvoorbeeld
een hoogwerker, portaalkraan, maar ook een productiemachine. De warme werktuigbouwkunde houdt zich bijvoorbeeld bezig met het ontwerpen van cv-ketels, energiesystemen in gebouwen en het ontwerpen van klimaatinstallaties.
Een werktuigbouwkunde houdt zich dus bezig met het ontwerpen, realiseren en onderhouden van
technische producten met aandacht voor de mechanische, energetische, regeltechnische en bedrijfseconomische aspecten. In onderstaande afbeelding zijn de werkvelden aangegeven:
PRODUCT
Creatie
Realisatie
Business to business
Machine- en
apparatenbouw
Consumenten
Energetische
systemen
Vormgeving
Databeheer
Logistiek
Productie-engineering
Werkvoorbereiding
Technische inkoop
Afbeelding 2 werkvelden
4
Operationeel onderhoud
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
Op de onderstaande afbeelding (afbeelding 3) is een indeling van de bedrijven in de werktuigbouwkundige sector weergegeven:
Afbeelding 3 indeling bedrijven
1.3
Functies waarin het beroep uitgeoefend wordt
In het werkveld zijn verschillende functies voor de werktuigbouwkundigen te onderscheiden, waar
de opleiding zich voornamelijk op richt, namelijk:
ontwerper;
ontwikkelaar;
tekenaar/constructeur;
testingenieur;
technisch werkvoorbereider/productieontwikkelaar;
onderhoudstechnicus;
technische ondersteuning voor de in- en verkoop, product engineer;
groepsleider, projectmanager.
5
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
2
Visie op het onderwijs
2.1
Uitgangspunten
Het onderwijs van Werktuigbouwkunde is gebaseerd op vier belangrijke uitgangspunten rond leren:
1.
2.
3.
4.
Leren is een constructief proces
Leren is een actief proces
Leren is een interactief proces
Leren is praktijkgericht
Leren is in de eerste plaats een constructief proces. Nieuwe informatie moet je in verband brengen
met andere informatie om ze te kunnen onthouden en begrijpen. Belangrijk hierbij is dat je leert om
jezelf vragen te stellen als: “Wat weet ik hier al van? Met welke andere kennisgebieden heeft dit te
maken? Hoe hangt dit met elkaar samen? Wat heb ik er aan voor de vraag of het probleem waar ik
nu voor sta? Leren is jezelf blijven ontwikkelen, in die zin is het ook nooit “af”.
Leren is ook een actief proces. Je moet als student, wil je de stof op een betekenisvolle manier
leren, bepaalde dingen doen om nieuwe informatie te kunnen verwerken. Met andere woorden:
zonder dat je zelf een actieve rol in het leren hebt, kun je nauwelijks iets leren.
Leren is verder een interactief proces; het verloopt het best in dialoog met elkaar. Aan elkaar vragen stellen, met je medestudenten informatie uitwisselen, de waarde ervan bespreken, oplossingen voorleggen, alternatieven bedenken, feedback geven, etc. Leren is het verkrijgen van nieuwe
perspectieven door te communiceren met anderen en met de omgeving, met de wereld om ons
heen. In het onderwijs betekent het vooral leren samen en in interactie met je medestudenten,
maar ook met je docenten.
Leren geschiedt het best in een zinvolle context: praktijkgericht leren. Door te leren vanuit een relevante beroepscontext (beroepsrol en -taak) leer je van meet af aan betekenis te geven aan je
leren voor de latere beroepsuitoefening. Daarom staat er in iedere onderwijseenheid van de opleiding een beroepstaak centraal.
De opleiding heeft samen met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven beroepstaken en competenties geformuleerd en de kaders aangegeven waarbinnen het leren plaatsvindt (HAN - catalogus,
onderwijseenheden, Opleidingsstatuut).
Het onderwijs van de opleiding Werktuigbouwkunde is geordend op de Dublin descriptoren.
Op initiatief van Nederland en Vlaanderen is een gemeenschappelijke beschrijving van het eindniveau van een Bacheloropleiding uitgewerkt. Dit is in Dublin in de Engelse taal vastgelegd en wel
zodanig dat elke opleiding het kan vertalen naar het eigen systeem. De descriptoren voor het eindniveau van de Bachelor zijn als referentiepunten opgenomen in het accreditatiekader van de
NVAO.
De omschrijving van het niveau Bachelor volgens de Dublin descriptoren luidt:




6
Dd1, Kennis en inzicht: Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij
wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
Dd2, Toepassen kennis en inzicht: Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep
laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
Dd3, Oordeelsvorming: Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren
(meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op
het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Dd4, Communicatie: Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op
een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids

Dd5, Leervaardigheden: Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
2.2
Competentiegericht leren gericht op beroepstaken
Competent wil zeggen: bekwaam om een beroepstaak uit te voeren, dat betekent dat je beschikt
over de benodigde kennis én vaardigheden én beroepshouding om die taak uit te voeren. Daarbij
gaat het niet alleen om de vaktechnische en instrumentele competenties maar ook om sociale,
communicatieve, organisatorische en leervaardigheden.
In de opleiding ontwikkel je competenties waar je in de beroeps- of maatschappelijke praktijk ook
echt iets mee kunt. De opleiding is daarom gecentreerd rondom echte beroepstaken, zoals deze in
de beroepspraktijk worden uitgevoerd.
2.2.1 Van kennis als doel naar kennis als gereedschap
Kennis die wordt aangeleerd in de vorm van feiten en procedures, wordt door studenten niet vanzelf omgezet naar oplossingsgericht denken. Feiten en procedures worden vaak slapende kennis
die niet geactiveerd wordt op het moment dat die kennis eigenlijk nodig is. Deze kennis wordt alleen herkend als de situatie identiek is aan het voorbeeld dat op school gegeven is. Vaak horen
we dat terug op stage-instellingen, maar we zien het ook bij (deel)tentamens wanneer we net een
ander voorbeeld geven als tijdens de les. Kennis als gereedschap is kennis die reeds op school
vertaald is naar vaardigheden. Kennis waarmee studenten hebben leren experimenteren, die ze
flexibel kunnen toepassen. Voor kennis als gereedschap zijn realistische leeromgevingen nodig
zodat studenten kunnen oefenen en zich een realistisch beeld kunnen vormen van de werkelijkheid. Docenten moeten daarnaast goed op de hoogte zijn van de situatie op de werkvloer om studenten de juiste problemen voor te kunnen leggen.
Bijvoorbeeld:
 Studenten leren de kennis die ze hebben opgedaan ook toe te passen
 er moet een relatie zijn tussen theorie en praktijk (leren vanuit praktijksituaties)
 het leren analyseren en oplossen van problemen etc.
2.2.2 Van docent-gestuurd naar student-gestuurd onderwijs
We willen toe naar een situatie waarin studenten in staat zijn (mede)verantwoordelijk te zijn voor
het eigen leerproces. Leren is in de eerste plaats een constructief proces. Nieuwe informatie moet
in verband gebracht worden met andere informatie om informatie te kunnen onthouden en begrijpen. Belangrijk hierbij is dat de student zich de volgende vragen leert stellen:
 Wat weet ik hier al van?
 Met welke andere kennisgebieden heeft dit te maken?
 Hoe hangt dit met elkaar samen?
 Wat heb ik er aan voor de vraag of het probleem waar ik nu voor sta?
 Leren is blijven ontwikkelen, in die zin is het ook nooit “af”.
Sturing heeft onder meer betrekking op het behalen van de eigen leerdoelen. Iemand die zelfstandig kan leren stelt zichzelf de voorafgaand aan het leren de volgende vragen:
 Wat moet ik leren?
 Waarom moet ik dit leren?
 Hoe moet ik dit leren?
 Waar kan ik begeleiding krijgen?
 Welke hulpmiddelen mag ik gebruiken?
 Hoeveel tijd krijg ik?
 Waarop word ik getoetst?
 Hoe word ik beoordeeld?
Je moet als student, wil je de stof op een betekenisvolle manier leren, bepaalde dingen doen om
nieuwe informatie te kunnen verwerken. Met andere woorden: zonder dat je zelf een actieve rol in
het leren hebt, kun je nauwelijks iets leren.
Bijvoorbeeld:
 Meer nadruk op het ontwikkelen van leren - leervaardigheden
7
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids


Meer nadruk op het bevorderen van zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid van
studenten
Een beroep doen op zelfontdekkend leren etc.
2.2.3
Aandacht voor motivatie
"Studenten gedragen zich op school vaak als toeristen", ze zijn wel aanwezig (of soms zelfs dat
niet), maar "they don't get involved". Hoe kan de betrokkenheid van studenten worden verhoogd?
Uit onderzoek blijkt dat studenten die over veel zelfvertrouwen beschikken eerder actief meedoen
en op een meer effectieve manier leren. Zelfvertrouwen, plezier en geloof in eigen kunnen geeft
een positieve attitude naar het verwerven van nieuwe kennis. Studenten de kans geven zelfvertrouwen op te bouwen vraagt een omgeving, waarin ze kunnen laten zien wat ze kunnen. Wanneer je voldoende overtuigd bent van je sterke kanten en daar ook erkenning voor krijgt, komt er
ruimte om aandacht te besteden aan het verbeteren van je zwakke kanten. Leren het verloopt het
best in dialoog met elkaar: vragen stellen aan elkaar, met medestudenten informatie uitwisselen,
de waarde ervan bespreken, oplossingen voorleggen, alternatieven bedenken, feedback geven,
etc. Leren is het verkrijgen van nieuwe perspectieven door te communiceren met anderen en met
de omgeving, met de wereld om ons heen. In het onderwijs betekent het vooral leren samen en in
interactie met medestudenten en docenten.
Bijvoorbeeld:
 Variatie in onderwijsvormen als bijvoorbeeld werken in projectgroepen
 Studenten zien het belang van wat ze moeten leren/ legitimering van doelen en activiteiten
 Het activeren van studenten
 Rekening houden met individuele kenmerken van studenten etc.
 Belonen van studenten in de vorm van feedback en studiepunten (alle OWE 7.5 stp)
2.2.4 Samenwerkend leren/leren samenwerken
Leren, gericht op de toekomst betekent leren functioneren in een team. Het bedrijfsleven vraagt
creatieve, vindingrijke mensen die op samenwerken zijn ingesteld. Die weten om te gaan met de
verschillen tussen mensen in karakter en aanpak. Mensen die het vermogen hebben voor hun
mening uit te komen en om kunnen gaan met meningsverschillen. Werken met mensen die je niet
zelf gekozen hebt kun je oefenen op school mits je daarin begeleid wordt in de problemen die zich
daarbij voordoen. Leren geschiedt het best in een zinvolle context: praktijkgericht leren. Door te
leren vanuit een relevante beroepscontext (beroepsrol en -taak) leer je van meet af aan betekenis
te geven aan je leren voor de latere beroepsuitoefening. Daarom staat er in iedere onderwijseenheid van de opleiding Werktuigbouwkunde een beroepstaak centraal. De opleiding heeft samen
met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven beroepstaken en competenties geformuleerd en de
kaders aangegeven waarbinnen het leren plaatsvindt.
Bijvoorbeeld:
 Kiezen van functionele samenwerkingsopdrachten in een werktuigbouwkundige context
 Themagericht / projectmatig werken
 Aandacht voor samenwerkingsvaardigheden
 Effectief overleggen etc.
2.2.5 Toenemende zelfsturing
Van werknemers wordt – zeker op hbo-niveau - meer dan vroeger zelfstandigheid en eigen initiatief
verwacht. Het onderwijs moet zo worden ingericht, dat je dit als student ook leert. Onderwijs moet
mensen uitdagen om zelf na te denken, zelf op zoek te gaan naar de kennis en vaardigheden die
ze nodig hebben. Verder in de opleiding neem je steeds meer eigen verantwoordelijkheid voor de
sturing van je eigen ontwikkeling. Je krijgt meer vrijheid om de studie in te richten en zelf structuur
aan te brengen. Daartoe leer je eerst om zelf steeds beter de (goede) vragen te stellen. Vervolgens
om zelf sturing te geven door plannen van aanpak te maken. De toename van de sturing van je
eigen ontwikkeling gedurende de opleiding is op onderstaande afbeeldingen weergegeven. Om dit
te bereiken gebruikt de opleiding Werktuigbouwkunde drie instrumenten: Onderwijs, Beoordelen
en Studieloopbaanbegeleiding.
