memorandum - Brandweer Vereniging Vlaanderen

MEMORANDUM AAN
DE VLAAMSE REGERING
DE FEDERALE REGERING
Brandweervereniging Vlaanderen
VOORWOORD
Brandweervereniging Vlaanderen (BVV)stelt vast dat er, sinds de goedkeuring van de wet van 15 mei
2007, heel wat initiatieven zijn genomen om de hulpverleningszones effectief van start te laten gaan
op 1 januari 2015.
Desalniettemin mag dit niet gezien worden als het sluitstuk van de brandweerhervorming, maar wel
als de introductie van een nieuw model, dat kan dienen om efficiënte hulp- en dienstverlening aan de
bevolking aan te bieden.
Door het aanleveren van expertise op verschillende echelons, willen we vanuit onze organisatie een
begeesterende rol spelen in het neerzetten en organiseren van deze hervorming.
Vanuit onze maatschappelijke rol is het onze plicht om de politici attent te maken op de
efficiëntiewinsten die we vanuit ons perspectief kunnen realiseren. Dit draagt niet alleen bij tot de
performante werking van de brandweer in de ruime zin, maar komt ook de burger ten goede in de
vorm vaneen betere dienstverlening tegen de meeste efficiënte prijs.
Dit memorandum omvat een beknopte beschrijving van de organisatie, gevolgd door een aantal
thematische aanbevelingen per beleidsniveau.
Lt.-Kol. ir. Chris Addiers
Voorzitter Brandweervereniging Vlaanderen (BVV)
Antwerpen 6 juni 2014
2
KRACHTLIJNEN
AANBEVELINGEN VOOR DE FEDERALE REGERING
1. Een gecoördineerde aanpak van alle hulpverleningsaspecten uit de veiligheidsketen onder één
ministerie of staatssecretariaat.
2. Een gecoördineerde aanpak van alle brandpreventie-initiatieven over de verschillende
bestuursniveaus heen, in het bijzonder tussen federale overheid en gewesten.
3. Een financieel meerjarenplan inzake de federale dotaties aan de hulpverleningszones.
4. De begeleidingscommissie “Hervorming Civiele Veiligheid" in een hogere versnelling schakelen
waardoor bijsturingen aan de nieuwe zonale organisatie alsook het nieuwe statuut van het
operationeel personeel van de brandweerdiensten snel vertaald kunnen worden in regelgevende
initiatieven.
5. Een specifieke cel in de schoot van de FOD Binnenlandse Zaken voor de begeleiding van het
hervormingsproces en de duurzame ondersteuning van de lokale zones.
6. Een versterking van de rol van het Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid (KCCE) op het gebied
van opleiding, kennisvergaring en -verspreiding.
7. Een hervorming van de opleidingssubsidiëring die meer zekerheid biedt voor zones,
opleidingscentra en brandweerlui over het opleidingsaanbod.
8. Innovatie, onderzoek en ontwikkeling binnen de hulpverlening stimuleren.
9. De werking van de Hulpcentra 112 optimaliseren en bijsturen tot snelle en bedrijfzekere
alarmeringscentrales.
10. Integratie van de Civiele Bescherming in de hulpverleningszones.
11. Aandacht voor een duurzaam aanbod qua financiering, bestaffing en opleidingsvereisten inzake
de primaire Dringende Geneeskundige Hulpverlening.
12. Het faciliteren van het werken met vrijwilligers binnen de brandweerdienst (ook
regionaal/gewestelijk)
3
AANBEVELINGEN VOOR DE VLAAMSE REGERING
13. Het faciliteren van het werken met vrijwilligers binnen de brandweerdienst (ook federaal)
14. Hulpverleningszones in alle bestuurlijke aspecten erkennen als evenwaardig lokaal bestuur.
15. Een gecoördineerde aanpak van alle brandpreventie-initiatieven over de verschillende
bestuursniveaus heen, in het bijzonder tussen federale overheid en gewesten.
4
1 WIE IS BVV?
1.1
Voorstelling
BVV verenigt de 20 Vlaamse hulpverleningszones, de Vlaamse brandweerlieden van de DBDMH
(brandweer Brussel) en de Vlaamse bedrijfsbrandweerkorpsen.
