24054___.PDF - Radboud Repository

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University
Nijmegen
The following full text is a publisher's version.
For additional information about this publication click this link.
http://hdl.handle.net/2066/24054
Please be advised that this information was generated on 2015-01-24 and may be subject to
change.
\\
I.
It
It H I. ;V l\
IJ
>
l IJIJU.U11I1' 1
V O t l R r Y S I O T H E R A P I V.
p a g i n a
74
t / rn
SO
m ci 1 y 6
3
Hypermobiliteit van gewrichten:
een onderzoek naar de
betrouwbaarheid van het
meetinstrument volgens Beighton
F.J.
Vulker, J.W .H.
Elvers
en
R.A.B.
Oostendorp
D o e l. H et b e p a le n van de b e t r o u w b a a r h e i d van b et g e m o d i f i c e e r d e en
gestandaardiseerde meetinstrument volgens
Beighton waarmee hypermobiliteit
van gewrichten wordt vastgesteld.
Opzet. Intra- en interwaarnemersbetrouwbaarbeidsonderzoek.
Plaats. Gezondheidscentrum Risdam te Hoorn.
Methode. Twee huisartsen en twee fysiotherapeuten hebben metingen gedaan op
twee meetmomenten, tl en t2, bij zestien gezonde kinderen in de leeftijdsca­
tegorie van 6 tot 17 jaar. De intra- en interwaarnemersbetrouwbaarheid wordt
per test uitgedrukt in Kappa (K) en in het percentage overeenstemming (%).
Resultaten. Bij de intrawaarnemersbetrouwbaarheid ligt de modale klasse tussen
0.81 en 1.00. De mediane K a p p a is 0.65. Bij de in te r w a a r n e m e r s b e tr o u w ­
baarheid ligt op meetmoment tl de modale klasse tussen 0.41 en 0.60 en is de
mediane Kappa 0.45. Op meetmoment t2 ligt de modale klasse tussen 0.61 en
0.80 en is de mediane Kappa 0.56. Op meetmoment tl. is de gemiddelde tijd 5
minuten (s.d.= 1.5) en de mediane tijd 4 minuten (range= 8). Op meetmoment
t2 is de gemiddelde tijd 3.4 minuten (s.d.= 1.0) en de mediane tijd 3 minuten
F.J. Vulker
fysiotherapeut en manueel therapeut,
Gezondheidscentrum Risdam tc
Hoorn
Drs J.W.H. Elvers RI
geneesk tutdig wetenschapper
(range- 6).
Conclusies. Het meetinstrument is ten aanzien van de intrawaarnemersbetrouiv-
,
baarheid als “voldoende” tot “g o e d ” en ten aanzien van de interwaarnemersbe­
statisticus en register-informaticus,
trouwbaarheid als “ m id d e lm a tig " te kwalificeren. Het m eetinstrum ent kan
Nederlands Paramedisch instituut tc
,
Amersfoort Facit heit der Medische
worden ingepast in de beschikbare spreekuurtijd.
Wetenschappen, vakgroep Huisarts-,
Sociale en Verpleeghuisgeneeskunde,
Katholieke Universheil Nijmegen
prof. dr R.A.B. Oostendorp
fysiotherapeut en manueel therapeut
,
Nederlands Paramedisch Instituut te
Amersfoort, Faculteit Geneeskunde
en Farmacie, vakgroep Biomedische
Wetenschappen, Manuele Therapie
,
Vrije Universiteit Brussel, Praktijk
voor Fysiotherapie en Manuele
Therapie te hleestvijk-Dinther
Correspondentieadres:
Nederlands Paramedisch
Instituut, Postbus 1161, 3800
BD Amersfoort, 033-4622980
In dit onderzoek staat de gewrichtsm obiliteit centraal. Aan
w richten: op zichzelf staan d (5) o f als o n derd eel van m ee r­
elk gewricht kunnen bewegingsuitslagen w o rd e n gemeten.
dere
Daarbij kan een onderverdeling w o rden g em a ak t in hypo-
(HM S) w o r d t gedefinieerd n aar het o p tre d e n van klachten
mobiliteit, norm om obilitcit en hypermobiliteit. De nor-
over het bewegingssysteem op basis van hyperm obiliteit
m aalw aarden voor gewrichtsm obiliteit die in de literatuur
zonder a a n to o n b a re (systemische) reu m atolog isch e o f her-
(1,2,3,4) w orden aangegeven, kennen een mate van sprei-
editaire collageenaandoening (7,8,9,10).
ding (bijvoorbeeld extensie van de knie aan range van 0 to t
Een aantal auteu rs (7 ,1 1 ,1 2 ,1 3 ,1 4 ,1 5 ) geeft een relatie aan
10°). H et a fk a p p u n t voor de overgang van norm om obili-
tussen hyperm obiliteit en gew richtsklachten. A ndere au-
teit n aar hypermobiliteit w o rd t verschillend geplaatst. Hy~
teurs leggen v erb an d en tussen hyp erm ob iliteit van ge-
permobiliteit kan aanwezig zijn in één of meerdere ge-
w richten m et congenitale heupluxaties (16), to e n a m e van
74
sy n d ro m en
(6 ).
