Bekijk het inkijkexemplaar

Uitgave van KNMG en VvAA, onder redactie van Medisch Contact
Zelfstandig
OF IN
loondienst?
ROCK ’N ROLL-ARTS
DENNIS KOX
DIT HEB JE AAN
HET SCHAKELJAAR
1
februari 2014
Geriatrische revalidatie, palliatieve zorg en psychogeriatrie.
Drie aandachtsgebieden binnen de ouderengeneeskunde waar je dagelijks mee te maken krijgt. Je hebt
patiënten die na behandeling weer naar huis gaan, of die permanent zijn aangewezen op jouw hulp.
Je werkt niet alleen in het verpleeghuis, maar verricht ook consulten thuis en in het ziekenhuis. Naast
oudere patiënten heb je ook te maken met jongeren met een chronische aandoening. Geen casus
is hetzelfde. Dat vraagt het uiterste van je kennis over diagnostiek en behandeling van geriatrische
aandoeningen en chronische ziekten.
Jouw patiënten willen een veelzijdige dokter! Wil jij die veelzijdige specialist ouderengeneeskunde zijn?
Solliciteer dan nu naar een opleidingsplaats.
aios Ouderengeneeskunde
(instroom per 1 september 2014)
Aanmelden kan in de periode van 15 februari t/m 15 mei 2014 via www.soon.nl
Hier vind je ook meer informatie over de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde.
Samenwerkende Opleidingen tot specialist Ouderengeneeskunde Nederland
Vind ons ook op
Nascholing
Nieuwsbrief
Uitgelicht
Uitspraken
Voortgangstoets
medischcontact.nl
februari 2014 nummer 1
Colofon
Hoofdredactie: Hans van Santen,
hoofdredacteur, Evert Pronk en Robert
Crommentuyn, adjunct-hoofdredacteuren
Vrijheid of veiligheid
Eindredactie: Cathri van de Haar, Kees Klaver,
Chris Linssen
6
Vormgeving: Brenda Dillewaard, Tamar Smit
Straks, als je klaar bent met je studie, sta je voor een belangrijke
keuze: ga je aan de slag in loondienst, als waarnemer of als zelfstandig
ondernemer?
Marloes de Moor
Beeldredactie: Wendy Westerhof
Webredactie: Eva Nyst, Simone Paauw,
Jan Stevens, Hanna van de Wetering,
Reina Zijlstra
Journalisten: Sophie Broersen, Heleen
Croonen, Lieke de Kwant, Henk Maassen,
Joost Visser
Secretariaat: Mirjan van Beuge, Sandra
van Kooten, Monique Tieleman, Anneke
Wintraaken
cover illustratie: Het Wonderlab
‘Rock ’n roll’-arts Dennis Kox
Het dedicated schakeljaar
10
22
Dennis Kox is misschien wel de
bekendste kno-arts van Nederland. Hij is de
‘rock ’n roll’-arts die artiesten behandelt als Miss
Montreal, Ben Saunders en Xander de Buisonjé.
Sophie Broersen
Het schakeljaar, waarbij je in je laatste
studiejaar al begint met je specialisatie, is een
bezuinigingsmaatregel. Maar wel eentje met
heel aardige mogelijkheden.
Sanne Wubbels en Kasper Overbeek
De ziekenhuisarts komt eraan!
Heb jij al e-health in je dokterstas?
14
24
Marleen Biesheuvel en Esmée Vural worden ziekenhuisarts. Een nieuw vak waarin nu in
vier ziekenhuizen studenten worden opgeleid.
Laurine Alderlieste, Sanne Wubbels en
Marije Nijenhuis
Aan dit nummer werkten verder mee: Laurine
Alderlieste, Renske Bolt, Jonathan Bouman,
Emma Bruns, Linda Groothuijse, Marloes de
Moor, Marije Nijenhuis, Kasper Overbeek,
Naomi Querido, Babs Verblackt en
Sanne Wubbels
Redactieraad: Laurine Alderlieste, Maartje
Conijn, Azadeh Farokhi, Shannon Plaxton,
Ries van Wijngaarden, Ashley Wills, Sanne
Wubbels (studenten), Laura Janssen en Irene
Lensink (VvAA), Sophie Querido en Maureen
Wijnschenk (KNMG)
Basisvormgeving: Bibian Harmsen †
Naast genezen wordt ziekte voorkómen
een belangrijke taak van artsen. Apps en internet kunnen je daarbij helpen.
Jonathan Bouman en Emma Bruns
Redactieadres: Mercatorlaan 1200, postbus
20052, 3502 LB Utrecht. tel: 030 2823 384
E-mail: [email protected];
artsinspe.nl
Druk: Senefelder Misset; oplage 17.000
Geriatrie: breed en beschouwend
Op mijn plek bij neurologie
18
Anne van der Meij bestudeerde apen
met de ziekte van Parkinson als opmaat voor
haar opleiding tot neuroloog. Nu spreekt vooral
de communicatie met patiënten haar aan.
Naomi Querido
Uitgever: Reed Business
26
Is werken met ouderen suf?
Integendeel, vindt opleider en klinisch geriater
Rob van Marum. Het is juist een uitdagend
specialisme.
Linda Groothuijse
Advertentieverkoop: Mark Miedema,
020 5159 794, [email protected];
Marcel de Roode, 020 5159 768,
[email protected]
ISSN: 1871-3181
Jaargang: 9
Meer informatie dan de bijsluiter
29
Voordat een nieuw geneesmiddel aan
een patiënt kan worden voorgeschreven,
moet er heel wat werk worden verzet. Aan
de hand van het nieuwe diabetesmiddel
dapagliflozine volgen we de gang van zaken
tot aan de registratie.
Heleen Croonen
De redactie is onafhankelijk en werkt op basis
van het redactiestatuut van Medisch Contact.
De artikelen die worden afgesloten met de
logo’s van de KNMG, het studentenplatform en
VvAA verschijnen onder directe verantwoordelijkheid van hun besturen. Het is niet toegestaan om, zonder voorafgaande toestemming
van de redactie, gepubliceerde artikelen of
gedeelten daarvan over te nemen, te (doen)
publiceren of anderszins openbaar te maken
of te verveelvoudigen.
Arts in Spe thuis ontvangen?
Kijk op artsinspe.nl en word gratis studentlid
van de KNMG.
10
Rubrieken
24
Hoofdredactioneel
Kijk Lees Luister
Agenda
Column
Weg
De leukste bijbaan
4
4
5
13
16
21
Arts in Spe februari 2014 3
lees-luister-kijk-lees-luister-kijk-lees-luister-kijk-lees-luister-kijk-lees-luister-kijk-lees-luist
HOOFDREDACTIONEEL
FOTO VINCENT BOON
Angst
‘80 procent van wat we doen is angstreductie’ zei een
collega ooit tegen mij, toen ik net afgestudeerd was. Dat
sprak me niet erg aan, ik stond immers in de startblokken
om mensen te gaan redden. Door de jaren heen heb ik
echter geleerd dat goed luisteren, uitleggen en geruststellen van onschatbare waarde zijn voor veel patiënten. En ja,
daar speelt angstreductie een belangrijke rol bij. De winst
zit ‘m op twee fronten, want angstige patiënten zijn ook
buitengewoon ‘lastig’ voor de dokter. Lastig omdat hun
angst hen in de weg zit bij een goede anamnese en bij het rustig kunnen bespreken
van wat er aan de hand is en wat de behandelmogelijkheden zijn. Als arts moet je
hier oog voor leren hebben. De tijd die je investeert in het reduceren van die angst
betaalt zich bijna altijd uit in het verdere contact met de patiënt. Voor iedereen die
zelf wel eens patiënt is geweest zal dat herkenbaar zijn. Kno-arts Dennis Kox, de
’rock ’n roll-arts’ van Nederland, die veel artiesten tot zijn patiënten mag rekenen,
zegt daarover in dit nummer: ‘Geruststelling is het grootste deel van mijn werk. Als
iemand iets in zijn keel voelt, kan de angst toeslaan: kan ik volgende maand dat
grote evenement wel doen? Dan verkrampt alles, dan is het einde van de wereld
nabij: “Ik kan nooit meer zingen, ik moet een andere baan zoeken, help, wat nu?”’
Maar, maak je geen zorgen: geruststellen kun je leren.
Hans van Santen, huisarts en hoofdredacteur
Twitter.com/hansvansantenMC
twitter.com/artsinspe
facebook.com/artsinspe
Zoete dood
Miele is het regiedebuut van de Italiaanse actrice Valeria Golino. De film is het
overtuigende portret van de eigenzinnige
ex-geneeskundestudent Irene, bijnaam
Miele (honing), die het als haar taak ziet terminaal zieken een waardig einde te geven.
Omdat euthanasie in Italië volstrekt illegaal is, verstrekt ze haar patiënten inslaapmiddelen voor honden, die ze met enige
regelmaat van Mexico naar Italië smokkelt
– maar soms is helium ook een optie. De
man die de contacten legt tussen ‘Miele’ en
de patiënten, is haar ex-geliefde, een arts
die werkt in het plaatselijke ziekenhuis.
Vlucht naar Spanje
‘Het zoete leven van een
jonge arts in Spanje’, luidt
de ondertitel van de roman
Bloedsuiker. Die jonge arts
is Samantha Griep, die na
haar diploma-uitreiking
min of meer spontaan een
enkeltje Valencia boekt. En dat zoete leven
bestaat vooral uit taarten bakken voor het
café dat ze daar opent, stralend weer, feesten
en avances van Spaanse jongens, nooit echt
haar types, maar toch. Uiteindelijk blijft
ze in Spanje plakken, geen zin om terug te
gaan naar Nederland of te solliciteren naar
een baan als kinderarts. Voordat de aap redelijk laat uit de mouw komt en haar medische
ervaring om de hoek komt kijken, moet je
door heel wat hoofdstukken meidenpraat
en iets te toevallige toevalligheden heen.
Samantha, ‘Sam’ voor iedereen behalve haar
moeder, blijkt niet zomaar naar Spanje te
zijn gevlucht. Als semiarts tijdens haar laatste coschap ging er iets helemaal mis. Maar
een chicklit zou geen chicklit zijn zonder
happy end. Vermakelijke leeskost, maar helaas is het boek nogal slordig gecorrigeerd:
die indruk althans geven de fouten die zijn
blijven staan. BV
Bloedsuiker, Simone de Léon, Ad. Donker,
230 blz., 14,90 euro
Als ze via hem op een dag bij een zekere
Grimaldi op consult gaat en ontdekt dat
deze man niet ziek is, maar een chronische
existentiële crisis doormaakt (‘klaar met
leven’, noemen we dat in Nederland) stuit
ze op haar eigen morele grenzen. Het slot
van de film is een beetje voorspelbaar, maar
mooi van symboliek. Regisseur Golino
heeft haar geslaagde film neutraal opgezet;
zowel voor- als tegenstanders van euthanasie kunnen na afloop in debat. HM
Vanaf maart in de bioscoop
Ruim eens op joh
Goed, je woont in een te kleine kamer, je
hebt te veel spullen en te weinig tijd om op
te ruimen. Je hebt de vloer al weken niet
meer gezien (bezaaid met kleren) en je kunt
met geen mogelijkheid die belangrijke brief
van de universiteit vinden (zal wel tussen
die berg post, kopietjes en tijdschriften liggen die je bureau bedekt). Wanhoop niet, er
is een manier om deze chaos aan te pakken:
20/10s. Niet denken dat je alles in één keer
klaar krijgt, nee, 20 minuten werken en 10
minuten pauze. Werkt echt. Deze en nog
veel meer tips vind je op unfuckyourhabitat.
tumblr.com. Kijk vooral ook naar voor-enna-foto’s, van mensen die net zo erg en nog
veel erger zijn dan jij en het ook hebben
gered. SB
unfuckyourhabitat.tumblr.com
4 Arts in Spe februari 2014
-luister-kijk-lees-luister-kijk-lees-luister-kijk-lees-luister-kijk-lees-luister-kijk-lees-luister-
AGENDA
Lof van de middelmaat
doen, hoeven zich nooit kwetsbaar op te
stellen. En wellicht vind ik het daarom nog
altijd moeilijk om te investeren in een relatie, maar ben ik wel in staat mezelf als high
potential te verkopen aan een werkgever.’
En we zijn er nog niet. Want al dat gezeur
over ‘passie’ en al dat geglobetrot kunnen
ook op een (zelf-)kritisch onthaal van Van
Baar rekenen. ‘Passie’ is een doel op zich
geworden, in plaats van een bijproduct van
interesse. Niemand heeft altijd zin in zijn
werk, maar toch moet je de ganse dag ‘intrinsiek gemotiveerd’ ogen. Onzin natuurlijk,
passie is een maskerade die in leven wordt
gehouden door de altijd positief ingestelde
sociale media, door opgedirkte cv’s (het hele
boek is te lezen als een aanklacht daartegen)
en een onbegrensde reislust. Al dat reizen is
immers verworden tot een statussymbool en
is louter instrumenteel bedoeld: hoe cool is
het niet als je zoveel mogelijk landen hebt
bezocht?
