IB-tekst PDF - CBG-MEB

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cilest tabletten norgestimaat/ethinylestradiol 0,250/0,035 mg, tabletten.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Cilest bevat per tablet 0,250 mg norgestimaat en 0,035 mg ethinylestradiol.
Hulpstoffen: elke tablet bevat 89 mg lactose.
Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Tablet.
De tabletten zijn blauw en rond. Aan beide kanten staat: ‘C’ en daaronder ‘250’.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Anticonceptie.
Bij de beslissing om Cilest voor te schrijven moet rekening worden gehouden met de huidige
risicofactoren van de individuele vrouw, in het bijzonder met de risicofactoren voor veneuze
trombo-embolie (VTE) en hoe het risico op CTE met Cilest zich verhoudt tot het risico met
andere gecombineerde hormonale anticonceptiva (zie rubrieken 4.3 en 4.4).
4.2
Dosering en wijze van toediening
4.2.1
Hoe wordt Cilest ingenomen?
De tabletten moeten elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip worden ingenomen, zonodig met
wat vloeistof, in de volgorde die op de strip staat aangegeven. Gedurende 21 dagen moet
dagelijks steeds één tablet worden ingenomen. Daarna volgt een periode van 7 dagen waarin
geen tabletten worden ingenomen. Tijdens deze periode treedt doorgaans een
onttrekkingsbloeding op. Deze bloeding begint meestal op de tweede of derde dag na de laatste
tablet en is niet altijd voorbij op de dag waarop met de volgende strip wordt begonnen.
4.2.2 Hoe beginnen met Cilest?
Geen hormonaal anticonceptivum in de voorafgaande maand.
De eerste tablet dient op de eerste dag van de natuurlijke cyclus te worden ingenomen (dit is op
de eerste dag van de menstruatie). Het is ook mogelijk om op de tweede tot vijfde dag te
beginnen maar in dat geval wordt aangeraden om tijdens de eerste 7 dagen van de eerste cyclus
waarin tabletten worden ingenomen aanvullend een barrièremiddel te gebruiken.
Overschakelen van een ander combinatie oraal anticonceptivum (OAC), vaginale ring of
anticonceptiepleister.
1
25-03-2014
De vrouw dient bij voorkeur te beginnen met Cilest op de dag na inname van de laatste actieve
tablet (de laatste tablet die actieve bestanddelen bevat) van het voorafgaande OAC, maar
uiterlijk op de dag na de gebruikelijke tabletvrije periode (of de laatste placebotablet) van het
voorafgaande combinatie-OAC. Wanneer een vaginale ring of een anticonceptiepleister is
gebruikt, dient de vrouw met het gebruik van Cilest te beginnen bij voorkeur op de dag van
verwijdering, maar niet later dan op de dag waarop een nieuwe ring zou moeten worden
ingebracht of een nieuwe pleister geplakt zou moeten worden.
Overschakelen van een progestageenmethode (OAC met alleen een progestageen,
injectiepreparaat, implantaat) of progestageen-afgevend intra-uterien systeem (IUS).
De vrouw mag overschakelen van een OAC met alleen een progestageen wanneer zij wil.
Overschakelen van een implantaat of IUS moet op de dag van verwijdering gebeuren. Van een
injectiepreparaat moet worden overgeschakeld op de dag waarop de volgende injectie zou
moeten worden gegeven. In alle gevallen moet de vrouw geadviseerd worden om tijdens de
eerste 7 dagen van de Cilest tablet-inname aanvullend een barrièremiddel te gebruiken.
Na een abortus in het eerste trimester.
De vrouw mag direct beginnen; in dit geval hoeven geen aanvullende anticonceptieve
maatregelen te worden genomen.
Na een bevalling of na een abortus in het tweede trimester.
Voor vrouwen die borstvoeding geven: zie rubriek 4.6.
Aangeraden wordt om te starten tussen de 21e en 28e dag na de partus of na de abortus in het
tweede trimester. Als een vrouw later begint, dan wordt aangeraden om tijdens de eerste 7
dagen van pil-inname aanvullend een barrièremiddel te gebruiken. Mocht in deze situatie
inmiddels geslachtsgemeenschap hebben plaatsgevonden, dan moet eerst een eventuele
zwangerschap worden uitgesloten of moet de eerste menstruatie worden afgewacht voordat de
vrouw met het combinatie-OAC begint.
4.2.3 Wat te doen na het vergeten van tabletten?
Indien de gebruikster minder dan 12 uur te laat is met het innemen van een tablet, dan is de
anticonceptieve werking niet verminderd. De vrouw moet deze tablet alsnog innemen zodra zij
eraan denkt en op het gebruikelijke tijdstip verdergaan met de resterende tabletten.
Als ze meer dan 12 uur te laat is met het nemen van een tablet, kan de anticonceptieve
werkzaamheid verminderd zijn. Het beleid voor vergeten tabletten dient dan te worden bepaald
op geleide van de volgende twee basisregels:
1.
Het innemen van tabletten mag nooit langer dan 7 achtereenvolgende dagen onderbroken
worden.
2.
7 dagen ononderbroken tabletinname zijn noodzakelijk om een adequate onderdrukking
van hypothalamus-hypofyse-ovaria-as te bereiken.
Derhalve kunnen in de dagelijkse praktijk de volgende adviezen worden gegeven:
Week 1
 De gebruikster moet de laatste vergeten tablet innemen zodra zij eraan denkt, zelfs als dit
betekent dat zij twee tabletten op hetzelfde moment moet innemen. Zij gaat dan op het
gebruikelijke tijdstip verder met de resterende tabletten. Bovendien dient gedurende de
eerstvolgende 7 dagen aanvullend een barrièremiddel zoals een condoom te worden gebruikt.
Als er geslachtsgemeenschap heeft plaatsgehad in de voorafgaande 7 dagen dan moet rekening
worden gehouden met een mogelijke zwangerschap. Hoe meer tabletten vergeten zijn en hoe
dichter bij de tabletvrije periode, hoe hoger het risico van een zwangerschap.
Week 2
 De vrouw moet de laatste vergeten tablet innemen zodra zij eraan denkt, zelfs als dit
betekent dat zij twee tabletten op hetzelfde moment moet innemen. Zij gaat dan op het
2
25-03-2014
gebruikelijke tijdstip verder met de resterende tabletten. Als de vrouw de tabletten in de 7 dagen
voorafgaande aan de éérste vergeten tablet allemaal correct heeft ingenomen, is geen
aanvullende anticonceptie nodig. Als dit niet het geval is, of als méér dan 1 tablet is vergeten,
dan moet haar aangeraden worden om gedurende de eerstvolgende 7 dagen aanvullende
voorzorgen te nemen.
Week 3
 Het risico van een verminderde betrouwbaarheid is groot, door de naderende 7-daagse
tabletvrije periode dreigt het gevaar van verminderde betrouwbaarheid. Door het aanpassen van
het tabletinnameschema kan echter worden voorkomen dat de anticonceptieve betrouwbaarheid
daadwerkelijk vermindert. Bij het opvolgen van één van de volgende twee adviezen is dan ook
geen aanvullende anticonceptie nodig, mits de vrouw de tabletten in de 7 dagen voorafgaande
aan de eerste vergeten tablet allemaal correct heeft ingenomen. Als dit niet het geval is, moet zij
het eerste van de hierna gegeven twee adviezen volgen en bovendien gedurende de
eerstvolgende 7 dagen aanvullende voorzorgen nemen.
1.
De vrouw moet de laatste vergeten tablet innemen zodra zij eraan denkt, zelfs als dit
betekent dat zij twee tabletten op hetzelfde moment moet innemen. Zij gaat dan op het
gebruikelijke tijdstip verder met de resterende tabletten en moet na de laatste tablet
meteen doorgaan met de volgende strip, m.a.w. er mag geen onderbreking zijn tussen de
strips. De vrouw heeft waarschijnlijk geen onttrekkingsbloeding tot aan het einde van de
tweede strip maar er kan wel enig bloedverlies ('doorbraakbloeding' of 'spotting')
optreden tijdens het gebruik van deze strip.
2.
De vrouw mag ook worden aangeraden om te stoppen met het innemen van tabletten uit
de huidige strip. Ze kan dan een tabletvrije periode van maximaal 7 dagen inlassen,
inclusief de dagen waarop zij tabletten was vergeten, en daarna doorgaan met de
volgende strip.
Als een vrouw na het vergeten van tabletten geen onttrekkingsbloeding heeft in de
eerstvolgende normale tabletvrije periode dan moet rekening worden gehouden met een
eventuele zwangerschap.
4.2.4 Advies in het geval van gastro-intestinale stoornissen
In het geval van ernstige gastro-intestinale stoornissen (bijv. overgeven of diarree) kan de
absorptie gestoord zijn en dienen aanvullende anticonceptiemiddelen te worden gebruikt.
Als braken optreedt binnen 3-4 uur na de inname van een tablet, moet er zo snel mogelijk een
nieuwe (vervangende) tablet worden ingenomen. De nieuwe tablet moet binnen 12 uur na het
gebruikelijke tijdstip worden ingenomen als dit mogelijk is. Als er echter meer dan 12 uren zijn
verstreken, geldt het advies voor het vergeten van tabletten dat in rubriek 4.2.3. onder ‘Wat te
doen na het vergeten van tabletten?’ is gegeven. Als de vrouw haar normale schema van
tabletinname niet wil veranderen, moet ze de extra tablet(ten) uit een andere strip nemen.
4.2.5 De maandelijkse bloeding uitstellen of blijvend naar een andere dag verplaatsen
Uitstellen van de maandelijkse bloeding is niet een indicatie voor het product. Om toch in
uitzonderlijke gevallen een maandelijkse bloeding uit te stellen dient de vrouw zonder tabletvrije
periode door te gaan met de volgende strip. Naar gelang haar wens kan zij met deze strip een
aantal dagen of tot het einde doorgaan.
Tijdens de verlenging kan doorbraakbloeding of spotting optreden. Na de gebruikelijke
tabletvrije periode van 7 dagen wordt de reguliere inname van Cilest hervat.
Om de menstruatie te verschuiven naar een andere dag van de week dan de vrouw gewoon is,
kan men haar aanraden om haar eerstvolgende tabletvrije periode te verkorten met zoveel dagen
als zij wenst. Hoe korter het interval wordt, des te groter wordt ook de kans op het uitblijven
van de onttrekkingsbloeding en het optreden van doorbraakbloeding of spotting tijdens het
gebruik van de tweede strip (vergelijkbaar met het uitstellen van de menstruatie).
3
25-03-2014
4.2.6 Betrouwbaarheid van orale gecombineerde anticonceptiva
De werkzaamheid zal verminderen bij het vergeten van tabletten, gelijktijdig gebruik van
bepaalde geneesmiddelen (zie rubriek 4.5.1) en gastro-intestinale stoornissen (zie rubriek 4.2.4).
Ouderen
Gebruik van dit product is niet geïndiceerd bij post-menopauzale vrouwen.
4.3
Contra-indicaties
Gecombineerde hormonale anticonceptiva mogen in de volgende situaties niet worden gebruikt.
Als een van deze aandoeningen voor het eerst optreedt tijdens het gebruik van het combinatieOAC dan moet het gebruik hiervan onmiddellijk worden gestaakt.