H et
hyperm obU itcitssyndroovn
Ni l ) I KI AINI) S I IJ !>
fl K I I 1
Hypermobiliteit van gewrichten: een onderzoek naar de betrouwbaarheid van het meetinstrument volgens Beighton
VOOR
FYSIOTHERAPIE
1)1
c i 199 r>
3
de huidelasticiteit (17), uterus p ro lap s (18) en m itraalklep
danig d a t de h a n d m et de volaire zijde volledig contact
p ro lap s (6 ). O v er de prevalentie van hyperm obiliteit zijn
m a a k t m et het vloeroppervlak.
uiteenlopende cijfers beschikbaar: bij Engelse scboolkinde-
De items 1 to t en m et 4 w o rd en beiderzijds uitgevoerd,
ren in de leeftijd van 6 to t en m et 11 jaar variërend van 7 %
Een item heeft betrekking op het gew richt (en/of de weke
(16) to t 1 2 % (19), in de algemene Engelse bevolking va­
delen) zo n d er consequent onderscheid te maken tussen
riërend van 4 % to t 7 % (9,16).
links en rechts. D it heeft in sommige publicaties (8,19) tot
U itk o m sten van een a n d e r o n d erzo ek (20) staan hiermee in
gevolg d a t de som scorc (= totaalscore) niet verder kan rei-
contrast: in een groep Iraakse studenten tussen 2 0 en 24
ken dan 5 , èn d a t er sprake is van gegeneraliseerde hyper-
jaar 2 5 .4 % van de
m an n e n en 3 8 .5 % van de vrouw en,
m obiliteit bij een som score van >3. In dit onderzoek w o rd t
Prevalentie-cijfers w o rd en in elk geval mede beïnvloed
wèl onderscheid g e m a a k t tussen het linkergew ncht en het
d o o r ras (9 ,2 0 ,2 1 ,2 2 ), sexe (9,23) en leeftijd (22).
rechtergew richt om de op zichzelf staande entiteit ervan
C a rte r e.a. (16) o n tw ik k eld en een m eetin stru m en t om ge-
aan te geven. O m het m eetinstrum ent te k u n n en gebruiken
w rich tsm o b iliteit te m eten. D it m eetin stru m en t is d o o r
v o o r een b etro u w b aarh e id so n d erz o ek is het gestandaardi-
Beighton e.a. (2 1 , 2 2 ) gem odificeerd en w o rd t o n d an k s de
seerd w aarbij bij test 1 en 2 een modificatie is aangebracht
kritieken (24,25 ,2 6) b esch o u w d als go uden sta n d a a rd
ten opzichte van het oorspronkelijke m eetinstrum ent. Per
v o o r klinisch en epidem iologisch o n d erzo e k (9) w aarbij
test zijn de uitgangshouding, fixatie en uitvoering (27) be-
h y p erm o b iliteit in relatie w o r d t g eb rach t m et een syn-
schreven. Vervolgens zijn de criteria aangegeven waarbij
d ro o m o f ziekte. De discrepantie tussen enerzijds de kritie-
norm ale m obiliteit overgaat in hyperm obiliteit (4 ).
ken op het m eetin stru m e n t en anderzijds h et bestempelen
H et gemodificeerde m eetinstrum ent betreft de volgende
van het m e e tin stru m e n t to t g ouden s ta n d a a rd heeft geleid
testen:
to t h et o n d erz o ek n a a r de b e tro u w b a a rh e id vi n de 9 testen
1.
passieve dorsaalflexie in het metacarpo-falangeaalge-
van het m eetin stru m en t. In de geraadpleegde literatuur
w rich t van de Hnkerpink; hyperm obiliteit indien meer
zijn geen gegevens aangetroffen over de b etro u w b aarh e id
dan 90° dorsaalflexie;
van het m eetin stru m en t.
2.
idem als 1 , m a a r nu de rechterpink;
De vraagstelling luidt: in hoeverre is het 9 testen om vat-
3.
passieve oppositie van de duim en palmairflexie van de
tende m e e tin stru m e n t volgens Beighton een b e tro u w b a a r
pols aan de linkerhand; hyperm obiliteit indien de
m e e tin stru m e n t voor h et gebruik in de praktijk. O m een
schacht van de basisfalanx van de duim evenwijdig is
a n tw o o r d o p deze vraagstelling te krijgen, is het volgende
aan de on d erarm ;
nagegaan:
4.
idem als 3, m a a r nu aan de rechterduim ;
- In hoeverre zijn twee huisartsen en twee fysiotherapeu­
5.
actieve extensie van de linkerelleboog, met gesupi-
ten in sta a t ten opzichte van zichzelf b e tro u w b a a r te
neerdc o n d erarm ; hyperm obiliteit indien meer dan 10 °
meten;
hyperextensie;
In hoeverre is een huisarts in staat ten opzichte van een
6.
idem als 5, m a a r nu aan de rechterelleboog;
collega-huisarts b e tr o u w b a a r te meten;
7.
actieve extensie van de linkerknie; hyperm obiliteit in­
dien meer d a n 1 0 ° hyperextensie;
- In hoeverre is een fysiotherapeut in staat ten opzichte
van een collega-fysiotherapeut b e tro u w b a a r te meten;
8.
idem als 7, m a a r nu aa n de rechterknie;
In hoeverre zijn een huisarts en een fysiotherapeut in
9.
actieve rom pflexie met de handen n aar het vloeroppervlalc; hyperm obiliteit indien de handen met de pal-
sta a t ten opzichte van elkaar b e tro u w b a a r te meten.
De tijd v o o r het uitvoeren van de 9 testen van h et m eetin­
m aire zijde volledig contact m aken m et het vloerop­
s tru m e n t is gem eten teneinde te beoordelen o f het meetin-
pervlak.
s tru m e n t b in n en de no rm ale spreekuurtijd van zowel de
H e t passief uitvoeren van de testen m ag niet pijnlijk zijn.
huisarts als de fysiotherapeut kan w ord en gebruikt.
Bij de actief en passief uit te voeren testen w o rd t de tweede
uitvoering van de beweging benut om de w aarn em in g te
doen. Er m ogen geen passieve bewegingen w o rd en uitge­
M ateriaal en methode
voerd die to t doel hebben de mobiliteit van het gew richt te
Het meetinstrument
vergroten.