Van Baar vindt dat zijn generatie in haar
hang naar unieke en maximale ervaringen
haar doel voorbijschiet. ‘Ons leven moet
Instagrammable zijn: we moeten in één
oogopslag kunnen laten zien hoe vet het is.’
En ondertussen hebben zijn leeftijdgenoten
niet in de gaten dat ze worden gecontroleerd
door merken, markten en gewoonten. Hij
schreef een zeer vermakelijke lof van de
middelmaat. Want ja, dat zijn en blijven de
meesten van ons: middelmatig. HM
De Prestatiegeneratie – Een pleidooi voor
middelmatigheid, Jeroen van Baar, Atlas
Contact, 128 blz., 15 euro
The Consult Guys
Geno en Howard, voor al uw medische kwesties! Op
de site van de Annals of Internal Medicine kun je
video’s bekijken waarin twee ervaren dokters – internist Geno Merli en cardioloog Howard Weitz – al
keuvelend en grappen makend een medisch onderwerp doornemen. Ze noemen zich de Consult Guys.
De humor is lekker flauw, ze gaan er net te lang op
door als een briefschrijver hen wijze dokters noemt
(‘I like this letter writer already’) en het is overduidelijk dat de brieven niet echt zijn, maar
gewoon bedacht om het over een bepaald onderwerp te hebben. Prettig om naar te kijken, en
na nog geen tien minuten geklets en geintjes ben je toch weer op de hoogte van hoe het zit
met preoperatieve screening of glucoseregulatie bij patiënten op de ic. SB
annals.org/SS/ConsultGuys.aspx
WORKSHOP: De eerste module van
de KNMG-leergang Wetenschappelijk
schrijven begint bij de basis: het formuleren van de onderzoeksvraag.
KOSTEN: vanaf 50 euro
WAAR: Utrecht
THINKSTOCK
26 februari
Jeroen van Baar (24 jaar)
heeft er genoeg van: de
Nijmeegse neurowetenschapper schreef met De
Prestatiegeneratie een lekker
fel boek tegen de alomtegenwoordige trend dat alles
in het jonge leven van zijn generatiegenoten
altijd maar beter, unieker en perfecter moet.
Allemaal rupsjes-nooit-genoeg zijn het, en
ze draaien zichzelf allemaal een rad voor
ogen. Want in elke samenleving behalen
slechts enkelen de top. Per definitie: statistisch is er immers altijd middelmaat.
De neoliberale consumptieliteratuur, schrijft
Van Baar, stelt cijfermatig uitblinken centraal. Intussen is de vermaledijde zesjescultuur misschien wel een mythe: een flinke
groep studenten moet domweg op zijn
tenen lopen om aan de normen te voldoen.
Maar er is meer: de combinatie van (beroeps-)keuzestress en de drang naar perfectie
bijvoorbeeld. Neem nou de geneeskundestudie: als je een specialisatie hebt gekozen kun
je niet meer terug: je loopbaanpad is volkomen uitgestippeld. Bij uitstek een gruwel in
deze tijd, want dat maakt de druk om juist
nu perfect te moeten zijn heel groot.
Ook op andere levensterreinen woedt het
prestatie- en perfectievirus. Altijd maar op
zoek zijn naar de perfecte partner, heeft er
van de weeromstuit toe geleid dat vrijblijvendheid de boventoon is gaan voeren.
Het verbreken van verhoudingen wordt
steeds pijnlozer. Je kunt toch gewoon goeie
vrienden of fuckbuddies blijven? Van Baar:
‘Twintigers als ik, die het in de ratrace goed
7 maart
BENEFIETGALA: Het MEgala is een tweejaarlijks medisch benefietgala, waarvan
de opbrengst naar Dance4Life gaat.
KOSTEN: 38 euro, inclusief drank
WAAR: Amsterdam
3 mei
KENNISWEDSTRIJD: Voor de derde keer
vindt de Rosalind Franklin Contest
plaats, een wedstrijd voor geneeskundestudenten. Van elke universiteit zal
één team, bestaande uit vijf studenten
en een coach, de eer van de faculteit
gaan verdedigen. Het winnende team
mag, naast de hoofdprijs, de felbegeerde Arts in Spe wisselbeker meenemen.
Aanmelden als deelnemer
of toeschouwer kan via
rfcmaastricht.nl.
KOSTEN: geen
WAAR: Maastricht
Kijk voor meer informatie over
deze én andere leuke en nuttige studentenactiviteiten op
ARTSINSPE.NL/AGENDA
Arts in Spe februari 2014 5
Vrijheid of
veiligheid
Ga je voor ondernemerschap of een vaste baan?
Na je opleiding kun je op drie manieren aan de slag: in loondienst, als
waarnemer of als zelfstandig ondernemer. Wat zijn de verschillen en wat
past het best bij jou? Marloes de Moor
J
e diploma is binnen, je witte jas hangt klaar en je
popelt om te beginnen. Na alle keuzes van de afgelopen jaren rest er nog één belangrijke: hoe ga je
je vak uitoefenen? Ga je voor de zekerheid van een
vaste baan of trekt het vrije ondernemerschap je juist aan?
Welke vorm bij je past, hangt ook af van wat voor type je
bent. Sommige specialismen lenen zich meer voor een
leidinggevend karakter, andere vragen een meer ondersteunende rol. Houd je van zekerheid en stabiliteit? Dan
voel je je waarschijnlijk prettiger in loondienst. Vaar je
liever je eigen koers en wil je zelf overal verantwoordelijk
voor zijn? Dan beleef je misschien meer plezier aan een
eigen praktijk.
ILLUSTRATIES: HET WONDERLAB
Waarnemen: een kijkje in de keuken
6 Arts in Spe februari 2014
Daphne Gaymans (34) is net klaar met de huisartsenopleiding. Ze koos er bewust voor om eerst als zelfstandig
waarnemend huisarts te werken en staat ingeschreven bij
waarnemers.nl, een bemiddelingsbureau voor waarnemende artsen. Nadat zij afstudeerde als basisarts, werkte
ze zes jaar als dokter in de tropen en in de specialisaties
gynaecologie en verloskunde, neurologie en psychiatrie.
‘Door eerst een aantal jaren te waarnemen, krijg ik een
kijkje in de keuken: wat doet die praktijk, zou ik dat zo
willen? Dat geeft mij een beeld van hoe ik het later wil.
Uiteindelijk zou ik me graag inkopen in een duopraktijk.’
Een waarnemer neemt voor een bepaalde tijd een patiëntenkring over van een andere arts, bijvoorbeeld ter
vervanging tijdens een zwangerschapsperiode of ziekte.
Waarnemen kun je zowel in loondienst als zelfstandig
doen. Daphne wilde graag als zelfstandig ondernemer aan
de slag, ook al gaf dat wel een hoop administratieve rompslomp. ‘Een VAR-verklaring, allerlei verplichte verzekeringen, een jaarrekening: alles moest je zelf organiseren.
Maar eenmaal geregeld, ben je wel helemaal eigen baas
en heb je dus meer vrijheid. Voor mij is dat erg fijn, omdat
ik jonge kinderen heb. Ik bepaal zelf of ik drie maanden
thuis ben of aan het werk ben. Mijn man verdient het
hoofdinkomen, dus hoef ik mij minder zorgen te maken
als ik even geen werk heb. Als je alleen bent ervaar je vast
eerder financiële onzekerheid. Wellicht geeft het meer
rust om dan in loondienst bij een praktijk te werken.’
Hoewel Daphne met plezier begint aan haar loopbaan als
waarnemer, lijkt het haar interessanter om over enige jaren zelf een praktijk te runnen. ‘Je hebt dan een eigen patiëntenkring, terwijl je nu een soort ANWB-service bent.
Je kent de patiënten en hun achtergrond minder goed dan
de vaste huisarts. Je handelen kan wel grote gevolgen voor
de patiënt hebben, omdat een medisch traject vaak voor
langere tijd wordt bepaald. Bij een eenmalig contact op de
huisartsenpost is dat anders. Waarnemers gaan daardoor
meestal wat defensiever te werk. Je doet eerder aanvullende diagnostiek of stuurt sneller een recept in.’
Eigen baas: alles naar eigen inzicht
Loondienst of zelfstandig?
Wanneer je nadenkt over wat beter bij je past, zelfstandige
beroepsuitoefening of in loondienst, neem dan de volgende
aspecten eens voor jezelf door:
Emotioneel: Maakt een eigen praktijk je blij of vind je het eng?
Professioneel: Beslis je graag zelf over de vorm van je praktijk of
ben je eigenlijk geen ondernemer?
Financieel:
Wil je zelf invloed op je inkomen hebben of wil je
zekerheid van inkomen?
Juridisch:
Wil je je wel of niet binden aan collectieve
regelingen, aansprakelijk zijn voor je maten of
verplichtingen bij een bank aangaan?
Sociaal:
Wil je invloed op je werkrelaties hebben of gaat dat
te veel ten koste van je vrijheid?
Gijs Jan Mackaij (33) heeft sinds een jaar een eigen huisartsenpraktijk in Amsterdam. Van tevoren moest hij veel
regelen: ‘Ik moest een financiering en allerlei verzekeringen afsluiten, het praktijkpand overnemen, overnamekosten betalen, personeel overnemen. Dat is veel werk,
waar je lang mee bezig bent. Wees daarop voorbereid.’
Het ‘eigen baas zijn’ bevalt hem goed. Wel heeft hij meer
werk en stress dan hij had gedacht. ‘Ik was er van tevoren
voor gewaarschuwd en toch merk ik dat het me helemaal
opslokt. Je hebt niet alleen de zorg voor je patiënten, maar
ook over je eigen bedrijf. Ik stuur personeel aan, onderhoud externe contacten, doe de administratie. En dat
kost tijd. Maar ik doe het graag, omdat het om mijn eigen
praktijk gaat.’
Zijn zelfstandigheid vindt Gijs een groot voordeel: ‘Je
eigen patiënten hebben en je eigen visie kunnen volgen,
daar steek ik graag veel energie in. Ik heb eerst twee jaar
waargenomen bij drie verschillende huisartsenpraktijken.
Daar deed ik goede ervaring op, maar ik moest me wel
schikken in de praktijkorganisatie van iemand anders.
Nu kan ik alles naar eigen inzicht doen. Ik vind service
erg belangrijk en wil mijn patiënten zo breed mogelijk
kunnen bedienen. Daar neem ik mijn personeel ook op
aan. Ook heb ik me aangesloten bij kwaliteitsbevorderende organisaties als de Huisartsencoöperatie en de
geïntegreerde eerstelijnszorg (GEZ).’ Gijs adviseert jonge
artsen om eerst goed te bedenken wat ze willen met een
praktijk. ‘Stap je er helemaal blanco in, dan kan het zwaar
worden. Ontwikkel eerst een duidelijke visie. Dat maakt
het gemakkelijker in de toekomst.’
Arts in Spe februari 2014 7
hou ervan om me echt te verdiepen in een patiënt. Dat is
veel meer mijn drijfveer dan wat ik verdien.’
Integrale bekostiging
Vrijgevestigde medisch specialisten zijn zelfstandige
ondernemers en werken meestal in maatschappen. Per 1
januari 2015 krijgen zij te maken met integrale bekostiging. Dan geldt er in ziekenhuizen nog maar één tarief
voor elke zorgprestatie. In dat ene integrale tarief zitten
alle kosten die het ziekenhuis maakt, ook het honorarium
van de medisch specialist. Daardoor verandert de samenwerking tussen medisch specialisten en ziekenhuizen
fundamenteel en komt hun financiële situatie er anders
uit te zien. Nu hebben specialisten nog een zelfstandig
Denk tijdens je studie al over de
vorm die het best bij je past
In loondienst: weinig regelen
Wilma Zinger (36) is sinds twee jaar als revalidatiearts in
loondienst bij Reade en gedetacheerd bij het OLVG-ziekenhuis in Amsterdam. ‘Na mijn opleiding in Amsterdam
werkte ik twee jaar in Nijmegen, in dienst bij de Sint
Maartenskliniek en gedetacheerd naar het CWZ. Daarna
werd ik gevraagd voor deze baan in Amsterdam. De markt
voor revalidatieartsen is goed, dus dat ging vrij makkelijk
en snel.’
Wilma hoefde weinig te regelen voordat ze in loondienst
ging. ‘Zaken als verzekeringen en pensioen zijn door de
werkgever geregeld. Ik heb me niet aanvullend verzekerd.