Aanwezigheid van of risico op veneuze trombo-embolie (VTE)
o
Veneuze trombo-embolie – bestaande VTE (bij antistollingsmiddelen) of eerder
doorgemaakte VTE (bijv. diepe veneuze trombose [DVT] of longembolie [PE])
o
Bekende erfelijke of verworven predispositie voor veneuze trombo-embolie,
bijvoorbeeld APC-resistentie, (waaronder factor V-Leiden), antitrombine-IIIdeficiëntie, proteïne C-deficiëntie, proteïne S-deficiëntie
o
Zware operatie met langdurige immobilisatie (zie rubriek 4.4)
o
Een hoog risico op veneuze trombo-embolie door de aanwezigheid van meerdere
risicofactoren (zie rubriek 4.4)

Aanwezigheid van of risico op arteriële trombo-embolie (ATE)
o
Arteriële trombo-embolie – bestaande arteriële trombo-embolie, eerder
doorgemaakte arteriële trombo-embolie (bijv. myocardinfarct) of prodromale
aandoening (bijv. angina pectoris)
o
Cerebrovasculaire ziekte – bestaande beroerte, eerder doorgemaakte beroerte of
prodromale aandoening (bijv. transient ischaemic attack (TIA))
o
Bekende erfelijke of verworven predispositie voor arteriële trombo-embolie,
bijvoorbeeld hyperhomocysteïnemie en antifosfolipiden-antistoffen
(anticardiolipine-antistoffen, lupusanticoagulans)
o
Voorgeschiedenis van migraine met focale neurologische symptomen
o
Een hoog risico op arteriële trombo-embolie als gevolg van meerdere
risicofactoren (zie rubriek 4.4) of door de aanwezigheid van een ernstige
risicofactor, zoals:
diabetes mellitus met vasculaire symptomen
ernstige hypertensie
ernstige dislipoproteïnemie

Aandoeningen van de hartkleppen met complicaties.

Bestaande of eerder doorgemaakte ernstige leveraandoening zolang de
leverfunctiewaarden niet genormaliseerd zijn.

Bestaande of eerder doorgemaakte levertumor (goed- of kwaadaardig).

Aanwezigheid of een vermoeden van maligne aandoeningen van de geslachtsorganen of
de mammae, indien deze beïnvloed worden door geslachtshormonen.

Endometrium hyperplasie.

Vaginale bloedingen waarvan de oorzaak niet is vastgesteld.

Cholestatische geelzucht tijdens zwangerschap of geelzucht bij eerder pilgebruik.

Pancreatitis of een voorgeschiedenis daarvan, indien geassocieerd met ernstige
hypertriglyceridemie.

