Uitgave van KNMG en VvAA, onder redactie van Medisch Contact Zelfstandig OF IN loondienst? ROCK ’N ROLL-ARTS DENNIS KOX DIT HEB JE AAN HET SCHAKELJAAR 1 februari 2014 Geriatrische revalidatie, palliatieve zorg en psychogeriatrie. Drie aandachtsgebieden binnen de ouderengeneeskunde waar je dagelijks mee te maken krijgt. Je hebt patiënten die na behandeling weer naar huis gaan, of die permanent zijn aangewezen op jouw hulp. Je werkt niet alleen in het verpleeghuis, maar verricht ook consulten thuis en in het ziekenhuis. Naast oudere patiënten heb je ook te maken met jongeren met een chronische aandoening. Geen casus is hetzelfde. Dat vraagt het uiterste van je kennis over diagnostiek en behandeling van geriatrische aandoeningen en chronische ziekten. Jouw patiënten willen een veelzijdige dokter! Wil jij die veelzijdige specialist ouderengeneeskunde zijn? Solliciteer dan nu naar een opleidingsplaats. aios Ouderengeneeskunde (instroom per 1 september 2014) Aanmelden kan in de periode van 15 februari t/m 15 mei 2014 via www.soon.nl Hier vind je ook meer informatie over de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. Samenwerkende Opleidingen tot specialist Ouderengeneeskunde Nederland Vind ons ook op Nascholing Nieuwsbrief Uitgelicht Uitspraken Voortgangstoets medischcontact.nl februari 2014 nummer 1 Colofon Hoofdredactie: Hans van Santen, hoofdredacteur, Evert Pronk en Robert Crommentuyn, adjunct-hoofdredacteuren Vrijheid of veiligheid Eindredactie: Cathri van de Haar, Kees Klaver, Chris Linssen 6 Vormgeving: Brenda Dillewaard, Tamar Smit Straks, als je klaar bent met je studie, sta je voor een belangrijke keuze: ga je aan de slag in loondienst, als waarnemer of als zelfstandig ondernemer? Marloes de Moor Beeldredactie: Wendy Westerhof Webredactie: Eva Nyst, Simone Paauw, Jan Stevens, Hanna van de Wetering, Reina Zijlstra Journalisten: Sophie Broersen, Heleen Croonen, Lieke de Kwant, Henk Maassen, Joost Visser Secretariaat: Mirjan van Beuge, Sandra van Kooten, Monique Tieleman, Anneke Wintraaken cover illustratie: Het Wonderlab ‘Rock ’n roll’-arts Dennis Kox Het dedicated schakeljaar 10 22 Dennis Kox is misschien wel de bekendste kno-arts van Nederland. Hij is de ‘rock ’n roll’-arts die artiesten behandelt als Miss Montreal, Ben Saunders en Xander de Buisonjé. Sophie Broersen Het schakeljaar, waarbij je in je laatste studiejaar al begint met je specialisatie, is een bezuinigingsmaatregel. Maar wel eentje met heel aardige mogelijkheden. Sanne Wubbels en Kasper Overbeek De ziekenhuisarts komt eraan! Heb jij al e-health in je dokterstas? 14 24 Marleen Biesheuvel en Esmée Vural worden ziekenhuisarts. Een nieuw vak waarin nu in vier ziekenhuizen studenten worden opgeleid. Laurine Alderlieste, Sanne Wubbels en Marije Nijenhuis Aan dit nummer werkten verder mee: Laurine Alderlieste, Renske Bolt, Jonathan Bouman, Emma Bruns, Linda Groothuijse, Marloes de Moor, Marije Nijenhuis, Kasper Overbeek, Naomi Querido, Babs Verblackt en Sanne Wubbels Redactieraad: Laurine Alderlieste, Maartje Conijn, Azadeh Farokhi, Shannon Plaxton, Ries van Wijngaarden, Ashley Wills, Sanne Wubbels (studenten), Laura Janssen en Irene Lensink (VvAA), Sophie Querido en Maureen Wijnschenk (KNMG) Basisvormgeving: Bibian Harmsen † Naast genezen wordt ziekte voorkómen een belangrijke taak van artsen. Apps en internet kunnen je daarbij helpen. Jonathan Bouman en Emma Bruns Redactieadres: Mercatorlaan 1200, postbus 20052, 3502 LB Utrecht. tel: 030 2823 384 E-mail: [email protected]; artsinspe.nl Druk: Senefelder Misset; oplage 17.000 Geriatrie: breed en beschouwend Op mijn plek bij neurologie 18 Anne van der Meij bestudeerde apen met de ziekte van Parkinson als opmaat voor haar opleiding tot neuroloog. Nu spreekt vooral de communicatie met patiënten haar aan. Naomi Querido Uitgever: Reed Business 26 Is werken met ouderen suf? Integendeel, vindt opleider en klinisch geriater Rob van Marum. Het is juist een uitdagend specialisme. Linda Groothuijse Advertentieverkoop: Mark Miedema, 020 5159 794, [email protected]; Marcel de Roode, 020 5159 768, [email protected] ISSN: 1871-3181 Jaargang: 9 Meer informatie dan de bijsluiter 29 Voordat een nieuw geneesmiddel aan een patiënt kan worden voorgeschreven, moet er heel wat werk worden verzet. Aan de hand van het nieuwe diabetesmiddel dapagliflozine volgen we de gang van zaken tot aan de registratie. Heleen Croonen De redactie is onafhankelijk en werkt op basis van het redactiestatuut van Medisch Contact. De artikelen die worden afgesloten met de logo’s van de KNMG, het studentenplatform en VvAA verschijnen onder directe verantwoordelijkheid van hun besturen. Het is niet toegestaan om, zonder voorafgaande toestemming van de redactie, gepubliceerde artikelen of gedeelten daarvan over te nemen, te (doen) publiceren of anderszins openbaar te maken of te verveelvoudigen. Arts in Spe thuis ontvangen? Kijk op artsinspe.nl en word gratis studentlid van de KNMG. 10 Rubrieken 24 Hoofdredactioneel Kijk Lees Luister Agenda Column Weg De leukste bijbaan 4 4 5 13 16 21 Arts in Spe februari 2014 3 lees-luister-kijk-lees-luister-kijk-lees-luister-kijk-lees-luister-kijk-lees-luister-kijk-lees-luist HOOFDREDACTIONEEL FOTO VINCENT BOON Angst ‘80 procent van wat we doen is angstreductie’ zei een collega ooit tegen mij, toen ik net afgestudeerd was. Dat sprak me niet erg aan, ik stond immers in de startblokken om mensen te gaan redden. Door de jaren heen heb ik echter geleerd dat goed luisteren, uitleggen en geruststellen van onschatbare waarde zijn voor veel patiënten. En ja, daar speelt angstreductie een belangrijke rol bij. De winst zit ‘m op twee fronten, want angstige patiënten zijn ook buitengewoon ‘lastig’ voor de dokter. Lastig omdat hun angst hen in de weg zit bij een goede anamnese en bij het rustig kunnen bespreken van wat er aan de hand is en wat de behandelmogelijkheden zijn. Als arts moet je hier oog voor leren hebben. De tijd die je investeert in het reduceren van die angst betaalt zich bijna altijd uit in het verdere contact met de patiënt. Voor iedereen die zelf wel eens patiënt is geweest zal dat herkenbaar zijn. Kno-arts Dennis Kox, de ’rock ’n roll-arts’ van Nederland, die veel artiesten tot zijn patiënten mag rekenen, zegt daarover in dit nummer: ‘Geruststelling is het grootste deel van mijn werk. Als iemand iets in zijn keel voelt, kan de angst toeslaan: kan ik volgende maand dat grote evenement wel doen? Dan verkrampt alles, dan is het einde van de wereld nabij: “Ik kan nooit meer zingen, ik moet een andere baan zoeken, help, wat nu?”’ Maar, maak je geen zorgen: geruststellen kun je leren. Hans van Santen, huisarts en hoofdredacteur Twitter.com/hansvansantenMC twitter.com/artsinspe facebook.com/artsinspe Zoete dood Miele is het regiedebuut van de Italiaanse actrice Valeria Golino. De film is het overtuigende portret van de eigenzinnige ex-geneeskundestudent Irene, bijnaam Miele (honing), die het als haar taak ziet terminaal zieken een waardig einde te geven. Omdat euthanasie in Italië volstrekt illegaal is, verstrekt ze haar patiënten inslaapmiddelen voor honden, die ze met enige regelmaat van Mexico naar Italië smokkelt – maar soms is helium ook een optie. De man die de contacten legt tussen ‘Miele’ en de patiënten, is haar ex-geliefde, een arts die werkt in het plaatselijke ziekenhuis. Vlucht naar Spanje ‘Het zoete leven van een jonge arts in Spanje’, luidt de ondertitel van de roman Bloedsuiker. Die jonge arts is Samantha Griep, die na haar diploma-uitreiking min of meer spontaan een enkeltje Valencia boekt. En dat zoete leven bestaat vooral uit taarten bakken voor het café dat ze daar opent, stralend weer, feesten en avances van Spaanse jongens, nooit echt haar types, maar toch. Uiteindelijk blijft ze in Spanje plakken, geen zin om terug te gaan naar Nederland of te solliciteren naar een baan als kinderarts. Voordat de aap redelijk laat uit de mouw komt en haar medische ervaring om de hoek komt kijken, moet je door heel wat hoofdstukken meidenpraat en iets te toevallige toevalligheden heen. Samantha, ‘Sam’ voor iedereen behalve haar moeder, blijkt niet zomaar naar Spanje te zijn gevlucht. Als semiarts tijdens haar laatste coschap ging er iets helemaal mis. Maar een chicklit zou geen chicklit zijn zonder happy end. Vermakelijke leeskost, maar helaas is het boek nogal slordig gecorrigeerd: die indruk althans geven de fouten die zijn blijven staan. BV Bloedsuiker, Simone de Léon, Ad. Donker, 230 blz., 14,90 euro Als ze via hem op een dag bij een zekere Grimaldi op consult gaat en ontdekt dat deze man niet ziek is, maar een chronische existentiële crisis doormaakt (‘klaar met leven’, noemen we dat in Nederland) stuit ze op haar eigen morele grenzen. Het slot van de film is een beetje voorspelbaar, maar mooi van symboliek. Regisseur Golino heeft haar geslaagde film neutraal opgezet; zowel voor- als tegenstanders van euthanasie kunnen na afloop in debat. HM Vanaf maart in de bioscoop Ruim eens op joh Goed, je woont in een te kleine kamer, je hebt te veel spullen en te weinig tijd om op te ruimen. Je hebt de vloer al weken niet meer gezien (bezaaid met kleren) en je kunt met geen mogelijkheid die belangrijke brief van de universiteit vinden (zal wel tussen die berg post, kopietjes en tijdschriften liggen die je bureau bedekt). Wanhoop niet, er is een manier om deze chaos aan te pakken: 20/10s. Niet denken dat je alles in één keer klaar krijgt, nee, 20 minuten werken en 10 minuten pauze. Werkt echt. Deze en nog veel meer tips vind je op unfuckyourhabitat. tumblr.com. Kijk vooral ook naar voor-enna-foto’s, van mensen die net zo erg en nog veel erger zijn dan jij en het ook hebben gered. SB unfuckyourhabitat.tumblr.com 4 Arts in Spe februari 2014 -luister-kijk-lees-luister-kijk-lees-luister-kijk-lees-luister-kijk-lees-luister-kijk-lees-luister- AGENDA Lof van de middelmaat doen, hoeven zich nooit kwetsbaar op te stellen. En wellicht vind ik het daarom nog altijd moeilijk om te investeren in een relatie, maar ben ik wel in staat mezelf als high potential te verkopen aan een werkgever.’ En we zijn er nog niet. Want al dat gezeur over ‘passie’ en al dat geglobetrot kunnen ook op een (zelf-)kritisch onthaal van Van Baar rekenen. ‘Passie’ is een doel op zich geworden, in plaats van een bijproduct van interesse. Niemand heeft altijd zin in zijn werk, maar toch moet je de ganse dag ‘intrinsiek gemotiveerd’ ogen. Onzin natuurlijk, passie is een maskerade die in leven wordt gehouden door de altijd positief ingestelde sociale media, door opgedirkte cv’s (het hele boek is te lezen als een aanklacht daartegen) en een onbegrensde reislust. Al dat reizen is immers verworden tot een statussymbool en is louter instrumenteel bedoeld: hoe cool is het niet als je zoveel mogelijk landen hebt bezocht? Van Baar vindt dat zijn generatie in haar hang naar unieke en maximale ervaringen haar doel voorbijschiet. ‘Ons leven moet Instagrammable zijn: we moeten in één oogopslag kunnen laten zien hoe vet het is.’ En ondertussen hebben zijn leeftijdgenoten niet in de gaten dat ze worden gecontroleerd door merken, markten en gewoonten. Hij schreef een zeer vermakelijke lof van de middelmaat. Want ja, dat zijn en blijven de meesten van ons: middelmatig. HM De Prestatiegeneratie – Een pleidooi voor middelmatigheid, Jeroen van Baar, Atlas Contact, 128 blz., 15 euro The Consult Guys Geno en Howard, voor al uw medische kwesties! Op de site van de Annals of Internal Medicine kun je video’s bekijken waarin twee ervaren dokters – internist Geno Merli en cardioloog Howard Weitz – al keuvelend en grappen makend een medisch onderwerp doornemen. Ze noemen zich de Consult Guys. De humor is lekker flauw, ze gaan er net te lang op door als een briefschrijver hen wijze dokters noemt (‘I like this letter writer already’) en het is overduidelijk dat de brieven niet echt zijn, maar gewoon bedacht om het over een bepaald onderwerp te hebben. Prettig om naar te kijken, en na nog geen tien minuten geklets en geintjes ben je toch weer op de hoogte van hoe het zit met preoperatieve screening of glucoseregulatie bij patiënten op de ic. SB annals.org/SS/ConsultGuys.aspx WORKSHOP: De eerste module van de KNMG-leergang Wetenschappelijk schrijven begint bij de basis: het formuleren van de onderzoeksvraag. KOSTEN: vanaf 50 euro WAAR: Utrecht THINKSTOCK 26 februari Jeroen van Baar (24 jaar) heeft er genoeg van: de Nijmeegse neurowetenschapper schreef met De Prestatiegeneratie een lekker fel boek tegen de alomtegenwoordige trend dat alles in het jonge leven van zijn generatiegenoten altijd maar beter, unieker en perfecter moet. Allemaal rupsjes-nooit-genoeg zijn het, en ze draaien zichzelf allemaal een rad voor ogen. Want in elke samenleving behalen slechts enkelen de top. Per definitie: statistisch is er immers altijd middelmaat. De neoliberale consumptieliteratuur, schrijft Van Baar, stelt cijfermatig uitblinken centraal. Intussen is de vermaledijde zesjescultuur misschien wel een mythe: een flinke groep studenten moet domweg op zijn tenen lopen om aan de normen te voldoen. Maar er is meer: de combinatie van (beroeps-)keuzestress en de drang naar perfectie bijvoorbeeld. Neem nou de geneeskundestudie: als je een specialisatie hebt gekozen kun je niet meer terug: je loopbaanpad is volkomen uitgestippeld. Bij uitstek een gruwel in deze tijd, want dat maakt de druk om juist nu perfect te moeten zijn heel groot. Ook op andere levensterreinen woedt het prestatie- en perfectievirus. Altijd maar op zoek zijn naar de perfecte partner, heeft er van de weeromstuit toe geleid dat vrijblijvendheid de boventoon is gaan voeren. Het verbreken van verhoudingen wordt steeds pijnlozer. Je kunt toch gewoon goeie vrienden of fuckbuddies blijven? Van Baar: ‘Twintigers als ik, die het in de ratrace goed 7 maart BENEFIETGALA: Het MEgala is een tweejaarlijks medisch benefietgala, waarvan de opbrengst naar Dance4Life gaat. KOSTEN: 38 euro, inclusief drank WAAR: Amsterdam 3 mei KENNISWEDSTRIJD: Voor de derde keer vindt de Rosalind Franklin Contest plaats, een wedstrijd voor geneeskundestudenten. Van elke universiteit zal één team, bestaande uit vijf studenten en een coach, de eer van de faculteit gaan verdedigen. Het winnende team mag, naast de hoofdprijs, de felbegeerde Arts in Spe wisselbeker meenemen. Aanmelden als deelnemer of toeschouwer kan via rfcmaastricht.nl. KOSTEN: geen WAAR: Maastricht Kijk voor meer informatie over deze én andere leuke en nuttige studentenactiviteiten op ARTSINSPE.NL/AGENDA Arts in Spe februari 2014 5 Vrijheid of veiligheid Ga je voor ondernemerschap of een vaste baan? Na je opleiding kun je op drie manieren aan de slag: in loondienst, als waarnemer of als zelfstandig ondernemer. Wat zijn de verschillen en wat past het best bij jou? Marloes de Moor J e diploma is binnen, je witte jas hangt klaar en je popelt om te beginnen. Na alle keuzes van de afgelopen jaren rest er nog één belangrijke: hoe ga je je vak uitoefenen? Ga je voor de zekerheid van een vaste baan of trekt het vrije ondernemerschap je juist aan? Welke vorm bij je past, hangt ook af van wat voor type je bent. Sommige specialismen lenen zich meer voor een leidinggevend karakter, andere vragen een meer ondersteunende rol. Houd je van zekerheid en stabiliteit? Dan voel je je waarschijnlijk prettiger in loondienst. Vaar je liever je eigen koers en wil je zelf overal verantwoordelijk voor zijn? Dan beleef je misschien meer plezier aan een eigen praktijk. ILLUSTRATIES: HET WONDERLAB Waarnemen: een kijkje in de keuken 6 Arts in Spe februari 2014 Daphne Gaymans (34) is net klaar met de huisartsenopleiding. Ze koos er bewust voor om eerst als zelfstandig waarnemend huisarts te werken en staat ingeschreven bij waarnemers.nl, een bemiddelingsbureau voor waarnemende artsen. Nadat zij afstudeerde als basisarts, werkte ze zes jaar als dokter in de tropen en in de specialisaties gynaecologie en verloskunde, neurologie en psychiatrie. ‘Door eerst een aantal jaren te waarnemen, krijg ik een kijkje in de keuken: wat doet die praktijk, zou ik dat zo willen? Dat geeft mij een beeld van hoe ik het later wil. Uiteindelijk zou ik me graag inkopen in een duopraktijk.’ Een waarnemer neemt voor een bepaalde tijd een patiëntenkring over van een andere arts, bijvoorbeeld ter vervanging tijdens een zwangerschapsperiode of ziekte. Waarnemen kun je zowel in loondienst als zelfstandig doen. Daphne wilde graag als zelfstandig ondernemer aan de slag, ook al gaf dat wel een hoop administratieve rompslomp. ‘Een VAR-verklaring, allerlei verplichte verzekeringen, een jaarrekening: alles moest je zelf organiseren. Maar eenmaal geregeld, ben je wel helemaal eigen baas en heb je dus meer vrijheid. Voor mij is dat erg fijn, omdat ik jonge kinderen heb. Ik bepaal zelf of ik drie maanden thuis ben of aan het werk ben. Mijn man verdient het hoofdinkomen, dus hoef ik mij minder zorgen te maken als ik even geen werk heb. Als je alleen bent ervaar je vast eerder financiële onzekerheid. Wellicht geeft het meer rust om dan in loondienst bij een praktijk te werken.’ Hoewel Daphne met plezier begint aan haar loopbaan als waarnemer, lijkt het haar interessanter om over enige jaren zelf een praktijk te runnen. ‘Je hebt dan een eigen patiëntenkring, terwijl je nu een soort ANWB-service bent. Je kent de patiënten en hun achtergrond minder goed dan de vaste huisarts. Je handelen kan wel grote gevolgen voor de patiënt hebben, omdat een medisch traject vaak voor langere tijd wordt bepaald. Bij een eenmalig contact op de huisartsenpost is dat anders. Waarnemers gaan daardoor meestal wat defensiever te werk. Je doet eerder aanvullende diagnostiek of stuurt sneller een recept in.’ Eigen baas: alles naar eigen inzicht Loondienst of zelfstandig? Wanneer je nadenkt over wat beter bij je past, zelfstandige beroepsuitoefening of in loondienst, neem dan de volgende aspecten eens voor jezelf door: Emotioneel: Maakt een eigen praktijk je blij of vind je het eng? Professioneel: Beslis je graag zelf over de vorm van je praktijk of ben je eigenlijk geen ondernemer? Financieel: Wil je zelf invloed op je inkomen hebben of wil je zekerheid van inkomen? Juridisch: Wil je je wel of niet binden aan collectieve regelingen, aansprakelijk zijn voor je maten of verplichtingen bij een bank aangaan? Sociaal: Wil je invloed op je werkrelaties hebben of gaat dat te veel ten koste van je vrijheid? Gijs Jan Mackaij (33) heeft sinds een jaar een eigen huisartsenpraktijk in Amsterdam. Van tevoren moest hij veel regelen: ‘Ik moest een financiering en allerlei verzekeringen afsluiten, het praktijkpand overnemen, overnamekosten betalen, personeel overnemen. Dat is veel werk, waar je lang mee bezig bent. Wees daarop voorbereid.’ Het ‘eigen baas zijn’ bevalt hem goed. Wel heeft hij meer werk en stress dan hij had gedacht. ‘Ik was er van tevoren voor gewaarschuwd en toch merk ik dat het me helemaal opslokt. Je hebt niet alleen de zorg voor je patiënten, maar ook over je eigen bedrijf. Ik stuur personeel aan, onderhoud externe contacten, doe de administratie. En dat kost tijd. Maar ik doe het graag, omdat het om mijn eigen praktijk gaat.’ Zijn zelfstandigheid vindt Gijs een groot voordeel: ‘Je eigen patiënten hebben en je eigen visie kunnen volgen, daar steek ik graag veel energie in. Ik heb eerst twee jaar waargenomen bij drie verschillende huisartsenpraktijken. Daar deed ik goede ervaring op, maar ik moest me wel schikken in de praktijkorganisatie van iemand anders. Nu kan ik alles naar eigen inzicht doen. Ik vind service erg belangrijk en wil mijn patiënten zo breed mogelijk kunnen bedienen. Daar neem ik mijn personeel ook op aan. Ook heb ik me aangesloten bij kwaliteitsbevorderende organisaties als de Huisartsencoöperatie en de geïntegreerde eerstelijnszorg (GEZ).’ Gijs adviseert jonge artsen om eerst goed te bedenken wat ze willen met een praktijk. ‘Stap je er helemaal blanco in, dan kan het zwaar worden. Ontwikkel eerst een duidelijke visie. Dat maakt het gemakkelijker in de toekomst.’ Arts in Spe februari 2014 7 hou ervan om me echt te verdiepen in een patiënt. Dat is veel meer mijn drijfveer dan wat ik verdien.’ Integrale bekostiging Vrijgevestigde medisch specialisten zijn zelfstandige ondernemers en werken meestal in maatschappen. Per 1 januari 2015 krijgen zij te maken met integrale bekostiging. Dan geldt er in ziekenhuizen nog maar één tarief voor elke zorgprestatie. In dat ene integrale tarief zitten alle kosten die het ziekenhuis maakt, ook het honorarium van de medisch specialist. Daardoor verandert de samenwerking tussen medisch specialisten en ziekenhuizen fundamenteel en komt hun financiële situatie er anders uit te zien. Nu hebben specialisten nog een zelfstandig Denk tijdens je studie al over de vorm die het best bij je past In loondienst: weinig regelen Wilma Zinger (36) is sinds twee jaar als revalidatiearts in loondienst bij Reade en gedetacheerd bij het OLVG-ziekenhuis in Amsterdam. ‘Na mijn opleiding in Amsterdam werkte ik twee jaar in Nijmegen, in dienst bij de Sint Maartenskliniek en gedetacheerd naar het CWZ. Daarna werd ik gevraagd voor deze baan in Amsterdam. De markt voor revalidatieartsen is goed, dus dat ging vrij makkelijk en snel.’ Wilma hoefde weinig te regelen voordat ze in loondienst ging. ‘Zaken als verzekeringen en pensioen zijn door de werkgever geregeld. Ik heb me niet aanvullend verzekerd. Wel ben ik lid van VvAA voor eventuele ondersteuning en advies.’ De meeste revalidatieartsen werken van oudsher in loondienst. Wilma merkt wel dat er wat meer revalidatieartsen als zelfstandig ondernemer beginnen. ‘Zelf zou ik dat niet gauw doen. Zeker niet in de huidige tijd, met de nieuwe financiering waarin een omzetplafond en nieuwe honoraria worden ingesteld. Het is nog niet helemaal duidelijk wat er verandert voor revalidatieartsen. Ik geloof niet dat ik er erg op vooruitga als ik vrijgevestigd ben.’ Wilma koos bewust voor revalidatiegeneeskunde, omdat zij het vak inhoudelijk interessant vindt. ‘Het intensieve en langdurige contact met patiënten geeft mij veel voldoening. Ik 8 Arts in Spe februari 2014 honorarium, maar dan moeten zij afspraken maken over hun beloning met het ziekenhuis als contractpartner. Omdat het fiscaal ondernemerschap wellicht verdwijnt, worden specialisten die voor het grootste deel in één ziekenhuis werken bijna gedwongen om een arbeidsovereenkomst met het ziekenhuis aan te gaan. Wat hierin de beste keuze is, in loondienstverband treden of kiezen voor een nieuwe vorm van vrijgevestigd ondernemerschap, verschilt per medisch specialist. Vast over nadenken Wil je straks de vorm kiezen die het beste bij jou past, dan is het verstandig daar tijdens je studie alvast over na te denken en mee bezig te zijn. Voor begeleiding of antwoorden op zakelijke of persoonlijke vragen kun je natuurlijk altijd terecht bij je decaan, het Carrièrecentrum voor Artsen, het KNMG Loopbaanbureau en bij de adviseurs van VvAA. Wil je precies weten wat elke vorm van beroepsuitoefening met zich meebrengt en welke juridische, financiële, fiscale en ondernemerszaken en verzekeringen je dan moet regelen? Deze websites helpen je verder: • carrierecentrumvoorartsen.nl • knmg.artsennet.nl (zoek op ‘loopbaanbureau’) • vvaa.nl/jong-professional • integralebekostiging2015.nl (alles wat er per 1 januari 2015 door de integrale bekostiging verandert voor medisch specialisten) Meer lezen? Bestel de boeken van Medisch Contact Patiënten en ander doktersleed Wat dokters meemaakten Mond-op-hondbeademing MC-lezers vertellen over dokteren met dieren Zorg met humor De beste medische cartoons van Canary Pete In opleiding Columns van een kritische coassistent Opereren in Ghana Columns van chirurg Harry Wegdam Zonder handschoenen Columns van arts, filosoof en schrijver Bert Keizer Dokters voor de rechter Lessen uit opvallende tuchtuitspraken Dokter op het strand MC-lezers vertellen over dokteren in hun vrije tijd medischcontact.nl/webshop DE WEBSITE VOOR ARTSEN DE BEELDREDAKTIE / MARTIN HOGEBOOM PORTRET ‘ROCK ’N ROLL’-ARTS DENNIS KOX 10 Arts in Spe februari 2014 en andere artiesten mij weer kunnen vinden. Soms zit ik spreekuur te doen, begint opeens mijn telefoon achter elkaar te trillen in mijn zak. Dan is er bijvoorbeeld een artiest die iets over kno-klachten heeft gezegd, waarop anderen zeggen: ‘Dan moet je Dennis even bellen.’ Zoals bij Jody Bernal, die een gat in zijn trommelvlies opliep toen hij van een duikplank sprong [in het programma Sterren springen, red.]. ‘Zo hebben we elkaar ontmoet.’ Dus Twitter werkt wel voor jou. Zomaar een twitterconversatie,eind november 2013 De ‘r’ is in de maand, dus oppassen voor artiesten die het van hun stem moeten hebben. Als kou, virussen en overbelasting toch problemen opleveren, gaan ze graag naar kno-arts Dennis Kox. Sophie Broersen D é rock ’n roll-arts van Nederland zit er helemaal niet zo rock ’n roll bij, in zijn spreekkamer op een buitenpoli, midden in een Utrechtse woonwijk. Kno-arts Dennis Kox zou zichzelf ook niet zo noemen, dat doen zijn patiënten voor hem. Tenminste, dat deel van zijn patiënten dat zich speciaal tot hem wendt met stemklachten: bekende artiesten zoals Miss Montreal, Ben Saunders, Xander de Buisonjé, Christon Kloosterboer [zanger van Rigby] en dj’s zoals Gerard Ekdom. Mag hij zeggen dat dat zijn patiënten zijn? Nee, maar dat doen ze zelf, op Twitter. Kox zelf twittert ook, op aanraden van diezelfde cliënten. Kox: ‘Zodat zij mij via Twitter kunnen aanprijzen, ‘Het werkt zeker! Maar je bent er wel kwetsbaar. Als iemand iets negatiefs over je zegt, kun je je moeilijk verdedigen, want je hebt je beroepsgeheim.’ Afgaand op zijn twitteraccount, zou je kunnen denken dat Kox de hele dag op de set van the Voice of Holland hangt, of in een privékliniek bekende Nederlanders ontvangt met een glas champagne in de hand. En dat hij in ieder geval al jaren bezig is als kno-arts en niets anders doet dan naar stembanden kijken. Niets is minder waar. Hij werkt gewoon in een ziekenhuis, het St.Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein en Utrecht, in een witte jas, en is het merendeel van de tijd bezig met ‘gewone’ kno-heelkunde bij ‘gewone’ patiënten. De behandeling van stemproblemen is wel een van zijn specialiteiten. Zo lang is hij ook nog niet bezig: hij is pas een jaar of drie kno-arts. Hoe kan hij zo snel zo’n netwerk hebben opgebouwd? Kox: ‘Dat begon al tijdens mijn coschap kno in het Lucas Andreas in Amsterdam. De laryngologie was daar een belangrijk interessegebied, en dat trok mij. Er kwamen heel veel zangers, en met een aantal artiesten had ik een klik. Een aantal van hen volgde mij naar mijn opleidingsplek in Leiden. Het zangerswereldje is ook weer niet zo groot, en als mensen tevreden zijn geven ze dat graag door. Dan weten ze je te vinden.’ Waarom komen artiesten graag bij jou? ‘Ik weet niet zeker hoe dat komt, maar het kan te maken hebben met het feit dat ik makkelijk benaderbaar ben, en dat ik artiesten niet anders behandel dan andere patiënten. Het contact dat artiesten met hun arts hebben, is anders dan hun meeste contacten. Meestal benaderen mensen hen, omdat ze iets willen, samenwerken, of samen op de foto. Maar mij zoeken ze zelf op, omdat ze mijn hulp nodig hebben. Daarom wil ik ook niet in een privékliniek werken. Het geeft juist duidelijkheid dat ik hier in een ziekenhuis zit, met mijn witte jas aan. Ik wil niet dat mensen zich afvragen: moet ik komen omdat het nodig is, of omdat hij er geld mee verdient? Het is gewone geneeskundige zorg die ik bied, waar ik hooguit iets aan toevoeg door mijn kennis en ervaring op het gebied van de stem.’ Xander de Buisonjé lijkt wel ingehuurd door je, zo enthousiast is hij over je op Twitter! ‘Ja, hij is wel een bijzonder geval. Met hem heb ik in mijn Lucastijd heel veel contact gehad toen hij stemproblemen had en daar is een vriendschapsband uit gegroeid. Ik Arts in Spe februari 2014 11 PORTRET zou hem ook niet meer opereren, je moet werk en privé gescheiden houden. Maar als er huis-tuin-en-keukenkeelproblemen zijn, kijk ik heus wel even, net zoals ik dat bij mijn familie en andere goede vrienden doe.’ Is dat met meer artiesten zo? ‘Nee, ik heb wel goed contact met een aantal mensen, maar niet op die manier. Met sommige mensen bel ik af en toe, en we komen elkaar regelmatig tegen bij concerten waar ik voor word uitgenodigd. Daar probeer ik altijd heen te gaan, artiesten vinden dat prettig, en ik ben daardoor ook beter gaan begrijpen wat voor werk iemand doet. Iedereen denkt: een zanger gaat staan en zingt zijn liedje. Maar er gaat heel veel aan vooraf, en de druk is hoog. Voor mij is de drempel al hoog om me ziek te melden, en vijftig poliafspraken af te bellen. Hoe moet dat wel niet zijn als je je niet lekker voelt en vijfduizend mensen moet afzeggen? Nog afgezien van alle mensen om de artiest heen die ook belangen hebben bij dat optreden.’ Proberen die mensen wel eens druk op jou uit te oefenen? ‘Dat heb ik wel eens meegemaakt, maar daar ben ik heel duidelijk in. Ik wil best een gesprek hebben, iets uitleggen, maar altijd in overleg met de patiënt, liefst met diegene erbij. Ik kan alleen zeggen of het verstandig is om te zingen of niet.’ Rigby-zanger Christon Kloosterboer bij rock ‘n roll-arts Dennis Kox Je komt nogal nuchter over, waarom trekt die wereld je? ‘Ik heb geen enkele ambitie om artiest te worden hoor [lacht]. Het is leuk om je te onderscheiden van anderen. Dat had ook met iets anders kunnen gebeuren, maar dit is nu eenmaal waar ik in terecht ben gekomen, op dit gebied heb ik de kennis, wetenschap en ervaring. Met name in het gedoe om de stembanden zelf heen. Kijk, die stembanden zijn twee elastiekjes, daar weten we veel van, hoe je moesten we goed begeleiden, om te voorkomen dat ze haar stem anders zou gaan gebruiken. Want dan loop je juist kans op knobbels en bobbels. Uiteraard kan ik dit soort complexe zorg niet in mijn eentje doen, dus dan werk ik nauw samen met logopedisten en zangcoaches.’ Bied je de artiesten extra service, krijgen ze voorrang? ‘Ik heb geen enkele ambitie om artiest te worden’ die kan behandelen, wat daar op en aan kan zitten en hoe we die kunnen opereren. Maar alles eromheen is minstens zo belangrijk. Een goed voorbeeld is Miss Montreal, die is geopereerd aan haar keelamandelen. Juist bij iemand die zingt kan dat een groot effect hebben. Met je stembanden maak je een basisgeluid en alles wat boven je stembanden zit, is je klankkast. Als je die twee hele grote amandelen weghaalt, zijn er opeens twee grote ruimtes, waardoor je klank anders klinkt. Dat was heel confronterend, omdat zij zichzelf hoorde alsof ze zichzelf niet meer was. Dat 12 Arts in Spe februari 2014 ‘Nee, tenminste, niet omdat ze artiest zijn. Als een dj een acuut probleem heeft, en over een uur zijn programma moet starten, hou ik daar rekening mee. Maar dat doe ik ook voor een patiënt die over een halfuur bij de longarts moet zijn. Wel ben ik laagdrempelig bereikbaar. Als zij spanning hebben, twijfelen over wat ze moeten doen, kunnen ze mij sms-en of Whatsappen. Ik ben niet altijd bereikbaar, maar dan kan ik op zo’n moment beoordelen wat ik doe, en op een geschikt moment terugbellen.’ Behandel je ook spanning dan? ‘Nou, laat ik het zo zeggen: geruststelling is het grootste deel van mijn werk. Als iemand iets in zijn keel voelt, kan de angst toeslaan: kan ik volgende maand dat grote evenement wel doen? Dan verkrampt alles, dan is het einde van de wereld nabij: “Ik kan nooit meer zingen, ik moet een andere baan zoeken, help, wat nu?”’ Een beetje psychologie is dus ook wel nodig. ‘Heel veel.’ GETTY IMAGES COLUMN De emoties van het vak Bang, boos, bedroefd en blij; de vier basisemoties. Het leek alsof ik in een rollercoaster van gevoelens zat tijdens mijn coschap kindergeneeskunde. Je praat er niet over, want ‘het hoort nu eenmaal bij het vak’. Dus dan schrijf ik het maar. Beginnend bij de eerste: bang. Bang was ik, toen ik een 8-jarige met een angststoornis in mijn spreekkamer had. Tranen in zijn ogen, wiebelende voeten, trillende handen. Zijn angst sloeg vanaf het eerste moment op mij over. Het leek alsof ik kon voelen wat hij voelde. Waar ik hem het liefst een grote knuffel wilde geven, wist ik dat dat niet kon. Hij poepte in zijn broek en ik vond dat eigenlijk niet zo raar als je zo angstig bent. Maar zijn moeder bleef aandringen op aanvullend onderzoek, want psychisch kon deze klacht zeker niet zijn. En dan overleg je met de kinderarts, die na lang praten toch ook overstag gaat. Een poepdagboek is al eerder bijgehouden, dus gaan we nu voor bloedonderzoek, een X-BOZ en anale manometrie. Niet omdat het onderzoek Zijn angst sloeg vanaf het eerste moment op mij over nodig is – dat geeft ook de kinderarts toe – maar omdat de moeder het wil en we onze ouders toch tevreden moeten houden. Mijn gevoel van angst slaat over in woede. Boos ben ik, dat ik het jongetje niet kan beschermen. Boos, omdat hij huilend naar de prikkamer gaat en ik hem niet kan troosten. Woedend dat we niet de patiënt behandelen, maar zijn moeder zoet houden. Nu trillen mijn handen en voel ik de tranen in mijn ogen opwellen. Ik verstop me maar snel even in het toilet in een poging het gevoel te parkeren tot vanavond, als ik er thuis over kan praten. Dan is er nog verdriet. Wanneer er wordt gevraagd of ik mee wil kijken als er een intra-uterien overleden baby wordt geschouwd, zeg ik vol goede moed ‘ja’. Hoe erg kan het zijn? Schouwen van volwassenen heb ik al vaker meegemaakt. Maar dit dus nog niet. Moeder zit met haar overleden baby in haar armen en ze huilt niet. Haar gezicht staat mat, alsof ze niet meer kan huilen. We nemen het meisje van haar over en nemen haar mee. Ze wordt uitgekleed en nagekeken. Ze beweegt niet, is bleek en koud. Met haar kleren aan leek het nog alsof ze sliep, nu is er niets vredigs meer aan. Ik slik en kijk toe hoe ze haar toch weer een luiertje om doen en netjes aankleden. Wat is ze mooi en wat is het tegennatuurlijk dat ze wel op aarde is, maar de aarde nooit heeft mogen aanschouwen. De moeder voelt zich onbeschrijflijk bedroefd en mijn gevoel valt daarbij eigenlijk in het niet. Gelukkig zijn er ook de blije momenten. Want wat was ik blij toen we geroepen werden bij een keizersnede. De spanning van het moment blijft voor mij toch het leukste van het vak. Bij aankomst hoorden we dat het kind in foetale nood was. Alles werd gereedgemaakt om de baby te ontvangen en ik stond al vol adrenaline klaar, bedacht op een kind dat er slecht uit zou komen. Een paar minuten later horen we gehuil, het beste geluid dat je je op dat moment kunt wensen. Een prachtige, actieve, roze baby wordt naar ons toe gebracht en we hoeven niets te doen. Met een grote glimlach feliciteer ik de vader. Wat is het toch een geweldig vak! Sara Roos Arts in Spe februari 2014 13 De ziekenhuisarts komt eraan! Deze dokter is zorg- en patiëntmanager in één De eerste artsen in opleiding tot ziekenhuisarts zullen in 2015 afstuderen. Iets voor jou? Laurine Alderlieste, Sanne Wubbels en Marije Nijenhuis U it verschillende rapporten blijkt dat er behoefte is aan een generalist in het ziekenhuis en aan een arts die verstand heeft van patiëntveiligheid, kwaliteit van zorg en organisatorische vaardigheden.1 Sinds kort heeft deze behoefte vorm gekregen: de ziekenhuisarts. Wat houdt dit nieuwe profiel precies in? Geen ‘superzaalarts’ De pilotopleiding tot ziekenhuisarts is in september 2012 van start gegaan en vanaf 1 juli 2014 erkent het College Geneeskundige Specialismen (CGS) de ziekenhuisarts als profiel (zie kader). Er zijn momenteel vier ziekenhuizen die ziekenhuisartsen opleiden; het VUmc (Amsterdam), het UMCG (Groningen), het Catharina Ziekenhuis ‘Het is geen “huisarts in het ziekenhuis”’ (Eindhoven) en het Jeroen Bosch Ziekenhuis (’s-Hertogenbosch). Per jaar zijn in totaal twintig opleidingsplekken beschikbaar. De ziekenhuisarts heeft geen eigen spreekuren op de polikliniek, maar houdt zich bezig met algemeen medische zorg voor patiënten op zaal en is daar hoofdbehandelaar van eigen patiënten. Voldoende basiskennis van onder andere wondgenezing, water- en zouthuishouding, en pre- en postoperatieve zorg is 14 Arts in Spe februari 2014 hierbij vereist.2 Marleen Biesheuvel en Esmée Vural zijn gestart in het eerste cohort van de pilot in het VUmc. ‘We worden geen “superzaalarts” die twintig in plaats van twaalf patiënten onder zijn hoede heeft. Naast de klinische patiëntenzorg richten we ons op het verbeteren van de kwaliteit van zorg door het analyseren van processen en het formuleren en implementeren van oplossingen.’ De opleiding duurt drie jaar en bestaat uit een basisjaar interne geneeskunde en stages op verschillende afdelingen, zoals Heelkunde, Neurologie en Anesthesiologie. De ziekenhuisarts kan uiteindelijk op bijna elke afdeling werkzaam zijn. Takenpakket Naast de medische zorg voor patiënten op zaal bestaat het takenpakket van een ziekenhuisarts uit zorgcoördinatie en communicatie binnen en buiten het ziekenhuis. Hierbij kun je denken aan het opstellen van onderling afgestemde behandelplannen, multidisciplinair overleg en een goede overdracht.3 Paetrick Netten, internist en voorzitter van het Concilium Ziekenhuisgeneeskunde (van de Stichting Opleiding Ziekenhuisgeneeskunde, SOZG): ‘We zien dat patiënten vaak tevreden zijn over een behandeling of operatie zelf, maar ontevreden over de nazorg: artsen geven veranderingen in medicatie niet goed door aan patiënt en huisarts of de opvang van een patiënt thuis is niet of slecht geregeld. De ziekenhuisarts wordt verantwoordelijk voor het regelen van dit soort zaken.’ Tijdens het laatste halfjaar van de opleiding werkt de arts in opleiding tot ziekenhuisarts aan een ‘meesterstuk’, een onderdeel van het ‘lintprogramma’, dat als een rode draad door de opleiding loopt. Hierin moeten de organisatorische kwaliteiten van de ziekenhuisarts tot ui- ting komen. Marleen Biesheuvel: ‘Hierin werken we aan de verbetering van een proces op het gebied van kwaliteit en patiëntveiligheid. Je kunt bijvoorbeeld denken aan het verbeteren van een ontslagprocedure of het vergroten van medicatieveiligheid. We bedenken een gedegen oplossing die we daadwerkelijk implementeren op die afdeling, maar ook op andere afdelingen die met dat proces te maken hebben.’ Versnippering De Jonge Specialist, de beroepsvereniging van alle artsen (niet) in opleiding tot medisch specialist en geregistreerde profielartsen, noemt de ziekenhuisarts in een reactie ‘de zoveelste spin in het web’, refererend aan de verpleegkundig specialist (VS) en de physician assistant (PA).4 De Jonge Specialist zegt te vrezen voor versnippering van de zorg en onduidelijkheid over de eindverantwoordelijkheid voor de patiënt. Daarnaast maakt zij zich zorgen over de positie van de anios (arts niet in opleiding tot medisch specialist). Paetrick Netten denkt hier anders over: ‘De ziekenhuisarts zal nooit alle taken van de huidige anios kunnen overnemen: zoveel ziekenhuisartsen worden er de komende jaren niet opgeleid en ook in de toekomst zal dit waarschijnlijk niet gebeuren. Ik denk dat de anios ook op andere plekken dan op zaal ingezet kan worden, bijvoorbeeld op de poli en op de ok. De ziekenhuisarts verschilt van de VS en de PA in zoverre dat de ziekenhuisarts op verschillende afdelingen inzetbaar is, terwijl de VS en de PA slechts enkele taken overnemen bij één medisch specialisme. Daarnaast is nu de specialist hoofdbehandelaar als de patiënt op zaal ligt, en met de komst van de ziekenhuisarts gaat dat veranderen.’ Solliciteren CORBIS Als ziekenhuisarts moet je goed kunnen coördineren en organiseren; je bent zorg- en patiëntmanager in één. Initiatief tonen, communiceren en goed kunnen samen- werken zijn kwaliteiten die je nodig hebt. Verder is het belangrijk dat je een brede interesse hebt; als ziekenhuisarts werk je immers als generalist. Je focust niet op één orgaan, maar op de patiënt in zijn geheel. Solliciteren voor de opleiding doe je door een sollicitatiebrief met cv te sturen naar het concilium van de SOZG. Op basis hiervan word je al dan niet uitgenodigd voor een gesprek. Opleiders uit het concilium en een arts in opleiding tot ziekenhuisarts leiden het gesprek.5 Esmée Vural: ‘Tijdens het sollicitatiegesprek let men vooral op de wijze waarop een kandidaat problemen denkt op te lossen op een afdeling, want de ziekenhuisarts is straks organisator en de schakel tussen verschillende specialismen. Daarnaast moet je je positie als ziekenhuisarts op de werkvloer op dit moment veroveren. Het is belangrijk dat je daarvoor openstaat.’ Brug De ziekenhuisarts is geen ‘superzaalarts’ of ‘huisarts in het ziekenhuis’, maar breed inzetbaar voor complexe zorg. Hij is een eerste aanspreekpunt voor de patiënt en zijn familie in een patiëntveilige en patiëntvriendelijke omgeving met heldere communicatie en goede coördinatie, zowel binnen als buiten het ziekenhuis. De ziekenhuisarts slaat een brug tussen medische (super)specialisten, a(n)iossen, verpleegkundigen en VS, PA en andere (klinische) zorgverleners.6 Esmée Vural: ‘Het is breed, leuk en uitdagend. Ik denk echt dat de gezondheidszorg in Nederland gaat veranderen. We staan aan het begin van een nieuw zorgtijdperk.’ De voetnoten vind je op artsinspe.nl Arts in Spe februari 2014 15 Coschap op Vlieland In de voetsporen van dokter Deen M et open mond sta ik toe te kijken. ‘Euhh, Saar, even hoor, maar hoe weet je in godsnaam of het hart en de longen van die hond goed zijn???’ Saar, dokter Schuling, krijgt een slinks lachje op haar gezicht. ‘En waar heb je geleerd waar je überhaupt je stethoscoop neer moeten zetten??’ ‘Ja, gewoon een beetje van Ferry (haar maat huisarts, RB) afgekeken.’ Want ook dat wordt van je gevraagd als je huisarts op Vlieland bent. De dierenarts komt maar eens in de zoveel tijd vanaf de wal om zijn spreekuur te doen, dus alle spoedjes van de nodige viervoeters, waaronder ook het idee blijkt te vallen van een dame die dacht dat haar hond wel eens de ziekte van Lyme zou kunnen hebben, worden opgevangen door de huisarts. ‘Ik heb meer dan genoeg te doen: rupsenallergieën, snot- en loopneuzen en diverse snijwonden’ Ook ik dacht altijd wel ergens gedurende mijn studie in deep down Afrika terecht te komen, maar het liep wat anders en door de centen die ik zo uitspaarde aan een ticket kon ik een maand lang mijn verblijf op Vlieland bekostigen. Want een coschap op Vlieland is niet goedkoop; behalve de huisvesting die je zelf betaalt, had ik met mijzelf de deal gemaakt – om het gemis van de Afrikaanse zon te compenseren – dat ik iedere dag dat de zon scheen mocht lunchen op een terrasje. En die zon heeft nogal veel geschenen… Maar naast het genieten van de zon, de rust en al het andere moois van het eiland deed ik natuurlijk ook mijn ding in de huisartsenpraktijk. Sinds de pensionering van dokter Deen is de regie van de gezondheidszorg op Vlieland in handen van twee huisartsen, dokter Wolfswinkel (Ferry) en dokter Schuling (Saar). De praktijk is verplaatst van de Dorpsstraat naar een prachtig nieuw pand in 16 Arts in Spe februari 2014 de Molenglop waar behalve de mainstream inventaris van een zich zelf respecterende huisarts ook een apotheek en een röntgenapparaat aanwezig zijn. De gemeente Vlieland draagt zo zijn steentje bij om de kosten van de gezondheidszorg te beteugelen door niet iedere verdenking van een fractuur voor een foto naar de wal te hoeven sturen. Een coschap huisartsgeneeskunde is op een eiland wel anders dan aan de wal. Jubelende verhalen hoorde ik van medecoassistenten over dit coschap: ‘Je mag zoveel zelf doen’, ‘Ik draai gewoon mijn eigen spreekuren’, ‘Soms zie ik wel twintig mensen op een dag, zelfstandig!’