H e t m e e tin stru m e n t volgens Beighton is een m eetinstru-
gew richt is “ w e l” of “ niet-hyperm obieP1. Elke test waarbij
m e n t om hyp erm ob iliteit van gew richten te bepalen. H e t
hyperm obiliteit w o r d t ’ w aargeno m en , scoort één punt.
m e e tin stru m e n t (21,22) is sam engesteld uit 5 items m et
Aangezien er 9 testen zijn, kan de totaalscore variëren van
b ijb eh o ren d e criteria, te weten:
0 to t 9 punten. Beighton e.a. (21) spreken v an gegenerali-
1.
passieve dorsaalflexie van de gestrekte pink en het me-
seerde hyperm obiliteit bij een somscore van > 4.De som-
tacarp o-falang eaalgcw richt, w aarbij de pink loodrecht
score is de optelsom van een aantal testen w aarbij hyper-
k o m t te staan op h et m etacarpale V;
m obiliteit w o rd t w aarg en o m en . De som score laat niet zien
passieve oppositie van de duim , w aarbij de duim even-
bij welke test hyperm obiliteit w o rd t w aargenom en. W an-
wijdig k o m t aan de ventrale zijde van de o n d erarm ;
neer er sprake is van gegeneraliseerde hypermobiliteit, is
3.
actief m eer d a n 1 0 ° hyperextensie van de knie;
h et niet van belang welke testen bijdragen aan de som ­
4.
actief m eer d a n 1 0 ° hyperextensie van de elleboog;
score. In dit onderzoek is de b etro u w b aarh eid per test na-
5.
van uit stand m et gestrekte knieën vooroverbuigen zo-
gegaan.
2.
De testen zijn geoperationaliseerd op nom inaal niveau. Elk
75
Hypenuobiüteit van geivrichten; een onderzoek naar de betrouwbaarheid van het meetinstrument volgens Beighton
V O O K t' Y S l ü T H !•: R A M U
m o i
19 9 6
3
De onderzoekspopulatie
maand voor het eerste meetmoment (tl) zijn ze geïnfor­
Uit het patiëntenbestand van de twee huisartsen van een
over de wijze waarop het meetinstrument ín praktisch op-
gezondheidscentrum zijn 16 kinderen geselecteerd. Het in-
zicht moet worden gehanteerd. Daarna hebben de waarne-
sluitcriterium is de leeftijd van 6 tot en met 17 jaar. Bijna
mers het meetinstrument in de praktijk kunnen gebruiken,
alle kinderen waren bij de eerste auteur bekend vanwege
Onduidelijkheden met betrekking tot het hanteren van het
behandeling met fysiotherapie voor klachten aan het be-
meetinstrument zijn in de loop van die maand weggeno-
wegingssysteem. Geen van de kinderen was onder behan-
men.
meerd over het doel van het onderzoek en geïnstrueerd
deling in de periode waarin het onderzoek werd verricht.
In het onderzoeksprotocol is uitgegaan van een constant
gestratificeerde steekproef waarbij is gelet op een zo gelijk-
D cttcifcg istvu tic
*matig mogelijke verdeling van leeftijd en sexe.
De dataregistratic is verzorgd door vier notulisten, twee
Voor deze leeftijdscategorieën is gekozen omdat deze sa-
huisartsassistentes en twee verpleegkundigen. Zij zijn
menvallen met de lagere en middelbare schoolleeftijd.
vooraf geïnformeerd over het onderzoek en geïnstrueerd
Aangezien de prevalentie van hypermobiliteit bij kinderen
hoe de verkregen data te noteren op het daartoe ontwik-
in de literatuur varieert tussen 7 en 12% (16,19), heeft dat
kelde registratieformulier. Tevens is door de notulist ge­
in geval van een a-selecte steekproef (n=16) invloed op de
meten hoeveel tijd nodig was voor het uitvoeren van de 9
hoogte van de betrouwbaarheidsscores, uitgedrukt in
testen van het meetinstrument. De tijd, naar boven afge-
Kappa-waarden (28), Naar verwachting zijn de scores dan
rond tot op hele minuten, is op het registratieformulier ge-
hoog. Om die reden Ís gekozen voor de samenstelling van
noteerd.
een onderzoekspopulatie waarbij in ruime mate proefper-
Per waarnemer was een notulist beschikbaar. De notulis­
sonen zijn opgenomen met een hypermobiliteit die vooraf
ten zijn volgens een schema roulerend gekoppeld aan de
in één of meer gewrichten is geconstateerd.
waarnemers. Het roulatieschema van het meetmoment tl
Als uitsluitcriteria zijn verschijnselen en/of symptomen ge-
was ongelijk aan het schema van het meetmoment t2.
hanteerd die een aanwijzing kunnen zijn voor enigerlei
Reden tot het wisselen van de samenstelling van de kop­
vorm van gewrichtspathologie en sensibiiiteitsstoornissen
pels “waarneiner-notulist” betrof het voorkomen van het
in en rondom de te onderzoeken regio.
uitwisselen van informatie betreffende het onderzoek. De
Bij het kennismakingscontact zijn de ouder(s) en het kind
data van de meetmomenten tl en t2 zijn tot na het onder­
volledig geïnformeerd over het onderzoek, de meetmo-
zoek aan betrokkenen onbekend gebleven,
menten tl en t2 en is de informed consent ondertekend. Bij
de kennismaking is gecontroleerd op de inclusie- en exclusiecriteria en zijn de 9 testen aan het kind gedemonstreerd.
onderzoeksprocedure
In totaal zijn 20 kinderen benaderd. Twee kinderen zagen
Het onderzoek is verricht op twee avonden. Hierbij is re-
bij voorbaat af van deelname, twee kinderen werden uitge-
kening gehouden met de leeftijd van de proefpersonen, dat
sloten van deelname als gevolg van pathologie in een te on-
wil zeggen de jongste het eerst en de oudste het laatst, Tus-
derzoeken gewricht. Uiteindelijk zijn 16 kinderen toegelaten tot het onderzoek (zie tabel 1 .).
