de effecten op een rijtje gezet.

juli 2014
STICHTING
SCHALIEGASVRIJ
NEDERLAND &
MILIEUDEFENSIE
DE
MOGELIJKE
EFFECTEN
SCHALIEGASWINNING OP DE
VAN
NEDERLANDSE
NATUUR
Effecten van schaliegaswinning op natuur | Corine van Huissteden
2 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
DE MOGELIJKE EFFECTEN VAN SCHALIEGASWINNING OP
DE NEDERLANDSE NATUUR
Door: Corine van Huissteden
SAMENVATTING
De effecten op de Nederlandse natuur van boringen naar schaliegas zijn nog te weinig onderzocht om nu al te
kunnen besluiten over de toelaatbaarhaarheid van deze winning. De gevolgen van een schaliegasboring op een
ecosysteem kunnen erg groot zijn. Zo moet er rekening gehouden worden met fragmentatie van
natuurgebieden, habitatverlies van zeldzame soorten, en een drastische afname van de kwaliteit van de
leefgebieden van de meeste huidige soorten. Geluids- en lichtoverlast voor ecosystemen bijvoorbeeld zijn nog
onvoldoende onderzocht, terwijl deze veel biodiversiteit verlies voor hun rekening nemen. De verstoringen die
schaliegas veroorzaakt zullen alle leiden tot algemenere en minder gevarieerdere natuur en tot afname van het
totale oppervlak natuur in Nederland. In Nederland is al 2/3e van de natuurgebieden verdroogd, en het
substantiële waterverbruik voor fracken zal de verdroging verergeren. Dat is kan funet zijn omdat de meest
zeldzame, specifiek Nederlandse soorten, afhankelijk zijn van natte natuur.
De ecologische effecten van de winning van schaliegas worden inzichtelijk gemaakt doormiddel van een
voorbeeldsoort; de das. Dit is een typisch Nederlandse soort, die het een tijd slecht heeft gedaan in ons land
doordat zij gevoelig zijn voor aanrijdingen. Met veel investeringen, is de populatie zich weer aan het herstellen.
Het intensievere weggebruik, en de aanleg van nieuwe verharde wegen, voor schaliegaswinning, zal dit kunnen
ondermijnen. Een van de mogelijke alternatieve energiebronnen, windmolens, zal minder drastische effecten
op ecosystemen hebben dan schaliegas.
3 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
INHOUD
Samenvatting .......................................................................................................................................................... 2
Inleiding................................................................................................................................................................... 4
1. Algemene informatie schaliegas in Nederland ................................................................................................... 7
2. Materiaal en methoden ...................................................................................................................................... 9
3. Gevolgen voor de natuur .................................................................................................................................. 10
Fragmentatie & habitatverlies .......................................................................................................................... 10
Verstoring ......................................................................................................................................................... 12
- Geluid ......................................................................................................................................................... 12
- Licht ............................................................................................................................................................ 14
- Menselijke activiteit ................................................................................................................................... 16
- Verkeer ....................................................................................................................................................... 17
Verdroging ........................................................................................................................................................ 20
Klimaat .............................................................................................................................................................. 22
4. Een voorbeeld soort - De Das ............................................................................................................................ 24
5. Schaliegas vs. windmolens ................................................................................................................................ 26
6. Discussie & conclusie ........................................................................................................................................ 29
7. Aanbevelingen ................................................................................................................................................... 31
Bronnen................................................................................................................................................................. 33
4 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
INLEIDING
Dit rapport is gemaakt tijdens mijn MSc Stage bij
Milieudefensie en de Stichting Schaliegasvrij
Nederland voor de Master Forest and Nature
Conservation aan Wageningen Universiteit, en in
opdracht van Schaliegasvrij Nederland.
In dit rapport worden aan de hand van bestaande
(wetenschappelijke) literatuur de effecten van
schaliegasboringen op de natuur in kaart gebracht,
en naar de Nederlandse situatie vertaald. Tevens
wordt een vergelijking gemaakt met een alternatief
(windmolens) en worden de effecten van
schaliegaswinning op een soort die als voorbeeld
dient
besproken:
onze
Nederlandse
dassenpopulatie.
Schaliegas is aardgas dat vast zit in de slecht
doorlatende schalielagen diep in de bodem. Het is
sinds de ontwikkeling van nieuwe methoden om
het gesteente onder hoge druk open te breken met
een mengsel van water, zand en chemicaliën
('hydraulic fracturing' of ‘fracking’) beschikbaar
geworden voor winning. Enkele jaren geleden is in
de Verenigde Staten begonnen met de winning van
schaliegas. Dit heeft geleid tot een daling van de
gasprijs, en heeft de Amerikaanse olie- en gas
importen verminderd.
Schaliegas is gewoon aardgas, dat met een
onconventionele techniek gewonnen dient te
worden. Aardgas wordt gepromoot als de
schoonste vorm van fossiele brandstoffen, omdat
aardgasgebruik minder CO2 uitstoot dan kolen of
olie. Maar deze aardgaswinning - met name met
behulp van fracking - heeft zo z'n nadelen. De
winst van de boorbedrijven is de afgelopen jaren
onderuit gegaan door de sterke daling van de
gasprijzen in de Verenigde Staten, waterbronnen
drogen uit door het hoge waterverbruik van
fracking, landschappen zijn geïndustrialiseerd en er
hebben vele ongelukken met de chemicaliën
plaatsgevonden. Dit alles met vele ecologische
gevolgen van dien. Tevens kan het voordeel van
lage CO2-emissie teniet gedaan worden door een
hogere emissie van CH4 [van Huissteden 2014].
Europese landen willen nu ook een graantje
meepikken van de gasvormige schatten in hun
bodem, nu de olie duur is en we in een
economische crisis zitten. In Groot-Brittannië,
Polen en Oekraïne is men begonnen met
proefboringen, waarbij de opbrengsten in Polen
teleurstellend waren, en die in Groot-Brittannië,
naast veel protesten, tot aardbevingen en
wisselende opbrengsten leidde. Daarentegen, in
Frankrijk (waar ze het meeste van hun energie uit
kerncentrales halen) heeft men voorlopig nee
gezegd tegen schaliegas.
Nederland wordt vaak als een gasland gezien. Wij
hebben veel van onze economische groei uit het
verkoop van gas uit Slochteren gehaald. Deze
gasvoorraad begint uitgeput te raken, als we met
dit tempo het gas eruit blijven halen. Als dat op
raakt, zullen we ons gas uit het buitenland moeten
halen, ons gasverbruik (en export) sterk
verminderen, of andere gasvoorraden zoals
schaliegas uit onze bodem halen. Overigens zijn er
sterk wisselende prognoses van de gasvoorraden
[TNO 2009] [Herber en De Jager 2010]. Onze
regering onderzoekt momenteel wat de
mogelijkheden zijn van schaliegas, doormiddel van
het ontwikkelen van een structuurvisie.
Helaas is er in de genomen stappen door de
Nederlandse
overheid
en
geïnteresseerde
bedrijven nog bijna geen aandacht besteed aan de
gevolgen voor de schaarse natuur in Nederland. De
in opdracht van het ministerie van Economische
Zaken uitgevoerde studie naar milieuaspecten van
schaliegas [Witteveen+Bos 2013] gaat niet de op
de effecten op de natuur in, maar behandelt
slechts de regelgeving. Van Amerikaanse
voorbeelden weten we al dat schaliegaswinning
een groot effect heeft op het landschap, en ook op
de ecologische systemen, en het zal dus ook
ongetwijfeld effect hebben op onze Nederlandse
natuur.
Witteveen+Bos
stellen
dat
schaliegasboringen niet in natuurgebieden zullen
plaatsvinden; in het rapport wordt echter wel
uitgebreid een rapport van het Amerikaanse
bedrijf Halliburton [Halliburton 2011] aangehaald,
waarin schaliegaswinning in natuurgebieden niet
uitgesloten wordt. Tevens is in de recent
uitgekomen structuurvisie voor de M.E.R. ook te
lezen dat alleen Natura2000 gebieden ontzien
worden [Ministerie van Economische Zaken 2014],
5 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
en heeft minister Ploumen bij kamervragen over
schaliegasboringen Argentinië te kennen gegeven
dat schaliegaswinning in natuurgebieden geen
probleem is [Ploumen 2014]. Dit is opvallend
aangezien er nog helemaal geen substantieel
onderzoek gedaan is naar de gevolgen voor
natuurgebieden. Zij beroept zich op vertrouwen in
de wet- en regelgeving waar Shell zich aan zou
houden. Deze wet- en regelgeving kan nog niet
passend zijn bij de mogelijke gevolgen voor de
natuur, sinds daar dus nog niet genoeg kennis over
is.
Die natuur is in dit rapport niet beperkt tot
natuurgebieden. Ook in landbouwgebieden en
zelfs in stedelijke gebieden komt natuur voor.
Hiermee bedoel ik ecosystemen waarin niet
gecultiveerde planten en dieren leven. Zo kan je
bijvoorbeeld denken aan wegbermen, stadsparken
en akkers, waar insecten leven, en buizerds jagen.
Een
groot
deel
van
de
Nederlandse
natuurgebieden is tevens tegelijk landbouwgebied
waar extensieve landbouw plaatsvindt, en
andersom hebben een groot deel van de
Nederlandse landbouwgebieden ook in de
ruimtelijke ordening erkende natuurwaarden. Zelfs
wanneer dat niet het geval is dragen
landbouwgebieden bij aan het geheel van 'natuur'
in
Nederland:
ze
bieden
woonplaats,
voedselgebied en trekroutes voor planten en
dieren. 'Natuur' in dit rapport is dus niet beperkt
tot officieel erkende natuurgebieden.
De effecten van schaliegasontwikkeling op de
natuur die te verwachten zijn, zijn:










Fragmentatie (versnippering,
habitatverlies & het "edge-effect")
Geluidsverstoring
Klimaatverandering (micro, macro &
globaal klimaat)
Lichtvervuiling
Luchtvervuiling
Toename van aanrijdingen
Verdroging
Verstoring door menselijke aanwezigheid
Verstoring van de stofkringlopen en
chemische balansen
Vervuiling en verandering van de bodem
In dit rapport zal slechts een gedeelte van deze
effecten behandeld worden en kan niet overal
even diep op ingegaan worden.
Om te beginnen wordt een uitgebreide analyse
van de mogelijke gevolgen van globale
klimaatverandering voor de natuur buiten
beschouwing gelaten. Hierover is al veel algemeen
bekend, en het aandeel van schaliegas hierin is nog
moeilijk te voorspellen. Daarnaast zullen de
meeste gevolgen van lokale CO2-uitstoot op
globaal niveau plaatsvinden, en is het dus niet
specifiek een effect op onze Nederlandse natuur.
Naar de effecten van verdroging zal vooral in
algemene termen en puur vanuit een ecologisch
standpunt gekeken worden in dit rapport. De
achterliggende hydrologische systemen moeten
uitvoerig worden onderzocht, alvorens goede
beslissingen over schaliegaswinning gemaakt
kunnen worden. Voor het 'fracken' van een
schaliegasboring kan in het meest extreme geval
3
wel tot 30000 m water nodig zijn [Witteveen+Bos
2013]. Dit water zal ergens vandaan moeten
komen en op die locatie zal verdroging kunnen
plaatsvinden. Veel is echter nog onzeker over de
waterbronnen en in welke mate hergebruik van
water kan plaatsvinden [Witteveen+Bos 2013].
Bovendien zullen de effecten sterk van de lokale
hydrologische omstandigheden afhangen en is
eigenlijk hydrologische modellering nodig om deze
goed in te schatten. Daarom wordt verdroging hier
slechts in algemene termen en puur vanuit
ecologisch standpunt besproken.
Ook ga ik er in dit onderzoek vanuit dat er geen
ongelukken met de chemicaliën gebruikt voor het
fracken, of explosies zullen plaatsvinden. Dat dit
dramatische gevolgen voor de natuur heeft, is
overigens vanzelfsprekend. Ik ga ervan uit dat de
industrie er zelf belang bij heeft dit te voorkomen.
Het blijft echter mensenwerk, dus de kans dat er
iets mis gaat blijft bestaan, met alle ecologische en
financiële
problemen,
alsmede
gezondheidsproblemen, die daarmee gepaard
gaan. Als de gifstoffen eenmaal in het ecosysteem
zijn gekomen worden ze razend snel opgenomen
en verspreid. Ze zullen in de voedselketen van
mens en dier komen en ophopen bij de
toppredatoren van het systeem. Hoe groot die
6 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
gevolgen zijn, zal per locatie verschillen en is lastig
te bepalen zonder precies te weten over welke
chemicaliën het gaat. Ook hier kan een nauwkeurig
hydrologisch en bodemkundig onderzoek veel
bijdragen. We gaan in deze studie daarom uit van
de normale operatie van de winning van
schaliegas.
Dit rapport zal dus vooral veel nadelen van
schaliegasontwikkeling opnoemen, in vergelijking
tot het huidige landgebruik of conventionele
gaswinning. Om aan de stijgende energiebehoefte
te voldoen moet er dus ook een alternatief
gevonden worden. Daarom wordt er een
hoofdstuk gewijd aan de vergelijking van schaliegas
met zijn groene tegenhanger windenergie.
Tot slot is gekozen om de das als een "sleutelsoort"
- een soort die bij benadering representatief is
voor het gehele ecosysteem - te gebruiken. Er is
gekozen voor de das omdat het een soort is die van
nature in Nederland thuis hoort en omdat er veel
onderzoek naar de Nederlandse dassenpopulatie is
gedaan. De afgelopen decennia is er veel werk
verricht om de Nederlandse dassenpopulatie op
een gezond niveau te krijgen, met groot succes.
Het is echter belangrijk om te bepalen of
schaliegaswinning deze overwinning weer onderuit
kan halen.
7 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
1. ALGEMENE INFORMATIE SCHALIEGAS IN NEDERLAND
Gebaseerd op [van Huissteden 2014]
In Nederland komen in grote gebieden gas- en
oliehoudende schalies voor, daarnaast zijn er
steenkoollagen waaruit gas gewonnen kan worden.
De steenkoollagen zijn in Nederland waarschijnlijk
niet productief genoeg [Witteveen+Bos 2013],
maar voor schaliegaswinning zijn verschillende
exploratievergunningen aangevraagd (Figuur 1)
Omdat - in tegenstelling tot conventionele
gasreservoirs - schalie en steenkool gesteenten zijn
met een zeer lage permeabiliteit, is een zeer groot
aantal boringen nodig om het gesteente te
ontsluiten en het gas te winnen. Bij de huidige
boortechniek volgt de boorbuis de gashoudende
laag horizontaal over enkele kilometers. Daarnaast
wordt de permeabiliteit verhoogd door het
gesteente open te breken met een mengsel van
water en chemische toevoegingen onder zeer hoge
druk, het ‘hydraulisch fractureren’ of ‘fracking’. De
scheuren in het gesteente die ontstaan zijn door
fracking strekken zich enkele tientallen meters aan
weerszijden van de horizontale boorbuis (‘lateral’)
uit. Door een aantal horizontale buizen parallel
aan elkaar te boren kan een groot deel van de
gashoudende laag bereikt worden.
Schaliegaswinning kan zowel bovengronds als
ondergronds ingrijpende gevolgen hebben. De
bovengrondse impact hangt sterk af van de lengte
waarover horizontaal geboord kan worden. In de
beginjaren van de Amerikaanse schaliegaswinning
werd vaak alleen verticaal geboord, wat leidde tot
een zeer grote dichtheid aan boorlocaties,
2
meerdere per km .
Voor het Posidoniaschaliegasveld in Brabant is een studie uitgevoerd
door Halliburton (2011) in opdracht van EBN
(Energie
Beheer
Nederland,
de
overheidsinvesteerder in fossiele brandstofwinning
in Nederland). In deze studie ging men uit van
laterals met een lengte van 1,5 tot 2,5 km. Een
gebied van 25 x 25 km wordt in deze studie
opgevuld met 286 tot 611 boringen, 1 – 1,5
miljoen meter laterals en in totaal 1,6 tot 3,4
miljoen meter boorpijp. De boringen worden
gegroepeerd in ‘well pads’ met meerdere
boringen, 73-212 in het hele gebied. Dat betekent
2
1 boorlocatie per 3 – 8 km . De dichtheid van de
boorlocaties wordt sterk bepaald door de lengte
van de laterals en optimalisering van de ruimtelijke
planning van de boringen. De meest optimale
planning levert 611 boringen op 73 boorlocaties op
in het studiegebied.
