De Specialist - nummer 4 - Orde van Medisch Specialisten

REGIONAAL OPLEIDEN
TERUGBLIK VMSD-BIJEENKOMSTEN
INVITATIONAL CONFERENCE
Beter en leuker
‘Zorg dat je je verenigt’
Zorgt u voor een
getuige-deskundige?
ORDE VAN MEDISCH SPECIALISTEN • ZEVENTIENDE JAARGANG • DECEMBER
2014
4
JACQUELINE STOUTHARD, WINNAAR OPLEIDINGSPRIJS 2014
‘Ik zie talentvolle, jonge vakgenoten graag
op de juiste plekken terechtkomen.’
2
LOOG
H
T-ONCO
ARD, INTERNIS
TH
U
O
ST
E
IN
EL
JACQU
COLOGIE BIJ
MEDISCHE ON
EN OPLEIDER
HUIS.
HOEK ZIEKEN
EN
W
EU
LE
N
ET ANTHONI VA
U won op 7 november de Opleidingsprijs.
Hoe heeft u dat ervaren?
Dit jaar was het thema ‘Opleider 2025’.
Op welke wijze bereidt u aios voor op de toekomst?
‘Je wordt voorgedragen door de mensen waar je het voor doet:
je eigen aios, dat maakt deze prijs voor mij extra waardevol.
Ik zet me graag in voor een optimale ontwikkeling van jong
medisch talent. Het is heel eervol als je dan op deze manier
waardering krijgt voor je werk.’
‘De medische oncologie ontwikkelt zich tot een vakgebied
voor superspecialisten. Daar moet je je als jonge specialist van
bewust zijn. Het betekent onder meer dat je veel moet overleg­
gen met collega’s in multidisciplinaire teams. De tijd dat je als
arts in je eentje bepaalde hoe je een patiënt ging behandelen
is echt voorbij. Die nieuwe werkwijze vraagt om goede
communicatieve vaardigheden en ook dat je kunt samen­
werken. Daar gaan aios bij mij dan ook flink mee aan de slag.
In principe word je in zes jaar opgeleid tot medisch specialist.
Maar je bent natuurlijk nooit uitgeleerd, dat is wel de belang­
rijkste boodschap die ik ze meegeef. Er zijn altijd weer nieuwe
behandelmethoden waar je je in moet verdiepen. Zo zijn we
nog niet zo lang geleden gestart met immunotherapie, die
therapie zal zich de komende jaren verder ontwikkelen. Als
goede oncoloog wil en moet je daarvan op de hoogte blijven.’
Wat drijft u bij het opleiden van jonge oncologen?
De Specialist • december 2014 • nummer 4
‘Ik begeleid talentvolle, jonge vakgenoten op weg naar een mooie
baan, omdat ik graag zie dat de mensen op de juiste plekken
terechtkomen. Daarmee help ik de jonge specialisten vooruit.
Maar dat niet alleen, ook ons vakgebied, de medische teams
en uiteraard patiënten met kanker help ik ermee verder.
Jonge specialisten moeten allereerst voldoen aan de eisen van
het competentiegerichte programma om hun vak adequaat uit
te kunnen voeren, dat is de basis. Daarnaast hebben aios zo
hun eigen sterke kanten. De een is een organisatorische kei, de
ander is een echte wetenschapper of slim in het uitwerken van
werkprocessen. De kunst is dat talent te ontdekken en kansen
te geven. Ook dat leidt tot de beste medische zorg.’
Wat is er nodig om jonge specialisten goed te begeleiden?
‘Allereerst voldoende tijd. Goed opleiden doe je er niet even bij.
Bij het Anthoni van Leeuwenhoek krijg ik daarvoor de ruimte
naast mijn eigen werk als medisch specialist. Verder moet je niet
schromen om aios op heldere wijze feedback te geven. Dat klinkt
eenvoudig, maar sommige collega’s vinden dat nog steeds
weleens lastig. Toch wordt het gewaardeerd merk ik, mits je het
op een nette manier doet uiteraard. Ik ben van mezelf nogal
direct en opgeruimd en ook ben ik niet meer de allerjongste.
Dat maakt het wel makkelijker.’
Heeft u al een invulling gevonden voor het prijzengeld
dat bij de Opleidingsprijs hoort?
‘Ik heb eerder een communicatietraining geïnitieerd voor jonge
specialisten in ons ziekenhuis, omdat ik ervaar dat heldere
communicatie heel belangrijk is in dit vak. Het kan veel
spanning wegnemen bij patiënten. Tijdens het poliklinisch
spreekuur maken we filmopnames die naderhand door een
deskundige met de aios worden besproken. Hoe breng je de
informatie over aan de patiënt en hoe kun je het gesprek
sturen? Daar kijken we naar. Aios vinden het leerzaam. Iets
dergelijks wil ik opzetten op het gebied van de samenwerking
binnen de teams, samen met onze HR-afdeling.’
Vrije artsenkeuze
Bart Heesen
directeur Orde van Medisch Specialisten
3
4
12
4
DE INTRODUCTIE VAN DE ROBOTCHIRURGIE EN
DE LESSONS LEARNED
Vijftien jaar geleden werd de robotchirurgie ingevoerd
in de medische praktijk. Nu ligt er een Leidraad Nieuwe
Interventies in de Klinische Praktijk. Hoe verliep de
introductie destijds? En zouden we het – met de kennis
van nu – anders doen?
Inhoud
8
10
12
14
‘BERGEN VERZETTEN EN
HOBBELS NEMEN’
In vogelvlucht het jaar voorafgaand
aan de invoering van integrale
bekostiging.
REGIONAAL OPLEIDEN IS
BETER EN LEUKER
De nieuwe generatie medisch
specialisten zal niet langer ziekenhuis­
gebonden maar regionaal worden
opgeleid. De opleiding wordt daar
beter en leuker van, vinden opleiders
Martin Schalij en Ide Heyligers.
‘HET GAAT OM DE BEWUSTWORDING
VAN ONZE ROL ALS COACH’
Op 19 januari 2015 presenteert
de Werkgroep Zorg 2025 haar visie
op de zorgprofessional als coach.
‘ZORG DAT JE JE VERENIGT’
In oktober en november organiseerden
de OMS en de LAD drie regiobijeen­
komsten over de waarde, inrichting,
taken en bevoegdheden van een
Vereniging van Medisch Specialisten
in Dienstverband.
16
PRO&CONTRA
Ger Jager (Stichting Handhaving
Vrije Artsenkeuze) en Norbert Hoogers
(Achmea) over: Aanpassing van artikel
13 leidt tot een onacceptabele beperking
van de vrije artsenkeuze.
LEIDRAAD INDIVIDUEEL FUNCTIONEREN
MEDISCH SPECIALIST
Krachtig instrument voor medisch
specialisten.
18
21
DE MEDISCH SPECIALIST DIE…
... gebruik wil maken van de subsidie­
regeling integrale bekostiging.
INVITATIONAL CONFERENCE
GETUIGE-DESKUNDIGEN
Zorgt u voor een getuige-deskundige?
22
26
KLAAR VOOR DE TOEKOMST
Vanaf 1 januari 2015 houdt de Orde
van Medisch Specialisten op te bestaan
en gaat op in de Federatie Medisch
Specialisten.
27
AGENDA EN COLOFON
WIJZIGINGEN LIDMAATSCHAP
Hoofdredactioneel
Adresmutaties, wijzigingen of opzeggingen van het lidmaatschap kunt u
doorgeven via [email protected].
De Specialist • december 2014 • nummer 4
De mediaberichten rondom het voorne­
men om artikel 13 in de zorgverzekerings­
wet aan te passen zijn ons niet ontgaan.
En evenmin de vragen die de OMS hier­over kreeg van individuele leden. In de
rubriek Pro & Contra kruisen Ger Jager
van Stichting Handhaving Vrije Artsen­
keuze en Norbert Hoogers van Achmea
de degens over deze kwestie.
Hoe staat de OMS hier zelf tegenover?
Samen met patiëntenorganisatie NPCF
hebben wij ons er in 2013 al hard voor
gemaakt dat de vrije artsenkeuze zoveel
mogelijk intact blijft. Tijdens het sluiten
van het zorgakkoord wilde de minister in
eerste instantie alleen naturapolissen
toestaan en restitutiepolissen met
volledige vrije artsenkeuze verbieden. Dat
is mede dankzij de OMS teruggedraaid:
restitutiepolissen bleven mogelijk, naast
de keuze voor een naturapolis.
Wij vinden het belangrijk dat alle
verzekerden,
6 ongeachte het soort polis,
toegang hebben tot goede en betaalbare
zorg. Ook de naturapolis moet in 2015
voldoende keus blijven bieden. Het is aan
de zorgverzekeraars om bij een natura­
polis goed inzicht te geven in de zorg die
is ingekocht. De iets duurdere restitutie­
polis moet daarnaast een reëel alternatief
blijven. De polissen en bijbehorende
premies die de zorgverzekeraars in
november presenteerden, laten zien dat
er gelukkig nog genoeg te kiezen valt.
Wel valt op dat het aantal verschillende
polissen tot 200 is gestegen. Ik zou
zeggen: hou het simpel. En maak in de
naam van de polis duidelijk of het om een
budget-, natura- of restitutiepolis gaat.
Een stuk of dertig duidelijke labels, dat
zou mooi zijn. Want less is more!
4
De introductie van
de robotchirurgie en de
LESSONS LEARNED
De Specialist • december 2014 • nummer 4
Vijftien jaar geleden werd de robotchirurgie ingevoerd in de medische
praktijk. Nu ligt er een Leidraad Nieuwe Interventies in de Klinische
Praktijk. Hoe verliep de introductie destijds? En zouden we het – met de
kennis van nu – anders doen?
‘Eigenlijk gaat het niet in de eerste plaats
om de operatierobot, maar om de
introductie van een nieuwe operatietech­
niek: de laparoscopische prostectomie,
een minimaal invasieve ingreep uitge­
voerd via enkele kleine incisies in de buik’,
zegt John Rietbergen, uroloog in het Sint
Franciscus Gasthuis Rotterdam. Hij leerde
de techniek begin deze eeuw in een Frans
ziekenhuis, waar ook geëxperimenteerd
werd met een operatierobot op proefdie­
ren. ‘De techniek is ingewikkeld, maar
levert veel op voor de patiënt: minder pijn,
minder bloedverlies en sneller herstel.’
Rond diezelfde tijd werd de eerste
Nederlandse Da Vinci-robot aangeschaft
door het Universitair Medisch Centrum
Utrecht (UMCU). Harrie Beerlage, uroloog
in het Jeroen Bosch Ziekenhuis en net als
zijn collega Rietbergen een van de eersten
die zich bekwaamden in de laparoscopi­
sche prostatectomie: ‘Oorspronkelijk was
het apparaat bedoeld voor cardiologische
ingrepen, maar het voldeed binnen dat
vakgebied niet aan de verwachtingen.
Vervolgens zocht men naar andere
toepassingen en die werden gevonden in
de laparoscopische chirurgie.’
Snelle leercurve
‘De eerste urologen die de operatierobot
gebruikten bij prostaatoperaties, waren
Jeroen van Moorselaar en Ben Knipscheer’,
vertelt Beerlage. ‘Dat was rond 2002 in
het UMCU en het pakte goed uit. Ook
met behulp van het robotsysteem bleken
de geopereerde patiënten sneller te
herstellen.’ Een plan om de robotgestuur­
de operatietechniek in de Nederlandse
klinische praktijk te introduceren was er
niet. Beerlage: ‘Het UMCU was er als
academisch ziekenhuis op gericht nieuwe
technieken te verkennen. Aanvankelijk
was er nogal wat scepsis binnen de
urologie. En de operaties waren bovendien
zeer kostbaar.’ Maar er was ook een groep
urologen die toekomst zag in de operatie­
robot. Dat waren vooral de artsen die
laparoscopische ingrepen verrichtten.