Wel ben ik lid van VvAA voor eventuele ondersteuning en
advies.’
De meeste revalidatieartsen werken van oudsher in loondienst. Wilma merkt wel dat er wat meer revalidatieartsen
als zelfstandig ondernemer beginnen. ‘Zelf zou ik dat niet
gauw doen. Zeker niet in de huidige tijd, met de nieuwe
financiering waarin een omzetplafond en nieuwe honoraria worden ingesteld. Het is nog niet helemaal duidelijk
wat er verandert voor revalidatieartsen. Ik geloof niet
dat ik er erg op vooruitga als ik vrijgevestigd ben.’ Wilma
koos bewust voor revalidatiegeneeskunde, omdat zij het
vak inhoudelijk interessant vindt. ‘Het intensieve en langdurige contact met patiënten geeft mij veel voldoening. Ik
8 Arts in Spe februari 2014
honorarium, maar dan moeten zij afspraken maken over
hun beloning met het ziekenhuis als contractpartner.
Omdat het fiscaal ondernemerschap wellicht verdwijnt,
worden specialisten die voor het grootste deel in één
ziekenhuis werken bijna gedwongen om een arbeidsovereenkomst met het ziekenhuis aan te gaan. Wat hierin de
beste keuze is, in loondienstverband treden of kiezen voor
een nieuwe vorm van vrijgevestigd ondernemerschap,
verschilt per medisch specialist.
Vast over nadenken
Wil je straks de vorm kiezen die het beste bij jou
past, dan is het verstandig daar tijdens je studie
alvast over na te denken en mee bezig te zijn.
Voor begeleiding of antwoorden op zakelijke of
persoonlijke vragen kun je natuurlijk altijd terecht
bij je decaan, het Carrièrecentrum voor Artsen,
het KNMG Loopbaanbureau en bij de adviseurs
van VvAA. Wil je precies weten wat elke vorm van
beroepsuitoefening met zich meebrengt en welke
juridische, financiële, fiscale en ondernemerszaken
en verzekeringen je dan moet regelen? Deze
websites helpen je verder:
• carrierecentrumvoorartsen.nl
• knmg.artsennet.nl (zoek op ‘loopbaanbureau’)
• vvaa.nl/jong-professional
• integralebekostiging2015.nl (alles wat er per
1 januari 2015 door de integrale bekostiging
verandert voor medisch specialisten)
Meer lezen?
Bestel de boeken van Medisch Contact
Patiënten en ander
doktersleed
Wat dokters meemaakten
Mond-op-hondbeademing
MC-lezers vertellen over
dokteren met dieren
Zorg met humor
De beste medische cartoons
van Canary Pete
In opleiding
Columns van een kritische
coassistent
Opereren in Ghana
Columns van chirurg
Harry Wegdam
Zonder handschoenen
Columns van arts, filosoof
en schrijver Bert Keizer
Dokters voor de rechter
Lessen uit opvallende
tuchtuitspraken
Dokter op het strand
MC-lezers vertellen over
dokteren in hun vrije tijd
medischcontact.nl/webshop
DE WEBSITE VOOR ARTSEN
DE BEELDREDAKTIE / MARTIN HOGEBOOM
PORTRET
‘ROCK ’N
ROLL’-ARTS
DENNIS KOX
10 Arts in Spe februari 2014
en andere artiesten mij weer kunnen vinden. Soms zit ik
spreekuur te doen, begint opeens mijn telefoon achter
elkaar te trillen in mijn zak. Dan is er bijvoorbeeld een
artiest die iets over kno-klachten heeft gezegd, waarop
anderen zeggen: ‘Dan moet je Dennis even bellen.’ Zoals
bij Jody Bernal, die een gat in zijn trommelvlies opliep
toen hij van een duikplank sprong [in het programma
Sterren springen, red.]. ‘Zo hebben we elkaar ontmoet.’
Dus Twitter werkt wel voor jou.
Zomaar een twitterconversatie,eind november 2013
De ‘r’ is in de maand, dus oppassen voor artiesten die
het van hun stem moeten hebben. Als kou, virussen
en overbelasting toch problemen opleveren, gaan ze
graag naar kno-arts Dennis Kox. Sophie Broersen
D
é rock ’n roll-arts van Nederland zit er helemaal niet zo rock ’n roll bij, in zijn spreekkamer op een buitenpoli, midden in een
Utrechtse woonwijk. Kno-arts Dennis Kox
zou zichzelf ook niet zo noemen, dat doen zijn patiënten
voor hem. Tenminste, dat deel van zijn patiënten dat
zich speciaal tot hem wendt met stemklachten: bekende
artiesten zoals Miss Montreal, Ben Saunders, Xander de
Buisonjé, Christon Kloosterboer [zanger van Rigby] en
dj’s zoals Gerard Ekdom. Mag hij zeggen dat dat zijn
patiënten zijn? Nee, maar dat doen ze zelf, op Twitter.
Kox zelf twittert ook, op aanraden van diezelfde cliënten. Kox: ‘Zodat zij mij via Twitter kunnen aanprijzen,
‘Het werkt zeker! Maar je bent er wel kwetsbaar. Als
iemand iets negatiefs over je zegt, kun je je moeilijk verdedigen, want je hebt je beroepsgeheim.’
Afgaand op zijn twitteraccount, zou je kunnen denken dat
Kox de hele dag op de set van the Voice of Holland hangt,
of in een privékliniek bekende Nederlanders ontvangt
met een glas champagne in de hand. En dat hij in ieder
geval al jaren bezig is als kno-arts en niets anders doet dan
naar stembanden kijken. Niets is minder waar. Hij werkt
gewoon in een ziekenhuis, het St.Antonius Ziekenhuis in
Nieuwegein en Utrecht, in een witte jas, en is het merendeel van de tijd bezig met ‘gewone’ kno-heelkunde bij
‘gewone’ patiënten. De behandeling van stemproblemen is
wel een van zijn specialiteiten. Zo lang is hij ook nog niet
bezig: hij is pas een jaar of drie kno-arts. Hoe kan hij zo
snel zo’n netwerk hebben opgebouwd? Kox: ‘Dat begon al
tijdens mijn coschap kno in het Lucas Andreas in Amsterdam. De laryngologie was daar een belangrijk interessegebied, en dat trok mij. Er kwamen heel veel zangers, en
met een aantal artiesten had ik een klik. Een aantal van
hen volgde mij naar mijn opleidingsplek in Leiden. Het
zangerswereldje is ook weer niet zo groot, en als mensen
tevreden zijn geven ze dat graag door. Dan weten ze je te
vinden.’
Waarom komen artiesten graag bij jou?
‘Ik weet niet zeker hoe dat komt, maar het kan te maken
hebben met het feit dat ik makkelijk benaderbaar ben,
en dat ik artiesten niet anders behandel dan andere
patiënten. Het contact dat artiesten met hun arts hebben,
is anders dan hun meeste contacten. Meestal benaderen
mensen hen, omdat ze iets willen, samenwerken, of
samen op de foto. Maar mij zoeken ze zelf op, omdat ze
mijn hulp nodig hebben. Daarom wil ik ook niet in een
privékliniek werken. Het geeft juist duidelijkheid dat ik
hier in een ziekenhuis zit, met mijn witte jas aan. Ik wil
niet dat mensen zich afvragen: moet ik komen omdat het
nodig is, of omdat hij er geld mee verdient? Het is gewone
geneeskundige zorg die ik bied, waar ik hooguit iets aan
toevoeg door mijn kennis en ervaring op het gebied van
de stem.’
Xander de Buisonjé lijkt wel ingehuurd door je, zo
enthousiast is hij over je op Twitter!
‘Ja, hij is wel een bijzonder geval. Met hem heb ik in mijn
Lucastijd heel veel contact gehad toen hij stemproblemen
had en daar is een vriendschapsband uit gegroeid. Ik
Arts in Spe februari 2014 11
PORTRET
zou hem ook niet meer opereren, je moet werk en privé
gescheiden houden. Maar als er huis-tuin-en-keukenkeelproblemen zijn, kijk ik heus wel even, net zoals ik dat bij
mijn familie en andere goede vrienden doe.’
Is dat met meer artiesten zo?
‘Nee, ik heb wel goed contact met een aantal mensen,
maar niet op die manier. Met sommige mensen bel ik
af en toe, en we komen elkaar regelmatig tegen bij
concerten waar ik voor word uitgenodigd. Daar probeer
ik altijd heen te gaan, artiesten vinden dat prettig, en ik
ben daardoor ook beter gaan begrijpen wat voor werk
iemand doet. Iedereen denkt: een zanger gaat staan en
zingt zijn liedje. Maar er gaat heel veel aan vooraf, en de
druk is hoog. Voor mij is de drempel al hoog om me ziek
te melden, en vijftig poliafspraken af te bellen. Hoe moet
dat wel niet zijn als je je niet lekker voelt en vijfduizend
mensen moet afzeggen? Nog afgezien van alle mensen om
de artiest heen die ook belangen hebben bij dat optreden.’
Proberen die mensen wel eens druk op jou uit
te oefenen?
‘Dat heb ik wel eens meegemaakt, maar daar ben ik heel
duidelijk in. Ik wil best een gesprek hebben, iets uitleggen, maar altijd in overleg met de patiënt, liefst met
diegene erbij. Ik kan alleen zeggen of het verstandig is om
te zingen of niet.’
Rigby-zanger Christon Kloosterboer bij rock ‘n roll-arts
Dennis Kox
Je komt nogal nuchter over, waarom trekt die wereld je?
‘Ik heb geen enkele ambitie om artiest te worden hoor
[lacht]. Het is leuk om je te onderscheiden van anderen.
Dat had ook met iets anders kunnen gebeuren, maar dit is
nu eenmaal waar ik in terecht ben gekomen, op dit gebied
heb ik de kennis, wetenschap en ervaring. Met name in
het gedoe om de stembanden zelf heen. Kijk, die stembanden zijn twee elastiekjes, daar weten we veel van, hoe je
moesten we goed begeleiden, om te voorkomen dat ze
haar stem anders zou gaan gebruiken. Want dan loop je
juist kans op knobbels en bobbels. Uiteraard kan ik dit
soort complexe zorg niet in mijn eentje doen, dus dan
werk ik nauw samen met logopedisten en zangcoaches.’
Bied je de artiesten extra service, krijgen ze voorrang?
‘Ik heb geen enkele ambitie
om artiest te worden’
die kan behandelen, wat daar op en aan kan zitten en hoe
we die kunnen opereren. Maar alles eromheen is minstens
zo belangrijk. Een goed voorbeeld is Miss Montreal, die is
geopereerd aan haar keelamandelen. Juist bij iemand die
zingt kan dat een groot effect hebben. Met je stembanden
maak je een basisgeluid en alles wat boven je stembanden
zit, is je klankkast. Als je die twee hele grote amandelen
weghaalt, zijn er opeens twee grote ruimtes, waardoor je
klank anders klinkt. Dat was heel confronterend, omdat
zij zichzelf hoorde alsof ze zichzelf niet meer was. Dat
12 Arts in Spe februari 2014
‘Nee, tenminste, niet omdat ze artiest zijn. Als een dj een
acuut probleem heeft, en over een uur zijn programma
moet starten, hou ik daar rekening mee. Maar dat doe ik
ook voor een patiënt die over een halfuur bij de longarts
moet zijn. Wel ben ik laagdrempelig bereikbaar. Als zij
spanning hebben, twijfelen over wat ze moeten doen,
kunnen ze mij sms-en of Whatsappen. Ik ben niet altijd
bereikbaar, maar dan kan ik op zo’n moment beoordelen
wat ik doe, en op een geschikt moment terugbellen.’
Behandel je ook spanning dan?
‘Nou, laat ik het zo zeggen: geruststelling is het grootste
deel van mijn werk. Als iemand iets in zijn keel voelt, kan
de angst toeslaan: kan ik volgende maand dat grote evenement wel doen? Dan verkrampt alles, dan is het einde van
de wereld nabij: “Ik kan nooit meer zingen, ik moet een
andere baan zoeken, help, wat nu?”’
Een beetje psychologie is dus ook wel nodig.
‘Heel veel.’
GETTY IMAGES
COLUMN
De emoties van het vak
Bang, boos, bedroefd en blij; de vier basisemoties. Het
leek alsof ik in een rollercoaster van gevoelens zat tijdens
mijn coschap kindergeneeskunde. Je praat er niet over,
want ‘het hoort nu eenmaal bij het vak’. Dus dan schrijf ik
het maar. Beginnend bij de eerste: bang.