Het typische ruimtebeslag van een ‘well pad’ is 150
x 100 meter. Deze well pads worden voorzien van
een geasfalteerde of betonnen vloer. Verder moet
rekening gehouden worden met de aanleg van
aan- en afvoerwegen naar de well pad voor
aanvoer van machines, boormateriaal, fracking
vloeistof en toevoegingen, de afvoer van
geproduceerd water, en de aanleg van leidingen
voor de afvoer van het geproduceerde gas. Naast
de
well
pads
zijn
ook
een
aantal
gasbehandelingsstations nodig om het gas geschikt
te maken voor de verkoop en het verwijderen en
opslag van andere vluchtige koolwaterstoffen die
met het gas mee komen. De aanleg betekent een
aanzienlijke bouwactiviteit in een gebied.
Het boren van een put kan enkele maanden duren.
Dat betekent dat er op een well pad met 10
boringen, zoals voorzien voor Brabant, meerdere
jaren
intensieve
booractiviteiten
kunnen
plaatsvinden. Vanwege de kosten van de
boorinstallatie wordt er dag en nacht gewerkt. De
boorinstallatie is fel verlicht vanwege de veiligheid
van het personeel.
Naast de langdurige
lichtoverlast is er ook lawaaioverlast door de
boorwerkzaamheden. Deze bestaat uit de
dieselmotoren voor de aandrijving van de
boorinstallatie en overig geluid geproduceerd door
verkeer, laden en lossen, en de boorinstallatie zelf.
Een boorlocatie is een industriële installatie die
enkele jaren in het gebied actief zal zijn, met
mogelijke directe en indirecte gevolgen voor de
omgeving. Na afronding van de boring en
afwerking van de put is de installatie die
achterblijft relatief klein, maar doorgaans blijft de
omheinde ruimte met de verharding ter grootte
van de well pad achter.
De aan- en afvoer van materiaal veroorzaakt veel
vrachtwagenbewegingen. Witteveen en Bos (2013)
8 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
berekenden 3900 – 5800 vrachtwagenbewegingen
per put, dus voor een well pad met tien boringen
kan dit met maximaal een factor tien
vermenigvuldigd worden. Andere bronnen hebben
het zelfs over 6800 vrachtwagenritten [Kiviat
2013]. Negentig procent daarvan wordt
veroorzaakt door de aanvoer van water, zand en
chemicaliën voor fracking.
Een goed alternatief voor de aanvoer van water
met vrachtwagens is natuurlijk om pijpleidingen
aan te leggen. Deze zullen ook de nodige verstoring
met zich meebrengen, maar het is interessant om
te kijken of dat minder zou zijn dan die van de
grote hoeveelheid vrachtverkeer.
Om deze grote hoeveelheid verkeer te kunnen
verwerken zullen de toevoerwegen naar de well
pads van voldoende breedte moeten zijn. De grote
hoeveelheid vrachtverkeer doet de verkeersdruk
op het omliggende wegennet ook sterk toenemen.
Dit leidt ertoe dat nieuwe wegen aangelegd
worden, onverharde wegen in tot dan toe
verkeersarme gebieden verhard worden en
bestaande wegen verbreed worden, met alle
gevolgen van dien.
De grote hoeveelheden water voor fracking, tot 30
000 m3, per boring per frack, moet van hoge
kwaliteit zijn, bij voorkeur drinkwaterkwaliteit.
Lokale waterbedrijven kunnen dit leveren, maar
het zal een extra beslag leggen op de beschikbare
bronnen. In Zuid- en Oost Nederland is dat
doorgaans grondwater. In de laatste decennia zijn
grote
inspanningen
verricht
om
het
grondwaterverbruik in deze gebieden te
verminderen, om daarmee de levenskansen voor
de vele natte natuurgebieden te vergroten. Het
waterverbruik kan oplopen tot 30% van het totale
grondwaterverbruik indien het water lokaal
onttrokken wordt. Het waterverbruik hangt echter
ook sterk af van de gebruikte technologie en
andere bronnen [Witteveen+Bos 2013]. Zo kan
mogelijk rivierwater gebruikt worden en kan
fracking water hergebruikt worden (overigens met
hogere kosten en meer energieverbruik voor het
zuiveren).
Luchtverontreiniging is eveneens een bijeffect van
een boorlocatie. In de Verenigde Staten is
verontreiniging
met
vluchtige
organische
koolwaterstoffen (o.a. benzeen, tolueen) gemeld,
naast de lekkage van het broeikasgas methaan
[Pétron et al. 2012]. Daarnaast veroorzaken de
dieselmotoren in de fase van het boren en fracken
verontreiniging met rookgassen, roet en fijn stof.
Deze luchtverontreiniging kan voor mens en dier
nadelig zijn voor de gezondheid. Daarnaast kunnen
vluchtige organische koolwaterstoffen leiden tot
vorming van fotochemische smog onder bepaalde
weersomstandigheden, wat sterk nadelig is voor
plant en dier. Wegens gelimiteerde tijd en
voorkennis zal er in deze studie op deze effecten
echter niet ingegaan worden.
Hetzelfde geldt voor calamiteiten, die tijdens de
industriële activiteiten rond de gaswinning kunnen
ontstaan. Alleen al calamiteiten door de grote
hoeveelheden vrachtwagenbewegingen, vaak met
chemische stoffen of ernstig vervuild water,
kunnen tot lokale verontreiniging leiden. Daarnaast
kunnen gaslekkages, blowouts en explosies
voorkomen, een kans die niet verwaarloosbaar is
vanwege de grote aantallen gasinstallaties en
booractiviteiten. Hoe ernstig de gevolgen ook
kunnen zijn voor mens en dier, ze behoren niet tot
de normale omstandigheden bij de gaswinning en
vallen - zoals in de inleiding al gezegd - daarom
buiten het kader van dit onderzoek.
FIGUUR I: VOORKOMEN VAN SCHALIEGAS (GRIJS) EN
STEENKOOLGAS (RODE ARCERING) IN NEDERLAND VOLGENS
GEGEVENS VAN TNO EN NLOG.NL. DE RODE VLAKKEN ZIJN
VERLEENDE OF AANGEVRAAGDE EXPLORATIEVERGUNNINGEN
VOOR SCHALIEGAS.
9 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
FIGUUR II: WELL PAD TIJDENS HET UITVOEREN VAN HYDRAULIC FRACTURING WERKZAAMHEDEN [HALLIBURTON, 2011]
2. MATERIAAL EN METHODEN
Dit is een literatuuronderzoek omdat praktisch
onderzoek in dit veld niet mogelijk was. Schaliegas
wordt in Nederland nog niet gewonnen, en er was
geen geld en tijd om naar het buitenland te gaan
voor onderzoek aldaar. Er is overwogen om als
voorbeeld voor 3 verschillende locaties de
gevolgen toe te wijzen. Voornamelijk wegens
tijdgebrek is er gekozen dit niet te doen. Daarnaast
ligt de focus van dit rapport op een algemeen
beeld te scheppen van de effecten op de natuur,
en deze zullen op alle locaties in Nederland
ongeveer het zelfde zijn. Natuurlijk is het wel aan
te raden een dergelijke degelijke analyse op locatie
te maken, mocht er besloten worden door te gaan
met locaties voor winning uit te zoeken.
Er is bij het zoeken naar literatuur voornamelijk
gebruik gemaakt van de database van
wetenschappelijke artikelen van de Wageningen
Universiteit en daarnaast het door Schaliegasvrij
Nederland aangelegde archief van rapporten. De
meeste artikelen komen uit wetenschappelijke
tijdschriften. Overige informatie komt uit
rapporten van onafhankelijke onderzoeksbureaus.
Tevens is er gebruik gemaakt van de meest recente
edities van erkende wetenschappelijke boeken,
zoals The Princeton Guide To Ecology, om
algemene principes en termen uit te leggen.
Het vinden en selecteren van literatuur is gegaan
met de zo genoemde "sneeuwbalmethode". Er
wordt eerst literatuur gevonden via de zoekfunctie
van de databases, en vervolgens worden in die
artikelen nieuwe auteurs en titels genoemd die van
belang zijn voor dit onderzoek. Die zijn vervolgens
ook opgezocht en gelezen, enzovoorts.
10 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
3. GEVOLGEN VOOR DE NATUUR
FRAGMENTATIE & HABITATVERLIES
Het gebied waar een soort gewoonlijk voorkomt
heet habitat. Habitats hebben specifieke fysieke
karakteristieken voor die soort. Voorbeelden van
habitats zijn weilanden, bossen of een ondiepe plas
op zandgrond [Lawrence 2008].
Elke soort heeft zo z'n eigen eisenpakket, en de
een is daar specifieker in dan de andere. Soorten
met weinig eisen voor hun habitat kunnen op meer
plekken overleven, komen dus op meer plekken
voor en heten generalisten. Soorten die veel eisen
stellen aan hun habitat hebben zich vaak vele
eeuwen ongestoord op die specifieke plek kunnen
ontwikkelen, en zich daar dus kunnen specialiseren
om concurrentie en predatie te overwinnen. Deze
soorten zijn zeldzamer en de extreemste vorm
hiervan zijn endemische soorten. Dit zijn soorten
die over de hele wereld maar op één plek
voorkomen. Madagaskar heeft bijvoorbeeld veel
endemische soorten, omdat de uitwisseling van
genen van buiten het eiland gering is/was.
Endemische soorten zijn doorgaans beschermd,
vanwege hun zeldzaamheid. Orchideeën zijn een
goed voorbeeld van een groep die ook in
Nederland voor komt en veel eisen stelt aan hun
habitat, en daardoor bedreigd is. Veel orchideeën
komen voor in kleine, geïsoleerde populaties, die
afhankelijk
zijn
van
zeer
specifieke
bodemsamenstellingen, nutriënten, lichtval, etc.
en tevens niet zonder hun samenwerking met
bepaalde schimmels en bestuivers kunnen [Kiviat
2013].
Om de effecten van fragmentatie (versnippering)
van leefgebieden te onderzoeken, gaan we uit van
de theorie van het soort-oppervlakte-effect zoals
beschreven in de 14e editie van "Hansersons
woordenboek van de biologie".
Het soortoppervlakte-effect is een algemene regel dat in de
praktijk het aantal soorten dat in een natuurgebied
woont kleiner is dan het aantal soorten dan het
gebied in theorie zou kunnen huisvesten. Als je een
gebied fragmenteert, waardoor je dus 't dus van
één gebied naar meerder kleinere gebieden gaat,
zal je dus soorten verliezen [Lawrence 2008]
[Hanski, 2009 in Levin, 2009]. Dit wordt verder
uitgelegd in The Princeton Guide To Ecology (Levin
2009) in het hoofdstuk van Hanski. De meeste
landschappen zijn eerder een mozaïek van allemaal
verschillende soorten omgeving, waarbij het ene
stukje gebied beter past bij een soort dan een
ander stukje. Op de plekken waar de omgeving het
prettigst is voor de soort zal het geboortecijfer
hoger zijn dan de sterfte ("source"), terwijl dat bij
de plekken met een lagere kwaliteit andersom is
("sink"). De subpopulaties in "sink"-gebieden zijn
daarom voor hun voortbestaan afhankelijk van de
migratie vanuit de "source"-gebieden [Hanski,
2009 in Levin, 2009]. Overigens is deze migratie
niet gelimiteerd tot habitatgebied. Het verschilt
per soort over wat voor soort gebied ze kunnen
migreren, maar over het algemeen kan je stellen
dat
autosnelwegen,
woonwijken,
industrieterreinen of andere plekken met veel
menselijke activiteit worden ontweken, maar
agrarisch gebied wel geschikt is.
Om te kunnen bepalen of een gebied een
levensvatbare populatie kan herbergen is het nodig
om meer te weten over de verspreiding,
kolonisatie en bewoonde en onbewoonde stukken
binnen een natuurgebied. Als je een "sink"-gebied
van z'n "source"-gebied scheidt en de migratie
blokkeert (bijvoorbeeld met een weg) dan is de
kans dat de subpopulatie in de slechte kwaliteit
plek uitsterft erg groot. Belangrijk is dan ook het
vaststellen van de sources en de sinks in een
gebied, wat ook per soort verschillend is. Bij het
kiezen van de locatie voor een beschermd
natuurgebied of een menselijke activiteit zal hier
rekening mee moeten worden gehouden [Hanski,
2009 in Levin, 2009].
De ene soort migreert makkelijker dan de andere.
Zo kunnen sommige soorten (met name vogels,
soms insecten) zich door stedelijk gebied
manoeuvreren door gebruik te maken van
"stepping stones". Dit zijn bijvoorbeeld eilandjes
van groen in een zee van beton, zoals parken,
bermen en tuinen, waar de dieren kunnen
uitrusten, schuilen en/of bij eten. Dit soort
tussenstop plekken zijn soms essentieel voor de
11 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
bereikbaarheid van bepaalde gebieden, en kunnen
dus de levensvatbaarheid van een populatie
bepalen. Met name trekvogels zullen van het
verlies van "stepping stones" de dupe zijn. Voor
hen wordt het door toenemend ruimtebeslag door
de mens steeds lastiger om geschikte locaties te
vinden voor hun broodnodige tussenstops.
Zoals al gezegd is het niet zo dat als in een gebied
op het eerste oog volledig geschikt lijkt als habitat,
de soort ook 100% van dat gebied zal bewonen.
Veel soorten zullen de randen van het gebied
vermijden, omdat invloeden van buitenaf het
gebied in sijpelen. De verstoringen van buiten het
gebied dringen een stukje het gebied in, vanuit de
rand, en zullen effect hebben op bijvoorbeeld de
biodiversiteit en soortencompositie. De ene soort
is hier gevoeliger voor dan de ander [PasitschniakArts et al. 1998].
Als soorten de randen van een gebied als
ongeschikt zien is een simpel mathematisch gevolg
dat bij het doorsnijden van een gebied de
oppervlakte die als rand wordt beschouwd wordt
(onder invloed van buitenaf staat) exponentieel
toeneemt [Kiviat 2013]. Dit heet het edge-effect.
De ene soort wil verder van een rand af leven dan
de ander. Zo ondervinden bomen over het
algemeen tot zo'n 10 meter invloeden van de
randen, en zijn er bepaalde bosvogels die wel tot
500 meter last hebben van de rand van het bos
[Kiviat 2013 en referenties]. Hoe verder een soort
van de rand af wil zitten, hoe kleiner zijn
leefgebied vanzelfsprekend zal worden. Als zo'n
soort ook minimale eisen heeft voor de grootte
van zijn habitat (bijvoorbeeld om voldoende
voedsel of nestplaatsen te kunnen vinden), zal het
steeds lastiger worden om een geschikt habitat te
vinden
naarmate
de
versnippering
van
natuurgebieden blijft toenemen.
Voor schaliegasontwikkeling is een relatief hoge
dichtheid van well pads nodig, die elk verharde en
intensief gebruikte toegangswegen krijgen (zie
hoofdstuk 1). Als er ook in natuurgebieden naar
schaliegas geboord gaat worden, zal de
versnippering versterkt worden, en het gebied dat
als bufferzone, of randgebied wordt beschouwd
vergroten, en daardoor de overlevingskans voor
specifieke zeldzame soorten verder laten afnemen.
Niet alleen verschilt de grootte van het edge-effect
per soort, ook elke soort van landgebruik heeft
weer zijn eigen bereik waarin de effecten terug te
vinden zijn. De edge-effecten van wegen
bijvoorbeeld, kunnen in een bos tussen de 10
meter voor bomen tot wel 500 meter voor
bepaalde vogels reiken [Kiviat 2013]. En alleen al
het kappen van bomen voor houtproductie kan zo
veel edge-effecten opleveren dat het alle
natuurbehoudpraktijken van dat gebied te niet kan
doen [Dupuch&Fortin 2013].
Het doorsnijden van een gebied kan dus op twee
manieren een soort verstoren. Om het beginnen
wordt letterlijk leefgebied onleefbaar gemaakt, en
verliest een soort direct terrein; habitatverlies.
Daarnaast kunnen stukken terrein/voedselbronnen
slechter bereikbaar worden doordat de
migratieroutes doorbroken zijn en er obstakels zijn
gemaakt. Dat eerste is een onherstelbaar gevolg
waar je niet onderuit kan, terwijl er voor dat
tweede effect mogelijkheden zijn om de gevolgen
gedeeltelijk te verzwakken [Hockin et al. 1992].
Onder de effecten van industriële ontwikkeling valt
o.a. direct verlies van habitat [Hockin et al. 1992].