BVV neemt de verbindingsrol op tussen alle partijen die met brandweer en veiligheid te maken
hebben: de federale overheid, de steden en gemeenten, de industrie, de belangenorganisaties van
het personeel en alle medewerkers in de hulpverleningszones, ongeacht statuut of graad (beroeps,
vrijwilliger, operationeel, ondersteunend …).
1.2
Missie
Als vakorganisatie streeft Brandweervereniging Vlaanderen (BVV) naar een kwaliteitsvolle
brandweerzorg. Dit vertaalt zich in een optimale dienstverlening aan de burger voor een correcte
prijs met aandacht voor maximale veiligheid van het brandweerpersoneel.
Deze missie onderschrijven we duurzaam doorheen ons beleid.
De sleutel tot kwaliteit is kennis delen. Daarom bieden wij een platform waar
beleidsverantwoordelijken, zonale bestuurders en beheerders alsook lokale collega’s kennis en
expertise kunnen uitwisselen. Door lessen te trekken uit elkaars ervaringen kan de kwaliteit van de
brandweerzorg continu verbeteren.
1.3
Doelstellingen
BVV stelt de volgende doelstellingen voorop:






stimuleren van een nauwere samenwerking tussen hulpverleningszones en posten
opbouwen van vakkennis en het genereren, verzamelen en verspreiden van informatie
verzorgen van een brugfunctie tussen de hulpverleningszones en de overheden die het
veiligheidsbeleid vorm geven
ondersteunen van de basisvorming en het levenslang leren voor de medewerkers en de
kwaliteit ervan bewaken
hulp bieden aan onze leden bij werkongevallen
verdedigen van de belangen van de hulpverleningsorganisatie en alle collega’s die dit in
uitvoering brengen (vrijwilligers en beroeps)
5
2 AANBEVELINGEN FEDERALE REGERING
2.1
Aanbeveling 1:
Gecoördineerde aanpak van alle hulpverleningsaspecten
Onder de voogdij van één Minister of Staatssecretaris worden alle aspecten verbonden met
hulpverlening gecoördineerd aangepakt. De bevoegdheid van deze beleidsuitvoerder omvat
minstens volgende deeldomeinen:
1. Hulpverleningszones : brandweerzorg en veiligheidsketen
2. Dringende Medische Hulpverlening
3. Civiele Bescherming
4. Hulpcentra 112
5. ASTRID
6. (Multidisciplinaire) noodplanning
Deze gecoördineerde aanpak moet aanleiding geven tot één gestructureerd en elkaar versterkend
beleid. De thema’s hebben te veel met elkaar gemeen om apart beschouwd en beheerd te worden.
Ook naar de andere overheden toe (gemeentelijk, provinciaal, regionaal) is een gecoördineerde
aanpak noodzakelijk. Als een apart ministerie of staatssecretariaat onmogelijk blijkt, stellen we voor
dit onder te brengen onder een speciaal commissariaat.
2.2
Aanbeveling 2:
Gecoördineerde aanpak van alle brandpreventie-initiatieven
Binnen de FOD Binnenlandse Zaken is er een Hoge Raad voor Brand en Ontploffing opgericht. De
Hoge Raad geeft adviezen voor de wetgeving inzake brandpreventiereglementering. Dit gaat echter
alleen over de federale initiatieven. De Gemeenschappen en Gewesten zijn vertegenwoordigd als
waarnemer en hebben geen mandaat om hun regionale initiatieven voor advies te kunnen
voorleggen.
Het sluiten van een krachtig samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen
en de Gewesten, waardoor de Hoge Raad voor Brand en Ontploffing meer slagkracht krijgt, is een
basisvereiste. Dit zal tot resultaat hebben dat de brandpreventiereglementering over de
gemeenschaps- en gewestgrenzen heen op elkaar afgestemd is met deze van de federale overheid.
Zowel de bouwheer, de architect als de adviserende brandpreventietechnicus hebben baat bij
eenvoudige, niet-contradictorische regels.