Bang was ik, toen ik een 8-jarige met een angststoornis
in mijn spreekkamer had. Tranen in zijn ogen, wiebelende
voeten, trillende handen. Zijn angst sloeg vanaf het eerste
moment op mij over. Het leek alsof ik kon voelen wat hij
voelde. Waar ik hem het liefst een grote knuffel wilde
geven, wist ik dat dat niet kon. Hij poepte in zijn broek
en ik vond dat eigenlijk niet zo raar als je zo angstig
bent. Maar zijn moeder bleef aandringen op aanvullend
onderzoek, want psychisch kon deze klacht zeker niet zijn.
En dan overleg je met de kinderarts, die na lang praten
toch ook overstag gaat. Een poepdagboek is al eerder
bijgehouden, dus gaan we nu voor bloedonderzoek, een
X-BOZ en anale manometrie. Niet omdat het onderzoek
Zijn angst sloeg vanaf het eerste
moment op mij over
nodig is – dat geeft ook de kinderarts toe – maar omdat de
moeder het wil en we onze ouders toch tevreden moeten
houden. Mijn gevoel van angst slaat over in woede. Boos
ben ik, dat ik het jongetje niet kan beschermen. Boos,
omdat hij huilend naar de prikkamer gaat en ik hem niet
kan troosten. Woedend dat we niet de patiënt behandelen, maar zijn moeder zoet houden. Nu trillen mijn handen
en voel ik de tranen in mijn ogen opwellen. Ik verstop me
maar snel even in het toilet in een poging het gevoel te
parkeren tot vanavond, als ik er thuis over kan praten.
Dan is er nog verdriet. Wanneer er wordt gevraagd of ik
mee wil kijken als er een intra-uterien overleden baby
wordt geschouwd, zeg ik vol goede moed ‘ja’. Hoe erg
kan het zijn? Schouwen van volwassenen heb ik al vaker
meegemaakt. Maar dit dus nog niet. Moeder zit met haar
overleden baby in haar armen en ze huilt niet. Haar gezicht staat mat, alsof ze niet meer kan huilen. We nemen
het meisje van haar over en nemen haar mee. Ze wordt
uitgekleed en nagekeken. Ze beweegt niet, is bleek en
koud. Met haar kleren aan leek het nog alsof ze sliep, nu
is er niets vredigs meer aan. Ik slik en kijk toe hoe ze haar
toch weer een luiertje om doen en netjes aankleden. Wat
is ze mooi en wat is het tegennatuurlijk dat ze wel op
aarde is, maar de aarde nooit heeft mogen aanschouwen.
De moeder voelt zich onbeschrijflijk bedroefd en mijn
gevoel valt daarbij eigenlijk in het niet.
Gelukkig zijn er ook de blije momenten. Want wat was
ik blij toen we geroepen werden bij een keizersnede. De
spanning van het moment blijft voor mij toch het leukste
van het vak. Bij aankomst hoorden we dat het kind in
foetale nood was. Alles werd gereedgemaakt om de baby
te ontvangen en ik stond al vol adrenaline klaar, bedacht
op een kind dat er slecht uit zou komen. Een paar minuten
later horen we gehuil, het beste geluid dat je je op dat
moment kunt wensen. Een prachtige, actieve, roze baby
wordt naar ons toe gebracht en we hoeven niets te doen.
Met een grote glimlach feliciteer ik de vader. Wat is het
toch een geweldig vak!
Sara Roos
Arts in Spe februari 2014 13
De ziekenhuisarts
komt eraan!
Deze dokter is zorg- en patiëntmanager in één
De eerste artsen in opleiding tot ziekenhuisarts zullen in 2015
afstuderen. Iets voor jou? Laurine Alderlieste, Sanne Wubbels
en Marije Nijenhuis
U
it verschillende rapporten blijkt dat er
behoefte is aan een generalist in het ziekenhuis en aan een arts die verstand heeft
van patiëntveiligheid, kwaliteit van zorg
en organisatorische vaardigheden.1 Sinds kort heeft deze
behoefte vorm gekregen: de ziekenhuisarts. Wat houdt
dit nieuwe profiel precies in?
Geen ‘superzaalarts’
De pilotopleiding tot ziekenhuisarts is in september 2012
van start gegaan en vanaf 1 juli 2014 erkent het College
Geneeskundige Specialismen (CGS) de ziekenhuisarts als
profiel (zie kader). Er zijn momenteel vier ziekenhuizen
die ziekenhuisartsen opleiden; het VUmc (Amsterdam),
het UMCG (Groningen), het Catharina Ziekenhuis
‘Het is geen “huisarts
in het ziekenhuis”’
(Eindhoven) en het Jeroen Bosch Ziekenhuis (’s-Hertogenbosch). Per jaar zijn in totaal twintig opleidingsplekken beschikbaar. De ziekenhuisarts heeft geen eigen
spreekuren op de polikliniek, maar houdt zich bezig met
algemeen medische zorg voor patiënten op zaal en is
daar hoofdbehandelaar van eigen patiënten. Voldoende
basiskennis van onder andere wondgenezing, water- en
zouthuishouding, en pre- en postoperatieve zorg is
14 Arts in Spe februari 2014
hierbij vereist.2 Marleen Biesheuvel en Esmée Vural zijn
gestart in het eerste cohort van de pilot in het VUmc. ‘We
worden geen “superzaalarts” die twintig in plaats van
twaalf patiënten onder zijn hoede heeft. Naast de klinische patiëntenzorg richten we ons op het verbeteren van
de kwaliteit van zorg door het analyseren van processen
en het formuleren en implementeren van oplossingen.’
De opleiding duurt drie jaar en bestaat uit een basisjaar
interne geneeskunde en stages op verschillende afdelingen, zoals Heelkunde, Neurologie en Anesthesiologie.
De ziekenhuisarts kan uiteindelijk op bijna elke afdeling
werkzaam zijn.
Takenpakket
Naast de medische zorg voor patiënten op zaal bestaat
het takenpakket van een ziekenhuisarts uit zorgcoördinatie en communicatie binnen en buiten het ziekenhuis.
Hierbij kun je denken aan het opstellen van onderling
afgestemde behandelplannen, multidisciplinair overleg
en een goede overdracht.3 Paetrick Netten, internist en
voorzitter van het Concilium Ziekenhuisgeneeskunde
(van de Stichting Opleiding Ziekenhuisgeneeskunde,
SOZG): ‘We zien dat patiënten vaak tevreden zijn over
een behandeling of operatie zelf, maar ontevreden over
de nazorg: artsen geven veranderingen in medicatie niet
goed door aan patiënt en huisarts of de opvang van een
patiënt thuis is niet of slecht geregeld. De ziekenhuisarts
wordt verantwoordelijk voor het regelen van dit soort
zaken.’ Tijdens het laatste halfjaar van de opleiding werkt
de arts in opleiding tot ziekenhuisarts aan een ‘meesterstuk’, een onderdeel van het ‘lintprogramma’, dat als een
rode draad door de opleiding loopt. Hierin moeten de
organisatorische kwaliteiten van de ziekenhuisarts tot ui-
ting komen. Marleen Biesheuvel: ‘Hierin werken we aan
de verbetering van een proces op het gebied van kwaliteit
en patiëntveiligheid. Je kunt bijvoorbeeld denken aan het
verbeteren van een ontslagprocedure of het vergroten van
medicatieveiligheid. We bedenken een gedegen oplossing
die we daadwerkelijk implementeren op die afdeling,
maar ook op andere afdelingen die met dat proces te
maken hebben.’
Versnippering
De Jonge Specialist, de beroepsvereniging van alle artsen
(niet) in opleiding tot medisch specialist en geregistreerde
profielartsen, noemt de ziekenhuisarts in een reactie
‘de zoveelste spin in het web’, refererend aan de verpleegkundig specialist (VS) en de physician assistant (PA).4 De
Jonge Specialist zegt te vrezen voor versnippering van de
zorg en onduidelijkheid over de eindverantwoordelijkheid voor de patiënt. Daarnaast maakt zij zich zorgen over
de positie van de anios (arts niet in opleiding tot medisch
specialist). Paetrick Netten denkt hier anders over:
‘De ziekenhuisarts zal nooit alle taken van de huidige
anios kunnen overnemen: zoveel ziekenhuisartsen
worden er de komende jaren niet opgeleid en ook in de
toekomst zal dit waarschijnlijk niet gebeuren. Ik denk
dat de anios ook op andere plekken dan op zaal ingezet
kan worden, bijvoorbeeld op de poli en op de ok.
De ziekenhuisarts verschilt van de VS en de PA in
zoverre dat de ziekenhuisarts op verschillende
afdelingen inzetbaar is, terwijl de VS en de PA slechts
enkele taken overnemen bij één medisch specialisme.
Daarnaast is nu de specialist hoofdbehandelaar als de
patiënt op zaal ligt, en met de komst van de ziekenhuisarts gaat dat veranderen.’
Solliciteren
CORBIS
Als ziekenhuisarts moet je goed kunnen coördineren
en organiseren; je bent zorg- en patiëntmanager in één.
Initiatief tonen, communiceren en goed kunnen samen-
werken zijn kwaliteiten die je nodig hebt. Verder is het
belangrijk dat je een brede interesse hebt; als ziekenhuisarts werk je immers als generalist. Je focust niet op één
orgaan, maar op de patiënt in zijn geheel. Solliciteren
voor de opleiding doe je door een sollicitatiebrief met cv te
sturen naar het concilium van de SOZG. Op basis hiervan
word je al dan niet uitgenodigd voor een gesprek. Opleiders uit het concilium en een arts in opleiding tot ziekenhuisarts leiden het gesprek.5 Esmée Vural: ‘Tijdens het
sollicitatiegesprek let men vooral op de wijze waarop een
kandidaat problemen denkt op te lossen op een afdeling,
want de ziekenhuisarts is straks organisator en de schakel
tussen verschillende specialismen. Daarnaast moet je je
positie als ziekenhuisarts op de werkvloer op dit moment
veroveren. Het is belangrijk dat je daarvoor openstaat.’
Brug
De ziekenhuisarts is geen ‘superzaalarts’ of ‘huisarts in
het ziekenhuis’, maar breed inzetbaar voor complexe
zorg. Hij is een eerste aanspreekpunt voor de patiënt en
zijn familie in een patiëntveilige en patiëntvriendelijke
omgeving met heldere communicatie en goede coördinatie, zowel binnen als buiten het ziekenhuis. De ziekenhuisarts slaat een brug tussen medische (super)specialisten, a(n)iossen, verpleegkundigen en VS, PA en
andere (klinische) zorgverleners.6 Esmée Vural: ‘Het is
breed, leuk en uitdagend. Ik denk echt dat de gezondheidszorg in Nederland gaat veranderen. We staan aan
het begin van een nieuw zorgtijdperk.’
De voetnoten vind je op artsinspe.nl
Arts in Spe februari 2014 15
Coschap op
Vlieland
In de voetsporen van dokter Deen
M
et open mond sta ik toe te kijken. ‘Euhh, Saar,
even hoor, maar hoe weet je in godsnaam of het
hart en de longen van die hond goed zijn???’
Saar, dokter Schuling, krijgt een slinks lachje
op haar gezicht. ‘En waar heb je geleerd waar je überhaupt je
stethoscoop neer moeten zetten??’ ‘Ja, gewoon een beetje van Ferry
(haar maat huisarts, RB) afgekeken.’ Want ook dat wordt van je
gevraagd als je huisarts op Vlieland bent. De dierenarts komt maar
eens in de zoveel tijd vanaf de wal om zijn spreekuur te doen, dus
alle spoedjes van de nodige viervoeters, waaronder ook het idee
blijkt te vallen van een dame die dacht dat haar hond wel eens de
ziekte van Lyme zou kunnen hebben, worden opgevangen door de
huisarts.
‘Ik heb meer dan genoeg te doen:
rupsenallergieën, snot- en loopneuzen en diverse snijwonden’
Ook ik dacht altijd wel ergens gedurende mijn studie in deep
down Afrika terecht te komen, maar het liep wat anders en door de
centen die ik zo uitspaarde aan een ticket kon ik een maand lang
mijn verblijf op Vlieland bekostigen. Want een coschap op Vlieland
is niet goedkoop; behalve de huisvesting die je zelf betaalt, had
ik met mijzelf de deal gemaakt – om het gemis van de Afrikaanse
zon te compenseren – dat ik iedere dag dat de zon scheen mocht
lunchen op een terrasje. En die zon heeft nogal veel geschenen…
Maar naast het genieten van de zon, de rust en al het andere moois
van het eiland deed ik natuurlijk ook mijn ding in de huisartsenpraktijk. Sinds de pensionering van dokter Deen is de regie van
de gezondheidszorg op Vlieland in handen van twee huisartsen,
dokter Wolfswinkel (Ferry) en dokter Schuling (Saar). De praktijk
is verplaatst van de Dorpsstraat naar een prachtig nieuw pand in
16 Arts in Spe februari 2014
de Molenglop waar behalve de mainstream inventaris van een zich
zelf respecterende huisarts ook een apotheek en een röntgenapparaat aanwezig zijn. De gemeente Vlieland draagt zo zijn steentje
bij om de kosten van de gezondheidszorg te beteugelen door niet
iedere verdenking van een fractuur voor een foto naar de wal te
hoeven sturen.