Elke installatie voor schaliegas heeft een
puttencluster, een toegangsweg, opslagplaatsen
voor water, chemicaliën, zand, en afvalwater, een
compressorstation, en een pijplijn nodig. Zie figuur
2 voor een foto van een schaliegasboorlokatie.
Door dit landgebruik wordt dit gebied
ondoordringbaar voor de meerderheid van de
huidige inwoners van dat gebied. Hun habitat
wordt kleiner. De feitelijke oppervlakte voor een
boorplatform is 100 bij 150 meter (iets meer dan 1
hectare dus) [Halliburton 2011][van Huissteden
2014]. De oppervlakte van het verstoorde gebied
door 1 schaliegas boorlocatie zit volgens Bernau
gemiddeld tussen de 3,4 en de 5,7 hectare in
[Bernau 2013]. In de Amerikaanse staat
Pennsylvanië was in 2008 de helft van alle
installaties in bossen gebouwd, op plekken waar
eerst natuur was, en elk van zo'n installatie zou
volgens Kiviat zo'n 15 hectare van het bos negatief
beïnvloeden [Kiviat 2013]. Sterker nog, dat artikel
stelt dat tot wel 20% van het bosareaal verwijderd
moet worden om zo'n installatie te vestigen, en als
je dan een edge-effect van 100 meter rekent, zou
12 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
vervolgens 80% van het gebied beïnvloed worden
[Kiviat 2013].
Schaliegasboringen veroorzaken dus habitat
fragmentatie wat op zijn beurt weer voor verlies
van biodiversiteit zorgt. Dat is al bewezen voor de
ontwikkelingen in Amerika, waar de schaliegas
ontwikkeling oppervlakte van randgebieden en
versnippering van leefgebieden aanzienlijk
vergrootte [Bernau 2013]. Dit zal in Nederland ook
gaan plaatsvinden, als we een substantiële
hoeveelheid schaliegas uit de bodem gaan
onttrekken. Boringen in natuurgebieden zijn dan
immers niet uitgesloten [Halliburton 2011].
Daarnaast zullen er wegen moeten worden
aangelegd van en naar de platforms die ook de
habitats van organismen zullen doorkruisen en
versnipperen [Bernau 2013]. Daardoor zullen
dieren minder makkelijk, of zelfs helemaal niet
kunnen oversteken. Ze zullen minder makkelijk
kunnen fourageren en dat zal hun overlevingskans
verlagen. Jachtpatronen, migratie en zelfs de
bestuiving worden negatief beïnvloed [Kiviat
2013]. Hierdoor ontstaan "edges" of randen die als
obstakels of juist doorgangen voor soorten
werken.
Het is bijvoorbeeld ook waargenomen dat
boszangvogels de dupe zijn van habitat
fragmentatie door wegen, omdat hun predatoren
makkelijker bij hun nesten kunnen komen [Kiviat
2013].
Herstel van een bos na een verstoring kan eeuwen
duren, en de effecten kunnen pas na tientallen
jaren volledig zichtbaar zijn [Bernau 2013]. Zo blijft
bijvoorbeeld de pH van de bodem als het van een
landbouw functie naar een bos gaat hoger dan in
bossen die nooit ontgonnen zijn geweest. Dit heeft
een blijvend effect op de soorten die er kunnen
groeien en leven [Brunet et al. 2011].
Zeldzame soorten zullen niet meer of minder in het
gebied voorkomen omdat het habitat te klein is.
Algemene soorten zullen er minder last van
hebben omdat die meestal maar een klein gebied
nodig hebben. Zeldzame soorten worden eruit
geconcurreerd door de generalisten.
Deze verandering van samenstelling van soorten
zal op alle niveaus in de voedselketen effect
hebben.
Als de
migranten
bijvoorbeeld
insecteneters zijn zal het verdwijnen van deze
soorten een insectenplaag teweeg brengen. Het
ecosysteem is dan uit balans.
VERSTORING
- GELUID
Het is niet met zekerheid te zeggen hoeveel geluid
een Nederlandse schaliegaswinning zou gaan
maken, maar aan de hand van de ervaringen in het
buitenland is te schatten dat het aanleggen van
een schaliegasboorput 800 tot zelfs 2500 dagen
aan (constante) lawaai maakt [Broderick et al.
2011]. Hierbij zal het boren zelf de meeste geluid
produceren. Een boring zal tussen de 28 en 60
dagen van continue (24 uur per dag)
geluidsverstoring veroorzaken, dus als er per
boorplek zo'n 10 boringen worden gedaan, zal dat
neerkomen op 8 tot 12 maanden aan dag en nacht
geluid van een hoge intensiteit [Broderick et al.
2011][Kiviat 2013].
Dat de bron daarna minder geluid gaat maken
betekent niet dat dit geluid niet ook nog veel
invloed kan hebben op de natuur eromheen. In
een grove indicatie stellen Witteveen&Bos dat de
sterkte van het geluid zal tussen de 70 en 80 dBA
zal liggen, met piekmomenten van 100 dBA.
[Witteveen+Bos 2013]. Volgens een bron uit
Devereus et al. zouden bij werkzaamheden op
landbouwgrond (oogsten, gieren, etc.) de
distributie van vogels verstoord worden vanaf een
geluidsniveau van 40–50 dBA [Devereux et al. 2008
en referenties].
Sommige boorsystemen maken gebruik van
compressors, die meer geluid maken dan systemen
zonder compressor. Volgens Kiviat bleek uit het
13 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
onderzoek van Reck & Kaule uit 1993 dat de
dichtheid van broedvogels in de gebieden rondom
boorinstallaties mét compressor significant lager
waren dan rondom installaties zonder compressor
[Kiviat 2013].
Door mensen veroorzaakt geluid kan over een heel
groot gebied nog hoorbaar zijn. Dit heeft vele
gevolgen voor dieren. In het dierenrijk overleven
meer dieren met gezichtsverlies dan met
gehoorsbeschadiging [Barber et al. 2009]. Dieren
gebruiken hun gehoor voor heel veel
overlevingsstrategieën, waardoor geluidsverstoring
een ernstige vorm van verstoring is.
Het is niet voor niets dat veel dieren door de
natuur uitgeselecteerd zijn op hoe stil ze zich
kunnen voortbewegen. In predator-prooi interactie
kan iedereen zich het belang van een goed gehoor
en stil kunnen zijn voorstellen. Veel predatoren
jagen bijna volledig op gehoor (denk alleen al aan
nachtdieren), dus een constante achtergrondruis
die andere geluiden maskeert zal hun jachtsucces
ernstig verminderen [Barber et al. 2009].
Behalve dat predatoren hun prooi lastiger kunnen
vinden op gehoor, zullen prooien hun predator op
hun beurt weer niet horen aankomen. Zij zullen om
te moeten overleven meer op hun zicht moeten
vertrouwen. De stress die dit met zich meebrengt,
zal op zichzelf al veel energie kosten. Daarnaast
zullen ze meer alert moeten zijn en tijd moeten
besteden met om zich heen kijken, die ze anders
aan foerageren zouden besteden. Ze zullen
daardoor minder energie kunnen besteden aan de
voortplanting, wat de populatie in het geheel
beïnvloedt [Sinclair et al. 2006].
Veel
diersoorten
gebruiken
geluid
als
communicatiemiddel binnen de soort. Bijvoorbeeld
om soortgenoten te waarschuwen voor gevaar
(denk aan het konijn dat op de grond stampt
alvorens het wegrent), om partners te vinden
(bijvoorbeeld vogelgezang of het tjirpen van
krekels), territorium af te bakenen (een leuk
voorbeeld is het blaffen van de reebok), of een
groep bij elkaar houden (typisch voorbeeld is het
huilen bij wolven). Daarnaast gebruiken veel dieren
ook nog veel andere geluiden voor subtielere
communicatie van gedag zeggen, pikorde
vaststellen, enzovoorts. Als een deel van deze
communicatie verstoord wordt kan dat de
overleving van een individu of zelfs een hele
populatie in gevaar brengen. Het continue geluid
van een boortoren, en de af- en aanvoer met
vrachtwagens kan deze communicatie zeker
verstoren [Kiviat 2013].
Het geluidsniveau van schaliegaswinning is zo hoog
is dat dieren hun eigen geluiden er niet bovenuit
kunnen komen [Kiviat 2013], waardoor reproductie
gedrag en alarmering achteruit gaat. Dit effect
wordt ook wel maskeren genoemd [Barber et al.
2009]. Uit onderzoek is gebleken dat het
zingpatroon van vogels verandert nabij een
geluidsbron (zoals een grote weg). Sommige vogels
bleken dus in staat om zich aan te passen aan het
geluid, maar zeker niet alle. Daarnaast bleken de
aanpassingen niet voldoende. Bij onderzoek naar
de effecten van lawaai door verkeer bleek dat alle
soorten, ook de soorten die konden compenseren
voor het lawaai, minder voor kwamen naar mate
de weg intenser gebruikt werd [Parris&Schneider
2008].
Omdat geluid zo'n essentieel onderdeel van
overleving in de natuur is, hebben veel dieren ook
een veel scherper gehoor dan wij mensen. Het
lawaai van een schaliegasboortoren kan bij
dergelijke dieren blijvende gehoorsschade
toebrengen [Kiviat 2013 en referenties], die hun
overlevingskansen verkleint. Dit is lastig te
onderzoeken maar toont wel aan dat er niet te
licht gedacht moet worden over het lawaai dat
industriële ontwikkeling produceert. De kous is
niet af met goede gehoorsbescherming voor de
menselijke werknemers op het platform zelf.
Als soorten er veel last van hebben en ze de kans
hebben, zullen ze proberen te vluchten voor het
geluid. Ook als een geluid tijdelijk is, want dat
weten die dieren natuurlijk niet. De migratie zelf is
een risicovolle onderneming, waarbij energie
verloren gaat die anders in het voortbestaan van
de soort zou zijn gegaan. Daarnaast verlies je dus
ook (een deel van) je populatie in dat gebied. Of ze
het gebied later zullen herkoloniseren is niet met
zekerheid te zeggen, en mede afhankelijk van hoe
sterk de versnippering van het omliggende gebied
en in hoeverre de migratie mogelijk is (zie ook het
hoofdstuk fragmentatie).
14 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
Artificiële geluiden zorgen daarmee voor een
lagere diversiteit in een gebied, en een andere
compositie van soorten [Barber et al. 2009]. Het
effect per soort is niet altijd negatief. Bij sommige
vogelsoorten die in gebieden met lawaai broeden,
bleek uit het onderzoek van Francis et al. dat ze
wel succesvoller konden te broeden. Dit bleek te
komen doordat de predator-prooi interactie
verstoord was door het geluid. De soorten in dit
gebied blijken dus soorten te zijn die zich hebben
kunnen aanpassen aan dit nieuwe aspect in hun
leefomgeving [Francis et al. 2009]. Maar zo bleek
uit onderzoek naar Nederlandse weidevogels juist
dat de populatie significant kleiner is hoe dichter
het grasland in de buurt van geluidsbronnen ligt
[Reijnen et al. 1997]. Tevens melden meerdere
bronnen in het artikel van Kiviat dat vleermuizen
gebied met industrieel geluid ontwijken en
daardoor benadeeld zijn in hun predatiepatronen
[Kiviat 2013]. Het is dus de vraag welke soort, of
soortengroep belangrijk is voor een gebied.
Als je ergens schaliegas gaat winnen zal je de
soorten die minder geluidstolerant zijn kwijtraken.
Omdat er in Nederland veel gebied is dat aan door
mensen veroorzaakt geluid is blootgesteld zijn de
minder-geluidstolerante soorten vermoedelijk
zeldzamer, en dus ook de soorten die je wil
behouden. Er zal dus ook voor een
schaliegasboring ergens kan plaatsvinden een
onderzoek gedaan moeten worden naar de
reikwijdte van de geluidsverstoring, en waar de
soorten zitten die daar niet tegen kunnen maar die
je wel wilt behouden. Met andere woorden; de
verplichtte geluidsstudie (akoestisch onderzoek)
die in het rapport van Witteveen & Bos wordt
genoemd [Witteveen+Bos 2013] zal breder moeten
zijn dan alleen de focus op overlast voor mensen
(omwonenden).
- LICHT
Voor
de
ontwikkeling
van
een
schaliegasboorlokatie is veel licht nodig. De locatie
zal dag en nacht veilig begaanbaar moeten blijven,
en daarom zullen er meerdere grote bouwlampen
op komen te staan. Dit aspect van
schaliegaswinning is nog niet onderzocht op de
effecten op de omgeving [Kiviat 2013].
Er zijn 2 soorten lichtvervuiling te onderscheiden:
Ecologische lichtvervuiling en astrologische
lichtvervuiling. Astrologische lichtvervuiling is dat
door het vele kunstmatige licht de hemellichamen
als sterren en maan niet meer goed te zien zijn.
Ecologische lichtvervuiling is dat het dag- en
nachtritme en de seizoensaanpassingen van de
organismen verstoord wordt door het artificiële
licht. Dit is inclusief chronische of periodieke
toenames
in
verlichting,
onverwachte
veranderingen
in
verlichting
en
directe
verblindende gloed [Longcore&Rich 2004].
Lichtvervuiling heeft vele effecten op het niveau
van zowel het individu als de populatie. Deze
gevolgen komen van veranderingen in oriëntatie,
desoriëntatie en misoriëntatie, en van aantrekking
of afstoting van het verlichte gebied. Dit alles
beïnvloedt
het
foerageren/de
jacht,
de
reproductie, de migratie en de communicatie
[Longcore&Rich 2004]. De intensiteit van deze
effecten zal per soort, locatie en individu sterk
verschillen, maar over het algemeen kan gesteld
worden dat soorten die toleranter zijn voor
lichtvervuiling vaak ook toleranter zijn voor andere
menselijk ingrijpen, waardoor dit algemenere
soorten zijn, terwijl de zeldzame soorten vaak
gevoeliger zijn voor dergelijke kunstmatige
verstoringen.
De blootstelling aan licht (verandering van het
lichtdonker ritme oftewel het dag en nachtritme)
heeft veel neurologische en endocriene
(stofwisselings) effecten op dieren. Van veel
soorten (inclusief de mens) is bekend dat het de
melatonine niveaus beïnvloedt, wat veel effecten
op het interne systeem heeft. Omdat veel
processen met elkaar gekoppeld zijn, blijkt dat
verder te reiken dan alleen de directe melatonineafhankelijke systemen in ons lichaam. Ook is
gebleken dat bij constante lichtcondities de ritmes
van meerdere hormonen verstoord wordt. Bij
mensen is zelfs aangetoond dat het de kans op
kanker verhoogt [Navara&Nelson 2007].
15 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
Het is dus niet zo verwonderlijk dat lichtvervuiling
niet alleen op individu-niveau gevolgen heeft, maar
ook ecologische gevolgen. Uit onderzoek is
gebleken dat bij dieren natuurlijke verschijnselen
die
de
lichtintensiteit
veranderen
(bijv.
maancyclus, sneeuw en noorderlicht) ook al een
grote variatie aan gedragsveranderingen en
fysiologische effecten veroorzaken, en artificieel
licht kan vaak net zo intens, zo niet sterker zijn dan
dat, en heeft dus net zo goed effect op het gedrag
en reproductie van een populatie [Navara&Nelson
2007]. Zo is gebleken dat veel dieren, met name
vogels, vleermuizen en insecten, gedesoriënteerd
raken door lichtvervuiling. Dit kan in sommige
gevallen zelfs de directe doodsoorzaak zijn
[Longcore&Rich 2004][Hockin et al. 1992]. Er is van
een groot aantal dieren - zowel vertebraten als
invertebraten - bekend dat ze gepolariseerd licht
gebruiken voor oriëntatie en deze kunnen door
lichtvervuiling sterven of verstoord worden in hun
reproductie [Kiviat 2013].
Hoe hoger het licht staat (bijvoorbeeld op een
gebouw of hoge paal) en het dus van verder af te
zien is, hoe groter de kans dat vogels erdoor
worden aangetrokken en in de problemen raken.
Met name als de maan weinig licht geeft, zijn er
veel waarnemingen van vogels die tot vuurtorens
afkomen, of affakkelende olie- of gasputten
[Hockin et al. 1992].
Maar ook de jacht wordt sterk beïnvloed door
licht, bijvoorbeeld door verhoging van de
pakkans/jachtsucces, meer tijd om te kunnen
voeden
of
juist
verkleining
van
het
foerageergebied. Voor sommige predatoren kan
het misschien voordelig lijken (denk bijvoorbeeld
aan insecteneters die de tot de lampen
aangetrokken insecten makkelijker kunnen
vangen), maar dit betekent wel een verandering in
de
soortencompositie
(of
ook
wel
gemeenschapsecologie) [Longcore&Rich 2004].