6
2.3
Aanbeveling 3:
Vastleggen van een financieel meerjarenplan voor de federale dotatie aan de
hulpverleningszones
De nieuwe regering dient de financiële projectie van de federale dotatie tot en met 2018, bedoeld
voor de initiële opstart van de hulpverleningszones zo spoedig mogelijk te bevestigen. Dit moet
zekerheid bieden met betrekking tot de werkingsmiddelen en de opmaak van de
meerjarenbeleidsplannen van de hulpverleningszones. Het zal voor meer rust zorgen binnen de
lokale besturen die medeaandeelhouder zijn in de financiering van de hulpverleningszones.
2.4
Aanbeveling 4:
Begeleidingscommissie Hervorming Civiele Veiligheid
De ingestelde begeleidingscommissie “Hervorming Civiele Veiligheid” inzake de monitoring van het
hervormingsproces dient een meer prominente rol te krijgen inzake het aansturen en bijsturen van
de regelgeving. Deze commissie moet nu in een hogere versnelling schakelen teneinde haar
opdrachten waar te maken en de nieuwe minister deskundig te adviseren. Bijsturingen moeten snel
vertaald worden in regelgevende initiatieven, met name mogelijks noodzakelijke herstel KB’s, om
eventuele negatieve impact te beperken.
2.5
Aanbeveling 5:
Een specifieke cel ter opvolging en ondersteuning van de hulpverleningszones in de schoot
van de FOD Binnenlandse Zaken
De opstart van de hulpverleningszones zal heel wat energie vergen van het personeel van de lokale
besturen en fusionerende korpsen. Om de inspanningen van dit personeel maximaal efficiënt te laten
verlopen, worden best centraal initiatieven genomen vanuit de FOD Binnenlandse Zaken die als
aanbeveling en handleiding aan de organiserende hulpverleningszones kunnen aangereikt worden.
2.6
Aanbeveling 6:
Het Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid (KCCE) en de opleiding van de operationele
medewerkers
Het Kenniscentrum neemt maximaal initiatieven die nodig zijn om een competentiegerichte
opleiding, vervolmaking en permanente bijscholing van het brandweerpersoneel te realiseren. Het
nog te nemen uitvoeringsbesluit “Opleiding” vertrekt daarom bij voorkeur vanuit de nieuwe
functiebeschrijvingen en competentieprofielen. Deze eindtermen kunnen dan vertaald worden in
een leertraject per opleiding. Dit leertraject omvat de verhoudingen tussen de leerstof en de
noodzakelijke theorie en praktijkuren. Hierbij moeten multimediale leeromgevingen volop kansen
krijgen.
Het Koninklijk Besluit Opleiding dient in deze optiek als één van de allereerste besluiten door de
nieuwe regering getroffen te worden.
Daarenboven dient de onafhankelijkheid van het KCCE bewerkstelligt en dienen de minimale
middelen voorzien te worden om haar opdracht inzake innovatie, onderzoek en ontwikkeling (zie
aanbeveling 8) te kunnen realiseren.
7
2.7
Aanbeveling 7:
Opleidingssubsidiëring hervormen
Het huidige model van de subsidiëring van brandweerscholen (per leerling en per gevolgd lesuur)
moet worden herzien in het kader van de zonevorming. De hulpverleningszones leggen hun budget
immers vast in hun meerjarenbeleidsplan. Hiervan zal ook een stuk gereserveerd zijn voor opleiding.
Daarom kan er best, voor de duur van het meerjarenbeleidsplan, een convenant afgesloten worden
met een of meerdere opleidingscentra, zodat de opleidingsbehoeften eveneens kaderen in een
meerjarenbeleidsplan.
Deze convenanten kunnen dan vanuit de federale overheid betoelaagd worden aan de zones en de
opleidingscentra.
Deze convenanten bieden zekerheid aan de hulpverleningszones en opleidingscentra over het
opleidingsaanbod. Daarenboven laat dit toe een inhoudelijke opleidingskalender te maken die
gespreid is over meerdere jaren, waardoor zowel beroeps als vrijwilligers hun persoonlijk
opleidingstraject beter kunnen inplannen en in overeenstemming brengen met hun privé-leven.