sen de meetmomenten is een tijdsinterval gepland van twee
weken om de opeenvolgende observaties onafhankelijk
van elkaar te laten zijn, zonder dat het kenmerk "mobili­
teit” verandert. Om de invloed van koud en/of vochtig
De waarnemers
weer op de mobiliteit te vermijden zijn de proefpersonen
De vier waarnemers zijn allen werkzaam in het gezond­
een kwartier voor aanvang van beide meetmomenten uit­
heidscentrum, een instelling in de eerstelijns gezondheids­
genodigd, daarbij opgevangen in een aangenaam ver­
zorg. Het gaat om twee huisartsen, waarnemers A(vrouw)
warmde wachtruimte.
en
B(man),
en
twee
fysiotherapeuten,
waarnemer
C(vrouw) en D(man), De waarnemers waren in eerste in­
Verwerking en analyse van de
meetgegevens
stantie onbekend met het meetinstrument. Ruim een
De data van de meetmomenten t l en t2 zijn handmatig
Leeftijd
$ %
meisjes
jongens
verwerkt. Het meetniveau van de 9 testen van het meetin­
totaal
strument is nominaal, dat wil zeggen “w el” of “niet-hy-
6 - 7- 8
9-10-11
12-13-14
15-16-17
2
2
2
3
2
3
1
1
permobiel”. Dit meetniveau leent zich voor het berekenen
4
4
4
4
van het percentage overeenstemming en van de Cohen’s
Kappa (28,29,30,31).
Het percentage overeenstemming is gelijk aan het quotiënt
van het aantal consistente waarnemingen en bet totaal
totaal
8
8
aantal waarnemingen, vermenigvuldigd met 100%. Deze
16
maat heeft als nadeel dat de overeenstemming gedeeltelijk
op toeval berust.
Tabel J. Overzicht van de verdeling van proefpersonen fn=J 6) naar sexe en
leeftijdsklasse.
76
k 1 I . W i- iV I * t \
n
U
*F
I
1 I L/ J
I 1 IV 4 I
Hypermobiliteit van gewrichten; een onderzoek naar de betrouwbaarheid van het meetinstrument volgens Beighlon
V O O R FYSI OTH- HR
mei 1996
3
Kappfi-wnarde
De Cohen’s Kappa is een overeenstemmingsmaat die corri­
.00-.20
<0
.21-.40
.41 -.60
geert voor toeval en wordt gebruikt als maat voor de in-
test
trawaarnemersbetrouwbaarheid van de vier waarnemers
linke rpink
1
2
afzonderlijk en voor de interwaarnemersbetrouwbaarheid
rechterpink
1
3
van de vier waarnemers onderling. Ondanks het kleinscha­
linkerduim
2
lige karakter van het onderzoek (n=16) wordt de stan-
rechterduim
1
daardmeetfout van de ICappa-waarde berekend. Door de
linkerelleboog
1
Kappa-waarde te delen door de standaardmeetfout en de
rechterelleboog
1
Kappa-verdeling als een normale verdeling te beschouwen,
linkerknie
1
2
1
is het mogelijk de Kappa-waarde te toetsen met een signi-
rechterknie
1
i
2
ficantieniveau a =0.05 (32,33).
vooroverbuigen romp
Voor het beoordelen van de sterkte van overeenstemming
totaal
.61-.80
.81-1.00
1
1
1
3
1
1
1
3
4
4
11
8
13
van Kappa wordt een indeling gehanteerd volgens Feinstein (34) en Popping (35): < 0
.21 - .40 “fair”, .41 - .60
ÍS
ÍS
“poor”, 0 - .20 “slight”,
Tabel 3. Overzicht van de 36 berekende Kappa-waarden (KJ van de intrawaar -
“moderate”, .61 - .80 tcsub-
nemersbetrouwbaarheid per test in relatie met de sterkte van overeenstemming
stantial” en .81 - 1.00 “almost perfect”.
w aarnem ers
Resultaten
test
linkerpink
De intra-waarnemersbetrouwbaarheid
%
A en lí
C en D
A en C
AeuD
Bei l C
B en D
56
75
88
75
69
44
.13
K
De intrawaarnemersbetrouwbaarheid voor iedere waarne­
rechterpink
mer afzonderlijk wordt perstest weergegeven in tabel 2. De
%
56
linkerduim
tot 100%. De significante Kappa-waarden hebben een
range van 0.48 tot 1.00. Waarnemer A en waarnemer C
%
81
.63#
K
tonen significante Kappa-waardcn voor alle testen (p <
rechterduim
0.05). Voor waarnemer B en waarnemer D geldt dat voor
%
75
7 van de 9 Kappa-waarden. Niet-signifieante Kappa-waar-
linkerelleboog
den zijn bij waarnemer B de “linkerpink” en de “rechter-
%
pink” en bij waarnemer D de “linkerelleboog” en de
rechterelleboog
“rechterelleboog” .
%
.38#
63
K
linkerknie
wan meiner
test
A
linke rpink
%
75
%
%
%
%
94
88
K
% 100
rechterknie
K
% 100
vooroverbuigen romp
100
1.00#
1.00#
.59#
1 .00#
Tabel 3 geeft een overzicht van de relatie tussen de intrawaarnemersbetrouwbaarheid, per test uitgedrukt in een
.00
Kappa-waarde,
100
94
de
sterkte
van
overeenstemming
quentie in de modale klasse is 13 en het percentage van de
100
.65#
en
(32,33). De modale klasse ligt tussen 0.81 en 1.00. De fre­
1.00#
modale klasse is 36%. De mediane Kappa is 0.65.
1.00#
100
De inter-waarnemersbetrouwbaarheid
k
K
.59#
100
.48#
88
.45#
88
1.00#
.00
.65#
.48#
1.00#
88
88
.82#
100
-0.07
.87#
.45#
betrouwbaarheidvoor de negen testen afzonderlijk op meetmoment t l .