Een coschap huisartsgeneeskunde is op een eiland wel anders dan
aan de wal. Jubelende verhalen hoorde ik van medecoassistenten
over dit coschap: ‘Je mag zoveel zelf doen’, ‘Ik draai gewoon mijn
eigen spreekuren’, ‘Soms zie ik wel twintig mensen op een dag,
zelfstandig!’.
In mijn eerste twee weken, net voor het zomerseizoen, haalden
wij de twintig mensen op een dag niet eens. Daarbij heeft het voor
de gemiddelde Vlielander wel even tijd gekost om te wennen aan
twee nieuwe artsen in plaats van de vertrouwde dokter Deen, dus
een co die zomaar even het spreekuur zou gaan doen… Gelukkig
voor mij waren daar ook de passanten, en begon het hoogseizoen.
Ik heb meer dan genoeg te doen gehad met jonge ouders met een
(eerste) kindje met koorts, tekenbeten, rupsenallergieën, urineweginfecties (‘Dokter, komt dat nu door het op blote voeten lopen
op de camping?’ ‘Nee lieve patiënt, dat komt omdat jullie eindelijk
weer eens tijd hebben voor elkaar…’), snot- en loopneuzen,
rode ogen en diverse snijwonden, niet zelden in de nacht, want
dienst heb je op Vlieland 24/7. Daarnaast heb ik mijn Duits
aardig weten bij te spijkeren; een fractuur is een Knochenbruch,
ontwrichting een Verrenkung en verstuiking een Verstauchung.
Neusverkoudheid Schnupfen en sputum Auswurf. Misselijkheid is
Übelkeit en braken erbrechen. Urineaandrang Harndrang en een soa
is een Geschlechtskrankheit.
Maar ook met de meer serieuze en minder leuke kant van het vak
heb ik kennisgemaakt. In mijn laatste week werden wij bij een
reanimatie op de veerhaven geroepen. Onze inspanningen ten
spijt heeft het niet mogen baten. En dat ging mij, maar ook Saar
en Ferry, niet in de koude kleren zitten. Behalve dat ik niet al te
gecharmeerd was van de vraag ‘hoe dat nu voelde’, koud een paar
minuten na alle gebeurtenissen, van een patiënt die we vanwege
de 112-oproep later hadden terugbesteld in de praktijk, bleek ook
WEG
gegaan zonder ons te verwittigen?? Geen gehoor. Nog een rondje,
voor de dubbelcheck, echt niemand aanwezig. Huis uit, maar de
voordeur op een kier gelaten, voor het geval we toch terug zouden
moeten. Nog een keer bellen met de praktijk. ‘Ja, patiënt Jansen
van Xstraat 88 belde net om te vragen om waar jullie bleven,
zijn ritme is trouwens weer genormaliseerd.’ ‘Patiënt Jansen van
Xstraat 88? Niet patiënt Jans van Ystraat 88?’ Ahhhhhhhhhhh!!
De assistente heeft voor ons patiënt Jans op zijn werk gebeld om
uit te leggen waarom zijn voordeur openstond als hij thuis zou
komen…
Renske Bolt, thans basisarts, liep in de zomer van 2012, als student geneeskunde aan de RUG, haar coschap huisartsgeneeskunde op Vlieland
BEELD: AUTEUR
de volgende dag hoe wij ons lieten beïnvloeden. Ditmaal kwam
de melding van de doktersassistente; laten we zeggen patiënt Jans
van de Ystraat 88 had gebeld vanwege pijn op de borst en palpitaties, dus wij vlogen de deur uit. Aangekomen op het adres stonden
wij voor een dichte deur. Radio nog aan en een smeulende peuk in
de asbak. Zweet in de handen en een naar gevoel in de onderbuiken. Achterom gegaan, ook geen deur open. Raam van de woonkamer op een kier, met zo’n standaard zonder beveiliging waardoor
je hem kunt lichten en het hele raam zover omhoog kunt duwen
dat er ook een volwassen mens door naar binnen kan, en dit alles
op een hoogte die goed bereikbaar was via de aanwezige tuinstoel.
Dus, ik stoel tegenhouden, Saar naar binnen, die vervolgens naar
de voordeur ging om mij binnen te laten. Het hele huis door, inclusief wc en kelder, met het hart in de keel. Niemand te bekennen.
Bellen met de praktijk. Was deze klojo inmiddels naar de praktijk
Arts in Spe februari 2014 17
Op mijn plek bij
neurologie
Neurologie staat bekend als een ‘puzzelvak’, met veel observeren, reflecteren en
analyseren. Maar Anne van der Meij heeft ook voor het specialisme gekozen vanwege
het snelle en acute handelen. Op 1 april begint ze met haar opleiding in het LUMC Leiden.
Dat vroeg overigens wel het nodige geduld en doorzettingsvermogen. Naomi Querido
H
oewel het nog geen 12 uur ’s middags is, heeft
Anne van der Meij (27) er al een lange werkdag
op zitten. Of beter gezegd: nacht, want ze
komt net uit de nachtdienst, een van haar
laatste in dit ziekenhuis. ‘Ik werk sinds een jaar als anios
op de afdeling Neurologie van het Kennemer Gasthuis in
Haarlem. Hier heb ik me goed kunnen voorbereiden op
mijn opleiding, waarmee ik op 1 april begin. De komende
zes jaar worden enorm druk, maar daar zie ik niet tegenop.
Integendeel, ik ben heel blij dat ik deze opleidingsplek
heb, want neurologie is echt de richting die ik op wil.’
Afwisselende combinatie
Tot in haar eindexamenjaar was dat wel anders en wist
Anne niet zo goed ‘wat ze later wilde worden’. ‘Ik bezocht
open dagen van geneeskunde en farmacie, maar ook van
bouwkunde’, lacht ze. ‘Maar bij het menselijk lichaam lag
mijn interesse het meest. Ook leek geneeskunde me een
afwisselende studie, met de combinatie van colleges en
practica. Hoewel ik werd ingeloot op de universiteit van
mijn eerste keuze, de UvA Amsterdam, besefte ik nog nauwelijks dat ik arts zou worden. Dat kwam pas bij de eerste
colleges. Vanaf dag één vond ik het interessant om elk
orgaan te leren kennen: de nieren, de longen, de hersenen.
Toen wist ik dat ik op mijn plek was.’
hoe ze een stellage rond haar buik had gekregen. “Wil je
het zien?”, vroeg ze, terwijl ze haar nachthemd omhoog
trok. Dáár had ik niet op gerekend. Het is alweer acht jaar
geleden en daarna gelukkig nooit meer gebeurd, want ik
vond het hartstikke gênant. Maar ik heb nooit getwijfeld
aan mijn keuze voor geneeskunde.’
Zorgvuldig kijken
Voor haar wetenschappelijke stage wilde Anne het liefst
naar het buitenland. ‘Het AMC stimuleert stages in het
buitenland, maar je moet ze zelf organiseren. De neurologie sprak me toen al aan én ik had een idee: mijn oma had
parkinson en daar wilde ik graag onderzoek naar doen.
Dat plan heb ik gemaild naar een neuroloog in het AMC,
dr. Rob de Bie, en hij gaf me het adres van een collega in
Canada.’
Anne mocht een halfjaar meewerken aan een proefdieronderzoek. ‘We bestudeerden apen met de ziekte van
Parkinson. Omdat dieren niet kunnen praten, keken we
op dvd’s of we verbetering konden zien in hun gedrag op
de middelen die ze kregen. Daardoor leer je heel goed observeren; je let op hoe de ziekte zich presenteert en wat de
symptomen zijn. Dat je zo veel kunt zien door zorgvuldig
kijken, sprak mij enorm aan.’
Viool
Tegen de vlakte
Toch moet Anne, zeker aan het begin van de studie, nog
wel wennen aan de praktijk. ‘De eerste keer dat we bij
elkaar bloed moesten prikken, ging ik tegen de vlakte. Ik
kon helemaal niet tegen bloed! Op de eerste dag van mijn
verpleeghulpstage in Oxford ben ik ook flauwgevallen.
Een vrouw vertelde dat ze van haar paard was gevallen en
18 Arts in Spe februari 2014
Bij terugkomst in Nederland gunde Anne zichzelf een
jaar uitloop op haar studie. ‘Ik was pas 21 en wilde me nog
niet te veel vastleggen op neurologie, maar open aan mijn
coschappen beginnen. Behalve dat ik nog een aantal tentamens had openstaan, speel ik viool. Dus toen ik de kans
kreeg om met het UvA-Orkest J.Pzn Sweelinck een jaar op
tournee te gaan, heb ik dat gedaan.’
DE BEELDREDAKTIE / DIEDERIK VAN DER LAAN
‘We bestudeerden
apen met de ziekte
van Parkinson’
Arts in Spe februari 2014 19
met ernstige diagnoses die soms slecht te behandelen
zijn. Soms houdt dat mensen tegen om voor dit specialisme te kiezen, maar ik vind het juist belangrijk om die
patiënten zo goed mogelijk te begeleiden.’
Ook het kunnen observeren en analyseren speelt een
grote rol bij Anne’s keuze. ‘Veel neurologische klachten,
zoals spraak- en bewegingsstoornissen, zie je aan de
buitenkant. Met lichamelijk onderzoek kun je ver komen
en vaak al lokaliseren waar er iets aan de hand is: komt
het uit de hersenen, spieren of zenuwen? De aanvullende
diagnostiek helpt vooral om je vermoeden te bevestigen
of om iets uit te sluiten.’
Lastig besluit
Na haar oudste coschap in het St. Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam heeft Anne nog geen opleidingsplaats.
‘Via neuroloog Rob de Bie kon ik een promotietraject in.
Ik schreef er een plan voor, maar er was onduidelijkheid
over de financiering. Daarom solliciteerde ik ook bij het
OLVG, naar een functie als anios op de afdeling Neurologie. Net toen ik hoorde dat ik was aangenomen, bleek
ook dat er geld beschikbaar was voor het onderzoek. Een
lastig besluit: als promovendus zou ik meer kans maken
op een opleidingsplek, maar mijn gevoel lag bij het doen
van klinisch werk. Dat laatste gaf de doorslag: na een
weekend lang overleg met mijn hele omgeving, heb ik
naar mijn gevoel geluisterd en gekozen voor de baan bij
het OLVG.’
Ouderen met humor
Anne van der Meij
Leeftijd 27 jaar
Basisopleiding UvA Amsterdam
Wetenschappelijke stage Neurologie in Canada
Gekste moment tijdens coschap ‘Op de trauma-afdeling van een ziekenhuis in ZuidAfrika. Ik was een drain aan het inbrengen bij een patiënt in de borstkas – iets wat ik in
Nederland nog niet mocht – en die man sprong op en rende weg! Hij werd met zes man
teruggehaald, want hij had bloed in zijn longen.’
Voorbeelden ‘Dat zijn twee mensen aan wie ik veel te danken heb: opleider dr. Rob de Bie
van het AMC, die ondanks zijn drukke werk je altijd te woord staat en mails beantwoordt,
en prof. dr. Peter Portegies, die mij in het OLVG heeft aangenomen. Je kunt altijd bij hem
terecht en hij is vrolijk en vriendelijk.’
Communicatie
Toch is tijdens haar coschappen de keuze voor neurologie
snel gemaakt. ‘Ik heb nog even getwijfeld over chirurgie,
een lekker praktisch vak, maar het trok me te weinig om
me er helemaal in te storten. Wat mij aanspreekt in neurologie, is het belang van communicatie. Je hebt te maken
20 Arts in Spe februari 2014
Als anios doet Anne veel ervaring op. Eerst een jaar bij
het OLVG en sinds begin 2013 in het Kennemer Gasthuis.
‘Als basisarts behandel je vooral de acute neurologie, zoals
hersenbloedingen, epilepsie en beroertes. Inmiddels zie
ik ook patiënten op de polikliniek. Op de afdeling in het
ziekenhuis zie ik vooral oudere mensen, die zijn opgenomen na een beroerte, met een hersentumor of door
epilepsie. Opvallend vind ik de hoeveelheid wijsheid en
humor waarover ouderen beschikken.’ Met een lach voegt
ze daaraan toe: ‘En ik leer veel van ze, van hoe ik iets beter
kan uitleggen tot heel eenvoudige dingen als harder
praten.’