Ecosystemen hebben ingewikkelde en uitgebreide
voedselwebben waar veel onbekend over is.
Verstoring van de bestaande balans kan
onverwachte nadelige effecten hebben op de lange
duur.
Prooidieren zullen verlichte gebieden met geschikt
voedsel toch gaan vermijden om de kans om
gezien en bejaagd te worden te verkleinen, of
zullen juist naar het licht toegetrokken worden
[Longcore&Rich 2004] waardoor ze een hogere
kans hebben om gevangen en gedood te worden.
Het kan ook zijn dat ze minder uren gaan
foerageren dan ze normaal zouden doen, of nodig
hebben, bijvoorbeeld omdat dit gedrag ook in gang
wordt gezet door lichtintensiteit [Navara&Nelson
2007]. Dit is zelfs bij soorten waargenomen die zelf
niet kunnen zien, zoals schorpioenen (Buthus
occitanus) [Navara&Nelson 2007 en referentie].
Voor predatoren geldt eigenlijk het zelfde. Het kan
dat ze er makkelijker hun voedsel door vinden,
maar het blijkt vaak dat ze lichte gebieden juist
ontwijken, omdat ze zelf bejaagd worden, of
omdat ze verblind worden, of om andere redenen.
Zo is bekend dat vleermuizen minder jagen in het
gebied waar een bouwlamp staat, als ze daar eerst
wel jaagden [Stone et al. 2009]. Het zou jammer
zijn als al jaren van succesvolle investeringen in het
behouden
en
verbeteren
van
de
vleermuizenpopulatie teniet wordt gedaan doordat
hun leefgebieden nu alsnog verkleind worden
(tussen 1993 en 2011 is de Europese
vleermuizenpopulatie met 40% gestegen [EEA
2013]).
Lichtvervuiling kan ook veel grote effecten hebben
op de reproductie van soorten. Zo wordt
reproductief gedrag bij een groot aantal soorten
bepaald door de lichtcyclus. De blootstelling aan
licht veroorzaakt verhogingen of verlagingen van
bijv. hormoongehaltes in de dieren waardoor ze
eieren gaan leggen, vruchtbaar worden of
baltsgedrag gaan vertonen. Dit is een logische
aanpassing van de natuur omdat dat in het
natuurlijke systeem samen gaat met de seizoenen,
en dus met geschikte temperatuur en
voedselvoorraad. De pluimveehouderij maakt dan
ook dankbaar gebruik van deze kennis en verhogen
hun productie door hun dieren in hun
reproductiefase te laten door met artificieel licht
de lente na te bootsen [Navara&Nelson 2007] .
Er is ook bewijs gevonden dat lichtvervuiling en
blootstelling aan artificieel licht de reproductieve
activiteiten van dieren in het wild ernstig kan
verstoren voor een groot aantal soorten. Dit kan
op veel niveaus gebeuren. Zo kan een lichte
16 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
omgeving voor glimwormen de kans dat mannetjes
vrouwtjes vinden ernstig verlagen doordat de
lichtflitsjes die de vrouwtjes maken om mannetjes
aan te trekken, minder goed te zien zijn in het licht
[Navara&Nelson 2007]. Maar het kan ook de
nestsuccessen van vele vogelsoorten bepalen, of
het aantal geschikte nestelplaatsen voor vogels
ernstig verminderen. Zo is er bijvoorbeeld van de
grutto (Limosa l. limosa) bekend dat zij hun
nestplaats kiezen op minimaal 300 meter van een
straatlantaarn. [Reijnen et al. 1997]. Voor zulke
soorten wordt hun leefgebied dus ernstig verkleind
door lichtvervuiling, wat dus ook onder het edgeeffect valt.
Er zijn maatregelen te nemen om sommige
negatieve effecten te verminderen, maar wat voor
de ene soort werkt, helpt niet persé voor de
andere, en er wordt momenteel nog veel
onderzoek gedaan naar welke kleur en intensiteit
van licht het minste gevaar oplevert voor de
natuur. Voorbeelden van maatregelen zijn
laagdruknatriumlampen gebruiken in plaats van
hoogdruknatriumlampen omdat dat laatste
ultraviolet licht uitstoot wat motten aantrekt,
terwijl de laagdruknatriumlampen dat niet doen
[Longcore&Rich 2004 en referentie], of groene
straatlampen om nachttrekvogels te ontzien [Poot
et al. 2008].
Helaas is er nog weinig bekend over de omvang en
details
van
ecologische
lichtvervuiling
[Longcore&Rich 2004], en zal ook per locatie naar
de zeldzame soorten en hun gevoeligheden
gekeken moeten worden om de effecten tot het
minimum te beperken. Dit staat in de
kinderschoenen en is tevens een prijzige
aangelegenheid, waar boorbedrijven geen
investeringen in doen over het algemeen. Het is
daarom aan te raden om dit soort onderzoek
verplicht te stellen voor alle industriële
ontwikkeling in en rondom beschermde
natuurgebieden.
- MENSELIJKE ACTIVITEIT
Menselijke aanwezigheid kan de verspreiding en
het gedrag van wilde dieren verstoren. In hoeverre
dieren verstoord worden door voorbij wandelende
mensen verschilt enorm per soort [FernándezJuricic et al. 2001 en referenties daarin], en zelfs
per individu.
Van soorten die zich hebben aangepast aan
menselijke aanwezigheid en in stedelijke gebieden
kunnen overleven, bestaat het vooroordeel dat zij
minder onder stress staan omdat zij constant aan
eten kunnen komen, en de predatiedruk lager is.
Hoewel het klopt dat predatie en verhongering
minder wordt waargenomen in deze gebieden,
ondervinden deze dieren weldegelijk heel veel
stress, alleen dan een andere soort van stress
[Ditchkoff et al. 2006]. Deze dieren worden
gedwongen hun gedrag te veranderen, en
levenscyclus aan te passen, om zo veel mogelijk
mensen te vermijden.
Zo zijn bijvoorbeeld veel soorten nachtactief
geworden, en grote veranderingen in de
ruimtelijke verdeling van soorten zijn ook
waargenomen [Ditchkoff et al. 2006]. Ook Hockin
en zijn collega's vonden de shift naar nachtelijk
foerageren, omdat dat minder energie zou kosten
dan overdag, wanneer ze met mensen
geconfronteerd zouden worden [Hockin et al.
1992]. Deze aanpassingen zijn niet voor alle
soorten weggelegd en die soorten zal je ook niet
meer terugvinden als een gebied verstedelijkt.
In onderzoek naar de effecten van verstoring door
menselijke activiteit is vooral naar vogels gekeken.
Uit het overgrote merendeel van die onderzoeken
(36 van de 40 die Hockin en zijn collega's bekeken)
blijkt dat het nestsucces significant negatief
beïnvloed te worden, doordat vogels hun nesten
verlaten en door verhoogde predatie. Het
reproductief succes daalde gemiddeld over al deze
onderzoeken met wel 40% [Hockin et al. 1992]. Het
nestsucces is een goede benadering voor het
welzijn van een vogelpopulatie omdat ze tijdens
het broeden kwetsbaarder zijn dan in andere
stadia van hun leven. Dit is omdat veel
17 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
vogelsoorten met een grote dichtheid bij elkaar
gaan zitten, en de eieren en kuikens kwetsbaar zijn
voor predatie, kannibalisme en de abiotische
omgevingsfactoren (temperatuur, regen, etc.)
[Burger 1981].
Toch is het verstoren van vogels door mensen ook
een kwalijke zaak als ze niet broeden. In het
onderzoek van Burger bleek dat vogels aanzienlijk
minder aanwezig waren in een gebied als er
mensen waren (42% van de tijd aanwezig), dan als
de mensen weer weg waren (72% van de tijd
aanwezig) [Burger 1981]. Dit betekend dat de
aanwezigheid van mensen het leefgebied van
vogels verkleint.
Ook bijvoorbeeld op grazende ganzen in de winter,
en op steltlopers tijdens broedtijd zijn negatieve
effecten waargenomen als de open landschappen
waar zij voorkomen zijn open gesteld voor publiek
of verkeer [Hockin et al. 1992].
Op individueel niveau kan menselijke activiteit ook
het eetgedrag van vogels veranderen en hun
territorium- en nestkeuze beïnvloeden. De effecten
van menselijke verstoring op populatieniveau kan
gezien worden in de beschikbaarheid van
alternatieve leefgebieden en de fitness kosten voor
specifieke soorten [Fernández-Juricic et al. 2001 en
referenties daarin].
Als mensen dichterbij komen zullen vogels (en
andere dieren) eerst alert worden. In die tijd zullen
ze meer om zich heen kijken en opletten, en
daardoor minder tijd besteden aan zich voeden
[Fernández-Juricic et al. 2001 en referenties
daarin]. Als mensen dan nog dichterbij komen
zullen ze opvliegen. De afstand waarop een vogel
alert wordt van de aanwezigheid van een mens,
wordt kleiner als er meer verstopplekken in de
buurt zijn (denk dus aan struikjes en bomen), en
naar mate de soort kleiner is. Grotere soorten zijn
dus schuwer dan kleinere soorten [FernándezJuricic et al. 2001], en op een hectare
geasfalteerde boorlokatie zullen ze door gebrek
aan verstopplekken, ook veel alerter zijn dan in
hun natuurlijke omgeving.
Je kunt de alertheidafstand van de soorten die je
wil beschermen gebruiken om een buffergebied
vast te stellen; dit minimaliseert de verstoring van
dieren door menselijke activiteit [Fernández-Juricic
et al. 2001]. Wel moet je rekenen dat als je dat
buffergebied in het huidige natuurgebied laat zijn,
het leefgebied van de interessante soort afneemt
(zie edge-effect).
- VERKEER
Bij de effecten van wegen op de natuur komen alle
voorgaande verstoringen bij elkaar (wegen
versnipperen en verkleinen habitats, maken heel
veel herrie en licht, en leveren menselijke activiteit
op), bovendien zorgen ze voor aanrijdingen. De
effecten van wegen op wild zijn grafisch
weergegeven door Reijnen et al. in figuur 3.
Voor schaliegaswinning zullen nieuwe wegen
aangelegd moeten worden om op de boorlocatie
te kunnen komen, waar vervolgens een significante
hoeveelheid vrachtverkeer overheen zal moeten.
Zo zeggen bronnen dat het wel 6800
vrachtwagenbewegingen kost om 1 put te fracken
[Kiviat 2013]. Dat vrachtverkeer is zo intens dat ze
in Amerika de investeringen in wegenonderhoud
significant gestegen zijn. Als je
op 1 locatie 10 boringen doet
(zoals gebruikelijk is bij
schaliegas) zal het aantal
vrachtwagenritjes op 7000 tot
11000 komen, wat heel veel
gevolgen heeft voor de
omgeving [Broderick et al.
2011]. De aan- en afvoer van
materiaal veroorzaakt veel
FIGUUR III: HET FIGUUR UIT REIJNEN ET AL. 1997, WEERGAVE VAN HOE VERKEER INVLOED HEEFT OP DE
NATUUR.
18 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
vrachtwagenbewegingen. Witteveen en Bos (2013)
berekenden 3900 – 5800 vrachtwagenbewegingen
per put, dus voor een well pad met tien boringen
kan dit met maximaal een factor tien
vermenigvuldigd worden.
Reijnen en haar collega's hebben in Nederland een
verstoringsafstand
van
secundaire
wegen
gevonden van wel 625 meter, en dat van drukke
snelwegen schatten zij zelfs op 2000 meter
[Reijnen et al. 1997]. Een verstoringsafstand is,
zoals de naam al zegt, de afstand waarover de
verstoring nog merkbaar is. Dit is in feite het zelfde
als het edge-effect, en wat Forman in zijn artikel
van 2000 de "road-effect-zone" noemt. Forman
heeft in zijn internationale studies gevonden dat
de effecten "verder dan 100 meter" reiken
[Forman 2000]. Hij heeft de gegevens van Reijnen
et al. wel besproken in zijn artikel, maar noemt het
een "outlier" (uitzondering) en
heeft hun
bevindingen niet meegenomen in zijn berekening.
Dat betekent niet dat de gegevens van Reijnen et
al. niet kloppen. Nederland heeft een relatief
fijnmazig en druk wegennetwerk wat van veraf te
zien is door ons vlakke landschap waarin een groot
aantal gevoelige vogelsoorten verblijft. Aangezien
deze groep meerdere artikelen met ongeveer de
zelfde relatief hoge uitkomsten heeft gepubliceerd
[Forman 2000], is de kans groter dat wij in
Nederland een uitzonderlijke combinatie van
factoren hebben waardoor de effecten van wegen
verder reiken.
Langs drukke wegen in Nederland komen
significant veel vogelsoorten minder of zelfs
helemaal niet meer voor dan je zou verwachten
gezien de overige eigenschappen van het gebied
(van 33 van de 45 bossoorten en 7 van de 12
graslandsoorten was de dichtheid significant
afgenomen) [Reijnen et al. 1997]. Het is zelfs
ontdekt dat kleine zandweggetjes, die niet op
kaarten staan, veel effecten hebben op de
habitatkwaliteit en het gedrag van dieren
[Hawbaker and Radeloff 2004]. In figuur 2 staan de
gevolgen van wegen op wild helder weergegeven,
maar als belangrijkste oorzaak van populatie
afname worden verlaagde habitatkwaliteit en
geluidsoverlast beschouwd [Reijnen et al. 1997].
Jaarlijks sterven er in Nederland ongeveer 6000
edelherten, damherten, reeën, wilde zwijnen en
moeflons door botsingen met verkeer [SZN 2014].
Dit is niet alleen een fikse aanslag op de populatie,
maar is ook gevaarlijk voor de inzittenden van het
voertuig. De dichtheid van egels verlaagd met
ongeveer 30% door wegen en verkeer
[Huijser&Bergers 2000]. Ook bij dassen is het de
grootste doodsoorzaak, en de Nederlandse das
wordt daardoor bijvoorbeeld gemiddeld niet ouder
dan 5 jaar, terwijl ze 15 jaar kunnen worden onder
natuurlijke omstandigheden [Das&Boom 2014]
(meer over de das in hoofdstuk 4. Een voorbeeld
soort - de das). En per jaar gaan er per kilometer
weg 21 vogels dood door aanrijdingen [Erickson et
al. 2005]. Extra wegen voor schaliegaswinning is
dus een directe toename van dodelijke
aanrijdingen met dieren.
Naast de eerder genoemde gevolgen zoals
geluidsoverlast, aanrijdingen, habitatverlies, etc.
verstoren wegen de bodem van een natuurgebied,
wat indirect grote gevolgen kan hebben op de
soortensamenstelling van dat gebied. Zo
veranderen ze de doorlaatbaarheid en afwatering
[Spellerberg 1998]. Waterbehoevende soorten,
zoals amfibieën zullen uit het gebied verdwijnen,
en droogte bestendige soorten komen ervoor in de
plaats. Tevens brengt een weg onnatuurlijke
stoffen in een gebied, waardoor het milieu
chemisch veranderd wordt. Denk daarbij aan
uitlaatgassen [Forman 2000], stikstofneerslag
[Cape et al. 2004], en zware metalen [Spellerberg
1998], maar ook aan strooizout dat van de weg af
het gebied in spoelt [Roth&Wall 1976]. Veel
soorten zijn gevoelig voor dit zout, zoals
bijvoorbeeld
veel
soorten
korstmossen,
veenmossen, levermossen, naaldbomen, water- en
moerasplanten [Kiviat 2013]. Een ander gevolg van
wegen door een natuurgebied is de vergrootte
toegankelijk van invasieve soorten [Mortensen et
al. 2009][ Spellerberg 1998].
In de review van Spellerberg uit 1998 staat een
overzichtelijk beknopt tabel met de gevolgen die
een weg heeft op een natuurgebied. In figuur 4 is
deze weergegeven. Toch is gebleken dat al met al
de beperking van de migratie de schadelijkste
gevolgen voor de fauna heeft [Forman&Alexander
1998].
19 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
De aanleg van wegen wordt (met name voor
graslandvogelsoorten) als een serieuze bedreiging
voor diersoorten en de biodiversiteit gezien, en
hier moet rekening mee gehouden worden bij de
keuze van de locatie van de weg. Zo dient een weg
aan beide kanten minstens 1000 meter weg zijn
van een natuurgebied om de stress te
minimaliseren,
en
dient
verstoring
van
broedgebieden van vogels en andere belangrijke
gebieden voor beschermde dieren vermeden
worden [Reijnen et al. 1997]. Ook zal de
bescherming van de zeldzame gebieden die niet
doorkruist worden door wegen prioriteit moeten
krijgen. Hierdoor zullen er weinig locaties meer
over blijven waar zonder schade aan de natuur
naar schaliegas geboord kan worden.