8
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
De onderstaande afbeelding geeft schematisch competentieontwikkeling van de student weer.
2.3
Didactisch scenario
Waarom een didactisch scenario? Onderwijs kent twee inhouden, namelijk in ons geval de werktuigbouwkundige context en daarnaast de didactiek. Het curriculum is beschreven in de OER en de
didactiek wordt beschreven in de studiegids. Het curriculum sluit aan bij de eisen van het beroepenveld en de didactische werkvormen sluiten aan bij de student en bij de wensen van het werkveld. Onze studenten hebben vaak een toepassingsgerichte leerstijl. Dat betekent dat zij naar concrete toepassingen kijken, zij gericht zijn op het aanleren van het beroep en de leerstof ook in
dienst stellen van het toekomstige beroep. Ook ons beroepenveld vraagt hierom. Zij werken vaak
met multidisciplinaire projecten, waarvoor kennis een voorwaarde is en waarvoor het heel belangrijk is dat studenten hebben leren samenwerken.
In de beroepspraktijk maken ‘studenten’ zich doorlopend nieuwe kennis, werkwijzen en technieken
eigen, vaak op projectbasis. Een afgestudeerd hbo’er moet dus in staat projectmatig te werken,
initiatief te tonen en zichzelf te sturen. Ook moet hij beschikken over vaardigheden met betrekking
9
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
tot probleem oplossen, samenwerken en communicatie. Het is daarom belangrijk om te ‘leren
leren’.
Ieder niveau (propedeuse, hoofdfase en afstudeerfase) heeft andere accenten wat betreft het didactisch scenario. Uitgangspunt hiervoor zijn de mate van complexiteit, sturing en zelfstandigheid.
Niveau 1 begint met een hoge mate van sturing en een beperkte complexiteit en zelfstandigheid.
Op niveau 3 krijgen studenten een beperkte sturing, is de beroepstaak complex en vraagt een grote mate van zelfstandigheid.
Bij niveau 1/propedeuse:
- Het gaat in de propedeuse om opdrachten van een geringere omvang. Tijdens een project
moeten studenten relevante stof bestuderen, gegevens verzamelen, de communicatie binnen het team onder begeleiding van een tutor regelen en een eindproduct opleveren.
- Studenten zijn in staat om een beperkt plan van aanpak te maken waarin ze zich richten
op het waarom, het wat, het hoe en zij kunnen de grenzen van het project aangeven.
- Studenten aan het einde van de propedeuse zijn hoofdfasebekwaam.
Bij niveau 2/hoofdfase:
- Het gaat in de hoofdfase om opdrachten van een behoorlijke omvang. Tijdens een project
moeten studenten relevante stof opzoeken en bestuderen, gegevens verzamelen, een
planning maken, de communicatie binnen het team goed regelen en een eindproduct opleveren.
- Studenten zijn in staat om een plan van aanpak te maken
- Studenten werken op basis van een gegeven pakket van eisen
- Studenten aan het einde van de hoofdfase zijn afstudeerbekwaam.
Bij niveau 3/afstudeerfase passen de volgende didactische scenario’s:
- In deze fase is de docentsturing geminimaliseerd en de zelfsturing gemaximaliseerd. Alle
dilemma’s en kritische beroepssituaties moeten binnen dit scenario een plek krijgen.
- In deze fase zijn de studenten in staat om op basis van kennis en kunde uit niveau 1 en 2
te abstraheren.
- Studenten aan het einde van de afstudeerfase zijn beroepsbekwaam.
2.3.1 Projectonderwijs
Bij projectonderwijs (zie handleiding 1 + 1 = 3) wordt er gewerkt aan een complexe beroepstaak .
Hoewel er duidelijke eisen en voorwaarden worden gesteld aan de opdracht, eventuele
deelopdrachten en aan het eindproduct, is er ruimte in de uitvoering. De weg naar het eindproduct
toe kan daarmee voor iedere projectgroep en voor elke beroepstaak verschillend zijn. Zolang het
eindproduct maar voldoet aan de vooraf besproken eisen of criteria.
Bij een succesvol project blijkt dat het geheel meer is dan de som der delen: we noemen een
projectuitvoering dan ‘boven verwachting’ geslaagd. Om dat te realiseren is het de kunst om je een
aantal vaardigheden eigen te maken die een project vleugels kunnen geven. Die vaardigheden
zijn: communiceren, planmatig werken, samenwerken en zelfsturing.
Kenmerken van een projectopdracht
 De opdrachtgever heeft een vraag.
 De projectgroep werkt deze vraag aan de hand van doelstellingen uit.
 Het resultaat dat het project oplevert draagt daaraan bij.
 Dat resultaat wordt vooraf ‘gedefinieerd’. Er worden eisen en randvoorwaarden aan
gesteld. Maar wat er precies gemaakt wordt, ligt van tevoren niet vast.
 Het is tijdelijk. Het begint op dag 1 en als het resultaat klaar en goedgekeurd is, is het
afgelopen.
 De mensen die het uitvoeren richten dan ook een tijdelijke organisatie in en maken samen
goede afspraken over de uitvoering. Ze werken maar één keer in dit team samen.
 Er is een projectplan of Plan van Aanpak voor nodig.
De projecten worden uitgevoerd door tutorgroepen (Projectonderwijs vanaf de hoofdfase). De
groepswerkruimte op Scholar wordt o.a. gebruikt om te kijken of alle studenten een evenredige
bijdrage leveren aan de uitvoering van het project en of het groepsproces goed genoeg loopt.
10
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
In week 3 leggen de studenten in een vergadering vast hoe het groepsproces verloopt. Van deze
vergadering maken ze notulen die in de groepswerkruimte worden geplaatst.
In week 6 checkt de OWE-trekker in overleg met de tutor de deelname van de verschillende studenten, mede aan de hand van de groepswerkruimte. Eventueel kan een student vervolgens, met
inzet van een achterwacht, in week 6 uit de groep worden gezet.
Werken is leren, leren is werken
Stage (lopen) lijkt het meest op werken in de beroepspraktijk. Projectonderwijs bereidt daarop voor.
De opdracht is mogelijk een beetje aangepast en de begeleiding is intensiever. Wat doet iemand
die een opdracht uitvoert in zijn werk?
1. Bedenken hoe hij het gaat aanpakken.
2. Samenwerking zoeken met mensen binnen en buiten de organisatie en misschien een team
vormen, vergaderen over de aanpak.
3. Onderzoek doen, bronnen verzamelen en lezen en met mensen praten om het zo slim mogelijk aan te pakken. Die bronnen komen uit allerlei kennisgebieden.
4. Terugkoppelen aan de opdrachtgever: ‘Ik ga het zo doen, wat vind je?’
5. Opdracht uitvoeren en daarbij zijn kennis toepassen door allerlei vaardigheden in te zetten:
bijvoorbeeld bronnendossier aanleggen, interviewen, overleggen in het team, begroting maken, observeren langs het veld, rapporteren…
6. Product laten zien en daarbij beargumenteren waarom een en ander zo gedaan is en waarom
het wel of niet zo zou kunnen (gaan) werken.
7. Feedback ontvangen van de opdrachtgever en het product aanpassen. Onderhandelen over
de voorwaarden. ‘Als we dit punt nog iets gedetailleerder uitwerken, kunt u er dan goed mee
uit de voeten?’
8. Inhoudelijk en procesmatig Reflecteren hoe het project verlopen is, concluderen wat er een
volgende keer anders moet.
2.3.2 Beeld van het beroep
De opdrachten kunnen ook in de praktijk voorkomen, soms komen de opdrachten direct uit de
praktijk en soms worden opdrachten voor het onderwijs vertaald. Projecten geven dus een goed
beeld van het beroep .
11
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
3
De opbouw van de opleiding
3.1
De opleidingen binnen het instituut
De HAN heeft de volgende opleidingen gegroepeerd in het instituut Engineering:
1. Elektrotechniek
2. Embedded Systems Engineering
3. Industrieel Product Ontwerpen
4. Technische Bedrijfskunde
5. Werktuigbouwkunde
Binnen de opleiding Werktuigbouwkunde ligt het accent op de creatiefase van de levenscyclus van
een werktuigbouwkundig product of proces.
Zoals in deel 1 van dit opleidingsstatuut beschreven is het uitgangspunt voor het beschrijven van
de opleiding de beroepstaak en de competenties die getoetst worden. Het frame wat daarvoor
gebruikt wordt, bestaat uit onderwijseenheden. Beoordelingen en studiepunten zijn gekoppeld aan
de onderwijseenheden.
3.2
Beroepstaken en competenties
Beroepstaken zijn betekenisvolle, hele taken zoals deze in al hun complexiteit in de werkelijkheid
door de beroepsbeoefenaar (expert) worden uitgevoerd. ‘Hele’ taken wil zeggen dat deze niet
worden opgeknipt in deelaspecten, maar door studenten steeds in zijn totaal worden geoefend.
Binnen het werkveld van Werktuigbouwkunde zijn de volgende beroepstaken te herkennen:
BT 1 Het ontwerpen van een werktuig
BT 2 Het maken van een werk- en productievoorbereiding
BT 3 Het realiseren en testen van een prototype
BT 4 Het inrichten van werktuigbouwkundige processen
BT 5 Het ontwerpen van werktuigbouwkundige productvarianten/applicatiebouw
Om de beroepstaken te kunnen uitvoeren, heb je een samenhangend geheel van kennis, vaardigheden en attitude nodig. Dit geheel van kennis, vaardigheden en attitude wordt een competentie
genoemd. In de opleiding Werktuigbouwkunde staan 8 competenties centraal:
C1. Analyseren Het analyseren van een engineeringvraagstuk omvat de identificatie van het probleem of klantbehoefte, de afweging van mogelijke ontwerpstrategieën / oplossingsrichtingen en
het eenduidig in kaart brengen van de eisen / doelstellingen / randvoorwaarden. Hierbij wordt een
scala aan methoden gebruikt, waaronder wiskundige analyses, computermodellen, simulaties en
experimenten. Randvoorwaarden op het gebied van mens & maatschappij, gezondheid, veiligheid,
milieu, duurzaamheid en commerciële belangen worden hierbij meegenomen.
C2. Ontwerpen Het realiseren van een engineeringontwerp en hierbij kunnen samenwerken met
ingenieurs en niet ingenieurs. Het te realiseren ontwerp kan voor een apparaat, een proces of een
methode zijn en kan meer omvatten dan alleen het technisch ontwerp, waarbij de ingenieur een
gevoel heeft voor de impact van zijn ontwerp op de maatschappelijke omgeving, gezondheid, veiligheid, milieu, duurzaamheid (bijv. cradle-to-cradle) en commerciële afwegingen. De ingenieur
maakt bij het opstellen van zijn ontwerp gebruik van zijn kennis van ontwerpmethodieken en weet
deze toe te passen. Het te realiseren ontwerp is gebaseerd op de specificaties en vormt een volledige en correcte implementatie van alle opgestelde producteisen.
C3. Realiseren Het realiseren en opleveren van een product of dienst of de implementatie van een
proces dat aan de gestelde eisen voldoet. De Engineer ontwikkelt hiervoor praktische vaardigheden om engineeringproblemen op te lossen en voert hiervoor onderzoeken en testen uit. Deze
vaardigheden omvatten kennis van het gebruik en de beperkingen van materialen, computer simulatie modellen, engineeringprocessen, apparatuur, praktische vaardigheden, technische literatuur
en informatiebronnen. De bachelor is ook in staat om de wijdere (veelal niet-technische) gevolgen
12
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
te overzien van zijn werkzaamheden, bijv. op het gebied van ethiek, maatschappelijke omgeving,
duurzaamheid, commercie en industrie.
C4. Beheren Het optimaal laten functioneren van een product, dienst of proces in zijn toepassingscontext of werkomgeving, rekening houdend met aspecten op het gebied van veiligheid, milieu, technische en economische levensduur.