Overgevoeligheid voor de werkzame bestanddelen of voor één van de hulpstoffen van
Cilest.
4
25-03-2014
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Waarschuwingen
Indien één of meer van de hieronder vermelde aandoeningen of risicofactoren aanwezig zijn,
moet met de vrouw besproken worden of Cilest geschikt is.
In het geval van verergering of eerste optreden van één of meer van deze aandoeningen of
risicofactoren dient de vrouw het advies te krijgen om contact op te nemen met haar arts, om te
bepalen of het gebruik van Cilest moet worden gestaakt.
1. Circulatoire aandoeningen.
Risico op veneuze trombo-embolie (VTE)
Het gebruik van ieder gecombineerd hormonaal anticonceptivum verhoogt het risico op
veneuze trombo-embolie (VTE), in vergelijking met geen gebruik. Producten die
levonorgestrel, norgestimaat (waaronder Cilest) of norethisteron bevatten, zijn
geassocieerd met het laagste risico op VTE. De beslissing om Cilest te gebruiken mag
uitsluitend worden genomen nadat dit met de vrouw besproken is, om te verzekeren dat
zij begrijpt dat zij risico heeft op VTE met Cilest, hoe haar huidige risicofactoren dit
risico beïnvloeden en dat haar risico op VTE het hoogst is in het allereerste jaar dat zij het
product gebruikt. Er zijn ook enige aanwijzingen dat het risico verhoogd is wanneer
opnieuw gestart wordt met een gecombineerd hormonaal anticonceptivum nadat het
gebruik gedurende 4 weken of langer werd onderbroken.
Bij vrouwen die geen gecombineerd hormonaal anticonceptivum gebruiken en niet zwanger
zijn, zullen ongeveer 2 van de 10.000 vrouwen over een periode van één jaar VTE ontwikkelen.
Bij iedere individuele vrouw kan het risico echter veel hoger zijn, afhankelijk van haar
onderliggende risicofactoren (zie hieronder).
Naar schatting zullen ongeveer 61 van de 10.000 vrouwen die een levonorgestrelbevattend
gecombineerd hormonaal anticonceptivum gebruiken, over een periode van één jaar een VTE
ontwikkelen.
Huidige gegevens duiden erop dat het risico op VTE bij gebruik van norgestimaatbevattende
gecombineerde hormonale anticonceptiva vergelijkbaar is met het risico bij gebruik van
levonorgestrelbevattende gecombineerde hormonale anticonceptiva.
Dit aantal VTE's per jaar is kleiner dan het verwachte aantal bij vrouwen tijdens de
zwangerschap of in de periode na de bevalling.
VTE kan in 1-2% van de gevallen een dodelijke afloop hebben.
1 Middelste punt van het bereik (‘mid-point of range’) van 5-7 per 10.000 vrouwjaren, op basis van een
relatief risico voor levonorgestrelbevattende gecombineerde hormonale anticonceptiva versus
niet-gebruik van ongeveer 2,3 tot 3,6.
5
25-03-2014
Aantal VTE-gevallen per 10.000 vrouwen in één jaar
Aantal
AantalVTE-gevallen
VTE-gevallen
Niet-gebruikers van gecombineerde
hormonale anticonceptiva (2 gevallen)
Levonorgestrelbevattend gecombineerd
hormonaal anticonceptivum (5-7 gevallen)
Norgestimaatbevattend gecombineerd
hormonaal anticonceptivum (5-7 gevallen)
In extreem zelden voorkomende gevallen is het optreden van trombose in andere bloedvaten
gemeld bij gebruiksters van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum, bijv. in hepatische,
mesenteriale, renale of retinale venen en arteriën.
Risicofactoren voor VTE
Het risico op veneuze trombo-embolische complicaties bij gebruiksters van een gecombineerd
hormonaal anticonceptivum kan substantieel verhoogd zijn bij een vrouw met additionele
risicofactoren, vooral als er sprake is van meerdere risicofactoren (zie de tabel).
Cilest is gecontra-indiceerd als een vrouw meerdere risicofactoren heeft waardoor zij een
verhoogd risico op veneuze trombose heeft (zie rubriek 4.3). Als een vrouw meer dan één
risicofactor heeft, is het mogelijk dat de stijging van het risico groter is dan de som van de
afzonderlijke factoren – in dit geval dient rekening te worden gehouden met haar totale risico
op VTE. Indien de balans van voordelen en risico’s als negatief wordt beschouwd, mag een
gecombineerd hormonaal anticonceptivum niet worden voorgeschreven (zie rubriek 4.3).
Tabel: Risicofactoren voor VTE
Risicofactor
Obesitas (BMI hoger dan 30 kg/m2)
Langdurige immobilisatie, zware
operatie, elke operatie aan benen of heup,
neurochirurgie of groot trauma
Opmerking: tijdelijke immobilisatie
waaronder > 4 uur reizen per vliegtuig
kan ook een risicofactor voor VTE zijn,
vooral bij vrouwen met andere
risicofactoren
Toelichting
Risico stijgt substantieel bij stijging van de BMI.
Het is vooral belangrijk om te overwegen of er ook
andere risicofactoren aanwezig zijn.
In deze situaties is het aan te bevelen om het
gebruik van de pil te staken (in geval van een
electieve chirurgische ingreep minimaal vier weken
vóór de ingreep) en het gebruik niet eerder dan
twee weken na volledige remobilisatie te hervatten.
Er dient een andere anticonceptiemethode te
worden gebruikt om onbedoelde zwangerschap te
voorkomen.
Antitrombosebehandeling dient te worden
6
25-03-2014
Bij een positieve familiegeschiedenis
(ooit opgetreden veneuze tromboembolie, vooral op relatief jonge leeftijd,
bijvoorbeeld vóór het 50e jaar, bij broers,
zussen of ouders)
Andere medische aandoeningen die
geassocieerd zijn met VTE
Toenemende leeftijd
overwogen als het gebruik van Cilest niet vooraf is
gestaakt.
Als een erfelijke aanleg wordt vermoed, dient de
vrouw te worden doorverwezen naar een specialist
voor advies voordat zij een besluit neemt over het
gebruik van een gecombineerd hormonaal
anticonceptivum
Kanker, systemische lupus erythematosus,
hemolytisch-uremisch syndroom, chronische
inflammatoire darmziekte (ziekte van Crohn of
colitis ulcerosa) en sikkelcelziekte
Vooral boven de 35 jaar
Er is geen consensus over de mogelijke rol van spataderen en oppervlakkige tromboflebitis bij
het ontstaan of de progressie van veneuze trombose.
Er dient rekening te worden gehouden met het verhoogde risico op trombo-embolie tijdens de
zwangerschap en vooral tijdens de 6 weken durende periode van het puerperium (voor
informatie over ‘Zwangerschap en borstvoeding’ zie rubriek 4.6).
Symptomen van VTE (diepe veneuze trombose en longembolie)
Vrouwen dienen het advies te krijgen om, als er symptomen optreden, met spoed medische hulp
in te roepen en de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg te informeren dat zij een
gecombineerd hormonaal anticonceptivum gebruikt.
De volgende symptomen kunnen wijzen op diepe veneuze trombose (DVT):
unilaterale zwelling van een been en/of voet of langs een ader in het been;
pijn of gevoeligheid van een been die mogelijk alleen wordt gevoeld bij het staan
of lopen;
verhoogde temperatuur in het aangetaste been, rode of verkleurde huid op het been.
De volgende symptomen kunnen wijzen op longembolie (PE):
plotseling ontstaan van onverklaarde kortademigheid of snelle ademhaling;