75
94
88
,58#
.76#
.78#
88
-0.07
75
88
-0.10
.13
.45#
88
.45#
94
.45#
94
.52#
.82#
Tabel 4. Overzicht van de percentages overeenstemming (%) en de Kappa-waarden (K) van de interv/aarnemers-
.73#
94
.56#
.45#
88
88
88
.45#
94
88
.62#
%
-0.07
.50#
¡ignificant(tf) bij pä0.05;n=l6
.50#
1.00#
88
.61#
88
K
81
100
81
88
.50#
.73#
1.00#
.29#
56
94
.71#
75
88
.45#
81
.38#
.63#
75
88
.88#
%
.56#
69
75
.45#
.14
.61#
.71#
88
88
81
81
K
vooroverbuigen romp
.60#
.88#
.60#
.60#
75
.00
100
rechterknie
-0,11
.25#
K
.87#
81
94
88
K
linkerknie
.00
1.00//
K
rechterelleboog
81
.5-1#
K
%
94
94
81
% 100
linkerelleboog
88
.60#
K
rechterduim
D
94
81
K
linkerduim
C
.50 ff
K
rechterpink
B
%
81
56
81
1.00#
.04
.16
.25#
88
.08
44
81
.43#
.71#
69
.20#
63
100
88
69
K
75
.20
63
.60#
.50#
.52#
K
50
.41#
75
.53#
.73#
81
69
.00
K
percentages overeenstemming hebben een range van 75%
.53#
.82#
1.00#
De inter-waarnemersbetrouwbaarheid op meetmoment t'l
Tabel 2. Overzicht van de percentages overeenstemming (%) en de Kappa-
wordt weergegeven in tabel 4. De percentages overeen­
waarden (K) voor de intra-waarnemersbetrouwbaarheid voor de negen testen
stemming hebben een range van 44% tot 100%. Op meet­
afzonderlijk door vergelijking van de meetmomenten t l en t2 (test-hertest).
moment t l zijn 41 van de 54 Kappa-waarden significant
77
Al>IC
1
Hypermubiliteit van gewrichten: e m onderzoek naar de betrouwbaarheid van het meetinstrument volgens Beighton
VOOR
FYSIOTHERAPIE
mei 1996
3
waarnemers
À en B
test
linke rplnk
%
mers A en B een range van -0.07 tot 0.82, voor C en D van
A en C
CenD
56
81
75
B en C
A en D
69
81
0.00 tot 0.86, voor A en C van 0.25 tot 1.00, voor A en D
BenD
van -0.09 tot 1.00, voor B en C van 0.00 tot 1.00 en voor
50
»
.13
K
rechterpink
%
56
.00
%
%
trouwbaarheid uitgedrukt in Kappa op de meetmomenten
.00
t l en t2, in relatie met de sterkte van overeenstemming. De
69
modale klasse op meetmoment t l ligt tussen 0.41 en 0.60.
.63#
K
rechterduim
Tabel 6 toont het overzicht van de interwaarnemersbe-
50
75
81
B en D van -0.07 tot 0.82.
.10
.00
.38#
94
75
81
63
69
.87#
.50#
.26#
.63#
94
75
K
linkerduim
.63#
.52#
.85#
.50#
94
75
.52#
K
100
94
1.00#
.86#
.50#
.63#
75
.50#
81
van de modale klasse 41%. Op meetmoment t2 ligt de m o­
.64#
.52#
.86#
De frequentie in de modale klasse is 22 en het percentage
dale klasse tussen 0.61 en 0.80; de frequentie in de modale
m
linkerelleboog
%
63
69
.38#
K
rechterelleboog
%
%
.25#
94
81
.29#
K
rechterknie
%
K
vooroverbuigen romp
%
94
.64#
-0.07
88
.64#
94
94
.82#
K
Registratie van de tijd voor een waarnemer om de 9 testen
88
100
uit te voeren, levert voor de meetmomenten t l en t2 elk 63
-0.07
data op. Op beide meetmomenten is één datum niet op het
94
1.00#
1.00#
De tijd
.64#
.64#
100
.82#
.82#
.13
1.00#
1.00#
moment t2 0.56,
94
94
100
De mediane Kappa is op meetmoment tl 0.45 en op meet­
56
100
.45#
klasse is 13 en het percentage van de modale klasse 24%.
.00
.50#
88
.29#
94
75
-0.09
81
.64#
88
81
.25#
.13
50
.75#
-0.07
63
65
88
81
.56#
.00
63
K
linkerknie
81
registratieformulier genoteerd. Op meetmoment t'1 is de
M r
_
gemiddelde tijd 5 minuten (s.d.= 1.5) en de mediane tijd is
4 minuten (range= 8), Op meetmoment t2 is de gemiddelde
tijd 3.4 minuten (s,d.= 1,0) en de mediane tijd is 3 minuten
(range= 6).
Tabel 5. Overzicht van de percentages overeenstemming (%) en de Kappa-waarden (K) van de interwaar­
nemersbetrouwbaarheid voor de negen testen afzonderlijk op meetmoment tZ
D iscussie en conclusie
Kappa-waardeu
<0
test
tl
Aan de hand van de resultaten uit het onderzoek kan de
.00- .20
tl
t2
liiikerpiiüt
3
2
rechterpink
3
3
12
linkerduim
.21- .40
tl
1
rechterduim
1
rechterelleboog
1
1
1
linkerknie
2
2
1
2
1
vraagstelling worden beantwoord in hoeverre het meetin­
.81-■1.00
t2
tl
t2
1
2
1
1
2
proefpersonen (n=16) kunnen de conclusies worden ge­
1
2
1
1
trokken dat het meten met het meetinstrument door twee
3
huisartsen en twee fysiotherapeuten ten aanzien van de
3
3
2
1
3
1
2
4
1
2
3
1
4
1
tl
strument van Beighton een betrouwbaar instrument is
tl
1
linkeielleboog
.61-.80
t2
1
1
.41- .60
1
t2
voor praktisch gebruik. Ondanks het beperkte aantal
intra-waarnemerbetrouwbaarheid
3
1
tot
“goed” mag worden genoemd en ten aanzien van de inter-
1
1
“voldoende”
wa a rncmers betrouw baarheid “middelmatig”.