C5. Managen De Engineer geeft richting en sturing aan organisatieprocessen en de daarbij betrokken medewerkers teneinde de doelen te realiseren van het organisatieonderdeel of het project
waar hij leiding aan geeft.
C6. Adviseren De Engineer geeft goed onderbouwde adviezen over het ontwerpen, verbeteren of
toepassen van producten, processen en methoden en brengt renderende transacties tot stand met
goederen of diensten binnen het Domein Engineering. Hij weet adviezen uit te brengen zowel op
papier als mondeling.
C7. Onderzoeken Het gebruik van geschikte methoden en technieken m.b.t. het vergaren van
informatie, om toegepast onderzoek uit te kunnen voeren. Deze methoden kunnen zijn: literatuuronderzoek, het ontwerp en de uitvoering van experimenten, de interpretatie van data en computer
simulaties. Hiervoor kunnen databases, normen, standaarden en veiligheidsnormen geraadpleegd
worden.
C8. Professionaliseren Het zich eigen maken en bijhouden van vaardigheden die benodigd zijn
om de overige engineeringcompetenties effectief uit te kunnen voeren. Deze vaardigheden kunnen
ook in breder verband van toepassing zijn en omvatten ook het op de hoogte zijn van de nieuwste
ontwikkelingen, ook in relatie tot ethische dilemma’s en maatschappelijk geaccepteerde normen en
waarden.
Elke beroepstaak vraagt om bepaalde competenties. Hieronder vind je het overzicht van de beroepstaken en de competenties.
C1
C2
C3
C4
C5
C6
C7
C8
Competentie
BT
1 Het ontwerpen van een werktuig
BT
2 Het maken van een werk en productievoorbereiding
BT
3 Het realiseren en testen van een prototype
BT
4 Het inrichten van werktuigbouwkundige processen
BT Het ontwerpen van werktuigbouwkundige productvarian5 ten/applicatiebouw
X X X X X X X X
X
X
X
X X X
X X
X
X X
X
X
X X X
De onderwijseenheden zijn van de beroepstaken afgeleid. Zij vormen het curriculum van de opleiding en ze staan beschreven in het volgende hoofdstuk. In een onderwijseenheid worden enkele
competenties nadrukkelijk behandeld, nodig voor de beroepstaak die centraal staat.
De competenties worden binnen de opleiding op verschillende niveaus gewogen. In bijlage 2 van
deze studiegids is een overzicht opgenomen van de competenties waaraan je werkt binnen de
onderwijseenheden.
Niveau 1 (propedeuse)
Hoofdfasebekwaam, de student is competent het bachelor niveau binnen de beroepstaak te bereiken. [Beginner, onder begeleiding, niet-complexe opdrachten, onvolwaardig gesprekspartner voor
de beroepspraktijk]
13
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
14
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
Niveau 2 (hoofdfase)
Afstudeerbekwaam: Tussenniveau, de student ontwikkelt zijn competentie naar eindniveau waarbij
hij binnen redelijke termijn het eindniveau bereikt. [ Gevorderde, meer zelfstandig, meer complexe
opdrachten, beginnend gesprekspartner voor de beroepspraktijk ]
Niveau 3 (afstudeerfase)
Startbekwaam, de student is competent om als beginnend bachelor binnen de beroepstaak aan het
werk te gaan. [ Beginnend professional, zelfstandig, complexe opdrachten, normaal gesprekspartner voor de beroepspraktijk ]
Bij het wegen van de niveaus spelen dus een aantal aspecten een rol zoals complexiteit en zelfstandigheid. Daarnaast speelt de situatie, waarin de student zich ontwikkelt, een rol: is dit binnenof buitenschools, is dit in een high-end industrietak of is dit bij een klein metaalbedrijf.
3.3
Relatie competenties en Dublin Descriptoren:
De Dublin descriptoren zijn de eindtermen voor de bachelor en master studies aan universiteiten
en hogescholen in Europa.
Op initiatief van Nederland en Vlaanderen zijn in de jaren 2001–2004 voor het hoger onderwijs in
Europa de zogenaamde Dublin descriptoren opgesteld, genoemd naar de plaats waar in 2004 een
overeenkomst over deze eindtermen bereikt werd. De aanleiding voor het opstellen van deze descriptoren was het streven naar opleidingen van gelijkwaardig niveau in de verschillende landen
van Europa. Ook wilde men dat helder zou worden wat de verschillen zijn tussen de kwalificaties of
eindtermen voor de twee onderwijstrajecten bachelor en master in het hoger onderwijs. Dit mede
met oog op studenten die een deel van hun studie aan een buitenlandse universiteit willen studeren.
(Uit Wikipedia – de vrije (internet) encyclopedie:)
In de onderstaande tabel is de relatie aangegeven tussen de competenties en de Dublin descriptoren. De competenties worden beoordeeld door de opleiding aan de hand van het ordeningsprincipe
van de Dublin descriptoren. In het onderwijs worden studenten op alle competenties ontwikkeld en
getoetst. De borging van bepaalde competenties zit in de toepassing (Dd2) en niet direct in kennis
en inzicht (Dd1). Voor de toepassing is kennis en inzicht nodig.
Competenties
C1 analyseren
C2 ontwerpen
C3 realiseren
C4 beheren
C5 managen
C6 adviseren/communiceren
C7 onderzoeken
C8 professionaliseren
15
Dublin Descriptoren
Kennis en
Toepassen
inzicht
van kennis
en inzicht
Dd1
X
X
X
X
Dd2
X
X
X
X
X
X
Oordeelsvorming
Communicatie
Leervaardigheden
Dd3
X
X
X
X
X
Dd4
X
X
X
X
X
X
Dd5
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
De samenhang van beroepstaken, competenties en de indeling in Dublin-descriptoren kan driedimensionaal worden afgebeeld.
De opleiding kenmerkt zich door beroepstaken. Deze kunnen later in het bedrijfsleven worden uitgeoefend. Deze zijn in samenspraak met het beroepenveld vastgesteld.
Voor het uitoefenen van een beroepstaak, zijn competenties noodzakelijk.
De student moet zich ontwikkelen in de competenties tot boven een bepaald minimum niveau (landelijk voor Werktuigbouwkunde vastgesteld).
De beoordelingsstructuur met de Dublin-descriptoren is een ordeningsprincipe en voegt hier een
derde dimensie aan toe: de beoordeling per competentie per beroepstaak.
16
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
3.4
De leeromgeving bij Deeltijd werkend leren
3.4.1 Inleiding
De deeltijdopleiding Werken en Leren heeft als kenmerk dat de werknemer/student tijdens het werk competenties behaalt die vanuit de opleiding vereist
zijn.
Allereerst wordt er bij de start van de opleiding een zogenaamde tripartite overeenkomst opgesteld met afspraken tussen de werkgever, de opleiding en de
werknemer/student. Onderdeel van de afspraken zijn de zogenaamde leerovereenkomsten per onderwijseenheid (OWE). In elk schooljaar vallen maximaal vier
leerovereenkomsten (een per onderwijseenheid) waarin de werknemer/student
vastlegt welke activiteiten in de desbetreffende onderwijseenheid zullen worden
uitgevoerd in de werkomgeving en wat de op te leveren producten zijn.
Ten bewijze van zijn werkzaamheden legt de werknemer/student een portfolio aan
waarin representatieve producten worden ondergebracht van elke onderwijseenheid.
Aan het eind van elke onderwijseenheid wordt beoordeeld of de activiteiten naar
behoren zijn uitgevoerd. De onderwijseenheid wordt bij een voldoende resultaat
gehonoreerd met een aantal studiepunten.
Het is wenselijk dat het onderwijs op school en het werk zoveel mogelijk op elkaar
zijn afgestemd, daarom worden er eisen gesteld aan het bedrijf en de werkplek
van de werknemer/student.
Een bedrijf dat wil participeren in de deeltijdopleiding Werken en Leren van het
Instituut Engineering, opleiding Werktuigbouwkunde van de HAN, dient te voorzien
in een adequate leeromgeving voor de werknemer/student.
3.4.2 Werkplek, werkomgeving en begeleiding
Om het werk, dat in het kader van het arbeidsproces wordt uitgevoerd bij de werkgever, af te kunnen stemmen met het onderwijs worden er eisen gesteld aan de
werkomgeving van de werknemer/student.
Deze eisen zijn als volgt te rubriceren:
taken en werkzaamheden van de werknemer/student
begeleiding van de werknemer/student vanuit het bedrijf
de sociale omgeving van de werknemer/student binnen het bedrijf
de fysieke werkplek
3.4.3 Taken en werkzaamheden van de werknemer/student
De onderwijseenheden zijn gerelateerd aan de beroepstaken met alle competenties die in de taken aan de orde komen. De inhoud van een onderwijseenheid richt
zich op een aantal samenhangende competenties. Een onderwijseenheid heeft
een studielast van 7,5 studiepunten of een veelvoud daarvan.
Het bedrijf zal de werknemer/student voldoende werkzaamheden moeten kunnen
bieden om de competenties te kunnen ontwikkelen.
17
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
3.4.4 Begeleiding van de werknemer/student vanuit het bedrijf
Begeleiding vanuit het bedrijf is een essentieel onderdeel tijdens de deeltijdopleiding Werken en Leren. Daarom zijn de volgende eisen opgesteld:
voor de begeleiding van een werknemer/student wordt binnen het bedrijf
een vakbekwame bedrijfsbegeleider aangewezen. Deze werkt minimaal 3
jaar in de Werktuigbouwkunde en is in staat door opleiding en/of ervaring
de werknemer/student vakmatig op hbo-niveau te begeleiden.
de bedrijfsbegeleider moet voldoende draagvlak hebben binnen zijn organisatie om afspraken te kunnen maken betreffende de door de werknemer/student te verrichten werkzaamheden, ook als die elders in het bedrijf
verricht moeten worden.
de bedrijfsbegeleider geeft advies over de beoordeling van de werknemer/student aan het einde van elke onderwijseenheid.
de bedrijfsbegeleider levert een actieve bijdrage aan het leerproces van de
werknemer/student. Hiertoe is er wekelijks werkoverleg tussen werknemer/student en bedrijfsbegeleider.
3.4.5 De sociale omgeving van de werknemer/student binnen het bedrijf
Ook met betrekking tot de sociale omgeving, daar waar de werknemer/student
sociale interactie ondervindt, gelden enkele eisen:
de werknemer/student werkt samen met collega's, die ook werknemers van
zijn/haar bedrijf zijn
de werknemer/student heeft dagelijks contact met zijn collega's
de werknemer/student wordt opgenomen in de bedrijfscultuur
het bedrijf heeft HBO-ers en/of WO-ers, of werknemers met vergelijkbaar
werk- en denkniveau, in dienst waarmee de werknemer/student sociale interactie heeft
3.4.6 De fysieke werkplek
Het bedrijf dient voor een adequate werkplek te zorgen die voldoet aan de ARBOeisen.
Hieronder wordt verstaan:
Beschikking over een fysieke werkplek (een werktafel met stoel in een bedrijfsruimte)
met een computersysteem met toereikende software
bereikbaar via e-mail
bereikbaar via telefoon
18
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
4
Curriculum van de opleiding
Het curriculum wordt aangeboden in de vorm van onderwijseenheden. Alle onderwijseenheden zijn
afgeleid van de beroepstaken die beschreven zijn in het vorige hoofdstuk. In de studiegids zijn de
beschrijvingen van de onderwijseenheden opgenomen.
4.1
Aanbod van onderwijseenheden in de opleiding Werktuigbouwkunde
In onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de onderwijseenheden en is aangegeven
welke onderwerpen aan bod komen. De landelijke BOKS is hiermee wat nader uitgewerkt.