FIGURE IV: BEKNOPT OVERZICHT VAN DE EFFECTEN VAN EEN WEG OP DE NATUUR EROMHEEN [SPELLERBERG 1998].
20 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
VERDROGING
Bij schaliegasboringen is een grote hoeveelheid
water nodig [Hansen et al. 2013][Kiviat
2013][Witteveen+Bos 2013]. Hoeveel precies
verschilt per locatie en techniek maar in tabel 1 is
te zien dat het sowieso altijd om heel veel water
gaat.
Dit water moet ergens vandaan komen, ook als je
het uit het drinkwaternet gaat halen, of recyclet.
Het moet onttrokken worden uit de bodem, of uit
rivieren en meren gehaald worden. In Nederland
wordt ongeveer 40% van het drinkwater uit het
oppervlaktewater gewonnen, 60% uit grondwater.
Schaliegasboringen zullen dus, zeker in bepaalde
gebieden, en/of in droge periodes, extra druk op
de beschikbare hoeveelheden grond- en/of
oppervlaktewater uitoefenen [Witteveen+Bos
2013].
Het water moet van een bepaalde kwaliteit zijn om
gebruikt te kunnen worden voor fracking
[Witteveen+Bos 2013]. Die is afhankelijk van de
frackingsmethode die gebruikt gaat worden, maar
bij elke methode zal het water toch gezuiverd
moeten worden. Er zal dus eerst energie gestopt
moeten worden in het zuiveren van het water en
indien nodig zelfs het bouwen van een
zuiveringsinstallatie [Witteveen+Bos 2013]. Het is
mogelijk om rioolwater, of afvalwater van de
industrie te recycelen, mits die in de nabije
omgeving aanwezig zijn, maar ook dat water moet
eerst grondig gezuiverd worden voor het gebruikt
kan worden [Witteveen+Bos 2013].
In het ongunstigste geval (hoog waterverbruik
30.000 m3 [Witteveen+Bos 2013], geen
hergebruik, lokaal onttrekken aan grondwater,
dichtheid boringen 2 per km2 met een levensduur
van 10 jaar en 2 x fracken) kom je op een
waterverbruik van 8000 m3 per km2 per jaar, dat is
1/3 van het totale grondwaterverbruik per jaar.
Er worden ongeveer 600 verschillende soorten
synthetische chemicaliën [Kiviat 2013] en andere
hulpstoffen toegevoegd. Na het fracken komt een
groot deel van dat water weer naar boven ("flow
back fluids" of retourwater). In Amerika ligt dat
tussen de 8% en 30% van het ingebrachte water
volgens de ene bron [Hansen et al. 2013] of tussen
de 9% en de 100% volgens de andere bron [Kiviat
2013]. Volgens het rapport dat voor Minister Kamp
is uitgevoerd zou het tussen de kwart tot de helft
van het ingebrachte water zijn [Witteveen+Bos
2013].
In dit water zit, naast de eerder genoemde
frackingvloeistoffen, ook zout, koolwaterstoffen en
zware metalen en er zijn zelfs radioactieve stoffen
uit de schalielaag opgelost [Hansen et al. 2013].
Het kost geld, tijd en energie om dat te zuiveren
voor het weer ergens in het systeem gebracht kan
worden [Hansen et al. 2013]. De gangbare
rioolwaterzuiveringsinstallaties zijn niet berekend
op dit afvalwater [Witteveen+Bos 2013]. Het
flowback water moet dus worden afgevoerd en
verwerkt
bij
speciale
gespecialiseerde
zuiveringsbedrijven.
Eenmaal gezuiverd moet het verwerkte
retourwater nog ergens heen. Er kan gekeken
worden of het weer tot drinkwaterkwaliteit
gezuiverd kan worden, maar wegens de zeer giftige
chemicaliën die gebruikt worden voor het fracken
zou de controle hierop zeer secuur moeten zijn.
Het terugbrengen van gebruikt water in het
ecosysteem kan ook problematisch zijn omdat de
kwaliteit en/of temperatuur van het water
veranderd is, en dat kan effect hebben op de
soorten die daar afhankelijk van zijn [McDonald et
al. 2012]. We kunnen veel water besparen door
het flowback water te hergebruiken voor de
volgende frack. Het klinkt aantrekkelijk maar het
zal wel eerst nog moeten worden verdund met
schoon drinkwater en verder behandeld moeten
worden [Hansen et al. 2013], dus is nog niet 100%
afdoende.
Nederland is van oorsprong een waterrijk land, en
daar is onze oorspronkelijke natuur ook op
aangepast. Circa 40% van de Nederlandse
plantensoorten is afhankelijk van een ondiepe
grondwaterstand of kwel [Beugelink et al. 2006]
(Kwel is water dat op de ene plek is geïnfiltreerd,
door de bodem is gegaan en op een laag punt in
het landschap weer naar boven is gekomen.
Daardoor heeft het een bijzondere samenstelling:
het is rijk aan ijzer en calcium, arm aan
21 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
voedingsstoffen en gebufferd [Paarlberg et al.
1999]).
Door allerlei menselijk ingrijpen (o.a. voor de
landbouw, industrie en verstedelijking) is een groot
deel van onze natuurgebieden nu verdroogd
[Paarlberg et al. 1999]. Verschillende bronnen
zeggen dat een derde aan Nederlands
natuurgebied is verdroogd [Paarlberg et al. 1999]
[Tol et al. 2008]. Volgens het Milieu- en
Natuurplanbureau is circa 405.000 hectare van het
Nederlandse natuurgebied verdroogd [Beugelink et
al. 2006].
Verdroging zorgt voor minder diverse en meer
algemene natuur [Paarlberg et al. 1999][Beugelink
et al. 2006]. De specifieke soorten voor natte
natuurgebieden worden steeds zeldzamer, terwijl
natte natuurgebieden juist een gevarieerdere
biodiversiteit hebben [Beugelink et al. 2006].
Milieuproblemen als verzuring, vermesting en
verdroging versterken elkaar ook nog eens
[Paarlberg et al. 1999]. Verdroging versterkt de
eutrofiëring en verzuring van de bodem doordat de
bodem beter doorlucht raakt. Bacteriën zijn
namelijk beter in staat organisch materiaal af te
breken en mineralen vrij te maken voor planten als
ze zuurstof tot hun beschikking hebben [Tol et al.
2008][Paarlberg et al. 1999]. De nutriëntenbalans
van planten raakt hierdoor bijvoorbeeld verstoord
[Tol et al. 2008]. Door verdroging samen met
verzuring en stikstofdepositie gaan planten van
voedselarme
gebieden,
korstmossen
en
mycorrhiza-schimmels achteruit [Tol et al. 2008].
Dieren worden ook beïnvloed door verdroging.
Niet alleen ruimen de dieren die afhankelijk zijn
van de verdwijnende vochtminnende vegetatie het
veld [Paarlberg et al. 1999], maar de veranderende
bodemsamenstelling heeft ook over het gehele
voedselketen effect. Zo verdwijnen kleine slakjes in
bossen op zure gronden bijvoorbeeld, waardoor
vogels een calcium tekort krijgen [Tol et al. 2008].
Tevens is er een relatie gevonden tussen
grondwateronttrekking en de mate waarin lokale
vissoorten bedreigd zijn. Als er in de regio water
wordt ontrokken voor de energiesector, hebben
meer vissoorten het moeilijk in die regio
[McDonald et al. 2012].
Een merendeel van de verdroogde natuurgebieden
worden op Europees niveau beschermd via de
Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR) of Natura2000,
en/of vallen binnen de Ecologische Hoofdstuctuur
en behoeven dus voorrang [Beugelink et al. 2006].
Er wordt veel onderzoek en beleid toegepast om
de verdroging tegen te gaan. Zo is er in 2006 in
opdracht van het toenmalige Ministerie van LNV
door het Milieu- en Natuurplanbureau een
zogenaamde TOP-lijst samengesteld met de
gebieden waar voor 2015 de verdroging zou
moeten zijn opgelost, en welke voorrang behoeven
op anderen [Beugelink et al. 2006], en werd er in
1999 in het Eindrapport Nationaal Onderzoek
Verdroging door het RIZA al gewezen op de
urgentie van het in stand houden van het
grondwaterpeil voor het behoud van de
karakteristieke
natte
Nederlandse
natuur
[Paarlberg et al. 1999]. In dit laatste rapport staat
ook dat in 2000 al 25% van het verdroogde areaal
hersteld had moeten zijn en in 2010 zou de
hoeveelheid verdroogde gebieden met 40%
moeten zijn afgenomen [Beugelink et al. 2006] &
[Paarlberg et al. 1999]. Volgens het MNP werd al in
de jaren 70 gewaarschuwd voor verdroging
[Beugelink et al. 2006] maar het herstel verloopt
trager dan verwacht. Sterker nog, volgens het MNP
werd er in 1998 al geconstateerd dat het tempo
van verdrogingbestrijding te laag was, en in 2006
was daar nog niets aan veranderd [Beugelink et al.
2006]. In 2004 was slechts 3% van de verdroogde
gebieden het grondwaterspiegel teruggebracht
naar
hun
oorspronkelijke/beoogde
niveau
[Beugelink et al. 2006]. Het eerder gebruikte
excuus dat er een kennistekort zou zijn op dit
gebied, is inmiddels achterhaald, aldus het rapport
van het RIZA van zo'n anderhalf decennium
geleden [Paarlberg et al. 1999]. Ook Reijnen et al.
noemde in 1997 het verlagen van de
grondwaterstand een van de grootste oorzaken
van de afname van Nederlands weidevogels
[Reijnen et al. 1997] en Tol et al. noemt het herstel
van de grondwaterstand een van de enige twee
substantiële oplossingen voor het herstel van de
biodiversiteit [Tol et al. 2008].
Nederland is niet het enige land dat kampt met
verdroging. Wereldwijd is de vraag naar schoon
zoetwater enorm toegenomen de afgelopen
decennia, waardoor de meerderheid van de wereld
22 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
met een ernstig tekort dreigt te komen [Hoekstra
et al. 2012]. Hoekstra et al. vonden dat momenteel
minstens 2,7 miljard mensen in gebieden leven die
ernstige waterschaarste ervaren, en de kans is
groot dat dit alleen maar erger wordt. Schoon
drinkwater begint dus een zeldzaam en schaars
goed te worden in de wereld, en er zal dus goed
moeten worden nagedacht over waar we deze
zeldzame grondstof voor gebruiken.
Tot slot bestaan er veel zorgen over de
chemicaliën, die in het water worden gebracht. Het
is mogelijk dat deze door lekkage, ongelukken of
Bron
morsing in het milieu terecht komen
[Witteveen+Bos 2013]. Zo zijn er in Amerika in het
drinkwater en oppervlaktewater in de omgeving
van schaliegasboringen verhoogde concentraties
van
dergelijke
stoffen
teruggevonden
[Bamberger&Oswald 2012] en deze zouden
ernstige
gezondheidsproblemen
kunnen
versoorzaken voor mens, dier en plant. Dit
onderwerp ligt om eerdergenoemde redenen
buiten de spanne van dit onderzoek, maar is
desalniettemin wel van groot belang bij de
afweging over wel of niet naar schaliegas geboord
mag gaan worden.
Bamberger&Oswald (2012)
Waterverbruik
3
per put in m
21,000
Broderick et al. (2011)
9,000 - 29,000
Hansen et al. (2013)
15,000 - 21,000
Kiviat (2013)
4,000 - 25,000
Witteveen+Bos (2013)
7,000 - 30,000
Prof. Olsthoorn (voor de VEWIN) (2013)
20,000
3
TABLE 1: WATERVERBRUIK PER PUT IN M VOLGENS VERSCHILLENDE BRONNEN.
KLIMAAT
Globaal en macro niveau:
Al het gebruik van fossiele brandstoffen als
energiebron (of het nu olie of gas is) zal voor
verhoging van het CO2 gehalte in onze atmosfeer
zorgen. Het IPCC zegt dat menselijke gebruik van
fossiele brandstoffen met 95% zekerheid voor
klimaatverandering zorgt [IPCC 2013]. Schaliegas
(aardgas) is een fossiele brandstof en draagt
zodoende bij aan de klimaatsverandering. Tevens is
er gevonden dat er bij de winning van schaliegas
methaan vrij komt [Pétron et al. 2012]. Methaan is
een 12 keer sterkere broeikasgas. Er wordt gesteld
dat schaliegas een lagere CO2-uitstoot heeft dan
kolen en olie [Tempera 2011], maar dat voordeel
zou wel eens teniet gedaan kunnen worden door
de extra methaanuitstoot.
Klimaatverandering heeft veel effecten op de
natuur en waar al veel onderzoek aan besteed is. In
dit rapport beperken we ons tot 1 voorbeeld van
de gevolgen van klimaatverandering op
ecosystemen.
Een voorbeeld van een gevolg van de
klimaatverandering op de natuur is het probleem
met de verschuivende biomen. Simpel gezegd is
een bioom een gebied waar de klimaat ongeveer
het zelfde is, waardoor het geschikt is voor
bepaalde vegetatie en natuurgebieden. Zo heb je
het bioom "toendra" dicht bij de polen, met heel
koud en relatief droog weer, en het bioom
"tropisch regenwoud" vlak bij de evenaar waar het
vochtig en warm is.
De meeste dieren en planten hebben een bepaalde
range van klimaat waar ze het goed in doen. Met
23 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
de opwarming van de aarde verschuiven ook de
klimatologische leefgebieden. Helaas bewegen
beschermde natuurgebieden, bebouwing, bergen
en kusten niet mee. Soorten zullen naar het
noorden (of in het zuidelijk halfrond naar het
zuiden) proberen te migreren om hun ideale
klimaat te volgen. Veel endemische soorten
(soorten die maar op 1 zeer specifieke plek
voorkomen, met zeer specifieke eisen voor hun
leefgebied) komen daardoor in de knel, omdat ze
nergens anders heen kunnen. Deze organismen
zijn zo gespecialiseerd op hun lokale
omstandigheden over de eeuwen heen, dat elke
kleine verandering in de omstandigheden van hun
leefgebied al fatale gevolgen kunnen hebben. Deze
effecten hebben dus ook grote implicaties voor je
landschapsindeling.
Zo goed als alle organismen moeten migreren. Om
bij een volgend geschikt gebied te komen moeten
ze ongeschikte gebieden oversteken, want voor
veel problemen zorgt. Vaak moeten ze dan door
door mensen bewoond gebied. Niet alleen komen
mens en dier elkaar vaker tegen, wat voor beide
kanten voor doden zorgt, maar dieren moeten
energie stoppen in wegen oversteken en steden
omzeilen, wat ze anders voor reproductie hadden
kunnen gebruiken. Soms kost het zelfs zo veel
energie om bij een volgend geschikt leefgebied aan
te komen, dat velen de oversteek niet zullen
overleven. De migratie van veel plantensoorten
gaat langzamer dan de klimaatverandering zelf.
Schaliegaswinning zal bijdragen aan meer
klimaatverandering, en daardoor globaal voor
meer ecologische problemen zorgen.
Microniveau:
Voor het aanleggen van een schaliegasboorplaats
(wat zal neerkomen op ongeveer een hectare aan
kaal asfalt), en de wegen ernaartoe, zal de huidige
begroeiing verwijderd moeten worden. Op
sommige locaties zullen bomen gekapt moeten
worden. Bomen en andere begroeiing zorgen voor
schaduw en vochtbalans voor de vegetatie en
bodem eronder. Als deze verwijderd worden, en
daarvoor in de plaats asfalt wordt geplaatst, zullen
de klimatologische omstandigheden lokaal
veranderen. Deze zeer lokale klimatologische
omstandigheden worden ook wel micro-klimaat
genoemd, en veranderingen in microklimaat
hebben veel effecten op de vegetatie [Jones 2014]
(bijvoorbeeld op de snelheid van ontkieming van
zaden [Spellerberg 1998]) en de bodemfauna
[Riutta et al. 2012]. Deze effecten zijn ook na meer
dan 100 jaar nog terug te vinden in de
soortensamenstelling in een gebied [Spellerberg
1998]. Zo zal de kaalgeslagen bodem warmer
worden [Stoffel et al. 2010]. Er zal meer zon via de
zijkant de rest van het gebied binnenschijnen
bijvoorbeeld, en regenwater wordt op andere
plekken geïnfiltreerd. De decompositie van de
bodembedekking wordt vertraagt en daardoor zijn
voedingsstoffen voor planten weer minder snel
beschikbaar [Riutta et al. 2012]. Natuurlijke
stroompjes zullen verlegd worden, en de wind
heeft vat op de planten langs de rand die eerst
beschut stonden [Forman 2000]. Tot hoever deze
effecten reiken valt ook onder de "road effect
zone" beschreven door Forman [Forman 2000] of
het eerder genoemde edge-effect. Ook Kiviat stelt
dat habitat fragmentatie voor verdroging en
opwarming van het resterende stuk natuur zorgt
[Kiviat 2013].
