© Copyright 2013 Dagblad De Limburger / Limburgs Dagblad. Het auteursrecht, ook ten aanzien van artikel 15 AW, wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Vrijdag, 03 oktober 2014 GIFTIGE VERF Niet meer dan strikt noodzakelijk Defensie wist al eind jaren tachtig aan welke gevaren ze het personeel van de POMS-depots, dat werkte met kankerverwekkende CARC-verf, blootstelde. Men verzuimde echter willens en wetens om afdoende beschermende maatregelen te nemen. Interne documenten, in bezit van deze krant, schetsen een ontluisterend beeld. Bram v/d Heijden en Serge Sekhuis O p 23 november 1989 brengen medewerkers van de Inspectie Geneeskundige Dienst van de Koninklijke Landmacht een bezoek aan het POMS-depot in Vriezenveen, Overijssel. Ze komen voor een onderzoek naar de arbeidsomstandigheden bij het werken met CARC-verf (Chemical Agent Resistant Coating). Er worden onder andere luchtmonsters genomen in de zogenoemde preserveerafdeling, waar het Amerikaanse oorlogsmaterieel wordt onderhouden. Op die plek wordt geschuurd, geslepen en geverfd. Zeven maanden later, in juli 1990, volgen de conclusies. De inspectie rapporteert aan het managementteam van de NL Poms. Het is opgevallen dat weliswaar de medewerkers die de kwast of roller ter hand nemen een neus-mondkapje dragen, maar dat collega’s die er direct naast staan en in de werkplaats dezelfde giftige dampen inademen, niet beschermd zijn. Er wordt bovendien zoveel geverfd - een dagverbruik van 5 liter CARC en 2 liter verdunnend thinner dat volgens de inspecteurs niet kan worden gesproken van enkel ‘spot-painting’, het bijwerken van beschadigde plekken. De vrijkomende dampen zijn groter dan wat het ventilatiesysteem aankan. Dat systeem pompt bovendien een te groot deel van de vervuilde lucht opnieuw de werkruimte in. De inspectie komt zo tot meerdere ‘dringend noodzakelijke’ aanpassingen. Verven met CARC moet worden gescheiden van overige werkzaamheden, in een andere ruimte. Het ventilatiesysteem mag niet langer recirculeren en ook het aanmaken of verdunnen van de verf moet voortaan afgezonderd gebeuren. Tot slot moet het personeel voorgelicht worden over de gezondheidsrisico’s van het werken met CARC. Op 19 november 1990 schrijft het management van de NL POMS aan de managers van de vijf Nederlandse sites over het besluit voortaan ook industrieel te gaan spuiten met CARC, iets wat tot dan toe om veiligheidsredenen verboden Op de POMS-sites in Brunssum en Eygelshoven werd Amerikaans oorlogsmaterieel onderhouden. was. De installatie op de legerdepots is er technisch geschikt voor, schrijft het management. Wel is het zaak dat medewerkers de door de Amerikaanse opdrachtgever voorgeschreven én geleverde persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken: ‘zorgvuldig en consequent’. Tot op het hoogste niveau binnen het ministerie van Defensie was dus al in 1990 bekend welke risico’s kleefden aan onbeschermde blootstelling aan CARCverf, een primer die roestvorming tegengaat. De aanwijzing en waarschuwingen van nota bene de eigen Inspectie Geneeskundige Dienst waren helder. Toch werd er met die informatie weinig gedaan, bewijst een volgende brief van bijna tien jaar later. Het is een in het Engels opgesteld document dat rept over de kosten (391.000 gulden) voor het inrichten, op het POMS-depot Vriezenveen, van een aparte ruimte voor spot-painting. Noodzakelijk om werknemers te beschermen tegen te veel giftige dampen. Dezelfde ruimte waarover in de brief van juli 1990 ook al werd gesproken werd en die er dus, kennelijk, nog altijd niet was. Inmiddels zijn in Vriezenveen in het voorjaar van 1999, net zoals later op het Brunssumse depot, stof- en veegmonsters gevonden met waardes chroom6 die tot acht keer boven de dan geldende TNO-norm liggen. Chroom6 is zeer kan- kerverwekkend. De stof komt behalve in de spuiterij vooral vrij bij het slijpen en schuren van met CARC beschilderde tanks en voertuigen. De Arbeidsinspectie en het toenmalige ministerie van VROM eisen, op straffe van een boete en het stilleggen van het werk, een onmiddellijke aanpassing van de werkomstandigheden. Op de POMS-sites in Brunssum en Eygelshoven werd indertijd op dezelfde manier gewerkt. De (on)veiligheidsituatie was er niet wezenlijk anders, zo getuigen tientallen oudmedewerkers waarmee deze krant afgelopen maanden sprak. „Zeker in het begin was er geen enkele aandacht voor veiligheid”, vertelt een van hen. „Na een dag in de spuiterij, met in het beste geval “ Het spijt me, maar ik heb nog nooit eerder van strontium chromaat gehoord. Manager POMS Vriezenveen een mondkapje van de bouwmarkt, stond de kleur van de verf die je eraf had gestraald in je mondhoeken”. Andere collega’s herinneren zich de dagelijkse smaak van ijzer in de mond. De oud-medewerkers roepen ook in herinnering hoe de POMS-sites er ooit kwamen. Het waren feitelijk werkgelegenheidsprojecten in gebieden met hoge werkloosheid, zoals Zuid-Limburg na de mijnsluitingen. Het depot Brunssum opende als eerste, in januari 1984. Veel mensen van het