OWE titel
Propedeuse
Code
Stp
Onderwerpen
Productietechnieken
P1.1
7,5
Project Productietechnieken
P1.2
7,5
Mechanisch ontwerpen 1
P2.1
7,5
Project Mechanisch ontwerpen 1
P2.2
7,5
Energetisch ontwerpen 1
P3.1
7,5
Project Energetisch ontwerpen 1
P3.2
7,5
Prototypebouw
P4.1
7,5
Project Prototypebouw
P4.2
7,5
Productietechnieken, materiaalkunde, meten, werkvoorbereiding,
praktische vaardigheden, eenvoudige berekeningen, wiskunde,
statica, tekeninglezen, 3D-CAD
Project ten behoeve van productietechnieken, afspraken maken,
agenda en notulen, evaluatie
Methodisch Ontwerpen, programma van eisen, vormgeven, handschetsen, wiskunde, dynamica,
sterkteberekeningen, VLS, 3DCAD, materiaalkunde en -selectie,
werktuigonderdelen
praktische vaardigheden
Project ten behoeve van mechanisch ontwerpen, samenwerken,
reflecteren
Conventionele en duurzame energie, milieu, programma van eisen,
ontwerpen, energiebehoefte bepalen, energieproductie, energieopslag, back-up voorziening, thermodynamica, stromingleer
pompen, pompkarakteristiek, leidingweerstand, ontwerpen, literatuuronderzoek, 2D/3D-CAD, presentatie
Project ten behoeve van energetisch ontwerpen, reflecteren
Programma van eisen, productietechnieken, productietekeningen,
prototypebouw, geometrische
meettechniek, relevante berekeningen, ontwerpproces, materiaalkunde, corrosie, 2D/3D-CAD, besturingsontwerp, labview, demonstratie, planmatig werken
Project ten behoeve van Prototypebouw, sterkte/zwakte analyse
op het ontwerp
Professionaliseren, beroepsoriëntatie, verbinding onderwijs en
Integrale toets (onderdeel van P4)
19
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
beroep
Postpropedeuse
Stage 1
Stage1
30
Actieve rol in een werktuigbouwkundig bedrijf, keuze uit analyseren, ontwerpen, realiseren en/of
beheren,
toepassing analysetechnieken
WA, DFA en FMEA, bedrijfsoriëntatie,rapportage
Mechanisch Ontwerpen 2
H5.1
7.5
Project Mechanisch Ontwerpen 2
H5.2
7.5
Energetisch Ontwerpen 2
H6.1
7.5
Project Energetisch Ontwerpen 2
H6.2
7.5
Automatisering
H7.1
7,5
Project Automatisering
H7.2
7,5
Productie-omgeving
H8.1
7,5
Project Productie-omgeving
H8.2
7,5
Stage 2
Stage2
30
Plan van Aanpak, Aandrijving,
sterkte en vervorming, dynamica,
materiaalselectie, normen en richtlijnen, veiligheid, ontwerpen, EEM,
Technisch Constructiedossier,
werktuigonderdelen
Project ten behoeve van Mechanisch Ontwerpen 2, ontwerpverificatie
Programma van eisen, RQE, koelcyclus, thermodynamica, meet- en
regeltechniek, stromingsleer,
energiehuishouding, ontwerpen,
rapportage, presentatie
Project ten behoeve van Energetisch Ontwerpen 2, ontwerpverificatie
Besturing Labview/PLC, modelvorming, regeltechniek, simulatie,
servotechniek, trillingsleer, EEM,
reviewtechniek, prakticum, Engels,
verkoopgesprek
Project ten behoeve van Automatisering, ontwerpverificatie
Onderzoeksrapport, onderzoeksmethoden, statistiek, MOVIS, productie-layout, machineselectie,
kostprijsberekening, bedrijfseconomische analyse, logistiek systeem, cultuuronderzoek, haalbaarheidsstudie, Engelse taal,
Onderhoudsmodel, RAMS analyse
Project ten behoeve van Productie-omgeving, beoordeling
Affiniteit met werktuigbouwkundige
context, oriëntatie op de opdracht,
Plan van aanpak, POP
Keuze uit ontwerpen, realiseren
en beheren. Rapportage.
Modulariseren, Product Data
Management, ethiek
Afst
30
30
Minor naar keuze
Afstuderen
20
Proeve van bekwaamheid in werktuigbouwkundige context
POP, Plan van aanpak
Praktisch onderzoek
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
Rapportage, presentatie
Ontwerpverificatie
Reflecteren
Zie ook de Onderwijs- en examenregeling.
4.2
Toetshandleiding Werktuigbouwkunde
Deze toetshandleiding is bedoeld om je een helder beeld te geven over de inhoud, de vorm en de
procedure van toetsing en inzage die plaatsvindt binnen de opleiding Werktuigbouwkunde in het studiejaar 2013 – 2014.
4.3
Tentamens
Elke onderwijseenheid wordt via een tentamen getoetst. Een tentamen bestaat uit deeltentamens. In
de deeltentamens wordt getoetst of je de competenties beheerst.
Alle competenties in een onderwijseenheid zijn geordend op basis van de Dublin descriptoren. Per
Dublin descriptor wordt een oordeel gevormd, dat wordt uitgedrukt in een cijfer of een vink.
Cesuur
Het eindcijfer van een onderwijseenheid komt tot stand door het gewogen gemiddelde van de deeltentamens waarvoor een cijfer is gegeven.
Het toekennen van onderwijseenheden aan het studiecontract van een student en het onderhouden
van de cijferregistratie van studenten wordt door Studentzaken verzorgd.
Studiepunten worden toegekend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Alle deeltentamens die beoordeeld worden met een cijfer: minimaal 5,5
Alle deeltentamens die beoordeeld worden met een vink: voldaan.
Bij de toetsing speelt de afnemende sturing een rol. De propedeuse kent meer beoordelingsmomenten dan de hoofdfase. In de propedeuse wordt gestart met het opzetten van het portfolio om oordeelsvorming en leervaardigheden te toetsen. In de hoofdfase maakt een portfolio onderdeel uit van
iedere OWE.
Deeltentamens zijn gekoppeld aan:
Dd1, Kennis en inzicht
Dd2, Toepassen van kennis en inzicht
Dd3, Oordeelsvorming
Dd4, Communicatie
Dd5, leervaardigheden
dit is vaak schriftelijk werk in de vorm van een kennisof casustoets
dit zijn casustoetsen, beroepsproducten, toepassingstoetsen of rapporten
dit onderdeel wordt getoetst via een portfolio
schriftelijke of mondelinge communicatie zoals
rapporten, portfolio, demonstraties of presentaties
wordt getoetst via het portfolio en eventueel een gesprek
Tentamens verbonden aan de onderwijseenheden
De meeste studenten zullen gebruik maken van genoemde tentamens verbonden aan de onderwijseenheden om aan te tonen dat ze de relevante competenties beheersen. Dit zijn de zogenaamde
leerwegafhankelijke tentamen.
Leerwegonafhankelijk tentamen
Een student kan bij de Examencommissie aanvragen om via een andere weg dan de aan de onderwijseenheden gekoppelde tentamens aan te tonen over de relevante competenties te beschikken.
Dan toont de student ten overstaan van de examinator(en) met andere bewijsstukken aan dat hij de
competenties beheerst. Er zijn vele typen bewijsstukken rondom de competentiebeheersing zoals:
ervaringsverslagen, getuigschriften, referenties, beroepsproducten, video-opnamen van beroepshandelingen, reflectieverslagen, feedback van studenten/docenten/praktijkbegeleiders, werkstukken,
21
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
certificaten en cursusbeschrijvingen van derden, observatie van het handelen en interviews. De examencommissie bepaalt of het bewijsmateriaal dat de student aandraagt aan de formele voorwaarden
voldoet voor deelname aan leerwegonafhankelijk tentamen. De examencommissie legt deze voorwaarden vast in de Uitvoeringsregeling van het HAN-reglement examencommissies.
Zie ook de Onderwijs- en examenregeling.
Afspraken bij het niet behalen van een onderwijseenheid na afloop van de periode:
Zie blokjesrooster voor kansen en herkansingen
Cijfers, studiepunten
Zie de Onderwijs- en examenregeling.
Volgorde van de tentamens
Zie de Onderwijs- en examenregeling.
Frequentie van de tentamens
Zie de Onderwijs- en examenregeling.
Bekendmaking uitslag tentamen en integrale toets
Zie de Onderwijs- en examenregeling.
Integrale toetsing opleiding
Integrale toetsing beoogt de geschiktheid in de beroepsontwikkeling van de student te meten. De
integrale toets is beroepsintegrerend.
De opleiding kent drie integrale toetsen: één in de propedeuse en twee in de postpropedeutische
fase.
Propedeuse: In de propedeuse is de integrale toets opgenomen als onderdeel van P4 (zie voor
de beschrijving de OER)
Hoofdfase: in de hoofdfase is de integrale toets opgenomen in stage 2 (zie voor de beschrijving de
OER)
Afstudeerfase: in de afstudeerfase is de integrale toets opgenomen in de afstudeeropdracht (zie
voor de beschrijving de OER).
4.3.1 Het gebruik van de rekenmachine
Er is gekozen voor een beperkt aantal, goed verkrijgbare, relatief goedkope en eenvoudig bedienbare, wetenschappelijke, niet-programmeerbare rekenmachines te selecteren en alleen deze toe te
laten bij deeltentamens waar dit relevant is. Dit zijn de genoemde typen rekenmachines in de boekenlijst. Andere types, ook al voldoen ze aan alle criteria, zijn niet toegestaan, omdat het proces
organisatorisch gezien eenvoudig gehouden moet worden.
Dit maakt overigens een eventuele investering in een grafische rekenmachine niet overbodig; bij
berekeningen in projecten, toepassingstoetsen, en gewoon ingenieurswerk, is een grafische rekenmachine een uitstekende investering. Bij de schriftelijke toetsen wordt aangegeven of een eenvoudige rekenmachine is toegestaan of dat er ook een grafische rekenmachine is toegestaan. Bij
sommige toetsen mag je er veel, of soms alles, bij houden. Dan is een grafische rekenmachine
geen probleem.
4.4
Stage en Afstuderen
Voor de voorlichting over stage en afstuderen wordt het volgende schema aangehouden als richtlijn. De roostering kan in de uitvoering iets verschillen:
Stage 1
22
Havo/Vwo
Stage/afstudeerperiode
Blok 1,2
Voorlichtingsmoment
week 3 van blok 4
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
Stage 2
Havo/Vwo
MBO
Blok 1,2
Blok 3,4
week 3 van blok 4
Week 3 van blok 2
Afstuderen
Havo/Vwo
MBO
Blok 3,4
Blok 1,2
week 3 van blok 1 (HV)
en week 3 van blok 3
(MBO)
Stage 1
Havo/Vwo
Blok 1,2,3,4
week 5 van blok 3
Stage 2
MBO
Havo/Vwo
Blok 1,2,3,4
Blok 1,2,3,4
week 1 van blok 4.(dH6)
Afstuderen
MBO/Havo/Vwo
Blok 3,4
week 3 van blok 1 voor
minorstudenten
week 3 van blok 3
VT
Bachelor
DT
Stage en afstuderen is beschreven in de handleiding voor respectievelijk Stage 1, Stage 2 en Afstuderen. De beoordelingscriteria zijn opgenomen in deel 2 van het opleidingsstatuut (OER).
Het overzicht praktijkperioden en bijbehorende criteria/eisen, Curriculum 2014 – 2015 is afgebeeld
op de volgende pagina’s.
Let op criteria voor mogelijkheid afstudeerzitting in AUGUSTUS zijn:
 Na afkeuring geleverde werk in de aanloop naar zittingsperiode JUNI;
 Na het behalen van een onvoldoende in zittingsperiode JUNI;
 Meer dan een maand later gestart na 1 februari.
Specifieke Informatie over de afstudeerzittingen




STUDIEJAAR 2014 - 2015
Afstudeerzittingen zijn mogelijk in november, januari, april en juni van elk studiejaar.
Een afstudeerzitting is ook mogelijk in augustus (einde zomervakantie), wanneer er sprake is
van:
o
het laatste onderdeel voor het behalen van het diploma;
OF
o
herkansing van de zitting in juni;
Indien de student in augustus wil afstuderen en denkt te voldoen aan de hiervoor gestelde voorwaarden zal hij/zij voor definitief akkoord eerst contact dienen op te nemen met
de afstudeercoördinator.