Rietbergen: ‘Die techniek is lastig te leren
en vereist een buitengewoon goede
oog-handcoördinatie. Opereren met de
robot bleek makkelijker en sneller
leerbaar.’
Wil tot verbeteren
De eerste Nederlandse urologen leerden
het opereren met de robot in het buiten­
land en brachten vervolgens hun Neder­
landse collega’s de kneepjes van de
techniek bij. Vanaf de eerste patiënt die
laparoscopisch werd geopereerd, werd er
een database bijgehouden. En later ook
Operatie met Da Vinci-robot in Sint Franciscus Gasthuis Rotterdam.
5
Kritische geluiden
Ondertussen nam de robotchirurgie in
Nederland een vlucht en schaften meer­
dere ziekenhuizen een Da Vinci-robot aan.
De Nederlandse Vereniging van Urologie
(NVU) publiceerde in 2008 een rapport:
Aanbevelingen Laparoscopie in de Urologie,
waaraan beide urologen meewerkten.
Daarin staan ook adviezen voor de inzet
van de operatierobot. Beerlage: ‘Uiteraard
is daarbij voort­gebouwd op de toenmalige
bestaande wetenschappelijke kennis en
ervaring.’ De aanbevelingen waren een
reactie op een rapport van de Inspectie
voor de Gezondheidszorg (IGZ) uit 2007
waarin zij stelt dat de risico’s van invasieve
chirurgie worden onderschat. In 2010
concludeerde de IGZ in een onderzoeks­
rapport dat ziekenhuizen onvoldoende
zorgvuldig hebben gehandeld bij de
aanschaf en ingebruikname van operatie­
robots. Rietbergen: ‘Er zijn inderdaad
incidenten geweest en helaas bepalen die
de beeldvorming over de inzet van robots
in de urologie tot op de dag van vandaag.
Na het IGZ-rapport van 2010 hebben alle
ziekenhuizen verbetertrajecten opgesteld
om tegemoet te komen aan de daarin
gestelde kritiekpunten. Het is goed dat er
toezicht is en dat er richtlijnen worden
ontwikkeld en verbeterd. Dat houdt ons
allemaal scherp. Maar je kunt niet altijd
van meet af aan met richtlijnen werken,
omdat die pas ontwikkeld kunnen worden
nádat er een zekere ervaring mee is
opgebouwd. Dat betekent niet dat alles
wat je daarvoor doet risicovol en onverant­
woord is.’
Kosteneffectiviteit
Een punt van aandacht is de kosteneffec­
tiviteit van de operatierobots; ze kosten
anderhalf miljoen euro plus een ton per
jaar aan onderhoud. Rietbergen: ‘De
media schetsen vaak het beeld dat de
aanschaf een impulsaankoop is en dat is
absoluut niet waar. Voorafgaand aan zo’n
beslissing worden businessplannen ge­maakt en zijn er uitgebreide besprekingen
De Specialist • december 2014 • nummer 4
van patiënten die met behulp van de
robot werden geopereerd. Beerlage: ‘Dat is
gewoon standaard binnen de medische
praktijk. De media schetsen soms het
beeld dat we maar wat aan experimen­
teren, maar dat is absoluut niet het geval.
Bij dit soort nieuwe technieken documen­
teer je alles en ben je zo transparant
mogelijk. We evalueerden de resultaten en
er waren jaarlijks bijeenkomsten over
complicaties. De teneur was en is gericht
op het leren van elkaars fouten, de wil om
te verbeteren en het bereiken van steeds
betere resultaten voor de patiënt.’
[Advertentie]
6
De Specialist • december 2014 • nummer 4
BEDANKT VOOR UW BIJDRAGE!
In onze vorige column deden wij een
oproep om de enquête van TNS NIPO,
optimaliseren van de samenwerking,
in te vullen. Een onderzoek in opdracht
van Movir.
Het onderzoek leverde ons veel inzichten op.
Veel medisch specialisten namen de tijd om
hun bijdrage te leveren. Hiervoor willen wij u
hartelijk danken. Begin 2015 verwachten wij
u hierover uitgebreid te kunnen informeren.
Aanleiding voor dit onderzoek is
het hoge aantal arbeids­ongeschikt­
heidsmeldingen dat samen­gaat
met samenwerkings­problemen.
Doelstelling was ondermeer om
inzicht te krijgen in de wijze van
ondersteuning, waar u als medisch
specialist behoefte aan hebt om
te komen tot een optimale samen­
werking.
Een bevinding die we al met u kunnen
delen is dat vrijwel alle medisch specialis­
ten die meegewerkt hebben aan het
onderzoek, openstaan voor individuele
ondersteuning en ondersteuning voor de
maatschap in zijn geheel. Onafhankelijke
(externe) en deskundige coaching lijkt hen
het meest effectief.
Wat medisch specialisten die verzekerd zijn
bij Movir zich misschien onvoldoende
realiseren, is dat zij voor onafhankelijke
coaching & counseling terecht kunnen bij
‘Vrijwel alle medisch specialisten
die meegewerkt hebben aan
het onderzoek, staan open voor
ondersteuning’
Elestia. 24 uur per dag, 365 dagen per jaar.
De dienstverlening van Elestia is hoog­
waardig en anoniem.
Elestia ondersteunt veel van uw collega’s.
Gewoon vanuit huis, het ziekenhuis of waar
u maar wilt, eventueel ook buiten kantoor­
uren. Onder andere bij:
- privé-werkbalans
- conflicthantering
- leidinggeven
In sommige situaties werkt een directe
ontmoeting beter dan een gesprek over de
telefoon. Met face-to-facecounseling biedt
Elestia deze begeleiding. Wachttijden zijn er
niet: de eerste afspraak is binnen één week
gemaakt.
Kijk voor meer informatie op www.elestia.
nl of bel 0800 22 44 228. Natuurlijk kunt u
voor ondersteuning ook rechtstreeks
contact opnemen met Movir.
www.movir.nl
waarbij ook de raad van bestuur en de
zorgverzekeraar betrokken zijn.’ Rietbergen
en Beerlage zijn beiden voorstander van
gedegen onderzoek naar de kosteneffecti­
viteit van de robots. Beerlage: ‘Daarbij
moet het hele plaatje in ogenschouw
genomen worden. De ergonomische
aspecten zijn bijvoorbeeld een wezenlijke
factor; opereren met de robot voorkomt
nek- en rugklachten bij urologen en uitval
als gevolg daarvan. Een ander punt is dat
de nieuwe generatie urologen sneller is op
te leiden met deze nieuwe techniek, kennis
en ervaring nemen snel toe. Het aantal
toepassingen groeit en ook gynaecologen
en chirurgen zullen straks met robots
gaan opereren. Als de robot vaker wordt
ingezet, gaan de kosten per operatie
omlaag. En laten we de patiënt niet
vergeten, die herstelt sneller en kan eerder
naar huis. Dat scheelt opnamedagen.’
Goed houvast
Concluderend stellen de urologen dat er
bij de introductie van de operatierobot in
Nederland niet zo veel is misgegaan. Er
waren destijds geen richtlijnen, maar dat
betekent niet dat er zomaar wat werd
aangerommeld. Van meet af aan zijn er
relevante klinische data bijgehouden, is er
veel aandacht besteed aan het leren van
de nieuwe techniek, hebben urologen
gebruik gemaakt van kennis en ervaring
van elders en zijn er businessplannen
opgesteld in overleg met het ziekenhuis­
bestuur. In de loop der tijd zijn er ook
richtlijnen opgesteld. Dat neemt niet weg
dat beide artsen het goed vinden dat de
Leidraad Nieuwe Interventies in de
Klinische Praktijk is ontwikkeld. Rietber­
gen: ‘Je moet altijd blijven werken aan
kwaliteitsverbetering. Deze leidraad geeft
gestructureerd weer waar je rekening mee
moet houden, welke stappen je achter­
eenvolgens moet zetten en biedt een
goed houvast voor de toekomst. Veel van
wat er in staat, is herkenbaar en in
essentie ook toegepast bij de introductie
van de robot.’
7
Leidraad biedt stappenplan voor nieuwe interventies
Onlangs verscheen de Leidraad Nieuwe Interventies in de Klinische Praktijk. Deze leidraad is een initiatief van de
Raad Kwaliteit van de OMS en het Zorginstituut Nederland en kwam tot stand onder begeleiding van het Kennisinstituut
van Medisch Specialisten. Gerard Colenbrander, klinisch fysicus bij het Spaarne Ziekenhuis en lid van de OMS-commissie
die de leidraad heeft ontwikkeld, beantwoordt een aantal vragen.
‘De medische praktijk wordt overspoeld door nieuwe apparatuur,
nieuwe medische technieken en procesinnovaties. Als we kijken
naar de afgelopen 20 jaar dan zijn de meeste innovaties succes­
vol gebleken, maar er zijn ook innovaties die leiden tot teleurstel­
lende resultaten, soms zelfs tot onveilige situaties of ongewenste
toename van kosten. Daarom is het belangrijk om de introductie
van nieuwe interventies beter te reguleren, zonder dat we daar­mee
kennisontwikkeling en vernieuwing in de zorg tegenhouden.’
Wat is de kern van de leidraad?
De leidraad beschrijft hoe medisch specialisten hun verantwoor­
delijkheid kunnen nemen bij de introductie van nieuwe interven­
ties en bevat een praktisch stappenplan dat gebruikt kan worden
als toets vooraf. Belangrijke toetsingscriteria zijn de te verwachte
effectiviteit, veiligheid en kosten van een nieuwe interventie.
Is het bij nieuwe interventies altijd mogelijk om voorafgaand te
toetsen op effectiviteit, veiligheid en kosten?
‘Ja, wij vinden van wel. Medisch specialisten weten wanneer ze
met iets nieuws bezig zijn, met iets wat afwijkt van geldende
richtlijnen en/of gangbare normen. In dat geval moet je vooraf
nadenken over risico’s op het gebied van effectiviteit, veiligheid
en kosten. Natuurlijk zijn er situaties waarin dat lastig is.
Medisch specialisten hebben soms te maken met de een na de
andere innovatie. Maar juist dan is het belangrijk om te waken
voor zorgvuldigheid en eerst de risico’s in kaart te brengen. Dat
moet in multidisciplinair verband, want de impact van innovaties
beperkt zich niet tot het werk van medisch specialisten. Denk
aan technisch onderhoud, opleidingsaspecten, ok-processen, ict,
enzovoorts. Het stappenplan helpt om zicht te krijgen op het
totale plaatje.’
Hoe kijkt u met deze leidraad terug op de introductie van de
operatierobot in de klinische praktijk?
‘Wat je ziet is dat de awareness van risico’s rondom innovaties
de laatste jaren enorm is toegenomen. Met het stappenplan in
de leidraad zouden we de robot definiëren als een innovatie met
een hoog risico. Daar zou je voorafgaand dus een prospectieve
risico analyse (PRI) op los moeten laten. En bij de introductie
ervan zou een team van verschillende disciplines/afdelingen
betrokken moeten zijn. Achteraf beschouwd denk ik dat er niet
in alle gevallen goed overzien is wat de impact van deze innova­
tie was. Bijvoorbeeld voor het technisch onderhoud. Maar ja,
dat is met de kennis van nu. Laten we vooral kijken naar de
lessons learned.’
De nieuwe leidraad is een vervolg op de leidraad Verantwoordelijkheid medisch specialisten bij onderhoud en beheer van
medische apparatuur (2008), en de leidraad Verantwoordelijkheid
medisch specialisten bij aanschaf, ingebruikname en gebruik van
medische apparatuur (2014). De leidraad en het stappenplan zijn
te vinden op www.orde.nl. Daarnaast is het stappenplan
bijgesloten in deze editie van De Specialist.
De Specialist • december 2014 • nummer 4
Waarom is deze leidraad nodig?