Wat betreft de investering in tijd die het meetinstrument
1
2
vergt, kan worden geconcludeerd dat het meetinstrument
1
kan worden ingepast in de beschikbare spreekuurtijd.
rechterknie
2
2
3
vooroverbuigen romp
totaal
3
2
5
4
9
9
4
7
22
10
7
13
1
1
4
6
consequent lager uitvallen dan de percentages overeen­
7
11
stemming zodra er geen sprake is van 100% overeenstem­
Het corrigeren voor toeval maakt dat de Kappa-waarden
ming. Normaliter neemt de Kappa-index een waarde aan
Tabel 6. Overzicht van de 108 berekende Kappa-waarden (K) van de interwaarnemersbetrouwbaarheid op
tussen 0 (uitsluitend toevalsovereenstemming) en 1 (per-
de meetmomenten t l e n t 2 (test-hertest) fn relatie met c/e ster/cte van overeenstemming.
fecte overeenstemming), Voor een aantal testen is er
sprake van de situatie dat twee beoordelaars het nog min­
der vaak eens zijn dan alleen al op basis van toéval zou
(p < 0.05). De Kappa-waarden hebben voor de waarne­
mogen worden verwacht; op meetmoment tl vijf keer en
mers A en B een range van 0.18 tot 0.82, voor C en D van
op meetmoment t2 vier keer.
-0.11 tot 0.71, voor A en C van -0.10 tot 1.00, voor A en
Aan de linker- en de rechterduim en bij het vooroverbui­
D van 0.20 tot 1.00, voor B en C van 0.16 tot 0.87 en voor
gen van de romp zijn, op slechts één na, alle resultaten sig­
B en D van 0.04 tot 0.82.
nificant (p < 0.05). Bij deze drie testen wordt alleen gevraagd aan te geven of een bepaalde positie door een
In tabel 5 wordt de interwaarnemersbetrouwbaarheid
weergegeven op meetmoment t2. De percentages overeen­
lichaamsdeel kan worden bereikt. Bij de overige zes testen
stemming hebben een range van 50% tot 100%. Op meet­
gaat het erom de grootte van een hoekstand in een ge­
moment t2 zijn 41 van de 54 Kappa-waarden significant
wricht te bepalen. Aan de hand daarvan wordt beoordeeld
(p < 0.05). De Kappa-waarden hebben voor de waarne-
of het gestelde criterium al dan niet wordt overschreden.
I
78
r. u
r . iv i .
fx
u
3
i
i j
u
,■» l
n
i\
i r
Hypermobiliteit van gewrichten: een o n d e r oek naar de betrouwbaarheid van het meetinstrument volgens Beighton
VOOll
F Y S1 O T H E R A V J K
ii e i 1 9 9 6
3
Bij deze zes testen do en zich m ogelijk o m die reden vaker
(s.d.= .1.0) and the median time is 3 minutes (range= 6) in moment t2
m o m e n te n van twijfel voor. Een aanw ijzing d a a rv o o r is de
C onclusions The measuring-instrument can be qualified with
tre n d d a t de b etro u w b aarh eid ssco res en d aarm ee sam en-
respect to the intrarater reliability as “substantial” to “almost
h a n g e n d de Sterkte van overeenstem m ing lager liggen. H e t
perfect” and with respect to the interrater reliability as “moderate”,
a a n ta l significante resultaten (p < 0.05) is n a a r verhouding
The measuring-instrument can be fitted into the available consulting
lager.
hour.
Gezien de resultaten is het v o o r de vier w a a rn e m e rs m oei­
lijk om m et het “ blote o o g ” te beslissen o f er " w e l” of
“ g e e n ” sp ra k e is van hyperm obiliteit volgens her criterium
L itera tu u ro verzich t
van de g estan d aard iseerd e test, zo n d er gebruik te m aken
1 Bern beck R, Dahmen G. Kinderortbopaedie. Stuttgart: Georg
v a n h u lp in stru m e n ta riu m , zoals een goniom eter. In hoe­
Thieme Vcrlag 1983.
verre p rak tijk e rv arin g v a n w a a rn e m e rs m et h et beoordelen
2 Silman AJ, H askard D, Day S. Distribution o f joint mobility
v an gew richtsm obiliteit van invloed is op de m ate van be­
in a normal population: results o f the use a ffix e d torque measu­
tro u w b a a rh e id , is in dit o n d erzo e k niet aan de orde ge­
ring devices. Ann Rheum Dis 1986; 45; 27-30.
weest. Bij de passief uitgevoerde testen d o et zich het p ro ­
3 Calguneri M, Bird PI A, Wright V. Changes in joint laxity
bleem v o o r d a t de k ra c h t die d o o r de w a a rn e m e r is
occuring during pregnancy. Ann Rheum Dis 1982; 41: 126-128.
a a n g e w e n d o m de eindstand te bereiken, niet eenvoudig is
4 Heck CV, Hendyson IE, Rowe CR. Joint motion, method o f
te s ta n d a a rd ise re n zo n d er daarbij h u lp a p p a r a tu u r te ge­
measuring and recording, American Acad of Orthop Surg 1965.
bruiken.