eerste uur hadden jarenlang thuis gezeten en waren dolgelukkig weer een baan te hebben. „Zo was ook de sfeer op de legerdepots: niet zeuren en doorwerken. Wie kwam vragen om een mondkapje, werd weggestuurd als lastig. Er hing een stoerejongensmentaliteit: wat kon het nou eigenlijk voor kwaad, die verf, de dampen of die JP8olie waar de handschoenen die je droeg zowat in oplosten.” Op de luchtmachtbasis Twenthe werd het geduld van de Arbeidsinspectie al eerder stevig op de proef gesteld. In 1987 had de inspectie al eens gemeld dat de halfgelaatmaskers die er werden gebruikt, onvoldoende waren. Ook in 1991 en 1993 trok men aan de bel en ging de mededeling uit dat haar ‘waarschuwingen niet vrijblijvend’ waren. De inspecteurs vielen vooral over het feit dat er foto’s MGL nog steeds werd gewerkt in de hangar terwijl daar ook vliegtuigen werden gespoten en gedroogd. Uiteindelijk maakt de Arbeidsinspectie in 1994 proces-verbaal op en stapt ze naar justitie. Het proces-verbaal spitst zich toe op de werkzaamheden in de schilder- en corrosiewerkplaats op de luchtmachtbasis. De Defensietop schrikt ervan. Tijdens een vergadering op 16 mei 1994 wordt op hoog niveau over de zaak gesproken. Overste Van Groningen geeft in de vergadering aan dat ‘het als overheid niet toelaatbaar is dat strafbare feiten worden gepleegd en dat die verboden handelingen meteen moeten stoppen’. Uiteindelijk werd besloten dat Van Groningen een brief zou sturen naar justitie waarin de luchtmacht de kwestie zou willen schikken. Hoe uiteindelijk de zaak is afgelopen, blijft vooralsnog onduidelijk. Zowel Defensie als Openbaar Ministerie heeft nog geen antwoord gegeven op aanvullende vragen van deze krant. In een brief van 7 april 1995 kondigt Jo Godderij, de commandant van de vliegbasis Twenthe, aan er alles aan te doen om de situatie te verbeteren. Hij schrijft over betere afzuiging, scheidingswanden en waarschuwings- en veiligheidssignalering aan. Tegelijkertijd merkt hij op dat ‘het aantal werknemers dat wordt blootgesteld aan kankerverwekkende stoffen niet groter mag zijn dan strikt noodzakelijk’. Helemaal voorkomen dat er mensen ziek worden, kan hij niet beloven. Dat wordt kennelijk voor lief genomen. Terwijl het CARC-conflict op de luchtmachtbasis Twenthe hoog is opgelopen, zijn op de POMS-depots de gevaren van blootstelling aan chroom6 nog altijd niet tot alle lagen van het management doorgedrongen. Dat blijkt uit een mailwisseling tussen een chef in Vriezenveen en de safety specialist aldaar. ‘Het spijt me geweldig, maar ik heb nooit eerder van strontium chromaat gehoord en zover ik weet de supervisor maintenance ook niet. Mijn eerste gedachte was iets van een mestoverschot’, mailt de chef terug nadat de veiligheidsspecialist hem heeft aange- “ De situatie is weliswaar onacceptabel, maar niet op korte termijn corrigeerbaar. Management POMS NL sproken op de werkomstandigheden. De safety specialist, die zich sterk maakt voor extra maatregelen om blootstelling aan chroom6 te beperken, reageert verbaasd. Zelfs het overkoepelende managementteam van de Nederlandse POMS-depots heeft de nieuwe maatregelen, waaronder het verplicht dragen van filtermaskers, al goedgekeurd. Hoe kan het dan dat de chef maintenance en zijn supervisor daar niet van op de hoogte zijn? Juridisch gezien is de werkgever verplicht te zorgen dat werknemers veilig kunnen werken. Hij moet zorgen voor genoeg beschermingsmaatregelen, maar er bovendien op toezien dat die ook gebruikt worden. Bij overtredingen zouden personeelsleden van de werkvloer moeten worden verwijderd, aldus de Arbowet. De voormalige POMS-medewerkers, van wie er velen claimen ziek te zijn geworden door hun werk, lachen erom. De wet staat ver van hun praktijk, toen. Op 24 september 1999 zijn op hoog niveau alle raderen in werking getreden. Ook de juridische risico’s van de eigen nalatigheid in de voorgaande jaren worden gecalculeerd. ‘De kans is klein, maar niet geheel ondenkbaar dat op basis van toekomstige gezondheidsklachten de werkgever geheel of gedeeltelijk aansprakelijk zal worden gesteld’, staat in een brief van het overkoepelende POMS-management. ‘De bewijslast ligt in dat geval bij de werkgever, die moet aantonen dat er geen oorzakelijk verband ligt tussen de opgetreden gezondheidsklachten en de werkomstandigheden.’ Daarom wordt besloten een registratiesysteem op te zetten: wie is er allemaal mee in aanraking gekomen? De POMS-top maakt ook werk van het vinden van oplossingen. Er wordt gekeken naar directe bronafzuiging en strakker op toegezien dat gelaatsmaskers worden gedragen tijdens verspanende werkzaamheden, zo valt te lezen. Maar als het even te lastig wordt, zoals bij het vinden van een oplossing voor een luchtrecirculatiesysteem dat in de wintermaanden tegelijkertijd warme (vervuilde) lucht uitstoot, schuift men het vinden van een oplossing toch weer voor zich uit. De situatie is dan weliswaar ‘onacceptabel’, maar niet op korte termijn corrigeerbaar. Medewerkers zouden ’s winters vernikkelen.
© Copyright 2024 ExpyDoc