EEN JAAR IN HET TEKEN VAN INTEGRALE BEKOSTIGING
8
‘Bergen verzetten
EN hobbels nemen’
2014 kan voor medisch specialisten in vrij beroep met recht een rumoerig jaar genoemd worden. Een jaar van onzekerheid
en onduidelijkheid, maar ook van het grijpen van kansen. De invoering van het integraal tarief per 1 januari 2015 vroeg veel
van medisch specialisten in vrij beroep, omdat het verlies van hun ondernemerschap dreigde. Zij hebben afgelopen jaar
hard gewerkt aan het inrichten van nieuwe organisatiemodellen. Dat is een uitdaging en biedt tegelijkertijd meer mogelijkheden om onderling beter samen te werken en om meer invloed uit te oefenen op de bestuurbaarheid van het ziekenhuis. Ook zijn er maatschappen en collectieven die dit jaar juist een weloverwogen keuze hebben gemaakt voor een
overstap naar dienstverband per 2015. In vogelvlucht het jaar voorafgaand aan de invoering van de integrale bekostiging.
Keuze voor modellen
Het kiezen en inrichten van een nieuw organisatiemodel heeft
een zware wissel getrokken op de betrokken medisch specialis­
ten én op de raad van bestuur. Fundamentele discussies over de
positie en samenwerking zijn gevoerd en juridische en fiscale
drempels zijn overwonnen. Dat in veel ziekenhuizen de keuze is
gevallen op een samenwerkingsmodel boven een participatie­
model of overstap naar dienstverband, blijkt ook uit een enquête
waarop in oktober vanuit 67 ziekenhuizen is gereageerd
(zie figuur 1). Bijna alle respondenten gaven aan te werken
aan een samenwerkingsmodel, waarbij het niet-transparante
samenwerkingsmodel een lichte voorkeur genoot. Bij het
samenwerkingsmodel gaan de afzonderlijke maatschappen op
in één medisch-specialistisch bedrijf. Dat kan een maatschap
zijn, in dat geval heet het een ‘transparant’ model. Er is ook een
niet-transparante vorm: daarbij wordt het medisch-specialistisch
bedrijf een coöperatie of een bv. Het Canisius Wilhelmina Zieken­
huis in Nijmegen koos voor het transparante samenwerkings­
Figuur 1: Uitslag enquête over keuze voor modellen
(respons vanuit 67 ziekenhuizen)
Voor welk model is er lokaal gekozen?
MODEL
Samenwerkingsmodel transparant
Samenwerkingsmodel niet-transparant
Participatiemodel
Overstap dienstverband
Totaal
30
32
2
3
67
Is het model voorgelegd aan de fiscus?
De Specialist • december 2014 • nummer 4
FISCUS
67
ZIEKENHUIZEN
Ja Nee
Onbekend
Totaal
60
3
4
67
Werkt u nog alternatieve modellen uit?
Ja
Nee
Totaal
ALTERNATIEVEN
25
42
67
Niet alleen in de ziekenhuizen werden er bergen verzet om voor
1 januari 2015 klaar te zijn. Ook de OMS organiseerde tientallen
bijeenkomsten om medisch specialisten te informeren en te
adviseren. Zo maakten meer dan vijftig collectieven van vrij
beroepsbeoefenaren in februari en juni 2014 gebruik van de
spreekuren die de OMS organiseerde om de hobbels te bespre­
ken die nog genomen moesten worden. Daarnaast werden er
modellen en informatieproducten ontwikkeld en werd er
wekelijks vergaderd met Logex en de VvAA over de voortgang
van de lokale projecten. Met belangrijke stakeholders is intensief
overlegd, zoals de Belastingdienst, banken, zorgverzekeraars, de
ministeries van Financiën en VWS, de IGZ, de ACM en natuurlijk
de NVZ. Hierdoor werden de zorgen over de bestuurbaarheid van
ziekenhuizen bij bijvoorbeeld de banken deels weggenomen
en mochten collectieven hun casus vooraf laten toetsen door
de Belastingdienst. Bij de gesprekken met de NVZ stond vaak
het borgen van de kwaliteit en veiligheid van zorg op de agenda.
Janko de Jonge, vice-voorzitter van de OMS is daar heel helder
over: ‘De raad van bestuur is en blijft volgens de Kwaliteitswet
Zorg­instellingen eindverantwoordelijk voor de kwaliteit en
veiligheid van zorg. De medisch specialist is en blijft mede­
verantwoordelijk. Net als nu moeten er goede afspraken
gemaakt worden over hoe de raad van bestuur en de medisch
specialisten daar invulling aan geven.’
Toekomst
De Belastingdienst heeft de OMS toegezegd uiterlijk 15 december
2014 duidelijkheid te geven over tijdig ingediende casussen.
Pas in 2015 zal blijken hoe de gekozen organisatiemodellen in de
praktijk uitpakken. Hoe wordt er binnen het Medisch Specialis­
tisch Bedrijf samengewerkt? Hoe pakt de samenwerking met het
ziekenhuis uit? En hoe zal de samenwerking zijn met de medisch
specialisten in dienstverband, die zich verenigen in een Vereniging
van Medisch Specialisten in Dienstverband (zie ook pagina 14)?
Kortom, ook 2015 is een jaar vol uitdagingen. Bart Boll: ‘Dan
begint het pas. Maar het biedt ook veel mogelijkheden om samen
strategische beslissingen te nemen en samen de kwaliteit van
zorg verder te optimaliseren. Daar gaat het uiteindelijk om.’
9
Vooruit kijken door
terug te blikken
Acht jaar zijn verstreken sinds mijn benoeming tot
voorzitter van de Kamer Vrij Beroep en sinds kort als
voorzitter Raad Beroepsbelangen. Met de invoering van
de Federatie Medisch Specialisten is er een einde
gekomen aan mijn bestuursperiode. Het waren roerige
tijden. De uitkomst van de onderhandelingen tussen de
OMS en toenmalig minister Hans Hoogervorst over het
uurtarief van € 132,50 in 2007 leidde tot grote onrust bij
onze achterban. Bij de ALV van de OMS in Nieuwegein
moest een beveiligingsbedrijf in de arm worden
genomen om de vergadering niet uit de hand te laten
lopen. Medisch specialisten maar ook de overheid en de
zorgverzekeraars hadden niet door dat de omzet niet
alleen door het uurtarief werd bepaald maar vooral door
de complexiteit van de diagnose behandelcombinatie.
Hierdoor explodeerden de omzetten in 2008 van
sommige medisch specialisten, met alle politieke
gevolgen van dien. Het bleek een opmaat te zijn voor
een lange turbulente periode, met juridische procedures,
een tweespalt tussen wetenschappelijke verenigingen
en een protestdemonstratie met meer dan 1000
collega’s op het plein in Den Haag. In deze acht jaar heb
ik drie keer een ronde gemaakt door Nederland langs de
ziekenhuizen om met collega’s te praten over het
alsmaar wijzigende overheidsbeleid. Deze ontmoetingen,
met vrijwel altijd vriendelijke collega’s, hebben mij
geholpen om gemotiveerd te blijven om mij in te zetten
voor medisch specialisten. Maar zeker ook voor een
betere organisatie van de gezondheidszorg. Medisch
specialisten voelen zich verantwoordelijk voor de zorg!
De afgelopen twee jaar hebben in het teken gestaan van
de invoering van de integrale bekostiging per 1 januari
2015. Nadenken over de maatschappelijke rol van
medisch specialisten, de herinrichting van het zorgland­
schap en een bewuste keuze voor het vrije beroep of
loondienst geven nieuwe mogelijkheden en kansen.
Voor de toekomst wens ik u veel plezier in uw werk, met
vooral aandacht voor de patiënt. “We will meet again!”
De Specialist • december 2014 • nummer 4
Bergen verzet
Janko de Jonge, voorzitter
Raad Beroepsbelangen
model en kreeg als eerste ziekenhuis een positief oordeel van de
belastingdienst. Dit leidde tot veel belangstelling van de media,
andere ziekenhuizen en stakeholders. Bart Boll, voorzitter van
koepelmaatschap vrijgevestigden CWZ, was verrast over de
aandacht voor ‘het Nijmeegs model’: ‘De telefoon stond rood­
gloeiend. Dat heeft ons verbaasd, want we hebben ons gewoon
gehouden aan het tijdpad en de adviezen van Logex en de OMS.
Vorig jaar zijn we gestart met een denktank en we zijn meteen
met de nieuw aangestelde raad van bestuur aan de slag gegaan.
Dat leidde ertoe dat we in juli het model konden indienen bij de
fiscus. Wel zorgelijk is de negatieve rol van de NVZ. Zij hebben
veel onnodige verwarring gezaaid en vertraging geoogst.
Doordat de NVZ telkens zand in de machine strooit, is er veel
wantrouwen en onrust ontstaan.’
10
Regionaal opleiden
is beter en leuker
De Specialist • december 2014 • nummer 4
De tendens van concentratie en spreiding van zorg heeft gevolgen voor
de opleiding. De nieuwe generatie medisch specialisten zal niet langer
ziekenhuisgebonden maar regionaal worden opgeleid. Dat is helemaal niet
erg, vinden opleiders Martin Schalij en Ide Heyligers. ‘De opleiding wordt er
beter en leuker van.’
‘Binnen de cardiologie is de concentratie
van hoogcomplexe zorg in volle gang’, zegt
Martin Schalij, hoogleraar cardiologie en
opleider bij het Leids Universitair Medisch
Centrum (LUMC) en lid van de Raad
Opleiding van de OMS. ‘Zo gaan patiënten
met een acuut hartinfarct tegenwoordig
meteen naar een gespecialiseerd zieken­
huis waar gedotterd kan worden. Het
gevolg is dat aios in sommige ziekenhuizen
geen acute hartinfarcten meer tegen
zullen komen, en dat kan natuurlijk niet
voor een cardioloog in opleiding. Die kennis
en ervaring zullen ze dus in een ander
ziekenhuis op moeten doen.’ Het is een
tendens die zich in de hele ziekenhuiszorg
aftekent: grotere ziekenhuizen specialiseren
zich meer in hoog complexe en acute zorg
en kleinere ziekenhuizen leggen zich meer
toe op midden- en laagcomplexe zorg.
Een ontwikkeling die ook effect heeft op
de medische vervolgopleidingen. Niet elk
opleidingsziekenhuis zal alle onderdelen
van de opleiding kunnen (blijven) bieden.
Voor aios betekent dit dat zij vaker van
ziekenhuis zullen wisselen dan voorheen.
Meer regie
Schalij: ‘Vroeger was het zo dat aios een
standaardrijtje verplichte onderdelen
afwerkten. Maar omdat ze die onderdelen
niet meer binnen één ziekenhuis kunnen
volgen, ontstaat er - binnen de kaders van
de opleidingseisen - meer keuzemogelijk­
11
‘Binnen
de cardiologie is
de concentratie
van hoogcomplexe zorg in
volle gang’
heid. Aios moeten op zoek naar plekken
waar bepaalde patiëntengroepen en
aandoeningen geconcentreerd zijn om
voldoende exposure te krijgen. Dat geeft
hen meer ruimte om te kiezen voor een
plek die ze zelf interessant vinden, en dat
past goed bij de ontwikkeling om meer
individueel te gaan opleiden.’ Het leidt nu
al tot verrassende keuzes, merkt Schalij.
‘Aios komen met een opleidingsplan
waarin bijvoorbeeld een stage van drie
maanden bij een zorgverzekeraar is
opgenomen. Dat is mooi, want we hebben
behoefte aan medisch specialisten in spé
die op die manier hun blik willen verbreden.’
