brief aan de Vaste Kamercommissie voor VWS

Aan de Vaste Kamercommissie van VWS
T.av. de griffier dhr. T. Teunissen
Tweede Kamer der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
12
… mei 2014
…
WLZ
BL 1405027
…
…
Liesbeth Boerwinkel
0348-466 628
Geachte leden van de Vaste Kamercommissie van VWS,
Binnenkort vindt de plenaire behandeling van de Wet Langdurige Zorg (WLZ) plaats.
In dit kader is er donderdag 15 mei a.s. een besloten vergadering van uw Commissie
over de inbreng van het verslag met betrekking tot de Wet Langdurige Zorg.
Wij zien risico’s met betrekking tot de invoering en uitvoering van de WLZ zoals die
geformuleerd is. Deze aandachtspunten willen wij graag aan u kenbaar maken, zodat
u die wellicht kan inbrengen tijdens de behandeling. Zoals bekend maakt de nieuwe
WLZ samen met de Wmo 2015 en de Zorgverzekeringswet (in dit geval het te wijzigen
Besluit Zorgverzekerinsgwet) deel uit van de transitie van de langdurige zorg. De
verschillende vormen van regelgeving kunnen dan ook niet los van elkaar worden
gezien en we betreuren dat ze niettemin afzonderlijk worden behandeld in de Tweede
c.q. Eerste Kamer.
Indicatiesysteem langdurige Zorg (ar. 3.2.1)
In de WLZ wordt het oude systeem van Zorgzwaartepaketten (ZZP’s) afgeschaft. Het
CIZ zal haar indicaties baseren op zorgprofielen, die gebaseerd zijn op cliëntprofielen
in de AWBZ, zij het ruimer omschreven. Deze profielen worden door het Zorginstituut
Nederland (ZN) nader uitgewerkt. ANBO vindt het zeer kwalijk dat de vormgeving van
de zorgprofielen niet bij de behandeling van de WLZ wordt meegnomen.De Tweede
Kamer kan toch niet over een wet stemmen die incompleet is? Ook al zou de opzet
van zorgprofielen voor de nieuwe indicatiestelling wél worden meegenomen met de
behandeling, dan is een half jaar voorbereidingstijd bijzonder krap om per 1 januari
2015 in te voeren.
ANBO is dan ook voorstander om de behandeling van de WLZ uit te stellen totdat dit
onderdeel van de wet is uitgewerkt.
Volledig pakket thuis (art. 3.3.2) en afbakening Wmo
De WLZ en WMO raken elkaar bij de zorg aan ernstig zieke mensen die thuis
verzorgd willen worden. Cliënten kunnen na onderzoek door de gemeente intensieve
vorm van thuiszorg krijgen als maatwerkvoorziening op grond van de Wmo. De WLZ
regelt het recht op zorg voor mensen ‘met een somatische of psychogeriatrische
aandoening of beperking die blijvend behoefte hebben aan zorg’ (WLZ art. 3.2.1. lid 1
WLZ). De zware langdurige zorg kan ook buiten het verzorgings-/verpleeghuis worden
geleverd via het persoonsgebonden budget (pgb) of het ‘volledig pakket thuis (‘vpt’).
Voorwaarde is dat de zorg op verantwoorde wijze wordt verleend. Hierin schuilt
volgens ANBO het risico dat gemeenten de ‘dure’ thuiszorg van ernstig zieke mensen
afschuiven naar de WLZ. Er komen immers steeds meer ouderen, die ook steeds
ouder worden. En deze groep zal voor eeen groot deel thuis verzorgd worden. Deels
omdat zij dit zelf willen, deels vanwege het feit dat veel verzorgings-en verpleeghuizen
hun deuren sluiten. Ook de regering verwacht een toename van het vpt (MvT p. 25
midden). Er is sprake van een impliciete prikkel voor gemeenten om de intensieve –
en dure- zorg aan ernstig zieke mensen die thuis willen blijven wonen af te schuiven
naar de WLZ.
Naar onze mening moet er een duidelijke afbakening komen tussen de Wmo en de
WLZ met betrekking tot intensieve zorg in de thuissituatie. Dit zullen wij kritisch
volgen. Daarnaast pleiten wij ervoor dat op korte termijn een AMvB ex art. 3.3.2.3
WLZ met nadere regels wordt voorbereid.
Rol sociale netwerk en ‘gebruikelijk zorg’
Bij indicatie voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo houdt de gemeente
rekening met de gebruikelijke hulp door mantelzorg of andere personen uit het sociale
netwerk (art. 2.3.2.lid 2.c. Wmo). Bij de indicatie voor langdurige zorg op grond van de
WLZ wordt het begrip ‘gebruikelijke zorg’ niet op dezelfde wijze geïnterpreteerd als in
de Wmo. De rol van het sociale netwerk is volgens de MvT niet in beeld bij de
indicatie maar pas bij het opstellen van het zorgplan. Niettemin vermeldt de MvT dat
het CIZ in haar indicatiebesluit bij de beoordeling van omvang van de behoefte aan
zorg uitgaat van ‘bovengebruikelijke’ zorg. Wij delen de zorgen van de Raad van State
dat onduidelijk is hoe het CIZ ‘bovengebruikelijke zorg’ interpreteert en hoe zij de
omvang van de geïndiceerde zorg kan bepalen. ANBO pleit voor heldere omschrijving
met betrekking tot het begrip ‘bovengebruikelijke’ zorg in de WLZ.
Zorgplan en onafhankelijke cliëntenondersteuning (art. 8.1.1)
Zoals hiervoor aangestipt worden in het individuele zorgplan afspraken gemaakt over
de zeggenschap van de verzekerde over de inrichting van zijn leven, waaronder de
betrokkenheid van mantelzorgers en vrijwilligers. De belangen van mantelzorgers en
de cliënt hoeven niet altijd parallel te lopen. In sommige gevallen kan de cliënt gebaat
zijn bij onafhankelijke cliëntenondersteuning door een derde partij.
Wij vinden dat de mogelijkheid van onafhankelijke cliëntondersteuning net als in Wmo
opgenomen moet worden in de WLZ.
Perspectief WLZ
Tenslotte onderschrijven we de zorg die de Raad van State uit over het perspectief
van de WLZ. In de MvT wordt een perspectief van de WLZ geschetst, waarbij op
langere termijn de langdurige zorg wordt overgrheveld naar de Zorgverzekeringswet.
De langdurige zorg ontwikkelt zich dan deels tot een voorzieningenstelsel en deels tot
het private verzekeringsstelsel van de ZvW. ANBO vindt dat de discussie hierover niet
via de MvT bij de WLZ moet worden gevoerd. Overigens zijn wij van mening dat de
zware langdurige zorg het karakter van een algemene volksverzekering moet
behouden. Het betreft zorg die voor verzekerden onbetaalbaar is en alleen met de
solidariteit van een algemene volksverzekering in stand kan worden gehouden.
Met vriendelijke groet,
N.L. de Haan
Directeur-bestuurder