plotseling hoesten, mogelijk geassocieerd met hemoptoë (bloedspuwing);
scherpe pijn op de borst;
ernstig licht gevoel in het hoofd of duizeligheid;
snelle of onregelmatige hartslag.
Sommige van deze symptomen (bij. ‘kortademigheid’, ‘hoesten’) zijn niet-specifiek en kunnen
ten onrechte worden geïnterpreteerd als gewonere of minder ernstige voorballen (bijv.
luchtweginfecties).
Andere verschijnselen die kunnen wijzen op vasculaire occlusie zijn: plotselinge pijn, zwelling
en lichte blauwverkleuring van een ledemaat.
Als de occlusie in het oog is gelokaliseerd, kunnen de symptomen variëren van pijnloos wazig
zien tot progressie tot verlies van het gezichtsvermogen. Soms kan verlies van het
gezichtsvermogen bijna onmiddellijk optreden.
Risico op arteriële trombo-embolie (ATE)
7
25-03-2014
In epidemiologisch onderzoek is het gebruik van gecombineerde hormonale anticonceptiva
geassocieerd met een verhoogd risico op arteriële trombo-embolie (myocardinfarct) of
cerebrovasculair accident (bijv. TIA [transiënte ischemische aanval], beroerte). Arteriële
trombo-embolische voorvallen kunnen een dodelijke afloop hebben.
Risicofactoren voor ATE
Het risico op arteriële trombo-embolische complicaties of van een CVA bij gebruiksters van een
gecombineerd hormonaal anticonceptivum is verhoogd bij vrouwen met risicofactoren (zie de
tabel). Cilest is gecontra-indiceerd als een vrouw één ernstige of meerdere risicofactoren voor
ATE heeft waardoor zij een hoog risico op arteriële trombose heeft (zie rubriek 4.3). Als een
vrouw meer dan één risicofactor heeft, is het mogelijk dat de stijging van het risico groter is dan
de som van de afzonderlijke factoren – in dit geval dient rekening te worden gehouden met haar
totale risico. Indien de balans van voordelen en risico’s als negatief wordt beschouwd, mag een
gecombineerd hormonaal anticonceptivum niet worden voorgeschreven (zie rubriek 4.3).
Tabel: Risicofactoren voor ATE
Risicofactor
Toenemende leeftijd
Roken
Toelichting
Vooral boven de 35 jaar
Vrouwen dienen het advies te krijgen om niet
te roken als zij een gecombineerd hormonaal
anticonceptivum willen gebruiken. Vrouwen
die ouder zijn dan 35 jaar en doorgaan met
roken dienen het dringende advies te krijgen
om een andere anticonceptiemethode toe te
passen.
Hypertensie
Obesitas (BMI hoger dan 30 kg/m2)
Het risico stijgt substantieel bij stijging van de
BMI.
Positieve familiegeschiedenis (ooit opgetreden
arteriële trombo-embolie, vooral op relatief
jonge leeftijd, bijvoorbeeld vóór het 50e jaar,
bij broers, zussen of ouders)
Migraine
Andere medische aandoeningen die
geassocieerd zijn met aandoeningen van de
bloedvaten
Vooral belangrijk bij vrouwen met additionele
risicofactoren
Als een erfelijke aanleg wordt vermoed, dient
de vrouw te worden doorverwezen naar een
specialist voor advies voordat zij een besluit
neemt over het gebruik van een gecombineerd
hormonaal anticonceptivum
Een verhoging van de frequentie of ernst van
migraine tijdens het gebruik van een
gecombineerd hormonaal anticonceptivum
(die prodromaal kan zijn voor een CVA) kan
een reden zijn om direct te stoppen
Diabetes mellitus, hyperhomocysteïnemie,
hartklepziekte en atriumfibrilleren,
dyslipoproteïnemie en systemische lupus
erythematosus
Symptomen van ATE
Vrouwen dienen het advies te krijgen om, als er symptomen optreden, met spoed medische hulp
in te roepen en de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg te informeren dat zij een
gecombineerd hormonaal anticonceptivum gebruiken.
8
25-03-2014
De volgende symptomen kunnen wijzen op een cerebrovasculair accident (CVA):
plotseling verdoofd gevoel of zwakte van gezicht, arm of been, vooral aan één
zijde van het lichaam;
plotselinge moeite met lopen, duizeligheid, verlies van evenwicht of coördinatie;
plotselinge verwardheid, moeite met praten of begrijpen;
plotselinge moeite met zien in één of beide ogen;
plotselinge, ernstige of langdurige hoofdpijn zonder bekende oorzaak;
verminderd bewustzijn, of flauwvallen met of zonder epileptische aanval.
Symptomen van voorbijgaande aard suggereren dat het voorval een transiënte ischemische
aanval (TIA) is.
De volgende symptomen kunnen wijzen op een myocardinfarct (MI):
pijn, ongemak, druk, of een zwaar, beklemd of vol gevoel in de borst, arm of onder
het borstbeen;
ongemak dat uitstraalt naar de rug, kaak, keel, arm, maag;
vol gevoel, indigestie of naar adem snakken;
transpireren, misselijkheid, braken of duizeligheid;
extreme zwakte, angst of kortademigheid;
snelle of onregelmatige hartslag.
Bij het beoordelen van de voor- en nadelen moet de arts er rekening mee houden dat een
afdoende behandeling van een aandoening het daarmee gepaard gaande tromboserisico kan
verlagen.
2. Tumoren.
In sommige epidemiologische studies is een verhoogd risico voor cervixcarcinoom
gerapporteerd bij vrouwen die langdurig een combinatie-OAC gebruiken, maar er is verschil
van mening over de mate waarin deze bevinding is toe te schrijven aan verstorende effecten
zoals seksueel gedrag en andere factoren zoals humaan papillomavirus (HPV).
Een meta-analyse van 54 epidemiologische studies heeft laten zien dat bij vrouwen die een
combinatie-OAC gebruiken, een licht verhoogd relatief risico bestaat dat borstkanker wordt
gediagnostiseerd (RR = 1,24). Dit verhoogde risico verdwijnt geleidelijk in de loop van de 10
jaar na het stoppen met het combinatie-OAC. Omdat borstkanker zelden voorkomt bij vrouwen
beneden de 40 jaar, is het extra aantal borstkankerdiagnoses bij vrouwen die een combinatieOAC gebruiken of in een recent verleden gebruikt hebben klein ten opzichte van het
levenslange risico voor borstkanker. Deze studies verschaffen geen bewijs voor een causaal
verband. Het waargenomen verhoogde risicopatroon zou het gevolg kunnen zijn van een
vroegere diagnose van borstkanker bij combinatie-OAC-gebruiksters, van de biologische
effecten van combinatie-OAC’s, of van een combinatie van beide. Er is een tendens dat
borstkanker, gediagnostiseerd bij vrouwen die ooit een combinatie-OAC hebben gebruikt, zich
klinisch in een minder vergevorderd stadium bevindt dan kanker gediagnostiseerd bij vrouwen
die nooit een combinatie-OAC hebben gebruikt.
In zeldzame gevallen zijn bij gebruiksters van combinatie-OAC's goedaardige levertumoren
gerapporteerd, en in nog zeldzamer gevallen kwaadaardige levertumoren. Incidenteel hebben
deze tumoren tot levensbedreigende abdominale bloedingen geleid. Een levertumor moet in de
differentiaaldiagnose worden meegenomen als bij vrouwen die combinatie-OAC's gebruiken
sprake is van hevige pijn boven in de buik, leververgroting of verschijnselen die wijzen op een
intra-abdominale bloeding.
3. Andere aandoeningen.
9
25-03-2014