Afstudeerdata zijn:
o
zittingsperiode 1:
augustus 2014 :
do 28 augustus
o
zittingsperiode 2:
november 2014:
ma 3 november en di 4 november
o
zittingsperiode 3:
januari 2015:
ma 19 januari en di 20 januari
o
zittingsperiode 4:
april 2015:
ma 6 april en di 7 april
o
zittingsperiode 5:
juni 2015:
ma 15 juni en di 16 juni , ma 22 juni en di 23 juni
o
zittingsperiode 1:
augustus 2015:
do 27 augustus
AANMELDING VOOR AFSTUDEERZITTING / INLEVEREN VERSLAGEN:
23
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids






De student schrijft zich in voor een afstudeerzitting, na overleg met de begeleidende docent uiterlijk 5 weken voor de zittingenperiode bij het Praktijkbureau (voorheen Stage- en Afstudeerbureau):
o persoonlijk: Ruitenberglaan 26, kamer B2.12 of
o telefonisch: 026 – 36 58 286
o via de mail: [email protected].
Het Praktijkbureau zorgt voor de schriftelijke uitnodiging en bevestiging naar alle – bij de zitting
betrokken – partijen;
De student maakt zelf met zijn schoolbegeleider afspraken over het inleveren van het conceptverslag en het verkrijgen van feedback.
Bij GEEN doorgang van de afstudeerzitting dient de student zichzelf af te melden bij het Praktijkbureau
Het definitieve verslag dient voor aanvang van de zittingperiode bij het Praktijkbureau in
viervoud vergezeld van een cd-rom versie voor archivering, te zijn ingeleverd volgens onderstaand schema:
Indien het eindverslag (zonder overleg) LATER wordt ingeleverd dan op bovengenoemde data,
wordt de afstudeerzitting geannuleerd.
o
zittingsperiode 1:
Uiterste inleverdatum
EIND verslag
Maandag 18 augustus 2014
o
zittingsperiode 2:
Maandag 20 oktober 2014
o
zittingsperiode 3:
Maandag 5 januari 2015
o
zittingsperiode 4:
Maandag 23 maart 2015
o
zittingsperiode 5:
Maandag 1 juni 2015
o
zittingsperiode 1:
Maandag 17 augustus 2015
Zittingsperiode
4.4.1 Beoordeling van de afstudeeropdracht
Bij het afstuderen moeten worden beoordeeld of de afstuderende student start beroepsbekwaam is
voor het werktuigbouwkundige beroepenveld. De student moet laten zien dat hij een complexe
opdracht in het werktuigbouwkundige beroepenveld zelfstandig kan uitvoeren op eind hbo-niveau
(niveau 3).
Bij de beoordeling van het afstuderen wordt de werktuigbouwkunde als een geheel genomen.
Deze wijze van beoordelen houdt in dat alle hbo-compenties in de werktuigbouwkundige context
impliciet beoordeeld worden.
De hbo-competenties zijn:
C1: Analyseren
C2: Ontwerpen
C3: Realiseren
C4: Beheren
C5: Managen
C6: Adviseren/communiceren
C7: Onderzoeken
C8: Professionaliseren
Afhankelijk van de opdracht is C2, C3 of C4 van toepassing.
Als beoordelingsstructuur worden de 5 Dublin-descriptoren gebruikt.
Per descriptor wordt bekeken waar de student staat in vergelijking met niveau 3. De beoordeling
van een descriptor is gelijk aan een of meerdere deeltentamens.
Overzicht deeltentamens/dublin descriptoren die tijdens de afstudeerzitting beoordeeld worden:
3 Dd 1 Kennis en inzicht
Projectrapportage
4 Dd 2 Toepassing
Projectrapportage
24
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
5 Dd 3 Oordeelsvorming Verificatie
6 Dd 4 Communicatie
Projectrapportage
7 Dd 4 Communciate
Presentatie / verdediging
8 Dd 5 Leervaardigheid
Reflectie
De deeltentamens 1 (PvA) en 2 (POP) worden bij de start van het afstudeertraject beoordeeld.
Ieder deeltentamen is nader uitgewerkt in een of meer indicatoren. En iedere indicator is voorzien
van een aantal beoordelingscriteria.
Bij de beoordeling door de individuele examinator voorafgaand aan de zitting worden alle criteria
van een deeltentamen beoordeeld met een geheel cijfer. Het eindresultaat van een deeltentamen
is het gewogen gemiddelde van de cijfers van de criteria resulterend in een cijfer van 1.0 tot 10.0
afgerond op een decimaal. Het eindcijfer van de individuele examinator voorafgaand aan de zitting
wordt bepaald door het gewogen gemiddelde van cijfers van de deeltentamens resulterend in een
afgerond geheel cijfer.
Indien het cijfer van een of meer deeltentamens lager is dan een 5.5 , wordt het eindcijfer vastgesteld op het laagste afgeronde cijfer dat behaald is bij de deeltentamens.
Bij de beoordeling aan het einde van de afstudeerzitting wordt voor ieder deeltentamen
het cijfer vastgesteld op een decimaal. Het eindcijfer wordt bepaald door het gewogen gemiddelde
van cijfers van de 6 deeltentamens resulterend in een afgerond geheel cijfer.
Indien het cijfer van een of meer deeltentamens lager is dan een 5.5 , wordt het eindcijfer vastgesteld op het laagste afgeronde cijfer dat behaald is bij de deeltentamens.
De gecommitteerde ziet toe op een juiste afloop van het beoordelingsproces en vormt een waarborging in de verbinding met het beroepenveld.
4.4.2 Procedure beoordeling OWE- afstuderen
De beoordeling is gebaseerd op hetgeen opgenomen is in het OS 2013-2014 en bestaat uit 9
deeltentamens. Dat zijn:
1. Plan van Aanpak (dd2)
2. POP (dd2)
3. Projectrapportage (dd1)
4. Projectrapportage (dd2)
5. Verificatie (dd3)
6. Projectrapportage (dd4)
7. Presentatie/Verdediging (dd4)
8. Reflectie ((dd5)
9. Professionaliseringsverslag en Beschouwing ( integrale toets dd5 )
De deeltentamens 1 t/m 8 behoren tot de afstudeeropdracht.
Voor twee deeltentamens (1: PVA en 2 :POP ) worden de producten ingeleverd aan het begin van
de afstudeerperiode en deze producten worden beoordeeld door de eerste examinator van de
twee voor de afstudeerder aangewezen examinatoren.
Het deeltentamen 9 Professionaliseringsverslag en Beschouwing wordt aan het einde van de afstudeerperiode afgenomen door middel van een gesprek op basis van het ingeleverde document.
In HAN-termen is dit laatste de integrale toets IT-3. Al deze drie deeltentamens moeten afgesloten
worden met een voldoende.
Het deeltentamen 6 Projectrapportage wordt voorafgaand aan de zitting door de twee toegewezen
examinatoren voorzien van een voorlopig oordeel. Dit oordeel moet voldoende zijn om toegelaten
te worden tot de afstudeerzitting. Tijdens de afstudeerzitting wordt het cijfer voor dit deeltentamen
definitief gemaakt.
De zes deeltentamens (3, 4, 5, 6, 7 en 8) worden beoordeeld tijdens de afstudeerzitting. Aanwezig daarbij zijn in ieder geval: de student, de schoolbegeleider , de bedrijfsbegeleider, de eerste
examinator, de tweede examinator en de gecommitteerde. De student brengt zijn afstudeerportfolio in (ruim voor de afstudeerzitting), houdt tijdens de afstudeerzitting een presentatie en verdedigt
zich op de daarna gestelde vragen.
25
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
Het eindcijfer van de owe-afstuderen wordt bepaald door het resultaat van de 6 deeltentamens ( 3,
4, 5, 6, 7 en 8). Studiepunten worden toegekend als de deeltentamens 3, 4, 5, 6, 7 en 8 met een
5.5 of hoger zijn beoordeeld en als de deeltentamens 1, 2 en 9 met een voldaan zijn afgesloten.
De afstudeerzitting is openbaar.
Het beoordelingsproces van de zes deeltentamens (3, 4, 5, 6, 7 en 8) verloopt als volgt:
26
-
De student levert volgens het aangegeven tijdsplan zijn portfolio in viervoud (schoolbegeleider, twee examinatoren, gecommitteerde) in bij het stage – en afstudeerbureau engineering.
-
De twee examinatoren beoordelen onafhankelijk van elkaar het portfolio en leggen dit vast
op het beoordelingsformulier: Beoordeling afstudeerportfolio.
Omdat dit alleen het schriftelijk werk is kunnen enkele criteria slechts beperkt beoordeeld
worden. Als een criterium niet beoordeelbaar is vul dan nb in i.p.v. een cijfer. Geef wel een
toelichting. Bereken het cijfer voor het deeltentamen uit de resterende cijfers voor de wel
beoordeelde criteria.
-
Daarna delen de twee examinatoren met elkaar ieders afzonderlijke beoordeling. Zonodig
wordt de gecommitteerde geraadpleegd. In geval van een onvoldoende beoordeling
wordt de schoolbegeleider geïnformeerd.
-
Indien de examinatoren, zonodig onder raadpleging van de gecommitteerde, tot de conclusie komten dat het deeltentamen PF+G Projectrapportage Dd4 niet met een voldoende kan
worden afgesloten, wordt de schoolbegeleider geïnformeerd en medegedeeld dat de zitting
geen doorgang kan vinden. De schoolbegeleider neemt vervolgens contact op met de student.
-
Tijdens de afstudeerzitting houdt de student een presentatie van circa 20 minuten waarna
met name de examinatoren in de gelegenheid worden gesteld om vragen te stellen ( duur
ook circa 20 minuten). De schoolbegeleider is voorzitter van dit gedeelte van de zitting.
-
Daarna zonderen de twee examinatoren, de schoolbegeleider , de bedrijfsbegeleider en de
gecommitteerde zich af . De eerste examinator neemt nu het voorzitterschap over. De
examinatoren horen de schoolbegeleider en de bedrijfsbegeleider.
-
De volgende stap is dat de twee examinatoren en de gecommitteerde zich afzonderen en
de definitieve beoordeling doen aan de hand van het beoordelingsformulier: Beoordeling
afstudeerportfolio met presentatie en verdediging. Op dit beoordelingsformulier wordt een
verantwoording van het cijfer gegeven en wordt het resultaat van het horen van de schoolen bedrijfsbegeleider vermeld. Ook wordt de toelichting van de gecommitteerde opgenomen. Tevens wordt het Proces-verbaal Faculteit Techniek van de afstudeerzitting opgemaakt met het eindcijfer en ondertekening door de beide examinatoren en de gecommitteerde.
-
Als laatste van de afstudeerzitting wordt voor het gehele gezelschap door de eerste examinator het eindcijfer met toelichting medegedeeld.
-
De verdere formele afhandeling doet de eerste examinator door het inbrengen van de beoordeel van de 6 deeltentamens 3, 4, 5, 6, 7 en 8 in Hansis en door het overhandigen van
het proces-verbaal, het beoordelingsformulier: beoordeling afstudeerportfolio met presentatie en verdediging en twee beoordelingsformulieren: beoordeling afstudeerportfolio aan de
stage- en afstudeercoördinator.
-
Tenslotte vult de stage- en afstudeercoördinator op het proces-verbaal de zaken rondom
de archivering en toegankelijkheid van het afstudeerportfolio in en ondertekent dit. Daarna
wordt alle informatie aan het stage- en afstudeerbureau engineering gegeven die voor de
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
vereiste archivering zorgt.
Bij onvoorziene omstandigheden wordt overleg gepleegd met de stage- en afstudeercoördinator
en/of de opleidingscoördinator.
4.4.3 Archivering en openbaarheid van afstudeerscriptie
De opleiding kent drie situaties rondom vertrouwelijkheid en daarmee de openbaarheid van afstudeerscripties:
1. Volledige openbaarheid. In deze situatie wordt het afstudeermateriaal opgeslagen in het archief van Engineering en gebruikt voor voorlichtingsdoeleinden van de opleiding. Onder voorwaarden kan het afstudeermateriaal ook gepubliceerd worden via de mediatheek.
