Friesch Dagblad, 27 december 2014, pagina 18. 19 | Het Liedboek voor de Kerken (1973) is het meest gebruikte kerkelijk liedboek van een aantal protestantse kerken, met name de Protestantse Kerk in Nederland. Het Liedboek - zingen en bidden in huis en kerk is daarvan de opvolger. Het werd op 25 mei 2013 officieel gepresenteerd. Bonhoeffer Verlangen, troost en trouw Vanuit zijn cel, zonder enig perspectief op de toekomst, schreef de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer een lied over hoe een rotsvast vertrouwen tot diep in zijn ziel doordringt. We zingen het tot op de dag van vandaag. Door Lútsen Kooistra. H et was afgelopen 17 december zeventig jaar geleden dat de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer vanuit een Berlijnse gevangenis een gedicht stuurde aan zijn verloofde en zijn familie. Dat gedicht is een van de bekendste liederen voor de jaarwisseling geworden: ‘Door goede machten trouw en stil omgeven’ (lied 398 in het Liedboek voor de kerken en 511 in het nieuwe Liedboek). Dat het lied zo bekend is geworden, komt mede door de bijzondere omstandigheden waarin het is geschreven. We weten dat Bon- Grote mensen hebben de engelen net zo hard nodig als kinderen hoeffer toen in de gevangenis zat, onder meer op verdenking van het smokkelen van Joden naar Zwitserland. Toen ontdekt werd dat hij had meegewerkt aan voorbereidingen om het nazi-regime omver te werpen en Hitler te doden, kreeg hij de doodstraf opgelegd. Het vonnis werd op 9 april 1945 voltrokken, enkele weken voordat het concentratiekamp waarin hij zat, Flossenbürg in Beieren, werd bevrijd. Het besef van de manier waarop Bonhoeffer in de gevangenis en in de kampen geestelijk overeind bleef, geeft een bijzondere dimensie aan het gedicht. Zijn getuigenis van troost en de beleving van trouw klinkt door die omstandigheden levensecht; echter kan niet. Opengebroken Het lied heeft zeven coupletten. De eerste zes hebben een intiem karakter; Bonhoeffer spreekt zijn geliefden aan en spreekt de wens uit om met hen het nieuwe jaar te mogen beleven. Het laatste couplet heeft een wijdere betekenis. De hoogte en breedte ervan stralen af op de eerdere coupletten: de beslotenheid van het familieleven wordt opengebroken. Iedereen die het leest of zingt, wordt opgenomen in de gebedskring die van alle tijden en van alle plaatsen is. Daarom kon het lied, dat grotendeels voor de familie was geschreven, worden opgenomen in een liedboek voor de kerk. Bonhoeffer ervaart ‘goede machten’ (engelen) om hem heen. Die zijn voor hem reëel (‘wonderlijk en klaar’) en dringen door de gevangenismuren heen, tot aan zijn geliefden – zo, omringd door de engelen, wil hij met hen leven. Engelen waren voor Bonhoeffer een nuchtere realiteit. In een brief die bij het gedicht was opgestuurd, spreekt Bonhoeffer concreet over het bestaan van engelen. Hij verbindt hun bestaan met een bijzonder vermogen van de ziel dat in moeilijke omstandigheden een nieuwe wijze van bewustzijn bewerkstelligt. Door dat vermogen zijn de familieleden dichterbij dan ooit en Bijbelteksten die hij uit zijn hoofd kent, komen tot spreken. Flarden uit het verleden staan hem helder voor de geest. Het vermogen van de ziel schept een onzichtbaar rijk met een werkelijkheidsgehalte dat anders, groter is dan wat hij ooit heeft beleefd. Precies dat rijk van de ziel is verbonden met engelen. Bonhoeffer is ervan overtuigd: de engelen zoals die in kinderliedjes worden genoemd, zijn reëel en grote mensen hebben ze net zo hard nodig als kinderen. Trouw en troost In het lied spelen de begrippen troost en trouw een belangrijke rol; al in de eerste regels van het lied worden ze genoemd. Deze begrippen zijn met elkaar verbonden, ook in taalkundig opzicht. Het begrip troost betekende in voorchristelijke tijden zekerheid, vertrouwen, hulp. Het Engelse woord trust – vertrouwen – laat de oude betekenis van troost nog zien. In enigszins afgeslankte vorm leeft de oude betekenis van