24 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
4. EEN VOORBEELD SOORT - DE DAS
Om het belang van de situatie te verduidelijken
volgt nu een korte beschrijving van wat de winning
van schaliegas zou betekenen voor een typisch
Nederlandse soort: de das.
De das (Meles meles) is een inheemse soort die,
ondanks dat hij in Europa niet als zeldzaam of in
gevaar wordt gezien [Kranz et al. 2008], in
Nederland wel degelijk een risico tot uitsterven
heeft [Griffiths&Thomas 1992].
Het is een omnivoor die vooral in heuvelachtig
landschap leeft in gebieden waar weide en
grasland elkaar afwisselen. Dit landschap komt veel
voor in de gebieden die in aanmerking komen voor
schaliegaswinning.
Ze
eten
voornamelijk
regenwormen, maar ook allerlei soorten nootjes,
bessen, granen en geleedpotigen, en zelfs kleine
zoogdieren en eieren, afhankelijk van het seizoen
en de beschikbaarheid [Kranz et al. 2008]. Ze leven
in grote burchten die onder struiken, heggen en
houtwallen worden gegraven en hun territorium is
gemiddeld tussen de dertig tot vijftig hectare
[Das&Boom 2014].
Dassen kunnen wel 15 jaar worden, maar in
Nederland worden ze gemiddeld maar 5 jaar, wat
voornamelijk wordt gewijd aan het grote aantal
verkeersslachtoffers [Das&Boom 2014]. In allebei
de jaren 1986 en 1987 bijvoorbeeld, werden 150
verkeersslachtoffers gemeld, terwijl dat de helft
van de potentiële jaarlijkse groei van de
Nederlandse populatie van ongeveer 1400 dassen
was [Van der Zee et al. 1992 en referenties]. In de
periode 1987-2001 zijn 210 dassen uitgezet. Bijna
een derde van die dassen is na uitzetting
doodgereden teruggemeld [van Moll 2005].
Maar ook de verstedelijking van ons land heeft
grote invloed op de das. De hoeveelheid geschikt
leefgebied wordt minder. Bovendien zorgde de
veranderingen in de landbouw (bijvoorbeeld het
verwijderen van de heggen en houtwallen tussen
stukken
land,
en
het
gebruik
van
bestrijdingsmiddelen) voor een aanzienlijke
vermindering van de beschikbaarheid van voedsel
voor dassen. Met name de door de das zo geliefde
regenwormen (Lumbricus terrestris (L.)) nemen af.
[Van der Zee et al. 1992 en referenties].
De Nederlandse populatie heeft de afgelopen
decennia erg gefluctueerd. Tussen 1960 en 1970
groeide de populatie nog, maar tussen 1970 en
1980 hebben onderzoekers een drastische daling
gezien van 36% [Wiertz 1993]. Deze daling wordt
aan algehele landschapsverandering gewijd. Zo zijn
kleine landschapselementen zoals heggen, oude
boomgaarden en struiken verdwenen, terwijl het
netwerk van wegen is verdicht en het verkeer is
toegenomen [Van der Zee et al. 1992]. Het aantal
wegen is het sterkst gecorreleerd met de daling
van de das. De verandering in het aantal kleine
landschapselementen bleek van ondergeschikt
belang te zijn [Van der Zee et al. 1992].
In 1984 heeft het toenmalige ministerie van
Landbouw en Visserij een beschermingsplan voor
de das laten maken [van Moll 2005]. Er zijn
investeringen gedaan om de das te beschermen en
die hebben hun vruchten afgeworpen. Sindsdien
zien we weer een stijging. In 1990 was de populatie
al weer bijna op de zelfde hoogte als in 1970
[Wiertz 1993], en tussen 1995 en 2001 groeide de
populatie nog verder [van Moll 2005]. Met
natuurbeschermers samen wordt een overzicht
bijgehouden waar dassenburchten zijn, om er
zodoende rekening mee te houden bij de planning
van
wegenbouw
en
bijvoorbeeld
grondstoffenwinning zoals zand en grind [Wiertz
1993].
Helaas is deze goede trend niet overal in
Nederland volgehouden. Zo is opvallend genoeg
het aantal dassen in het zuiden van Nederland waar voorheen de typische dasrijke gebieden
voorkwamen - nog steeds lager dan in 1960 [van
Moll 2005]. Bijvoorbeeld, veel habitats langs de
Maas die in 1990 geschikt waren, zijn ongeschikt
geworden. Als gevolg van onder andere
bouwactiviteiten en grootschalige extracties (zand
en grind) langs de Maas en grote delen van NoordBrabant werden veel voorheen goede leefgebieden
ongeschikt voor de dassen [van Moll 2005]. Ook is
het aantal dassenburchten meer afgenomen in een
open landschap dan in het bos [Van der Zee et al.
1992].
De das is typisch een soort die gevoelig is voor
habitatversnippering [Kranz et al. 2008], en precies
25 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
dat zou schaliegaswinning in Nederland
verergeren. Met de grote bijdrage die aanrijdingen
nu al op de populaties hebben, zijn extra wegen
(die zowel als barrières worden beschouwd door
dassen en voor aanrijdingen zorgen) met veel
vrachtverkeer door de laatste leefgebieden van
dassen ongewenst.
elkaar hebben gekregen [van Moll 2005], zou niet
het zelfde lot moeten krijgen als de vroeger zo
dasrijke gebieden in het zuiden van ons land.
Schaliegaswinning zal net zo goed als de winning
van zand of grind, een negatief effect hebben op
de Nederlandse dassen, en dat zou een verspilling
zijn van de succesvolle tijd, geld en moeite die er
eerder in is gestopt om ze te redden.
De mooie voortgang die we bij de das in de grote
bosrijke gebieden het midden van ons land voor
FIGURE II: EEN DAS. FOTO DOOR JEROEN VAN DER KOOIJ [KRANZ ET AL. 2008].
26 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
5. SCHALIEGAS VS. WINDMOLENS
Met een wereldwijd groeiende bevolking, en een
groeiend energieverbruik per persoon, zal er toch
voldaan moeten gaan worden aan een groeiende
vraag naar elektriciteit. Die energie moet ergens
vandaan komen, en kan op veel verschillende
wijzen worden opgewekt. Met de klimaatscrisis in
het achterhoofd wordt er nu veel ingezet op
"renewable energy" oftewel duurzame/groene
energie. Zo wil de Europese commissie in 2020
20% van hun energie duurzaam opwekken
[Devereux et al. 2008].
Een van de grootste duurzame energiebronnen is
windenergie. Volgens The Global Wind Energy
Council zou in 2012 de wereldwijde windmarkt met
wel 155% gegroeid moeten zijn, en 2400 gigawatt
aan totale capaciteit moeten hebben [Devereux et
al. 2008]. Een windmolen wint gemiddeld over z'n
levensduur 40 tot 80 keer de energie terug die
nodig is hem te maken [Taylor 2012]. Echter, de
precieze hoeveelheid kW/h energie die een
windmolen produceert is heel erg afhankelijk van
hoe hard het waait en wat voor soort windturbine
het is. Alle turbines hebben een bepaalde
maximale opbrengst waar de grafiek naartoe
afvlakt als de windsnelheid hoger wordt, en een
bepaalde maximale windsnelheid waarna de molen
moet worden stilgezet omdat het teveel wordt
[Taylor 2012].
Alle soorten van energie opwekking zullen effecten
hebben op de natuur, maar welke effecten, en hoe
sterk die zijn, verschilt erg per bron. Ook
windmolens hebben zowel positieve als negatieve
effecten op de natuur. Windmolens maken geluid
dat dieren kan verstoren, vogels en vleermuizen
kunnen tegen de wieken vliegen, ze kunnen als
barrière
beschouwd
worden,
waardoor
leefgebieden versnipperd raken en er wordt zelfs
vermoed dat ultrasone trillingen die nachtdieren
gebruiken om te kunnen waarnemen, verstoord
raken door het draaien van de wieken.
Daarentegen veroorzaken windmolens geen
uitstoot van CO2 of vervuilende stoffen die zure
regen of smog veroorzaken, stoten ze geen
radioactieve stoffen uit en vervuilen land, zee of
oppervlaktewater niet. Tevens hebben windmolens
minder water nodig [Taylor 2012], dan de
productie van zonnecellen bijvoorbeeld [McDonald
et al. 2012].
Geluid
Een van de grootste zorgen voor de natuur is het
geluid dat windmolens maken. Het verschilt erg
per soort windmolen [Taylor 2012], en per
windsnelheid [Devereux et al. 2008]. Devereux et
al. noemen literatuur uit 2002 die 100 dBA
rapporteert voor een rpm (omwentelingen per
minuut) van 14 en 108 dBA voor een rpm van 20 bij
een turbine van 3-MW, hoewel ze zelf daar ook bij
toevoegen dat de modernere molens minder
geluid maken [Devereux et al. 2008]. Ook Erickson
et al. merken op dat de techniek van windmolens
steeds meer verbetert en dat dit veel uitmaakt in
de effecten die zij hebben op de omgeving
[Erickson et al. 2005]. Een gemiddelde windmolen
produceert tegenwoordig gemiddeld binnen de
150m afstand op de grond een geluid van 45,3 dBA
en over een afstand van 400m is het geluidsniveau
36,9 dBA volgens Taylor [Taylor 2012]. Tevens
maakt de mechaniek van de generator de meeste
herrie en dat kan gereduceerd worden door
nieuwere technieken te gebruiken [Taylor 2012].
Alleen al een vrachtwagen over een landweggetje,
op weg naar een schaliegasboortoren zou 65 dBA
produceren [Taylor 2012]. Dit is dus meer dan wat
de moderne windmolens potentieel kunnen
produceren. In een grove indicatie stellen
Witteveen&Bos dat de sterkte van het geluid van
en schaliegasboortoren zelf tussen de 70 en 80
dBA zal liggen, met piekmomenten van 100 dBA.
Met de gegevens uit de oudere bronnen zou je dus
kunnen concluderen dat een windmolen potentieel
meer lawaai zou kunnen maken dan een
schaliegasboortoren op zijn piekmomenten. Als je
van de 45,3 dBA uit Taylor uit gaat, is een
schaliegasboortoren beduidend lawaaiiger voor de
natuur, zeker als je ook de grote hoeveelheid
benodigde vrachtwagens erbij optelt.
Volgens een bron uit Devereus et al. zouden bij
werkzaamheden op landbouwgrond (oogsten,
gieren, etc.) de distributie van vogels verstoord
27 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
worden vanaf een geluidsniveau van 40–50 dBA
[Devereux et al. 2008 en referentie]. Dit betekent
dat zelfs met de meest recente cijfers windmolens
een geluid uitstoten dat de verspreiding van vogels
zou kunnen beïnvloeden, en een schaliegas
ontwikkeling al helemaal. Toch vond Devereux et
al. dat weidevogels zelfs binnen 75 meter van een
windmolens,
windmolens
niet
vermeden
[Devereux et al. 2008]. Al met al kan daaruit vooral
geconcludeerd worden dat de ene vogelsoort
geluidsgevoeliger is dan de andere, en dat er veel
omstandigheden meespelen. Tevens is het van
belang dat er wordt nagedacht over wat voor soort
geluid het gaat. Een constante zoem van een
windmolengenerator is toch anders dan het ineens
voorbij razen van een vrachtwagen, of het oplaaien
van de affakkelvlam.
Meer over de effecten van geluid op de natuur in
het subhoofdstukje geluid bij "Verstoringen" in
hoofdstuk 3.
Botsingen
Er bestaan veel zorgen over de hoeveelheid vogels
die dodelijk tegen windmolens aanvliegen [Taylor
2012].
Uit onderzoek in de Verenigde Staten is gebleken
dat 500 miljoen tot mogelijk meer dan 1 miljard
vogels jaarlijks gedood worden in de Verenigde
Staten als gevolg van antropogene bronnen
inclusief botsingen met structuren door de mens
gemaakt, zoals voertuigen, gebouwen en ramen,
elektrische leidingen, communicatie torens en
windturbines; elektrocuties; olielozingen en andere
verontreinigingen, pesticiden, kat predatie, en als
bijvangst bij de commerciële visvangst [Erickson et
al. 2005]. De bijdrage van windmolens aan dit
totale aantal dode vogels in de Verenigde Staten is
<0,01 % door windmolens [Erickson et al. 2005].
Nu is het lastig om uit dit getal een conclusie te
trekken, omdat er naar verhouding veel minder
windmolens dan bijvoorbeeld auto's of katten zijn,
dus hebben deze onderzoekers ook uitgerekend
hoeveel vogels dat per windmolen per jaar (2,11)
en per MW per jaar (3,04) zijn [Erickson et al.
2005]. Hierbij moet worden genoteerd dat bij een
van de eerste windmolenparken waar onderzoek
naar mortaliteit van vogels gedaan is, de cijfers
opvallend hoger bleken uit te komen dan daarna
op andere locaties gevonden zijn. Hierdoor is er
veel bezorgdheid voor de veiligheid voor vogels bij
windmolens gekomen.
Op de ene locatie vallen veel meer doden dan op
de andere locatie; hoeveel vogels er tegen een
windmolen aanvliegen is afhankelijk van
verschillende factoren [Taylor 2012]. Lokale
omstandigheden hebben invloed op de impact die
windmolens op vogels hebben, en daar moet dus
van te voren goed naar gekeken worden [Erickson
et al. 2005]. Zo blijkt het dat in de Verenigde
Staten de grootste bijdrage aan de jaarlijkse
roofvogelsterfte door windmolens (80%) wordt
geleverd door de oudere projecten in Californië
[Erickson et al. 2005].
Als je die 2,11 vogelslachtoffers per molen of 3,04
per MW vergelijkt met 113 dode vogels per
kilometer hoogspanningslijn in graslanden, 58
sterfgevallen per km hoogspanningslijn op
akkerland of zelfs 489 gestorven vogels per
kilometer hoogspanningslijn in de buurt van
rivieroverbruggingen, die deze onderzoekers
specifiek in Nederland vonden, dan valt de bijdrage
van windmolens aan vogelsterfte dus nog steeds
erg mee [Erickson et al. 2005].
Er zijn veel rapporten geschreven (o.a. in Groot
Brittannië door het RSPB, het WNF, en de BWEA in
2001) hoe het aantal slachtoffers van windmolens
gereduceerd kan worden [Taylor 2012]. Het is niet
eenduidig vastgesteld of windmolenparken nu echt
impact op vogels hebben of niet. Sommige vogels
houden een veilige afstand zonder van hun
leefgebieden verjaagd te zijn. Van andere soorten
is gezien dat ze wel regelmatig gedood worden
door botsingen met windmolens [Taylor 2012]. Het
aantal dodelijke botsingen blijkt per soort wel sterk
te verschillen. Bijvoorbeeld, veel van de soorten
die slachtoffer werden van botsingen met
windmolens, bleken nachtmigranten of grote,
minder wendbare soorten [Erickson et al. 2005].
Ook zijn er nog veel zorgen over vleermuizen en
windmolens, maar daar is nog maar weinig over
bekend en moet meer onderzoek naar gedaan
worden [Taylor 2012].
Hoeveel vogels er door schaliegasboringen zouden
sterven is natuurlijk niet bekend, en lastig na te
gaan. Zo zou je de vogels die zijn gestorven van de
28 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
lekkages van giftige frackingvloeistoffen wel of niet
kunnen meetellen. Een uitgebreid onderzoek naar
dergelijke specifieke gevolgen van schaliegas is
nooit gedaan. Wel vonden Erickson et al. 21 dode
vogels per km weg
per jaar. Voor
schaliegasboringen zijn extra wegen nodig, en dus
kan je concluderen dat schaliegas een grotere
bijdrage zal gaan leveren aan fatale botsingen met
vogels in Nederland dan windmolens.