2. Beperkte openbaarheid. Hierbij wordt het afstudeermateriaal opgeslagen in het archief van
Engineering. Het afstudeermateriaal wordt alleen ingezien door personen die betrokken zijn bij
de accreditatie of bij de uitvoering van het wettelijk toezicht bij de Hogeschool van Arnhem en
Nijmegen.
3. Vertrouwelijk. Hierbij gaat het afstudeermateriaal terug naar het bedrijf direct na de afstudeerzitting. Vaak wordt een specifieke geheimhouding gevraagd van de schoolbegeleider, de
examinatoren en gecommitteerde. Het bedrijf moet dan waarborgen dat het afstudeermateriaal gedurende 7 jaar na de afstudeerdatum ingezien kan worden door personen die betrokken
zijn bij de accreditatie of bij de uitvoering van het wettelijk toezicht bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
Welke situatie van toepassing is, wordt in ieder geval voor de afstudeerzitting vastgesteld en uiteindelijk vermeld op het procesverbaal.
In geval van volledige openbaarheid geldt nog het volgende:
Via de Studiecentra biedt de HAN de mogelijkheid om afstudeerscripties te bewaren in een databank en deze online te tonen op www.hbo-kennisbank.nl.
Daarvoor gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
Allereerst bepaalt de opleiding via de afstudeercoordinator of de afstudeerscriptie voor plaatsing in
de databank in aanmerking komt. Met name wordt daarbij gelet op de kwaliteit (eindcijfer minimaal
een zeven).
Daarnaast moet voor deze openbaarmaking expliciete toestemming verkregen worden van de student en de opdrachtgever of de organisatie die de mogelijkheid voor afstuderen heeft geboden,
middels een ondertekend toestemmingsformulier.
Zodra aan beide voorwaarden is voldaan, wordt de student verzocht de scriptie digitaal bij het studiecentrum van zijn opleiding af te leveren in een binnen de Hogeschool gangbaar bestandstype.
Zodra de opleiding heeft aangegeven dat een afstudeerscriptie in aanmerking komt voor plaatsing
in de databank, wordt de student verzocht de scriptie digitaal bij het studiecentrum van zijn opleiding af te leveren in een binnen de hogeschool gangbare bestandstype.
Bij digitale aanlevering wordt zowel de student als de opdrachtgever/stage biedende organisatie
verzocht een ondertekend toestemmingsformulier in te leveren. Hiermee wordt toestemming gegeven om de afstudeerscriptie op te nemen in de databank van de HAN, waardoor de afstudeeropdracht volledig online geraadpleegd mag worden via www.hbo-kennisbank.nl.
4.4.4 Resultatenoverzicht, bewijsstukken, getuigschriften en verklaringen
De bacheloropleiding wordt afgesloten met een hbo-getuigschrift en een bachelorgraad in domein
Engineering. Bij elk getuigschrift hoort een Engelstalig diplomasupplement. Het diplomasupplement
bevat een specificatie van de behaalde graad, beknopte informatie over het gevolgde onderwijs,
het beoordelingssysteem, de behaalde studiepunten, de kwalificaties van tentamens en de onderdelen van de examens. Ook aan de opleiding gerelateerde extracurriculaire activiteiten zoals het
organiseren van voorlichting en participatie in de medezeggenschapsraad of opleidingscommissie,
kunnen in het diplomasupplement worden opgenomen. Verder bevat het document beknopte informatie over de HAN University of Applied Sciences en het Nederlandse onderwijsstelsel.
Het Engelstalig diplomasupplement voldoet aan internationale IDS-afspraken. De faculteiten archiveren de bestanden van de uitgegeven IDS-en.
27
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
4.4.5 Herkansingen deeltentamens afstuderen
Het komt soms voor dat het afstuderen langer duurt.
Daar zijn allerlei redenen voor:
- Het nodig hebben van een herkansing voor een of meer deeltentamens om het afstuderen
af te ronden
- Het willen afronden van een samenhangend geheel aan activiteiten ( bijv: testen).
- Het nodig hebben van meer tijd om de opdracht af te ronden ( bijv: verslaglegging).
- Onvoorziene omstandigheden.
Afstuderen moet om redenen van relevantie, actualiteit en aan te tonen vermogen een zekere
doorlooptijd hebben . Bij de voltijd studenten is daar in het studieprogramma een semester voor
opgenomen.
Voor de andere uitvoeringsvormen van de werktuigbouwkunde opleiding (deeltijd, werkend leren)
staat daar een studiejaar voor . Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de afstudeeropdracht onderdeel
is van de alledaagse beroepsmatige werkzaamheden van de student.
Het gehele studiejaar kent afstudeerperiodes na afloop van elk blok en aan het einde van de zomervakantie.
Op grond van het bovenstaande geldt dat het afstuderen voor alle uitvoeringsvormen van de opleiding inclusief de herkansing binnen 1 jaar na aanvang van het afstuderen moet worden afgesloten. Een of meer deeltentamens van het afstuderen mogen maar eenmaal herkanst worden. Als
dat niet het geval is moet met een geheel nieuwe opdracht gestart worden. Als startdatum geldt de
datum zoals die door het stagebureau engineering is geregistreerd.
Alleen in gevallen van onvoorziene omstandigheden, waarbij de oorzaken buiten de invloedssfeer
van de student liggen, kan hiervan worden afgeweken.
Voor herkansingen van een of meerdere deeltentamens van het afstuderen geldt het volgende:
- De afstudeeropdracht moet (voor alle uitvoeringsvormen van de opleiding en inclusief een
eventuele herkansing) binnen 1 jaar na aanvang van de afstudeeropdracht worden afgesloten.
Eén of meer PF+G deeltentamens van de OWE afstuderen (excl. de IT-3) mogen maar
eenmaal herkanst worden. Als dat niet het geval is moet met een geheel nieuwe
afstudeeropdracht gestart worden. Nadere informatie volgt hierna.
- Aan de afstudeerzitting mag worden deelgenomen indien het deeltentamen PF + G
Projectrapportage Dd4 voorafgaand aan de zitting met een voldoende is beoordeeld.
Het hierna besprokene geldt voor de deeltentamens die als geheel in een keer tijdens de afstudeerzitting kunnen worden afgehandeld en die ook het cijfer bepalen. Voor de ander deeltentamens (pop, pva, beschouwing en professionalisering) en die met een vink beoordeeld worden,
gelden ook 2 kansen.
Op aangeven van de student en in overleg met de schoolbegeleider wordt voor de herkansing
door het stagebureau engineering een herkansing afstudeerzitting gepland (dat kan buiten de
afstudeerperiodes). De examinatoren blijven zo mogelijk dezelfde. De herkansingsafstudeerzitting
wordt voorgezeten door de schoolbegeleider van de student. De student wordt tijdens de zitting
ondervraagd door beide examinatoren. In geval van herkansing van deeltentamen Presentatie /
Verdediging dd4 houdt de student eerst een presentatie van circa 20 minuten. Zonodig horen de
examinatoren ook de schoolbegeleider.
De student levert het aanvullende materiaal (digitaal en 3 maal hard copy) 14 dagen voor de geplande herkansing in bij het stagebureau engineering.
De beide examinatoren kunnen het wenselijk achten om ook de bedrijfsbegeleider te horen. Indien wenselijk wordt dit telefonisch gedaan.
De beide examinatoren beoordelen het portfolio op het (de) te herkansen deeltentamen(s) en stellen daarover vragen tijdens de herkansingszitting. De verantwoording van de beoordeling voorafgaand aan de herkansingszitting vindt plaats op het formulier Beoordeling afstudeerportfolio voor
alleen de relevante deeltentamen(s)
De verantwoording van de beoordeling na de zitting vindt plaats op het formulier Eindbeoordeling
afstudeerportfolio met presentatie en verdediging .
28
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
Van de zitting wordt een proces-verbaal opgemaakt waarop de aantekening gemaakt wordt : Beoordeling van de herkansing van met name genoemde deeltentamen(s) . De andere deeltentamens worden overgenomen van het proces-verbaal van de eerdere zitting. Het eindcijfer wordt
vastgesteld. De beide examinatoren ondertekenen het proces-verbaal.
Beide examinatoren kunnen het ook wenselijk achten dat de gecommitteerde (dezelfde als bij de
eerste zitting) bij de herkansingszitting aanwezig is om toe te zien op een goed verloop van het
beoordelingsproces. Doorgaans zal dit het geval zijn bij een herkansing van meer dan 2 deeltentamens. Het stagebureau engineering zal dit dan regelen.
Als de gecommitteerde niet betrokken is, wordt bij “zijn “ vakje de opmerking geplaatst; niet betrokken bij de beoordeling van de herkansing . In het andere geval ondertekent de gecommitteerde
het proces-verbaal.
Na afloop van de zitting wordt door de examinatoren het resultaat aan de student medegedeeld.
4.4.6 Gecommiteerden: De betekenis daarvan voor het bedrijf en de HAN
HAN:
- Constante toetsing van het niveau van de opleiding met het bedrijfsleven. Inhoudelijk heeft
de beroepenveld commissie hier direct invloed op maar signalen over de inhoud worden
meegenomen.
- Signaleren van relevante kennis en vaardigheden voor participatie in het werkveld.
- Controle op kwaliteit van het beoordelingsproces bij het afstuderen.
- Bekendheid van het bedrijf bij de HAN (uitnodigingen voor bijzondere evenementen als
bedrijvenmarkt , symposia, congressen etc.).
Bedrijf:
- Naast een stukje maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft het bedrijf tevens als doel
de naamsbekendheid onder de studenten te vergoten zodat uiteindelijk goede en voldoende medewerkers geworven kunnen worden.
- Bekendheid van het bedrijf bij de docenten.
- Invloed op niveau bepaling.
- Vanwege de bekendheid mogelijkheden tot specifieke presentaties bijv gastcolleges.
- Zit dichter bij de opleiding als het gaat om het onder de aandacht brengen van het bedrijf
bij studenten voor stages en afstuderen. De coördinatie van stages en afstuderen wordt
vanuit een instantie geregeld. De studenten hebben hun eigen keuzevrijheid maar door
bedrijven persoonlijk onder de aandacht te brengen worden veel stages en afstudeeropdrachten ingevuld.
- Bedrijven krijgen een brede kijk op de ontwikkelingen (kennis en vaardigheden van toekomstige werknemers en ontwikkelingen binnen het brede vakgebied van de Werktuigbouwkunde).
29
Overzicht Praktijkperioden en bijbehorende criteria/eisen, Curriculum 2014 – 2015 (4 x 10 weken)
(gekoppeld aan de afzonderlijke Praktijkgids voor Stage-1, Stage-2 en Afstuderen)
Doelgroep
Studiejaar/tijdstip
Stage-1
Alle studenten
2e jaar 1e semester
SBU / stp
Tijd bij bedrijf
840 uur / 30 stp
20 weken
Ingangseisen
 Minimaal 37,5 stp, òf
 Voorlopig positief studieadvies
Inleidend / oriënterend / verbredend
2
keuze (C1, C2, C3 of C4) C5, C6, C8
Karakter
Niveau
Competenties
Criteria
werkzaamheden /
project(en)
“Start” = volledig ingevuld
Beoordelingsformulier +
POP
Bedrijfsprofiel*
Criteria bedrijfsbegeleiding
Minimaal meelopen met/meewerken aan
lopende wtb-projecten; kleine zelfstandige projecten; accent op bedrijfs- en
beroepsoriëntatie
Engineering en/of productie-omgeving
waar student in aanraking komt met (het
ontwerp en/of de vervaardiging van)
machines,
apparaten, werktuigen of (energetische)
installaties;
staat op voorkeurslijst Wtb
 Minstens 1 directe begeleider op
minimaal Wtb hbo-niveau
 HAN-introductie gelezen
Stage-2
Alle studenten
Havo/Vwo: 3e jaar 1e semester
Mbo: 2e jaar 2e semester
840 uur / 30 stp
20 weken

Stage-1 afgerond
Verdiepend
2/3
C1 – keuze (C2, C3 of C4) C5 - C6 – C7
- C8
(dit is inclusief criteria van de integrale
toets op niveau 2)
1 project, dat voldoende breedte en
complexiteit in zich heeft waardoor (zelfstandige) projectmatige aanpak noodzakelijk is.