troost als zekerheid, vertrouwen nog in het begrip ’getroost’, rustig, vertrouwend. De huidige Dietrich Bonhoeffer. Een paar weken voor het concentratiekamp waarin hij gevangen zat, werd bevrijd, werd zijn doodvonnis voltrokken. Foto: Youtube betekenis van troost is van christelijke herkomst. Trouw en troost zoals Bonhoeffer die gebruikt versterken elkaar, leidend tot de beleving (in dat bijzondere vermogen van de ziel) van de volstrekte zekerheid. Dat wordt in het laatste couplet nog een keer bezongen: ‘Verwachten wij getroost wat komen mag’. In de verwachting leeft het vertrouwen en de zekerheid van dat vertrouwen is de troost. Sterker dan in de Nederlandse vertaling is er in de oorspronkelijke versie van het lied een opmerkelijke relatie zichtbaar tus- Het besef van geborgenheid is een ervaring van iets wonderbaarlijks sen de eerste regel van het eerste couplet en de eerste regel van het laatste couplet. De eerste luidt: ‘Von guten Mächten treu und still umgeben’; de tweede: ‘Von guten Mächten wunderbar geborgen’. De overeenkomsten en het verschil laten zien dat er sprake is van een ontwikkeling in het bewustzijn van de dichter. Eerst is er de mededeling dat Bonhoeffer zich ‘omgeven’ voelt door goede machten. In het laatste couplet weet hij zich ‘wonderbaarlijk geborgen’. De beweging van ’omgeven’ naar ‘geborgen’ is er een van buiten naar binnen. De goede machten die Bonhoeffer eerst omringden, zijn doorgedrongen tot in zijn ziel. Borg Het oerwoord van ‘borg’ betekent zekerheid. Die betekenis is nog zichtbaar in borg als zekerheidsstelling. Maar er is ook die andere betekenis: in de plaats stellen, voor iemand borg staan. Iemand die zich geborgen weet, is niet (meer) alleen. De eenzaamheid van de lijdende mens is opgeheven – er is iemand die in de plaats gaat staan. Het ‘ik’ van de mens wordt als het ware opgenomen in de borg. De oude Heidelbergse Catechismus zet hiermee in: de enige troost voor mensen – in leven en in sterven – is dat die zichzelf niet toebehoort, maar aan Christus. Christus als borg, dat is wat Bonhoeffer ervaart. Christus neemt de plaats in van Bonhoeffer als gevangene, als eenzame, als lijdende. Het besef van geborgenheid is een ervaring van iets wonderbaarlijks: ‘door goede machten wonderbaar geborgen’ (in de Nederlandse vertaling is (‘wunder- Bonhoeffers lied gaat over hoe wonderbaarlijk de ervaring is van het besef van geborgenheid. Uit ‘Liedboek voor de kerken’ bar’ vertaald als ‘liefderijk’). Een borg is vast en zeker. Daarom kan Bonhoeffer zeggen: ‘verwachten wij getroost wat komen mag’. Het ‘wat komen mag’ drukt gelatenheid uit. Niet als gebrek aan activiteit, juist niet. De gelatenheid is hier de activiteit ten top – de overgave aan het zekere weten. Dit weten is niet een gradatie in de lijn van ‘misschien’ tot ‘vast en zeker’, maar de zekerheid van de borg. De zekerheid van de borg is niet bevattelijk voor gradaties van zekerheid al naar gelang het gemoed van een mens. Die zekerheid is wat de mens overkomt in de overgave. De slotregels van het lied bevestigen het vertrouwen, de zekerheid en de troost: God is met ons des avonds en des morgens, Is zeker met ons elke nieuwe dag Deze regels hebben een zware ge- voelslading. Iedere ochtend en iedere avond konden voor Bonhoeffer de laatste zijn op aarde. De omstandigheden waaronder Bonhoeffer zijn gedicht maakte, waren uitzonderlijk. De ervaring van eenzaamheid, pijn en leed treft ook andere mensen, in hun eigen omstandigheden. De wonderlijke werking van de troost en van de trouw als zekerheid bij Bonhoeffer kan ook andere mensen overkomen. Daarom is het lied veel méér dan een lied voor de jaarwisseling. Het laatste couplet overstijgt de bijzondere omstandigheden van Bonhoeffer en zijn familie en heeft een universele betekenis, altijd en overal geldig, voor iedereen die de gang van overgave kan maken uit de eenzaamheid en angst naar het vertrouwen en de troost van de geborgenheid.
© Copyright 2024 ExpyDoc