Bij vrouwen met hypertriglyceridemie, of een positieve familie-anamnese hiervan, kan
een verhoogd risico op pancreatitis bestaan als zij een combinatie-OAC gebruiken.
Hoewel bij veel vrouwen die combinatie-OAC's gebruiken geringe verhogingen van de
bloeddruk zijn gerapporteerd, zijn klinisch relevante bloeddrukstijgingen zeldzaam. Een
relatie tussen combinatie-OAC-gebruik en klinische hypertensie is niet aangetoond.
Wanneer echter tijdens combinatie-OAC-gebruik aanhoudende klinisch significante
hypertensie tot ontwikkeling komt, dan is het verstandig dat de arts gebruik van het
combinatie-OAC stopt en de hypertensie behandelt. Voor zover van toepassing kan
combinatie-OAC-gebruik hervat worden wanneer met antihypertensieve behandeling
normale bloeddrukwaarden kunnen worden bereikt.
Van de volgende aandoeningen is gerapporteerd dat ze kunnen optreden of kunnen
verslechteren tijdens zowel zwangerschap als tijdens gebruik van combinatie-OAC’s,
maar er is geen eenduidig bewijs dat er verband bestaat met het gebruik van combinatieOAC's: aan cholestase gerelateerde geelzucht en/of pruritus; galblaasaandoeningen,
inclusief cholecystitis en cholelithiase; porfyrie; gegeneraliseerde lupus erythematodes;
het hemolytisch uremisch syndroom; chorea van Sydenham; herpes gestationis; aan
otosclerose gerelateerd gehoorverlies.
Acute of chronische leverfunctiestoornissen kunnen een onderbreking van het
combinatie-OAC-gebruik noodzakelijk maken totdat de leverfunctiewaarden
genormaliseerd zijn. Als de leverfunctietests na een leverontsteking weer normale
uitslagen hebben, dient men nog minstens drie maanden te wachten voordat weer een
combinatie-OAC kan worden toegediend. Als cholestatische geelzucht en/of aan
cholestase gerelateerde pruritus optreedt nadat dit eerder is opgetreden tijdens een
zwangerschap of tijdens vroeger gebruik van geslachtshormonen, dient het OAC-gebruik
te worden gestaakt.
Hoewel combinatie-OAC's een effect kunnen hebben op de perifere insulineresistentie en
glucosetolerantie, is er geen bewijs dat dit een verandering van het therapeutische regime
noodzakelijk maakt bij diabetespatiënten die een combinatie-OAC gebruiken. Echter,
vrouwen met diabetes moeten met name in het begin van het OAC-gebruik onder
zorgvuldige controle blijven.
De ziekte van Crohn en colitis ulcerosa zijn in verband gebracht met combinatie-OACgebruik.
Chloasma kan een enkele maal optreden, met name bij vrouwen met chloasma
gravidarum in de anamnese. Vrouwen met een predispositie voor chloasma dienen
blootstelling aan zonlicht of UV-straling te vermijden zolang ze een combinatie-OAC
gebruiken.
Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-intolerantie, Lapplactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie, dienen dit geneesmiddel niet te
gebruiken.
Bij het voorschrijven van dit combinatie-OAC moet met bovenstaande informatie rekening
worden gehouden. Deze informatie moet in overweging worden genomen bij het bepalen van de
methode(n) van anticonceptie.
4.4.2 Medisch onderzoek en controle
Voordat met Cilest wordt begonnen en ook wanneer het gebruik na een onderbreking wordt
hervat, moet een volledige anamnese (inclusief familiegeschiedenis) worden afgenomen en
moet zwangerschap worden uitgesloten. De bloeddruk moet worden gemeten en er moet een
lichamelijk onderzoek worden uitgevoerd, op geleide van contra-indicaties (zie rubriek 4.3) en
waarschuwingen (zie rubriek 4.4). Het is belangrijk om de vrouw attent te maken op de
informatie over veneuze en arteriële trombose, met inbegrip van het risico van Cilest ten
10
25-03-2014
opzichte van andere gecombineerde hormonale anticonceptiva, de symptomen van VTE en
ATE, de bekende risicofactoren en wat zij moet doen in het geval van een vermoede trombose.
De vrouw moet ook worden geïnstrueerd om de bijsluiter goed te lezen en zich te houden aan
het gegeven advies. De frequentie en aard van de onderzoeken dienen gebaseerd te zijn op
gangbare praktijkrichtlijnen en op individuele basis te worden aangepast.
Vrouwen dienen erop te worden gewezen dat hormonale anticonceptiva niet beschermen tegen
hiv-infecties (aids) en andere seksueel overdraagbare aandoeningen.
Verminderde betrouwbaarheid
De betrouwbaarheid van combinatie-OAC's kan verminderd zijn bij het vergeten van tabletten
(zie rubriek 4.2), overgeven (zie rubriek 4.2) of het gelijktijdig gebruik van andere
geneesmiddelen (zie rubriek 4.5).
Fytotherapeutica die sint-janskruid (Hypericum perforatum) bevatten, moeten niet gebruikt
worden tijdens het gebruik van Cilest, omdat dit kan leiden tot verlaagde plasmaconcentraties
en een verminderde werkzaamheid van Cilest (zie rubriek 4.5).
4.4.4 Verminderde cycluscontrole
Bij alle combinatie-OAC's kan onregelmatig bloedverlies (spotting of doorbraakbloeding)
optreden, vooral tijdens de eerste maanden van het gebruik. Daarom is een beoordeling van
onregelmatig bloedverlies pas zinvol na een aanpassingsperiode van ongeveer drie cycli.
Als het onregelmatige bloedverlies langer aanhoudt of optreedt nadat eerdere cycli regelmatig
waren, moet rekening gehouden worden met een niet-hormonale oorzaak en zijn afdoende
diagnostische maatregelen geïndiceerd om een gynecologische afwijking of een zwangerschap
uit te sluiten. Dit kan curettage betekenen.
Bij sommige vrouwen kan het voorkomen dat er geen onttrekkingsbloeding optreedt tijdens de
tabletvrije periode. Als het combinatie-OAC volgens de aanwijzingen in rubriek 4.2 is
ingenomen is het onwaarschijnlijk dat de vrouw zwanger is. Als het combinatie-OAC echter
niet volgens deze aanwijzingen is ingenomen in de periode voorafgaand aan de eerste
uitgebleven onttrekkingsbloeding of als er twee keer geen onttrekkingsbloeding optreedt, moet
zwangerschap worden uitgesloten voordat het gebruik van het combinatie-OAC wordt
voortgezet.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Artsen wordt geadviseerd om de productinformatie van gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen te
raadplegen voor aanbevelingen en eventuele dosisaanpassingen bij gecombineerde
behandelingen.