Gevoel gevolgd
Anne is dan ook blij dat ze haar gevoel heeft gevolgd.
‘Toen ik na het jaar in het OLVG nog geen opleidingsplek
had, en zelf het onderzoek aan de kant had geschoven,
was dat lastig. Ik wilde niet stilstaan, maar ook niet
blijven hangen in een baan als basisarts. Ik koos ervoor
om in het vakgebied te werken en ondertussen flink te
solliciteren. Dat kan ik iedereen dan ook aanraden: volg je
gevoel en zet door. Die overtuiging heeft geholpen, want
in juli 2013 kreeg ik te horen dat ik was aangenomen voor
de opleidingsplek in Leiden. Daar heb ik me de afgelopen maanden op kunnen voorbereiden. Want ook al zal
ik de komende jaren weinig vrije tijd hebben, voor dit
toekomstperspectief heb ik alles over!’
LEUKSTE BIJBAAN
DE BEELDREDAKTIE / EVERT JAN DANIELS
‘Een militaire
basis is een
totaal andere
wereld’
Welmer de Groot (24), geneeskundestudent
Wat zijn je taken voor defensie nu je terug in Nederland bent?
zat hij 2,5 maand in Afghanistan. ‘Je ziet de
‘In principe ben ik opgeleid als bewaker/beveiliger. Maar op dit
moment werk ik op het ministerie en het hoofdkantoor. Beveiligingstaken heb ik daar eigenlijk helemaal niet meer. Ik werk als assistent van de staf en ben nu bijvoorbeeld bezig met het verzamelen
van de competenties van collega’s.’
oorlog overal om je heen.’
In hoeverre sluit je werk bij defensie aan bij de geneeskunde?
in Rotterdam, werkt parttime als militair voor
de Koninklijke Luchtmacht. Eind vorig jaar
Hanna van de Wetering
Wat deed je precies in Afghanistan?
‘Ik nam als Force Protection deel aan Airtaskforce 24. Force Protection gaat over de bewaking van de Nederlandse belangen, in dit
geval op een vliegbasis in Afghanistan. De vliegtuigen daar vallen
onder Nederlandse verantwoordelijkheid en moeten bewaakt
worden. We liepen bijvoorbeeld controlerondes en checkten wie er
de poort binnenkwam.’
Voor het eerst uitgezonden, hoe was dat?
‘Het is vreemd om ineens in oorlogsgebied te zitten. Ook al is
Noord-Afghanistan relatief rustig, je ziet de oorlog overal om je
heen. Je verblijft op een militaire basis waar duizenden militairen
in uniform rondlopen. Het is echt een totaal andere wereld. Tegelijkertijd gaat het normale leven gewoon door. Je sport, je eet, je doet
je werk.’
Wat miste je het meest van Nederland?
‘De privacy. Je bent constant samen met je collega’s en kunt niet
even een rondje door het bos gaan lopen.’
‘In de geneeskunde zorg je voor mensen. Dit is een hele andere
manier van zorgen, waarbij je bijdraagt aan de heropbouw van een
land. In Afghanistan was mijn bijnaam al snel “doc”; ik heb mijn
collega’s wel een beetje kunnen trainen in de Eerste Hulp. Daarnaast heeft mijn werk als assistent van de staf overeenkomsten met
wat ik doe met mijn eigen bedrijfje: ik ontwikkel lesprogramma’s
voor zorginstellingen. Zowel bij defensie als bij zorginstellingen
moet aangetoond kunnen worden dat medewerkers niet alleen
bevoegd, maar ook bekwaam zijn.’
Een toekomst als militair arts?
‘Het lijkt mij heel leuk om verder te gaan in de ondersteuning van
de opleiding. Defensie heeft een grote taak in de binnenlandse veiligheid, en ik zou graag een brug willen vormen tussen de civiele en
de militaire gezondheidszorg. Eén been in het burgerbestaan, het
andere in het militaire wereldje.’
Waarom is dit de leukste bijbaan?
‘Je leert zo veel. Praktische dingen zoals leiderschap, communicatie,
discipline: allemaal kwaliteiten die je ook in de geneeskunde kunt
gebruiken. Je ontwikkelt jezelf, leert jezelf echt kennen. Je werkt op
een heel professioneel niveau in een heel professionele organisatie.
En daarbij verdien je ook nog eens heel goed.’
Arts in Spe februari 2014 21
Het dedicated
schakeljaar
Na de coschappen
direct in opleiding
Het laatste jaar van de coschappen besteden
aan de specialisatie van je voorkeur
en daarna direct in opleiding: het lijkt
onmogelijk, maar dat is het zeker niet.
Maak kennis met de plannen voor het
‘dedicated schakeljaar’. Sanne Wubbels
GETTY IMAGES
en Kasper Overbeek
22 Arts in Spe februari 2014
D
e opleiding tot medisch specialist duurt
lang en kost gemiddeld 140.500 euro.1 Al
jaren zijn er plannen om de basisopleiding
en de vervolgopleiding beter op elkaar te
laten aansluiten, zodat het totale traject korter en goedkoper wordt. In het regeerakkoord van het huidige kabinet is bepaald dat er in totaal 270 miljoen euro bezuinigd
moet worden – dat is meer dan een derde van het totale
budget voor de opleidingen tot medisch specialist.2 3 Het
schakeljaar moet uiteindelijk een besparing opleveren,
doordat de opleiding tot medisch specialist wordt ingekort. De huisartsopleiding vormt hierop overigens een
uitzondering, omdat deze opleiding volgens Europese
richtlijnen al de minimale duur heeft. Nu is het schakeljaar nog in een pilotfase, maar uiteindelijk is het de
bedoeling dat een groot deel van de specialisten via deze
weg in de opleiding komt. Bij goede ervaringen met de
pilots wordt het aantal plekken voor een schakeljaar
stapsgewijs per jaar opgehoogd.
Verworven competenties
Het schakeljaar is een opleidingsprogramma dat je volgt
binnen één specialisme tijdens het
laatste jaar van je studie. Studenten
kunnen in het vijfde jaar solliciteren voor
het specialisme van hun voorkeur, waarna zij het
zesde jaar binnen dit specialisme kunnen invullen.
De exacte invulling van het schakeljaar is nog onbekend
en hangt af van het specialisme. De opleiders maken een
plan om de coassistent in het schakeljaar zo veel moge-
‘Het is nog wel een sprong
in het diepe’
lijk competenties te leren die normaal gesproken in het
eerste jaar van de opleiding tot medisch specialist geleerd
worden. Vanwege deze eerder verworven competenties
(EVC’s) kan de vervolgopleiding met maximaal zes maanden worden ingekort. Deze inkorting kun je niet alleen
bemachtigen door in het schakeljaar EVC’s te bemachtigen; ook tijdens een jaar op een afdeling als arts niet in
opleiding tot specialist (anios) kun je EVC`s verdienen, en
op sommige faculteiten kan dit ook in een regulier laatste
jaar. Een belangrijk verschil met het reguliere laatste jaar
is dat de kans om direct na het schakeljaar in opleiding
te komen reëel is: minimaal een op de drie coassistenten
kan na het schakeljaar direct instromen. De pilots zullen
landelijk geëvalueerd worden door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra (NFU), waarna
de inhoud van het schakeljaar in de toekomst nog kan
veranderen.
Pilot
In Rotterdam en Nijmegen zijn de pilots met het schakeljaar inmiddels van start gegaan. In de sollicitatierondes
van november bemachtigden in totaal tachtig studenten
een plek bij hun favoriete specialisme. Vanaf april 2014
beginnen zij aan hun schakeljaar. Sander Wout, coassistent in Nijmegen, is aangenomen voor het schakeljaar
anesthesiologie, spoedeisende hulp en intensive care.
Hij en zijn collega-student zijn al verzekerd van een
opleidingsplek in 2015: ‘Ik wil specialiseren in de anesthesiologie. Ik heb nog geen coschap anesthesiologie gedaan,
want dat zit niet in de reguliere coschappen. Maar ik heb
me georiënteerd op dit vakgebied door een paar keer
mee te lopen met mijn schoonvader, die anesthesioloog
is. Daarna wist ik dat anesthesiologie hét specialisme is
voor mij.’ Ook Rob van Vliet start met het schakeljaar in
Nijmegen – in juni begint hij in de chirurgie: ‘Ik vond
het coschap erg leuk en de sfeer op de afdeling sprak me
aan. Daarna ben ik een tijdje onderzoek gaan doen bij
kinderchirurgie. Toen ik kon solliciteren voor het schakeljaar, twijfelde ik geen moment.’ Nijmegen en Rotterdam
zijn tot nu toe de enige faculteiten die een pilot hebben
opgezet. Of andere faculteiten ook met de plannen voor
het schakeljaar gaan starten, is nog onduidelijk.
Toekomst
Voor de geselecteerde studenten zitten er veel voordelen
aan het schakeljaar: je kunt snel in opleiding komen, je
leert gericht competenties binnen het vakgebied van je
voorkeur en je kunt de opleiding tot specialist met maximaal een half jaar inkorten. Voor studenten die nog niet
weten welk specialisme hun voorkeur heeft, of die eerst
een aantal jaar op een andere manier willen invullen, is
het dedicated schakeljaar wellicht minder voordelig. Als
zij gaan solliciteren, is al een deel van de opleidingsplekken gevuld met studenten uit het schakeljaar.
Het KNMG Studentenplatform volgt de ontwikkelingen
rondom het dedicated schakeljaar op de voet en vindt dat
er op dit moment nog te weinig bekend is over de inhoud
van het schakeljaar en over de mogelijke consequenties
voor beroepsoriëntatie en kansen op opleidingsplekken.
Omdat veel studenten hier vragen over hebben, vindt het
platform het belangrijk dat er snel meer duidelijkheid
komt over de invulling van het schakeljaar. Daarnaast is
goede voorlichting en begeleiding vanuit de deelnemende
faculteiten essentieel. Hierdoor kunnen studenten een
weloverwogen beslissing nemen om al dan niet deel te
nemen aan het dedicated schakeljaar. Sander Wout:
‘De exacte invulling van het schakeljaar is ook voor mij
nog niet helemaal duidelijk. In die zin is het wel een
sprong in het diepe, maar ik ben blij met deze kans en wil
er helemaal voor gaan.’
De voetnoten vind je op artsinspe.nl
Arts in Spe februari 2014 23
Heb jij al e-health
In de toekomst schrijven artsen niet alleen medicijnen voor, maar ook
apps om de gezondheid te volgen en adviezen te geven. Ga je als arts niet
mee in de nieuwe e-health-ontwikkelingen? Dan lever je over een paar
jaar ondermaatse zorg en mis je de aansluiting bij de verschuiving naar
preventie en eigen verantwoordelijkheid van de patiënt. Jonathan Bouman
en Emma Bruns
E
- health-toepassingen bieden steeds betere moge-
lijkheden tot zelfzorg en ‘zorg op maat’. Wetgeving, kwaliteitseisen en privacyregels houden de
snelheid van de ontwikkelingen weliswaar niet bij.
Van veel apps en sites is nog niet vastgesteld of zij aan dit
soort eisen voldoen. Maar toch is het verstandig om als
arts in spe de onstuitbare mogelijkheden die de technologische zorgrevolutie biedt, alvast te verkennen. In de
opleiding wordt er immers weinig aandacht aan besteed.
‘Patiënt Hoekstra’ helpt je vast een handje op weg met een
aantal voorbeelden.
Technologie kan mensen helpen
om langer gezond te blijven
Jan Hoekstra is 56 jaar, werkt in een papierfabriek en
rookt elke dag een pakje sigaretten. Soms krijgt hij na enkele minuten lopen pijn in zijn benen. Omdat onze zorg
erop gericht is om je pas beter te maken als je ziek bent,
wordt meneer Hoekstra pas patiënt als hij klachten krijgt
en daarvoor naar een dokter gaat.
Vanaf zijn eerste bezoek ‘kost’ hij de maatschappij dan
ook best wat geld. We kunnen er echter ook voor zorgen
dat mensen langer gezond blijven. Dat is prettig voor
24 Arts in Spe februari 2014
meneer Hoekstra en een stuk goedkoper. Hoe kan technologie hem helpen te stoppen met roken, contact te houden
met zijn arts zonder naar het ziekenhuis te komen en zijn
eigen dossier bij te houden? Of beter nog: hoe kan technologie risicogedrag – het roken van meneer Hoekstra
– eerder signaleren en ziekte vermijden? Vijf voorbeelden
van praktische technologie voor in je dokterstas.