Ook Ide Heyligers, orthopaedisch chirurg
en opleider in het AtriumMC in Heerlen,
buitengewoon hoogleraar aan de Universi­
teit van Maastricht en tevens lid van de
projectgroep VIO-RIO (Voorbereiding en
Realisatie Individualisering Opleidings­
duur), ziet het meer dan voorheen switchen
van ziekenhuizen als een positieve
ontwikkeling: ‘Vanuit het oogpunt van
competentiegericht opleiden verwachten
we dat aios – in overleg met de opleider
uiteraard - zelf hun opleidingstraject
uitstippelen en de regie nemen over hun
eigen ontwikkeling. Het is belangrijk dat
we daarbij aandacht hebben voor de
empowerment van aios zodat ze stevig in
hun schoenen staan en voor zichzelf
kunnen opkomen in verschillende
opleidingssituaties.’
Dat stelt eisen aan de begeleiding van de
aios én aan de opleider, vindt Heyligers.
‘Je moet goed met je aios in gesprek
blijven: Waar sta je nu en welke vervolg­
stap is nodig voor je verdere ontwikkeling?’
‘De uitdaging daarbij is om de continuïteit
te waarborgen en de voortgang goed te
blijven monitoren’, zegt Schalij. ‘Vanuit de
cardiologie zijn we bezig met het opzetten
van een systeem van track & trace van
onze aios. Elke drie maanden komen alle
opleiders in OOR-verband (Onderwijs- en
OpleidingsRegio) samen en dan nemen
we de aios van onze regio door. Zo houden
we zicht op hun ontwikkeling. We werken
aan een elektronisch volgsysteem dat ons
daarbij moet ondersteunen.’
Denkomslag
Voor de opleidingsziekenhuizen is het nog
wel wennen dat aios sneller komen en
gaan. ‘Van oudsher zijn aios een belangrijke
steunpilaar in de uitvoering van de
medische zorg’, legt Schalij uit. ‘Maar aios
zijn er niet in de eerste plaats voor de poli
en de diensten.’ Heyligers: ‘Dat vraagt om
een omslag in de organisatie van de zorg
én in het denken over aios. Niet de onder­
steuning van het klinische proces is primair
maar de opleiding van de individuele aios.
Deze doorloopt een aantal stadia in zijn
of haar ontwikkeling, verwerft steeds
meer kennis en vaardigheden en kan
meer verantwoordelijkheden aan.
Het is aan de opleidingsziekenhuizen om
aios zodanig in te zetten dat zij niet
stagneren maar zich steeds verder kunnen
ontwikkelen. Dit proces loopt parallel met
de taakherschikking waarbij ook andere
zorgprofessionals een belangrijke rol
spelen.’ Heyligers wijst erop dat het de
kunst is om de balans te bewaren tussen
voldoende vlieguren maken en nieuwe
uitdagingen. ‘Aios moeten ook gewoon
de hectiek van een drukke poli ervaren
en bedreven worden in de algemene
basiszorg. Want ook dat is het werk
van de medisch specialist.’
‘Wat ziekenhuizen vooral niet moeten doen
in een reactie op concentratie en spreiding
van zorg, is elkaar gaan beconcurreren op
opleidingsgebied’, vindt Heyligers. ‘Juist door
(regionaal) de samenwerking te zoeken, kun­nen we een kwalitatief goed en ge­differen­
tieerd opleidingsklimaat blijven bieden.
Daarnaast kunnen ziekenhuizen zich
natuurlijk onderscheiden met aantrekkelijke
stages of specifieke opleidingsonderdelen.’
Beroepsperspectief
Regionaal opleiden heeft de toekomst en
dat is zeker niet schadelijk voor de kwaliteit
van de opleiding. Dat vinden beide oplei­
ders. Schalij: ‘De concentratie en spreiding
van zorg versterkt juist de diverse ingezette
veranderingen in het opleidingsbeleid zoals
het competentiegericht opleiden en de
individuele opleidingsduur. Aios kunnen
meer zelf sturen op hun ontwikkeling en op
zoek gaan naar opleidingsonderdelen die
daarop aan­sluiten. Dat biedt hen ruimte om
waar mogelijk te versnellen, maar ook
bijvoorbeeld om te anticiperen op ontwik­
kelingen in de arbeidsmarkt voor medisch
specialisten.’
Ide Heyligers
‘De uitdaging is
om de continuïteit
te waarborgen
en de voortgang
goed te blijven’
monitoren’
De Specialist • december 2014 • nummer 4
Martin Schalij
Track & trace
12
‘Het gaat om
de BEWUSTWORDING van
onze ROL ALS COACH’
Een jaar geleden presenteerde de Werkgroep Zorg 2025
haar visie op de toekomst van de zorg. Het document
Coach, Cure & Care 2025 werd met veel enthousiasme
ontvangen. Nu is er een vervolg: Coaching - Who cares?
Op 19 januari 2015 presenteert de werkgroep haar visie
op de zorgprofessional als coach.
De Specialist • december 2014 • nummer 4
Werkgroep Zorg 2025
De Werkgroep Zorg 2025 bestaat uit verschillende
jonge zorgprofessionals in opleiding: medisch
specialisten, huisartsen, sportartsen, klinisch chemici,
sociaal geneeskundigen, specialisten ouderengenees­
kunde, artsen verstandelijk gehandicapten, zieken­
huis- en openbare apothekers. De werkgroep initieert
eigen activiteiten en wil als nieuwe generatie
zorgprofessionals inspireren en actief meedenken en
-praten over de zorg van de toekomst en de hervor­
mingen die daarvoor nodig zijn.
Cornelis Smit en Suzanne Witjes
‘Coachen
betekent vooral
dat je je richt
op de individuele
wensen van
een patiënt’
E-health-toepassingen
Werkgroepleden oriënteerden zich in
aparte subgroepen op verschillende
aandachtspunten: de patiënt, bestaande
best practises op het gebied van coaching,
de gevolgen voor opleiding en competen­
tieontwikkeling en de mogelijkheid van
e-health-toepassingen bij coaching.
Cornelis Smit, ziekenhuisapotheker in
opleiding en lid van de subgroep die
verantwoordelijk is voor de tekst van het
nieuwe visiedocument, licht toe: ‘Er
gebeurt een hoop op dat gebied. Zo kun je
patiënten thuis via de computer alvast
vragen laten beantwoorden, zodat je
tijdens een consult effectiever begeleiding
kunt bieden. Denk ook aan teleconsulten
en de vele toepassingen die er inmiddels
zijn voor zelfmanagement bij chronische
ziekten. Er komen steeds meer hulpmidde­
len op de markt die patiënten helpen om
zelf hun gezondheid te monitoren, zoals
apparaatjes om de bloedsuiker, cholesterol,
bloeddruk of stollingswaarde te meten. Zo
behouden patiënten zelf de regie over hun
ziekte en behandeling, en verschuift de rol
van zorgverlener naar die van coach.’
Focusgroepen
Eén van de subgroepen richtte zich, in
nauwe samenwerking met de Nederlandse
Patiënten en Consumenten Federatie
(NPCF), op focusgroeponderzoek onder
patiënten. Jolande Vis, klinisch-chemicus in
opleiding en trekker van deze subgroep:
‘De NPCF werkt samen met de OMS in het
project ‘Samen Beslissen’ (shared decision
making) dat erop gericht is artsen en
patiënten meer met elkaar in gesprek te
laten gaan over de behandelopties. Zij
benaderen dit vanuit het patiënten­
perspectief en dat is voor ons heel waarde­
vol. Ze hebben ons geholpen met het
selecteren van geschikte patiënten uit hun
database en het opzetten van twee
focusgroepen van in totaal circa twintig
personen. Daar zat bijvoorbeeld een
gehandicapte persoon met een hulphond
bij, een patiënt die een auto-ongeluk heeft
gehad, ouders van een ernstig ziek kind en
iemand met een donorhart. Een heel
gemêleerde groep met mannen, vrouwen,
hoog- en laagopgeleiden. Het was een
fantastische ervaring om met deze mensen
in gesprek te gaan over de vraag wat een
zorgverlener tot een goede coach maakt,
wat zij zelf nodig hebben om de regie over
hun behandeling te houden en wat ze
nodig hebben om een goede samenwer­
kingspartner van de dokter te zijn.
De belangrijkste les die we geleerd hebben,
is dat je de coachende rol van de zorg­
professional niet in detail kunt vastleggen.
Je kunt basiscriteria en randvoorwaarden
opstellen, maar coachen betekent vooral
dat je je richt op de individuele wensen en
behoeften van een patiënt.’
Flinke boost
De input die de subgroepen aanleveren,
wordt verwerkt in het nieuwe visiedocu­
ment dat op 19 januari 2015 gepresenteerd
wordt tijdens een avondsymposium.
Witjes: ‘Wat we willen bereiken met de
uitwerking van dit deel van onze visie is
dat er een bewustwording op gang komt
van onze rol als coach en dat we gaan
nadenken over wat daar voor nodig is.’
Smit: ‘Die bewustwording is er ten dele al,
maar kan wel een flinke boost gebruiken.’
Over de vraag of er in de huidige zorgprak­
tijk wel tijd en geld is voor die coachende
rol, zijn Witjes en Smit duidelijk: ze vinden
het natuurlijk een relevante vraag. ‘Maar,
zegt Witjes, ‘wij hebben bewust los van
bestaande structuren willen nadenken en
niet in de eerste plaats gekeken naar waar
eventueel belemmeringen zouden kunnen
zitten. De primaire vraag die gesteld moet
worden is: wat is er nodig in de praktijk om
de zorgverlener optimaal als coach te laten
functioneren? En vervolgens pas de vraag
hoe de huidige structuren en bekostigings­
systemen zich daarnaar moeten voegen.’
Aanmelden voor het symposium
Coaching - Who cares? op 19 januari kan via
www.dejongespecialist.nl.
De Specialist • december 2014 • nummer 4
‘Na de presentatie van Coach, Cure & Care
2025 kwam er veel op ons af,’ vertelt
Suzanne Witjes, orthopaedisch chirurg en
coördinator van de Werkgroep Zorg 2025.
‘We werden overspoeld met uitnodigingen
om deel te nemen aan allerlei initiatieven.
We voelden ons vereerd maar vonden
tegelijkertijd dat we als werkgroep stil
moesten staan bij de vraag: hoe willen we
voort met ons eigen project? Het onderdeel
coach in het visiedocument sprak erg aan,
daar kregen we veel reacties op vanuit het
veld. Met de term coach doelen we op de
rol die de zorgprofessional zal spelen in
2025. We besloten om dat stuk verder uit te
werken en een verdieping te schrijven over
onze rol als coach.’
13
[Advertentie]
14
Integrale Bekostiging 2015.
Dit is het moment om uw
zaken goed te regelen.
Blijft u ondernemer of gaat u een dienstverband aan?
En weet u wat wat u hiervoor moet regelen? Of het nu
gaat om de oprichting van uw eigen maatschap, B.V.
of coöperatie of uw nieuwe rol als medisch specialist in
loondienst, u wilt direct het juiste advies.
Onze gespecialiseerde adviseurs en experts staan in
het hart van de gezondheidszorg en ondersteunen u
optimaal bij de gevolgen van de verandering door de
Integrale Bekostiging.
Zodat u uw contracten, verzekeringen, aansprakelijkheid, goodwill en financiële zaken voor 1 januari 2015
op orde hebt.
Direct weten wat u moet
regelen?
Kijk nu op vvaa.nl/IB-2015 of bel met onze
adviseurs op 030 247 42 45.
Integrale
Bekostiging 2015
VAN EEN MEDISCH SPECIALIST
Medisch Specialistisch
Bedrijf
De Specialist • december 2014 • nummer 4
In dienstverband
‘ZORG dat je
je VERENIGT’
15
Een Vereniging Medisch Specialisten in Dienstverband (VMSD) zorgt voor
betrokkenheid van medisch specialisten in dienstverband bij de ziekenhuis­
organisatie. In oktober en november organiseerden de OMS en de LAD drie
regiobijeenkomsten over de waarde, inrichting, taken en bevoegdheden van
een VMSD. Marco Bol, patholoog en voorzitter van de VMSD in Isala, was
hierbij aanwezig om te vertellen over de ervaringen in ‘zijn’ ziekenhuis.