Invloed van andere geneesmiddelen op Cilest
Interacties met geneesmiddelen die leiden tot een verhoogde klaring van geslachtshormonen
kunnen doorbraakbloedingen en zwangerschap tot gevolg hebben. Dit is aangetoond voor
fenobarbital, modafinil, primidon, rifampicine, rifabutine, bosentan, (fos)aprepitant, sommige
anti-epileptica (bijv. carbamazepine, eslicarbazepine acetaat, felbamaat, oxcarbazepine,
fenytoïne, fenytoïnenatrium, rufinamide, topiramaat) en sommige hiv-medicatie (bijv. ritonavir,
nelfinavir, nevirapine, efavirenz); en wordt vermoed voor griseofulvine en producten die het
kruidenmiddel sint-janskruid (Hypericum perforatum) bevatten. Het mechanisme van deze
interacties blijkt gebaseerd te zijn op de leverenzyminducerende eigenschappen van deze
11
25-03-2014
werkzame stoffen. In het algemeen duurt het 2-3 weken voordat de enzyminductie maximaal is,
maar vervolgens kan deze na het stoppen van de therapie nog wel 4 weken aanhouden.
Er zijn ook zwangerschappen gerapporteerd bij gebruik van antibiotica, zoals ampicillines en
tetracyclines. Het mechanisme van dit effect is niet opgehelderd.
Indien het galzuurbindend hars colesevelam gelijktijdig werd toegediend met een
combinatie-OAC, daalde de AUC van ethinylestradiol met 29%. Wanneer het anticonceptivum
4 uur voor colesevelam werd gegeven, werd geen interactie waargenomen.
Etoricoxib verhoogde de plasmaconcentraties van ethinylestradiol met ongeveer 50% wanneer
dit gelijktijdig werd ingenomen met een driefasisch OAC, mogelijk door remming van de
sulfotransferase activiteit en daardoor het ethinylestradiolmetabolisme. De klinische relevantie
van deze interactie is niet bekend.
Behandeling met actieve kool zal de absorptie van steroïde hormonen beïnvloeden.
Geneesmiddelen die de gastro-intestinale motiliteit verhogen (bijv. metoclopramide) kunnen de
hormoonabsorptie verminderen.
Beleid bij interactie
Vrouwen die een kortdurende behandeling met één van de bovengenoemde geneesmiddelen of
klassen van geneesmiddelen ondergaan, moeten naast het combinatie-OAC tijdelijk een
barrièremiddel gebruiken, en wel tijdens de behandelingsperiode en nog 7 dagen daarna.
Vrouwen die rifampicine gebruiken, dienen naast het combinatie-OAC een barrièremiddel te
gebruiken tijdens de periode dat rifampicine wordt toegediend en gedurende 28 dagen na de
beëindiging ervan. Als de gelijktijdige behandeling voorbij het einde van de tabletten in de
combinatie-OAC-strip voortduurt dan moet met de volgende strip gestart worden, zonder de
gebruikelijke tabletvrije periode.
Voor vrouwen die een langdurige behandeling met leverenzyminducerende werkzame stoffen
ondergaan, wordt een andere betrouwbare, niet-hormonale anticonceptiemethode aangeraden.