Inhoudelijk verdiepende vraagstukken
(opstap richting Afstuderen)
Engineering en/of productie-omgeving
waar student zich kan verdiepen in (het
ontwerp en/of de vervaardiging van)
machines,
apparaten, werktuigen of (energetische)
installaties;
staat op voorkeurslijst Wtb
 Minstens 1 directe begeleider op
minimaal Wtb hbo-niveau
 HAN-introductie gelezen
Afstuderen
Alle studenten
Havo/Vwo: 4e jaar 2e semester
Mbo: 4e jaar 1e semester
840 uur / 30 stp
16 weken
(inlevertermijn eindwerk; 2 weken vóór aanvang zittingsperiode)
 Stage-1 en Stage-2 afgerond
 Minimaal 202,5 stp totaal
‘proeve van bekwaamheid’
3
C1 – keuze (C2, C3 of C4) C5 - C6 – C7 - C8
(dit is inclusief criteria van de integrale toets
op niveau 3)
1 complex werktuigbouwkundige project,
inhoudelijk minimaal niveau 3.
Het afstudeerproject moet de potentie in zich
hebben, om de student in staat te stellen zijn
of haar startbekwaamheid voor de arbeidsmarkt goed aan te kunnen tonen
Engineering en/of productie-omgeving waar
student zich als beroepsbeoefenaar kan bekwamen op het gebied van het ontwerp en/of
de vervaardiging van machines,
apparaten, werktuigen of (energetische)
installaties;
staat op voorkeurslijst Wtb
 Minstens 1 directe begeleider op minimaal Wtb hbo-niveau
 HAN-introductie gelezen
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
Rol bedrijfsbegeleiding
Criteria schoolbegeleiding
(toewijzing door
stagecoördinatoren)
Rol schoolbegeleiding
Bezoekfrequentie docent
aan bedrijf
Aantal Presentaties
Aantal Terugkomdagen
Tussentijdse
Toetsingsmomenten
Beoordeling deeltentamens
door:
LAATSTE meetmoment
Nadruk op directe inhoudelijke begeleiding student; ondersteuning bij leerdoelen student; schriftelijke beoordeling (via
HAN-formulier) van inzet en prestatie
tijdens stageperiode
Directe inhoudelijke begeleiding student;
ondersteuning bij leerdoelen student; schriftelijke beoordeling (via HAN-formulier) van
inzet en prestatie tijdens afstudeerperiode;
Medeverantwoordelijk voor bewaking van de
afgesproken kaders binnen PvA;
Tijdens zitting input geven aan
beoordelingscommissie
Ervaring in het Wtb-beroepenveld
Directe inhoudelijke begeleiding student;
ondersteuning bij leerdoelen student;
schriftelijke beoordeling (via HANformulier) van inzet en prestatie tijdens
stageperiode;
Medeverantwoordelijk voor bewaking
van de afgesproken kaders binnen PvA;
Tijdens zitting input geven aan
beoordelingscommissie
Ervaring in het Wtb-beroepenveld
Nadruk op procesmatige begeleiding
student (‘vinger aan de pols’);
visitekaartje HAN bij bedrijf;
feedback op beroepsproducten
Nadruk op procesmatige begeleiding
student (‘vinger aan de pols’);
visitekaartje HAN bij bedrijf;
feedback op beroepsproducten
2x (begin en eind)
2x (begin en eind)
Nadruk op procesmatige begeleiding student
(‘vinger aan de pols’);
visitekaartje HAN bij bedrijf;
feedback op beroepsproducten;
Tijdens zitting input geven aan
beoordelingscommissie
Minimaal 1x
1 (bedrijf: eind)
2 (o.a. colleges)
Activiteitenplanning en/of PvA,
2e week
2 (school-week 7, bedrijf: eind)
2 (o.a. presentatie + colleges)
PvA
2e week
1 = eindpresentatie tijdens zitting
2 + zitting op school
PvA
2e week
1 aangewezen Examinator
2 aangewezen Examinatoren
2 aangewezen Examinatoren
Ervaring in het relevante Wtb-beroepenveld
1e week na inleveren: integrale toets IT-3
2e week na inleveren:
(inclusief integrale toets IT-2 )
Zitting op vastgestelde datum:
(4 mogelijkheden: nov-jan-apr-jun)
 Presentatie
 Verdediging
 Beoordeling
Eindbeoordeling door:
dezelfde Examinator
dezelfde 2 Examinatoren
dezelfde 2 Examinatoren + Gecommitteerde
* het is niet toegestaan bij een bedrijf een praktijkperiode te kiezen waar je dit in het verleden al eerder hebt gedaan of waar directe familierelaties een rol
spelen;
31
Eind(portfolio)gesprek in laatste week
Eind(portfolio)gesprek in laatste week
4.5
Aanbod van minoren en vrije minoren
Naast de major moet je als student 1/8 van de studie (= een half jaar onderwijs, één semester) zelf
invullen: de minor. De major en minor vormen samen de bacheloropleiding. De keuze voor een
minor wordt bepaald door jouw ambities en de mogelijkheden die je voor jezelf ziet of wil creëren
op de arbeidsmarkt. De minor is altijd een geheel van 30 studiepunten, 840 studiebelastingsuren
(SBU).
Je kunt kiezen voor een minor uit het HAN-aanbod of voor een vrije minor.
Minoren uit het HAN-aanbod zijn onder te verdelen in:
- verdiepende minoren; waarin de student zich verder kan specialiseren binnen het eigen
beroepsprofiel,
- verbredende minoren; waarin de student leert om over de grenzen van het eigen beroep te
kijken,
- doorstroomminoren; de student wil zich voorbereiden op een Masterprogramma van een
universiteit
Het totale minoraanbod van de HAN is opgenomen in de HAN-onderwijscatalogus (HAN-SIS en
Insite) het externe minoraanbod is opgenomen op HAN.nl en KiesOpMaat.nl.
Per minor staat onder andere vermeld:
- de beroepstaak of -taken die daarin centraal staan;
- de bijbehorende competenties en indicatoren;
- de onderwijseenheden die als leerbron kunnen dienen;
- de eventuele instapeisen.
Daarnaast bestaan er ook vrije minoren. Een vrije minor is een minor die een student
- bij een andere (onderwijs)instelling volgt,
- samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of een ander (onderwijs)instelling,
Indien de student een vrije minor bij een andere onderwijsinstelling wil volgen, kan hij het minoraanbod van de betreffende onderwijsinstelling raadplegen. Voor het minoraanbod van de hogescholen die aangesloten zijn bij KiesOpMaat kan de student www.kiesopmaat.nl raadplegen.
SIS code
Minor
Soort
Voltijd
deeltijd
dt
Opleiding
verdiepend
Niveau
3
E-M-IPC-DT
Intelligent Power Control
E-M-POW
Powerminor
verdiepend
3
vt
Elektrotechniek
E-M-OWM4
Op weg naar een master
verdiepend
3
vt
Elektrotechniek
E-M-OOC
ES-MEVDDT
ES-MEVDFT
IPO-M-GST
Out of Control
Embedded Vision Design
verdiepend
verdiepend
3
3
vt
dt
vt
Elektrotechniek
Embedded Systems
Engineering
Green S-Team
verbredend
2
vt
TB-M-IM
Industrial Management
verbredend
2
vt
TB-MWCPDT
TB-MWCPVT
W-M-MB-DT
W-M-MB-VT
AU-M-AT
AU-M-AU
World Class Performance /
Lean Management
verdiepend
3
dt
vt
Industrieel Product
Ontwerpen
Technische Bedrijfskunde
Technische Bedrijfskunde
Machinebouw
verdiepend
3
Werktuigbouwkunde
Aandrijftechniek
Autotronica
verdiepend
verbredend
3
2
dt
vt
vt
vt
AU-M-LSVD
Lightweight Structural Vehicle Design
verdiepend
3
vt
Autotechniek
Elektrotechniek
Autotechniek
Autotechniek
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
Deelname aan minoren en vrije minoren
Je beargumenteert je keuze voor een minor in je POP. Hierbij plaats je de keuze in het kader van
je beroep, je ambities en talenten. Voorts verantwoord je de samenhang tussen major en minor. De
studieloopbaanbegeleider (slb’er) adviseert je daarbij. Voor het volgen van een minor dien je toestemming te hebben van de examencommissie en dien je je voor de betreffende minor in te schrijven via HAN SIS.
De spelregels voor het volgen van een vrije minor zijn te vinden in de notitie “Regeling vrije minor
en toestemmingsformulier” te vinden op HAN-insite/minoren. Welke soorten minoren zijn er? In die
notitie is ook een toestemmingsformulier bijgesloten waarmee je de examencommissie om toestemming vraagt voor het volgen van een vrije minor.
Als je een minor bij een andere hogeschool wil volgen, moet je je als student inschrijven bij Studielink op grond van een zogenaamde tweede inschrijving.
Bij het kiezen van een minor geldt in alle gevallen dat er geen (grote) overlap mag zijn met de beroepstaken/competenties die je al in de eigen major – op hetzelfde niveau - verwerft.
Afspraken bij het niet behalen van een minor na afloop van het semester
a. Voor wat betreft de minoren die aangeboden worden door het Instituut Engineering is het uitgangspunt, dat beoordelingen binnen de minorperiode (van 1 semester) moeten worden afgerond.
b. Indien een student zijn elders gevolgde minor niet succesvol heeft afgerond dan kan hij – als hij
een substantieel deel van deze minor heeft behaald - bij de examencommissie van zijn eigen
opleiding een verzoek indienen om de ontbrekende toetsen aan te mogen vullen en hiermee de
invulling van zijn eerder goedgekeurde minor zodanig omzetten dat hij door aanvulling alsnog
in staat is een vrije minor van minimaal 840 sbu (30 studiepunten) te behalen.
De student dient hierbij uitgebreide informatie aan de examencommissie aan te leveren inzake
de invulling van de minor waarvoor toestemming was verleend met daarbij bewijsmateriaal van
de onderdelen die positief zijn afgerond.
33
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
5
Studieloopbaanbegeleiding
5.1
Het concept
Studieloopbaanbegeleiding is erg belangrijk. Hierdoor word je optimaal begeleid in het maken van
keuzes die het beste bij je passen. Op de volgende pagina’s wordt het programma toegelicht. Tijdens je studie neem je deel aan het studieloopbaanprogramma. In dit programma staat niet een
vak centraal, maar je studieloopbaan en komen vragen aan de orde als: Hoe verloopt je studie?
Hoe ontwikkel jij jezelf? Welke keuzen wil je maken? Hoe leer je? Hoe werk je samen met anderen? Kun je wennen aan het studentenleven etc
Van controleren en informeren naar inspireren en adviseren:
Studieloopbaanbegeleiding richt zich op het begeleiden van de studievoortgang, de studie- en beroepkeuze van de student en het bevorderen van zijn zelfsturend vermogen.
We hanteren het leren-leren concept, d.w.z. dat je in het begin van je studie intensief begeleid
wordt en naarmate de studie vordert je minder begeleiding krijgt. Aan het eind van de studie wordt
van je verwacht dat je zelfstandig kunt studeren. Het studieloopbaanprogramma sluit hierop aan.
De intensiteit van de begeleiding neemt af gedurende de opleiding en de inhoud van het programma sluit aan op behoeften en ontwikkelingen die samenhangen met de fase van de opleiding.
Aan het begin van het schooljaar krijg je een slb’er toegewezen. Deze docent begeleidt je tijdens je
studie. In principe houd je in je studie dezelfde slb’er. De studieloopbaanbegeleiding vindt plaats
in individuele gesprekken èn in groepsbijeenkomsten.
5.2
Studieloopbaanbegeleider
De slb’er fungeert als schakel tussen jouw ontwikkelingsbehoefte en het aanbod van de opleiding.
Samenvattend kan worden gezegd dat je slb’er je ‘personal coach’ is.