. In mijn eerste twee weken, net voor het zomerseizoen, haalden wij de twintig mensen op een dag niet eens. Daarbij heeft het voor de gemiddelde Vlielander wel even tijd gekost om te wennen aan twee nieuwe artsen in plaats van de vertrouwde dokter Deen, dus een co die zomaar even het spreekuur zou gaan doen… Gelukkig voor mij waren daar ook de passanten, en begon het hoogseizoen. Ik heb meer dan genoeg te doen gehad met jonge ouders met een (eerste) kindje met koorts, tekenbeten, rupsenallergieën, urineweginfecties (‘Dokter, komt dat nu door het op blote voeten lopen op de camping?’ ‘Nee lieve patiënt, dat komt omdat jullie eindelijk weer eens tijd hebben voor elkaar…’), snot- en loopneuzen, rode ogen en diverse snijwonden, niet zelden in de nacht, want dienst heb je op Vlieland 24/7. Daarnaast heb ik mijn Duits aardig weten bij te spijkeren; een fractuur is een Knochenbruch, ontwrichting een Verrenkung en verstuiking een Verstauchung. Neusverkoudheid Schnupfen en sputum Auswurf. Misselijkheid is Übelkeit en braken erbrechen. Urineaandrang Harndrang en een soa is een Geschlechtskrankheit. Maar ook met de meer serieuze en minder leuke kant van het vak heb ik kennisgemaakt. In mijn laatste week werden wij bij een reanimatie op de veerhaven geroepen. Onze inspanningen ten spijt heeft het niet mogen baten. En dat ging mij, maar ook Saar en Ferry, niet in de koude kleren zitten. Behalve dat ik niet al te gecharmeerd was van de vraag ‘hoe dat nu voelde’, koud een paar minuten na alle gebeurtenissen, van een patiënt die we vanwege de 112-oproep later hadden terugbesteld in de praktijk, bleek ook WEG gegaan zonder ons te verwittigen?? Geen gehoor. Nog een rondje, voor de dubbelcheck, echt niemand aanwezig. Huis uit, maar de voordeur op een kier gelaten, voor het geval we toch terug zouden moeten. Nog een keer bellen met de praktijk. ‘Ja, patiënt Jansen van Xstraat 88 belde net om te vragen om waar jullie bleven, zijn ritme is trouwens weer genormaliseerd.’ ‘Patiënt Jansen van Xstraat 88? Niet patiënt Jans van Ystraat 88?’ Ahhhhhhhhhhh!! De assistente heeft voor ons patiënt Jans op zijn werk gebeld om uit te leggen waarom zijn voordeur openstond als hij thuis zou komen… Renske Bolt, thans basisarts, liep in de zomer van 2012, als student geneeskunde aan de RUG, haar coschap huisartsgeneeskunde op Vlieland BEELD: AUTEUR de volgende dag hoe wij ons lieten beïnvloeden. Ditmaal kwam de melding van de doktersassistente; laten we zeggen patiënt Jans van de Ystraat 88 had gebeld vanwege pijn op de borst en palpitaties, dus wij vlogen de deur uit. Aangekomen op het adres stonden wij voor een dichte deur. Radio nog aan en een smeulende peuk in de asbak. Zweet in de handen en een naar gevoel in de onderbuiken. Achterom gegaan, ook geen deur open. Raam van de woonkamer op een kier, met zo’n standaard zonder beveiliging waardoor je hem kunt lichten en het hele raam zover omhoog kunt duwen dat er ook een volwassen mens door naar binnen kan, en dit alles op een hoogte die goed bereikbaar was via de aanwezige tuinstoel. Dus, ik stoel tegenhouden, Saar naar binnen, die vervolgens naar de voordeur ging om mij binnen te laten. Het hele huis door, inclusief wc en kelder, met het hart in de keel. Niemand te bekennen. Bellen met de praktijk. Was deze klojo inmiddels naar de praktijk Arts in Spe februari 2014 17 Op mijn plek bij neurologie Neurologie staat bekend als een ‘puzzelvak’, met veel observeren, reflecteren en analyseren. Maar Anne van der Meij heeft ook voor het specialisme gekozen vanwege het snelle en acute handelen. Op 1 april begint ze met haar opleiding in het LUMC Leiden. Dat vroeg overigens wel het nodige geduld en doorzettingsvermogen. Naomi Querido H oewel het nog geen 12 uur ’s middags is, heeft Anne van der Meij (27) er al een lange werkdag op zitten. Of beter gezegd: nacht, want ze komt net uit de nachtdienst, een van haar laatste in dit ziekenhuis. ‘Ik werk sinds een jaar als anios op de afdeling Neurologie van het Kennemer Gasthuis in Haarlem. Hier heb ik me goed kunnen voorbereiden op mijn opleiding, waarmee ik op 1 april begin. De komende zes jaar worden enorm druk, maar daar zie ik niet tegenop. Integendeel, ik ben heel blij dat ik deze opleidingsplek heb, want neurologie is echt de richting die ik op wil.’ Afwisselende combinatie Tot in haar eindexamenjaar was dat wel anders en wist Anne niet zo goed ‘wat ze later wilde worden’. ‘Ik bezocht open dagen van geneeskunde en farmacie, maar ook van bouwkunde’, lacht ze. ‘Maar bij het menselijk lichaam lag mijn interesse het meest. Ook leek geneeskunde me een afwisselende studie, met de combinatie van colleges en practica. Hoewel ik werd ingeloot op de universiteit van mijn eerste keuze, de UvA Amsterdam, besefte ik nog nauwelijks dat ik arts zou worden. Dat kwam pas bij de eerste colleges. Vanaf dag één vond ik het interessant om elk orgaan te leren kennen: de nieren, de longen, de hersenen. Toen wist ik dat ik op mijn plek was.’ hoe ze een stellage rond haar buik had gekregen. “Wil je het zien?”, vroeg ze, terwijl ze haar nachthemd omhoog trok. Dáár had ik niet op gerekend. Het is alweer acht jaar geleden en daarna gelukkig nooit meer gebeurd, want ik vond het hartstikke gênant. Maar ik heb nooit getwijfeld aan mijn keuze voor geneeskunde.’ Zorgvuldig kijken Voor haar wetenschappelijke stage wilde Anne het liefst naar het buitenland. ‘Het AMC stimuleert stages in het buitenland, maar je moet ze zelf organiseren. De neurologie sprak me toen al aan én ik had een idee: mijn oma had parkinson en daar wilde ik graag onderzoek naar doen. Dat plan heb ik gemaild naar een neuroloog in het AMC, dr. Rob de Bie, en hij gaf me het adres van een collega in Canada.’ Anne mocht een halfjaar meewerken aan een proefdieronderzoek. ‘We bestudeerden apen met de ziekte van Parkinson. Omdat dieren niet kunnen praten, keken we op dvd’s of we verbetering konden zien in hun gedrag op de middelen die ze kregen. Daardoor leer je heel goed observeren; je let op hoe de ziekte zich presenteert en wat de symptomen zijn. Dat je zo veel kunt zien door zorgvuldig kijken, sprak mij enorm aan.’ Viool Tegen de vlakte Toch moet Anne, zeker aan het begin van de studie, nog wel wennen aan de praktijk. ‘De eerste keer dat we bij elkaar bloed moesten prikken, ging ik tegen de vlakte. Ik kon helemaal niet tegen bloed! Op de eerste dag van mijn verpleeghulpstage in Oxford ben ik ook flauwgevallen. Een vrouw vertelde dat ze van haar paard was gevallen en 18 Arts in Spe februari 2014 Bij terugkomst in Nederland gunde Anne zichzelf een jaar uitloop op haar studie. ‘Ik was pas 21 en wilde me nog niet te veel vastleggen op neurologie, maar open aan mijn coschappen beginnen. Behalve dat ik nog een aantal tentamens had openstaan, speel ik viool. Dus toen ik de kans kreeg om met het UvA-Orkest J.Pzn Sweelinck een jaar op tournee te gaan, heb ik dat gedaan.’ DE BEELDREDAKTIE / DIEDERIK VAN DER LAAN ‘We bestudeerden apen met de ziekte van Parkinson’ Arts in Spe februari 2014 19 met ernstige diagnoses die soms slecht te behandelen zijn. Soms houdt dat mensen tegen om voor dit specialisme te kiezen, maar ik vind het juist belangrijk om die patiënten zo goed mogelijk te begeleiden.’ Ook het kunnen observeren en analyseren speelt een grote rol bij Anne’s keuze. ‘Veel neurologische klachten, zoals spraak- en bewegingsstoornissen, zie je aan de buitenkant. Met lichamelijk onderzoek kun je ver komen en vaak al lokaliseren waar er iets aan de hand is: komt het uit de hersenen, spieren of zenuwen? De aanvullende diagnostiek helpt vooral om je vermoeden te bevestigen of om iets uit te sluiten.’ Lastig besluit Na haar oudste coschap in het St. Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam heeft Anne nog geen opleidingsplaats. ‘Via neuroloog Rob de Bie kon ik een promotietraject in. Ik schreef er een plan voor, maar er was onduidelijkheid over de financiering. Daarom solliciteerde ik ook bij het OLVG, naar een functie als anios op de afdeling Neurologie. Net toen ik hoorde dat ik was aangenomen, bleek ook dat er geld beschikbaar was voor het onderzoek. Een lastig besluit: als promovendus zou ik meer kans maken op een opleidingsplek, maar mijn gevoel lag bij het doen van klinisch werk. Dat laatste gaf de doorslag: na een weekend lang overleg met mijn hele omgeving, heb ik naar mijn gevoel geluisterd en gekozen voor de baan bij het OLVG.’ Ouderen met humor Anne van der Meij Leeftijd 27 jaar Basisopleiding UvA Amsterdam Wetenschappelijke stage Neurologie in Canada Gekste moment tijdens coschap ‘Op de trauma-afdeling van een ziekenhuis in ZuidAfrika. Ik was een drain aan het inbrengen bij een patiënt in de borstkas – iets wat ik in Nederland nog niet mocht – en die man sprong op en rende weg! Hij werd met zes man teruggehaald, want hij had bloed in zijn longen.’ Voorbeelden ‘Dat zijn twee mensen aan wie ik veel te danken heb: opleider dr. Rob de Bie van het AMC, die ondanks zijn drukke werk je altijd te woord staat en mails beantwoordt, en prof. dr. Peter Portegies, die mij in het OLVG heeft aangenomen. Je kunt altijd bij hem terecht en hij is vrolijk en vriendelijk.’ Communicatie Toch is tijdens haar coschappen de keuze voor neurologie snel gemaakt. ‘Ik heb nog even getwijfeld over chirurgie, een lekker praktisch vak, maar het trok me te weinig om me er helemaal in te storten. Wat mij aanspreekt in neurologie, is het belang van communicatie. Je hebt te maken 20 Arts in Spe februari 2014 Als anios doet Anne veel ervaring op. Eerst een jaar bij het OLVG en sinds begin 2013 in het Kennemer Gasthuis. ‘Als basisarts behandel je vooral de acute neurologie, zoals hersenbloedingen, epilepsie en beroertes. Inmiddels zie ik ook patiënten op de polikliniek. Op de afdeling in het ziekenhuis zie ik vooral oudere mensen, die zijn opgenomen na een beroerte, met een hersentumor of door epilepsie. Opvallend vind ik de hoeveelheid wijsheid en humor waarover ouderen beschikken.’ Met een lach voegt ze daaraan toe: ‘En ik leer veel van ze, van hoe ik iets beter kan uitleggen tot heel eenvoudige dingen als harder praten.’ Gevoel gevolgd Anne is dan ook blij dat ze haar gevoel heeft gevolgd. ‘Toen ik na het jaar in het OLVG nog geen opleidingsplek had, en zelf het onderzoek aan de kant had geschoven, was dat lastig. Ik wilde niet stilstaan, maar ook niet blijven hangen in een baan als basisarts. Ik koos ervoor om in het vakgebied te werken en ondertussen flink te solliciteren. Dat kan ik iedereen dan ook aanraden: volg je gevoel en zet door. Die overtuiging heeft geholpen, want in juli 2013 kreeg ik te horen dat ik was aangenomen voor de opleidingsplek in Leiden. Daar heb ik me de afgelopen maanden op kunnen voorbereiden. Want ook al zal ik de komende jaren weinig vrije tijd hebben, voor dit toekomstperspectief heb ik alles over!’ LEUKSTE BIJBAAN DE BEELDREDAKTIE / EVERT JAN DANIELS ‘Een militaire basis is een totaal andere wereld’ Welmer de Groot (24), geneeskundestudent Wat zijn je taken voor defensie nu je terug in Nederland bent? zat hij 2,5 maand in Afghanistan. ‘Je ziet de ‘In principe ben ik opgeleid als bewaker/beveiliger. Maar op dit moment werk ik op het ministerie en het hoofdkantoor. Beveiligingstaken heb ik daar eigenlijk helemaal niet meer. Ik werk als assistent van de staf en ben nu bijvoorbeeld bezig met het verzamelen van de competenties van collega’s.’ oorlog overal om je heen.’ In hoeverre sluit je werk bij defensie aan bij de geneeskunde? in Rotterdam, werkt parttime als militair voor de Koninklijke Luchtmacht. Eind vorig jaar Hanna van de Wetering Wat deed je precies in Afghanistan? ‘Ik nam als Force Protection deel aan Airtaskforce 24. Force Protection gaat over de bewaking van de Nederlandse belangen, in dit geval op een vliegbasis in Afghanistan. De vliegtuigen daar vallen onder Nederlandse verantwoordelijkheid en moeten bewaakt worden. We liepen bijvoorbeeld controlerondes en checkten wie er de poort binnenkwam.’ Voor het eerst uitgezonden, hoe was dat? ‘Het is vreemd om ineens in oorlogsgebied te zitten. Ook al is Noord-Afghanistan relatief rustig, je ziet de oorlog overal om je heen. Je verblijft op een militaire basis waar duizenden militairen in uniform rondlopen. Het is echt een totaal andere wereld. Tegelijkertijd gaat het normale leven gewoon door. Je sport, je eet, je doet je werk.’ Wat miste je het meest van Nederland? ‘De privacy. Je bent constant samen met je collega’s en kunt niet even een rondje door het bos gaan lopen.’ ‘In de geneeskunde zorg je voor mensen. Dit is een hele andere manier van zorgen, waarbij je bijdraagt aan de heropbouw van een land. In Afghanistan was mijn bijnaam al snel “doc”; ik heb mijn collega’s wel een beetje kunnen trainen in de Eerste Hulp. Daarnaast heeft mijn werk als assistent van de staf overeenkomsten met wat ik doe met mijn eigen bedrijfje: ik ontwikkel lesprogramma’s voor zorginstellingen. Zowel bij defensie als bij zorginstellingen moet aangetoond kunnen worden dat medewerkers niet alleen bevoegd, maar ook bekwaam zijn.’ Een toekomst als militair arts? ‘Het lijkt mij heel leuk om verder te gaan in de ondersteuning van de opleiding. Defensie heeft een grote taak in de binnenlandse veiligheid, en ik zou graag een brug willen vormen tussen de civiele en de militaire gezondheidszorg. Eén been in het burgerbestaan, het andere in het militaire wereldje.’ Waarom is dit de leukste bijbaan? ‘Je leert zo veel. Praktische dingen zoals leiderschap, communicatie, discipline: allemaal kwaliteiten die je ook in de geneeskunde kunt gebruiken. Je ontwikkelt jezelf, leert jezelf echt kennen. Je werkt op een heel professioneel niveau in een heel professionele organisatie. En daarbij verdien je ook nog eens heel goed.’ Arts in Spe februari 2014 21 Het dedicated schakeljaar Na de coschappen direct in opleiding Het laatste jaar van de coschappen besteden aan de specialisatie van je voorkeur en daarna direct in opleiding: het lijkt onmogelijk, maar dat is het zeker niet. Maak kennis met de plannen voor het ‘dedicated schakeljaar’. Sanne Wubbels GETTY IMAGES en Kasper Overbeek 22 Arts in Spe februari 2014 D e opleiding tot medisch specialist duurt lang en kost gemiddeld 140.500 euro.1 Al jaren zijn er plannen om de basisopleiding en de vervolgopleiding beter op elkaar te laten aansluiten, zodat het totale traject korter en goedkoper wordt. In het regeerakkoord van het huidige kabinet is bepaald dat er in totaal 270 miljoen euro bezuinigd moet worden – dat is meer dan een derde van het totale budget voor de opleidingen tot medisch specialist.2 3 Het schakeljaar moet uiteindelijk een besparing opleveren, doordat de opleiding tot medisch specialist wordt ingekort. De huisartsopleiding vormt hierop overigens een uitzondering, omdat deze opleiding volgens Europese richtlijnen al de minimale duur heeft. Nu is het schakeljaar nog in een pilotfase, maar uiteindelijk is het de bedoeling dat een groot deel van de specialisten via deze weg in de opleiding komt. Bij goede ervaringen met de pilots wordt het aantal plekken voor een schakeljaar stapsgewijs per jaar opgehoogd. Verworven competenties Het schakeljaar is een opleidingsprogramma dat je volgt binnen één specialisme tijdens het laatste jaar van je studie. Studenten kunnen in het vijfde jaar solliciteren voor het specialisme van hun voorkeur, waarna zij het zesde jaar binnen dit specialisme kunnen invullen. De exacte invulling van het schakeljaar is nog onbekend en hangt af van het specialisme. De opleiders maken een plan om de coassistent in het schakeljaar zo veel moge- ‘Het is nog wel een sprong in het diepe’ lijk competenties te leren die normaal gesproken in het eerste jaar van de opleiding tot medisch specialist geleerd worden. Vanwege deze eerder verworven competenties (EVC’s) kan de vervolgopleiding met maximaal zes maanden worden ingekort. Deze inkorting kun je niet alleen bemachtigen door in het schakeljaar EVC’s te bemachtigen; ook tijdens een jaar op een afdeling als arts niet in opleiding tot specialist (anios) kun je EVC`s verdienen, en op sommige faculteiten kan dit ook in een regulier laatste jaar. Een belangrijk verschil met het reguliere laatste jaar is dat de kans om direct na het schakeljaar in opleiding te komen reëel is: minimaal een op de drie coassistenten kan na het schakeljaar direct instromen. De pilots zullen landelijk geëvalueerd worden door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra (NFU), waarna de inhoud van het schakeljaar in de toekomst nog kan veranderen. Pilot In Rotterdam en Nijmegen zijn de pilots met het schakeljaar inmiddels van start gegaan. In de sollicitatierondes van november bemachtigden in totaal tachtig studenten een plek bij hun favoriete specialisme. Vanaf april 2014 beginnen zij aan hun schakeljaar. Sander Wout, coassistent in Nijmegen, is aangenomen voor het schakeljaar anesthesiologie, spoedeisende hulp en intensive care. Hij en zijn collega-student zijn al verzekerd van een opleidingsplek in 2015: ‘Ik wil specialiseren in de anesthesiologie. Ik heb nog geen coschap anesthesiologie gedaan, want dat zit niet in de reguliere coschappen. Maar ik heb me georiënteerd op dit vakgebied door een paar keer mee te lopen met mijn schoonvader, die anesthesioloog is. Daarna wist ik dat anesthesiologie hét specialisme is voor mij.’ Ook Rob van Vliet start met het schakeljaar in Nijmegen – in juni begint hij in de chirurgie: ‘Ik vond het coschap erg leuk en de sfeer op de afdeling sprak me aan. Daarna ben ik een tijdje onderzoek gaan doen bij kinderchirurgie. Toen ik kon solliciteren voor het schakeljaar, twijfelde ik geen moment.’ Nijmegen en Rotterdam zijn tot nu toe de enige faculteiten die een pilot hebben opgezet. Of andere faculteiten ook met de plannen voor het schakeljaar gaan starten, is nog onduidelijk. Toekomst Voor de geselecteerde studenten zitten er veel voordelen aan het schakeljaar: je kunt snel in opleiding komen, je leert gericht competenties binnen het vakgebied van je voorkeur en je kunt de opleiding tot specialist met maximaal een half jaar inkorten. Voor studenten die nog niet weten welk specialisme hun voorkeur heeft, of die eerst een aantal jaar op een andere manier willen invullen, is het dedicated schakeljaar wellicht minder voordelig. Als zij gaan solliciteren, is al een deel van de opleidingsplekken gevuld met studenten uit het schakeljaar. Het KNMG Studentenplatform volgt de ontwikkelingen rondom het dedicated schakeljaar op de voet en vindt dat er op dit moment nog te weinig bekend is over de inhoud van het schakeljaar en over de mogelijke consequenties voor beroepsoriëntatie en kansen op opleidingsplekken. Omdat veel studenten hier vragen over hebben, vindt het platform het belangrijk dat er snel meer duidelijkheid komt over de invulling van het schakeljaar. Daarnaast is goede voorlichting en begeleiding vanuit de deelnemende faculteiten essentieel. Hierdoor kunnen studenten een weloverwogen beslissing nemen om al dan niet deel te nemen aan het dedicated schakeljaar. Sander Wout: ‘De exacte invulling van het schakeljaar is ook voor mij nog niet helemaal duidelijk. In die zin is het wel een sprong in het diepe, maar ik ben blij met deze kans en wil er helemaal voor gaan.’ De voetnoten vind je op artsinspe.nl Arts in Spe februari 2014 23 Heb jij al e-health In de toekomst schrijven artsen niet alleen medicijnen voor, maar ook apps om de gezondheid te volgen en adviezen te geven. Ga je als arts niet mee in de nieuwe e-health-ontwikkelingen? Dan lever je over een paar jaar ondermaatse zorg en mis je de aansluiting bij de verschuiving naar preventie en eigen verantwoordelijkheid van de patiënt. Jonathan Bouman en Emma Bruns E - health-toepassingen bieden steeds betere moge- lijkheden tot zelfzorg en ‘zorg op maat’. Wetgeving, kwaliteitseisen en privacyregels houden de snelheid van de ontwikkelingen weliswaar niet bij. Van veel apps en sites is nog niet vastgesteld of zij aan dit soort eisen voldoen. Maar toch is het verstandig om als arts in spe de onstuitbare mogelijkheden die de technologische zorgrevolutie biedt, alvast te verkennen. In de opleiding wordt er immers weinig aandacht aan besteed. ‘Patiënt Hoekstra’ helpt je vast een handje op weg met een aantal voorbeelden. Technologie kan mensen helpen om langer gezond te blijven Jan Hoekstra is 56 jaar, werkt in een papierfabriek en rookt elke dag een pakje sigaretten. Soms krijgt hij na enkele minuten lopen pijn in zijn benen. Omdat onze zorg erop gericht is om je pas beter te maken als je ziek bent, wordt meneer Hoekstra pas patiënt als hij klachten krijgt en daarvoor naar een dokter gaat. Vanaf zijn eerste bezoek ‘kost’ hij de maatschappij dan ook best wat geld. We kunnen er echter ook voor zorgen dat mensen langer gezond blijven. Dat is prettig voor 24 Arts in Spe februari 2014 meneer Hoekstra en een stuk goedkoper. Hoe kan technologie hem helpen te stoppen met roken, contact te houden met zijn arts zonder naar het ziekenhuis te komen en zijn eigen dossier bij te houden? Of beter nog: hoe kan technologie risicogedrag – het roken van meneer Hoekstra – eerder signaleren en ziekte vermijden? Vijf voorbeelden van praktische technologie voor in je dokterstas. ‘Meneer Hoekstra, het is beter als u zou stoppen met roken’ Dat is een goed maar utopisch advies. Met gedragsverandering is veel gezondheidswinst te behalen. Maar heb je zelf wel eens geprobeerd af te vallen? Dan weet je hoe lastig het is. Veel mensen vervallen weer snel in het ongewenste gedrag. Technologie reikt hier de helpende hand. Mensen zijn groepsdieren. Als je je sportprestaties, glucosewaarden of bloeddruk deelt in een subgroep van medepatiënten of bijhoudt met een app, lijkt stoppen met roken dus haalbaarder dan gedacht. Voorbeelden hiervan zijn Fitocracy (een soort Facebook voor sport) en Mobihealth (bloeddrukmonitoring vanaf thuis). ‘Als we een bypass in uw been aanleggen, heeft u 1 procent kans op een nabloeding’ Dokters gebruiken elke dag statistiek. Maar begrijpen we er wel voldoende van? Veel onderzoek is uitgevoerd op blanke mannen. Gelden de resultaten dan ook voor negroïde vrouwen? Is er niet een grote neiging in de wetenschappelijke literatuur tot positieve resultaten? Statistiek is een onderbelicht en niet erg populair onderwerp binnen de studie, terwijl je er gebruik van moet kunnen in je dokterstas? maken om medisch-wetenschappelijke kwaliteit te bieden. Op DataMind, een online academie voor statistiek, kun je je statistische kennis bijspijkeren. patiënten een volwaardiger rol krijgen in hun ziekteproces. Natuurlijk blijft de specifieke kennis van de dokter onmisbaar. Sterker nog: die kan nu gerichter adviseren. ‘Meneer Hoekstra, ik schat dat u...eh…rookt?’ ‘Meneer Hoekstra, heeft u mijn uitleg begrepen?’ Als een nieuwe patiënt bij je komt weet je niet direct wat hem mankeert. Je gebruikt een goede anamnese en lichamelijk onderzoek om daarachter te komen. Om niet te verzanden in details, is kennis van de anatomie en fysiologie van het gezonde lichaam onontbeerlijk. Heb je eenmaal een richting waar je verder in gaat zoeken, bijvoorbeeld een infectie, iets neurologisch, een trauma, dan kan het internet je verder helpen. Naast uptodate.com en de NHG-Standaarden kun je terecht bij mapofmedicine. com, dat een groot aantal zorgpaden in algoritmes vat. Maar pas op: protocollen en flowcharts bieden ondersteuning, maar zijn geen routebeschrijvingen om blind te volgen. Mensen luisteren slecht. Uiteraard leggen we patiënten uit hoe galstenen ontstaan, wat atherosclerose is en wat je eraan kan doen. Maar zeker op emotionele momenten gaat informatie het ene oor in en het andere uit. Een 3D-animatie of YouTube-filmpje van een aandoening kan patiënten hierbij helpen. Sites als thuisarts.nl geven een patiënt uitleg op zijn eigen niveau. Dat scheelt tijd, kosten en zorgen. Niet iedereen hoeft morgen een e-healthwizard te zijn, maar verken wel vandaag alvast eens de mogelijkheden. ‘Meneer Hoekstra, word uw eigen dokter’ THINKSTOCK/ARTS IN SPE Als arts zie je een patiënt maar kort. Niemand kan het lichaam en symptomen dus zo goed bijhouden als de patiënt zelf. Op patientslikeme.com kunnen patiënten hun symptomen registreren, bijdragen aan wetenschappelijk onderzoek, chatten met lotgenoten en informatie uitwisselen over hun ziekte. Zo wordt er veel meer informatie verzameld over het beloop van een ziekte en kunnen Jonathan Bouman rondde in februari 2013 zijn studie geneeskunde af en levert nu drie dagen per week eerstelijnszorg bij de GGD Amsterdam aan vluchtelingen, daklozen en verslaafden. Daarnaast ondersteunt hij ‘startups’, programmeert hij en zet hij zijn IT-kennis projectmatig in bij de vertaling van technologie naar de zorg. Zie protozoan.nl Emma Bruns is tropenarts in opleiding, schrijver en publicist. Zij wil geneeskunde juist verbinden met andere kennisgebieden. Zie brunsblogt.blogspot.nl Arts in Spe februari 2014 25 ‘Ik heb een voorliefde voor DE BEELDREDAKTIE / MARC BOLSIUS geheugenproblematiek’ GERIATRIE BREED EN BESCHOUWEND 26 Arts in Spe februari 2014 Klinische geriatrie is het medisch specialisme voor de kwetsbare oudere patiënt in het ziekenhuis. Vaak gaat het om een combinatie van lichamelijke, psychische en sociale problemen. ‘Je kijkt naar het hele palet van de patiënt’, aldus Laura van Geffen, vierdejaars aios in het Jeroen Bosch Ziekenhuis in ‘s-Hertogenbosch. Linda Groothuijse D e 29-jarige Laura had eigenlijk nooit de ambitie om geriater te worden. Totdat ze op het einde van haar studie geneeskunde een semiartsstage ging lopen op de geriatrische afdeling van het Jeroen Bosch Ziekenhuis (JBZ). Hier werd zij onmiddellijk door het ‘geriatervirus’ gegrepen. ‘Ik vond meerdere specialismen leuk, maar op deze afdeling viel voor mij pas echt alles op zijn plaats. Als geriater werk je op het terrein van de psychiater, internist, neuroloog en huisarts. Juist deze combinatie spreekt mij erg aan. Je staat dicht bij je patiënt, die uit veel meer dan alleen zijn medische klachten bestaat. Zeker bij de oudere mens kijk je naar het hele sociale en functionele systeem om de persoon heen.’ arts aan hun bed zien staan. Zeker als ik een mannelijke coassistent bij me heb, zijn ze geneigd om onze rollen om te draaien. Of ze zeggen ‘zuster’ tegen me. Maar je ziet ook dat deze generatie steeds mondiger wordt en medische klachten ‘even googelt’ op hun iPad.’ Hoewel Laura het werken met ouderen leuk vindt, is dit niet de reden waarom ze geriater wil worden. ‘Het gaat mij niet zozeer om deze doelgroep, maar vooral om de brede wijze waarop je naar deze patiënten kijkt. Daarnaast heb ik een echte voorliefde voor geheugenproblematiek. Dit kan verschillende oorzaken hebben, zoals overbelasting, depressie, delier, hersentumor of dementie. Vooral de voorstadia van dementie boeien mij enorm.’ Communicatief Volgens de aios speelt een aantoonbare affiniteit en/of ervaring in het werken met ouderen een belangrijke rol bij het vergroten van de kans om een opleidingsplek te bemachtigen. Zelf ging Laura na haar studie direct als anios aan de slag in het JBZ. Toen zij solliciteerde voor een opleidingsplek, kreeg ze die meteen toegewezen. Ook goede communicatieve vaardigheden noemt Laura essentieel. ‘Voor ouderen is het vaak lastig om goed onder woorden te brengen wat hun klachten precies zijn. Dan is het zaak dat je de juiste informatie uit hen krijgt. En dikwijls krijg je te maken met de familie van een patiënt. Maar hoe breng je nieuws en hoe vraag je iets over de patiënt waar hij bij zit zonder hem uit het oog te verliezen? Men wil immers voor vol worden aangezien. Dat kan soms best lastig zijn.’ Puzzels Laura vergelijkt de geriatrie met het oplossen van puzzels. ‘De geriatrische patiënt is een kwetsbare mens, die uit vele puzzelstukjes bestaat. Als er een stukje ontbreekt, kan dit grote gevolgen hebben voor het functioneren van de patiënt. Ik vind het heel leuk om uit te zoeken hoe dat ene puzzelstukje verloren is gegaan en om te kijken hoe dit hersteld kan worden. Neem bijvoorbeeld ondervoeding, een veelvoorkomend probleem bij ouderen. Is hier een medische oorzaak voor te vinden, is men zelf niet meer in staat om te koken of boodschappen te doen, of vloeit dit voort uit eenzaamheid?’ Als geriater werk je dan ook veelvuldig samen met uiteenlopende disciplines. Laura: ‘Er zijn bij de behandeling vaak meerdere beroepsgroepen betrokken: van diëtisten tot fysiotherapeuten. En behalve dat wij patiënten op de poli’s zien en op onze verpleegafdeling behandelen, adviseren wij ook bij de behandeling van kwetsbare ouderen op andere afdelingen in het ziekenhuis. Zo kunnen wij collega-artsen helpen met het inschatten van de risico’s van een bepaalde behandeling en proberen we complicaties te voorkomen.’ Steeds mondiger Een geriater richt zich specifiek op ouderen. Hoe is het om met deze doelgroep te werken? ‘Je merkt dat oudere mensen veel respect voor je hebben. Hoewel sommige patiënten even moeten wennen, als ze een jonge vrouwelijke Suffig imago De opleiding vindt Laura goed te combineren met haar privéleven. Ze is getrouwd en besteedt haar vrije tijd graag aan koken, familie en vrienden. ‘Eens in de zes weken draai ik een week lang weekend- en nachtdiensten. Naast de 48 uur die ik werk per week, heb ik ook een aantal bestuursfuncties op mij genomen. Zo ben ik bestuurslid van De Jonge Specialist, de beroepsvereniging voor a(n)iossen. Tevens ben ik geselecteerd voor een speciaal managementtraject, waarin het JBZ probeert de kwaliteit van zorg en processen te verbeteren.’ De aankomende geriater vindt het een positieve ontwikkeling dat de klinische geriatrie steeds vaker een verplicht coschap wordt. ‘Onbekend maakt vaak onbemind. Ons specialisme heeft een wat stoffig imago, maar het is juist een erg dynamisch vak. Je ziet veel patiënten, die zeer uiteenlopende klachten hebben zoals mobiliteitsproblemen, continentieproblemen of polyfarmacie. En je draait diverse poli’s zoals buiten-, geheugen- en valpoli’s en weekend- en spoeddiensten.’ Geriaters worden volgens Laura steeds meer de spin in het web. ‘Onze rol groeit sterk. Dit komt enerzijds doordat steeds meer doorverwijzers ons beter weten te vinden. Daarnaast zorgen de vergrijzing en verbetering van de medische zorg voor een groeiende vraag naar geriaters. De klinische geriatrie is dan ook een specialisme dat volop in ontwikkeling is.’ Arts in Spe februari 2014 27 De opleider hebben een probleem: je werk is nooit af. Dat behoor je te accepteren, evenals dat mensen sterven en ouderen niet geheel volgens de medische boeken functioneren. Je moet kunnen prioriteren in wat je wilt behandelen.’ Klopt het beeld van studenten over dit specialisme met de realiteit? ‘Helaas niet. Kanker en hart- en vaatziektes bestempelen studenten vaak als ‘sexy en dynamisch’ en het werken met ouderen als ‘suf’. Geheel ten onrechte: de complexiteit van ons vak maakt dit specialisme zeer uitdagend. Daarnaast is in tegenstelling tot wat men denkt, vaak veel winst te behalen in de kwaliteit van leven van de patiënt. Ook met kleine interventies. Neem een blaasontsteking. Dit probleem kan bij ouderen leiden tot verwardheid of valproblemen. Door de blaasontsteking goed te behandelen, de oorzaak te achterhalen en te proberen dit probleem in de toekomst te voorkomen, kun je een hoop ellende besparen zoals fracturen, opname in een verpleeghuis of zelfs het overlijden van een patiënt.’ Hoe ziet een gemiddelde werkweek eruit? Prof. dr. Rob van Marum (1961) is klinisch geriater, klinisch farmacoloog en opleider in het JBZ. Daarnaast is hij bijzonder hoogleraar farmacotherapie bij ouderen bij de vakgroep huisartsengeneeskunde en ouderengeneeskunde van het VUmc in Amsterdam. Wat is het kenmerkende van dit specialisme? ‘De geriatrie is een breed en beschouwend vak, waarbij de patiëntencategorie centraal staat. Als geriater heb je contact met ouderen die vaak kampen met multimorbiditeit. Als een oudere patiënt voor afzonderlijke problemen verschillende specialisten zou bezoeken, kan dit tot afstemmingsproblemen leiden. Medicijnen die goed voor het hart zijn, kunnen bijvoorbeeld verwardheid of valproblemen veroorzaken. Daarom is het belangrijk om vanuit een helicopterview naar de patiënt te kijken. Daarnaast speelt ethiek een grote rol: wat behandel je nog wel en wat niet? En in hoeverre wegen de voordelen van de behandeling op tegen de mogelijke nadelen?’ Welke competenties en vaardigheden zijn belangrijk om dit specialisme uit te oefenen? ‘Als generalist dien je je medische kennis goed op peil te houden en te integreren. Het vak moet ook bij je persoonlijkheid passen. Mensen die heel perfectionistisch zijn, 28 Arts in Spe februari 2014 ‘Als grote opleidingskliniek met een hoge productie van 750 opnames per jaar is het JBZ wellicht niet geheel | representatief. Onze afdeling heeft 26 bedden met patiënten die voornamelijk via de Spoedeisende Hulp worden opgenomen. Onze tijd besteden we hoofdzakelijk aan poli’s, consulten, onderwijsmomenten en intern en multidisciplinair overleg. Ook zie je dat geriaters steeds vaker medebehandelaar worden bij kwetsbare ouderen op andere afdelingen, bijvoorbeeld bij orthopediepatiënten. De orthopeed opereert en de geriater houdt zich bezig met het optimaliseren van de conditie van de patiënt rondom de operatie en het herstelproces.’ Wat is het belangrijkste voor- en nadeel van uw vak? ‘Het blijft een moeilijk specialisme, waarin continu valt bij te leren. Daardoor blijft het een uitdagend vak op medisch inhoudelijk en wetenschappelijk gebied. Het is een relatief jong specialisme, dat zich inmiddels heeft bewezen. Ons vakgebied gaat alleen nog maar groeien en uitdagender worden. Daarvoor hebben we steeds betere mensen nodig. Gelukkig zie ik steeds vaker getalenteerde studenten kiezen voor de klinische geriatrie.’ Meer informatie en films over de medische vervolgopleidingen Wil je meer weten over een medische vervolgopleiding, zoals het aantal opleidingsplekken? Kijk dan op knmg.nl/beroepskeuze voor een overzicht van alle opleidingen per specialisme of profiel. Nieuw geneesmiddel? Lees de kleine lettertjes Meer informatie dan de bijsluiter Een nieuw geneesmiddel op de markt is altijd spannend; niemand weet nog hoe de stof zich bij alledaagse patiënten zal gedragen. Wie de weg kent op internet, vindt er meer informatie dan op de stevig opgevouwen bijsluiter uit het doosje. Heleen Croonen want Forxiga is pas sinds kort op de markt, dus het staat nog niet in richtlijnen of naslagwerken en de bijsluiter laat ook veel te raden over. Voordat een geneesmiddel op de markt komt, zijn er toch al heel wat artikelen en rapporten over volgeschreven. Veel daarvan is openbaar, bedoeld als achtergrondinformatie voor artsen en het staat gratis op internet. Je moet het alleen wel weten te vinden. HOLLANDSE HOOGTE E en patiënt legt De Telegraaf op de spreektafel. Ze wijst op een bericht over een nieuw geneesmiddel voor diabetes. Forxiga (dapagliflozine). Diabetesdeskundige Michaela Diamant schrijft in de krant: ‘Dapagliflozine is de eerste van deze geneesmiddelen die in Europa recentelijk op de markt is gekomen voor de behandeling van diabetes type 2. Door remming van de SGLT-2 daalt de glucosespiegel in het bloed. Per dag wordt er ongeveer 70 tot 80 gram glucose in de urine uitgescheiden. Met de glucose-uitscheiding gaat er ook energie verloren, zodat patiënten ook wat afvallen in gewicht.’ Afvallen? Dat lijkt deze corpulente patiënt wel wat. Is dit nieuwe diabetesmiddel wat voor haar? Een lastige vraag, Arts in Spe februari 2014 29 Onderzoek Elk nieuw geneesmiddel begint zijn bestaan in onderzoek. De databank van de Amerikaanse National Library of Medicine clinicaltrials.gov bevat meer dan 130.000 klinische onderzoeken uit 170 landen. Deze databank laat onder meer zien welke fase onderzoek het is (I, II of III, zie kader), wat er onderzocht wordt, hoeveel mensen meedoen en welke ziekenhuizen en bedrijven eraan meewerken. Over het nieuwe diabetesmiddel dapagliflozine staat in clinicaltrials.gov bijvoorbeeld dat er 59 klinische onderzoeken zijn afgerond, of nog gaande zijn. Vier van deze onderzoeken vinden ook plaats in Nederland. Je kunt hier dus zien of er in je eigen ziekenhuis al ervaring is met het middel. Uitslagen staan er soms beknopt bij, maar de echte onderzoeksresultaten zijn te vinden in wetenschappelijke tijdschriften. De grote jongens als The Lancet en NEJM eisen dat onderzoek eerst in een databank als clinicaltrials.gov heeft gestaan, voordat ze een artikel afdrukken. Vrijwel alle publicaties naar geneesmiddelenonderzoek zijn te vinden in de medische databank PubMed, van dezelfde makers als clinicaltrials. gov. In PubMed zijn 161 wetenschappelijke artikelen te vinden waarin het diabetesmiddel dapagliflozine wordt genoemd. Dat is een lawine aan informatie, soms in tegenspraak met elkaar. Een groot deel bestaat uit samenvattingen, het artikel staat achter een betaalslot. Leuk om op te promoveren, maar voor de klinische praktijk niet erg handzaam. Handelsvergunning Gelukkig hoeven artsen niet voor elk nieuw middel deze hele berg informatie door te vlooien. De fabrikant overhandigt zijn onderzoeksresultaten aan het College ter Boordeling van Geneesmiddelen, zowel de gepubliceerde Elk nieuw geneesmiddel begint zijn bestaan in onderzoek als de niet-gepubliceerde resultaten. Het college kan niet alleen varen op openbare bronnen als gepubliceerd onderzoek, omdat niet elk onderzoek de tijdschriften bereikt. Daarbij zit er concurrentiegevoelige bedrijfsinformatie in het dikke dossier, dus vandaar dat de hele stapel geheim blijft. Het college beoordeelt de werkzaamheid, risico’s en kwaliteit van het geneesmiddel. Als het oordeel positief uitvalt, krijgt het product een handelsvergunning. Steeds meer geneesmiddelen worden in samenwerkingsverband 30 Arts in Spe februari 2014 op Europees niveau beoordeeld door het European Medicines Agency (EMA). Dit is een samenwerkingsverband van colleges uit alle EU-landen. Een positief oordeel van het EMA krijgt een stempel van de Europese Commissie en daarna is het geneesmiddel in alle deelnemende landen geregistreerd. Geneesmiddelen tegen diabetes worden bijvoorbeeld allemaal op Europees niveau beoordeeld. Ook al is het dossier van de fabrikant geheim, het college schrijft een openbaar rapport op basis van haar bevindingen. Dit is de ‘samenvatting van productkenmerken’, in het Engels summary of product characteristics (SmPC), en die staat gratis op internet: cbg-meb.nl. De bijsluiter is van dit rapport afgeleid en er is veel informatie in te vinden voor de klinische praktijk. Het SmPC-rapport over dapagliflozine telt 57 pagina’s, dus heel wat meer informatie dan de bijsluiter van twee kantjes. In het rapport staat bijvoorbeeld dat het middel niet werkt bij patiënten met een slechte nierfunctie. Veel diabeten hebben een verminderde nierfunctie, en het rapport bevat wat aanwijzingen voor de kliniek voor dit probleem. Er staat ook meer over het gewichtsverlies, waar de patiënt in het voorbeeld nieuwsgierig naar was. Deelnemers van gemiddeld 94 kg die dapagliflozine gebruikten, verloren slechts 1 kilo méér dan de placebogebruikers. Andere zware deelnemers die het middel kregen naast bestaande diabetesmiddelen verloren niet meer dan 5 kg. Vergoeding Als een geneesmiddel is goedgekeurd voor de markt, is het niet automatisch in de apotheek te koop. De meeste fabrikanten willen eerst dat het middel wordt vergoed. Het College voor Zorgverzekeringen beoordeelt of het middel voor vergoeding in aanmerking komt. De rapporten die hieruit rollen, bevatten eveneens gewogen informatie die handig is voor de klinische praktijk. Ze zijn gratis te downloaden via cvz.nl. Deze rapporten zijn tot nu toe gebaseerd op gepubliceerde onderzoeken, maar er zijn plannen om ook de geheime dossiers van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen mee te wegen. Het CVZ vergelijkt onder meer nieuwe geneesmiddelen met bestaande geneesmiddelen en behandelingen en kijkt ook naar de kosten. Dat kan tot conclusies leiden die afwijken van die van het CBG. In de bijsluiter van ons diabetesmiddel staat dat dapagliflozine gebruikt kan worden als monotherapie of in combinatie met een ander diabetesmiddel. Het vergoedingsrapport van 52 pagina’s is strenger. Alleen in combinatie met metformine is het net zo goed als wat we al hebben, bij de andere opties gaat de patiënt erop achteruit. Het CVZ neemt dit mee in de voorwaarden voor de vergoeding. Zwarte driehoek Een ding weet nog niemand: werkt dapagliflozine tegen de complicaties van diabetes op de lange termijn, zoals hart- en vaatziekten, nierfalen, diabetische voet en blindheid? Daarvoor is meer onderzoek nodig. Hoe het uitpakt bij het algemene publiek, met slechte therapietrouw, veel HOLLANDSE HOOGTE Geneesmiddelenonderzoek: een ratrace Gemiddeld zijn voor één nieuw geneesmiddel 5000 tot 10.000 stoffen gescreend in het laboratorium. Vervolgens worden de 250 meest veelbelovende stoffen daarvan getest op dieren, in de preklinische fase van het onderzoek. De vijf middelen die ook deze fase doorstaan, worden voor het eerst gebruikt door mensen. Hiermee is de klinische fase van het onderzoek aangebroken. Deze fase is verdeeld in drie onderdelen. Eerst krijgen enkele tientallen gezonde vrijwilligers de nieuwe stof. Onderzoekers kijken of het middel veilig is en hoe het lichaam het opneemt en afbreekt (fase I). Daarna krijgen enkele honderden patiënten het middel en worden dosis, veiligheid en effectiviteit onderzocht (fase II). Met de dobbelsteen wordt bepaald welke patiënt een placebo krijgt zonder werkzame stof, en welke het testmiddel. Dit wordt geblindeerd voor arts en patiënt, om persoonlijke opvattingen over het middel uit te sluiten. Bij een gunstig resultaat volgt de derde fase van het onderzoek, de laatste voor het wordt aangeboden voor registratie. Bij fase-III-onderzoek wordt het aantal patiënten flink opgeschaald; er kunnen duizenden proefpersonen meedoen. Overigens is het screenen van duizenden stoffen een vrij klassiek model van geneesmiddelenontwikkeling. De laatste jaren maken kleinere onderzoeksbedrijfjes geneesmiddelen op maat voor een specifieke patiëntengroep. Een voorbeeld van deze ‘personalised medicine’ is trastuzumab (Herceptin). Dit medicijn is alleen geschikt voor mensen met een tumor met een verhoogde aanwezigheid van HER2-receptoren. andere aandoeningen en andere geneesmiddelen, is ook nog niet bekend. Het middel heeft daarom bij registratie een omgekeerde zwarte driehoek gekregen. Dit symbool houdt in: pas op, dit middel is nieuw, we weten nog niet alles. Artsen moeten bijwerkingen en andere observaties melden. Dat kan bij de fabrikant of bij het CBG zelf. Periodiek worden de productteksten herzien met nieuwe informatie. Daarnaast kan iedereen bijwerkingen melden bij het bijwerkingencentrum Lareb, dan komen ze ook in de nieuwe productteksten terecht. De databank lareb.nl laat per geneesmiddel zien welke meldingen van bijwerkingen zijn gedaan. Voor sommige geneesmiddelen spoort het Lareb actief patiënten op, dapagliflozine is daar een van. Apothekers geven patiënten een Lareb-folder mee met het eerste doosje van een nieuw middel, met de vraag of ze willen meedoen aan het onderzoek. Vervolgens krijgen de patiënten het jaar daarna een aantal vragenlijsten over hoe het geneesmiddel bevalt. Het Lareb verwerkt deze gegevens in rapporten, die verschijnen op de website. Interessante links vind je bij dit artikel op artsinspe.nl Arts in Spe februari 2014 31
© Copyright 2025 ExpyDoc