‘Meneer Hoekstra, het is beter als u zou stoppen
met roken’
Dat is een goed maar utopisch advies. Met gedragsverandering is veel gezondheidswinst te behalen. Maar
heb je zelf wel eens geprobeerd af te vallen? Dan weet je
hoe lastig het is. Veel mensen vervallen weer snel in het
ongewenste gedrag. Technologie reikt hier de helpende
hand. Mensen zijn groepsdieren. Als je je sportprestaties,
glucosewaarden of bloeddruk deelt in een subgroep van
medepatiënten of bijhoudt met een app, lijkt stoppen met
roken dus haalbaarder dan gedacht. Voorbeelden hiervan
zijn Fitocracy (een soort Facebook voor sport) en Mobihealth (bloeddrukmonitoring vanaf thuis).
‘Als we een bypass in uw been aanleggen, heeft u
1 procent kans op een nabloeding’
Dokters gebruiken elke dag statistiek. Maar begrijpen
we er wel voldoende van? Veel onderzoek is uitgevoerd
op blanke mannen. Gelden de resultaten dan ook voor
negroïde vrouwen? Is er niet een grote neiging in de
wetenschappelijke literatuur tot positieve resultaten? Statistiek is een onderbelicht en niet erg populair onderwerp
binnen de studie, terwijl je er gebruik van moet kunnen
in je dokterstas?
maken om medisch-wetenschappelijke kwaliteit te bieden. Op DataMind, een online academie voor statistiek,
kun je je statistische kennis bijspijkeren.
patiënten een volwaardiger rol krijgen in hun ziekteproces. Natuurlijk blijft de specifieke kennis van de dokter
onmisbaar. Sterker nog: die kan nu gerichter adviseren.
‘Meneer Hoekstra, ik schat dat u...eh…rookt?’
‘Meneer Hoekstra, heeft u mijn uitleg begrepen?’
Als een nieuwe patiënt bij je komt weet je niet direct
wat hem mankeert. Je gebruikt een goede anamnese en
lichamelijk onderzoek om daarachter te komen. Om niet
te verzanden in details, is kennis van de anatomie en
fysiologie van het gezonde lichaam onontbeerlijk. Heb je
eenmaal een richting waar je verder in gaat zoeken, bijvoorbeeld een infectie, iets neurologisch, een trauma, dan
kan het internet je verder helpen. Naast uptodate.com en
de NHG-Standaarden kun je terecht bij mapofmedicine.
com, dat een groot aantal zorgpaden in algoritmes vat.
Maar pas op: protocollen en flowcharts bieden ondersteuning, maar zijn geen routebeschrijvingen om blind
te volgen.
Mensen luisteren slecht. Uiteraard leggen we patiënten
uit hoe galstenen ontstaan, wat atherosclerose is en wat
je eraan kan doen. Maar zeker op emotionele momenten
gaat informatie het ene oor in en het andere uit. Een
3D-animatie of YouTube-filmpje van een aandoening
kan patiënten hierbij helpen. Sites als thuisarts.nl geven
een patiënt uitleg op zijn eigen niveau. Dat scheelt tijd,
kosten en zorgen.
Niet iedereen hoeft morgen een e-healthwizard te zijn,
maar verken wel vandaag alvast eens de mogelijkheden.
‘Meneer Hoekstra, word uw eigen dokter’
THINKSTOCK/ARTS IN SPE
Als arts zie je een patiënt maar kort. Niemand kan het
lichaam en symptomen dus zo goed bijhouden als de patiënt zelf. Op patientslikeme.com kunnen patiënten hun
symptomen registreren, bijdragen aan wetenschappelijk
onderzoek, chatten met lotgenoten en informatie uitwisselen over hun ziekte. Zo wordt er veel meer informatie
verzameld over het beloop van een ziekte en kunnen
Jonathan Bouman rondde in februari 2013 zijn studie
geneeskunde af en levert nu drie dagen per week eerstelijnszorg bij de GGD Amsterdam aan vluchtelingen, daklozen en
verslaafden. Daarnaast ondersteunt hij ‘startups’, programmeert hij en zet hij zijn IT-kennis projectmatig in bij de vertaling van technologie naar de zorg. Zie protozoan.nl
Emma Bruns is tropenarts in opleiding, schrijver en publicist.
Zij wil geneeskunde juist verbinden met andere kennisgebieden. Zie brunsblogt.blogspot.nl
Arts in Spe februari 2014 25
‘Ik heb een
voorliefde voor
DE BEELDREDAKTIE / MARC BOLSIUS
geheugenproblematiek’
GERIATRIE
BREED EN
BESCHOUWEND
26 Arts in Spe februari 2014
Klinische geriatrie is het medisch specialisme voor
de kwetsbare oudere patiënt in het ziekenhuis.
Vaak gaat het om een combinatie van lichamelijke,
psychische en sociale problemen. ‘Je kijkt naar het
hele palet van de patiënt’, aldus Laura van Geffen,
vierdejaars aios in het Jeroen Bosch Ziekenhuis in
‘s-Hertogenbosch. Linda Groothuijse
D
e 29-jarige Laura had eigenlijk nooit de
ambitie om geriater te worden. Totdat ze op
het einde van haar studie geneeskunde een
semiartsstage ging lopen op de geriatrische
afdeling van het Jeroen Bosch Ziekenhuis (JBZ). Hier
werd zij onmiddellijk door het ‘geriatervirus’ gegrepen.
‘Ik vond meerdere specialismen leuk, maar op deze
afdeling viel voor mij pas echt alles op zijn plaats. Als
geriater werk je op het terrein van de psychiater, internist,
neuroloog en huisarts. Juist deze combinatie spreekt mij
erg aan. Je staat dicht bij je patiënt, die uit veel meer dan
alleen zijn medische klachten bestaat. Zeker bij de oudere
mens kijk je naar het hele sociale en functionele systeem
om de persoon heen.’
arts aan hun bed zien staan. Zeker als ik een mannelijke
coassistent bij me heb, zijn ze geneigd om onze rollen
om te draaien. Of ze zeggen ‘zuster’ tegen me. Maar je
ziet ook dat deze generatie steeds mondiger wordt en
medische klachten ‘even googelt’ op hun iPad.’ Hoewel
Laura het werken met ouderen leuk vindt, is dit niet de
reden waarom ze geriater wil worden. ‘Het gaat mij niet
zozeer om deze doelgroep, maar vooral om de brede wijze
waarop je naar deze patiënten kijkt. Daarnaast heb ik een
echte voorliefde voor geheugenproblematiek. Dit kan verschillende oorzaken hebben, zoals overbelasting, depressie, delier, hersentumor of dementie. Vooral de voorstadia
van dementie boeien mij enorm.’
Communicatief
Volgens de aios speelt een aantoonbare affiniteit en/of
ervaring in het werken met ouderen een belangrijke rol
bij het vergroten van de kans om een opleidingsplek te
bemachtigen. Zelf ging Laura na haar studie direct als
anios aan de slag in het JBZ. Toen zij solliciteerde voor
een opleidingsplek, kreeg ze die meteen toegewezen.
Ook goede communicatieve vaardigheden noemt Laura
essentieel. ‘Voor ouderen is het vaak lastig om goed onder
woorden te brengen wat hun klachten precies zijn.
Dan is het zaak dat je de juiste informatie uit hen krijgt.
En dikwijls krijg je te maken met de familie van een
patiënt. Maar hoe breng je nieuws en hoe vraag je iets
over de patiënt waar hij bij zit zonder hem uit het oog te
verliezen? Men wil immers voor vol worden aangezien.
Dat kan soms best lastig zijn.’
Puzzels
Laura vergelijkt de geriatrie met het oplossen van puzzels.
‘De geriatrische patiënt is een kwetsbare mens, die uit vele
puzzelstukjes bestaat. Als er een stukje ontbreekt, kan
dit grote gevolgen hebben voor het functioneren van de
patiënt. Ik vind het heel leuk om uit te zoeken hoe dat ene
puzzelstukje verloren is gegaan en om te kijken hoe dit
hersteld kan worden. Neem bijvoorbeeld ondervoeding,
een veelvoorkomend probleem bij ouderen. Is hier een
medische oorzaak voor te vinden, is men zelf niet meer
in staat om te koken of boodschappen te doen, of vloeit
dit voort uit eenzaamheid?’ Als geriater werk je dan ook
veelvuldig samen met uiteenlopende disciplines. Laura:
‘Er zijn bij de behandeling vaak meerdere beroepsgroepen betrokken: van diëtisten tot fysiotherapeuten. En
behalve dat wij patiënten op de poli’s zien en op onze
verpleegafdeling behandelen, adviseren wij ook bij de
behandeling van kwetsbare ouderen op andere afdelingen
in het ziekenhuis. Zo kunnen wij collega-artsen helpen
met het inschatten van de risico’s van een bepaalde
behandeling en proberen we complicaties te voorkomen.’
Steeds mondiger
Een geriater richt zich specifiek op ouderen. Hoe is het
om met deze doelgroep te werken? ‘Je merkt dat oudere
mensen veel respect voor je hebben. Hoewel sommige patiënten even moeten wennen, als ze een jonge vrouwelijke
Suffig imago
De opleiding vindt Laura goed te combineren met haar
privéleven. Ze is getrouwd en besteedt haar vrije tijd
graag aan koken, familie en vrienden. ‘Eens in de zes
weken draai ik een week lang weekend- en nachtdiensten. Naast de 48 uur die ik werk per week, heb ik ook
een aantal bestuursfuncties op mij genomen. Zo ben ik
bestuurslid van De Jonge Specialist, de beroepsvereniging voor a(n)iossen. Tevens ben ik geselecteerd voor een
speciaal managementtraject, waarin het JBZ probeert
de kwaliteit van zorg en processen te verbeteren.’ De
aankomende geriater vindt het een positieve ontwikkeling dat de klinische geriatrie steeds vaker een verplicht
coschap wordt. ‘Onbekend maakt vaak onbemind. Ons
specialisme heeft een wat stoffig imago, maar het is juist
een erg dynamisch vak. Je ziet veel patiënten, die zeer uiteenlopende klachten hebben zoals mobiliteitsproblemen,
continentieproblemen of polyfarmacie. En je draait diverse poli’s zoals buiten-, geheugen- en valpoli’s en weekend- en spoeddiensten.’ Geriaters worden volgens Laura
steeds meer de spin in het web. ‘Onze rol groeit sterk. Dit
komt enerzijds doordat steeds meer doorverwijzers ons
beter weten te vinden. Daarnaast zorgen de vergrijzing
en verbetering van de medische zorg voor een groeiende
vraag naar geriaters. De klinische geriatrie is dan ook een
specialisme dat volop in ontwikkeling is.’
Arts in Spe februari 2014 27
De opleider
hebben een probleem: je werk is nooit af. Dat behoor je te
accepteren, evenals dat mensen sterven en ouderen niet
geheel volgens de medische boeken functioneren. Je moet
kunnen prioriteren in wat je wilt behandelen.’
Klopt het beeld van studenten over dit specialisme
met de realiteit?
‘Helaas niet. Kanker en hart- en vaatziektes bestempelen
studenten vaak als ‘sexy en dynamisch’ en het werken
met ouderen als ‘suf’. Geheel ten onrechte: de complexiteit van ons vak maakt dit specialisme zeer uitdagend.
Daarnaast is in tegenstelling tot wat men denkt, vaak veel
winst te behalen in de kwaliteit van leven van de patiënt.
Ook met kleine interventies. Neem een blaasontsteking.
Dit probleem kan bij ouderen leiden tot verwardheid of
valproblemen. Door de blaasontsteking goed te behandelen, de oorzaak te achterhalen en te proberen dit
probleem in de toekomst te voorkomen, kun je een hoop
ellende besparen zoals fracturen, opname in een verpleeghuis of zelfs het overlijden van een patiënt.’
Hoe ziet een gemiddelde werkweek eruit?
Prof. dr. Rob van Marum
(1961) is klinisch geriater, klinisch farmacoloog en opleider in het JBZ. Daarnaast is hij bijzonder hoogleraar
farmacotherapie bij ouderen bij de vakgroep huisartsengeneeskunde en ouderengeneeskunde van het VUmc in
Amsterdam.
Wat is het kenmerkende van dit specialisme?
‘De geriatrie is een breed en beschouwend vak, waarbij
de patiëntencategorie centraal staat. Als geriater heb je
contact met ouderen die vaak kampen met multimorbiditeit. Als een oudere patiënt voor afzonderlijke problemen verschillende specialisten zou bezoeken, kan dit tot
afstemmingsproblemen leiden. Medicijnen die goed voor
het hart zijn, kunnen bijvoorbeeld verwardheid of valproblemen veroorzaken. Daarom is het belangrijk om vanuit
een helicopterview naar de patiënt te kijken. Daarnaast
speelt ethiek een grote rol: wat behandel je nog wel en wat
niet? En in hoeverre wegen de voordelen van de behandeling op tegen de mogelijke nadelen?’