Uit deze resultaten kan de conclusie getrokken
worden dat uitbreiding van windenergie om
energieproductie uit schaliegas te vervangen niet
zal leiden tot een sterkere toename van
vogelslachtoffers; er zijn voldoende factoren bij
schaliegaswinning die ook sterk kunnen bijdragen
aan toename van slachtoffers onder de
vogelpopulatie. Meer onderzoek is echter nodig
Versnippering door barrières
Als een rij windmolens door een diersoort als te
bedreigend wordt gezien, en ontweken wordt, kan
dit tot verkleining van het leefgebied van die soort
leiden [Taylor 2012]. Ze kunnen er ook niet meer
voorbij - de windmolens vormen een barrière - en
zorgen er zo voor dat de dieren niet meer van het
ene gebied naar het andere kunnen [Taylor 2012].
Uit onderzoek is gebleken dat weidevogels
windmolens niet ontwijken of als barrière zien
[Devereux et al. 2008], terwijl eenden, zangvogels
en ganzen ze weldegelijk uit de weg gaan
[Devereux et al. 2008 en referenties]. In hoeverre
windmolens daadwerkelijk barrières vormen is de
wetenschap nog niet over uit, omdat het voor de
ene soort wel en voor de andere soort niet zo lijkt
te zijn. Meer onderzoek op dit vlak is nog nodig
hoewel er over het algemeen vanuit wordt gegaan
dan grotere soorten, die minder wendbaar zijn,
meer last hebben van windmolens dan kleinere
soorten [Devereux et al. 2008], en dan is natuurlijk
de vraag op welke soorten je de focus legt. Het is
wel belangrijk om goed onderzoek te doen naar
migratieroutes en leefgebieden alvorens het
plaatsen van een windmolen [Taylor 2012].
Versnippering is al in een eerder hoofdstuk
besproken, en is 1 van de grootste problemen voor
natuurbehoud van dit moment. Bij het
subhoofdstuk Fragmentatie en habitatverlies in
hoofdstuk 3 is ook dieper ingegaan op de effecten
die schaliegas kan hebben op dit vlak.
29 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
6. DISCUSSIE & CONCLUSIE
Dit literatuuronderzoek heeft de huidige kennis
over schaliegaswinning vanuit natuurbescherming
belicht. De belangrijkste gevolgen op de lokale
ecosystemen zijn besproken en geanalyseerd.
De natuur wordt bij elk menselijk ingrijpen
verstoord op de een of andere manier. De impact
van veel menselijk ingrijpen is lastig te meten
omdat het vaak over een grote tijdspanne gaat
waarin veel verschillende factoren meespelen
Bovendien
zijn
er
zelden
goede
blanco/controlegebieden
beschikbaar.
Maar
hoewel de ene menselijke activiteit ingrijpender is
dan de andere, is er geen twijfel over dat de
meeste ingrepen de kwaliteit van leefgebieden
ondermijnen.
Schaliegaswinning veroorzaakt meerdere sterke
verstoringen, zoals lichtvervuiling, geluidsoverlast,
habitat vernietiging en fragmentatie, verstoring
door verkeer en aanrijdingen, verdroging en
verstoring
door
menselijke
aanwezigheid.
Versnippering en verdroging zijn beide momenteel
al grote problemen voor de Nederlandse natuur.
Versnippering
kan
misschien
gedeeltelijk
voorkomen worden door het ontzien van bepaalde
gebieden, en verdroging kan beperkt worden,
maar met hogere winningskosten. Het zal duur zijn
om bijvoorbeeld rivierwater (waar het grootste
gedeelte van het jaar meer van is dan grondwater)
te zuiveren tot de juiste kwaliteit om als
frackvloeistof te kunnen functioneren, en al
helemaal om de flowback vloeistof te zuiveren
voor recycling. Sowieso moet er rekening
gehouden worden met grote kosten rondom de
verwerking van het flowback vloeistof. Daarnaast
zal ook in droge periodes veel water van de rivier
onttrokken moeten worden dan, en dat kan
gevolgen hebben voor de waterstand en het
rivierleven in droge perioden.
Versnippering,
menselijke
verstoring,
geluidsoverlast en lichtvervuiling kunnen alle in
enige mate beperkt worden, wat ook al vanwege
de hoge bevolkingsdichtheid in Nederland
noodzakelijk is. Maar er blijven zelfs met zeer
stringente maatregelen toch aanzienlijke effecten
op de natuur over. En de laatste paar "stepping
stones" voor migrerende dieren zullen erdoor in
gevaar kunnen komen. Tevens wordt het zoeken
naar boorlocaties vooral gericht op landelijk gebied
[Ministerie van Economische Zaken 2014]. Dus als
men een substantiële hoeveelheid schaliegas wil
winnen, zullen daar ecosystemen voor moeten
worden opgeofferd. In die landelijke gebieden
wordt ook veel water gebruikt en het
grondwaterniveau kunstmatig laag gehouden voor
de landbouw. Verdroging is juist daar al een groot
probleem, en dus zal door de grote waterbehoefde
van fracken de druk op de omgeving nog hoger
worden. Dit is hoogst onwenselijk en werkt
averechts op de investeringen in het behoud van
de Nederlandse natuur.
Gezien de grote nadelige gevolgen van ontsluiting
van een gebied, het aanleggen van wegen, het
doorbreken en verkleinen van habitats, en de
verstoringen door het geluid en licht, is boren ín
beschermde natuurgebieden - zoals door het
Ministerie van Economische Zaken (2014) niet
wordt uitgesloten - sterk af te raden. De kwaliteit
van het gebied zal ernstig achteruit gaan, en
eerdere investeringen in het beschermen van
specifieke kwetsbare soorten zullen te niet gedaan
worden. Soorten die bestand zijn tegen dergelijke
ontwikkeling zijn algemene soorten omdat zij ook
in stedelijke gebieden kunnen overleven, terwijl de
beschermde soorten het steeds lastiger krijgen zich
te handhaven. In Nederland is maar weinig ruimte
voor de kwetsbare natuur, en het is onwenselijk
om daar nog meer vanaf te nemen.
Ook in natuurgebieden of landbouwgrond die in de
wijdere omgeving van schaliegasboringen liggen,
zullen de effecten op de natuur merkbaar zijn. Ten
eerste doordat het geluid en licht ver rijken en
omdat het water ergens vandaan moet komen, en
de kans groot is dat daardoor de verdroging
versterkt wordt. Ten tweede omdat inzetten op
fossiele brandstoffen per definitie voor CO 2
uitstoot zorgt, wat tot klimaatverandering leidt.
Het gespeculeerde voordeel van schaliegas boven
andere energiebronnen (kolen en olie) is daarbij
twijfelachtig, gezien het hoge energieverbruik bij
de winning en de soms zeer hoge lekkages van
methaan [Pétron et al. 2012], wat als broeikasgas
een 30 x hogere bijdrage heeft aan
30 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
klimaatverandering dan CO2 [IPCC, 2013]. Het is
daarbij de vraag of we een eventueel (gering)
klimaatvoordeel van schaliegas moeten laten
voorgaan boven de vele andere nadelen voor
milieu en natuur.
Verder zou, door de vele boorlocaties, met hun
licht- en geluidsoverlast en druk bereden aan- en
afvoerwegen, schaliegaswinning door directe
verstoring zelfs een groter negatief effect op de
natuur kunnen hebben dan traditionele fossiele
brandstofbronnen. Daar zijn immers de
verstoringveroorzakende
activiteiten
gecentraliseerd op slechts enkele locaties. Het
alternatief van groene energie opwekking (met
bijvoorbeeld windmolens) is minder belastend
voor naburige ecosystemen dan schaliegaswinning.
Concluderend,
schaliegasboringen
kunnen
aanzienlijke verstoringen veroorzaken in de natuur
in Nederland, meer nog dan bepaalde
alternatieven. In gebieden waar al veel menselijke
activiteit is, dragen schaliegasboringen bij tot
toename van verstoringen, die ook direct nadelig
zijn voor de mensen zelf. In gebieden met vrij veel
natuur en een hoge biodiversiteit zullen
schaliegasboringen leiden tot versnippering van de
habitat van gevoelige soorten. Daardoor zullen de
boringen leiden tot het verdwijnen van soorten. In
kwetsbare natuurgebieden kan grote schade
worden aangericht, en kunnen eerder gedane
investeringen in natuurbeheer geheel teniet
gedaan worden. Daarbij moet bedacht worden dat
veel van die investeringen gedaan zijn met
vrijwillige
bijdragen
aan
particuliere
natuurbeschermingsorganisaties, wat erop wijst
dat natuurbescherming door een groot deel van de
bevolking gedragen wordt.
Het Ministerie van Economische Zaken gaat er in
de recent verschenen Notitie Reikwijdte en
Detailniveau voor de milieueffect rapportage van
uit dat natuurgebieden en de ecologische
hoofdstructuur niet uitgezonderd worden van
schaliegaswinning. Alleen voor Natura 2000
gebieden wordt een uitzondering gemaakt, meer
om bestuurlijke redenen (vergunningprocedure)
dan uit het oogpunt van natuurbescherming.
Gezien de resultaten van dit onderzoek is dit een
keuze die zal leiden tot grote negatieve effecten op
de natuur in Nederland.
31 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
7. AANBEVELINGEN
Naar aanleiding van dit rapport kunnen er
enkele aanbevelingen worden gedaan.



1.
Uit
dit
rapport
blijkt
dat
schaliegasboringen aanzienlijke verstoring
van natuurgebieden kunnen veroorzaken,
ook al vinden ze niet in natuurgebieden
zelf plaats, maar op enige afstand
daarvan.
Ook in gebieden die niet als natuur gezien
worden maar als hoofdfunctie landbouw
hebben, vindt verstoring van natuurlijke
habitats van planten en dieren plaats. De
natuur en biodiversiteit staan in
Nederland al sterk onder druk (o.a. door
toenemende industrialisatie van de
landbouw, belasting
met stikstof,
toenemende verstedelijking).
Schaliegasboringen betekenen een sterke
verhoging van die druk, die ertoe leidt dat
er meer dier- en plantensoorten
verdwijnen of sterk achteruit gaan.
Schaliegaswinning is dan ook ongewenst
voor het behoud van natuur en
biodiversiteit in Nederland.
2. Schaliegas is een uitbreiding van het
gebruik van fossiele brandstoffen
wereldwijd en draagt daarmee bij aan
klimaatverandering die de natuur extra
onder druk zet. Mede met het oog op de
huidige klimaatscrisis wordt er dan ook
aangeraden om te investeren in groene
energie, zoals windenergie. Investeringen
in fossiele brandstoffen geven maar op
zeer korte termijn voordelen, maar zullen
uiteindelijk meer kosten (ook in termen
van natuur) dan ze opleverden.
3. Het hoge waterverbruik van
schaliegaswinning
is
een
ernstige
bedreiging voor veel kwetsbare natuur in
Nederland, en doet alle investeringen die
in het verleden gedaan zijn om de
effecten van verdroging te bestrijden
teniet. Het probleem met verdroogde
natuurgebieden moet eerst worden
opgelost voor we meer water gaan
verbruiken.
Als er desondanks toch besloten wordt tot
schaliegaswinning in Nederland over te gaan,
moet alles op alles gezet worden om schade
aan de natuur te beperken of te compenseren,
door bijvoorbeeld de volgende maatregelen:

1. Als
in de nabijheid van de
natuurgebieden geboord wordt, dient
onderzocht te worden of dit schade kan
opleveren voor die natuurgebieden, en
dient een voldoende grote afstand tot
kwetsbare natuur gehandhaafd te
worden, onderbouwd door degelijk
ecologisch onderzoek. Als vuistregel zou
moeten gelden dat er niet binnen 1000
meter van natuurgebieden die populaties
van kwetsbare vogels en dieren
herbergen, geboord wordt.

2. Er dient vooraf hydrologisch onderzoek
uitgevoerd te worden naar gevolgen voor
de natuur van het hoge waterverbruik van
schaliegasboringen, zeker als dit water
aan het grondwater wordt onttrokken. Bij
te verwachten verdroging: niet boren.
Overigens dient ten alle tijde het
waterverbruik
geminimaliseerd
te
worden, onder andere door middel van
het terugvangen en recyclen van het
flowback water en de nieuwste
technieken.

3. Onderzoek naar de lokale effecten van
schaliegaswinning in een gebied op de
biodiversiteit en habitatkwaliteit moet
sowieso verplicht worden voor er mag
worden overgegaan tot industriële
ontwikkeling van boorterreinen.

4. Monitorend onderzoek moet verplicht
worden bij de ontwikkeling van een
schaliegasboorplatform betreffende de
effecten van licht en geluid, en hoe ver dit
32 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
reikt. Hierbij moet niet alleen naar
overlast voor mensen gekeken worden,
maar nadrukkelijk ook naar de ecologische
effecten.


5. Niet alleen Natura2000, maar ook de
ecologische hoofdstructuur en alle
gebieden met bestemming landbouw
en/of natuur dienen uitgesloten te
worden voor industriële ontwikkeling,
zoals schaliegas.
6. Er moet per locatie onderzocht worden
hoe de negatieve bijeffecten op de natuur
zoals verkeersslachtoffers en vervuiling zo
veel mogelijk vermeden/verminderd kan
worden. Denk hierbij o.a. aan wildtunnels,
geluidsdempers en geen ontwikkeling
tijdens het broedseizoen.

7. Er moet grondig en onafhankelijk
onderzoek gedaan worden naar de risico's
van de gebruikte chemicaliën, en de
ecologische effecten daarvan in geval van
een ongeluk, lekkage of morsing. Er moet
daarbij
een
bodemkundige
en
hydrologische analyse gemaakt worden
om te zien of gemorste chemicaliën in het
ecosysteem opgenomen kunnen worden.

8. Als er toch naar schaliegas geboord
wordt: Compenseer natuur die verloren
gaat (als compensatie van natuur
onmogelijk is vanwege de kwetsbaarheid
van het ecosysteem: niet boren), en in alle
gevallen moet geprobeerd worden
natuurwaarden rond boorlocaties te
versterken.
33 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
BRONNEN
[Bamberger&Oswald 2012] Bamberger, Michelle;
Oswald, Robert E. - 'Impacts Of Gas Drilling On
Human And Animal Health', New Solutions, Vol. 22,
issue 1, 51-77, 2012. DOI: 10.2190/NS.22.1.e
[Barber et al. 2009] Barber, Jesse R.; Crooks, Kevin
R.; Fristrup, Kurt M. - 'The costs of chronic noise
exposure for terrestrial organisms', Trends in
Ecology and Evolution, vol. 25, issue 3, 180-189,
2009. doi:10.1016/j.tree.2009.08.002
[Bernau 2013] Bernau, Jeremiah - 'Landscape
Consequences of Pennsylvanian Natural Gas
Development:
Fragmentation
effects
of
unconventional gas development upon the future
of Pennsylvania’s old growth forests.', Senior
Capstone Projects, Paper 235, 2013.
[Beugelink et al. 2006] Beugelink, G.P.; Hinsberg, A.
van; Oostenbrugge, R. van; Clement, J.; Tol, S. van 'Hotspotkaart verdrogingsbestrijding', Milieu- en
Natuurplanbureau (MNP), Rapport 500402002,
2006.
[Broderick et al. 2011] Broderick, John; Anderson,
Kevin; Wood, Ruth; Gilbert, Paul; Sharmina, Maria;
Footitt, Anthony; Glynn, Steven; Nicholls, Fiona 'Shale gas: an updated assessment of
environmental and climate change impacts.' A
report commissioned by The Co-operative and
undertaken by researchers at the Tyndall Centre,
University of Manchester. 2011
[Brunet et al. 2011] Brunet, Jörg; Valtinat, Karin;
Mayr, Marian Lajos; Felton, Adam; Lindbladh,
Matts; Bruun, Hans Henrik - 'Understory succession
in post-agricultural oak forests: Habitat
fragmentation affects forest specialists and
generalists differently', Forest Ecology and
Management, 262, 1863–1871, 2011. DOI:
10.1016/j.foreco.2011.08.007
[Burger 1981] Burger, Joanna - 'The Effect Of
Human Activity On Birds At A Coastal Bay',
Biological Conservation, 21, 231-241, 1981. DOI:
10.1017/S0376892900036717
[Cape et al. 2004] Cape, J.N.; Tang, Y.S.; van Dijk,
N.; Love, L.; Sutton, M.A.; Palmer, S.C.F. –
‘Concentrations of ammonia and nitrogen dioxide
at roadside verges, and their contribution to
nitrogen deposition’, Environmental Pollution, Vol.
132,
Issue
3,
469–478,
2004.