De slb’er heeft verschillende taken. Hij:
1. maakt je vertrouwd met het beroep/de beroepen waarvoor je opgeleid wordt en de beroepstaken die daarbij horen;
2. begeleidt en coacht je bij de ontwikkeling van de beroepscompetenties;
3. speelt een belangrijke rol bij de begeleiding en bespreking van je studievoortgang;
4. adviseert over studietraject en deelname onderwijseenheden en tentamens;
5. begeleidt je bij de ontwikkeling van een brede blik dwars door de gehele studieroute;
6. begeleidt je bij het kiezen van een goede studieaanpak;
7. stimuleert het zelfverantwoordelijk leren en het ‘leren leren’;
8. helpt je, of verwijst je door, als je vragen/problemen hebt met je studie(-loopbaan);
9. adviseert bij de keuze van (vrije) minoren;
10. Adviseert over deelname aan stage en afstuderen.
5.3
Instrumenten
5.3.1 Portfolio
Het (digitaal) portfolio is een bewaarplaats van bestanden/documenten met de volgende functies:
1. persoonlijke leerarchivering;
2. oordeelsvorming persoonlijk aspect: het onderbouwen van keuzes, laten zien wat je als student hebt gedaan en de waardering ervan, feedback geven op een andere student;
3. oordeelsvorming inhoudelijk aspect: geven van kwalificatie aan een beroepsproduct;
4. leervaardigheden: reflecteren op eigen handelen, plannen van eigen leeractiviteiteit;
5. leervaardigheden; evaleren van eigen werk;
6. beoordeling;
Het portfolio bestaat uit drie delen: een persoonlijk deel, een ontwikkeldeel en een presentatiedeel.
34
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
Persoonlijk deel
In het persoonlijke deel hoort een CV, een autobiografie* en een startprofiel*, de beoordelingsformulieren van voorgaande tentamens en een studiepuntenoverzicht.
* = alleen in het eerste jaar
Presentatiedeel
In het presentatiedeel neemt de student per onderwijseenheid materiaal op waarmee hij aantoont
dat groei heeft plaatsgevonden met betrekking tot de Dublin descriptoren 3 (oordeelsvorming) en 5
(leervaardigheden).
Vooraan in het presentatiedeel hoort een overzicht waarin de student de relatie aangeeft van bewijsmateriaal met competenties en indicatoren.
De student start in de propedeuse met de opbouw van een portfolio waarin centraal staan oordeelsvorming en leervaardigheden. In de propedeuse en in het tweede jaar worden deze onderdelen met een vink beoordeeld. In het derde jaar wordt oordeelsvorming met een cijfer beoordeeld,
leervaardigheden met een vink. In het vierde jaar (verdiepende minor en afstuderen) worden oordeelsvorming en leervaardigheden met een cijfer beoordeeld.
Format en vereisten waar het portfolio aan moet voldoen.
In de Handleiding Toetsing en in paragraaf 7 van het OER staat omschreven wàt er getoetst wordt,
de wijze waarop wordt in deze handleiding toegelicht.
Wanneer hier over een portfolio gesproken wordt, heeft dat in de praktijk vooral betrekking op
competenties die onder Dublin Descriptor 3 – Oordeelsvorming1 en 5 – Leervaardigheden2 betrekking. Die praktijk heeft over het algemeen betrekking op een leerwegafhankelijke beoordeling: je
hebt het onderwijs gevolgd en wil op grond daarvan beoordeeld worden.
Je kunt ook leerwegonafhankelijk beoordeeld worden: dit kan op deeltentamens zijn of op onderwijseenheden. Dan zal je portfolio mogelijk alle 5 de Dublin Descriptoren betreffen en bijgevolg een
stuk uitgebreider zijn.
De vorm waarin het presentatiedeel van het portfolio wordt aangeboden is – behalve een inhoudsopgave – als volgt (TVR):
 Toelichting
 Verantwoording
 Reflectie
Toelichting: wat versta je onder de aan te tonen competentie-indicator en zijn criteria? Wat is jouw
interpretatie daarvan?
NB: je bouwt je toelichting dus per indicator op!
Verantwoording: waarom voldoe je hieraan? Hierbij moeten zowel kennis als toepassingsaspecten aan de orde komen en eventueel communicatie aspecten.
In het geval van een leerwegonafhankelijke beoordeling verwijs je ook duidelijk naar de relevante
producten waar je dit op baseert.
Reflectie: volgens een gekozen model (zie § 3.2) uitgewerkt.
Wanneer je volgens deze opzet je werk in een (digitaal) portfolio aan een examinator aanlevert,
kan deze tot een oordeel over je werk komen.
1
Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren (meestal op het vakgebeid), met het doel een oordeel
te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische
aspecten.
2
Beziet de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt
aan te gaan.
35
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
5.3.2 POP
In het Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP) beschrijf je je eigen leerdoelen en de manier waarop
je daaraan wilt gaan werken. Dit doe je op basis van reflectie op je eigen resultaten en functioneren
en met het oog op de competenties die je voor de betreffende major/minor nog moet ontwikkelen.
Het POP is onderdeel van het portfolio en neem je op in het persoonlijk deel.
Periodiek (her)schrijf je een POP, bespreek je de resultaten ervan met jouw slb‘er en voeg je het
toe aan je portfolio. Het commentaar van de slb’er op de kwaliteit van het POP wordt hieraan toegevoegd.
Een belangrijk element in je begeleiding is het leren reflecteren. In alle onderwijseenheden reflecteer je samen met je docent(en) op de stand van zaken in de onderwijseenheid. In de studieloopbaanbegeleiding gaat het om de reflectie op alle onderdelen van je opleiding en het beroep. De
studieloopbaanbegeleiding is de ‘rode draad’ in jouw leerproces. Daarbij kijkt de slb’er naar:
 de samenstelling van het portfolio
 de kwaliteit van de kritische reflectie
 de kwaliteit van de bewijsstukken
 jouw zelfevaluatie
 jouw ervaring bij het werken aan beroepstaken
5.4
HAN studie-informatie systeem
Het studie-informatiesysteem van de HAN (HAN-SIS) is een online informatie en registratiesysteem dat competentiegericht onderwijs ondersteunt. Met HAN-SIS kun je informatie oproepen over
het onderwijsaanbod, je resultaten, je kunt je studiecontract inzien en je kunt je inschrijven voor
deelname aan leerroutes, onderwijseenheden en tentamens/examens. Docenten en examinatoren
gebruiken SIS ook voor het vastleggen van beoordelingen van (deel)tentamens/examens, die je
dan als student kunt bekijken. HAN-SIS is voor studenten overal bereikbaar via de link:
http://sis.han.nl.
Alluris vervangt HAN-SIS
In december gaan we over op het nieuwe studie-informatiesysteem Alluris. Deze studiegids is hierop nog niet aangepast. Lees per 2015 ‘Alluris’ voor ‘HAN-SIS’.
Informatievoorziening overstap naar Alluris
In november 2014 en in januari 2015 ontvang je meer informatie met betrekking tot de overstap
naar Alluris. Hierin wordt duidelijk vermeld wanneer welke actie van studenten wordt verwacht en
wat te doen bij vragen of problemen.
Overstap naar Alluris: check je studievoortgang/resultaten
De informatie die je rond live-gang ontvangt, betreft de volgende acties:
·
·
·
·
Controleer je cijferlijst in HAN-SIS voor 1 december 2014. Missen er resultaten of constateer je fouten? Neem dan zo spoedig mogelijk contact op met de desbetreffende docent.
Op 1 december 2014 zal HAN-SIS sluiten. Dit betekent dat er vanaf dat moment geen cijfers meer kunnen worden ingevoerd in HAN-SIS. Alle resultaten uit HAN-SIS die vóór 1
december 2014 zijn ingevoerd, zullen worden overgezet naar Alluris.
Vanaf 1 december 2014 kun je wel nog steeds je studieresultaten bekijken in HAN-SIS.
Met ingang van 5 januari 2015 zul je je studievoortgang bekijken via Alluris. Uiteraard
zorgt de HAN ervoor dat jouw behaalde resultaten worden overgezet van HAN-SIS naar
Alluris. Het is echter van belang dat je de resultaten zelf controleert. Bekijk daarom vanaf 5
januari 2015 jouw cijferlijst in Alluris om vast te stellen dat al jouw behaalde resultaten ook
daadwerkelijk goed zijn overgezet naar Alluris. Let er wel op dat alle resultaten die je hebt
behaald in de periode na 1 december 2014 vanaf 5 januari 2015 in Alluris worden ingevoerd.
Minoren en Alluris
Inschrijven voor een minor kan in 2014 in HAN-SIS. Vanaf 2015 vindt de inschrijving op een minor
in Alluris plaats.
Zie t.z.t. www.han.nl/insite/alluris voor de handleidingen.
36
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
Bijlage: Programma studieloopbaanbegeleiding
Voor de voltijd wordt het volgende studieloopbaanprogramma aangehouden:
Propedeuse voltijd:
OW
E
P1
Slb
groep
Kennismaking
Informatie
Beroepsoriëntatie (i.c.m. bedrijvenmarkt)
Reflectie
Slb
Individueel
Kennismaking
Slb/prof
Workshop
ICT: HANSIS,
Scholar, DPF, etc.
Professionalisering
1. Houding
2. Statuten (studentenen opleidingsstatuut), Klachtprocedures
3. Studieaanpak en –
planning
P2
P3
P4
Beroepsoriëntatie
Leerstijlen
Leerverslag
Leerdoelen opstellen, reflecteren (volgens
STARR)
Leerdoelen +
refl.
Studievoortgang
Beroepsoriëntatie
Leerdoelen
Stage 1 POP
DPF
Solliciteren
Studievoortgang
--
1.
Functioneringsgesprek
Stagevoorbereiding
POP, SW(OT),
CV, solliciteren
3x Gastcolleges beroepsoriëntatie
Stage 1 POP
Stagekeuze
Slb-verklaring
--
1.
Stagevoorlichting
2.
Voorbereiding op
professionalisingsverslag, DPF ontwikkeldeel voor stage
Didactisch model,
hbo-houding
37
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
Postpropedeuse voltijd:
Stage 1
H5
Stagebegeleiding
Functioneringsgesprek
H6
Stage 2 POP
Stagekeuze
Slb-verklaring
Stagebegeleiding
Minorkeuze (voor
MBO-instroom)
Functioneringsgesprek
Minorkeuze (niet voor
MBO-instroom)
Afstudeerkeuze (voor
MBO-instroom)
Afstudeerkeuze (niet
voor MBO-instroom)
Afstudeerbegeleider
Stage 2
H7
H8
Minor
Afstuderen
Integrale aanpak
waarbij gedifferentieerd wordt naar
de volgende aspecten: Samenwerking, Belbin, MDI
gedragsanalyse
met behulp van
kleuren, kernkwadranten,
POP, SWOT
Stagevoorlichting
38
Opleidingsstatuut 2014 – 2015 Werktuigbouwkunde
Deel 3 Studiegids
Voor deeltijd wordt het volgende studieloopbaanprogramma aangehouden:
Propedeuse deeltijd:
DP1
DP2
DP3
DP4
Week 2: studiehouding, studieplanning en leerstijlen
Week 2: leerdoelen
Week 4: reflecteren/STARR
Week 6: studieaanpak/planning
Week 7 en 8: functioneringsgesprekken
Week 5: stagevoorlichting
Week 8: bespreken stageproducten
Week 4: SWOT/POP voor stage
Week 9: functioneringsgesprekken, voorbereiding op professionalisingsverslag
Propedeuse deeltijd werkend leren:
wDP1
wDP2
wDP3
wDP4
Week 1: kennismaking, beroepsoriëntatie, houding
Week 7: studieplanning, aanpak, leerstijlen, statuten, reflecteren/STARR, DPF
Week 7 en 8: functioneringsgesprekken
Week 7: stagevoorbereiding, POP, SWOT, CV
Week 3: stagevoorlichting
Post-propedeuse deeltijd en deeltijd werkend leren:
DH5
DH6
DH7
DH8
Minor
Week 2: Belbin, MDI
Week 1 blok 4: stage 2 voorbereiding, POP/SWOT
Week 2 blok 1: POP/SWOT (persoonlijk) stage 2 en stageaftrap
Week 7 blok 1: functioneringsgesprek
Week 3 blok 3: minorkeuze
Week 4 blok 1: afstudeerkeuze – POP, Opdrachtomschrijving, PvA, goedkeuring,
etc.
39