2.8
Aanbeveling 8:
Innovatie, onderzoek en ontwikkeling binnen de brandweer stimuleren
De middelen voor innovatie, onderzoek en ontwikkeling moeten de volledige veiligheidsketen
beslaan en dienen vooral gericht te worden naar hun functionele meerwaarde. Aansluiting dient
maximaal gezocht bij Europese projecten. Ook binnen de zones moet er aandacht gaan naar correcte
registratie en strategische besluitvorming (bv. naar brandoorzaak, statistiek).
2.9
Aanbeveling 9:
Werking van de Hulpcentra 112 evalueren en bijsturen tot snelle alarmeringscentrales
In 2004 werd de basis gelegd voor de migratie van de bestaande CityGIS-centrales naar de CADASTRID Dispatchings. Op heden zijn slechts 4 van de 10 centra gemigreerd. De initieel goed bedoelde
technologische vooruitgang wordt niet steeds vertaald op het terrein. Integendeel. De migratie
wordt als een functionele achteruitgang ervaren. De migratiestop door de vorige minister dient
hoogdringend te worden geëvalueerd en op basis van de aanbevelingen dringt een nieuw
ontwikkelingspad zich op. Hierbij is het noodzakelijk om deze oefening te doen in een totaal nieuw
referentiekader waarbij ook de rol van de NV ASTRID in het kader van de CAD-ontwikkeling op een
neutrale manier dient benaderd te worden.
2.10 Aanbeveling 10:
Integratie van de Civiele Bescherming in de hulpverleningszones
Middelen en het personeel van de Civiele Bescherming kunnen beter geïntegreerd en verdeeld
worden over de verschillende zones. Zo wordt het operationeel rendement van deze hulpverleners
en de belangrijke middelen waarover de Civiele Bescherming beschikt, geoptimaliseerd. De
schaalvergroting die door de zonevorming wordt gerealiseerd, maakt dat de tussenkomsten van de
Civiele Bescherming meer en meer opgevangen worden door zonale en interzonale
samenwerkingsverbanden.
8
2.11 Aanbeveling 11:
Hervorming van de Dringende Geneeskundige Hulpverlening.
De wetgeving van de Dringende Medische Hulpverlening dateert al van midden de jaren ‘60. Na 50
jaar dringt een actualisering zich op. De eerstelijns DGH komt zwaar onder druk te staan omwille van
chronische onderfinanciering. Het merendeel van de ambulances die actief zijn binnen de dienst
100, wordt bemand door de brandweer. De gemeenten die via de brandweerdiensten een 24/24
permanentie waarborgen, draaien op dit moment op voor meer dan 94 % van de verliezen.
Gevraagd wordt een beleid uit te stippelen dat op termijn de financiering correct regelt,
duidelijkheid schept in de bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen zones en gemeenten en
een zuivere statutaire oplossing biedt voor de verpleegkundigen vast verbonden aan de
brandweerdienst.
2.12 Aanbeveling 12:
Faciliteren van de vrijwilligers binnen de brandweerdienst (ook regionaal/gewestelijk)
Naast een evenwaardige opleiding en statuut van vrijwilligers t.o.v. beroepsbrandweerlui, is er nood
aan een aantal hefbomen die de werking van brandweerdiensten die beroep doen op vrijwilligers te
garanderen. Een veranderende maatschappij zorgt er immers voor dat het steeds moeilijker wordt
een beschikbaarheid van brandweervrijwilligers voor interventies veilig te stellen: minder mensen
werken in eigen streek, gezinnen met kinderen en twee werkende ouders en een grotere keuze aan
vrijetijdsbesteding zorgen ervoor dat de beschikbaarheid van brandweervrijwilligers onder spanning
staat.
Dit allemaal in een organisatie die meer eist op het gebied van opleiding en permanente vorming. De
BVV pleit dan ook voor een aantal flankerende maatregelen die deze spanning moeten ondervangen:
o Mogelijk maken van educatief verlof voor brandweervrijwilligers die tewerk gesteld
zijn binnen een overheidsdienst of een private onderneming
o Incentives voor werkgevers om brandweervrijwilligers in dienst te nemen en hen
dienstvrijstelling te geven in geval van interventie. Dit kan bv. door kortingen op de
patronale bijdragen.
o Ondersteunen van afstandsleren voor opleiding en permanente vorming.