Faciliteren
De VMSD is net als het MSB vertegenwoor­
digd binnen het stafbestuur dat op
structurele basis overleg voert met de raad
van bestuur (RvB). Bol: ‘Een van de belang­
rijkste onderwerpen waar we mee bezig
zijn geweest, is de vorming van het
nieuwe bedrijfsprofiel van Isala vanaf 2015.
Ook met het oog op de fusie met het
Diaconessenhuis in Meppel, die per
1 januari bestuurlijk haar beslag krijgt.
Samen met het MSB en de RvB hebben
we een gezamenlijke visie neergelegd.’
Daarnaast overlegt de VMSD direct met de
RvB over onderwerpen die alleen voor
medisch specialisten in dienstverband
relevant zijn. Het contact van de VMSD met
haar achterban is geregeld via de openbare
ledenvergaderingen. ‘Dat is wel iets waar
we aan moeten trekken’, zegt Bol. ‘We
moeten af van het idee dat alles vanzelf
voor ons geregeld wordt en zelf aan de bak.
En het is nodig dat we een inhaalslag
maken op het gebied van bestuurlijke
kennis en ervaring. Ik merk dat het in de
overleggen erg handig is als je weet hoe
de hazen lopen. Daarom zijn we blij met
de stoomcursus management en beleid
die de Academie van Medisch Specialisten,
in samenwerking met de OMS en de LAD,
aanbiedt.’
Blij is Bol ook met de bepaling in het
Statuut dat het ziekenhuisbestuur de
VMSD moet faciliteren voor het uitvoeren
van haar taken. Bol: ‘Het begint met een
uurtje per maand maar inmiddels ben ik
hier twintig uur per week mee bezig.
Dat kun je niet meer naast je gewone werk
doen. We zijn momenteel in overleg met
de RvB om hier een goede regeling voor
te treffen.’
Brochure en modelstatuten
De OMS en de LAD hebben de brochure Vereniging Medisch
Specialist in Dienstverband ontwikkeld als leidraad bij het oprichten
en inrichten van een VMSD. In de brochure staan de doelen,
Eerstverantwoordelijk
Wat Bol vooral wil meegeven is: ‘Zorg dat
je je verenigt, liever vandaag dan morgen.
Het is belangrijk dat wij een duidelijke en
zichtbare plek in de ziekenhuisorganisatie
innemen ten opzichte van de raad van
bestuur en een gelijkwaardige rol ten
opzichte van de vrijgevestigde medisch
specialisten. De raad van bestuur is
eindverantwoordelijk voor de kwaliteit
van zorg, maar de medisch specialisten
zijn eerstverantwoordelijk. En daarom is
het noodzakelijk dat we op strategisch
niveau meepraten over de koers van de
organisatie.’
taken en bevoegdheden van een VMSD beschreven. Ook zijn
er modelstatuten beschikbaar die als blauwdruk voor een
VMSD gebruikt kunnen worden. Meer informatie staat op
www.amsvernieuwing.nl.
De Specialist • december 2014 • nummer 4
‘Betrokkenheid van medisch specialisten
in dienstverband bij het ziekenhuis als
organisatie is belangrijker dan ooit’, zegt
Marco Bol. ‘De hele governance-structuur
van ziekenhuizen wordt immers opnieuw
uitgevonden door de invoering van de
integrale tarieven en de komst van het
Medisch Specialistisch Bedrijf (MSB) voor
medisch specialisten in vrij beroep.’
In Isala is er al in 1998 een VMSD opgericht
vanwege de toenmalige fusie tussen
twee ziekenhuizen. Anderhalf jaar geleden
werd de slapende vereniging nieuw leven
ingeblazen. Bol: ‘Het bestuur bestaat nu uit
drie medisch specialisten plus twee ‘oude’
leden: een klinisch fysica en een geestelijk
verzorger. In Isala zijn behalve medisch
specialisten die onder de Arbeidsvoorwaar­
denregeling voor Medisch Specialisten in
dienstverband (AMS) vallen, ook artsen
(en enkele niet-artsen) die onder de
Cao-Ziekenhuizen vallen, lid van de VMSD.
De meeste medisch specialisten binnen
Isala zijn echter in vrij beroep werkzaam; zij
zijn verenigd in het Medisch Specialistisch
Bedrijf, voorheen het collectief.’
Hazen lopen
16
&
PRO
CONTRA
In deze rubriek leggen we een stelling voor aan twee deskundigen
uit de zorgsector. Dit keer één naar aanleiding van het voorstel van
minister Schippers om artikel 13 van de Zorgverzekeringswet aan te
passen. In dit artikel is de vrije artsenkeuze in Nederland geregeld.
Medio december stemt de Eerste Kamer over dit voorstel. Stemt ze
in, dan zijn zorgverzekeraars niet langer verplicht om zorg van
niet-gecontracteerde zorgverleners te vergoeden.
De Specialist • december 2014 • nummer 4
Ger Jager, zorgmakelaar en voorzitter van de onlangs opgerichte Stichting
Handhaving Vrije Artsenkeuze.
‘Willen we echt dat zorgverzekeraars in
Nederland gaan bepalen naar welke
zorgaanbieders wij gaan? Dat is de
principiële vraag die we eerst met elkaar
moeten beantwoorden. De relatie tussen
arts en patiënt dient mijns inziens het
uitgangspunt te zijn en te blijven voor
goede zorg. Het is de taak van de zorgver­
zekeraar om de rekeningen te betalen en
deze te controleren. Laten we die scheiding
zo goed mogelijk handhaven. Zorgverzeke­
raars hoor je zeggen: “patiënten kunnen
altijd overstappen naar een andere
zorgverzekeraar en kiezen voor een
restitutiepolis waarbij de artsenkeuze
vrij blijft”. Maar dat kun je nauwelijks een
keuze noemen. Overstappen naar een
andere zorgverzekeraar kan maar zes
weken per jaar, ziek worden kun je 365
dagen per jaar. Switchen is tussentijds niet
meer mogelijk. Minister Schippers stelt
dat ze 1 miljard kan bezuinigen op de zorg
met deze maatregel. Ze heeft alleen nog
niet aangetoond hoe ze dat gaat realiseren.
Het weren van de kleinere Zelfstandige
Behandel Centra (ZBC’s), wat zorgverzeke­
raars nu al doen, is in ieder geval geen
goede oplossing. Ongeveer veertig procent
van de ZBC’s heeft drie of minder contrac­
ten. Niet gecontracteerde zorg wordt nu
vergoed op basis van artikel 13. Als de vrije
artsenkeuze wordt opgeheven, zijn vijf
contracten nodig om financieel te overle­
ven. Dat betekent onherroepelijk sluiting.
Het kromme is dat het hier helemaal niet
gaat om de prijs of kwaliteit van zorg.
De meeste ZBC’s werken doorgaans
goedkoper dan ziekenhuizen en patiënten
zijn in de regel heel tevreden. In oktober
heeft onze stichting Gareth Davies,
hoogleraar Europees Recht aan de Vrije
Universiteit Amsterdam, en Jaap Sijmons,
hoogleraar gezondheidsrecht aan de
Universiteit Utrecht gevraagd onderzoek
te doen naar de vraag of het voorstel van
Schippers in strijd is met de Europese
regels. Zij concluderen dat dit inderdaad
zo is. Europese richtlijnen over de vrije
artsenkeuze van patiënten zijn van een
hogere juridische orde dan de nationale
wetgeving. De Europese richtlijn geeft de
patiënt het recht op vrije artsenkeuze
onafhankelijk van wat er in de polis staat
en ongeacht of het een privaat of publiek
stelsel is. Als de Eerste Kamer in december
besluit in te stemmen met de aanpassing,
dan stapt de Stichting Handhaving Vrije
Artsenkeuze naar de rechter. Wij gaan de
strijd dan vol vertrouwen aan.’
DE STELLING:
‘AANPASSING VAN
ARTIKEL 13 LEIDT TOT
EEN ONACCEPTABELE
BEPERKING VAN
DE VRIJE ARTSENKEUZE.’
17
‘Nu zijn zorgverzekeraars nog verplicht om
ook niet-gecontracteerde zorg te vergoe­
den tot 75-80 procent. Dus ook als het gaat
om ingrepen van specialisten die onder de
maat presteren of ons torenhoge rekenin­
gen sturen. Dat is voorbij als de Eerste
Kamer instemt met het voorstel van
minister Schippers. De aanpassing van
artikel 13 geeft verzekeraars de mogelijk­
heid om aanbieders te selecteren op
kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaar­
heid. Dat past ook bij de rol van de
zorgverzekeraars die sinds de invoering van
de Zorgverzekeringswet ingrijpend is
veranderd. Die rol gaat verder dan “het
betalen en controleren van de rekening”.
Overigens geldt de aanpassing niet voor
eerstelijnszorg zoals de huisartsenzorg.
Aanpassing van artikel 13 betekent niet dat
wij straks drastisch gaan schrappen in de
zorgcontracten die wij nu met zorgaan­
bieders hebben. Dat is helaas vaak wel het
beeld dat van ons wordt neergezet. Door
drastisch te schrappen zouden we niet
alleen patiënten en zorgaanbieders
benadelen, maar ook onszelf in de voet
schieten. Zorgverzekeraars hebben
namelijk een zorgplicht, laten we dat niet
uit het oog verliezen. Verzekeraars moeten
ervoor zorgen dat verzekerden zorg of
een vergoeding van zorg krijgen als zij daar
recht op hebben. Aangezien de meeste
verzekerden een naturapolis hebben,
betekent dit dat we voldoende zorg
moeten inkopen. Dus zijn we zelf ook
gebaat bij zoveel mogelijk goede zorgcon­
tracten met aanbieders. De voorgestelde
teloorgang van de marktwerking zie ik dus
helemaal niet gebeuren. Ik verwacht dat
Achmea met zeker 95 procent van de
huidige gecontracteerde specialistische
zorgaanbieders zaken blijft doen. De
meeste aanbieders doen namelijk prima
tot uitstekend hun werk tegen redelijke
kosten. Om te komen tot de juiste kwali­
teitseisen onderhouden we uiteraard
contact met het zorgveld zelf. Samen
ontwikkelen we de juiste kwaliteits­
normen, -indicatoren en -instrumenten.
Variatie tussen zorgaanbieders blijft
mogelijk, maar er is wel een ondergrens
natuurlijk. Die bepalen we samen met het
veld. Wat betreft de bedreigde positie van
kleine zelfstandige behandelcentra kan ik
zeggen dat de zorgaanbieders zelf de
minimum kwaliteits- en volumenormen
vastleggen. Daar stimuleren we ze ook in.
Ik ben helemaal niet bang dat van de
wetswijziging een remmende werking zal
uitgaan of dat er geen vernieuwing meer
plaatsvindt in de medische sector. Specia­
listen - of het nu in kleine ZBC’s of in grote
centra is - zijn gedreven en inventief
genoeg. En juist echte vernieuwingen en
innovaties stimuleren we. Daar maken wij
als Achmea graag een uitzondering voor.’
NATURA- EN RESTITUTIEPOLISSEN
Bij een naturapolis hebben verzekerden recht op zorg van zorgaanbie­
ders waarmee de verzekeraar een contract heeft. Die zorg wordt, mits
in het pakket, volledig vergoed. Ga je naar een zorgaanbieder waar­mee de verzekeraar geen contract heeft, dan wordt nu nog een gedeelte
vergoed (tot tachtig procent). Met de voorgestelde aanpassing van
artikel 13 wordt deze zorg per 2016 niet meer vergoed. De budgetpolis
waar veel over gesproken wordt, is een goedkope naturapolis met een
zeer beperkte keuzemogelijkheid voor de verzekerde. De kans dat men
dan bijvoorbeeld niet naar een bepaald ziekenhuis of bij de lokale
apotheek medicijnen kan halen is groot. Met een restitutiepolis kunnen
verzekerden naar alle zorgaanbieders van hun keuze. Op basis van
gebruikelijke tarieven krijgen verzekerden de zorgkosten vergoed.