5 Hilten van JJ, Di el w art MFH. Bet idcopatbische hypermobi-
H e t m e e tin stru m e n t volgens Beighton b ep erk t zich niet to t
liteitssyndroom: uerstrekkende gevolgenf Ned Tijdschrift voor
één leeftijdscategorie. Gezien de leeftijdssamenstelling van
Geneeskunde 1986; 130, 25, 1139-1143.
de o n d e rz o e k sp o p u la tie van 6 to t 17 jaar, is het echter niet
6 Child AH, Joint hypermobility syndrome: inhereted disorder o f
mogelijk de u itk o m ste n te generaliseren n a a r andere leef­
collagen synthesis . J Rheumatology 1986; 13: 239-242,
tijdscategorieën.
7 Kirk JA, Ansell BM, Bywaters EGL. The hypermobilily syn­
Praktische to e p a sb aarh eid is een a rg u m e n t om h et m eet­
drome: muscuhsceletal complaints associated with generalized
in s tru m e n t juist binnen het co nsu lt van de huisarts en de
joint hypermobility. Ann Rheum Dis 1967; 26: 419-425.
fy sio th erap eu t te introduceren. O p eenvoudige niet-belas-
8 Biro F, Gewanter H , Ban in J. The hypermobility syndrome.
tende en g o e d k o p e wijze kan in korte tijd inzicht w orden
Pediatrics 1983; 72: 701-705.
9 Grahame R. The hypermobility syndrome. Ann Rheum Dis
verkregen in de algehele m obiliteit van een cliënt. W an n e er
het kinderen betreft op de lagere en m iddelbare schoolleef-
1990; 49:190-200.
tijd (6 to t 17 jaar) kan dit bijvoorbeeld van invloed zijn op
'10 Engelbert RHH , Hypermobiliteit en het hypermobiliteitssyndroom. Ned Tijdschrift voor Fysiotherapie 1991; 101: 270-272.
het verstrekken v a n adviezen m et b etrekk in g to t sportbe­
11 Bird HA, Tribe CR, Bacon PA. Joint hypermobility leading
oefening.
to osteoarthrosis and chondrocalcinosis. Ann Rheum Dis 1978;
37: 203-211.
Dankbetuiging
12 Grahame R. Clinical conundrum. How often, when and how
Een w o o rd van d a n k g aat uit de m edew erkers van het Ge­
does joint hypermobility lead to osteoartritis? Br J Rheumatology
z o n d h e id sc e n tru m R isdam te H o o rn v o o r h u n rol als
1989; 28: 320.
13 Bridges AJ, Smith E, Reid ]. Joint hypermobility in adults re-
w a a r n e m e r o f notulist, en de jongens en meisjes die als
ferred to rheumatology clinics, Ann Rheum Dis 1992; 51: 793-
p ro efp erso o n hebben deelgenom en aa n het onderzoek.
796.
14 Bulbena A, Duro JC, Porta M, Faus S, Vallescar R, M ar­
A b stra ct
O bjective To determine the reliability of the modified and
ti n-Santos R. Clinical assessment o f hypermobility o f joints: as­
standardised measuring-instrument according to Brighton with which
sembling criteria. J Rheumatology 1992; 19: 115-122.
15 Gedalia A, Brewer jr EJ. Joint hypermobility in pediatric
stipulated hypermobility of joints can be established.
practice. J Rheumatology 1993; 20: 371-374.
D esign Intra and interraterreliability research.
16 Carter C, Wilkinson J. Persistant joint laxity and congenital
S ettin g Public Healthcenter Risdam at Hoorn.
dislocations o f the hip . Br j Bone Joint Surgery .1964; 46: 40-45.
M e th o d Two general practitioners and two physiotherapists
17 Silverman S, Constine L, Harvey W, Grahame R. Survey
measured sixteen healthy children aged 6-17 years at two moments,
11 and
9
o f joint hypermobility and inviuo skin elasticity in Loudon. Ann
t2. The intra and interrater reliability is expressed per test at
Rheum Dis 1975; 34: 177-180.
Kappa (K) and at the percentage agreement (%).
18 A1 Rawi ZS, A1 Rawi ZT. Joint hypermobility in woman with
R esults The modal class of the intrarater reliability is situated
genital prolapse. Lancet 1982; i: 1439-1441.
between 0.81 and 1.00. The median appa is 0.65. The modal class of
19 Gedalia A, Person DA, Brewer EJ, Giannini EH. Hyper-
the inter-rater reliability is situated between 0.41 and 0.60 in moment
tl; the median Kappa is 0.45. The modal class of the interrater
mobility o f the joints in juvenile episodic arthritis/artralgia. J Pe­
reliability is situated between 0,61 and 0.80 in moment t2; the median
diatrics 1985; 107: 873-876.
20 Al Rawi ZS, A1 Rawi AJ, Al Chalabi T. Joint mobility
Kappa is 0.56.
The mean time is 5 minutes (s.d.=1.5) and the median time is
among university students in Iraq. Br J Rheumatology 1985; 24:
4 minutes (range= 8) in moment 1. The mean time is 3.4 minutes
326-331.
79
Hypermobiliteit van gewrichten: een onderzoek naar de betrouwbaarheid van het meetinstrument volgens Beighton
VOOR
FYSIOTHERAPIE
m ei
19 9 6
3
29 V e ld h u y z e n v a n Z a n t e n SJO, ITijdra A. Onderzoek naar
21 Beighton PH, Solomon L, Soskolne CL. Articular mobility
variatie tussen waarnemers m et behulp van Kappa. Ned Tijd­
in an African population. Ann Rheum Dis 1973; 32: 413-418.
schrift voor Geneeskunde 1988; 132: 199-202.
22 Beighton PH, Grahame R, Bird HA. Messmethoden und
30 Feinstein AR, Cicchetti DV. High agreement but low kappa:
epidemiology, Orthopäde 1984; 13: 19-24.
I. the problems o f two paradoxes. J Clinical Epidemiology 1990;
23 Larsson L-G, Baum J, M udholkar GS. Hypermobility:
43: 543-549.
features and differential incidence between the sexes. Arthritis
31
and Rheumatism 1987; 30: 1426-1430.