DOI:
10.1016/j.envpol.2004.05.009
[Ditchkoff et al. 2006] Ditchkoff, Stephen S.;
Saalfeld, Sarah T.; Gibson, Charles J. - 'Animal
behavior in urban ecosystems: Modifications due
to human-induced stress', Urban Ecosystems, 9,
pag. 5–12, 2006. DOI: 10.1007/s11252-006-3262-3
[Dupuch&Fortin 2013] Dupuch, Angélique; Fortin,
Daniel – ‘The extent of edge effects increases
during
post-harvesting
forest
succession’,
Biological Conservation, Vol. 162, 9–16, 2013. DOI:
10.1016/j.biocon.2013.03.023
[EEA 2013] European Environment Agency,
"European bat population trends - A prototype
biodiversity indicator", EEA Technical report, No
19, 2013
[Erickson et al. 2005] Erickson, Wallace P.; Johnson,
Gregory D.; Young Jr., David P. - 'A Summary and
Comparison of Bird Mortality from Anthropogenic
Causes with an Emphasis on Collisions.', USDA
Forest Service Gen. Tech. Rep. PSW-GTR-191. 2005
[Fernández-Juricic et al. 2001] Fernández-Juricic,
Esteban; Jimenez, María Dolores; Lucas, Elena 'Alert distance as an alternative measure of bird
tolerance to human disturbance: implications for
park design', Environmental Conservation, vol. 28,
issue
3,
263–269,
2001.
DOI:
10.1017/S0376892901000273.
[Forman 2000] Forman, Richard T. T. -' Estimate of
the area affected ecologically by the road system in
the United States', Conservation Biology, Vol. 14,
Issue 1, 31-35, 2000. DOI: 10.1046/j.15231739.2000.99299.x
[Forman&Alexander 1998] Forman, Richard T. T.;
Alexander, Lauren E. - 'Roads And Their Major
Ecological Effects', Annual Review of Ecology and
34 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
Systematics,
29,
207-231,
10.1146/annurev.ecolsys.29.1.207
1998.
DOI:
[Francis et al. 2009] Francis, Clinton D.; Ortega,
Catherine P.; Cruz, Alexander - 'Noise Pollution
Changes Avian Communities and Species
Interactions', Current Biology, 19, 1415–1419, 2009
DOI 10.1016/j.cub.2009.06.052
[Griffiths&Thomas 1992] Griffiths, H.I.; Thomas,
D.H. - 'The status of the Badger Meles meles (L.,
1758) (Carnivora, Mustelidae) in Europe', Mammal
Rev., Vol. 23, Issue I, 17-58, 1992
[Halliburton 2011] Halliburton in opdracht van EBN
– ‘Notional Field Development, Final Report’,
November,
2011.
(http://www.ebn.nl/Actueel/Documents/2011_NF
DP_Halliburton.pdf)
[Hansen et al. 2013] Hansen, Evan; Mulvaney,
Dustin; Betcher, Meghan - 'Water Resource
Reporting and Water Footprint from Marcellus
Shale Development in West Virginia and
Pennsylvania', Downstream Strategies & San Jose
State University for Earthworks Oil & Gas
Accountability Project, Final Report, 2013
[Hanski, 2009 in Levin, 2009] Hanski, Ilkka "Metapopulations
and
Spatial
Population
Processess", in Levin, Simon A. (ed.).; The Princeton
Guide to Ecology, Princeton University, New Jersey,
2009; pp. 177-185
[Hawbaker and Radeloff 2004] Hawbaker, T.J.;
Radeloff, V.C. – ‘Roads and landscape pattern in
northern Wisconsin based on a comparison of four
road data sources.’ Conservation Biology, Vol. 18,
Issue 5, 1233-1244, 2004.
[Herber en De Jager 2010] Herber, R.; de Jager, J. ‘Oil and Gas in the Netherlands – Is there a
future?’, Netherlands Journal of Geosciences,
Geologie en Mijnbouw, Vol. 89, Issue 2, 91 – 107,
2010
[Hockin et al. 1992] Hockin, D.; Ounsted, M.;
Gormant, M.; Hillt, D.; Kellert, V.; Barker, M. A. 'Examination of the Effects of Disturbance on Birds
with Reference to its Importance in Ecological
Assessments',
Journal
of
Environmental
Management,
36,
253-286,
10.1016/S0301-4797(08)80002-3
1992.
DOI:
[Hoekstra et al. 2012] Hoekstra, Arjen Y.;
Mekonnen, Mesfin M.; Chapagain, Ashok K.;
Mathews, Ruth E.; Richter, Brian D. - 'Global
Monthly Water Scarcity: Blue Water Footprints
versus Blue Water Availability', PLoS ONE, Vol. 7,
Issue
2,
e32688,
2012.
DOI:
10.1371/journal.pone.0032688
[Ploumen 2014] Minister Lilianne Ploumen
(Buitenlandse
Handel
en
Ontwikkelingssamenwerking)
-Beantwoording
Kamervragen over schaliegasboringen Argentinië,
30
juni
2014,
kenmerk
2014Z09699.
(http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/bz/docu
menten-enpublicaties/kamerstukken/2014/06/30/beantwoor
ding-kamervragen-over-schaliegasboringenargentinie.html)
[SZN 2014] Stichting Zweethonden Nederland
(SZN), Ermelo - http://www.zweethonden.nl/ (2806-2014)
[Huijser&Bergers 2000] Huijser, Marcel P.; Bergers,
Piet J.M. - 'The effect of roads and traffic on
hedgehog (Erinaceus europaeus) populations',
Biological Conservation, Vol. 95, Issue 1, 111–116,
2000. DOI: 10.1016/S0006-3207(00)00006-9
[IPCC 2013] Stocker, T.F.; Qin, D.; Plattner, G.K.;
Tignor, M.; Allen, S.K.; Boschung, J.; Nauels, A.; Xia,
Y.; Bex, V.; Midgley, P.M. (eds) – IPCC, 2013:
Climate Change 2013: The Physical Science Basis.
Contribution of Working Group I to the Fifth
Assessment Report of the Intergovernmental Panel
on Climate Change. Cambridge University Press,
Cambridge, United Kingdom and New York, NY,
USA, 1535 pp. 2013
[Jones 2014] Jones, Hamlyn G.
Microclimate - A Quantitative
Environmental Plant Physiology,
Cambridge University Press,
9780521279598
- Plants and
Approach to
derde editie,
2014. isbn:
[Kiviat 2013] Kiviat, Erik - 'Risks to biodiversity from
hydraulic fracturing for natural gas in the Marcellus
and Utica shales', Annals Of The New York
Academy Of Sciences, Issue: The Year in Ecology
35 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
and Conservation Biology, 1286, pag. 1–14, 2013.
DOI: 10.1111/nyas.12146
[Kranz et al. 2008] Kranz, A.; Tikhonov, A.; Conroy,
J.; Cavallini, P.; Herrero, J.; Stubbe, M.; Maran, T.;
Fernades, M.; Abramov, A.; Wozencraft, C. –
‘Meles meles.’ IUCN 2008. IUCN Red List of
Threatened
Species.
(http://www.iucnredlist.org/details/29673/0) (0703-2014)
[Lawrence 2008] Lawrence, Eleanor - Henderson's
Dictionary of Biology, Veertiende druk. Harlow,
Pearson Education, 2008. ISBN: 978 0 321 50579 8
[Longcore&Rich 2004] Longcore, Travis; Rich,
Catherine - 'Ecological light pollution', Frontiers in
Ecology and the Environment, Vol. 2, issue 4, 191198,
2004.
DOI:
10.1890/15409295(2004)002[0191:ELP]2.0.CO;2
[McDonald et al. 2012] McDonald, Robert I.; Olden,
Julian D.; Opperman, Jeffrey J.; Miller, William M.;
Fargione, Joseph; Revenga, Carmen; Higgins,
Jonathan V.; Powell, Jimmie - 'Energy, Water and
Fish: Biodiversity Impacts of Energy-Sector Water
Demand in the United States Depend on Efficiency
and Policy Measures', PLOS One, Vol. 7, Issue 11,
2012. DOI: 10.1371/journal.pone.0050219
[Mortensen et al. 2009] Mortensen, David A.;
Rauschert, Emily S. J.; Nord, Andrea N.; Jones,
Brian P. - 'Forest Roads Facilitate the Spread of
Invasive Plants', Invasive Plant Science and
Management, Vol. 2, issue 3, 191-199, 2009, DOI:
10.1614/IPSM-08-125.1
[Navara&Nelson 2007] Navara, Kristen J.; Nelson,
Randy J. - 'The dark side of light at night:
physiological, epidemiological, and ecological
consequences', Journal of Pineal Research, 43,
215–224,
2007.
DOI:
10.1111/j.1600079X.2007.00473.x
[Paarlberg et al. 1999] Paarlberg, Alfred; Eijsink,
Rob; Vermulst, Hank; Herk, Adrieke van; Garritsen,
Ton - 'De toekomst van de natte natuur in
Nederland - Eindrapport Nationaal Onderzoek
Verdroging',
Rijksinstituut
voor
Integraal
Zoetwaterbeheer
en
Afvalwaterbehandeling
(RIZA), ISBN 90 36 95 24 76, juni 1999.
[Parris&Schneider 2008] Parris, K. M., and A.
Schneider- "Impacts of traffic noise and traffic
volume on birds of roadside habitats.", Ecology and
Society, Vol. 14, issue 1, 29, [online] 2008. URL:
http://www.ecologyandsociety.org/vol14/iss1/art2
9/
[Pasitschniak-Arts et al. 1998] Pasitschniak-Arts,
Maria; Clark, Robert G.; Messier, Franqois - 'Duck
nesting success in a fragmented prairie landscape:
is edge-effect important?', Biological Conservation,
85,
55-62,
1998.
DOI:
10.1016/S00063207(97)00143-2
[Pétron et al. 2012] Pétron, Gabrielle; Frost,
Gregory; Miller, Benjamin R.; Hirsch, Adam I.;
Montzka, Stephen A.; Karion, Anna; Trainer,
Michael; Sweeney, Colm; Andrews, Arlyn E.; Miller,
Lloyd Kofler, Jonathan; Bar-Ilan, Amnon;
Dlugokencky, Ed J.; Patrick, Laura; Moore Jr.,
Charles T.; Ryerson, Thomas B.; Siso, Carolina;
Kolodzey, William; Lang, Patricia M.; Conway,
Thomas; Novelli, Paul; Masarie, Kenneth; Hall,
Bradley; Guenther, Douglas; Kitzis, Duane; Miller,
John; Welsh, David; Wolfe, Dan; Neff, William;
Tans,
Pieter
–
‘Hydrocarbon
emissions
characterization in the Colorado Front Range: A
pilot study’, Journal of Geophysical Research, Vol.
117, D04304, 2012. DOI:10.1029/2011JD016360
[Poot et al. 2008] Poot, Hanneke; Ens, Bruno J.;
Vries, Han de; Donners, Mauric A. H.; Wernand,
Marcel R.; Marquenie, Joop M. - 'Green light for
nocturnally migrating birds', Ecology and Society,
Vol. 13, issue 2, 47, 2008.
[Reijnen et al. 1997] Reijnen, Rien; Foppen, Ruud;
Veenbaas, Geesje - 'Disturbance by traffic of
breeding birds: evaluation of the effect and
considerations in planning and managing road
corridors', Biodiversity and Conservation, 6, 567581, 1997
[Riutta et al. 2012] Riutta, Terhi; Slade, Eleanor M.;
Bebber, Daniel P.; Taylor, Michele E.; Malhi,
Yadvinder; Riordan, Philip; Macdonald, David W.;
Morecroft, Michael D. – ‘Experimental evidence for
the interacting effects of forest edge, moisture and
soil macrofauna on leaf litter decomposition’, Soil
Biology & Biochemistry, 49, 124 – 131, 2012. DOI:
10.1016/j.soilbio.2012.02.028
36 Effecten van schaliegaswinning op de Nederlandse natuur
[Roth&Wall 1976] Roth, D; Wall, G 'Environmental Effects of Highway Deicing Salts',
Journal of Soil and Water Conservation, Vol. 14,
No.
5,
1976.
DOI:
10.1111/j.17456584.1976.tb03117.x
[Sinclair et al. 2006] Sinclair, Anthony R.E.; Fryxell,
John M.; Caughley, Graeme - Wildlife Ecology,
Conservation, and Management, tweede editie,
Wiley-Blackwell Publishing, p. 176. ISBN: 978-14051-0737-2
[Spellerberg 1998] Spellerberg, Ian F. - 'Ecological
effects of roads and traffic: a literature review',
Global Ecology and Biogeography Letters, 7, 317–
333, 1998. DOI: 10.1046/j.1466-822x.1998.00308.x
[Stoffel et al. 2010] Stoffel, Jennifer L.; Gower, Stith
T.; Forrester, Jodi A.; Mladenoff, David J. - ' Effects
of winter selective tree harvest on soil
microclimate and surface CO2 flux of a northern
hardwood
forest',
Forest
Ecology
and
Management, Vol. 259, Issue 3, 257–265, 2010.
DOI: 10.1016/j.foreco.2009.10.004
[Stone et al. 2009] Stone, Emma Louise; Jones,
Gareth; Harris, Stephen - 'Street Lighting Disturbs
Commuting Bats', Current Biology, 19, 1123–1127,
2009. DOI: 10.1016/j.cub.2009.05.058
[Ministerie van Economische Zaken 2014]
Ministerie van Economische Zaken - Concept
notitie reikwijdte en detailniveau plan MER Structuurvisie
schaliegas,
2014.
(http://www.rvo.nl/subsidiesregelingen/structuurvisie-schaliegas-fase-1)
[Taylor 2012] Taylor, Derek - "Wind energy",
Chapter 7 in Boyle, Godfrey; Renewable Energy
(Oxford University Press, Oxford, 2012); pp. 297 362
[Tempera 2011] Tempera, Michele – ‘Shale Gas
Drilling In Easter Europe: A New Energy Frontier Or
Another Reckless Operation?’, Pecob – Business
Reports, Juni 2011.
[TNO 2009] Muntendam-Bos, A.G.; Wassing, B.B.T;
ter Heege, J.H.; van Bergen, F.; Schavemaker, Y.A.;
van Gessel, S.F.; de Jong, M.L.; Nelskamp Dipl.Geow, S.; van Thienen-Visser, K.; Guasti, E.; van
den Belt, F.J.G.; Marges, V.C. – ‘Inventory non-
conventional gas’, TNO report in opdracht van het
EBN, 2009, TNO-034-UT-2009-00774/B
[Tol et al. 2008] Tol, G. Van; Dobben, H. F. Van;
Schmidt, P.; Klap, J. M. - 'Biodiversity of Dutch
forest ecosystems as affected by receding
groundwater levels and atmospheric deposition',
Biodiversity & Conservation, Vol. 7, issue 2 , 221228, 2008. DOI: 10.1023/A:1008888519478
[Van der Zee et al. 1992] van der Zee, F.F.; Wiertz,
J.; Ter Braak, C.J.F.; van Apeldoorn, R.C.; Vink, J. 'Landscape change as a possible cause of the
badger Meles meles L. decline in The Netherlands',
Biological Conservation, 61, 17-22, 1992.
[van Huissteden 2014] van Huissteden, Ko "Schaliegas in Nederland en België" in Heinberg,
Richard; Schaliegas, Piekolie en onze Toekomst
(Uitgeverij Jan van Arkel, Utrecht, 2014); pp. 11-43
[van Moll 2005] van Moll, Geert C.M. - 'Distribution
of the badger (Meles meles L.) in the Netherlands,
changes between 1995 and 2001', Journal of the
Society for the Study and Conservation of
Mammals, Vol. 48, Issue 1, 3-34, 2005.
[Das&Boom 2014] Stichting Das&Boom (Vereniging
Nederlands Cultuurlandschap) – De Das.
http://www.dasenboom.nl/ (06-03-2014)
[Wiertz 1993] Wiertz, J - 'Fluctuations in the Dutch
Badger Meles meles population between 1960 and
1990' - Mammal Rev., Vol. 23, Issue 1, 59-64, 1993.
[Witteveen+Bos 2013] 'Aanvullend onderzoek naar
mogelijke risico’s en gevolgen van de opsporing en
winning van schalie- en steenkoolgas in Nederland,
Eindrapport onderzoeksvragen A en B'. Rapport in
opdracht van Ministerie van Economische Zaken,
Directie Energiemarkt, uitgevoerd door het
consortium Witteveen+Bos, Arcadis en Fugro,
(GV1106-1/kleb2/234). 2013