De Specialist • december 2014 • nummer 4
Norbert Hoogers, voorzitter Zorg en Gezondheid bij Achmea.
18
IFMS is KRACHTIG MIDDEL
voor medisch
specialist
De Specialist • december 2014 • nummer 4
Systematisch het individueel functioneren van medisch specialisten
bevorderen, vergroot de kwaliteit en de veiligheid van zorg in zieken­
huizen. Bovendien kan het bijdragen aan cultuurveranderingen.
Nagenoeg elk ziekenhuis werkt inmiddels met een IFMS-systematiek.
Chirurg Hein Korsten en psychiater Maarten de Boo vertellen welke
keuzes zij maakten bij de implementatie van IFMS en wat de
systematiek oplevert.
19
Intervisie
Ziekenhuisgroep Reinier de Graaf (Delft,
Ypenburg, Voorburg en Naaldwijk)
ontwikkelde een eigen methode rond IFMS.
Maarten de Boo, psychiater en eveneens lid
van de landelijke IFMS-commissie: ‘Dokters
leren vooral door van elkaar te leren.
Daarom hebben we gekozen voor een
intervisiemethodiek in combinatie met een
portfolio en 360-graden feedback. De
intervisie vindt plaats in groepjes van drie
tot vier medisch specialisten. Elk lid brengt
jaarlijks binnen de groep een leerpunt in.
Dat leerpunt komt voort uit een casus of
de 360-graden feedback. De artsen gaan
over dit leerpunt in gesprek en geven
elkaar feedback. Zo leren ze te reflecteren
en zich kwetsbaar op te stellen. Daardoor
kunnen ze het eigen functioneren en
tegelijkertijd de onderlinge relaties
verbeteren. Ook leren artsen op deze wijze
een persoonlijk gesprek te voeren en dat
komt ook de patiënten ten goede.’
Borging
‘Intervisie vereist borging’, vervolgt De Boo.
‘Daarom zijn negen leden van de medische
staf getraind als gespreksmentoren. Zij
kunnen aansluiten bij de intervisiegesprek­
ken om te helpen bij het stellen van de
juiste vragen en knelpunten oplossen als
de intervisie niet goed verloopt. Sinds kort
sluit eens per jaar een gespreksmentor
verplicht aan, daarnaast kan de mentor op
aanvraag deelnemen aan bijeenkomsten.’
360-graden feedback
De Reinier de Graaf Groep is onlangs
gestart met 360-graden feedback. ‘Binnen
een pilot leggen vier afdelingen met
behulp van een webbased-programma
vragenlijsten voor aan collega’s, leiding­
gevenden en professionals met wie zij
samenwerken. De vragen zijn gerelateerd
aan de CanMEDS. De individuele medisch
specialisten zijn zelf verantwoordelijk voor
het verzamelen van de antwoorden. Elke
vakgroep heeft een decentrale beheerder
die dit proces bewaakt en stuurt. De
feedback gaat mee in het ontwikkelings­
plan en leerpunten die hieruit voortkomen,
kunnen ingebracht en uitgewerkt worden
in de intervisiegroep. Rond januari 2015
gaan we de uitkomsten evalueren en
willen we de 360-graden feedback
uitrollen over de rest van het ziekenhuis.’
Niet vanzelf
Aanvankelijk stuitte de IFMS-systematiek
wel op wat kritiek, zegt De Boo. ‘Collega’s
vroegen zich af waarom dit er ook nog bij
moest, maar die geluiden zijn verstomd.
Nu hoor ik nog wel eens dat collega’s het
soms lastig vinden. Intervisie gaat niet
vanzelf, daarom zijn die gespreksmentoren
ook zo belangrijk. Zij vormen samen een
werkgroep en delen resultaten via een
nieuwsbrief die zo’n vier keer per jaar
verschijnt.’
Samenwerking
De Boo vindt de IFMS-systematiek een
krachtig middel. ‘IFMS is niet alleen een
systeem voor het verbeteren van het
functioneren van medisch specialisten,
maar ook een middel om een cultuur­
verandering door te voeren. ‘De intervisie­
methodiek heeft ons geholpen de focus
binnen het ziekenhuis op samenwerking
te leggen.’
U vindt de leidraad IFMS op www.orde.nl.
Leidraad IFMS
In het kader van het traject Individueel Functioneren Medisch
Specialisten (IFMS) publiceerden de OMS en de wetenschappelijke
verenigingen onlangs de Leidraad IFMS. Deze leidraad biedt
handvaten om het individueel functioneren van een medisch
specialist te evalueren en verder te ontwikkelen. Medisch specia­
listen horen deel te nemen aan IFMS en in de leidraad wordt
aangeraden om de persoonlijke ontwikkelpunten te delen met de
vakgroep of maatschap. IFMS helpt de medisch specialisten om
zichzelf, en de kwaliteit en veiligheid van patiëntenzorg verder te
verbeteren. De instrumenten uit de leidraad zijn zelfevaluatie, een
portfolio met een beschrijving van het professioneel functioneren,
360-graden feedback uit de werkomgeving, een evaluatiegesprek,
een persoonlijk ontwikkelplan en een follow-up. De leidraad is de
volgende stap van het IFMS-programma dat in 2008 startte.
De Specialist • december 2014 • nummer 4
Bij het Flevoziekenhuis in Almere is het
werken met IFMS al behoorlijk ingeburgerd.
Het ziekenhuis koos voor een systematiek
gericht op vakgroepen. De vakgroep
Chirurgie was een van de eerste vakgroepen
die hiermee startte. Hein Korsten, chirurg
en hoofd Spoedeisende Hulp en lid van de
landelijke IFMS-commissie: ‘We hebben
een aantal jaren geprobeerd de 360-gra­
den feedback uit te rollen, maar dat verliep
moeizaam. De ‘klassieke methode’ bete­
kent voor mijn vakgroep dat je over 25
mensen een mening moet geven. Dat kost
te veel tijd: per persoon ben je zo’n 20
minuten bezig. Bovendien moet je elk jaar
het proces, inclusief het maken van een
portfolio en voornemens, herhalen. We zijn
daarom gestart met een andere methode:
Groeps-IFMS.’ Bij de Groeps-IFMS evalueren
medisch specialisten in twee sessies met
elkaar hun functioneren binnen de eigen
vakgroep. Korsten: ‘Voordelen zijn dat
collega’s het binnen de vakgroep makkelij­
ker vinden zich kwetsbaar op te stellen,
het minder tijd kost en we elkaar goed
leren kennen, waardoor we ons werk beter
kunnen uitoefenen.’ Inmiddels hanteren op
twee na alle vakgroepen de methode.
[Advertentie]
20
Scholing in management
en leiderschap voor
medisch specialisten
Het vervullen van een leidende rol in de dagelijkse klinische
praktijk is inherent aan het vak en de positie van de medisch
specialist. Die praktijk is steeds complexer geworden en vereist
Voor meer informatie en inschrijving:
daardoor steeds meer vaardigheden: ook samenwerken en
organisatievermogen is essentieel. Naast de klinische praktijk
Academie voor Medisch Specialisten
wordt van de moderne medisch specialist ook een bijdrage
telefoon: (030) 24 74 197
verwacht in het management van de vakgroep of maatschap,
de afdeling, de instelling als geheel en de landelijke beroepsverenigingen. De Academie voor Medisch Specialisten biedt
e-mail:
[email protected]
een scala aan cursussen om aios, medisch specialisten en
overige leden van medische staven hierin te ondersteunen.
www.academiemedischspecialisten.nl
Voor aios:
• Basiscursussen management, variërend van 4 tot 14 dagdelen
• Sollicitatietraining in 1 dag
• Talentenklas (6 dagen plus literatuurstudie en een managementproject)
Voor elke medisch specialist:
• Basics van Management en Beleid (3 dagen)
• Inleiding Ziekenhuisfinanciën (2 dagen)
• Management van de vakgroep of maatschap (1 dag)
• Vaardigheidstrainingen van 1 tot 3 dagen
Voor (aankomend) medisch managers:
• Medisch Management in het Ziekenhuis (9 dagen)
• Ziekenhuisfinanciën (6 dagen)
De Specialist • december 2014 • nummer 4
Voor stafbestuursleden:
• Medische Staf en Ziekenhuismanagement (2 dagen)
• Omgaan met disfunctioneren (1 dag)
Voor (aankomend) medisch managers en stafbestuursleden:
• Postdoctorale leergang Management voor Medici (20 dagen)
Voor (aankomend) bestuurders van beroepsverenigingen:
• Besturen van een beroepsvereniging (15 dagdelen - vanaf najaar 2015)
de medisch
specialist
die….
21
… gebruik wil maken
van de subsidieregeling
integrale bekostiging.
Volgens de Regeling voor transitiegelden
bij invoering van integrale bekostiging
medisch-specialistische zorg en kaak­
chirurgie uit september 2014 kan het
ziekenhuis een subsidieaanvraag indienen
voor € 100.000. Voorwaarde is wel dat
met de betreffende medisch specialist
een arbeidsovereenkomst is gesloten vóór
1 juli 2015. Met deze € 100.000 is de
goodwill van de heer Friedman echter niet
gecompenseerd. Bovendien is voorwaarde
van de regeling dat de heer Friedman
tot 1 juni 2019 voor ten minste 20 uur per
week werkzaam moet zijn binnen het
ziekenhuis. Als hij in 2018 met pensioen
wenst te gaan, kan hij dus niet voldoen
aan deze verplichting.
Condities
De vakgroep dermatologie overlegt met
de raad van bestuur van het ziekenhuis
om afspraken te maken over de overstap
Kan er aanspraak gemaakt
worden op de subsidieregeling
van het ministerie van VWS
die de overstap van vrij beroep
naar dienstverband faciliteert?
van vrij beroep naar dienstverband door
alle maten. Ook bespreken ze de condities
waaronder dit kan, zowel ten aanzien van
de arbeidsovereenkomst als de extra
compensatie van goodwill. Het ziekenhuis
is bereid extra compensatie te bieden voor
de goodwill (naast de € 100.000 op grond
van de subsidieregeling). Er wordt echter
niet tegemoet gekomen aan de wens tot
volledige compensatie van de goodwill
van de heer Friedman. Hierop lijkt de
overgang van vrij beroep naar dienstver­
band van de gehele vakgroep dermatolo­
gie stuk te lopen.
punt aan te passen: het staken van de
werkzaamheden voor 1 juni 2019 leidt
niet tot verlies van de aanspraak op
subsidie. Dankzij deze aanpassing op
de subsidieregeling komen ziekenhuis en
de vakgroep dermatologie alsnog tot
definitieve afspraken over de toekomstige
arbeidsovereenkomst en compensatie.
Zij stellen een vaststellingsovereenkomst
op waarin alle gemaakte afspraken
worden opgenomen.
Mist doel
In oktober 2014 maakte de OMS aan het
ministerie van VWS kenbaar dat, door een
aantal voorwaarden in de subsidierege­
ling, bepaalde groepen van deze regeling
worden uitgesloten. Volgens de OMS
mist de regeling daardoor haar doel. Een
belronde van het ministerie met zieken­
huisbestuurders bevestigde dit beeld.
VWS besloot hierop de regeling op dit
Heeft u vragen over de subsidieregeling
of over het maken van afspraken in het
kader van de overgang van vrij beroep
naar dienstverband, neem dan contact
op met onze Infodesk: (030) 28 23 666
of via [email protected].
Meer informatie vindt u ook op
www.integralebekostiging2015.nl.