C icch etti D V , Feinstein AR. High agreement but low kappa:
II. resolving the paradoxes. J Clinical Epidemiology 1990; 43:
24 G r a n t ER, Lumbale sagittate mobiliteit bij hypermobiele perso­
551-558.
nen en beroepsdansers. Moderne manuele therapie van de wer­
32 Fleiss JL . Measuring nominal scale agreement am ong m any ra­
velkolom. De Tijdstroom 1988, 437-447.
ters. Psychological Bulletin 1971; 76 (5): 378-382,
25 Silman AJ, Day SJ. Use o f Beighton score to compare joint
4
33 C o h e n J. A coefficient o f agreement for nominal scales. F.duca-
mobility between groups (letter), Br J Rheumatology 1987; 26:
«
tional and Psychological Measurement I960; 20 (1): 37- 46.
394.
34 Feinstein AR. Clinimetrics. London: Yale University Press,
26 Beighton PH. Hypermobility scoring (letter). Br J Rheumato­
1987,
logy 1988; 27:163.
35 P o p p in g R. Overeenstemming voor nominale data (Proefschrift
27 Mink AJF, ter Veer HJ, Vorselaars JACTH. Extremiteiten,
Rijksuniversiteit Groningen). Meppel: Krips repro, 1983.
fwiktieonderzoek en manuele therapie. Utrecht; Bohn, Scheltema
& Holkema, 1990.
28 Bouter LM, van Dongen M CJM . Epidemiologisch onder­
zoek: opzet en interpretatie. Utrecht: Bohn, Schcltema & Hol­
kema 1988.
BOEKBESPREKING
Temporomandibular and
cervical spine disorders.
w erd een analyse g e m a a k t van de m ate van o v ereen k o m st
Anton de Wijer
via de correlatie en de K ap p a-w aard e. U itsluitend de m e ­
Proefschrift ter verkrijging van de graad van
doctor aan de Universiteit Utrecht, Faculteit
geneeskunde, ISBN 90-393-0877-2.
ting van de m ax im ale m o n d o p e n in g en het v o o rk o m e n van
occlusie-onderzoek en orthopedische testen. V ervolgens
geluid Ín het gew richt w erden ais redelijk b e tr o u w b a a r ge­
acht. D o o r te evalueren met een co m b in a tie van testen
(multitestscores), k o n d e n sym ptom en van T M D (pijn, ge-
De bedoeling van het proefschrift is een mogelijke interre-
w richtsgeluiden en beperkte m on d op en in g )
latie aan te tonen tussen T e m p o ro m a n d ib u laire Dysfunc-
w ord en vastgesteld. V o o r de tractie- en translatietesten en
ties (TM D) enerzijds en Cervical Spine Disorders (CSD)
de compressie- en w eerstandstesten w as de in terb eo o rd e-
anderzijds. De auteur heeft twee groepen van patiënten at
la a rsb e tro u w b a a rh e id m atig to t slecht. V erder bijschaven
ran d om samengesteld en vergeleken om inzicht te verkrij­
v an testen en technieken lijkt hier aangew ezen, stelt De
gen in de verschillende tekens en sym ptom en zoals ze d o o r
Wijer.
de patiënt w ord en ervaren en gerapporteerd en zoals ze
O o k de in te rb e o o rd e la a rsb e tro u w b a a rh e id bij de klinische
klinisch voorkom en. De relatie tussen T M D en CSD w o rd t
diagnostiek van CSD w erd kritisch o n d erzo ch t. H e t o n ­
als inleiding onder de loupe genom en aan de h and van de
derzoek, uitgevoerd d o o r twee ervaren fy sio th erap eu ten
beschikbare literatuur. H et blijkt d a t patiënten met T M D
op 92 geselecteerde patiënten, om vatte n a a st inspectie te ­
meer sym ptom en van CSD vertonen dan een gezonde c o n ­
vens de actieve en passieve beweeglijkheid en p alp atie van
trolegroep. Uit het uitgebreid literatuuroverzicht blijkt de
de cervicale regio. De resultaten d aarv an to o n d e n a a n d a t
sam enhang tussen CSD en T M D zeer duidelijk. Daarbij
n aast de actieve en passieve flexie en extensie van de nek
w o rd t eveneens gewezen op zowel de biom echanische als
eveneens de testen v o o r de schoudergordel b r u ik b a a r zijn
de
o m de patiënt te evalueren.
neuro-anatom ische
verhoudingen.
D it
resulteerde
b e tr o u w b a a r
onder andere in het opnem en van het nek-schouderonder-
D a t de cervicale wervelzuil T M D zou k u n n en v e ro o rz a ­
zoek in het klinisch onderzoek van het kauwstelsel d o o r de
ken, beïnvloeden of o n d erh o u d en , is aanleiding v o o r dis­
American Academy o f Orofacial Pain (AAOP). Bij het kli­
cussie. A ang en om en w o r d t d a t orofaciale pijn k a n o n t­
nisch onderzoek dient vooral a a n d a c h t te w o rd e n besteed
staan van u it de h o o g cervicale segm enten. K lachten van de
aan de mate van interbeo ord elaarsb etrou w b aarh eid van
h o o g cervicale regio k o m en significant m eer v o o r bij p a ­
de gebruikte orthopedische testen.
tiënten m et T M D dan bij een controlegroep. Patiënten m et
Een tandarts en een fysiotherapeut, beiden m et ruime er­
myogene T M D ra p p o rteren m eer klachten in de cervicale
varing op dit gebied, onderzochten 79 patiënten (60 v ro u ­
regio dan patiënten m et arthrogene T M D .
wen en 19 mannen) m et T M D . H e t klinisch onderzoek
De zelfrapportage van patiënten w erd o n d e rz o c h t aan de
hield in: een anamnese, een intra- en extra-orale inspectie,
h a n d van een v o o ra f ingevulde vragenlijst. D a a rin w erd
80