9
3 AANBEVELINGEN VOOR NIEUWE VLAAMSE REGERING
3.1
Aanbeveling 13:
Faciliteren van de vrijwilligers binnen de brandweerdienst (ook federaal)
Naast een evenwaardige opleiding en statuut van vrijwilligers t.o.v. beroepsbrandweerlui, is er nood
aan een aantal hefbomen die de werking van brandweerdiensten die beroep doen op vrijwilligers te
garanderen. Een veranderende maatschappij zorgt er immers voor dat het steeds moeilijker wordt
een beschikbaarheid van brandweervrijwilligers voor interventies veilig te stellen: minder mensen
werken in eigen streek, gezinnen met kinderen en twee werkende ouders en een grotere keuze aan
vrijetijdsbesteding zorgen ervoor dat de beschikbaarheid van brandweervrijwilligers onder spanning
staat.
Dit allemaal in een organisatie die meer eist op het gebied van opleiding en permanente vorming. De
BVV pleit dan ook voor een aantal flankerende maatregelen die deze spanning moeten ondervangen:
o Mogelijk maken van educatief verlof voor brandweervrijwilligers die tewerk gesteld
zijn binnen een overheidsdienst of een private onderneming
o Incentives voor werkgevers om brandweervrijwilligers in dienst te nemen en hen
dienstvrijstelling te geven in geval van interventie. Dit kan bv. door kortingen op de
patronale bijdragen.
o Ondersteunen van afstandsleren voor opleiding en permanente vorming.
3.2
Aanbeveling 14:
Erkennen van de hulpverleningszone als lokaal bestuur – openbare instelling
Hulpverleningszones zijn sterk vergelijkbaar met de decretale intergemeentelijke
samenwerkingsverbanden. Zij worden bestuurd door alle gemeenten, via hun burgemeesters, die er
deel van uitmaken. De huidige financiering wordt voor meer dan 80 % gedekt door gemeentelijke
dotaties. Op die manier zijn de Vlaamse gemeenten hoofdaandeelhouder van de Vlaamse
hulpverleningszones. Het is dan ook wenselijk dat zij ook van de dienstverlening kunnen genieten die
vanuit het Vlaamse niveau aangeboden wordt aan de lokale besturen. Er wordt hierbij gedacht aan
de raamcontracten die de Vlaamse overheid afsluit voor rollend materieel, kantoormaterieel, ICTdienstverlening, telefonie … Maar ook aan de andere dienstverlening in de ruimste zin van het
woord, zoals deze bijvoorbeeld wordt aangeboden via webservices zoals digitaal ondertekenen van
documenten, GIS-materiaal …
Daarnaast wordt de hulpverleningszone best opgenomen is de teksten die beschikbaar zijn rond
externe personeelsmobiliteit ten einde interbestuurlijke mobiliteit ook mogelijk te maken voor het
administratief, logistiek en technisch personeel van en naar de hulpverleningszones.
10
3.3
Aanbeveling 15:
Gecoördineerde aanpak van alle brandpreventie-initiatieven
Binnen de FOD Binnenlandse Zaken is er een Hoge Raad voor Brand en Ontploffing opgericht. De
Hoge Raad geeft adviezen voor de wetgeving inzake brandpreventiereglementering. Dit gaat echter
alleen over de federale initiatieven. De Gemeenschappen en Gewesten zijn vertegenwoordigd als
waarnemer en hebben geen mandaat om hun regionale initiatieven voor advies te kunnen
voorleggen.
Het sluiten van een krachtig samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen
en de Gewesten, waardoor de Hoge Raad voor Brand en Ontploffing meer slagkracht krijgt, is een
basisvereiste. Dit zal tot resultaat hebben dat de brandpreventiereglementering over de
gemeenschaps- en gewestgrenzen heen op elkaar afgestemd is met deze van de federale overheid.
Zowel de bouwheer, de architect als de adviserende brandpreventietechnicus hebben baat bij
eenvoudige, niet-contradictorische regels.
Ook binnen de Vlaamse beleidsdomeinen wordt best afgestemd, zodat alle procedures voor de
gemeenten uniform zijn. Deze coördinerende rol kan waargenomen worden door de Hoge Raad voor
Brand en Ontploffing.
11