De Specialist • december 2014 • nummer 4
De heer Friedman (63 jaar) is dermatoloog in vrij beroep en wil in 2018 zijn
praktijk neerleggen. Het ziet ernaar
uit dat zijn maatschap de overstap
wil maken naar dienstverband.
De heer Friedman vraagt zich af of hij
aanspraak kan maken op de subsidieregeling van het ministerie van VWS
die de overstap van vrij beroep naar
dienstverband faciliteert. En, als deze
regeling zijn goodwill niet volledig
dekt, hoe hij dan kan komen tot een
verdere compensatie.
INVITATIONAL CONFERENCE
22
Zorgt u voor een
getuige-deskundige?
De Specialist • december 2014 • nummer 4
Jurjan Geertsma,
Marjolein van Eykelen
en Arie Franx
Wanneer een medisch specialist in het
beklaagdenbankje zit, kan eigenlijk alleen
een vakgenoot zijn of haar handelen goed
beoordelen. Het Openbaar Ministerie en de
advocatuur zitten dan ook te springen om
medisch specialisten die getuige-deskundigen
willen zijn. Dat vraagt om gemeenschappelijk
beleid, blijkt tijdens de invitational conference Zorgt u voor een getuige-deskundige?
Zo’n zestig vertegenwoordigers van de
wetenschappelijke verenigingen woonden de
bijeenkomst op dinsdag 28 oktober jongst­
leden in de Domus Medica bij.
Marjolein van Eykelen
‘Het oordeel van een getuigedeskundige is heel belangrijk voor
het draagvlak van het vonnis’
Arie Franx
23
‘Actuele
ervaringskennis
is belangrijk’
Bananenschillen
Franx legt uit wat de ‘bananenschillen’
zijn voor getuige-deskundigen. ‘Actuele
ervaringskennis is belangrijk, tegelijkertijd
hebben het Openbaar Ministerie (OM) en
juristen vaak een voorkeur voor hoog­
leraren.’ Ook onafhankelijkheid is een
belangrijke eis. ‘Er mag geen sprake van
belangenverstrengeling zijn. Dat is in de
praktijk lastig. Het gaat om vakgenoten,
mogelijk uit je eigen netwerk. Daarnaast
moet je kennis hebben van ten minste de
WGBO (Wet op de geneeskundige behande­
lingsovereenkomst), de BIG en van verzeke­
ringen. En natuurlijk van de geldende
richtlijnen. Verder moet je weten hoe een
rapport in elkaar moet steken. Zo’n rapport
maken kost mij twintig tot veertig uur,
waarvan de helft opgaat aan inlezen en
literatuuronderzoek. De betaling en de
bescherming van je privacy moeten wat mij
betreft wel beter geregeld worden. Ander
struikelblok is dat er niet altijd een evidencebased richtlijn is waaraan je jouw uitspraak
als getuige-deskundige kan toetsen.’
Het belang
‘Waarom hij dan toch getuige-deskundige
is?’, vraagt een van de aanwezigen.
Hoofdmotivatie is voor hem vooral de
morele verplichting: ‘Het is belangrijk voor
de samenleving, de beroepsgroep en de
patiënt.’ Franx geeft bovendien aan dat er
momenteel te veel werk is voor te weinig
deskundigen en pleit voor professionalise­
ring. ‘Om sneller rapporten te kunnen
maken, maar ook om aan te geven wat we
onder goede zorg verstaan als er geen
evidence-based richtlijn is.’
Maximaal vier pagina’s
‘Ik ga u enthousiast maken’, zegt Marjolein
van Eykelen, Officier van Justitie bij het OM
in Rotterdam. ‘De artsen die bij ons
onderwerp van strafrechtelijk onderzoek
zijn, hebben over het algemeen niet zo heel
veel in het medisch dossier opgetekend,
dus die dossiers zijn niet zo dik.’ Ze legt uit
wat de rol van het OM is aangaande
medische rechtszaken. ‘Medici vallen naast
het tuchtrecht ook onder het strafrecht.
Het verschil is dat wij alleen kunnen
vervolgen als er sprake is van een strafbaar
feit volgens de wet. We spelen dus geen rol
in bejegeningzaken, omdat onjuiste
bejegening niet als een strafbaar feit is te
kwalificeren. Bij het gros van de medische
strafzaken is sprake van overlijden of zwaar
lichamelijk letsel door schuld. Doel van het
strafrechtelijk onderzoek is het verzamelen
van bewijs, zowel ontlastend als belastend,
om te bewijzen dat er een strafbaar feit is
gepleegd. De rol van getuige-deskundige in
medische strafzaken is het beschrijven van
de professionele standaard - heeft de
verdachte zorgverlener als een bekwaam
hulpverlener gehandeld? - en het OM te
helpen bij het stellen van de juiste vragen
aan de verdachte. Het is vervolgens aan mij
om te bepalen of er sprake is van strafrech­
telijke verwijtbaarheid.’
Draagvlak
‘Het oordeel van een getuige-deskundige is
heel belangrijk voor het draagvlak van het
vonnis’, stelt Van Eykelen. Als de motivering
van het vonnis waarin een beroepsgenoot
wordt veroordeeld niet gedragen wordt
door de leden, dan schiet je mijn inziens je
doel voorbij. Helaas is het lastig om aan
getuige-deskundigen te komen. ‘Beroeps­
groepen koppelen vaak terug dat zij niet
mee willen werken. Daardoor komen we al
De Specialist • december 2014 • nummer 4
Na een welkomstwoord van dagvoorzitter
Sjaak Wijma, voorzitter van de Nederlandse
Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie,
bijt Arie Franx het spits af. Franx, gynaeco­
loog en hoogleraar verloskunde aan het
Universitair Medisch Centrum Utrecht, is
een veelvuldig gevraagd getuige-deskundi­
ge. Hij schreef zo’n zestien rapporten in de
context van klachtenprocedures, tucht- en
strafzaken. Onderwerpen van rechtszaken
waarbij hij getuige-deskundige was, zijn
perinatale sterfte na een uterusruptuur en
een kind met letsel door zuurstofgebrek
tijdens een kunstverlossing.
[Advertentie]
De praktijk
digitaliseert
Patiënt neemt
zelf de regie
Kabinet zet in
op m-health
24
VAN EEN MEDISCH SPECIALIST
Nu de allernieuwste iPhone.
Omdat u uw basisuitrusting
op orde wilt brengen.
De iPhone 6 (16 GB) met
onbeperkt bellen en supersnel 4G
•
•
•
•
•
•
•
•
Zonder bijbetaling voor de iPhone 6 (t.w.v. € 699,-)
Onbeperkt bellen en 2GB databundel
Met supersnel 4G van KPN
Datategoed 2 maanden houdbaar
De eerste 6 mnd. voor € 28,25 (50% korting)
Daarna slechts voor € 56,50 per maand
I.c.m. 2-jarig abonnement
Eenmalige aansluitkosten € 30,-
Wat doet VvAA Mobiel voor u?
Gratis vervangservice binnen 4 uur
Altijd de bundel die bij u past
De Specialist • december 2014 • nummer 4
Gratis Arts en Apps Gids
Kijk op VvAAMobiel.nl/MedischSpecialist
voor de aanbieding
Voor m-healthnieuws: volg @VvAAMobiel
op Twitter. Facebook.com/VvAAMobiel
Schadebeperkend
‘De inzet van een getuige-deskundige is
schadebeperkend en draagt bij aan een
goed oordeel door de rechter’, zegt de
volgende spreker, advocaat straf- en
tuchtrecht Jurjan Geertsma. Getuigedeskundigen worden in civiele en strafzaken
aangewezen door de rechter. Advocaten
kunnen daarnaast zelf partijdeskundigen
inschakelen. ‘Wij zitten er voor het belang
van de cliënt en er komen tijdens het
vooronderzoek en in de rechtszaal steeds
vaker vragen op waarbij je een deskundige
nodig hebt.’ Geertsma vindt het prettig als
er meerdere deskundigen zijn in de
rechtszaal. ‘Dan komt er eerder discussie
los en op de daarvoor bestemde plaats.’
Ook hij geeft aan dat het moeilijk is om
aan getuige-deskundigen te komen. ‘Het
komt er vaak op neer dat je in je eigen
netwerk rondvraagt. Daar zitten risico’s
aan.’ Belangrijke kwaliteiten voor een
getuige-deskundige zijn wat hem betreft
onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Hij
raadt getuige-deskundigen aan afspraken
te maken over geheimhouding, de
financiële vergoeding en zich goed te
verzekeren. ‘Spreek af in hoeverre je
aansprakelijk gesteld kan worden.’
Ad hoc commissie
In de dagelijkse praktijk is er nog weinig
beleid rondom de inzet van een medisch
specialist als getuige-deskundige. De
Nederlandse Vereniging voor Neurologie
(NVN) vormt een van de uitzonderingen en
werkt met een ad hoc commissie. Hiermee
wil de NVN willekeur uitsluiten, legt
voorzitter Bernard Uitdehaag uit. ‘Een ad
hoc commissie bestaat altijd uit een
voorzitter en twee leden en wordt aange­
steld door de vereniging. We hebben een
pool van ongeveer 10 specialisten waaruit
deze ad hoc commissie wordt gevormd.
Zij beoordelen alleen vragen over medisch
inhoudelijk handelen. De ad hoc commissie
maakt een conceptrapport. De bevindingen
en conclusies worden gedeeld met de
betrokken neuroloog. Het conceptrapport
wordt nagelopen door onze jurist. Het
eindrapport wordt vervolgens aangeboden
aan de verzoeker en de betrokken neuro­
loog. Zo komen we tot een gewogen
rapport, krachtiger en betrouwbaarder
dan wanneer een individuele neuroloog
getuige-deskundige is. De vereniging
sluit voor de leden een aansprakelijkheids­
verzekering af.’
Opleiding
De KNO-vereniging heeft een ander
initiatief ontplooid. Oud-voorzitter Kees
Brenkman: ‘Het is onze ervaring dat er
grote verschillen zijn in de oordelen van
getuige-deskundigen, een oordeel niet
altijd overeenkomt met de standaard van
zorg en dat er weinig terugkoppeling is
naar de leden. Omdat we tot een breed
gedragen en bekende normstelling wilden
komen, hebben we, met subsidie van de
Stichting Kwaliteitsgelden Medisch
Specialisten (SKMS), de opleiding Medische
expertise voor medisch specialisten
opgezet.’ Voor de tweedaagse cursus werd
een rechter en een hoogleraar privaatrecht
aangetrokken. Brenkman zet de belangrijk­
ste inzichten op een rij: ‘De cursus heeft
ons geleerd dat een getuige-deskundige
zich bewust moet zijn van de onbewuste
cognitieve valkuilen. Je weet de uitkomst,
maar moet kijken naar het proces van
handelen. Daarnaast is basale kennis over
juridische zaken essentieel en moet je je
oordeel toetsen aan de beroepsgroep. Tot
slot vinden wij dat je moet ’meten aan de
maatman’. Dat wil zeggen dat de getuigedeskundige de gewone standaard moet
vertegenwoordigen. Een getuige-deskundi­
ge hoeft niet altijd een hoogleraar te zijn.’
25
Roelof van Blommestein van de Raad
Kwaliteit sluit de invitational conference af.
‘Wij willen de professionalisering van de
getuige-deskundige vanuit de Raad
Kwaliteit graag oppakken. Het zal een
lange weg zijn alle ongemakken te
benoemen en weg te nemen, maar we zien
dat als een mooie uitdaging.’
Jurjan Geertsma
‘De inzet van een getuige-deskundige
is schadebeperkend en draagt bij
aan een goed oordeel door de rechter’
De Specialist • december 2014 • nummer 4
snel bij een hoogleraar uit, soms wijken
we zelfs uit naar het buitenland.’ Ze geeft
aan dat in de terughoudendheid om te
getuigen het gevoel geen verrader te
willen zijn een grote rol speelt. ‘Maar wat is
nou belangrijker? Iemand die zijn vak niet
verstaat en de gezondheid van mensen in
gevaar brengt, moet worden aangepakt.