Invloed van Cilest op andere geneesmiddelen
OAC’s kunnen het metabolisme van bepaalde andere werkzame stoffen beïnvloeden. Daardoor
kunnen plasma- en weefselconcentraties zowel stijgen (bijv. bij ciclosporine).
Van combinatie-OAC’s is aangetoond dat deze een significante daling in de plasmaconcentratie
van lamotrigine veroorzaken wanneer deze gelijktijdig worden toegediend, waarschijnlijk als
gevolg van inductie van lamotrigine-glucuronidatie. Dit kan mogelijk leiden tot een
verminderde aanvalscontrole. Aanpassing van de dosering van lamotrigine kan daarom
noodzakelijk zijn.
De interacties die hierboven zijn beschreven, betreffen in de eerste plaats de
oestrogeencomponent van Cilest, ethinylestradiol. De progestagene component, norgestimaat,
wordt snel gehydrolyseerd tot norelgestromin en vervolgens omgezet in norgestrel. Het is niet
bekend welke specifieke enzymen deze reacties katalyseren. Daarom kunnen er geen uitspraken
gedaan worden over interacties die deze omzettingen beïnvloeden.
Laboratoriumbepalingen
Het gebruik van anticonceptieve steroïden kan van invloed zijn op de uitslag van bepaalde
laboratoriumbepalingen, o.a. biochemische lever-, schildklier-, bijnier- en
nierfunctieparameters, plasmaspiegels van serumeiwitten zoals corticosteroïdbindend globuline
12
25-03-2014
en lipiden/lipoproteïnefracties, parameters van koolhydraatmetabolisme en parameters van
bloedstolling en fibrinolyse. In het algemeen blijven de veranderingen binnen het
normaalbereik.
De serumspiegel van folaat kan door behandeling met orale anticonceptiva worden verlaagd.
Dit kan klinisch relevant zijn als een vrouw zwanger raakt kort nadat ze is gestopt met orale
anticonceptie.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Cilest mag niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap.
Als zwangerschap optreedt tijdens het gebruik van Cilest, dient verdere inname onmiddellijk
gestaakt te worden. Epidemiologische studies laten geen toegenomen risico voor aangeboren
afwijkingen zien bij kinderen van wie de moeder een oraal anticonceptivum gebruikte in de
periode voorafgaande aan de zwangerschap. De meeste recente epidemiologische studies wijzen
evenmin op een teratogeen effect wanneer een oraal anticonceptivum onbedoeld tijdens de
vroege zwangerschap was gebruikt.
Er moet rekening gehouden worden met het verhoogde risico op VTE in de periode na de
bevalling wanneer het gebruik van Cilest hervat wordt (zie rubrieken 4.2 en 4.4).
Borstvoeding
Anticonceptieve steroïden en/of hun metabolieten kunnen worden uitgescheiden met de
moedermelk. Bovendien kunnen combinatie-OAC’s gebruikt na de bevalling de lactatie
belemmeren omdat zij de hoeveelheid moedermelk kunnen verminderen en de samenstelling
ervan wijzigen. De moeder die borstvoeding geeft moet, indien mogelijk, aangeraden worden
geen Cilest of andere combinatie-OAC’s te gebruiken, maar andere vormen van anticonceptie te
gebruiken tot zij volledig met borstvoeding is gestopt.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er zijn geen effecten waargenomen op het vermogen om machines te bedienen en op de
rijvaardigheid.
4.8
Bijwerkingen
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Er is een verhoogd risico waargenomen op arteriële en veneuze trombotische en tromboembolische voorvallen, waaronder myocardinfarct, beroerte, transiënte ischemische aanvallen,
veneuze trombose en longembolie bij vrouwen die gecombineerde hormonale anticonceptiva
gebruikten. Hier wordt in rubriek 4.4 dieper op ingegaan.
De veiligheid van Cilest werd geëvalueerd bij 1.891 gezonde vrouwen op vruchtbare leeftijd die
deelnamen aan 5 klinische studies (2 gerandomiseerde studies met actieve controle en 3
ongecontroleerde open label studies). Ze kregen minstens 1 dosis Cilest voor anticonceptie. In 3
studies werden de deelnemers gedurende maximum 24 cycli gevolgd en in de andere 2 studies
tot maximum 12 cycli. In deze studies werd gevraagd naar het optreden van de volgende
bijwerkingen of werden deze bepaald uit het bloedingspatroon of de cycluskenmerken. De
incidentie kon alleen bepaald worden door de behandelingscyclus (per cyclus) en niet algemeen:
misselijkheid, gastro-intestinale stoornissen (gemeld als misselijkheid of braken), braken,
dysmenorroe, metrorragie, abnormale onttrekkingsbloeding, amenorroe en diarree (diarree werd
13
25-03-2014
opgenomen als bijwerkingen na het in de handel brengen). Een aanvullend ongecontroleerde
studie (N=8.331) meldde bijwerkingen alleen per cyclus en werd alleen opgenomen in de
incidentieberekening voor de bijwerkingen per cyclus. Voor deze bijwerkingen per cyclus
werden de samengevoegde incidenties voor cycli 1, 3, 6, 12 en 24 berekend en de cyclus met
hoogste incidentie (cyclus 1 voor allemaal behalve braken en diarree) werd weergegeven en
gebruikt om de bijwerking in te delen in een frequentiecategorie.
Op basis van de samengevoegde veiligheidsgegevens uit deze klinische onderzoeken, waren de
vaakst gemelde (dit is incidentie ≥5%) bijwerkingen (met % incidentie) hoofdpijn (27,9%),
vaginale infectie (7,5%), genitale vloed (6,0%) en pijn in de borst (5,7%). Per cyclus bekeken
kwamen alle bijwerkingen, behalve amenorroe, zeer vaak (≥10%) voor in cyclus 1
(dysmenorroe (40,4%); misselijkheid (29,1%); metrorragie (26,3%); gastro-intestinale
stoornissen (gemeld als misselijkheid of braken) (24,6%); abnormale onttrekkingsbloeding
(16,9%); en braken (7,0%)). Behalve voor braken en dysmenorroe was de incidentie van deze
bijwerkingen het hoogste in cyclus 1 en dit nam af met de tijd in verdere behandelingscycli (op
basis van de incidentiegegevens uit cycli 1, 3, 6, 12 en 24). Het braken kwam vaker voor in
sommige latere cycli, terwijl dysmenorroe vrij stabiel bleef, met een lichte daling in de tijd. De
vaakst gemelde (incidentie ≥5% ) bijwerkingen die genoteerd werden tijdens de postmarketing
ervaring met norgestimaat en ethinylestradioltabletten (incidentie uit samengevoegde gegevens
uit klinische studies) waren diarree (11,8%) en rugpijn (5,4%). De incidentie in het klinisch
onderzoek voor diarree werd gemeld per cyclus, daarom was de toewijzing van de
frequentiecategorie gebaseerd op de hoogste cyclusincidentie (cyclus 12). Met inbegrip van de
hierboven vermelde bijwerkingen geeft onderstaande tabel alle bijwerkingen weer die gemeld
werden bij gebruik van Cilest in klinisch onderzoek of na het in de handel brengen met
norgestimaat en ethinylestradioltabletten.
De weergegeven frequentiecategorieën gebruiken de volgende conventie: Zeer vaak (≥1/10);
vaak (≥1/100 tot <1/10); soms (≥1/1.000 tot <1/100); zelden (≥ 1/10.000 tot <1/1.000); zeer
zelden (<1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Systeem/
orgaanklasse
Infecties en
parasitaire
aandoeningen
Neoplasmata,
benigne,
maligne en
nietgespecificeerd
(inclusief
cysten en
poliepen)
Immuunsysteemaandoeningen
Voedings- en
stofwisselings
stoornissen
Zeer vaak
Bijwerkingen/ Frequentiecategorie
Vaak
Soms
Zelden
Niet
bekend
Urineweginfectie,
vaginale
infectie,
vaginale
candidiase
Cervicale
dysplasie1
Borstcyste,
baarmoederhals
kanker,
borstkanker1
Leveradenoom,
benigne borst
neoplasmata,
focale nodulaire
hyperplasie,
fibroadenoom in
de borst
Overgevoeligheid
Vochtretentie,
verandering in
lichaamsgewicht
Verandering in
eetlust
14
Dyslipidemie
25-03-2014
Systeem/
orgaanklasse
Zeer vaak
Psychische
stoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Hoofdpijn
Bijwerkingen/ Frequentiecategorie
Vaak
Soms
Zelden
(verhoging of
verlaging)
Depressie,
zenuwachtigheid,
stemmingswisselingen,
slapeloosheid
Migraine,
duizeligheid
Lever- en
galaandoenin
gen
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Syncope,
paresthesie
Cerebrovasculaire
accidenten
(CVA),
convulsies
Retinale
vasculaire
trombose,
intolerantie voor
contactlenzen
Vertigo
Evenwichtsorgaan- en
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Ademhalingss
telsel-,
borstkas- en
mediastinumaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Angst,
veranderingen in
libido,
prikkelbaarheid
Zichtstoornissen
, droge ogen
Oogaandoeningen
Niet
bekend
Palpitaties
Oedeem
Trombose,
hypertensie,
bloeddruk
verhoogd,
opvliegers
Tachycardie,
myocardinfarct
Diepe veneuze
trombose,
embolieën,
veneuze tromboembolie,
arteriële tromboembolie
Dyspneu
Gastrointestinale
stoornissen,
braken, diarree,
misselijkheid
Gastrointestinale pijn,
abdominale
krampen,
opgeblazen
gevoel,
obstipatie,
winderigheid
Colitis
Longembolie
Pancreatitis
Hepatitis
Acne, rash
Alopecia,
hirsutisme,
urticaria,
15
Hyperhydrose,
gevoeligheid
voor licht,
Angio-oedeem,
nachtelijk
transpireren
25-03-2014
Systeem/
orgaanklasse
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Voortplantingsstelselen
borstaandoeningen
Algemene
aandoeningen
en
toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak
Dysmenorroe,
metrorragie,
abnormale
onttrekkingsbloe
ding
Bijwerkingen/ Frequentiecategorie
Vaak
Soms
Zelden
Spierspasmen,
pijn in de
extremiteiten,
rugpijn
Amenorroe,
verhoogde
genitale
afscheiding,
pijnlijke
borsten,
gevoelige
borsten,
intermenstruele
bloeding,
spotting
menstrueel
Pijn in de
borstkas,
asthenische
aandoeningen
pruritus,
erytheem,
huidverkleuring,
chloasma
Myalgie
erythema
nodosum,
erythema
multiforme
Borstsecretie,
borstvergroting,
ovariumcyste,
vulvovaginale
droogte,
galactorroe
Verhoogde
vaginale
afscheiding
Niet
bekend
Hieronder worden bijwerkingen vermeld die in verband gebracht zijn met het gebruik van
hormonale anticonceptiva:
Neoplasmata, benigne, maligne en niet-gespecificeerd (inclusief cysten en poliepen): benigne
levertumoren, maligne levertumoren.
Voedings- en stofwisselingsstoornissen: verminderde glucose-tolerantie.
Zenuwstelselaandoeningen: chorea, hevige hoofdpijn, cerebrovasculair accident (CVA).
Oogaandoeningen: wijziging in kromming van het hoornvlies (steiler worden), intolerantie
voor contactlenzen, xeroftalmie.
Hartaandoeningen: myocardinfarct.
Vaataandoeningen: hypertensie.
Lever- en galaandoeningen: intrahepatische cholestase, cholelithiasis, cholecystitis,
cholestatische geelzucht, syndroom van Budd-Chiari.
Huid- en onderhuidaandoeningen: seborrhoea, hypertrichose, pemfigoïd (herpes gestationis),
mogelijk langdurig chloasma, hemorragische eruptie, urticaria.
16
25-03-2014
Voortplantingsstelselaandoeningen en borstaandoeningen: uitblijven van de
onttrekkingsbloeding, veranderde mate van bloeding bij de menstruatie, vergroting van
uterusfibromyoom, toename van cervixerosie en -secretie, tijdelijke onvruchtbaarheid na
stoppen van de behandeling, premenstrueel syndroom verminderde lactatie indien [OAC]
onmiddellijk na de geboorte toegediend.
4.9
Overdosering
Er zijn geen meldingen van ernstige schadelijke gevolgen van inname van een overdosis
anticonceptiva. Overdosering zou mogelijk misselijkheid, braken, en bij jonge meisjes, lichte
vaginale bloeding kunnen veroorzaken. Er bestaat geen antidotum en verdere behandeling is
alleen symptomatisch.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Hormonale anticonceptiva voor systemisch gebruik.
ATC-classificatie G03AA11.
De anticonceptieve werking van Cilest is gebaseerd op de interactie van een aantal factoren,
waarbij remming van de ovulatie en veranderingen in het endometrium als de meest belangrijke
worden beschouwd.
Bij gebruik van de hoger gedoseerde combinatie-OAC’s (50 μg ethinylestradiol) is het risico op
endometrium- en ovariumkanker verminderd. Of dit ook geldt voor de lager gedoseerde
combinatie-OAC’s moet nog worden bevestigd.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Norgestimaat.
Absorptie
Norgestimaat wordt na orale toediening snel geabsorbeerd. De maximale concentraties worden
bereikt na ca 1-2 uur. De absolute biologische beschikbaarheid bij de mens is niet bekend. De
biologische beschikbaarheid van norgestimaat uit Cilest is nagenoeg gelijk aan die van een
oplossing.
Verdeling
Het schijnbaar verdelingsvolume (Vd/F) van norgestimaat is ca 200 l. De twee belangrijkste
metabolieten, 17-deacetylnorgestimaat en norgestrel zijn sterk gebonden aan serumeiwitten. 17deacetylnorgestimaat is voornamelijk aan albumine gebonden en norgestrel aan
sekshormoonbindend globuline (SHBG).
Metabolisme
Norgestimaat wordt snel en volledig gemetaboliseerd. De belangrijkste metabolieten zijn 17deacetylnorgestimaat en norgestrel. De halfwaardetijd van norgestimaat is ca 14 uur, van 17deacetylnorgestimaat 25 uur en van norgestrel ca 45 uur na orale toediening van norgestimaat.
De kinetiek van norgestimaat is na herhaalde toediening lineair.
Eliminatie
17
25-03-2014
Eliminatie van de metabolieten van norgestimaat vindt voornamelijk plaats via de nieren en de
feces, respectievelijk 47% en 37% van de radioactiviteit van orale toediening van 14Cnorgestimaat.
Ethinylestradiol.
Absorptie
Ethinylestradiol wordt na orale toediening snel en volledig geabsorbeerd. Maximale
plasmaconcentraties van ongeveer 80 pg/ml worden binnen 1-2 uur bereikt. Als gevolg van
conjugatie en metabolisme tijdens de eerste leverpassage (‘first-pass effect’) is de absolute
biologische beschikbaarheid ongeveer 60%.
Distributie
Ethinylestradiol wordt sterk maar niet specifiek gebonden aan serumalbumine (ongeveer 98,5%)
en veroorzaakt een toename van de serumconcentraties van SHBG. Het verdelingsvolume is op
ongeveer 5 l/kg bepaald.
Metabolisme
Ethinylestradiol ondergaat presystemische conjugatie, zowel in het dunnedarmslijmvlies als in
de lever. Ethinylestradiol wordt voornamelijk gemetaboliseerd door aromatische hydroxylatie
maar er wordt een grote verscheidenheid aan gehydroxyleerde en gemethyleerde metabolieten
gevormd en deze komen voor als vrije metabolieten of als glucuronide- of sulfaatconjugaten. De
klaring van ethinylestradiol uit serum is ongeveer 5 ml/min/kg.
Eliminatie
De serumconcentratie van ethinylestradiol neemt in 2 fasen af; de terminale eliminatiefase wordt
gekarakteriseerd door een halfwaardetijd van ongeveer 24 uur. Er wordt geen onveranderd
ethinylestradiol uitgescheiden. De metabolieten van ethinylestradiol worden uitgescheiden met
een urinaire / biliaire verdelingsratio van ongeveer 4:6. De halfwaardetijd voor de uitscheiding
van metabolieten is ongeveer 1 dag.
Steady-state
De evenwichtsconcentratie wordt na 3-4 dagen bereikt; de serumspiegels van ethinylestradiol
zijn dan 30-40 % hoger in vergelijking met een enkelvoudige dosis.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Geen bijzonderheden. Preklinische gegevens laten geen bijzonder risico voor de mens zien
wanneer combinatie-OAC’s volgens de instructies worden gebruikt. Deze conclusie is gebaseerd
op conventionele toxiciteitstudies met herhaalde dosering, genotoxiciteitstudies,
carcinogeniteitstudies en reproductietoxiciteitstudies. Echter men dient te bedenken dat
geslachtshormonen de groei van bepaalde hormoon-afhankelijke weefsels en tumoren kunnen
bevorderen.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Gepregelatiniseerd maïszetmeel, magnesiumstearaat, indigotine (E 132) en lactose.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
18
25-03-2014
6.3
Houdbaarheid
3 jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 25 °C.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Elke polyvinylchloride/aluminiumstrip bevat 21 tabletten. Er zijn verpakkingen met 3 of 6 strips
beschikbaar.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Alle ongebruikte producten en afvalstoffen dienen te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag B.V.
Dr. Paul Janssenweg 150
5026 RH Tilburg
8.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
RVG 12846
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE
VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING
21 mei 1990
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Laatste gedeeltelijke wijziging betreft de rubrieken 4.1, 4.3, 4.4, 4.6 en 4.8: 16 april 2014
19
25-03-2014