Welke competenties en vaardigheden zijn belangrijk
om dit specialisme uit te oefenen?
‘Als generalist dien je je medische kennis goed op peil te
houden en te integreren. Het vak moet ook bij je persoonlijkheid passen. Mensen die heel perfectionistisch zijn,
28 Arts in Spe februari 2014
‘Als grote opleidingskliniek met een hoge productie van
750 opnames per jaar is het JBZ wellicht niet geheel |
representatief. Onze afdeling heeft 26 bedden met patiënten die voornamelijk via de Spoedeisende Hulp worden
opgenomen. Onze tijd besteden we hoofdzakelijk aan
poli’s, consulten, onderwijsmomenten en intern en multidisciplinair overleg. Ook zie je dat geriaters steeds vaker
medebehandelaar worden bij kwetsbare ouderen op
andere afdelingen, bijvoorbeeld bij orthopediepatiënten.
De orthopeed opereert en de geriater houdt zich bezig
met het optimaliseren van de conditie van de patiënt
rondom de operatie en het herstelproces.’
Wat is het belangrijkste voor- en nadeel van uw vak?
‘Het blijft een moeilijk specialisme, waarin continu valt
bij te leren. Daardoor blijft het een uitdagend vak op
medisch inhoudelijk en wetenschappelijk gebied. Het
is een relatief jong specialisme, dat zich inmiddels heeft
bewezen. Ons vakgebied gaat alleen nog maar groeien en
uitdagender worden. Daarvoor hebben we steeds betere
mensen nodig. Gelukkig zie ik steeds vaker getalenteerde
studenten kiezen voor de klinische geriatrie.’
Meer informatie en films over
de medische vervolgopleidingen
Wil je meer weten over een medische
vervolgopleiding, zoals het aantal opleidingsplekken?
Kijk dan op knmg.nl/beroepskeuze
voor een overzicht van alle opleidingen
per specialisme of profiel.
Nieuw geneesmiddel? Lees de kleine lettertjes
Meer informatie
dan de bijsluiter
Een nieuw geneesmiddel op de markt is altijd spannend; niemand weet nog
hoe de stof zich bij alledaagse patiënten zal gedragen. Wie de weg kent op
internet, vindt er meer informatie dan op de stevig opgevouwen bijsluiter uit
het doosje. Heleen Croonen
want Forxiga is pas sinds kort op de markt, dus het staat
nog niet in richtlijnen of naslagwerken en de bijsluiter
laat ook veel te raden over.
Voordat een geneesmiddel op de markt komt, zijn er toch
al heel wat artikelen en rapporten over volgeschreven.
Veel daarvan is openbaar, bedoeld als achtergrondinformatie voor artsen en het staat gratis op internet. Je moet
het alleen wel weten te vinden.
HOLLANDSE HOOGTE
E
en patiënt legt De Telegraaf op de spreektafel.
Ze wijst op een bericht over een nieuw geneesmiddel voor diabetes. Forxiga (dapagliflozine).
Diabetesdeskundige Michaela Diamant schrijft
in de krant: ‘Dapagliflozine is de eerste van deze geneesmiddelen die in Europa recentelijk op de markt is
gekomen voor de behandeling van diabetes type 2. Door
remming van de SGLT-2 daalt de glucosespiegel in het
bloed. Per dag wordt er ongeveer 70 tot 80 gram glucose
in de urine uitgescheiden. Met de glucose-uitscheiding
gaat er ook energie verloren, zodat patiënten ook wat
afvallen in gewicht.’
Afvallen? Dat lijkt deze corpulente patiënt wel wat. Is dit
nieuwe diabetesmiddel wat voor haar? Een lastige vraag,
Arts in Spe februari 2014 29
Onderzoek
Elk nieuw geneesmiddel begint zijn bestaan in onderzoek. De databank van de Amerikaanse National Library
of Medicine clinicaltrials.gov bevat meer dan 130.000
klinische onderzoeken uit 170 landen. Deze databank
laat onder meer zien welke fase onderzoek het is (I, II of
III, zie kader), wat er onderzocht wordt, hoeveel mensen
meedoen en welke ziekenhuizen en bedrijven eraan meewerken. Over het nieuwe diabetesmiddel dapagliflozine
staat in clinicaltrials.gov bijvoorbeeld dat er 59 klinische
onderzoeken zijn afgerond, of nog gaande zijn. Vier van
deze onderzoeken vinden ook plaats in Nederland. Je
kunt hier dus zien of er in je eigen ziekenhuis al ervaring
is met het middel. Uitslagen staan er soms beknopt bij,
maar de echte onderzoeksresultaten zijn te vinden in
wetenschappelijke tijdschriften. De grote jongens als
The Lancet en NEJM eisen dat onderzoek eerst in een
databank als clinicaltrials.gov heeft gestaan, voordat
ze een artikel afdrukken. Vrijwel alle publicaties naar
geneesmiddelenonderzoek zijn te vinden in de medische
databank PubMed, van dezelfde makers als clinicaltrials.
gov. In PubMed zijn 161 wetenschappelijke artikelen te
vinden waarin het diabetesmiddel dapagliflozine wordt
genoemd. Dat is een lawine aan informatie, soms in tegenspraak met elkaar. Een groot deel bestaat uit samenvattingen, het artikel staat achter een betaalslot. Leuk om
op te promoveren, maar voor de klinische praktijk niet
erg handzaam.
Handelsvergunning
Gelukkig hoeven artsen niet voor elk nieuw middel deze
hele berg informatie door te vlooien. De fabrikant overhandigt zijn onderzoeksresultaten aan het College ter
Boordeling van Geneesmiddelen, zowel de gepubliceerde
Elk nieuw geneesmiddel begint
zijn bestaan in onderzoek
als de niet-gepubliceerde resultaten. Het college kan niet
alleen varen op openbare bronnen als gepubliceerd onderzoek, omdat niet elk onderzoek de tijdschriften bereikt.
Daarbij zit er concurrentiegevoelige bedrijfsinformatie in
het dikke dossier, dus vandaar dat de hele stapel geheim
blijft. Het college beoordeelt de werkzaamheid, risico’s en
kwaliteit van het geneesmiddel. Als het oordeel positief
uitvalt, krijgt het product een handelsvergunning. Steeds
meer geneesmiddelen worden in samenwerkingsverband
30 Arts in Spe februari 2014
op Europees niveau beoordeeld door het European Medicines Agency (EMA). Dit is een samenwerkingsverband
van colleges uit alle EU-landen. Een positief oordeel van
het EMA krijgt een stempel van de Europese Commissie
en daarna is het geneesmiddel in alle deelnemende landen
geregistreerd. Geneesmiddelen tegen diabetes worden
bijvoorbeeld allemaal op Europees niveau beoordeeld.
Ook al is het dossier van de fabrikant geheim, het college
schrijft een openbaar rapport op basis van haar bevindingen. Dit is de ‘samenvatting van productkenmerken’, in
het Engels summary of product characteristics (SmPC),
en die staat gratis op internet: cbg-meb.nl. De bijsluiter
is van dit rapport afgeleid en er is veel informatie in te
vinden voor de klinische praktijk.
Het SmPC-rapport over dapagliflozine telt 57 pagina’s,
dus heel wat meer informatie dan de bijsluiter van twee
kantjes. In het rapport staat bijvoorbeeld dat het middel
niet werkt bij patiënten met een slechte nierfunctie. Veel
diabeten hebben een verminderde nierfunctie, en het rapport bevat wat aanwijzingen voor de kliniek voor dit probleem. Er staat ook meer over het gewichtsverlies, waar de
patiënt in het voorbeeld nieuwsgierig naar was. Deelnemers van gemiddeld 94 kg die dapagliflozine gebruikten,
verloren slechts 1 kilo méér dan de placebogebruikers.
Andere zware deelnemers die het middel kregen naast
bestaande diabetesmiddelen verloren niet meer dan 5 kg.
Vergoeding
Als een geneesmiddel is goedgekeurd voor de markt, is
het niet automatisch in de apotheek te koop. De meeste fabrikanten willen eerst dat het middel wordt vergoed. Het
College voor Zorgverzekeringen beoordeelt of het middel
voor vergoeding in aanmerking komt. De rapporten die
hieruit rollen, bevatten eveneens gewogen informatie
die handig is voor de klinische praktijk. Ze zijn gratis te
downloaden via cvz.nl. Deze rapporten zijn tot nu toe
gebaseerd op gepubliceerde onderzoeken, maar er zijn
plannen om ook de geheime dossiers van het College ter
Beoordeling van Geneesmiddelen mee te wegen.
Het CVZ vergelijkt onder meer nieuwe geneesmiddelen
met bestaande geneesmiddelen en behandelingen en
kijkt ook naar de kosten. Dat kan tot conclusies leiden
die afwijken van die van het CBG. In de bijsluiter van ons
diabetesmiddel staat dat dapagliflozine gebruikt kan
worden als monotherapie of in combinatie met een ander
diabetesmiddel. Het vergoedingsrapport van 52 pagina’s
is strenger. Alleen in combinatie met metformine is het
net zo goed als wat we al hebben, bij de andere opties gaat
de patiënt erop achteruit. Het CVZ neemt dit mee in de
voorwaarden voor de vergoeding.
Zwarte driehoek
Een ding weet nog niemand: werkt dapagliflozine tegen
de complicaties van diabetes op de lange termijn, zoals
hart- en vaatziekten, nierfalen, diabetische voet en blindheid? Daarvoor is meer onderzoek nodig. Hoe het uitpakt
bij het algemene publiek, met slechte therapietrouw, veel
HOLLANDSE HOOGTE
Geneesmiddelenonderzoek: een ratrace
Gemiddeld zijn voor één nieuw geneesmiddel 5000 tot 10.000
stoffen gescreend in het laboratorium. Vervolgens worden de
250 meest veelbelovende stoffen daarvan getest op dieren,
in de preklinische fase van het onderzoek. De vijf middelen
die ook deze fase doorstaan, worden voor het eerst gebruikt
door mensen. Hiermee is de klinische fase van het onderzoek
aangebroken.
Deze fase is verdeeld in drie onderdelen. Eerst krijgen enkele
tientallen gezonde vrijwilligers de nieuwe stof. Onderzoekers
kijken of het middel veilig is en hoe het lichaam het opneemt en
afbreekt (fase I). Daarna krijgen enkele honderden patiënten het
middel en worden dosis, veiligheid en effectiviteit onderzocht
(fase II). Met de dobbelsteen wordt bepaald welke patiënt een
placebo krijgt zonder werkzame stof, en welke het testmiddel.
Dit wordt geblindeerd voor arts en patiënt, om persoonlijke
opvattingen over het middel uit te sluiten. Bij een gunstig
resultaat volgt de derde fase van het onderzoek, de laatste voor
het wordt aangeboden voor registratie. Bij fase-III-onderzoek
wordt het aantal patiënten flink opgeschaald; er kunnen
duizenden proefpersonen meedoen.
Overigens is het screenen van duizenden stoffen een vrij
klassiek model van geneesmiddelenontwikkeling. De laatste
jaren maken kleinere onderzoeksbedrijfjes geneesmiddelen op
maat voor een specifieke patiëntengroep. Een voorbeeld van
deze ‘personalised medicine’ is trastuzumab (Herceptin). Dit
medicijn is alleen geschikt voor mensen met een tumor met een
verhoogde aanwezigheid van HER2-receptoren.
andere aandoeningen en andere geneesmiddelen, is ook
nog niet bekend. Het middel heeft daarom bij registratie
een omgekeerde zwarte driehoek gekregen. Dit symbool
houdt in: pas op, dit middel is nieuw, we weten nog niet
alles. Artsen moeten bijwerkingen en andere observaties
melden. Dat kan bij de fabrikant of bij het CBG zelf.
Periodiek worden de productteksten herzien met nieuwe
informatie.
Daarnaast kan iedereen bijwerkingen melden bij het bijwerkingencentrum Lareb, dan komen ze ook in de nieuwe
productteksten terecht. De databank lareb.nl laat per
geneesmiddel zien welke meldingen van bijwerkingen
zijn gedaan.
Voor sommige geneesmiddelen spoort het Lareb actief
patiënten op, dapagliflozine is daar een van. Apothekers
geven patiënten een Lareb-folder mee met het eerste
doosje van een nieuw middel, met de vraag of ze willen
meedoen aan het onderzoek. Vervolgens krijgen de patiënten het jaar daarna een aantal vragenlijsten over hoe het
geneesmiddel bevalt. Het Lareb verwerkt deze gegevens in
rapporten, die verschijnen op de website.
Interessante links vind je bij dit artikel op artsinspe.nl
Arts in Spe februari 2014 31