Als getuige-deskundige zorgt u voor
transparantie en betere kwaliteit van zorg.’
26
Federatie KLAAR
VOOR DE toekomst
De Orde van Medisch Specialisten houdt als individuele ledenvereniging op te bestaan. Per 1 januari 2015
start de Federatie Medisch Specialisten van de wetenschappelijke verenigingen. Het doel van de federatie
is inmiddels genoegzaam bekend: krachtenbundeling van alle wetenschappelijke verenigingen en dus
van alle medisch specialisten. Met een sterke organisatie kunnen we onze invloed in het veranderende
zorglandschap behouden en versterken.
Bestuur
Nieuwe aangesloten beroepsgroepen
Het bestuur van de Federatie Medisch Specialisten in
oprichting zal bestaan uit zeven leden:
Frank de Grave, algemeen voorzitter
Huib Cense, vice-voorzitter,
chirurg in het Rode Kruis Ziekenhuis
Marcel Daniëls, voorzitter Raad Kwaliteit,
cardioloog in het Jeroen Bosch Ziekenhuis
Marianne ten Kate-Booij, voorzitter Raad Opleiding,
gynaecoloog in het Erasmus MC
Robert Sie, voorzitter Raad Beroepsbelangen,
anesthesioloog in het Rijnland ziekenhuis
(belangenbehartiging collectieven)
Léon Winkel, vice-voorzitter Raad Beroepsbelangen,
kinderarts in het Kennemergasthuis (belangenbehartiging medisch specialisten in dienstverband).
Han Laméris, kwartiermaker Raad Wetenschap, emeritus
hoogleraar radiologie in het AMC-UvA.
Naast de wetenschappelijke verenigingen van medisch
specialisten nemen ook de Nederlandse Vereniging voor
Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde, de
Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica en de
Nederlandse Vereniging van ZiekenhuisApothekers deel
aan de Federatie Medisch Specialisten. Zij nemen geen
deel aan de Raad Beroepsbelangen.
Lidmaatschap
Vanaf 1 januari 2015 zijn medisch specialisten via het
lidmaatschap van de eigen wetenschappelijke vereniging
aangesloten bij de Federatie Medisch Specialisten.
Medisch specialisten in dienstverband zijn automatisch
ook lid van de LAD. De LAD wordt verantwoordelijk voor de
uitvoering van de cao-onderhandelingen voor de medisch
specialisten in dienstverband. De collectieve belangenbe­
hartiging voor vrij beroepsbeoefenaren is in handen van
de federatie. De federatie is tevens verbonden met de KNMG.
De Specialist • december 2014 • nummer 4
Contributie
De federatiebijdrage bedraagt € 500,- per jaar en is voor
alle medisch specialisten gelijk. De wetenschappelijke
verenigingen dragen dit bedrag af aan de Federatie
Medisch Specialisten. Voor deze bijdrage ontvangen de
aangesloten medisch specialisten collectieve belangen­
behartiging op het gebied van kwaliteit, opleiding,
wetenschap (hiervoor wordt een Raad Wetenschap
ingesteld) en beroepsbelangen, inclusief de cao-onder­
handelingen door de LAD. Daarnaast ontvangen de
medisch specialisten individuele dienstverlening (via het
Kennis- en Dienstverleningscentrum), Medisch Contact,
nieuwsbrieven en kortingen op verzekeringen.
Overige leden
De Federatie Medisch Specialisten kent geen individuele
leden. Voor de huidige seniorleden wordt een nieuwe
stichting opgericht zodat ook zij verbonden kunnen
blijven met de Federatie Medisch Specialisten, de KNMG
en toegang hebben tot de Artseninfolijn. De meeste
buitengewone leden, die niet zijn aangesloten via een
wetenschappelijke vereniging, kunnen zich aansluiten bij
de LAD. A(n)ios worden vertegenwoordigd door De Jonge
Specialist die betrokken is bij de raden en het bestuur van
de federatie.
Kennis- en Dienstverleningscentrum
Via het nieuw op te richten Kennis- en Dienstverlenings­
centrum waarin ook de LAD participeert, kunt u blijven
rekenen op individuele dienstverlening zoals juridische
advisering op tal van gebieden zoals ondernemingsrecht
(waaronder bindend advies goodwill), arbeidsrecht,
advisering van groepen medisch specialisten zoals
medische staven, collectieven en verenigingen medisch
specialisten in dienstverband. U heeft recht op 20 uur
individuele dienstverlening per jaar. Ook kunt u
gebruikmaken van (pakket)kortingen op verzekeringen.
Het Kennis- en Dienstverleningscentrum is voor vragen
en advies bereikbaar op het vertrouwde nummer
(030) 2823 666 (huidige nummer Infodesk).
Meer informatie
Verdere informatie vindt u op
www.samenwerkenaaneenfederatie.nl.
De Specialist is een uitgave
van de Orde van Medisch
Specialisten en verschijnt
vier keer per jaar in een oplage van 16.000 exemplaren
Infodesk
De Infodesk van de Orde van
Medisch Specialisten (OMS)
is het eerste aanspreekpunt
voor vragen en advies over:
lidmaatschap van de OMS,
producten en diensten van
de OMS, juridische, financiële
en organisatorische randvoorwaarden van de praktijkuitoefening, kwaliteitsbeleid
Telefoon (030) 28 23 666
E-mail [email protected]
Redactie-adres
OMS, Afdeling Communicatie
Postbus 20057
3502 LB Utrecht
(030) 28 23 672
[email protected]
Eindredactie
OMS, afdeling Communicatie
Agenda 2014
De agenda biedt een overzicht van bijeenkomsten, congressen
en andere belangrijke data die interessant kunnen zijn voor
iedere medisch specialist.
19 JANUARI
26 MAART 2015
AVONDSYMPOSIUM ‘COACHING, WHO CARES?’
CONGRES GEPASTE ZORG:
SAMEN BESLISSEN IN DE SPREEKKAMER
Op maandagavond 19 januari 2015 presenteert de
Werkgroep Zorg 2015 haar visiedocument ‘Coaching,
who cares?’. Het document is een vervolg op het
visiedocument ‘Coach Cure & Care 2025’ dat de
werkgroep in oktober 2013 uitbracht. In het nieuwe
document is het ‘coach-deel’ nader uitgewerkt.
Het avondsymposium valt op Blue Monday, als
de dagen donker, de goede voornemens mislukt
en de vakanties nog ver weg zijn. Op deze notoir
deprimerende dag kan iedereen wel wat coaching
gebruiken. Dus save the date alvast en raadpleeg
www.dejongespecialist.nl voor nieuws over de locatie
en de aanmeldprocedure.
Op donderdag 26 maart vindt in het Media Plaza te
Utrecht de tweede editie van het Congres Gepaste
Zorg plaats onder de titel: ‘Samen beslissen in de
spreekkamer. De arts en patiënt in de lead’.
Redactie en bladcoördinatie
Selma Lagewaardt,
Tekstbureau De Nieuwe Lijn,
Rotterdam
Fotografie
Theo Captein
Fotostudio Jan en Olaf (p.3)
ZorginBeeld,
Frank Muller (p.10)
Merianne Theunissen,
Medische Fotografie,
Atrium MC (p.11)
Illustratie
Michiel Moorman (p.18)
Vormgeving
IJzersterk, Rotterdam
Druk
Van As, Oud Beijerland
Advertentieverkoop
OMS, Afdeling Communicatie
(030) 28 23 657
[email protected]
Overnemen van de
inhoud, geheel of
gedeeltelijk, is
toegestaan mits met
bronvermelding.
ISSN: 1572-252X
Kijk voor het laatste nieuws op
www.orde.nl
27
In de spreekkamer streven artsen én hun patiënten
naar goede en betaalbare zorg. Hoe kunt u als arts of
zorginstelling voldoende informatie aan patiënten
geven over de verschillende behandelopties, voorde­
len, nadelen en risico’s? Hoe kunt u de patiënt nog
beter bij de besluitvorming betrekken? En hoe
kunnen zorgverzekeraars het gesprek tussen arts en
patiënt in de spreekkamer stimuleren?
Een dag vol inspirerende lezingen en praktijkverhalen
om Samen Beslissen in de spreekkamer vanzelfspre­
kend te maken. Meer informatie staat binnenkort op
onze website www.orde.nl.
CURSUSAANBOD ACADEMIE VOOR MEDISCH SPECIALISTEN
LEERGANG MEDISCH MANAGEMENT
IN HET ZIEKENHUIS
De leergang medisch management in het ziekenhuis
biedt een algemene en uitgebreide inleiding in
medisch management voor medisch specialisten en
overige leden van medische staven. De leergang
bestaat uit negen modules: beleid, ziekenhuisorgani­
satie, financiën, personeelsbeleid, marketing en
kwaliteit, samenwerken, timemanagement, vergader­
techniek én onderhandelen. Met een vaste groep
medecursisten en zeer ervaren docenten.
Utrecht. Prijs leden OMS/LAD (of NVZA) én VvAA:
€ 3.550,- ; niet-leden: € 4.050,-.
Start 8 januari 2015 (duur: 9 dagen)
LEERGANG ETHIEK: TERUG NAAR DE BRONNEN
Als medicus wordt u voortdurend geconfronteerd met
morele vragen. Over de kwaliteit van leven
en de kwaliteit van sterven. Over de zin van het
medisch handelen als de gevolgen mensonterend
kunnen zijn. Of over de vraag of geld wel of geen rol
mag spelen. Geen gemakkelijke vragen.
Onder leiding van een aantal hoogleraren gaat u
terug naar de klassieke bronnen en staat u met
een kleine groep collegae stil bij morele vragen in
uw praktijk en in uw eigen leven.
Utrecht. Prijs leden OMS/LAD (of NVZA) én VvAA:
€ 4.450,- ; niet-leden: € 4.750,-.
Start 8 januari 2015 (duur: 10 dagen)
Voor meer informatie en inschrijvingen:
www.academiemedischspecialisten.nl
Alle cursussen zijn geaccrediteerd door ABAN.
De Specialist • december 2014 • nummer 4
COLOFON
[Advertentie]
DE ZIEL VAN DE OCEAAN
De Volvo Ocean Race is de zwaarste zeilwedstrijd ter wereld.
De ziel van deze uitzonderlijk menselijke uitdaging hebben
onze designers gevangen in de Volvo XC60 Ocean
Race Edition. De unieke Ocean Race-stijlelementen ziet u niet
alleen aan het exterieur van de XC60. Ook in het interieur is
een sportieve sfeer gecreëerd. Bovendien beschikt deze
exclusieve editie over o.a. verwarmbare voorstoelen, een
elektrisch bedienbaar glazen panorama dak* en Park Assist.
U rijdt de Volvo XC60 Ocean Race Edition vanaf €54.495 en
hij is niet alleen voor de watersportliefhebber, maar
voor iedereen die een heel speciale Volvo wil rijden.
ONTDEK DE XC6 0 OCE AN R ACE EDITION
OP VOLVOCARS.NL /OCE ANR ACE
*Het elektrisch bedienbaar glazen panorama dak is niet afgebeeld, maar wordt wel standaard geleverd op de Volvo XC60 Ocean Race Edition.
Volvo XC60 Ocean Race Edition v.a. € 54.495 incl. 21% btw en bpm. Raadpleeg voor additionele kosten de verkoopvoorwaarden op www.volvocars.nl. Leasen v.a. € 899 p.m., excl. btw en brandstof, o.b.v. Full Operational
Lease, 60 mnd, 20.000 km p.j., Volvo Car Lease: 020-65 873 10 (kantooruren). Wijzigingen voorbehouden. Gem. verbruik: 4,5 - 6,4 l/100 km (22,2 - 15,6 km/l), gem. CO2-uitstoot resp. 117 - 169 g/km.